Nota Welstandsnota

Documentdatum 10-02-2004
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Nota
Samenvatting

WELSTANDSNOTA GEMEENTE HELMOND

LOKETCRITERIA

voor veel voorkomende kleine bouwplannen

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

(:

Deze deel nota is deels gebaseerd op de nota 'Sneltoetscriteria voor veel

voorkomende kleine bouwplannen' die in opdracht van de provinciaal

werkende welstandsorganisaties onder supervisie van Stichting Dorp,

Stad & Land is opgesteld door SCHOUT, ruimtelijke vormgeving en beleid,

te Rotterdam. Veel inhoudelijke aspecten, foto's en afbeeldingen zijn

integraal overgenomen uit deze nota.

Projectnummer: BOE03-HELOOOO6-03B

Word bestand: WSN03-HELOOO06-03B

Datum: november 2003

CROONEN

ADVISEURS

Croonen Adviseurs b.v. . strategie. ordening & vorm

Hoft van Hollantlaan 7 Postbus 435 . 5240 AK Rosmalen

tel (073) 523 39 00 . fax (073) 523 39 99

-

e-mail bureau@croonen.nl . internet www.croonen.nl

Welstandsnota Gemeente Helmond' loketcriteria

INHOUD

1 INLEIDING 1

1.1 Algemeen 1

1.2 Toepassingen en gebruik 1

1.3 Uitgangspunten 3

1.4 Precedentwerking 6

2 LOKETCRITERIA 9

2.1 Algemeen 9

2.2 Aan- en uitbouwen 9

2.3 Bijgebouwen en overkappingen 13

2.4 Kozijn- en gevelwijzigingen 15

2.5 Dakkapellen 17

2.6 Erfafscheidingen 21

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Indeling welstandsnota Gemeente Helmond

Gemeente Helmond

ALGEMEEN DEEL

Juridisch/organisatorisch kader en basisdeel welstandsnota

Bebouwingstypen

LOKETCRITERIA

(lichte

bouwvergunningsprocedure)

Uitwerking

Stiphout

Uitwerking

NoordwestlWest

Uitwerking

't Hout

Uitwerking

Noord/Oost

GEBIEDSUITWERKING

(reguliere

bouwvergunningsprocedure)

Uitwerking

Binnenstad

Uitwerking

Rijpelberg/

Brouwhuis

Uitwerking

Dierdonk!

Brandevoort

Uitwerking

Werkgebieden

Uitwerking Buitengebied

1.1

ALGEMEEN

Met de inwerkingtreding van de Woningwet 2002

heeft ook de bouwvergunningprocedure een wijzi-

ging ondergaan. De Woningwet 2002 kent een

tweedeling naar type bouwwerk, te weten vergun-

ningvrije en vergunningplichtige bouwwerken. Met

betrekking tot vergunningplichtige bouwwerken is

bovendien een lichte en een reguliere bouwvergun-

ningprocedure geïntroduceerd.

Bij Algemene maatregel van bestuur (AMvB) is het

onderscheid tussen bouwvergunningvrije bouwwer-

ken en bouwwerkzaamheden waarvoor een lichte

bouwvergunningprocedure dient te worden

gevoerd, verder uitgewerkt. Deze AmvB betreft het

Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergun-

ningplichtige bouwwerken (het Bblb), welk besluit

gelijktijdig met de Woningwet 2002 op 1 januari

2003 in werking is getreden.

Een aanvraag om een bouwvergunning voor een

licht-bouwvergunning-plichtig bouwwerk moet

binnen 6 weken worden afgehandeld. Bij over-

schrijding van deze termijn is een vergunning van

rechtswege verleend.

Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken betref-

fen kleine, veel voorkomende bouwwerken zoals

dakkapellen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen,

dakramen, antennes en dergelijke, die in beginsel

bouwvergunningsvrij zijn, maar die niet voldoen

aan de kenmerken, verbonden aan het bouwver-

gunningsvrij zijn. Zij zijn bijvoorbeeld te groot of te

hoog of zijn gesitueerd op een andere plaats dan

vereist om bouwvergunningsvrij te kunnen zijn. De

bouwvergunningvrije bouwwerken zijn limitatief

opgesomd in de artikelen 2 en 3 van het Bblb. In

de artikelen 3 en 4 van het Bblb is vervolgens

bepaald, dat deze bouwwerken niet meer bouw-

vergunningvrij zijn, maar licht-bouwvergunning-

plichtig.

Met betrekking tot een aantallicht-bouwvergun-

ningplichtige bouwwerken is in artikel 7 van het

Bblb de verplichting neergelegd tot het in de wel-

standsnota vastleggen van zogenaamde loketcrite-

ria.

Het gaat hier om objectieve welstandscriteria die

de planindiener vooraf zoveel mogelijk duidelijk-

heid dienen te geven over de aanvaardbaarheid

van het bouwplan vanuit oogpunt van welstand.

Loketcriteria kunnen dus worden gezien als een

verzameling 'standaardoplossingen' die in elk geval

uit oogpunt van welstand geen bezwaren zullen

oproepen. Wanneer een bouwplan in overeenstem-

ming is met de loketcriteria kan de vergunning

binnen zeer korte termijn worden verleend.

Loketcriteria zijn slechts voor een beperkt aantal

van de in het Bblb genoemde licht-bouwvergun-

ningplichtige bouwwerken verplicht. Het betreft

namelijk enkel de licht-bouwvergunningplichtige

bouwwerken die zijn genoemd in artikel 4 juncto

artikel 2 van het Bblb.

Het gaat om de volgende bouwwerken:

aan- en uitbouwen;

bijgebouwen en overkappingen;

kozijnen, kozijninvullingen, luiken en geveIpa-

nelen;

dakkapellen;

erf- en perceelsafscheidingen.

-1-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

INLEIDING

Eén van de meest onderscheidende kenmerken,

waardoor hier sprake is van een licht-bouwvergun-

ningplichtige situatie, in plaats van een bouwver-

gunningsvrije situatie, betreft de situering aan de

voorkant, dan wel aan zijkant, voor zover gren-

zend aan de weg of openbaar groen, alsmede

wanneer sprake is van een monument of ligging

binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht.

1.2

TOEPASSINGEN EN GEBRUIK

De loketcriteria kunnen gebruikt worden voor:

preventieve toetsing van licht-vergunningplichti-

ge bouwplannen;

repressieve toetsing van vergunningvrije bouw-

plannen;

vrijwillige toetsing van vergunningvrije bouw-

plannen.

Preventieve welstandstoetsing

Als sprake is van een bouwvergunningplichtig

bouwplan, wordt aan de hand van het Bblb (zie

bijlage 2) bepaald of een lichte of reguliere proce-

dure dient te worden gevolgd. Alle vergunning-

plichtige bouwplannen dienen in elk geval te wor-

den getoetst aan het bestemmingsplan, de bouw-

verordening, het bouwbesluit en aan redelijke

eisen van welstand.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena

Bij de lichte bouwvergunning procedure heeft het

college van burgemeester en wethouders de moge-

lijkheid om zelf te toetsen aan redelijke eisen van

welstand zonder advies te vragen aan de welstands-

commissie. Het college kan deze toets in haar naam

door een ambtenaar van bouw- en woningtoezicht

laten verrichten overeenkomstig het advies van haar

welstandscommissie en met verwijzing naar de

loketcriteria. Wanneer een bouwplan niet aan de

loketcriteria voldoet of wanneer sprake is van een

bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de

toepasbaarheid van deze criteria, kan het bouwplan

alsnog aan de welstandscommissie of een door de

commissie gemandateerd lid worden voorgelegd.

De welstandscommissie zal in deze gevallen met

inachtneming van de gestelde loketcriteria en van

onder andere de gebiedsgerichte of de algemene

welstandscriteria beoordelen of het bouwplan vol-

doet aan redelijke eisen van welstand.

Op deze manier kunnen licht-bouwvergunningplich-

tige bouwwerken die in eerste instantie niet vol-

doen aan de loketcriteria alsnog door de wel-

standscommissie bezien worden in relatie tot de

context van het gebied, waarin het bouwplan

wordt geplaatst.

Van een bijzondere situatie is in elk geval altijd

sprake bij bouwen in door het Rijk aangewezen

beschermde stads- of dorpsgezichten en bij bou-

wen bij, op of aan door het Rijk, de provincie of de

gemeente aangewezen beschermde monumenten.

Repressieve welstandstoetsing

Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige

mate in strijd is met redelijke eisen van welstand

kunnen burgemeester en wethouders degene die

tot het opheffen van die strijdige situatie bevoegd

is, aanschrijven om die strijdigheid op te heffen

(behoudens in welstandsvrije gebieden en bij wel-

standsvrije objecten).

Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met

redelijke eisen van welstand, indien sprake is van

excessen. Dat wil zeggen ingeval van buitensporig-

heden in het uiterlijk, die ook voor niet-deskundi-

gen evident zijn. Vaak heeft dit betrekking op het

afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving,

het ontkennen of vernietigen van architectonische

bijzonderheden, armoedig materiaalgebruik, toe-

passing van felle of contrasterende kleuren, te

opdringerige reclames of een te grove inbreuk op

wat in de omgeving gebruikelijk is.

De excessenregeling geldt ook voor vergunningvrije

bouwwerken. Vergunningvrije bouwwerken die vol-

doen aan de loketcriteria, zijn in elk geval niet in

strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijkin-

gen daarvan zullen burgemeester en wethouders

desgevraagd beoordelen of het bouwwerk in ern-

stige mate met die criteria in strijd is.

Vrijwillige welstandstoetsing

Om te voorkomen dat men achteraf wordt gecon-

fronteerd met redelijke eisen van welstand, kan

een initiatiefnemer van een te bouwen vergunning-

vrij bouwwerk het plan daarvoor uit eigen bewe-

ging ('vrijwillig') laten toetsen aan redelijke eisen

van welstand. De loketcriteria kunnen in een derge-

lijk geval dan ook dienen als adviserend kader.

- 2-

, Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

1.3

UITGANGSPUNTEN

Bij het opstellen van de loketcriteria zijn de volgen-

de uitgangspunten gehanteerd:

Relatie met het bestemmingsplan

In artikel 44 van de Woningwet 2002 is bepaald

dat een bouwvergunning slechts mag en moet wor-

den geweigerd als deze niet voldoet aan onder

andere de bouwverordening, bestemming plan of

redelijke eisen van welstand. De welstandstoetsing

dient alleen betrekking te hebben op het uiterlijk

en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zich-

zelf als in verband met de omgeving of de te ver-

wachten ontwikkelingen daarvan. Vaste jurispru-

dentie is dat indien een bouwwerk in overeenstem-

ming is met het bestemmingsplan, dit bouwwerk

Als niet wordt voldaan aan

de loketcriteria. bij twijfel of

in geval van door het Rijk

aangewezen beschermde

stads- of dorpsgezichten en

bij. op of aan door het Rijk.

de provincie of de

gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Toetsin naast loketcriteria

ook aan overige in de

welstandsnota opgenomen

beoordelingskaders

(afhandelingtermijn van 6

weken blijft)

Welstandstoetsing door

gemandateerde

ambtenaar of lid

welstandscommissie.

In beginsel alleen

toetsing aan:

-loketcriteria

Bij verwijzing toetsing

aan:

-gebiedsgerichte criteria

-criteria spec.

bouwwerken

uit oogpunt van welstand niet meer kan worden

afgewezen op basis van plaatsing en maatvoering

zoals in het bestemmingsplan is vastgelegd.

Bestemmingsplanvoorschriften gaan dus voor op

de welstandscriteria. Een en ander is vastgelegd in

artikel 12, lid 3 van de Woningwet 2002. Dit houdt

in dat welstandscriteria in beginsel geen eisen kun-

nen stellen aan zaken die al geregeld zijn in het

bestemmingsplan of in het Bouwbesluit. Wel kun-

nen de welstandscriteria een aanvullende werking

hebben op het geregelde in het bestemmingsplan

of in het Bouwbesluit.

Voor de in deze nota opgenomen loketcriteria is

ervan uitgegaan dat het bestemmingsplan maatge-

vend is. Dat wil niet zeggen dat er geen loketcriteria

Welstandstoetsing door

welstandscommissie en

monumentencommissie

Toetsing aan:

-gebiedsgerichte criteria

-criteria spec.

bouwwerken

-algemene criteria

-criteria vastgelegd in

plannen voortvloeiend

uit

WRO, Mw, WSDV en Nb

- 3-

I:r'JI JElr)Ir~~'

over plaatsing en maatvoering zijn opgenomen.

Deze hebben dan echter betrekking op de visuele

kwalitatieve hoedanigheid van het bouwwerk. Bij

het bestemmingsplan ligt het primaat voor wat

betreft functie, plaatsing en maatvoeringen van

kleine bouwwerken.

Voor. en achterkant benadering (Bblb)

De voor- en achterkant benadering houdt in dat er

met het oog op stedenbouw en welstand in een

aantal gevallen verschil moet worden gemaakt tus-

sen het bouwen aan de voorkant en aan de achter-

kant van een bouwwerk. Vanuit welstandsoptiek is

het bouwen aan de voorkant in het algemeen

kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant.

Onder voorkant wordt in dit verband verstaan de

voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voor-

zijde van een gebouw alsmede de zijgevel, het zij-

erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw

voor zover die zijde (zijdelings) is gekeerd naar de

weg of naar het openbaar groen.

Onder achterkant wordt verstaan de achtergevel,

het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde

van een gebouw alsmede de zijgevel, het zijerf en

het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor

zover die zijde (zijdelings) .!ligj; gekeerd is naar de

weg of naar het openbaar groen.

Voor het begrip 'weg' wordt aangesloten bij de

regeling in de Wegenverkeerswet. Bij het begrip

'openbaar groen' moet worden uitgegaan van het-

geen daaronder in het normale spraakgebruik

wordt verstaan, zoals parken, plantsoenen en

speelveldjes die het gehele jaar (of een groot deel

van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

'Gekeerd naar de weg of het openbaar groen'

impliceert dat tussen het gebouw of het erf en de

weg of het openbaar groen een directe feitelijke

relatie is. Die relatie is er niet, indien tussen het

gebouw of het erf en de weg of het openbaar

groen andere begrenzende elementen aanwezig

zijn, zoals het erf van de buren, bos, (bij)gebouwen

of water. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een

sloot als scheidend element ondanks het feit dat

een zijkant is gekeerd naar de weg of het open-

baar groen, toch sprake is van een achterkant in

plaats van een voorkant.

Met het oog op behoud van kwaliteit worden

bouwwerken aan de voorkant altijd kritischer

beoordeeld dan bouwwerken aan de achterkant.

In de loketcriteria is daarom voor een aantal bouw-

werken onderscheid gemaakt tussen bouwwerken

aan de voorkant en bouwwerken aan de achter-

kant.

Voor dakkapellen, aan- en uitbouwen, bijgebou-

wen en overkappingen is daarop aansluitend in de

welstand criteria onderscheid gemaakt in criteria

voor de voorkant en criteria voor de achterkant,

zoals deze begrippen in het Bblb zijn vastgelegd.

Opvallend is dat er sprake is van een overlap tussen

voor- en achterkant. Dit vloeit met name voort uit

de definities zoals die in het Bblb worden gegeven

voor de begrippen erf, achtererf, voorerf en zijerf.

Als gevolg van deze definities is er in werkelijkheid

ook sprake van een gedeeltelijke overlap van de

onderscheiden erven.

Uit de Nota van toelichting bij het Bblb kan wor-

den geconcludeerd, dat het voorerf in deze maat-

gevend is voor de bepaling van de voorkant. Een

bouwplan dat is gesitueerd in het overlapgebied

erf/zijerf, zal dus als een bouwplan aan de voor-

kant moeten worden beoordeeld.

- 4-

Met de in het Bblb opgenomen definities wordt

overigens nog niet de vraag beantwoord welke

gevels nu als voor-, achter- en/of zijgevel moeten

worden aangemerkt. Voor het antwoord op die

vraag is bepalend welke gevel in het concrete geval

als voorgevel moet worden beschouwd. Wanneer is

vastgesteld welke gevel de voorgevel is, kan vervol-

gens eenvoudig worden bepaald welke gevel de

achtergevel is en dus ook welke gevels zijgevels

zijn.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Er zijn gevallen denkbaar waarin discussie kan ont-

staan. In dergelijke gevallen moet voor het bepalen

welke gevel de voorgevel is, primair worden afge-

gaan op de ligging van de voorgevelrooilijn, zoals

die in het bestemmingsplan of in de bouwverorde-

ning is aangegeven. Als ook dan nog twijfel

bestaat zal de feitelijke situatie doorslaggevend zijn

voor de vraag waar zich de voorgevel bevindt.

één voorgevel heeft. Onder verwijzing naar de

jurisprudentie inzake het bouwvergunningvrij bou-

wen bij hoekwoningen kan dus niet gesteld wor-

den dat een hoekwoning, waarbij sprake is van

twee voorgevelrooilijnen, ook twee voorgevels

heeft.

Mede aan de hand van de jurisprudentie kunnen

daarvoor als aanknopingspunten worden gehan-

teerd de systematiek van huisnummering (waar

zich het huisnummer bevindt), de zijde van het

gebouw waar zich de voordeur of hoofdingang

bevindt, de plaats waar de brievenbus is aange-

bracht en de plaats waar zich de hoofdontsluiting

van het perceel bevindt.

Voor de goede orde wordt erop gewezen dat voor

de toepassing van dit besluit een gebouw slechts

'Objectieve' loketcriteria

De intentie van de Woningwet 2002 is dat gemeen-

ten een toetsbaarder, objectiever en transparanter

welstandsbeleid formuleren en uitvoeren. Dit bete-

kent enerzijds dat er een grote duidelijkheid moet

zijn over het welstandstoezicht, en anderzijds dat

de criteria een bepaalde eenduidigheid moeten

hebben, met andere woorden 'objectief' toetsbaar

moeten zijn.

Dit hoeft niet te betekenen dat de loketcriteria

altijd 100% meetbaar, dus absoluut van aard, zijn.

Absolute criteria leveren slechts één mogelijk

- 5-

~

..iL

resultaat op, terwijl objectieve loketcriteria ook

relatief van aard kunnen zijn, dus naar verhouding

meer mogelijke oplossingen bieden in relatie tot

omgeving, tijdsbeeld en/of gewenste ontwikkelin-

gen. Omdat veel van deze factoren locatieafhanke-

lijk zijn, is het opstellen van absoluut meetbare cri-

teria niet eenvoudig. Absoluut meetbare criteria

met betrekking tot materiaal, kleur en detaillerin-

gen kunnen bijvoorbeeld alleen per gebied of

bouwstijl geformuleerd worden. Waar door de

omgevingsafhankelijke factoren absoluut meetbare

criteria niet mogelijk zijn, worden relatieve criteria

gebruikt. Daarbij wordt veelal verwezen naar ver-

gelijkbare kenmerken van het hoofdgebouw,

belendende bebouwing of bouwblok.

Helderheid en herkenbaarheid van gebouwen

Een gebouw heeft vaak een herkenbare hoofd-

vorm of is opgebouwd uit meerdere in samenhang

ontworpen delen. Elk deel is meestal zelf ook weer

zorgvuldig opgebouwd uit massa's en vlakken en

die zijn vervolgens ook zelf weer in samenhang

met de rest ontworpen. Bij de toetsing van plan-

nen wordt gekeken of deze samenhang en zorgvul-

digheid in het plan aanwezig zijn dan wel geres-

pecteerd worden. In de loketcriteria is dit thema

als uitgangspunt gehanteerd.

Bij de loketcriteria is in het algemeen uitgegaan

van een standaard plan voor het betreffende type

bouwwerk. Alle uitzonderingen daarop verdienen

extra aandacht en worden dus door een welstands-

commissie beoordeeld op redelijke eisen van wel-

stand.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena

1.4

PRECEDENTWERKING

In veel gevallen wordt door de aanvrager verwezen

naar eerder uitgevoerde en dus vaak goedgekeur-

de bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan als

precedent werken voor overige bouwplannen. Dit

levert voornamelijk bij uitgevoerde bouwwerken

die achteraf niet voldoen aan redelijke eisen van

welstand, problemen op. Hierdoor wordt de onge-

wenste willekeur van de welstandscommissie alleen

maar versterkt. Door een gebiedsgericht beleid te

voeren kan de gemeente voor een groot deel bear-

gumenteerd de verwijzingen naar eerder uitgevoer-

de bouwwerken ter zijde leggen. Enkel verwijzin-

gen door bouwaanvragers naar eerder uitgevoerde

bouwwerken in de omgeving van het geplande

bouwwerk kunnen vervolgens nog eventuele een

rol spelen. Dit sluit niet echter alle precedentwer-

king uit. Ook in de directe omgeving zijn namelijk

vaak voorbeelden aan te dragen die niet voldoen

aan redelijk eisen van welstand. Het op deze

manier volledig uitsluiten van precedentwerking

van 'slechte' voorbeelden is dan ook een illusie.

Aanvragers zullen altijd met voorbeelden aanko-

men. Om hierin te sturen kunnen in het gebiedsge-

richt of objectgericht welstandsbeleid beleidsrichtin-

gen worden opgenomen. Daarbij zijn drie beleids-

keuzes aan te geven:

1 Bestaande situatie is maatgevend.

2 Nieuw beleid is maatgevend (uitsterfregeling).

3 Vastgelegde trendsetter is maatgevend.

Ad 1

Bestaande situatie is maatgevend.

Met de vaststelling dat de bestaande situatie maat-

gevend is, kiest de gemeente ervoor dat eerder

toegestane bouwwerken bepalend zijn voor wel-

standstoetsing. Een bouwplan voldoet dan in ieder

geval aan redelijke eisen van welstand als deze

identiek is aan:

een in het betreffende bouwblok of in de

betreffende straat eerder gerealiseerd exem-

plaar,

een door de welstandscommissie goedgekeurd

exemplaar, of

een door B&W gedoogd of via handhaving niet

'aangepakt' exemplaar.

Zo zullen bijvoorbeeld dakkapellen aan de voor-

kant die reeds gebouwd zijn, bepalend zijn voor

nieuwe bouwaanvragen. Dit heeft tot gevolg dat

reeds gebouwde bouwwerken die niet voldoen aan

redelijke eisen van welstand, ook bepalend zijn.

Ad 2

Nieuw beleid is maatgevend (uitsterfregeling).

In tegenstelling tot de bestaande situatie kan de

gemeente ook kiezen om het nieuwe beleid als

richtinggevend vast te stellen. Eerder toegestane

bouwwerken zullen niet verwijderd worden, maar

langzamerhand verdwijnen (uitsterven) doordat

het nieuwe beleid bepalend is. Het door bouwaan-

vragers verwijzen naar deze eerder toegestane

exemplaren gaat niet meer op, omdat de gemeen-

te een duidelijk beleidsstandpunt heeft bepaald.

Het nieuwe beleid ten aanzien van bouwplannen

dient in dit geval wel duidelijk te worden vertaald

in welstandscriteria, waaraan consequent getoetst

dient te worden. Indien er desondanks wordt afge-

weken van de opgenomen welstandscriteria, dan

dient het welstandsadvies van een goede argumen-

tatie te zijn voorzien. Een dergelijke afwijking zal

"7 "

bovendien vervolgens worden beschouwd als een

nieuwe uitzondering/mogelijkheid. Bij deze beleids-

keuze, is het gevaar aanwezig dat er nieuwe prece-

dentvoorbeelden ontstaan.

Ad 3

Vastgelegde trendsetter is maatgevend.

Een tussenoplossing bestaat in de introductie van

zogenaamde trendsetters. Eerder door de gemeen-

te geselecteerde voorbeelden zijn dan richtingge-

vend voor de gewenste ontwikkelingen. Bij een

bouwaanvraag dienen deze trendsetters als voor-

beeld, waarnaar verwezen kan worden. Een trend-

setter kan afwijken van de nieuwe welstandscrite-

ria als (min of meer) geaccepteerde uitzonderin-

gen. Deze oplossing vraagt om een goed beheer

van eerder goedgekeurde bouwplannen.

Nieuwe trendsetters ontstaan meestal als een

bouwplan afwijkt van de welstandscriteria, maar

door de welstandscommissie niettemin als accepta-

bel wordt goedgekeurd. Tijdens de jaarlijkse evalu-

atie van het welstandsbeleid kunnen dergelijke

bouwplannen als trendsetter worden vastgelegd.

Het gevaar is echter wel aanwezig, dat er te snel

en te veel trendsetters worden vastgesteld,

waardoor nog steeds een bepaalde willekeur kan

ontstaan.

2.1

ALGEMEEN

In dit hoofdstuk worden loketcriteria gegeven voor

de bouwwerken, waarvoor ingevolge artikel 7

Bblb loketcriteria verplicht zijn, namelijk:

aan- en uitbouwen,

bijgebouwen en overkappingen,

kozijn- en gevelwijzigingen,

dakkapellen, en

erfafscheidingen,

Een bouwplan voor een bouwwerk als hiervoor

genoemd voldoet in ieder geval aan redelijke eisen

van welstand als:

het bouwwerk voldoet aan de door de

gemeente vastgestelde loketcriteria, of;

het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing en

vormgeving identiek is aan het oorspronkelijke

bouwwerk, mits de vervanging geen gevolg is

van repressief welstandstoezicht, of;

het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving

identiek is aan een in het betreffende bouw-

blok of straat eerder (afgelopen 3 jaar) als

zodanig door de welstandscommissie goedge-

keurd exemplaar (bij gelijkvormige

kapvormjwoningtype), of;

het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving

voldoet aan een door een architect vooraf ont-

worpen en door de gemeente geaccepteerde

optionele toevoeging of wijziging voor een

woonwijk.

Als er voor een bepaald type licht-bouwvergunning-

plichtig bouwwerk geen loketcriteria zijn opgeno-

men, zal het bouwplan door de welstandscommis-

sie getoetst worden aan redelijke eisen van wel-

stand. De welstandscommissie zal het bouwplan

dan beoordelen op basis van de gebiedsgerichte

enjof de algemene welstandscriteria zoals opgeno-

men in de welstandsnota. Het kan voorkomen dat

een bouwwerk in strijd is met de criteria, maar wel

een waardevolle enjof kwalitatieve toevoeging

vormt voor het hoofdgebouw of de omgeving.

Daarnaast kan het voorkomen dat juist het hoofd-

gebouw of de omgeving zich niet leent voor het

voorgestelde bouwwerk. Om dit soort situaties te

voorkomen is een vangnet gebruikt door het toe-

voegen van de regel: 'Deze criteria gelden, tenzij er

sprake is van een bijzondere situatie en er gerede

twijfel mag bestaan over de toepasbaarheid van de

genoemde criteria'. Bij het gebruik van dit vangnet

dient deugdelijk gemotiveerd te worden, waarom

er een uitzondering wordt gemaakt op de opge-

stelde criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is geba-

seerd op artikel 4:84 van de Algemene wet

bestuursrecht (Awb).

De hierna genoemde afstanden worden loodrecht

en maten buitenwerks (buitenzijde bouwwerk)

gemeten, tenzij anders is aangegeven.

2.2

AAN- EN UITBOUWEN

Omschrijving en uitgangspunten

Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoe-

ging van één bouwlaag aan (een gevel van) een

gebouw. Voor wat betreft de situering (rooilijnen)

en maximale afmetingen van bouwvergunning-

plichtige aan- en uitbouwen geldt primair de rege-

ling in het bestemmingsplan. Aan- en uitbouwen

worden in grote aantallen gerealiseerd.

- 9-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

La KETCRITERIA

- - -TI-- - - - - - - - - -- --- - ---

g>

s;

Q)

ro

.0

c

Q)

D.-

o

~~

openbare weg

li

,,+

--- ---

Q)

- - :<2.

's

Q)

1::

()

Cl>

-

#

1<2001 I

>1.00 1

~

~

~ bouwvergunningsvrij

~ licht vergunningsplichtig

Mogelijkheden binnen loketcriteria

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte,

zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De

voorkeur gaat daarom uit naar een aan- of uit-

bouw aan de achterkant: op achtererf of zijerf,

mits dit niet gekeerd is naar de weg of het open-

baar groen. Om het straatbeeld te respecteren en

intact te houden dient er bij de mogelijke toepas-

sing van aan- en uitbouwen aan de voorkant een

bufferzone aanwezig te zijn tussen gevel van de

aan-juitbouw en straat.

De gemeente streeft in gebieden met een samen-

hangende ruimtelijk-formele karakteristiek naar

een herhaling van gelijkvormige exemplaren die

passen bij het karakter van de straat en de gebou-

wen. Belangrijk is dat de contour en het silhouet

van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zicht-

baar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstra-

ling en volume ondergeschikt is aan het oorspron-

kelijke gebouw.

Welstandscriteria voor aan. en uitbouwen aan de

voorkant

Een aan- of uitbouw aan de voorkant voldoet aan

redelijke eisen van welstand als aan onderstaande

loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een aan- of

uitbouw niet aan onderstaande criteria of is er

sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel

aan de toepasbaarheid van de loketcriteria dan kan

de bouwaanvraag voor advies aan de welstands-

commissie worden voorgelegd. In geval van een

beschermd monument of een beschermd stads- of

dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie

om advies gevraagd.

Alaemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behoren-

de tot deze bebouwingstypen worden voorge-

legd aan de welstandscommissie en door de

commissie getoetst op de gebiedsgerichte crite-

ria.

De aan- of uitbouw is een ondergeschikte toe-

voeging aan het hoofdgebouw.

Geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld

een nieuwe aan- of uitbouw aan een bestaande

aan- of uitbouw).

Oppervlakte: inclusief overige op het zijerf aan-

wezige bebouwing, mag maximaal 50% van het

oorspronkelijk zijerf zijn bebouwd.

Aan de voorgevel:

Hoogte: niet hoger dan eerste bouwlaag van

het hoofdgebouwen minimaal 1 meter onder

de gootlijn.

Breedte: maximaal 50% van de breedte van de

oorspronkelijke voorgevel.

Diepte: maximaal 1.00 m gemeten vanaf oor-

spronkelijke voorgevel.

Plaatsing en aantal:

Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel

tot het voorerf minimaal 3.00 m.

De aan- of uitbouw aan de voorgevel mag niet

buiten de zijgevel uitsteken, geen hoekaan-

bouw.

Afstand van de aan- of uitbouw aan zijgevel

tot zijerfgrens minimaal 2.00 m.

Er is geen andere aan- of uitbouw aan de

betreffende gevel aanwezig.

Vormgeving:

Vormgegeven in één bouwlaag met een recht-

hoekige plattegrond.

Plat afgedekt.

Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van

hoofdgebouw. Bij erkers betekent dat, dat de

erker in het gat past van het oorspronkelijke

gevelelement, zowel qua breedte als qua hoog-

te.

Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan

die van de gevelramen en kozijnen van hoofd-

gebouw.

Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei-

den overstek, boeiboord en ornamenten.

Geen koppeling met een entreeluifel.

Maatvoering:

Aan de zijgevel:

Hoogte: niet hoger dan eerste bouwlaag van

het hoofdgebouwen minimaal 1 meter onder

de gootlijn.

Breedte: maximaal 75% van de breedte van de

oorspronkelijke zijgevel.

Diepte: maximaal 3.00 m gemeten vanaf oor-

spronkelijke zijgevel.

-10 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

achterkant (.Ijkent niet

nn wog af oponbaar uroan)

achIerkant niet aan

woU of openbaar groon

Materiaal en kleur:

Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en

profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie-

len hoofdgebouw.

Aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en

maximaal 75% openingenjglasvlak.

Bij tussenwoningen een eenvormige en onder-

geschikte overgang door bijvoorbeeld gemetsel-

de muur op erfgrens (muurdam) of met behulp

van scheidende penant.

Welstandscriteria voor aan- en uitbouwen aan de

achterkant

Een aan- of uitbouw aan de achterkant voldoet

aan redelijke eisen van welstand als aan onder-

staande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een

aan- of uitbouw niet aan onderstaande criteria of is

er sprake van een bijzondere situatie of gerede

twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria,

dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de wel-

standscommissie worden voorgelegd. In geval van

een beschermd monument of een beschermd stads-

of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie

om advies gevraagd.

Algemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende

tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd

aan de welstandscommissie en door de commis-

sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria.

De aan- of uitbouw is een ondergeschikte toe-

voeging aan het hoofdgebouw.

Geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld

een nieuwe aan- of uitbouw aan een bestaande

aan- of uitbouw).

Plaatsing en aantal:

Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel

tot voorerf minimaal 3.00 m.

Aan- of uitbouw aan de achtergevel mag niet

buiten de zijgevel uitsteken, tenzij er sprake is

van een hoekaanbouw (geen hoekaanbouwals

zijerf grenst aan weg of openbaar groen).

Er is geen andere aan- of uitbouw aan de

betreffende gevel aanwezig.

Maatvoering:

Hoogte: in ieder geval niet hoger dan eerste

bouwlaag van hoofdgebouw.

Breedte achteraanbouw maximaal 100% van de

breedte van de oorspronkelijke achtergevel van

hoofdgebouw.

Breedte: zijaanbouw maximaal 3.50 m gemeten

vanaf de oorspronkelijke gevel.

Oppervlakte: inclusief overige op het achter- of

zijerf aanwezige bebouwing, mag maximaal

50% van het oorspronkelijk achter- respectieve-

lijk zijerf zij bebouwd.

-11-

j~A() I(F:'Y C Rrl~~E llI}1,.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Vormaeving:

Vormgegeven in één bouwlaag met een recht-

hoekige plattegrond.

Plat afgedekt of desgewenst een van het

hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en

nokrichting; serres met een enkelvoudig flauw-

helIend transparant dak.

Geen doorgetrokken dakvlak van hoofdge-

bouw over aan- of uitbouw.

Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van

hoofdgebouw, behalve bij serres.

Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan

die van de gevel ramen en kozijnen van hoofd-

gebouw; bij serres een regelmatige verdeling

van kozijnstijlen.

Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei-

den overstek, boeiboord en ornamenten.

Materiaal en kleur:

Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en

profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie-

len hoofdgebouw.

Aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en

maximaal 75% openingenjglasvlak, bij serres

zijn dak en achtergevel volledig transparant.

Bij tussenwoningen een eenvormige en onder-

geschikte overgang door bijvoorbeeld gemetsel-

de muur op erfgrens (muurdam) of m.b.v.

scheidende penant; serres worden op de erf-

grens beëindigd met een horizontaal beëindig-

de, gemetselde gevel die dak en achtergevel

volledig opsluit.

LOKETCRITERIA VOOR ERKERS IN DIERDONK

In het Welstand gebied Dierdonk bestaat behoefte

aan duidelijkheid omtrent wat mogelijk of wense-

lijk is op het gebied van vormgeving en beeldkwa-

liteit. De welstandscommissie heeft hiertoe voor

een tweetal erkervormen een aantal richtlijnen

opgesteld. Hieronder worden deze beschreven.

Toetsingskader "horizontale" erker bij asymme-

trisch tweekapper in Dierdonk.

Opdat de oorspronkelijke ontwerp kwaliteit zo

goed mogelijk gehandhaafd kan worden, heeft de

welstandscommissie voor de realisatie van een

erker ter vervanging van een bestaand "horizon-

taal" kozijn, de volgende uitgangspunten geformu-

leerd:

1. Het ontwerp voor een erker dient aan te slui-

ten bij de ( architectonische) karakteristiek van

Dierdonk zowel qua vormgeving, maatvoering,

positionering, detaillering, materialisatie en

kleurgebruik.

2. Asymmetrie in het gevelbeeld is karakteristiek

voor vele twee aan twee geschakelde wonin-

gen; hiermee wordt het beeld van een grote

vrijstaande villa gecreëerd. Dit principe is mede-

bepalend voor de vormgeving en plaatsing van

een erker of dakkapel.

3. Het erkerontwerp dient zich te baseren op het

onderscheid dat gemaakt wordt tussen horizon-

tale en verticale kozijnelementen in het oor-

spronkelijke gevel beeld.

-12 -

Wordt aan de voorzijde op de begane grond een

kozijn met een overwegend horizontale vormge-

ving vervangen, dan dient in de vormgeving van de

erker die daarvoor in de plaats komt eveneens het

horizontale aspect benadrukt te worden.

4. Randvoorwaarden voor een erker waarin de

horizontale vormgeving wordt benadrukt:

a maximale breedte buitenwerks: het

bestaande kozijn vermeerderd met 30 cm

b minimale breedte: de breedte van het oor-

spronkelijke kozijn

c symmetrisch gepositioneerd t.O.V. de oor-

spronkelijke gevelopening

d de kozijnhoogte van de erker is gelijk aan

de hoogte van het oorspronkelijke kozijn

e de bovenkant van het erkerkozijn ligt op

dezelfde hoogte als het oorspronkelijke

kozijn

f de erkerdiepte is buitenwerks gemeten

maximaal 1 meter m.u.v. het dakoverstek

g de dikte van het dakoverstek is 25 cm

h het luifeloverstek is rondom gelijk: 25 cm

toepassing van een gemetselde borstwering

overeenkomstig het metselwerk onder het

bestaande kozijn met een gelijke hoogte.

de kozijn- en raam indeling is vrij, mits hori-

zontaal gericht

Toetsingskader "verticale" erker bij asymmetri-

sche tweekapper in Dierdonk.

Opdat de oorspronkelijke ontwerpkwaliteit zo

goed mogelijk gehandhaafd kan worden, heeft de

welstandscommissie voor de realisatie van een

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena

erker ter vervanging van een bestaand "verticaal"

kozijn, de volgende uitgangspunten geformuleerd:

1. Het ontwerp voor een erker dient aan te slui-

ten bij de (architectonische) karakteristiek van

Dierdonk zowel qua vormgeving, maatvoering,

positionering, detaillering, materialisatie en

kleurgebruik.

2. Asymmetrie in het gevelbeeld is karakteristiek

voor vele twee aan twee geschakelde wonin-

gen; hiermee wordt het beeld van een grote

vrijstaande villa gecreëerd. Dit principe is mede-

bepalend voor de vormgeving en plaatsing van

een erker of dakkapel.

3. Het erkerontwerp dient zich te baseren op het

onderscheid dat gemaakt wordt tussen horizon-

tale en verticale kozijnelementen in het oor-

spronkelijke gevelbeeld.

Wordt aan de voorzijde op de begane grond

een kozijn met een overwegend horizontale

vormgeving vervangen, dan dient in de vorm-

geving van de erker die daarvoor in de plaats

komt eveneens het horizontale aspect bena-

drukt te worden.

4. Randvoorwaarden voor een erker waarin de

verticale vormgeving wordt benadrukt:

a maximale breedte buitenwerks: 2,90 meter

b minimale breedte buitenwerks: de breedte

van het oorspronkelijke kozijn (ca 2.30 m)

c symmetrisch gepositioneerd t.O.v. de oor-

spronkelijke gevelopening

d de erkerhoogte buitenwerks is gelijk aan de

bovenkant van de bestaande latei boven

het kozijn

e de erkerdiepte is buitenwerks gemeten

maximaal 1 meter

f de kozijnstijlen lopen zichtbaar door tot de

bovenkant van de erker

g bij de dakrand kunnen panelen worden

toegepast die terugliggen t.O.V. de voor-

kant van de doorlopende stijlen

h de kozijn- en raamindeling is vrij, mits verti-

caal gericht

2.3

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN

Omschrijving en uitgangspunten

Een bijgebouw of overkapping is een grondgebon-

den gebouw van één bouwlaag. Een bijgebouw

staat los op het erf van het hoofdgebouwen is

meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. De

overkapping staat los op het erf of tegen het

hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als car-

port of luifel boven een deur of raampartij. Het

bestemmingsplan treedt in eerste instantie rege-

lend op voor wat betreft rooilijnen en maximale

afmetingen. Als bijgebouwen of overkappingen

zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze

voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur

gaat daarom uit naar een bijgebouw of overkap-

ping aan de achterkant (achtererf of zijerf als deze

niet gekeerd is naar de weg of het openbaar

groen).

-13 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena

De gemeente streeft in principe naar een beschei-

den uiterlijk van de bijgebouwen en overkappin-

gen; materialen en kleuren van gevels en dakvlak-

ken afgestemd op die van het hoofdgebouw, een-

voudige kapvorm en geen onnodig grote dakover-

stekken of versieringen. Bijgebouwen moeten qua

uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het

oorspronkelijke hoofdgebouwen afgestemd wor-

den op het karakter van het hoofdgebouw of de

erfinrichting. Een belangrijk kenmerk van een over-

kapping is de transparantie. Overkappingen mogen

niet met wanden worden dichtgezet.

tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd

aan de welstandscommissie en door de commis-

sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria.

Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld een

overkapping aan een reeds bestaande aan- ,

uitbouw of bijgebouw).

Bijgebouwen of overkappingen die contrasteren

met het hoofdgebouw zullen altijd aan de wel-

standscommissie worden voorgelegd.

Plaatsing en aantal:

Geen bijgebouw of overkapping op het voorerf

(voor advies naar de welstandscommissie).

Afstand tot voorerf minimaal 3.00 m.

Afstand tot erfgrens minimaal 0.50 m (achter

erfafscheiding), tenzij het bijgebouw voor wat

betreft materialisering is geïntegreerd in de erf-

afscheiding (bijvoorbeeld beiden metselwerk).

Afstand tot gevels van het hoofdgebouw mini-

maal 2.00 m voor bijgebouwen.

Niet meer dan twee bijgebouwen en/of over-

kappingen op het gehele erf.

Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkap-

pingen aan de voorkant

Een bijgebouw of overkapping aan de voorkant

voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan

onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan.

Voldoet een bijgebouw of overkapping niet aan

onderstaande criteria of is er sprake van een bij-

zondere situatie of gerede twijfel aan de toepas-

baarheid van de sneltoetscriteria, dan kan de

bouwaanvraag voor advies aan de welstandscom-

missie worden voorgelegd. In geval van een

beschermd monument of een beschermd stads- of

dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie

om advies gevraagd.

Maatvoering:

Hoogte: maximaal 3.00 m gemeten vanaf het

aansluitend terrein.

Oppervlakte: maximaal 10 m2 per

bijgebouw/overkapping met dien verstande,

dat - inclusief overige op het achter- of zijerf

aanwezige bebouwing - maximaal 50% van het

oorspronkelijk achter- respectievelijk zijerf mag

zijn bebouwd.

Vormgeving:

Vormgegeven in één bouwlaag met een recht-

hoekig plattegrond.

Overkapping met maximaal twee zijden tegen

gevels hoofdgebouwen minimaal aan twee zij-

den open.

Algemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende

-14-

Plat afgedekt.

Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan

die van de gevelramen en kozijnen van hoofd-

gebouw.

Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei-

den overstek, boeiboord en ornamenten.

Materiaal en kleur:

Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen

gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op

tuinkarakter (metselwerk of hout). Geen golf-

plaat, betonplaten of damwandprofielen.

Bij integratie met erfafscheiding materiaal en

kleurgebruik gelijk aan erfafscheiding.

Gevels bijgebouw bestaan uit maximaal 75%

gevelopeningen/glasvlak.

Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkap-

pingen aan de achterkant

Een bijgebouw of overkapping aan de achterkant

voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan

onderstaande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet

een bijgebouw of overkapping niet aan onderstaan-

de criteria of is sprake van een bijzondere situatie

of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de

loketcriteria, dan kan de bouwaanvraag voor advies

aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In

geval van een beschermd monument of een

beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de

welstandscommissie om advies gevraagd.

Algemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende

tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

aan de welstandscommissie en door de commis-

sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria.

Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld een

overkapping aan een reeds bestaande aan-, uit-

bouw of bijgebouw).

den open.

Plat afgedekt of desgewenst een van het

hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en

nokrichting.

Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van

het hoofdgebouw.

Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei-

den overstek, boei boord en ornamenten.

Plaatsing en aantal:

Afstand tot voorerf minimaal 3.00 m.

Afstand tot erfgrens minimaal 0.50 m (achter

erfafscheiding) tenzij bijgebouw wat betreft

materialisering is geïntegreerd in erfafscheiding

(bijvoorbeeld beide metselwerk).

Afstand tot gevels hoofdgebouw minimaal 2.00

m voor bijgebouwen.

Niet meer dan twee bijgebouwen en overkap-

pingen op het gehele erf.

Materiaal en kleur:

Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen

gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op

tuinkarakter (metselwerk of hout). Geen golf-

platen, betonplaten of damwandprofielen in

het zicht.

Bij integratie met erfafscheiding: materiaal en

kleurgebruik gelijk aan erfafscheiding.

Gevels bijgebouw bestaan uit maximaal 75%

gevelopeningen/glasvlak.

Maatvoering:

Hoogte: maximaal 3.25 m gemeten vanaf het

aansluitend terrein.

Bij toepassing van een zadeldak goothoogte

maximaal 3.00 m en nokhoogte maximaal 5.00

m gemeten vanaf het aansluitend terrein.

Oppervlakte: maximaal 30 m2 per

bijgebouw/overkapping, met dien verstande

dat - inclusief overige op het achter- of zijerf

aanwezige bebouwing - maximaal 50% van het

oorspronkelijk achter- respectievelijk zijerf mag

zijn bebouwd.

Vormgeving:

Vormgegeven in één bouwlaag met een recht-

hoekige plattegrond

Overkapping met maximaal twee zijden tegen

gevels hoofdgebouwen minimaal aan twee zij-

-15 -

voorkont

voorkant «iJkant aan

woB of opanbaar groen)

achterhnt nlot ..an

wOB oIoponboor groon

achterkant (liJkaat al..t

oan woB of oponb..r groon)

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

-----.-.----.----.-.------..--..-..----..--.-

2.4

KOZIJN EN GEVELWIJZIGINGEN

Welstandscriteria voor kozijn- en gevelwijzigingen

aan de voorkant

Een kozijn- of gevelwijziging is niet in strijd met

redelijke eisen van welstand als aan onderstaande

loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een kozijn- of

gevelwijziging niet aan onderstaande criteria of is

er sprake van een bijzondere situatie of gerede

twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria,

dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de wel-

stands-commissie worden voorgelegd. In geval van

een beschermd monument of een beschermd stads-

of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie

om advies worden gevraagd.

Omschrijving en uitgangspunten

Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het

veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijnin-

vulling, luik of gevelpaneel. Een kozijn- of geveIwij-

ziging is in principe bouwvergunningvrij. Licht-

bouwvergunningplichtig is een dergelijke bouwkun-

dige ingreep, indien de wijziging plaatsvindt aan de

voorkant en indien de bestaande gevelopening wij-

zigt. Omdat de opbouwen indeling van de gevel

een belangrijk onderdeel is van de architectonische

vormgeving van het gebouw enjof de straatwand

moeten ook de kozijn- of gevelwijzigingen zorgvul-

dig worden ingepast. Samenhang en ritmiek in

straatwanden mogen niet worden verstoord door

incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Met name

een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zij-

gevel, als deze gekeerd is naar de weg of het open-

baar groen, vraagt om een zorgvuldige vormge-

ving. Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij

het karakter van het hoofdgebouwen de karakte-

ristiek van de omgeving. Een naoorlogse woning

vraagt bijvoorbeeld om andere vormgeving dan

een historisch pand uit de 19de eeuw.

Wijzigingen aan de voorgevel of zijgevel, als deze

gekeerd is naar de weg of openbaar groen, zijn

altijd van grote invloed op het straatbeeld.

Dergelijke kozijn- of gevelwijzigingen zullen dan

ook altijd aan de welstandscommissie worden voor-

gelegd, aangezien de gevelindeling bepalend is

voor de kenmerken en karakteristieken van de

meeste bebouwingstypen.

Het uitgangspunt van de loketcriteria is dat de oor-

spronkelijke of originele vormgeving in elk geval

niet strijdig is met redelijke eisen van welstand.

Belangrijke te handhaven kenmerken daarbij zijn

de maatvoering van de negge en profilering van

het kozijn en het raamhout. De materialisering en

(mate aan) detaillering is voornamelijk afhankelijk

van het gebiedsgerichte beoordelingskader.

Wijzigingen in de gevel die contrasteren met het

hoofdgebouw of de directe omgeving zullen altijd

aan de welstandscommissie voorgelegd.

Algemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende

tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd

aan de welstandscommissie en door de commis-

sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria.

Plaatsing en aantal:

Niet aan voorgevel of zijgevel als zijerfj-gevel

gekeerd is naar de weg of openbaar groen.

-16 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Maatvoering:

Oorspronkelijke maatvoering kozijnen en

ramen behouden.

Diepte van negge gelijk aan bestaande situatie.

De oorspronkelijke profielafmetingen van het

kozijn en/of het raamhout behouden.

Materiaal en kleur:

Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de

reeds aanwezige materialen en kleuren van het

hoofdgebouw.

Stalen kozijn- en raamprofielen vervangen door

aluminium renovatieprofielen; alleen aluminium

kan de dimensionering en profilering van staal

benaderen.

Zeer terughoudend met de toepassing van

kunststof bij vervanging van houten kozijnen,

en zo ja, verdiept of oorspronkelijk profiel van

houten kozijn toepassen.

Geen opvallend en/of contrasterend kleurge-

bruik.

Vormgeving:

Gevelwijziging blijft in overeenstemming met

de architectuur en/of het tijdsbeeld van de oor-

spronkelijke gevel.

Een individuele wijziging leidt niet tot een wijzi-

ging van de oorspronkelijke geleding en inde-

ling van de gehele gevel, m.a.w. verticale of

horizontale indeling van de gevel handhaven.

Samenhang en ritmiek van de straatwand wor-

den niet verstoord.

De gevel van de begane grond en de verdie-

ping(en) blijft samenhangend.

De hoofdindeling komt overeen met de oor-

spronkelijke indeling.

Onderling raamhout behouden.

Eventuele roedeverdeling alleen met authentie-

ke roedes.

Toegevoegde of vervangende draaiende of

schuivende delen zijn mogelijk.

Gevelopeningen niet geblindeerd met panelen

of schilderwerk.

Bestaande lateien, onderdorpels, raamlijsten,

speklagen en/of rollagen in originele staat of in

ieder geval in overeenstemming met de vor-

mentaal van andere in de gevel voorkomende

lateien, onderdorpels en/of raamlijsten.

VOortHloldkOZI",on voor 191H1

'" 8,

_n'M.d ~ -...""-..'.!

.cc........ -""..'"

""""u"'"'" .....",,",1..

m.t __ud .-"..".0

.O..,b...ldltolljot ....0..' oi,...19ao

"".md In' "".'ij""'1

.-""'" "'""'4'..

..,..-,.. ""u"".

d..,mol_............

.""'."""'..."'_,."""

"'."n...".'..

-17 -

...tllo.ldIt"'IJn ..an 01..."1915 . 1t~

.........(.,......""."

....,lHIoldkOzljn wodoropboltW

........~.. .....,....."

........... ..,.......

--""'.'" ... ...m..""

d_"".."""'."."

d_""... uil_"'. I. ou.....,,,

.....",... ..,.......

-u""'ne'" ....n'NI..

.OM _'_0........,.."

...... In ...". ...... "". ","'.ut

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

2.5

DAKKAPELLEN

Omschrijving en uitgangspunten

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap,

bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en

het bruikbaar woonoppervlak te vergroten.

Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de

openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepa-

lend. Later toegevoegde dakkapellen zijn zelden

een verrijking van het straatbeeld. Wanneer het

mogelijk is, zal de welstandscommissie dan ook

adviseren de dakkapel aan de achterkant van de

woning aan te brengen: op het achter- of zijdak-

vlak als het zijerf of de -gevel niet gekeerd is naar

de weg of het openbaar groen.

Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoe-

ging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een

dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de

karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een

dakkapel nooit domineren in het silhouet van het

dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk

van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven.

Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en

goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op

één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar

een herhaling van uniforme exemplaren en een

regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.

Herhaling binnen een blok (van dezelfde architec-

tuur/bouwstijl) kan rust en samenhang brengen.

In plaats van een dakkapel kunnen ook dakramen

worden aangebracht. Deze zijn minder dominant

in het straatbeeld.

Indien sprake is van een gebouw met combinaties

van verschillende kapvormen, wordt altijd de

Welstandscommissie om advies gevraagd. Zie hier-

na onder 'Aanvullende criteria voor dakkapellen

per kapvorm'.

Welstandscriteria voor dakkapellen aan de voor-

kant

Een dakkapel aan de voorkant voldoet aan rede-

lijke eisen van welstand als aan onderstaande wel-

standscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel

niet aan onderstaande criteria of is sprake van een

bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepas-

baarheid van de criteria dan kan de bouwaanvraag

voor advies aan de welstandscommissie worden

voorgelegd. In geval van een beschermd monu-

ment of een beschermd stads- of dorpsgezicht

wordt altijd de welstandscommissie om advies

gevraagd.

Algemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende

tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd

aan de welstandscommissie en door de commis-

sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria.

De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaat-

ste dakkapellen op het betreffende dakvlak van

het bouwblok.

De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging

aan het hoofdgebouw.

Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw.

-18 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Plaatsing en aantal:

Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouw-

blok regelmatige rangschikking op horizontale

lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt.

Bij een individueel hoofdgebouw gecentreerd

in het dakvlak of gelijk aan geleding voorgevel.

Minimaal 1.00 m dakvlak boven, onder en aan

weerszijden van de dakkapel, afstand tot

boven en onderkant dak verticaal gemeten,

afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde

van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de

onderzijdejdakvoet van de dakkapel).

Niet meer dan één dakkapel per woning op het

betreffende dakvlak.

Maatvoering:

Hoogte maximaal 50% van de in het verticale

vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak

met een maximum van 1.35 m gemeten vanaf

voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of dak-

trim.

Breedte in totaal maximaal 30% van de breedte

van het dakvlak met een maximum van 2.00 m

gemeten tussen midden woningscheidende

bouwmuren of eindgevels gemeten aan de

bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers geme-

ten aan de onderzijdejdakvoet van de dakka-

pel).

Vormgeving:

Plat afgedekt.

Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van

hoofdgebouw.

Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan

die van de gevelramen en kozijnen van hoofd-

gebouw.

L () I{E '1' C llrr 'f~ HJ1\.

Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei-

den overstek, boeiboord en ornamenten.

De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaat-

ste dakkapellen op het betreffende dakvlak van

het bouwblok.

De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging

aan het hoofdgebouw.

Materiaal en kleur:

Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en

profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie-

len hoofdgebouw.

Beperkte toepassing van dichte panelen in het

voorvlak, eventueel alleen in ondergeschikte

mate tussen de glasvlakken.

Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afge-

werkt in kleur van het dakvlak.

Plaatsing en aantal:

Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouw-

blok regelmatige rangschikking op horizontale

lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt.

Bij individuele woningjpand gecentreerd in het

. dakvlak of gelijk aan geleding achtergevel.

Achterdakvlak: minimaal 0.50 m dakvlak boven,

onder en aan weerszijden van de dakkapel,

afstand tot boven en onderkant dak verticaal

gemeten, afstand tot zijkant gemeten aan de

bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers geme-

ten aan de onderzijdejdakvoet van de dakka-

pel).

Zijdakvlak: minimaal 1.00 m dakvlak boven,

onder en aan weerszijden van de dakkapel,

afstand tot boven en onderkant dak verticaal

gemeten, afstand tot zijkant gemeten aan de

bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers geme-

ten aan de onderzijdejdakvoet van de dakka-

pel).

Bij meerdere dakkapellenjdakramen een tus-

senruimte van minimaal 1.00 m.

Niet meer dan twee dakkapellen per woning

op het betreffende dakvlak.

Welstandscriteria voor dakkapellen aan de achter-

kant (voor zover niet vergunningvrij)

Een dakkapel aan de achterkant (voor zover niet

vergunningvrij) voldoet aan redelijke eisen van wel-

stand als aan onderstaande welstandscriteria wordt

voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onder-

staande criteria of is sprake van een bijzondere

situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid

van de loketcriteria dan kan de bouwaanvraag

voor advies aan de welstandscommissie worden

voorgelegd. In geval van een beschermd monu-

ment of een beschermd stads- of dorpsgezicht

wordt altijd de welstandscommissie om advies

gevraagd.

Algemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behoren-

de tot deze bebouwingstypen worden voorge-

legd aan de welstandscommissie en door de

commissie getoetst op de gebiedsgerichte crite-

ria.

-19 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Maatvoerina:

Plat afgedekte dakkapellen:

hoogte maximaal 50% van de in het verticale

vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak

met een maximum van 1.50 m gemeten vanaf

voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of dak-

trim;

breedte in totaal maximaal 50% van de breedte

van het dakvlak met een maximum van 3.50 m

gemeten tussen midden woningscheidende

bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bo-

venzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten

aan de onderzijdejdakvoet van de dakkapel).

Aangekapte dakkapellen:

afstand tussen de voet van de dakkapel en de

gootlijn van de dakkapel maximaal 90 cm, tota-

le hoogte maximaal 50% van de in het verticale

vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak;

breedte in totaal maximaal 50% van de breedte

van het dakvlak met een maximum van 3.50 m

gemeten tussen midden woningscheidende

bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bo-

venzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten

aan de onderzijdejdakvoet van de dakkapel).

Vormgeving:

Plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan

45° desgewenst een aangekapte dakkapel met

een minimale dakhelling van 25°.

Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van

hoofdgebouw.

Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan

die van de gevelramen en kozijnen van hoofd-

gebouw.

Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei-

den overstek, boeiboord en ornamenten.

-..-----.-----.--....-..---.-----'--'-----

Materiaal en kleur:

Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en

profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie-

len hoofdgebouw.

Materiaal- en kleurgebruik van kap bij aange-

kapte dakkapel gelijk aan kap hoofdgebouw.

Voorvlak grotendeels gevuld met glas, beperkte

toepassing van dichte panelen.

Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afge-

werkt in kleur van het dakvlak.

achtc>rkant (zijkant niot

aan weg of openbaar groen)

Aanvullende criteria voor dakkapellen per kap-

vorm

Bij een aantal afwijkende kapvormen zijn naast

bovenstaande loketcriteria voor de voor- en achter-

kant een aantal aanvullende welstandscriteria van

toepassing. In geval van combinaties van verschil-

lende kapvormen zal door de welstandscommissie

per situatie een afweging gemaakt worden van de

toelaatbare uitbreidingen.

Zadeldak met hellingshoek <30°

Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling

weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe

- 20-

te passen. Door de flauwe helling wordt de boven-

zijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk

met de nok. Hierdoor worden het dakvlak en het

silhouet te sterk aangetast, daarom is het plaatsen

van een dakkapel op een zadeldak met een helling

kleiner dan 30° welstandshalve ongewenst. Een

reguliere dakkapel is hier dus niet goed mogelijk.

Als de vrije hoogte onder de nok ten minste 2.00

meter bedraagt, kan soms een oplossing worden

gevonden door de nok te verplaatsen en te verho-

gen. In dat geval is sprake van een dakopbouw.

Plaatsing valt dan onder een reguliere vergunning-

procedure en zal door de welstandscommissie wor-

den getoetst op redelijke eisen van welstand.

Zadeldak met hellingshoek> 30°

De algemene loketcriteria voor dakkapellen zijn

hier van toepassing. Hiervoor gelden dus geen aan-

vullende loketcriteria.

Zadeldak met wolfseind

De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt

voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor

meer geschikt en dienen behandeld te worden als

het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden geres-

pecteerd te worden. Dakopbouwen zijn daarom

niet gewenst.

Zadeldak met vliering

De basismaat van de vliering is te gering om een

dakkapel of -opbouw te realiseren. Plaatsing hoog

in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij

deze dakvorm dus geen dakkapellen op dakvlak.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Schild-, tent- of piramidedak

Het karakter van deze kapvormen, met naar de

nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer

beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering

van de dakkapel dienen de hoekkepers te worden

gerespecteerd en dient minimaal een meter dak-

vlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van

de dakkapel.

Mansardedak

Een daktoevoeging aan de achterkant is toege-

staan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij

kan onderscheid gemaakt worden tussen een

schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met

plat dak. In beide gevallen dient de bovenaanslui-

ting met het dakvlak op de knik van het dakvlak

plaats te vinden.

lessenaardak

Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelf-

de uitgangspunten als voor zadeldaken.

Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en

goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer

de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel wel-

standshalve niet wenselijk.

Bij een hoek kleiner dan 45° is een dakkapel aan-

vaardbaar, als de vrije hoogte onder de nok meer

dan 2.70 m meet, zodat de dakkapel voldoende

ver onder de nok zal blijven.

Asymmetrisch dak

Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een

asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en

is welstandshalve niet gewenst. Het advies hier is

omzetten naar het andere dakvlak. In het alge-

meen worden dakkapellen onder in het dakvlak

Oij""~.""""""""")""'.'-'"

....... .....>IJ.. oo.-.. ,olijk """

m...."",,"""""'.."'" ...........

...,.......,...

..... o_.p w..."...

..... .. ",-.....

.... .""""'N""" ... ."",'...

-..-...,....--,.-...

bij ,""'.."'R."""""""

mln""'" -... ..........

-,"u.. ...-....

Oij_.~......._..."",,,

Ol""'" ....,..o.,..OM...........

,"u_........."'-"""

_,,""'_0.'_......."

......",....."....... ........"..

toegepast. Door de grootte van het dakvlak ont-

staat hiermede een goed en evenwichtig beeld.

Door de hoogte van het dakvlak is hier een dakka-

pel met een inwendige hoogte tot de verdiepings-

vloer voorstelbaar.

Dakkapellen in Dierdonk

In het Welstandgebied Dierdonk bestaat behoefte

aan duidelijkheid omtrent wat mogelijk of wense-

lijk is op het gebied van vormgeving en beeldkwa-

- 21 -

1dO

liteit. De welstandscommissie heeft hiertoe voor

een dakkapellen een aantal richtlijnen opgesteld.

Hieronder worden deze beschreven.

Het toetsingskader is er op gericht de oorspronke-

lijke ontwerpkwaliteit zo goed mogelijk te handha-

ven. Dit heeft voor de realisatie van een dakkapel

in Dierdonk geresulteerd in de volgende randvoor-

waarden:

Het ontwerp voor een dakkapel dient aan te

sluiten bij de (architectonische) karakteristiek

van Dierdonk zowel qua vormgeving, maatvoe-

ring, positionering, detaillering, materialisatie

en kleurgebruik.

2 Bij de woningen waar in het oorspronkelijke

ontwerp niet is voorzien in de bouw van een

dakkapel, kan alleen onder strikte voorwaarden

alsnog een dakkapel worden toegevoegd.

Daarbij moet een onderscheid gemaakt worden

tussen de zogedefinieerde voorzijde en achter-

zijde van de woning overeenkomstige de

woningwet van 2003

3 Achterzijde van de woning. Voorzover de dak-

kapel niet vergunningvrij kan worden geplaatst

zal deze worden getoetst aan de volgende

aspecten:

a De positie van de dakkapel in het dakvlak

(afstand tot dakvoet, dakrand en nok) dient

overeenkomstig bestaande dakkapellen van

hetzelfde woningtype te worden gekozen.

b De breedte van de dakkapel gelijk houden aan

bestaande dakkapellen van hetzelfde woningty-

pe (maximaal de helft van de breedte van de

woning bij een zadeldak; bij een schilddak

maximaal de helft van het dakvlak ter hoogte

van de bovenkant van de dakkapel).

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

c De hoogte van de dakkapel (maximaal 1,5

meter) gelijk houden aan bestaande dakkapel-

len in hetzelfde woningtype.

d De kozijnindeling gelijk houden aan bestaande

dakkapellen in hetzelfde woningtype.

e Dakoverstek: 25 cm of gelijk houden aan de

oorspronkelijke maat van het overstek bij het-

zelfde woningtype.

f Hoogte van de dakrand: 25 cm of gelijk hou-

den aan de oorspronkelijke maat van de dak-

rand bij hetzelfde woningtype.

g Dakkapellen op meerdere niveaus in één dak-

vlak zijn niet passend.

4. Voorzijde van de woning. Hier gelden dezelfde

eisen als aan de achterzijde, aangevuld met de

volgende randvoorwaarden:

Vrijstaande woningen

4a Bij vrijstaande woningen is plaatsing van een

dakkapel aan de voorzijde alleen mogelijk

indien geen sprake is van verstoring van de

bestaande architectuur en gevelcompositie.

Vormgeving, plaatsing, materialisatie, detaille-

ring en kleurgebruik dienen afgestemd te wor-

den op bestaande dakkapellen van hetzelfde

woningtype.

Twee-onder-ee n-ka p-woningen

Asymmetrie in het gevelbeeld is karakteristiek

voor vele twee aan twee geschakelde wonin-

gen; hiermee wordt het beeld van een grote

vrijstaande villa gecreëerd. Dit principe is mede-

bepalend voor de vormgeving en plaatsing van

een dakkapel of erker.

4b Heeft een asymmetrisch blokje van twee wonin-

gen alleen een langskap, dan kan slechts één

van de twee woningen aan de voorzijde van

een dakkapel worden voorzien.

4c Heeft het blokje een samengestelde kap (langs-

en dwarskap), dan zal toevoeging van een dak-

kapel aan de voorzijde in de regel ten koste

gaan van de architectonische expressie van de

samengestelde kap, wat niet aanvaardbaar is.

4d Voor blokjes met een symmetrisch gevelbeeld

geldt dat beide woningen van een dakkapel

kunnen worden voorzien mits afgestemd op

bestaande dakkapellen van hetzelfde woningty-

pe.

Rijtjeswoningen

4e Voor rijtjeswoningen met een langskap (zadel-

dak) geldt in principe dat elke woning in aan-

merking komt voor plaatsing van een dakkapel

onder dezelfde voorwaarden als genoemd voor

de achterzijde van de woning (zie 3)

2.6

ERFAFSCHEIDINGEN

Omschrijving en uitgangspunten

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om

het erf af te bakenen van een buurerf of van de

openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren

moet in de eerste plaats door beide kanten wor-

den gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde

wordt voldaan, zal de gemeente zich terughou-

dend opstellen. Erfafscheidingen aan de openbare

weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwa-

liteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige

indruk als gevolg van een te grote verscheidenheid

aan erfafscheidingen te voorkomen. Vooral in

nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt, omdat

het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is.

- 22-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter

van de omgeving. In het buitengebied bijvoorbeeld

zijn dichte, gebouwde erfafscheidingen bijna altijd

storend. Hier dient bij voorkeur te worden gewerkt

met hagen en windsingels, eventueel in combinatie

met onopvallend open gaaswerk zonder puntdraad.

In sommige gevallen is een open hekwerk ook voor-

stelbaar, zoals bijvoorbeeld bij landgoederen.

Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en

professionele manier worden geplaatst en moeten

worden gemaakt van duurzame materialen. Een

lange, gesloten, slecht onderhouden schutting

wekt bij velen het gevoel op van verloedering en

sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en

beplantingen hebben een open en vriendelijke uit-

straling.

Welstandscriteria voor erfafscheidingen

Het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding vol-

doet aan redelijke eisen van welstand als aan

onderstaande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet

een erf- of perceelafscheiding niet aan onderstaan-

de criteria of is er sprake van een bijzondere situa-

tie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de

loketcriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies

aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In

geval van een beschermd monument of een

beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de

welstandscommissie om advies gevraagd.

Algemeen:

Voor bebouwing behorende tot de bebouwing-

stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden

afwijkende welstandscriteria. Plannen behoren-

de tot deze bebouwingstypen worden voorge-

legd aan de welstandscommissie en door de

commissie getoetst op de gebiedsgerichte crite-

ria.

Materiaal en kleur:

Terughoudend materiaal- en kleurgebruik: ver-

mijden van contrast met bebouwing in omge-

ving.

Kleur en materiaal aansluitend op erfafschei-

ding van naburig perceel, tenzij deze niet vol-

doet aan de hier genoemde loketcriteria voor

erf- en perceelafscheidingen.

Houtwerk om en om aangebracht, indien

geplaatst achter de voorgevelrooilijn op de zij-

of achtererfgrens als deze niet gekeerd is naar

de weg of openbaar groen.

Metselwerk conform het hoofdgebouw, waar-

boven mogelijk metalen stijlen in donkere kleur

of schotten van houten planken tussen gemet-

selde penanten.

Geen toepassing van beton, kunststof, staal,

golfplaat, damwand profielen, rietmatten of

vlechtschermen.

Geen felle contrasterende kleuren.

Maatvoering:

Hoogte maximaal 1.25 mals erfafscheiding

wordt geplaatst voor of op minder dan 1 meter

afstand tot het voorerf.

Hoogte maximaal 2.50 mals erfafscheiding

wordt geplaatst op minimaal 1 meter afstand

tot het voorerf.

Vormgeving:

Vormgeving afgestemd op erfafscheiding van

belendend perceel. tenzij deze niet voldoet aan

de hiervoor en hierna genoemde loketcriteria

voor erf- en perceelafscheidingen.

Volledig te begroeien gazen hekwerken, als

drager voor beplanting.

Geleding houten erfafscheiding afgestemd op

erfafscheiding van belendend perceel of reeds

bestaande erfafscheiding in de omgeving.

Rechte vormgeving, geen toogvormen.

a""torIU"'~ ""n wou

of openllolu,r groen

yoorkant (.tIjkant "1001

wo. of openbaar groen)

-23 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

A

Aanbouwen:

Grondgebonden toevoeging meestal van één

bouwlaag aan een gevel van een gebouw.

Aangekapt:

Met kap bevestigd aan dakvlak.

Achterkant:

De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan

de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het

zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een

gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet

gekeerd is naar de weg of het openbaar groen

Afdak:

Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht

tegen een gebouw of een muur, om als gedeelte-

lijke beschutting te dienen.

Afstemmen:

In overeenstemming brengen met.

Antennedrager:

Antennemast of andere constructie bedoeld voor

de bevestiging van een antenne.

Antenne-installatie:

Installatie bestaande uit een antenne, een antenne-

drager, de bedrading en de al dan niet in een tech-

niekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij

behorende bevestigingsconstructie.

Asymmetrisch dak:

Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken.

BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST

Authentiek:

Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origi-

neel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk.

B

Band:

Horizontale versiering in de gevel in afwijkend

materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of bak-

steen

Bebouwing:

Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwer-

ken.

Beschot:

Houten bekleding van een muur, inwendig als een

lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte.

Bedrijfsbebouwing:

Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen,

werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utili-

tair karakter.

Behouden:

handhaven, bewaren, in stand houden.

Belendende:

Naastgelegen, (direct) grenzend aan.

Bijgebouwen:

Grondgebonden gebouw meestal van één bouw-

laag dat los van het hoofdgebouw op het erf of

kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of

garage.

- 25-

Blinde wand, muur of gevel:

Gevel of muur zonder raam, deur of andere ope-

ning.

Boeiboord:

Opstaande kant van een dakgoot of dakrand,

meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal.

Boerderij:

Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspron-

kelijk) agrarische functie en het daarbij horende

woonhuis.

Borstwering:

Lage dichte muur tot borsthoogte.

Bouwblok:

Een geheel van geschakelde bebouwing.

Bouwen:

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,

vernieuwen of veranderen of het vergroten van

een bouwwerk.

Bouwlaag:

Horizontale reeks ruimten in een gebouw.

Bouwvergunning:

Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van

de Woningwet.

Bouwperceel:

Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop

krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar

behorende bebouwing is toegestaan.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Bouwwerk:

Algemene benaming voor alle soorten gebouwde

objecten.

Bovenbouw:

Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal

belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in

tegenstelling tot de onderbouw, het dragende

gedeelte, fundament.

Bungalow:

Meestaal vrijstaande woning waarvan alle vertrek-

ken op de begane grond zijn gesitueerd.

C

Carport:

Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of

grenzend aan een woning.

Classicisme:

Stroming in de bouwkunst, bouwstijl.

Conformeren:

Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen

aan, afstemmen op.

Context:

Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimte-

lijke kenmerken.

Contrasteren:

Een tegenstelling vormen.

D

Dak:

Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan,

bestaande uit één of meer hellende vlakken (schil-

den) of uit een horizontaal vlak.

Dak:afdekking:

Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dak-

bedekking is aangebracht.

Dakhelling:

De hoek van het dakvlak.

Dakkapel:

Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, voor-

al bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het

bruikbaar woonoppervlak te vergroten.

Daknok:

Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snij-

lijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het

dak

Dakopbouw:

Een toevoeging aan de bouwmassa door het ver-

hogen van de nok of dakrand van het dak, die het

silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.

Dakraam:

Raam in een dak.

Daktrim:

Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van

waterkering.

- 26-

Dakvlak:

Een vlak van het dak/kap.

Dakvoet:

Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van

de daklijn en de onderliggende gevellijn.

Damwandprofiel:

Metalen beplatingmateriaal met een damwandpro-

filering.

Detail:

Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwde-

len zoals gevel en dak of gevel en raam.

Detaillering:

Uitwerking, weergave van de verschillende onder-

delen c.q. aansluitingen.

Diversiteit:

Verscheidenheid, afwisseling, variatie.

Drager en invulling:

De drager is de constructie van een gebouw, waar-

aan de invulling is toegevoegd om te beschermen

tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op

gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het

verschil tussen drager en invulling werd gebruikt

om de woning in een groot gebouw of rij huizen

te onderscheiden).

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

E

Ensemble:

Architectonisch en stedenbouwkundig composito-

risch geheel.

Erf:

al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daar-

van,dat direct is gelegen bij een gebouwen dat in

feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het

gebruik van dat gebouw, en, voor zover een

bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming

deze inrichting niet verbiedt.

Voorerf:

gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het

gebouw is gelegen

Achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achter-

zijde van het gebouw is gelegen

Zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van

het gebouw is gelegen

Eerste verdieping:

Tweede bouwlaag van de woning of het woonge-

bouw, een souterrain of kelder niet daaronder

begrepen.

Erker:

Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan

de gevel van een gebouw, op de begane grond

meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas.

F

Flat:

Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woon-

lagen. De appartementen in de flat zijn meestal

gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes

genoemd.

G

Galerij:

Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die

toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen.

Gebouw:

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke,

overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt.

Gepotdekseld:

Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende geveI-

beplating (oorspronkelijk houten planken).

Gevel:

Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen

buiten en binnen.

(Gevel)geleding:

Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken.

Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de

gevel door middel van gevelopeningen, metsel-

werk, verspringingen of andere gevel kenmerken en

-detailleringen.

Gevelmakelaar:

Decoratieve bekroning van een geveltop.

- 27-

1: JB)E

Goot:

Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak.

Goothoogte:

Gootklos:

Zie klossen.

Gootlijn:

Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere

goten aan de gevel vormen.

H

Hoekaanbouw:

Grondgebonden toevoeging meestal van één

bouwlaag aan de hoek van een gebouw.

Hoek- en kilkeper:

snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Hoofdgebouw:

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn

constructie of afmetingen als belangrijkste bouw-

werk valt aan te merken

I

Industriebebouwing:

Bebouwing met een industriële bestemming.

Installatie:

set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aan-

brengen van technische toestellen (montage) en/of

deze toestellen zelf

K

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Kap:

Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onder-

delen dat de dakbedekking draagt.

Kavel:

Grondstuk, kadastrale eenheid.

Keper:

Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken.

Kern:

Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel cen-

trum van een dorp of stad.

Klossen:

Uit de muur stekende houten of gemetselde blok-

jes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen

van een gebouw zoals dakgoten.

Kop:

In het algemeen gebruikt om de smalle kant van

een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld

bij een gebouw.

l

lak:

Afwerklaag van schilderwerk.

landschappelijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde, geken-

merkt door het waarneembare deel van het

aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onder-

linge samenhang en beïnvloeding van (niet levende

en levende) natuur.

latei:

Draagbalk boven gevelopening.

lessenaarsdak:

Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak.

Lichtkoepel:

Raamconstructie meestal in een plat dak, in de

vorm van een koepel.

Lijst:

Een meestal versierde en geprofileerde rand als

bekroning van de bovenzijde van een gevel.

Kroonlijst, gootlijst.

Lineair:

Rechtlijnig, langgerekt.

Lint(bebouwing):

Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing

langs een weg of waterverbinding.

luifel:

afdak buiten tegen de muur van een gebouw aan-

gebracht en verder niet ondersteund, meestal

boven een deur, raam partij of gehele pui.

M

Maaiveld:

Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk

omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de

gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan

de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om

bouwvergunning.

- 28-

Mansardekap:

Een dak met aan twee zijden onder een stompe

hoek geknikt of gebroken dakvlak.

Markies:

Opvouwbaar zonnescherm.

Massa:

Zichtbaar volume van bebouwing.

Metselverband:

Het zichtbare patroon van metselwerk.

Middenstijl:

Verticaal deel in het midden van een deur- of raam-

kozijn.

Monument:

Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel

3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt

op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leg-

gen van het ontwerp van dit plan.

Muurdam:

Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur.

N

Natuurlijke waarde:

De aan een gebied toegekende waarde, geken-

merkt door geologische, geomorfologische, bodem-

kundige en biologische elementen, zowel afzonder-

lijk als in onderlinge samenhang.

Negge:

Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de

gevel en het kozijn.

0

Ondergeschikt:

Voert niet de boventoon.

Onderbouw:

Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal

betrekking op de begane grond van een huis met

meerdere verdiepingen.

Ontsluiting:

De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein.

Oorspronkelijk:

Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek.

Oorspronkelijke gevel:

Gevel behorend tot de oudste gevels van een

gebouw, gevel van een gebouw in zijn oorspronke-

lijke staat.

Openbaar groen:

Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen

daaronder in het normale spraakgebruik wordt ver-

staan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes,

die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar)

voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos

of water kan in dit verband niet worden aange-

merkt als openbaar groen.

Orthogonaal:

Rechthoekig.

Profilering:

aangebrachte vorm en maatvoering van profiel

Oriëntatie:

De hoofd richting van een gebouw.

Portiek:

Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terug-

springende ruimte voor de straat- of toegangsdeur.

Overstek:

Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het

eronder gelegen deel.

R

Raamdorpel:

Horizontal stenen element onder de onderdorpel

van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water

onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afge-

voerd.

P

Paneel:

Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting.

Penant:

Gemetselde steunpilaar van het fundament van

een gebouw, metselwerk in een gevel langs ope-

ningen.

Raamhout:

Hout waaruit ramen vervaardigd worden of

omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of

beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of

schuivende delen van kozijn/post.

Pilaster:

Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een

boog of hoofdgestel te dragen.

Referentiekader:

Het geheel van waarden en normen binnen een

bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden.

Plaatmateriaal:

Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten

behoeve van gevelbekleding.

Renovatie:

Vernieuwing.

Plint:

Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan

de onderzijde van een gebouw.

Respecteren:

Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen.

Profiel:

omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoor-

beeld kozijn) of een doorsnede daarvan

Rijenwoningen:

Geschakelde eengezinswoningen in een rij.

"29 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

Ritmiek:

Regelmatige herhaling.

Rollaag:

Een in verband gemetselde laag van op hun kant

of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen

rij stenen of betonbalk boven een gevelopening of

aan de bovenzijde van een gemetselde wand.

Rooilijn:

Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverorde-

ning aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden.

S

Schilddak:

Dak, gevormd door twee driehoekige

schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige

aan de lange zijde.

Slagenlandschap:

Een landschap met langgerekte ontginningslinten

met haaks daarop een stelsel van smalle kavels

gescheiden door afwateringssloten.

Situering:

Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving.

Speklaag:

lichte natuurstenen band als afwisseling in bak-

steenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin,

later ook van zandsteen.

Stijl:

Architectuur of vormgeving uit een bepaalde perio-

de of van een bepaalde stroming.

T

Tactiel:

Met de tastzin verbonden.

Tent-, punt- of piramidedak:

Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die

in één punt bijeenkomen.

Textuur:

De waarneembare structuur van een materiaal (bij

metselwerk dus de oneffenheden van de steen en

het voegwerk).

Tympaan:

Driehoekig of segmentvormige bekroning van een

(klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan.

U

Uitbouw:

Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat recht-

streeks vanuit het gebouw toegankelijk is.

- 30-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria

V

Verdieping:

bouwlaag

Volant:

Strook stof als afronding en versiering van zonne-

scherm of markies.

Voorgevellijn:

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorge-

vel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Voorgevelrooilijn:

Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmings-

plan dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

Voorkant:

De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de

voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf

en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw

voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de

weg of het openbaar groen.

W

Weg:

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b,

van de Wegenverkeerswet 1994.

Windveer:

Plank bevestigd langs de kanten van een met riet

of pannen gedekt dak ter afdekking van de voor-

rand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar

gekeept.

- 31-

Woning:

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor

de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

Wolfdak/wolfeinden:

Meestal een zadeldak waarvan één of beide dak-

schilden op de kop een afgeknot dakschild heeft

(wolfeind).

Z

Zadeldak:

Een dak dat aan twee zijden schuin is met een sym-

metrisch profiel.

Zijgevellijn:

Denkbeeldige lijn die strak loopt

langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de

perceelsgrenzen.

WELSTANDSNOTA GEMEENTE HELMOND

BEBOUWINGSTYPEN

Algemeen deel

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

("'"

"~'

Projectnummer: 80E03-HELOOOO6-028

Word bestand: WSN03-HELOOO06-O28

Datum: november 2003

CROONEN

ADVISEURS

-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

Hof! van Hollantlaan 7 . Postbus 435 . 5240 AK Rosmalen

tel (073) 523 39 00 . fax (073) 523 39 99

e-mail bureau@croonen.nl . internet www.croonen.nl

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

INHOUD

1

INLEIDING

1

2 OVERZICHT BEBOUWINGSTYPEN

3

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

r'

\...:W

Indeling welstandsnota Gemeente Helmond

LOKETCRITERIA

(lichte

bouwvergunningsprocedure)

GEBIEDSUITWERKING

(reguliere

bouwvergu n ningsprocedure)

Gemeente Helmond

Loketcriteria

Uitwerking

Stiphout

Uitwerking

NoordwestlWest

Uitwerking

't Hout

Uitwerking

Noord/Oost

Uitwerking

Binnenstad

Uitwerking

Dierdonkl

Brandevoort

Uitwerking

Rijpelberg/

Brouwhuis

Uitwerking

Werkgebieden

Uitwerking Buitengebied

In dit hoofdstuk worden de gebiedsgerichte wel-

standscriteria genoemd die worden gebruikt voor

de kleine en middelgrote bouwplannen die zich

voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur

van Helmond. Deze criteria zijn gebaseerd op het

architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke

kwaliteit zoals die in de bestaande situatie wordt

aangetroffen.

Voor het opstellen van de gebiedsgerichte wel-

standscriteria is een gebiedsindeling gemaakt,

gebaseerd op de waarneembare verschijningsvorm

van de bebouwing. De gebiedsindeling heeft

plaatsgevonden naar aanleiding van verschillende

bebouwingstypen die in Helmond zijn te onder-

scheiden. De indeling in bebouwingstypen is geba-

seerd op de indeling die Welstandszorg Noord-

Brabant heeft gemaakt. Binnen een bebouwingsty-

pe kunnen daarnaast verschillende stedenbouw-

kundige enjof architectonische deeltypen voorko-

men.

Per bebouwingstype zijn welstandscriteria opge-

steld. Hierbij is een onderscheid gemaakt in

gemeenschappelijke welstandscriteria die voor alle

deeltypen binnen dat bebouwingstype gelden en

aanvullende, specifieke welstandscriteria die gelden

voor de stedenbouwkundige enjof architectonische

deeltypen.

-1-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

INLEID IN G

In dit boekje wordt per bebouwingstype een

beschrijving gegeven, die uitmondt in een gebieds-

gericht beoordelingskader. In deze thematische

beschrijvingen komen telkens de volgende onder-

delen aan bod:

Een beschrijving van de kenmerken van het

type, waarbij aandacht wordt besteed aan de

ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige

of landschappelijke omgeving, de typering van

de bebouwing op zich, het materiaal- en kleur-

gebruik en de detaillering. Daarnaast vindt een

beschrijving plaats van de verschillende steden-

bouwkundige enjof architectonische deeltypen

binnen het bebouwingstype en de kenmerken

per deeltype.

De waardering per bebouwingstype. De gefor-

muleerde bebouwingstypen zijn één-voor-één

gewaardeerd waaruit zal blijken waarop het

gekozen basiswelstandsniveau gebaseerd is. Als

basis voor de keuze voor het basiswelstandsni-

veau zijn per bebouwingstype specifieke kwa-

liteiten en kenmerken benoemd (zie 3.4 van

het algemene deel; juridisch en organisatorisch

kader). Hierbij is zoveel mogelijk aangegeven

waar, bij welke ontwikkelingen, rekening mee

dient te worden gehouden, zodat deze ken-

merken en kwaliteiten behouden blijven of ver-

sterkt worden

.- De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in

gemeenschappelijke welstandscriteria die geI-

den voor het gehele bebouwingstype en wel-

standscriteria per deeltype (indien aanwezig).

Per deeltype zijn criteria opgesteld betreffende

de ligging van het bouwwerk in de omgeving,

het gebouw op zich en het materiaal, de detail-

lering en kleur.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 2-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

Hl

HISTORISCHE DORPSGEBIEDEN

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Veel dorpen zijn ontstaan als agrarische nederzet-

tingen. Iedere regio heeft zijn eigen typen zoals

brinkdorpen, de gestrekte langstraatdorpen en

wegdorpen bij jonge ontginningen. Daarnaast zijn

er ook dorpen met een andere ontstaansgeschiede-

nis zoals marktplaatsen, strategische vestigingen of

nederzettingen met een meer industriële oor-

sprong.

De oude dorpsgebieden kenmerken zich door rela-

tief open en kleinschalige bebouwing met daar-

binnen een zekere variatie. Binnen deze gebieden

zijn vaak nog onbebouwde percelen in gebruik als

weiland of moestuin. Op enkele plaatsen en met

name langs kruisingen van belangrijke wegen komt

verdichting voor. Er komen veelal verschillende

functies voor in de historische dorpsgebieden zoals

wonen, detailhandel en verschillende ambachten.

De historische dorpsgebieden vormen een waarde-

vol gebied voor de huidige gemeenten. De histori-

sche dorpsgebieden vormen de historische context

van veel objecten van cultuurhistorische waarde.

Tevens vormen ze belangrijke schakels binnen het

netwerk van wegen en ondersteunen ze de ruimte-

lijke oriëntatie binnen de gemeente.

Bebouwing op zich

De bebouwing in de historische dorpsgebieden is

zeer divers van vorm en karakter. In sommige

gevallen komen nog molens, kerken en boerderijen

voor. De gebouwen zijn individueel ontworpen en

dateren uit verschillende tijdsperioden. De bebou-

wing bestaat overwegend uit één of twee lagen

met een kap.

Materiaal, detailleringen kleur

De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken

in baksteen, het dak is bedekt met riet of pannen.

De detaillering van de bebouwing is zeer divers,

ornamenten (aparte rollagen, metseltechnieken,

luiken e.d.) komen voor.

Er is overwegend gebruik gemaakt van sobere,

rustige en donkere kleuren.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De karakteristiek van de bebouwing dient aan

te sluiten op de karakteristiek van de omliggen-

de historische bebouwing.

De situering of wijziging van de bouwmassa

enjof de oriëntatie mag het historische straat-

beeld niet verstoren.

WAARDERING

Het totaalbeeld van de bebouwing in relatie tot de

omgeving, maar ook de bebouwing op zich is histo-

risch gezien van onschatbare waarde voor het afle-

zen van de ontstaansgeschiedenis van het dorp of

de stad. Naast dit over-all beeld zijn ook de indivi-

duele panden cultuurhistorisch van grote waarde

en dient er derhalve ook op detailniveau zorgvul-

dig met nieuwe ontwikkelingen worden omge-

sprongenWeliswaar is de bebouwing vaak zeer

divers van aard, maar doordat het beeld organisch

is gegroeid, vallen dissonanten onmiddellijk als sto-

rend element op in het totaalgezicht.

Bebouwing op zich

De bebouwingseenheden dienen individueel

herkenbaar te blijven.

Samenvoeging van bouwmassa' s is ongewenst.

De bestaande bouwmassa is leidend bij veran-

dering.

Materiaal, detaillering en kleur

Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit-

gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk,

mits passend binnen de karakteristiek van het

individuele pand en de omgeving.

De historische (dorps)gebieden zijn uit cultuurhisto-

risch, architectonisch en stedebouwkundig oogpunt

van belang. Vergelijkenderwijs verdient de bebou-

wing een relatief hoog welstandsniveau, waarvoor

ook de openbare ruimte in aanmerking komt.

Vandaar dat dit bebouwingstype valt in het

basiswelstandsniveau 1.

- 3-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

-4-

H2

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Historische bebouwingslinten zijn de eerste

bebouwingsconcentraties langs historische verbin-

dingswegen. Rond een aantal van deze linten heb-

ben zich de huidige dorpen en steden ontwikkeld.

Meestal is het lint langs een belangrijke route ont-

staan.

De bebouwing is perceelsgewijs tot stand gekomen

waardoor een wisselend straatbeeld is ontstaan. De

rooilijn is dikwijls individueel bepaald en hierdoor

verspringend. De bebouwingsstructuur is open, met

veel doorzichten naar het achterliggende gebied.

De openbare ruimte, de straat en de begeleidende

bomen enerzijdsen anderzijds de voortuinen of de

aanstrating en stoep zijn, bepalend in het straat-

beeld en zorgen voor de samenhang. Hierdoor vor-

men de perceelsgewijze, individuele invullingen één

straatwand terwijl ze onderling veel van elkaar ver-

schillen. De kavels hebben vaak diepe achtertuinen

en kleine of geen voortuinen.

Woningen, kleine ambachtelijke werkplaatsen, win-

kels, horeca en boerderijen zijn de diverse functies

die je aantreft in de lintbebouwing. Soms heeft een

functieverandering plaatsgevonden. Als dit heeft

plaatsgevonden met behoud van de oorspronke-

lijke bebouwingsmassa wordt dit niet als storend

ervaren

Bebouwing op zich

De bebouwing in de historische bebouwingslinten

is zeer divers van karakter. De gebouwen zijn indi-

vidueel ontworpen en dateren uit verschillende

tijdsperioden. De bebouwing bestaat overwegend

uit één tot twee lagen met langskap. Soms is er

sprake van intensievere bebouwing richting het

HISTORISCHE BEBOUWINGSLINTEN

centrum. Dit zijn smallere percelen en de woningen

bestaan hier uit een dwarskap. Kenmerkend is de

brede en lange massa waarbij horizontaliteit bepa-

lend is voor de opbouw van de gevel. De raamope-

ningen zijn echter verticaal opgebouwd.

Materiaal, detaillering en kleur

De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken

uit baksteen, soms gestukadoord, het dak is bedekt

met riet of pannen. De detaillering van de bebou-

wing is afhankelijk van de ontstaansperiode Men

treft diverse ornamenten, detailleringen in het met-

selwerk (strek- en rollagen) en diverse gevelbeëindi-

gingen aan.

Kenmerkend is het contrast tussen de kleur van het

metselwerk en die van de kozijnen.

WAARDERING

Evenals bij H1 zijn de cultuurhistorische, architecto-

nische, en stedebouwkundige aspecten als zeer

waardevol aan te merken. Aanvullend kan gesteld

worden dat met name bij de linten de relatie met

het buitengebied karakteristiek is. Deze relatie

komt tot stand door de vele doorzichten in het lint

door de individuele panden. Deze doorzichten die-

nen behouden te blijven, evenals de eerder

genoemde aspecten. De noodzaak tot welstand-

stoetsing op detailniveau wordt versterkt doordat

de details van de individuele panden juist een

beeld geven van de ontstaansperiode en daarmee

de ontstaansgeschiedenis van het lint.

- 5-

Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing in histo-

rische dorpse bebouwingslinten een relatief hoog

welstandsniveau. Ook de openbare ruimte komt

voor dit hoge niveau in aanmerking. Bebouwing

van dit bebouwingstype valt in basiswelstandsni-

veau 1.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De huidige mate van open- en geslotenheid is

leidend voor veranderingen.

De situering en oriëntatie van de bebouwing

mogen de continuïteit van de samenstellende

ruimtevormende elementen van de openbare

ruimte van het lint, de weg en de bomen, niet

verstoren.

De diversiteit in gevelwanden staat in relatie

met de karakteristiek en de ontstaansperiode

(van de bebouwing) van de omgeving.

Bebouwing op zich

De individualiteit van de bebouwing staat cen-

traal.

De bestaande bouwmassa is leidend bij veran-

deringen.

Samenvoeging van bouwmassa's is ongewenst.

Materiaal, detaillering en kleur

Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit-

gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk,

mits passend binnen de karakteristiek van het

individuele pand en de omgeving.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 6-

H3

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

In vergelijking met de historische bebouwingslin-

ten kent de historische stedelijke bebouwing een

veel hogere dichtheid. Smallere kavels, hogere

bebouwing (vaak meer dan twee lagen), een geslo-

ten straatwand en een relatief grote bebouwings-

en perceelsdiepte -met af en toe een eigen voor-

ruimte aan de straat- bepalen het beeld. Van ouds-

her volgen de hoofdstraten de historische, kronkeli-

ge routes. De rooilijn, waarin de voorgevels zijn

gebouwd vertoont kleine verspringingen. De geveI-

wanden bepalen hier duidelijk het straatbeeld.

Door de grote intensiteit van bebouwing ontstaat

als het ware een dakenlandschap. De smalle, diepe

bebouwing wordt met dwarskappen afgedekt. De

beëindigingen van de gevels worden over het alge-

meen gevormd door fraai gedetailleerde goot-

lijsten, waarboven dakschilden met hier en daar

een dakkapel. Ook topgevels komen, zij het minder

frequent, voor. Op de bredere percelen wordt de

bebouwing wordt achter de -eveneens uitgewerk-

te- gootlijst middels een samenstel van langs- en

dwarskappen afgedekt.

Bebouwing op zich

De historische stedelijke bebouwing bestaat uit

twee of meer lagen met kap. Kenmerkend is het

veel voorkomend hoogteverschil tussen de begane-

grond laag en de overige verdiepingen. Dit verschil

is in zijn oorsprong te verklaren vanuit een typische

plattegrond- en doorsnedenopbouw, die het moge-

lijk maakte de hogere werkruimte aan de straatzij-

de (lichttoetreding) vanuit een insteekverdieping te

kunnen overzien. De functie van winkels en werk-

ruimten op de begane grond met daarboven gele-

HISTORISCHE STEDELIJKE BEBOUWING

gen woningen leidt in de gevels tot een verschil in

voorkomen van de eerste laag (etalages) ten

opzichte van de verdiepingen (ramen). Van ouds-

her ontstond, mede vanuit bouwtechnische nood-

zaak, een duidelijke architectonische relatie tussen

begane grond en verdiepingen in de gevels.

Raamopeningen zijn duidelijk verticaal gericht. De

straatwand vertoont een grote samenhang, veroor-

zaakt door parcellering, gevel behandeling, materia-

lisering, detail lering en kleurstelling. De rijk gede-

tailleerde gevelbeëindiging speelt daarbij een

belangrijke rol.

Net als in de bebouwingslinten is de bebouwing

perceelsgewijs ontstaan, waardoor er veel onderlin-

ge verschillen tussen de panden zijn.

Materiaal, detaillering en kleur

Het materiaal- en kleurgebruik is divers en verschilt

per pand. Over het algemeen worden gevels

samengesteld uit baksteen dan wel in een lichte

kleur gestukadoord. Mede hierdoor blijven de

afzonderlijke panden in de gesloten bebouwings-

wand herkenbaar. De individuele gevels hebben

een harmonische opbouw. In een aantal gevallen is

de begane grondlaag op nogal brute wijze, ter

wille van de winkelfunctie, gewijzigd, waardoor

sprake is van disharmonie in de gevels, veroorzaakt

door een duidelijke architectonische scheiding naar

de bovenliggende verdiepingen. De oorspronkelijke

gevelornamenten en detailleringen zijn in veel

gevallen bewaard gebleven.

- 7-

WAARDERING

Doordat bij de historische bebouwing een veel

hogere dichtheid is gerealiseerd is de relatie met

het de omgeving klein. De wand die gevormd

wordt door afzonderlijke (en afzonderlijk te her-

kennen) veelal aaneengesloten panden biedt een

brede variatie aan bouwstijlen, met name in de

daktuinen/hoven. Hierdoor ontstaat een aantrek-

kelijk stedelijk silhouet; een eenheid in verscheiden-

heid. Daar waar de plint, die van oudsher vaak als

werkruimte werd gebruikt, gewijzigd is ten behoe-

ve van een winkelfunctie is in veel gevallen een dis-

harmonie ontstaan. De welstandstoetsing dient

hier dan ook in het gevolg minutieus te gebeuren

om het historische, karakteristieke beeld te behou-

den dan wel te versterken.

Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing in de

historische stadskern een relatief hoog welstandsni-

veau. Ook de openbare ruimten komen voor het

hoge niveau in aanmerking. Voor dit bebouwing-

stype geldt derhalve basiswelstandsniveau 1.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

,'~

'CC""

LJ

-9 -

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

Veranderingen aan het gevelbeeld mogen de

straatwand als geheel niet verstoren.

Bebouwing op zich

De verhoudingen in de gevelopbouw mogen

niet verstoord worden.

De schaal van de gevel indeling dient speciale

aandacht te krijgen. De oorspronkelijke parcel-

lering moet herkenbaar blijven.

De oorspronkelijke kapsituatie moet leesbaar

blijven bij verandering aan de bouwmassa.

Ingrepen op begane grondniveau mogen de

harmonie van de individuele gevel als geheel

niet verstoren.

Materiaal, detaillering en kleur

Het materiaal- en kleurgebruik mag de bestaan-

de harmonie van de gehele gevelwand niet ver-

storen.

Veranderingen in materiaal- en kleurgebruik

van de individuele bebouwing dient in relatie te

staan met de gevelwand als geheel.

De oorspronkelijke ornamenten en detaillerin-

gen in de gevel dienen herkenbaar en zinvol te

blijven.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

-10 -

Wl

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Aan het einde van de 1ge eeuwen het begin van

de 20e eeuw zijn in de meer stedelijke gebieden

uitbreidingswijken gebouwd in een compacte, dik-

wijls rijk gedetailleerde woonbebouwing. Dit

gebeurde in (gesloten) historische (woon)bebou-

wing waarbij de hoekoplossingen vaak bijzonder

zijn uitgewerkt. Het gesloten bouwblok wordt

omsloten door straten met een formele, stedelijke

inrichting (rijbaan en trottoir) en een symmetrisch

profiel.

Kenmerkend aan het straatbeeld is de verticale

geleding van de over het algemeen hoge geveI-

wand, dit komt extra tot uitdrukking bij een ver-

springingen in de straatgevelwand.

Bebouwing op zich

De bebouwing bestaat uit twee of meer lagen. De

woningen over het een (flauwe) langskappen of

topgevels. Soms treffen we boven- en benedenwo-

ningen aan waardoor de woningdichtheid in deze

gebieden relatief hoog is. De straatgevels zijn

gesloten en hebben relatief kleine, verticaal gerich-

te gevelopeningen waardoor een vlakke straat-

wand ontstaat. Entreepartijen, balkons, verspringin-

gen in de gevel e.d. vallen hierdoor extra op en

voegen zich naar het verticale karakter van de

gevel. De bebouwing is met zorg ontworpen en

vormt in totaliteit de vlakke straatwand, waarbij de

architectuur van de individuele woning onderge-

schikt is aan die van het totale straatgevelbeeld.

Bijzonder bij de relatief strakke gevelwand zijn de

hoekoplossingen. In het gesloten bouwblok vor-

men zijn zij vaak prominent in het straatbeeld aan-

(GESLOTEN) HISTORISCHE (WOON)BEBOUWING

wezig en vormen in veel gevallen een afsluiting van

het blok.

Materiaal. detaillering en kleur

De architectuur van dit zorgvuldig ontworpen en

uitgevoerd bebouwingstype komt vooral tot uit-

drukking in de kenmerkende detaillering in samen-

hang met het kleur- en materiaalgebruik. De

bebouwing is veelal opgetrokken uit een donkere

baksteen met lichte kozijnen. Veel gevels hebben

nog oorspronkelijke ornamenten zoals gietijzeren

balkons en gevelversieringen.

Wanneer er sprake is van een kap, is deze afgedekt

met pannen.

Deeltype 1: (gesloten) historische (woon)bebou-

wing eind 1ge eeuw

Eind 1ge eeuw ontstonden de eerste uitbreidingwij-

ken naast het historisch centrum. Dit gebeurde

over het algemeen in (gesloten) historische

(woon)bebouwing in navolging op de historische

stedelijke bebouwing. Hoewel veelal met een aan-

tal woningen tegelijk gebouwd, was de individuele

parcellering nadrukkelijk herkenbaar. Kenmerkend

aan de bebouwing binnen dit deeltype is de fraaie

detaillering. Art- nouveau of Jugendstil was de toe-

gepaste stijlvorm. Er werd gebruik gemaakt van

smeedijzeren balkons en erfafscheidingen wat het

statige karakter van het geheel ondersteunt. Het

straatbeeld wordt bepaald door de strakke geveI-

wand waarin de hoektorentjes, erkers en entree-

partijen de gevel verfraaien en soms een bijzonde-

re functie binnen de woning aanduiden.

-11-

Deeltype 2: (gesloten) historische (woon)bebou-

wing jaren '30

De latere uitbreidingen kwamen meer projectmatig

tot stand in complete, als één geheel ontworpen

bouwblokken. Er is sprake van meer samenhang en

rust in het straatbeeld, waarbij de parcellering min-

der nadrukkelijk in de straatwand tot uitdrukking

komt. De stedenbouwkundige structuur heeft een

ruimere opzet waardoor weer plaats is voor voor-

tuinen en groene erfafscheidingen. De bouwblok-

ken uit deze periode kenmerken zich door het in

het oog springend ambachtelijke metsel- en tim-

merwerk. Nauwkeurig gedetailleerd werden deze

woningen in baksteen uitgevoerd. De kap maakt

meer deel uit van het straatbeeld dan in het eerste

deeltype waardoor de straat een minder stedelijke

sfeer krijgt. De individuele woning (of een aantal

woningen tezamen) profileert zich in het straat-

beeld door verschillen in gevelopbouw, maar vooral

door verspringingen, het dakoverstek en toevoe-

gingen aan de straatgevel. Dikwijls worden hori-

zontale ramen toegepast.

Waardering

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat dit

bebouwingstype zeer zorgvuldig en met veel aan-

dacht voor detail is ontworpen. In de stedelijke

structuur neemt dit bebouwingstype veelal een

prominente positie in. Het is van groot algemeen

belang de karakteristiek en de authenticiteit van

dit bebouwingstype te waarborgen. Gezien de

invloed van het individuele blok op de straatwand

als geheel, zelfs tot op het niveau van de detaille-

ringen geldt hier basiswelstandsniveau 1.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

c'

"

"

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

Voor het straatbeeld is de bestaande geleding

van de gevel uitgangspunt

Veranderingen in het gevelbeeld mogen de

straatwand als geheel niet verstoren.

Bebouwing op zich

Bij aanpassingen dient de huidige geleding van

de gevel herkenbaar te blijven

Materiaal, detaillering en kleur

De bestaande kleurstelling, donkere gevels met

lichte (witte) kozijnen, is uitgangspunt.

De oorspronkelijke ornamenten en de zorgvul-

dige, ambachtelijke detaillering dienen herken-

baar en zinvol te blijven.

Welstandscriteria deeltype 1:

Ingrepen aan de gevel mogen de harmonie van

de individuele gevelwand niet verstoren.

Welstandscriteria deeltype 2:

De oorspronkelijke kwaliteit (ambachtelijk met-

sel- en timmerwerk, dakoverstek, plasticiteit in

de gevelwand) is leidend bij aanpassingen, toe-

voegingen of (ver)nieuwbouw.

De individuele woningen dienen herkenbaar te

blijven in het straatbeeld.

-13 -

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

\

\,

-14 -

W2

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

P ARKACHTIGE (WOON)BEBOUWING

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Met parkachtige (woon}bebouwing worden ruim

opgezette woonwijken met veel groen bedoeld. De

brede groene lanen door de wijk met opgaand

groen en de maat van de bouwmassa's en het

groen zijn zeer kenmerkend voor deze gebieden.

Vaak zijn de parkachtige (woon}bebouwing zeer

divers betreffende de woningtypologie. Vaak is er

ook een grote diversiteit in de grootte van de

kavels. De traditionele parkachtige (woon}bebou-

wing zijn ontstaan tussen 1860 en 1940. De wonin-

gen hebben over het algemeen een eigen gezicht

waarbij veel aandacht is besteed aan de architecto-

nische kwaliteit en uitstraling. Ook na 1945 zijn er

woningen gesitueerd in een parkachtige setting.

Veelal bestaan deze naoorlogse parkachtige

(woon}bebouwing uit vrijstaande woningen en bun-

galows. De architectuur is vaak ingetogen van stijl

en minder expressief dan in de oude villaparken.

Vaak zijn in dit thema groepen woningen te her-

kennen die in architectuur sterke overeenkomsten

vertonen.

Bebouwing op zich

De woningen hebben over het algemeen een ruime

voortuin. De grens tussen privé en openbaar wordt

vaak gemarkeerd met een heg of een hek. De

erven hebben een groen karakter, vaak met grote-

re bomen waardoor de woningen niet altijd vanaf

de straat volledig zichtbaar zijn. Niet alle woningen

zijn georiënteerd naar de straat.

De monumentale villa's en herenhuizen uit de peri-

ode 1860-1940 hebben vaak een complexe hoofd-

massa met incidenteel een serre of erker aan de

-15 -

straatzijde. Deze woningen hebben vaak hoge ver-

diepingshoogten en een statig individueel karakter.

De woningen die gebouwd zijn na 1945 hebben

een meer ingetogen karakter en lagere verdie-

pingshoogten dan de oudere villa's. De woningen

zijn eenvoudig van vorm. Ook deze woningen heb-

ben een individueel karakter.

Materiaal, detaillering en kleur

De bebouwing heeft meestal gevels van bakstenen

met kozijnen en betimmering van hout. Sommige

gevels zijn afgewerkt met een stuclaag. Het kleur-

gebruik is overwegend zorgvuldig gekozen. Vaak is

er sprake van schilderwerk in twee kleuren die

zorgvuldig op elkaar afgestemd zijn.

De villa's en herenhuizen uit de periode 1860-1940

zijn rijk bedeeld met details. De naoorlogse wonin-

gen zijn soberder van karakter.

WAARDERING

In deze ruim opgezette, overwegend groene wij-

ken wordt het beeld bepaald door brede groene

lanen waaraan woningen met een sterk individueel

karakter op een grote diversiteit aan kavels. Niet

alle woningen hebben een oriëntatie naar de

straatzijde en vaak hebben ze een ruime voortuin,

waardoor ze niet altijd volledig zichtbaar zijn vanaf

de straat. Er is veel aandacht besteed aan de archi-

tectonische kwaliteit en uitstraling. De welstand-

toets zal voornamelijk betrekking hebben op de

bebouwing op zich, in relatie met de detaillering.

Hiervoor geldt dan ook een basiswelstandsniveau 2.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

G.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De bebouwing dient qua korrel aan te sluiten

op de omgeving.

De bebouwing dient het parkkarakter te res-

pecteren.

De woningen dienen individualiteit uit te stra-

len.

Aanpassingen aan de bebouwing mogen de

verhouding bebouwing-groen niet ernstig ver-

storen. Een duidelijke verstening van de wijk

dient voorkomen te worden.

Materiaal, detaillering en kleur

Bij aanpassingen aan de bestaande bouwwer-

ken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik

uitgangspunt.

Het kleurgebruik dient passend te zijn bij de

oorspronkelijke architectuur.

De bebouwing op het perceel dient als individu-

ele eenheid samenhang te tonen qua materiali-

satie, kleurgebruik en detaillering. Hierbij hoeft

niet aangesloten te worden bij het materiaalge-

bruik, detaillering en kleurgebruik van bebou-

wing in de omgeving.

Bebouwing op zich

De bebouwing dient qua massaopbouwaan te

sluiten bij de omliggende bebouwing.

Aan- en bijgebouwen mogen het open karakter

niet frustreren.

De bebouwing op het perceel dient als individu-

ele eenheid samenhang te vertonen qua archi-

tectuur. Qua architectuur hoeft geen aanslui-

ting gezocht te worden bij de omliggende

bebouwing.

-17 -

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

-18 -

W3

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

De tuinstad gedachte is ontstaan aan het begin van

de negentiende eeuwen was een reactie op de

overbevolking en 'grote stedelijkheid' van destijds.

Het idee dat hieraan ten grondslag ligt, is de bevrij-

ding van het industrieproletariaat uit de ongezon-

de woonomstandigheden. Als alternatief voor de

stenige, overvolle stad werden woonwijken

gebouwd waarin de menselijke maat en de indivi-

duele woning weer een grote rol spelen. In

Nederland was vooral het gedachtegoed van archi-

tect Granpré Moliere bepalend voor de tuinwijkge-

dachte. Kenmerkend is dat ze oorspronkelijk als

samenhangend geheel zijn ontworpen met specifie-

ke architectonische en stedenbouwkundige ken-

merken. Het accent binnen de wijken ligt vooral op

de straatruimte zelf. De straatgevels vormen een

intieme, kleinschalige openbare ruimte. De wonin-

gen zijn nagenoeg allemaal georiënteerd op de

straat, bovenwoningen werden gemeden. Elke

woning heeft zijn eigen tuintje. De tuin vormt een

belangrijke schakel in de oorspronkelijke tuinwijk-

gedachte. Uitgangspunt was een menswaardige

huisvesting voor iedereen waarbij de verbonden-

heid met de natuur belangrijk was. De overgang

van de privé-ruimte naar de openbare ruimte is

zeer zorgvuldig vormgegeven. Zeer kenmerkend op

grote schaal is de uniformiteit van de stedenbouw-

kundige indeling en architectuur van de wijken en

op een lager schaalniveau het oog voor detail en

individualiteit. In dorpen treft men de tuinwijk

vaak aan in kleine clusters aan straten. Door de

samenhang binnen de wijken en de groeninrichting

van de straten, pleintjes en voortuinen is een aan-

TUINDO RPEN EN TUINWIJKEN

genaam en vriendelijk omgevingsbeeld ontstaan. In

de loop van de jaren '30 is binnen deze wijken

meer plaats gekomen voor parkeerplaatsen en veili-

ge speelplaatsen, ten koste van het groen.

Bebouwing op zich

De massavorm is bepalend voor de straat en het

straatbeeld. De grote daken spelen hierin een

grote rol. De gevel en het dakvlak hebben een

horizontaal karakter wat voornamelijk tot uitdruk-

king komt in een doorlopend dak, de lage, liggen-

de dakkapellen en de doorlopende goot met over-

stek. De dakkapellen zitten vaak onder in het dak-

vlak en zijn daarin opgenomen als losse elementen

waardoor het vlak als geheel niet onderbroken

wordt. Bijgebouwen zijn in het oorspronkelijk plan

veelal achter de hoofd massa gesitueerd.

Materiaal, detaillering en kleur

De architectuur is overwegend ingetogen en sober

van opzet met een verfijning in de kleurtoepassing

en detaillering. De huizen zijn opgetrokken uit bak-

steen, soms gestukadoord in lichte kleuren en heb-

ben een pannendak, meestal een langskap. De

bebouwing is met zorg ontworpen en heeft ken-

merkende details en ornamenten in de gevel en

het dak. De gevels zijn versierd met ornamenten en

zijn voorzien van houten kozijnen, rechthoekig van

vorm, verticaal gericht en regelmatig onderver-

deeld met stijlen en roeden. Opvallend en kenmer-

kend zijn de dakoverstekken, de brede goten,

erkers en entreepartijen.

-19 -

WAARDERING

Op grote schaal is de uniformiteit van stedebouw-

kundige indeling en architectuur, terwijl op een

lager schaalniveau juist veel oog is voor detail en

individualiteit. Kenmerkend voor dit type is dat de

kwaliteit bepaald wordt vanuit alle aspecten: stede-

bouwkundige samenhang, architectuur en oog

voor detail.

Tuinwijken en -dorpen zijn zeer zorgvuldig ontwor-

pen en vertonen een grote samenhang. De omge-

vingskwaliteit is hoog, er is sprake van een intieme

sfeer met menselijke maat. Vergelijkenderwijs ver-

dient de bebouwing een redelijk hoog welstandsni-

veau; basiswelstandsniveau 1.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De architectuur en de openbare ruimte zijn in

samenhang ontworpen. Deze samenhang dient

behouden te blijven.

Voor het straatbeeld is de massavorm van de

bebouwing uitgangspunt.

De woningen dienen gericht te zijn op de straa-

truimte.

Zorgvuldig vormgegeven overgangen privé -

openbaar zijn zeer kenmerkend en dienen

behouden te blijven. Met name in de voorge-

bieden is verdichting of verstening ongewenst.

Bebouwing op zich

De huidige massavorm is uitgangspunt. Hierin

spelen de grote daken een belangrijke rol.

De gevelopeningen dienen verticaal gericht te

zijn.

De dakvlakken dienen als een geheel herken-

baar te blijven. Dakkapellen worden onder in

het dakvlak, maar wel los van de goot,

geplaatst. Liggende dakkapellen kunnen passen

in het architectuurbeeld.

Aanbouwen aan de voorzijde dienen onderge-

schikt te zijn aan de gevel als geheel en te pas-

sen in de architectonische identiteit van het

complex.

- 21-

Materiaal, detaillering, kleur

Het kleurgebruik dient sober en ingetogen te

zijn en passend bij de oorspronkelijke architec-

tuur. Afwijkend, niet oorspronkelijk kleurge-

bruik is mogelijk, mits passend binnen de karak-

teristieken van het gehele complex.

Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is

het bestaande kleur- en materiaalgebruik uit-

gangspunt.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 22-

W4

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

In 1901 werd de Woningwet vastgesteld. Als

gevolg hiervan werd de woningbouw niet alleen

genormaliseerd, maar trad er ook een schaalvergro-

ting in het ontwerpproces op. In de jaren dertig

nam de bouwproductie toe om de groeiende

woningnood op te vangen. De industrialisatie in de

bouw kwam op en de eerste geprefabriceerde

bouwonderdelen deden hun intrede. De stan-

daardisatie ging meer en meer de architectuur en

de maat van de woningen bepalen. Met name na

de Tweede Wereldoorlog wordt deze bouwstijl

gebruikt om de dan ontstane woningnood op te

vangen.

In de jaren '50 en '60 zijn op deze wijze veel uit-

breidingswijken gerealiseerd met een eenvoudig

patroon van rechte straten met een symmetrisch

straatprofiel. Deze wijken zijn optimaal op de auto-

bereikbaarheid ontworpen met voetpaden (trot-

toirs) langs de straten. De straten zijn opgebouwd

uit rijen woningen van drie woningen of meer die

afgewisseld worden met geschakelde en vrijstaan-

de woningen Deze woongebieden hebben een

overzichtelijk, rustig en relatief groen karakter. De

wijken zijn in hun oorspronkelijke opzet architecto-

nisch en stedenbouwkundige met zorg ontworpen.

Soms is sprake van een stempeling van het straten-

patroon van de buurt. Erfafscheidingen van de

voor- en eventueel zijtuin zijn eenvoudig en laag.

Bebouwing op zich

Binnen de wijken komt voornamelijk laagbouw

voor, maar ook gestapelde bouw komt op kleine

schaal voor. De grondgebonden woningen zijn

opgebouwd uit één of twee lagen met (Iangs)kap.

TRADITIONELE STROKENBEBOUWING

Sporadisch komen binnen de wijken gestapelde

woningen voor die opgebouwd zijn uit drie of vier

lagen en plat afgedekt dan wel met een flauw hel-

lende langskap. Alle woon bebouwing is op de

openbare ruimte georiënteerd. De architectuur

binnen dit bebouwingstype kenmerkt zich door

ambachtelijk metselwerk en relatief kleine, verticaal

gerichte gevelopeningen in het metselwerk. De rust

in het bebouwingsbeeld ontstaat door eenvoudige

hoofd massa's en de eenheid in kapvorm. In de

meeste gevallen is sprake van langskappen. De

balans in het blok zit hem dan ook in de ritmiek

van de gevels ondersteund door de schoorstenen

op het dak. De indeling van de woningen is duide-

lijk afleesbaar in de gevel. De gelijkvormige koppen

van de bebouwingsstroken geven de zijstraten een

karakteristiek beeld. Typerend aan de architectuur

is de verticale gevelopbouwen de horizontale mas-

saopbouw. Dit laatste komt vooral tot uitdrukking

wanneer de woningen geschakeld of in rijen

gebouwd zijn. De herhaling van gelijkvormige kop-

pen van bouwblokken geven een karakteristiek

beeld naar de zijstraten. Aanbouwen aan achterge-

vels voegen zich simpel binnen de hoofdkarakte-

ristiek van het bebouwingstype. De toevoeging van

dakkapellenjdakopbouwen is afhankelijk van de

dakhelling en de nokhoogte. De architectuur en uit-

straling van de verschillende woningen binnen één

blok zijn nagenoeg gelijk. Verstoringen van het

bebouwingsbeeld doen zich met name voor bij

hoekwoningen, omdat aanbouwen, bijgebouwen

en schuttingen in de zijtuinen vaak op gespannen

voet staan met de stedenbouwkundige karakte-

ristiek van de woonwijk. Er is sprake van een geslo-

ten, blinde zijgevel omdat vaak de bebouwing

direct aansluit op het trottoir.

- 23-

Materiaal, detaillering en kleur

De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder

meer door een eenvoudig materiaal- en kleurge-

bruik. Het ambachtelijk metselwerk (jaren '50) en

dakpannen zijn hierbij de meest gebruikte materia-

len. Gebruik van de eerste prefab elementen (jaren

'60) is al zichtbaar.

WAARDERING

Kenmerkend voor dit bebouwingstype is de rust en

overzichtelijkheid van het straatbeeld. De bebou-

wing is eenvoudig qua opzet, massa en detaillering

en vertoont daarmee veel samenhang.

Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing een

redelijk hoog welstandsniveau, hier geldt basiswel-

standsniveau 2.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

Het stedenbouwkundig patroon dient in de

toekomst leesbaar te blijven, zowel naar de

straat ruimte en groenstructuur en de aanslui-

ting daarop, als naar de rangschikking van de

bebouwing.

De bebouwing dient gericht te zijn op de open-

bare ruimte.

Veranderingen mogen het beeld van de bouw-

blokken, met name de horizontale massaop-

bouw en de duidelijke ritmiek, niet verstoren,

wel versterken.

Bebouwing op zich-

Uitgangspunt is de huidige verticale, eenvoudi-

ge gevelopbouw van de individuele woningen;

het principe van gaten in het metselwerk.

Er dient een afleesbare relatie te zijn tussen de

gevelindeling en de achterliggende functies.

Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn

aan de hoofdbouwmassa, het gevelbeeld enjof

het dakvlak.

De maat van de gevelopeningen is leidend voor

de maatvoering van aanbouwen aan de voorzij-

de.

Materiaal, detaillering, kleur

Het ambachtelijk gedetailleerd metselwerk, al

dan niet met (prefab) ornamenten, dient te

worden gehandhaafd

Bij aanpassingen is bestaande kleur- en materi-

aalgebruik uitgangspunt.

-25 -

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 26-

W5

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

GEÏND U STRIALI SEERD E (WOON) BEBO UWIN G

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Dit bebouwingstype kan beschouwd worden als

een verdere voortzetting van de industrialisatie in

de bouw zoals dit reeds in kleine schaal werd toe-

gepast bij de traditionele strokenverkaveling.

In de jaren '60 en '70 zijn op basis hiervan uitbrei-

dingswijken gerealiseerd die qua verschijningsvorm

afwijken van wat tot dan toe gebouwd werd. Ook

treffen we experimentele verkavelingvormen aan.

Ook wordt gebruik gemaakt van stedenbouwkun-

dige stempels waarbij een bepaalde compositie van

gebouwen meerdere keren terugkomt binnen de

wijk. Deze stempels zijn vaak opgebouwd uit ver-

schillende soorten woningen. In de opbouw van de

gebieden is een duidelijke functiescheiding aange-

bracht tussen wonen, werken, winkelen, groen en

verkeer. In het verkeerssysteem is een hiërarchie

aanwezig en naast parkeren aan de straat komt

ook meer geconcentreerd parkeren voor.

Bebouwing op zich

De bebouwing binnen dit thema bestaat uit veel

verschillende types. Naast grond gebonden wonin-

gen zijn er gestapelde woningen te vinden. De

geïndustrialiseerde bouwmethoden krijgen steeds

meer invloed op de architectonische vorm. Tussen

de betonnen dragers heeft de gevel een horizonta-

le, eenvoudige opbouw. De genormeerde platte-

gronden lenen zich uitstekend voor geprefabriceer-

de bouwsystemen. De aldus genoemde woning-

scheidende wanden geven aan de buitenzijde rit-

miek in de straatgevel. Daartussen worden de

puien gemonteerd als voor- en achtergevel. De

gevel is horizontaal verdeeld in borstweringen en

- 27-

gevelopeningen. Hierdoor zijn de verschillende'

functies binnen de woning niet altijd afleesbaar in

de gevel.

De dakvorm verschilt per blok waarbij de helling en

hoogte maatgevend zijn voor de mogelijkheid van

een dakkapel.

Materiaal, detaillering en kleur

Het kenmerk van de seriematige bouw is het

gebruik van prefab-elementen op grote schaal.

Tussen de geprefabriceerde woningscheidende dra-

gers is de gevel voornamelijk opgebouwd uit pre-

fab puien. Deze opzet is maatgevend voor de

gevelopbouwen zorgt voor een opvallend kleurge-

bruik. Het ambachtelijke metselwerk is vrijwel hele-

maal verdwenen.

WAARDERING

De bebouwing is zeer eenvoudig van opzet en

detaillering. De architectonische waarde van dit

type is gering. De straatwanden vertonen echter

veel samenhang en de omgevingskwaliteit is rede-

lijk hoog. De strakke gevelopbouw vergt daarom

veel aandacht bij individuele initiatieven.

Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing een

redelijk hoog welstandsniveau; evenals W4 geldt

hier basiswelstandsniveau 2.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

Het stedenbouwkundig patroon dient in de

toekomst leesbaar te blijven, zowel naar de ver-

keers- en groenstructuur en de aansluiting daar-

op, als naar de rangschikking van de bebou-

wing.

De bebouwing dient gericht te zijn op de open-

bare ruimte.

Bebouwing op zich

De architectonische identiteit van een complex

dient behouden te blijven.

De ritmiek en compositie van de straatgevel is

uitgangspunt.

Bij aanbouwen aan de straatzijde dient het

onderscheid tussen drager en inbouw herken-

baar te blijven.

De helling en de hoogte van het dak zijn maat-

gevend voor het al dan niet kunnen toevoegen

van dakkapellen.

Materiaal, detaillering en kleur

Materiaal en kleurgebruik dienen passend te

zijn bij de oorspronkelijke architectuur.

Afwijkend, niet oorspronkelijk kleurgebruik is

mogelijk, mits passend in het complex.

Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is

het bestaande kleur- en materiaalgebruik uit-

gangspunt.

- 29-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 30-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

W6

WOONERVEN

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Als reactie op de strakke blokverkaveling ontstaan

in de jaren '70 en '80 wijken die gebouwd zijn met

het gedachtegoed van de Forumbeweging; de

woonerven. De menselijke maat en schaal vormt de

basis voor deze nieuwe woonwijken. Intimiteit, her-

bergzaamheid, ruimte voor de kinderen waren de

thema's op basis waarvan nieuwe woongebieden

werden ontworpen. Grote gebaren en lange stra-

ten werden vervangen door korte, bochtige straten

en erven waaraan de woningen zijn gelegen. De

erven zijn informeel ingericht en de auto is te gast.

Binnen de wijken komen veel verschillende

woningsoorten en financieringskiassen voor.

Anders dan het geval was in de tot dan toe

bestaande wijken is bewust gekozen voor een mix

aan woningtypes. De wijken hebben dan ook geen

'gouden randje' zoals dat tot die tijd vaak wel het

geval was.

Binnen de woonerven is veel openbaar groen, vaak

matig van kwaliteit door de verspreide ligging.

De woonerven zijn sterk naar binnen gericht, een

groot aantal woningen is niet op de straat, maar

op de privé- buitenruimte georiënteerd. De over-

gang van privé naar openbaar, de aansluiting van

de bebouwing op de groen- en verkeersstructuur,

wordt op verschillende manieren opgelost en speelt

een grote rol bij de uiteindelijk betekenis van de

bebouwing op de opbouw van de wijk.

Het straatbeeld wordt bepaald door aaneenge-

bouwde en geschakelde woningen waarbij ver-

springingen in de rooilijn de diversiteit en kleinscha-

ligheid in de openbare ruimte ondersteunen. Daar

waar bergingen vóór de huizen geplaatst zijn ont-

staat vaak een onoverzichtelijk straatbeeld. De wij-

ken uit deze periode bestaan meestal uit een aan-

tal intern gerichte bebouwingsclusters. De clusters

zijn uit een aantal woningen samengesteld die een

grote onderlinge samenhang vertonen. Deze

samenhang is vooral terug te vinden in de mate

van de verwevenheid van de bouwmassa's.

Bebouwing op zich

Alhoewel er sprake is van verschillende woningty-

pen, heeft het beeld, qua architectonische opzet,

een grote eenduidigheid. De architectuur is over-

wegend ingetogen en introvert. De wens om klein-

schalig te bouwen en een op de individuele bewo-

ner gerichte woonomgeving te realiseren is vaak zo

groot dat de wijk onoverzichtelijk wordt. Meestal

ontbreekt het aan visueel- ruimtelijke aanknopings-

punten voor de oriëntatie in de wijk.

De woningen zijn kleinschalig en vooral op de

achtertuin georiënteerd. Naar de straatzijde is de

gevel dikwijls zeer gesloten. Kenmerkend is de situ-

ering van keukens en bergingen aan de voorzijde

van de woningen. De bebouwing bestaat uit één

of meer laag met kap. Deze kap loopt in een aan-

tal gevallen door tot over de bijgebouwen.

De woningen zijn samengesteld uit verschillende

massa's die met elkaar verweven zijn waardoor de

hoofdmassa vaak niet duidelijk te herkennen is.

Materiaal, detaillering en kleur

De woningen in de woonerven zijn te herkennen

aan over het algemeen de donkere materialen;

donkere of rode baksteen, pannen en geschilderd

- 31 -

hout. Hoofdmassa en bijgebouwen kennen hetzelf-

de kleur- en materiaalgebruik. De woningen heb-

ben een eenvoudige detaillering.

WAARDERING

Door de kleinschaligheid en informaliteit hebben

individuele initiatieven slechts beperkte invloed op

het totale beeld. Mede vanwege het overheersen-

de belang van de openbare ruimte in plaats van de

bebouwing kan het bebouwingstype worden vol-

staan met een regulier welstandsniveau; hier geldt

basiswelstandsniveau 3.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

,,'

b

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwingen omgeving

Het oorspronkelijke stedenbouwkundig

patroon dient in de toekomst leesbaar te blij-

ven. De bestaande aansluiting op en overgan-

gen van de bebouwing naar de verkeers- en

groenstructuur zijn uitgangspunt.

De bestaande oriëntatie van de bebouwing op

de openbare ruimte dient te worden gehand-

haafd.

Veranderingen kunnen niet individueel plaats-

vinden, maar altijd in onderlinge samenhang.

Bebouwing op zich

Veranderingen mogen niet leiden tot een ver-

groving van massa- enjof gevel beeld

De verwevenheid van de bouwmassa's dient

gerespecteerd te worden

Materiaal, detaillering en kleur

De terughoudende materialisering en kleurstel-

ling dient gerespecteerd te worden, waarbij de

samenhang niet mag worden verstoord.

'>

- 33-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 34-

W7

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

THEMATISCHE INBREIDING

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Door verlies van de functie zijn stukken grond

binnen het bebouwde gebied vrijgekomen, waar

nieuwe woongebieden of woongebouwen zijn ver-

rezen. Er is veel aandacht besteed aan de architec-

tonische en stedenbouwkundige uitstraling. De

inbreidingen hebben daarom een duidelijke ver-

schijningsvorm.

Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat veelal

een relatie met de stedenbouwkundige context van

de buurt/wijk als geheel ontbreekt. De inrichting

van het openbaar gebied en de woningen zijn als

samenhangend geheel ontworpen en vormen één

geheel. In de verkavelingopzet is gestreefd naar

een helder onderscheid tussen openbaar en privé.

Bebouwing op zich

De architectuur is expressief en onderscheidend van

aard als reactie op de vaak monotone architectuur

van de directe omgeving. In het algemeen heeft

deze woningbouw een frisse en gevarieerde uitstra-

ling. De inbreidingen zijn te beschouwen als com-

plex met veelal dezelfde woningen. De complex-

waarde is hierbij belangrijk. De massa en de archi-

tectonische vormgeving zorgen voor een samen-

hang in de bebouwing.

Materiaal, detaillering en kleur

Het kleur- en materiaalgebruik is complexgebonden

en dus niet onder één noemer te brengen. In het

algemeen kan gesteld worden dat deze complexen

door de keuze van materiaal, detaillering en kleur

de eigen identiteit versterken en daarmee onder-

scheidend zijn ten opzichte van de omgeving.

- 35-

WAARDERING

De meeste thematische inbreidingen hebben een

zeer specifieke, goed afgestemde verschijnings-

vorm. De samenhang is groot en de beeldkwaliteit

hoog.

Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing van de

thematische inbreidingen een redelijk hoog wel-

standsniveau basiswelstandsniveau 2.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De architectuur en de directe openbare ruimte

zijn in samenhang ontworpen. Deze samen-

hang dient te worden behouden.

Bebouwing op zich

De complexwaarde is bepalend voor aanpassin-

gen, toevoegingen of (ver)nieuwbouw.

Veranderingen moeten passen binnen de

(stijl)kenmerken, het imago en de expressiviteit

van het complex.

De gevelopbouwen -indeling en de repetitie

van de samenstellende elementen zijn uitgangs-

punt bij veranderingen, aanpassingen en toe-

voegingen.

Materiaal, detaillering, kleur

Het bestaande kleur- en materiaalgebruik is

bepalend voor de complexwaarde; zij dragen

wezenlijk bij aan de expressiviteit ervan en zijn

uitgangspunt voor aanpassingen.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 36-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

W8

THEMATISCHE UITBREIDING

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Als reactie op de woonerven uit de jaren '70 ont-

staat in de jaren tachtig een veelvormige postmo-

derne stedenbouw en architectuur. Klassieke the-

ma's uit de geschiedenis van de stedenbouw zoals

crescents (halfronde cirkels), symmetrie en straal-

vormig gegroepeerde straten vormen de inspiratie

voor de nieuwe uitbreidingswijken. Het creëren van

een wervend, hoogwaardig woonmilieu is het uit-

gangspunt bij de thematische uitbreidingen. In toe-

nemende mate is, in tegenstelling tot de inbrei-

dingswijken, de landschappelijke context de basis

voor het stedenbouwkundig plan. Er is veel aan-

dacht besteed aan de architectonische en steden-

bouwkundige uitstraling. Door de landschappelijke

en stedenbouwkundige context in het plan te ver-

weven worden verschillende woonmilieus onder-

scheiden.

Het openbaar gebied en de woningen zijn inte-

graal ontworpen en vormen één geheel. In de ver-

kavelingopzet is gestreefd naar een helder onder-

scheid tussen openbaar en privé.

Bebouwing op zich

Binnen de uitbreidingen zijn verschillende woonmi-

lieus enjof architectuurstijlen te onderscheiden. Er

zijn diverse complexen aan de architectonische

vorm van bebouwing te herkennen binnen de wijk.

Deze complexen bestaan uit een wisselend aantal

woningen. De complexwaarde is hierbij belangrijk,

waarbij de gevelopbouw, dakvorm e.d. zorgen

voor samenhang in de bebouwing.

In het algemeen heeft deze woningbouw een frisse

en gevarieerde uitstraling.

Materiaal. detaillering en kleur

Er is een grote variatie in architectonische vormge-

ving te zien. Het materiaal- en kleurgebruik is erg

verschillend per complexen en mede daardoor ook

de detaillering. Vanwege herkenbaarheid en iden-

titeit speelt de complexwaarde een grote rol; het

kleur- en materiaalgebruik en de detaillering wordt

hierdoor bepaald.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De architectuur en de directe openbare ruimte

zijn in samenhang ontworpen. Deze samen-

hang dient te worden behouden.

WAARDERING

De bebouwing is zorgvuldig op elkaar afgestemd,

de samenhang is groot en de omgevingskwaliteit is

hoog. Vergelijkenderwijs verdient dit bebouwing-

stype een redelijk hoog welstandsniveau; in dit

geval basiswelstandsniveau 2.

Bebouwing op zich

De complexwaarde is bepalend voor de vorm-

geving van aanpassingen, toevoegingen of

(ver)nieuwbouw. Veranderingen moeten pas-

sen binnen de (stijl)kenmerken, het imago en

de expressiviteit van het complex.

De gevelopbouwen -indeling en de repetitie

van de samenstellende elementen zijn uitgangs-

punt bij veranderingen, aanpassingen en toe-

voegingen.

Materiaal. detaillering, kleur

Het bestaande kleur- en materiaalgebruik is

bepalend voor de complexwaarde; zij dragen

wezenlijk bij aan de expressiviteit ervan en zijn

uitgangspunt voor aanpassingen.

- 37-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 38-

W9

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Buurten en gebieden met individuele woningbouw

bestaat uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwo-

ningen, die onderling een grote variatie vertonen.

Er is meestal sprake van woningen van verschillen-

de leeftijd. In de loop der jaren zijn de invloeden

van diverse stedenbouwkundige, architectonische

en markttechnische stromingen in de wijken inge-

bracht. De straten en buurten waar individuele

woningbouw aanwezig is hebben meestal een

groen en dorps karakter. De architectuur heeft

overwegend een dorpse uitstraling. Het idee van

projectmatige woningbouw komt in dit soort buur-

ten niet voor.

Het groene karakter van dit soort wijken en buur-

ten wordt niet alleen bepaald door de aankleding

van de openbare ruimte, maar ook door de inrich-

ting en maat van de tuinen van de woningen. Over

het algemeen wordt in dit soort wijken veel aan-

dacht besteed aan de inrichting van tuinen.

Bebouwing op zich

De woningen bestaan meestal uit één tot twee

lagen met kap. De woningen zijn veelal individueel

ontworpen en dateren uit verschillende tijdsperio-

den. Hierdoor heeft elke woning een eigen en her-

kenbaar gezicht. De variatie ontstaat door verschil-

len in situering, stijl, vorm, kleur, materiaal, detaille-

ring, etc. De bebouwing is overwegend op de

openbare ruimte georiënteerd.

Materiaal, detaillering en kleur

De oudere individuele woningbouw is in de meeste

INDIVIDUELE WOONBEBOUWING

gevallen opgetrokken in bakstenen gevels en afge-

dekt met pannen daken. In de loop der tijd deden

moderne materialen hun intrede, waardoor dit

beeld veranderd is. Er worden steeds modernere

materialen toegepast. Het kleurgebruik is gevari-

eerd, afhankelijk van de toegepaste materialen. De

mate van detaillering is gerelateerd aan de ont-

staansperiode van de bebouwing.

Deeltype 1 :'wonen in het bos'

Een aantal individuele woningen is gesitueerd op

grote kavels in een bosrijke omgeving. De openba-

re ruimte die informeel en eenvoudig is ingericht,

zorgt tezamen met de bosrijke omgeving dan wel

de grote tuinen voor het bindend element tussen

de overigens "losse" bebouwing. Het beeld wordt

voornamelijk gevormd door het aanwezige groen.

Ook de meestal informele inrichting van de open-

bare ruimte -een rijbaan met aan weerzijden gras-

bermen- zorgt voor deze samenhang.

Daarentegen is er weinig samenhang in architec-

tuur tussen de (meestal zorgvuldig ontworpen)

woningen. Omdat de woningen zich op redelijke

afstand van elkaar bevinden, worden contrasten

tussen de woningen niet als storend ervaren. De

verscheidenheid gaat niet ten koste van de samen-

hang vanwege de bindende groenstructuur.

Deeltype 2: 'wonen in samenhang'

In dit geval wordt het straatbeeld voornamelijk

gevormd door de woningen gezamenlijk. Het

groen is minder overheersend dan in deeltype 1.

De inrichting van de openbare ruimte is formeler

dan in deeltype 1; in vele gevallen is sprake van

een straat die begeleid wordt door een trottoir,

- 39-

aangekleed met straat bomen. In dit deeltype is er

sprake van enige samenhang in de architectuur die

wordt behaald door diverse aspecten zoals dakrich-

ting, dakvorm, materiaal- en kleurgebruik in de

gevel. Ook de wijze van situering van de woningen

kan een bijdrage leveren aan samenhang. De

woningen zijn gebouwd op minder grote kavels.

Het woongebied is compacter van opzet. Een grote

diversiteit in de verschijningsvorm van de woningen

werkt veelal negatief en daardoor kunnen rommeli-

ge, onsamenhangende straten ontstaan.

Deeltype 3: 'wonen zonder samenhang'

In dit deeltype wordt het beeld bepaald door de

individuele verschijningsvorm van de woningen. Er

is relatief weinig ruimte tussen de woningen; het

groen speelt een minder grote rol in het straat-

beeld dan in de eerste twee deeltypes. In dit deel-

type is er nauwelijks sprake van samenhang in de

verschijningsvorm van de individuele woningen.

Kortom: door al deze aspecten werkt dit deeltype

uit in een rommelig beeld.

WAARDERING

Gezien het individuele karakter van het bebouw-

ingsthema hebben individuele initiatieven minder

invloed op het totale beeld. Alleen bij deeltype 2 is

sprake van samenhang. Vergelijkenderwijs verdient

deeltype 2 een redelijk hoog basiswelstandsniveau

2 en kan voor de deeltypes 1 en 3 worden volstaan

met een regulier basiswelstandsniveau 3.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

Bouwplannen moeten passen binnen de karak-

teristiek van de individuele woning, zoals die

gekenmerkt wordt door de situering, de lande-

lijke uitstraling en het groen en dorps karakter.

De vorm van het perceel is leidend voor de situ-

ering en bouwmassa van hoofd- en bijgebou-

wen.

Materiaal, detaillering, kleur

Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is

het bestaande kleur- en materiaalgebruik uit-

gangspunt.

Samenhang in het bestaande straatbeeld (situe-

ring, dakvorm, dakrichting, kleur- en materiaal-

gebruik) is uitgangspunt voor veranderingen.

In verband met het behoud van het open

karakter dienen de bijgebouwen en uitbreidin-

gen bij voorkeur achter het hoofdgebouw gere-

aliseerd te worden en in ieder geval achter de

voorgevelrooilijn.

Aan de voorkant en zijkant van de woningen,

gericht naar de openbare ruimte, zijn slechts

ondergeschikte uitbreidingen, zoals erkers, dak-

kapellen en entreepartijen toegestaan.

Welstandscriteria deeltype 1

De woning dient in zijn verschijningsvorm de

karakteristieken van het deeltype te respecte-

ren.

De oriëntatie van de woning is vrij indien de

woning vanaf de openbare weg niet goed

zichtbaar is. Als de woning vanaf de weg duide-

lijk waarneembaar is, dient deze hierop geori-

ënteerd te zijn.

De aandacht richt zich op de architectonische

opzet van de individuele bebouwing.

Welstandscriteria deeltype 3

Voor de bebouwing binnen dit deeltype gelden

alleen de algemene welstandscriteria.

Welstandscriteria deeltype 2

De woning dient georiënteerd te zijn op de

weg. Op straathoeken dient sprake te zijn van

een tweezijdige oriëntatie.

Nieuwe bebouwing dient te reageren op de

kwaliteiten van de belendende bebouwing.

Scherpe contrasten met de bestaande bebou-

wing in de omgeving moeten worden verme-

den.

-41-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 42-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

Tl

HOOGBOUW

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Hoogbouw heeft gezien de omvang en uitstraling

een grote invloed op zijn directe omgeving. In een

aantal gevallen is de hoogbouw een stedenbouw-

kundig accent binnen stad of dorp. De visuele aan-

wezigheid van de bebouwing werkt structurerend

op de omgeving en is belangrijk voor de oriëntatie

binnen en rond de kern. Er wordt in dit verband

ook wel gesproken over een 'landmark'.

Gestapelde bouw heeft een grote impact op de

directe omgeving, dit neemt toe naarmate de

bebouwing hoger is.

Door stapeling van (woon}functies kunnen parkeer-

problemen ontstaan. Hiervoor zijn vele oplossingen

te bedenken. Bij gestapelde bouw tot vier lagen is

het nog mogelijk voldoende parkeerplaats langs de

straten te realiseren. Bij bebouwing hoger dan vier

lagen wordt vaak gezamenlijk geparkeerd op een

parkeerplaats. Deze kan zowel op het maaiveld als

in een parkeergarage worden opgelost. Zeker de

eerste vorm heeft veel invloed op het straatbeeld.

De maat van de bebouwing is van invloed op de ste-

denbouwkundige opbouwen inrichting van de

omgeving. Zeker een gebouw dat hoger is dan vier

lagen werpt een aanzienlijke schaduw op zijn omge-

ving. Naast parkeerplaatsen ontstaan in de directe

omgeving van hoogbouw vaak onbebouwde terrei-

nen die worden ingericht als groenvoorziening.

Bebouwing op zich

Over het algemeen kenmerkt de bouwmassa van

dit thema zich door zijn hoogte, maar ook door

een lange, horizontale gevel. Het dak is plat of

heeft een flauwe langskap.

-43 -

Gestapelde woningen worden over het algemeen

ontsloten via een centraal stijgpunt. Op één of

meerdere plaatsen in de gevel is een entreepartij

aanwezig die de bovenliggende woningen ontslui-

ten. De woningen kunnen op verschillende manie-

ren ontsloten worden: portiekontsluitingen, etage-

ontsluitingen met centraal stijgpunt, via een

binnenstraat of een galerij. De manier waarop de

woningen worden ontsloten is kenmerkend voor

het uiteindelijke gevelbeeld.

De gevel kenmerkt zich door een hoge mate van

repetitie en verticaliteit. Uitzonderingen in het

ritme zijn voornamelijk te vinden rond entreepartij-

en en hoekoplossingen.

De architectuur van de bebouwing verschil onder-

ling veel. Hierdoor zijn geen gemeenschappelijke

architectonische kenmerken te benoemen.

Materiaal, detaillering en kleur

Het materiaal- en kleurgebruik van de bebouwing

verschil onderling veel. Hierdoor zijn geen gemeen-

schappelijke architectonische kenmerken te benoe-

men.

WAARDERING

De visuele invloed van hoogbouw op zijn omgeving

is groot, hierdoor is zij vaak zorgvuldig geplaatst

en verankerd in zijn omgeving. Bebouwing en

omliggende ruimte worden vaak gezien als één

geheel, moeten ook in samenhang gezien worden

en zijn van groot belang voor de kwaliteit van de

omgeving. Vergelijkenderwijs verdient dit bebouw-

ingstype daarom minimaal een basiswelstandsni-

veau 2.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

-H

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De maat van het gebouwen de directe omge-

ving dienen op elkaar te worden afgestemd.

De hoofdentree dient op de openbare ruimte

gericht te zijn.

De openbare ruimte of de onbebouwde privé-

ruimte en de bebouwing op zich dienen als

geheel te worden gezien.

Materiaal, detaillering en kleur

Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is

het bestaande kleur- en materiaalgebruik het

uitgangspunt.

Bij detaillering en kleurstelling dient te worden

uitgegaan van de oorspronkelijke idee.

Bebouwing op zich

De huidige massavorm is maatgevend voor de

architectonische eenheid.

De huidige indeling van de gevel, de ritmiek, is

maatgevend.

Aanpassingen aan de woningen dienen voor

alle woningen op vergelijkbare wijze te gebeu-

ren.

Een opbouw op het platte dak is toegestaan,

mits het overal op vergelijkbare wijze gebeurt.

Extra ramen in de zijgevel zijn toegestaan, mits

dit in overeenstemming is met de karakteristiek

van het bouwwerk.

Reclame-uitingen dienen zoveel mogelijk in de

architectuur te worden geïntegreerd.

Het verschil in karakter tussen de begane grond

en de lagen erboven dient te worden gerespec-

teerd. Een andere uitstraling van de begane

grond is mogelijk, mits passend bij de lagen

erboven.

-45 -

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

-46 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

T3

INSTITUTEN

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Onder instituten worden grotere bebouwingscom-

plexen verstaan die min of meer solitair binnen een

stedenbouwkundige enjof landschappelijke struc-

tuur liggen. De instituten hebben een relatief groot

eigen terrein welke parkachtig is ingericht en afge-

stemd op de desbetreffende functie. Het terrein is

intern gericht en min of meer afgesloten van de

omgeving. De bebouwing op het terrein heeft

functioneel en vaak ook qua vorm en architectuur

een grote mate van samenhang. Kenmerkend op

deze terreinen is vaak de ensemblewerking tussen

de solitaire gebouwen en het aansluitende land-

schap.

De relatie die het gebouw aangaat met de omge-

ving, de oriëntatie en aansluiting van de bebou-

wing naar de onbebouwde ruimte dan wel de

overgang is bepalend voor de beleving en de kwa-

liteit. Dit bepaalt in de meeste gevallen dan ook de

ensemblewaarde.

Bebouwing op zich

De bebouwing van instituutsterreinen heeft een

grote mate van samenhang, mits deze in dezelfde

periode zijn gerealiseerd. Indien de realisatieperio-

de over een langere tijd is uitgespreid is er sprake

van diverse architectuurstijlen binnen één instituut.

De bebouwing heeft een individueel karakter en

niet aangepast op de bebouwing in de omgeving.

De architectuur vertoont een grote verscheiden-

heid. De bebouwing geeft in de meeste gevallen

uiting aan het architectonisch denken uit de ont-

staansperiode. De bebouwing is als een afgietsel

van de architectonische stijlkenmerken uit de ont-

staansperiode te beschouwen.

Materiaal, detaillering en kleur

De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken

uit baksteen, het dak is bedekt met pannen. De

detaillering van de bebouwing is zeer divers. Het

kleurgebruik is gevarieerd. De stijlkenmerken uit de

bouw periode zijn vaak tot in het laagste schaalni-

veau doorgevoerd.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De openbare ruimte in de directe omgeving

van de gebouwen en de bebouwing op zich

dienen als geheel te worden gezien en ook

zodanig te worden gezien.

De gebouwen dienen op de openbare ruimte

gericht te zijn.

De oorspronkelijke ensemblewaarde is leidend

bij veranderingen.

WAARDERING

De bebouwing en omgeving zijn vaak zorgvuldig

en in samenhang ontworpen. Ook de gebouwen

onderling vertonen qua vorm en architectuur vaak

een grote mate van samenhang. De bebouwing is

in belangrijke mate sfeer- en beeld bepalend voor

de omgeving. Deze vaak rijke architectuur in com-

binatie met de ensemblewerking met het land-

schap zorgt voor basiswelstandsniveau 1.

Bebouwing op zich

Bij veranderingen en (ver)nieuwbouw is de

opbouwen uitstraling van het oorspronkelijke

complex het uitgangspunt.

Aanpassingen aan de bebouwing dienen onder-

geschikt te zijn aan de gevel als geheel en aan

te sluiten op de architectonische uitstraling.

De hoofdmassa dient als uitgangspunt.

Materiaal, detaillering en kleur

Bij aanpassingen van bestaande bouwwerken is

het bestaande kleur- en materiaalgebruik het

uitgangspunt.

Het materiaal- en kleurgebruik dient bij te dra-

gen aan de herkenbaarheid van de bebouwing.

-47 -

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

-48 -

T4

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Gebouwen binnen dit thema zijn centraal gelegen

binnen een wijk of kern en hebben een individueel

karakter. Zij onttrekken zich vaak uit de steden-

bouwkundige context van de omliggende wijk.

Voorbeelden zijn kerken, scholen, wijkgebouwen,

winkelcentra, dokterspraktijken e.d. Door de cen-

trale ligging en individuele karakter zijn de gebou-

wen goed herkenbaar en belangrijk voor de oriën-

tatie. Bebouwing en de openbare ruimte in de

directe omgeving zijn als één gehele ontworpen.

De bebouwing is op de openbare ruimte georiën-

teerd.

Bebouwing op zich

De architectuurstijl is verschillend, afhankelijk van

de periode waarin deze gebouwd zijn en welke

functie er gehuisvest wordt. De bebouwingsstruc-

tuur is open, de bebouwing is vrijstaand of in een

klein aantal gevallen geschakeld.

Materiaal, detaillering en kleur

Het materiaal- en kleurgebruik verschil per object

en hangt nauw samen met de periode waarin het

gebouwd is en de soort functie die gehuisvest

wordt. In sommige gevallen wordt gebruik

gemaakt van moderne materialen en felle kleuren.

Deeltype 1: 'winkelcentrum'

Voor deze bebouwing geldt dat zij vaak in een gro-

tere verschijningsvorm voorkomen en vaak ook net

een andere uitstraling hebben dan de bovenstaan-

de elementen. Winkelcentra zijn in twee vormen

OP ZICHZELF STAANDE BEBOUWING

onder te verdelen. Allereerst de intern gericht win-

kelcentra. Deze zijn voornamelijk gebouwd in de

jaren '60 en '70. De winkels zijn gelegen aan een

intern. overdekte straten stelsel en hebben nage-

noeg geen uitstraling naar de omgeving. De twee-

de vorm is meer ingebed in de stedenbouwkundige

situatie en wordt vaak gecombineerd met wonin-

gen boven of naast de voorzieningen. Deze centra

zijn opgenomen in de stratenstructuur van de

omliggende wijk, vaak gelegen aan en georiën-

teerd op de hoofdontsluiting. De bebouwing

binnen deze vorm heeft hier een zeer gevarieerde

functie en uitstraling. Door de functiemenging

heeft de begane grond een geheel andere uitstra-

ling heeft als de lagen erboven.

WAARDERING

De gebouwen zijn goed herkenbaar en belangrijk

voor de oriëntatie. Bebouwing en de openbare

ruimte in de directe omgeving zijn als één geheel

ontworpen.

Van de bebouwing wordt een basiskwaliteit ver-

wacht waarbij de relatie met de omgeving er welis-

waar minder toe doet. Met het oog op de herken-

baarheid en het belang voor oriëntatie mag van de

bebouwing toch een redelijke hoge kwaliteit wor-

den verwacht. Dit resulteert in een basiswelstands-

niveau 2.

-49 -

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De openbare ruimte in de directe omgeving

van de gebouwen en de bebouwing op zich

dienen als geheel te worden gezien en ook

zodanig te worden gezien.

De gebouwen dienen op de openbare ruimte

gericht te zijn.

Bebouwing op zich

Aanpassingen aan de bebouwing dienen onder-

geschikt te zijn aan de gevel als geheel en aan

te sluiten op de architectonische uitstraling.

De hoofdmassa dient als uitgangspunt.

Materiaal, detaillering en kleur

Bij aanpassingen van bestaande bouwwerken is

het bestaande kleur- en materiaalgebruik het

uitgangspunt.

Het materiaal- en kleurgebruik dient bij te dra-

gen aan de herkenbaarheid van de bebouwing.

Welstandscriteria deeltype 1

Voor de bebouwing binnen dit deeltype gelden de

algemene welstandscriteria

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 50-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

T5

WOONWAGENLOCATIE

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Woonwagenlocaties ontstaan vaak spontaan

binnen het stedelijk weefsel op niet gebruikt en

onbebouwde terreinen. De kampen zijn in opzet

van een tijdelijke aard, terwijl dit in veel gevallen

een permanente behuizing is geworden. Over het

algemeen zijn ze aan de rand van de bebouwde

kom gelegen.

Woonwagenlocaties zijn duidelijk als geheel te

onderscheiden door de aparte verschijningsvorm

van de bebouwing en de afrastering op de grens

van het kamp.

Door de spontane ontstaanswijze is er over het

algemeen geen verweving met de omliggende wij-

ken en gebieden. De bebouwing richt zich naar

binnen waardoor het woonwagenkamp vaak een

gesloten indruk maakt.

Binnen de woonwagenlocaties is er naast de privé-

buitenruimte veel gezamenlijke buitenruimte. Deze

ruimte is centraal in het terrein gelegen, de woon-

wagens zijn hier rond geschakeerd.

Bebouwing op zich

De bebouwing kent een grote uniformiteit in uit-

straling en opbouw. De bebouwing bestaat over

het algemeen uit één laag met een flauw hellend

dak. De opbouw van de gevel is erg verschillend.

De gevelopeningen maken een groot deel van de

gevel uit.

De woningen zijn vrij klein, alhoewel dit per

woning erg kan verschillen.

Materiaal, detaillering en kleur

Het materiaalgebruik verschil erg per woning of

- 51 -

gebouw. De meeste gebouwen zijn opgetrokken

uit HSB- wanden met een kunststof bekleding of

. houten planken. Het dak is bekleed met bitumen

of een plaatmateriaal.

Het kleurgebruik is natuurlijk en licht. De kozijnen

hebben vaak een lichte kleur.

De detaillering verschilt per woning, de oorspron-

kelijke detaillering is vrij simpel, maar individuele

aanpassingen zorgen voor grote verschillen per

woning.

WAARDERING

Vaak ontstaan als tijdelijke vestiging op de onbe-

bouwde terreinen binnen het stedelijk weefsel heb-

ben deze in de loop der tijd een permanent karak-

ter gekregen. Over het algemeen zijn ze aan de

rand van de bebouwde kom gelegen. Doordat ze

spontaan zijn ontstaan en ze door hun aparte ver-

schijningsvorm en afrastering is er geen verweving

met de omliggende gebieden. De bebouwing richt

zich naar binnen waardoor het geheel een gesloten

indruk maakt. Gezien de afzondering van het ste-

delijk weefsel en het naar binnen gerichte karakter

geldt hier basiswelstandsniveau 3.

WELSTANDSCRITERIA

Voor de bebouwing binnen dit bebouwingstype.

gelden alleen de algemene welstandscriteria.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 52-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

B2

BED RI]FSBEBO UWIN G

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

In de loop der jaren is er een duidelijke verschui-

ving te zien in de situering van de bedrijventerrei-

nen. Van oorsprong waren bedrijven gelegen langs

de ontsluitingsroutes over het water en het spoor.

Veel bedrijven waren gevestigd aan rivieren, kana-

len, weteringen en de spoorlijn. Toen het vervoer

over de weg een belangrijkere plek innam werd de

afhankelijkheid van de waterwegen en het spoor

kleiner. Meer bedrijven vestigden zich langs provin-

ciale en rijkswegen. Tegenwoordig is de situering

van een bedrijf op een goed bereikbare en vooral

door veel mensen zichtbare locatie belangrijk

geworden voor een ondernemer (o.a. in verband

met naamsbekendheid). Langs de autosnelwegen

zijn zogenaamde "zichtlocaties" ontstaan.

Nabij de grotere kernen en nabij autosnelwegen

hebben zich de laatste decennia logistieke trans-

portcentra ontwikkeld. Deze centra worden

gebruikt voor het opslaan, Iaden en lossen van

diverse goederen. Het transport geschiedt met

vrachtwagens.

Aan de rand van de grotere kernen worden vaak

gebieden aangetroffen waar perifere detailhandel

is gevestigd. Hiermee worden de grotere doe-het-

zelf, kluswinkels, auto showrooms, alsook diverse

groothandels mee bedoeld.

Naast deze grotere locaties zijn de kleinere bed rij-

venlocaties nabij de kleinere kernen aanwezig. Hier

zijn overwegend Iocale bedrijven gevestigd.

Bebouwing op zich

De bebouwing op de zichtlocaties zijn vaak domi-

nant in uitstraling. De bebouwingsmassa's hebben

veelal een extravert karakter met het doel het oog

van de voorbijganger te trekken. Dit kan door

middel van uitgesproken architectuur maar ook

met behulp van grote uithangborden aan de

gevel(s).

De bebouwing op de plaatselijke bedrijventerrei-

nen bestaat veelal uit eenvoudige loodsen met een

klein kantoor- en kantinegedeelte. De bebouwing

van de logistieke transportcentra worden geken-

merkt door de aanwezigheid van grote opslaglood-

sen met rijen "Ioadingdocks".

In sommige gebieden zijn op de bedrijfspercelen

bedrijfswoningen geplaatst. Vaak staan deze

woningen aan de voorzijde van het bedrijfsperceel.

Veelal is er bij de vormgeving van de bedrijfswonin-

gen geen rekening gehouden met de beeldaspec-

ten van de directe omgeving en de bedrijfsbebou-

wing. Hierdoor vormen de bedrijfswoningen vaak

vreemde elementen op een bedrijventerrein.

De hoofdentree van de bedrijfsbebouwing is vaak

middels borden aangegeven. Niet in alle gevallen is

de entree tevens ruimtelijk en architectonisch dui-

delijk vormgegeven.

Materiaal, detaillering en kleur

Op de bedrijventerreinen komt in de gevels een

zeer grote diversiteit aan materialen voor. Ook in

detaillering en kleurgebruik zijn er grote verschillen

te herkennen. Er is over het algemeen weinig

samenhang in materialisering, detaillering en kleur-

gebruik tussen de verschillende bedrijfspercelen.

Per perceel is deze eenheid vaak juist wel te her-

- 53-

kennen. Elk (cluster van) bedrijfsgebouw(en) vormt

een individuele eenheid en heeft een eigen iden-

titeit.

WAARDERING

Op de bedrijventerreinen is sprake van een menge-

ling van middelgrote bedrijfskavels met (zorgvuldig

ontworpen) bedrijfsgebouwen. Vaak zijn er thema-

tische architectonische kenmerken en wordt veel

aandacht besteed aan erfafscheidingen en presen-

tatie.

Door de thematische architectonische kenmerken,

de aandacht voor presentatie en de zorgvuldige

situering en inrichting, is er sprake van een relatief

hoge omgevingskwaliteit. Echter vanwege de indi-

vidualiteit en aangezien er geen beleid is ontwik-

keld voor dergelijke zichtlocaties, wordt volstaan

met basiswelstandsniveau 3.

Welstandsnota Gemeente Helmond. Algemeen deel

- 55-

"\i1.".).

D

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De architectuur van de bebouwingsmassa dient

rekening te houden met de situering van het

gebouw ten opzichte van de stedenbouwkundi-

ge structuur.

De bebouwing dient zich te oriënteren naar de

openbare weg. Indien er sprake is van een

hoeksituatie dient er dan ook naar twee zijden

georiënteerd te worden.

Bebouwing op zich

De hoofdentree dient duidelijk herkenbaar te

zijn.

Wijzigingen aan het gebouw dienen qua archi-

tectuur aan te sluiten op de bestaande bouw-

massa.

Indien er sprake is van afzonderlijke bouwmas-

sa's dient de bebouwing per bedrijf(eenheid)

een herkenbare eenheid te zijn.

Er dient sprake te zijn van samenhang in archi-

tectuur tussen de eventuele bedrijfswoningen

en de bedrijfsbebouwing.

Materiaal, detaillering en kleur

Er dient per perceel sprake te zijn van samen-

hang in materiaal, detaillering en kleurgebruik.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 56-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

B3

KANT 0 0 RBEBO UWIN G

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Kantoorlocaties zijn gebieden waar voornamelijk

bedrijven in de kantorensfeer zich hebben

gevestigd. Deze terreinen zijn vaak zodanig inge-

richt dat ze de toestroom en aanwezigheid van

grote aantallen werknemers kunnen opvangen.

Vaak is er in dit type gebieden veel aandacht

besteed aan de buitenruimte om een prettige ver-

blijfssfeer te creëren. De gebouwen oriënteren zich

overwegend naar de ontsluitingsstraat. Vaak zijn in

één gebouw meerdere bedrijfskantoren gevestigd.

Aan de buitenzijde is deze diversiteit veelal niet

merkbaar. De architectuur van de kantoren speelt

veelal zorgvuldig in op de stedenbouwkundige

positie van het gebouw.

Naast de bebouwing van de kantoren en de ertus-

sen liggende buitenruimten zijn de voorzieningen

voor het parkeren van auto's en in mindere mate

het stallen van fietsen beeldbepalend op deze loca-

ties. Veelal zijn de voorzieningen voor het parkeren

van auto's en fietsen in bebouwing opgenomen.

Parkeren van auto's vindt vaak plaats onder het

kantoorgedeelte. De fietsenstalling is veelal in een

bij- of aanbouw geplaatst.

Bebouwing op zich

De gebouwen oriënteren zich veelal middels een

duidelijke representatieve entree partij naar de ont-

sluitingsstraat. Doordat het gebouw over het alge-

meen veel bureauwerkplekken huisvest zijn er veel

(grote) ramen in de gevels geplaatst. Vaak is er

sprake van een duidelijk ritme in het gevelbeeld.

De gebouwen hebben vaak aan alle zijden ramen.

Vaak zijn de kantoorgebouwen gestapeld uitge-

voerd. De parkeerdekken en de kantoorvloeren zijn

hierbij duidelijk van elkaar te onderscheiden. Indien

er meerdere bedrijven gehuisvest zijn in één kan-

toorgebouw is dit vaak niet in de gevel herken-

baar.

Materiaal, detaillering en kleur

Over het algemeen bestaan de kantoorlocaties uit

representatieve gebouwen. Vooral bij de nieuwere

kantoorlocaties komt het voor dat de verschillende

kantoorgebouwen samen een eenheid vormen in

architectuur. Hierbij is er sprake van een bebouw-

ingscomplex. Bij de meeste kantoorlocaties is

getracht een chique beeld te creëren. Het kantoor-

gebouw wordt vaak als visitekaartje van een onder-

neming gezien.

Er wordt gebruikt gemaakt van zeer diverse materi-

alen. Per kantoorgebouw zijn de materialen, details

en het kleurgebruik zorgvuldig op elkaar afge-

stemd.

WAARDERING

Veelal speelt de architectuur in op de stedebouw-

kundige situatie, is de uitstraling gericht op repre-

sentativiteit en is er veel aandacht besteed aan bui-

tenruimte en ontsluiting, is de omgevingskwaliteit

redelijk hoog en de samenhang redelijk groot.

Hieruit volgt basiswelstandsniveau 2.

- 57-

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De architectuur van de bebouwingsmassa dient

rekening te houden met de situering van het

gebouw ten opzichte van de stedenbouwkundi-

ge structuur.

De bebouwing dient zich te oriënteren naar de

openbare weg. Indien er sprake is van een

hoeksituatie dient er dan ook naar twee zijden

georiënteerd worden.

Bebouwing op zich

De hoofdentree dient duidelijk herkenbaar te

zijn.

Wijzigingen aan het gebouw dienen qua archi-

tectuur aan te sluiten op de bestaande bouw-

massa.

Eventuele bebouwde parkeeroplossingen die-

nen qua architectuur samenhang met de overi-

ge bebouwing te vertonen.

Materiaal, detaillering en kleur

Bij wijzigingen van de bebouwing zijn het

bestaande materiaal- en kleurgebruik uitgangs-

punt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk, mits

passend binnen de karakteristiek van het

gebouw.

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 58-

Gl

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

PARKEN, GROENGEBIEDEN EN SPORTCOMPLEXEN

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Stadsparken komen in veel gevallen voor op voor-

malige verdedigingslinies die aan het eind van de

1ge eeuw zijn geslecht. Ook voormalige landgoede-

ren zijn in het verleden als wandel park voor het

publiek opengesteld. Groengebieden komen ver-

spreid in de dorpen en steden voor. Met name

vanaf de jaren zestig werden ruime groene lobben

in de stedenbouwkundige structuur opgenomen als

scheiding tussen verschillende wijken of buurten.

Sportcomplexen komen van oudsher voor aan de

randen van kernen. Oudere sportcomplexen zijn

later ingebouwd door nieuwere uitleggebieden en

daardoor midden in de bebouwde kom komen te

liggen. Op deze complexen is meestal bebouwing

aanwezig in de vorm van kantines met kleedloka-

len, sporthallen en tribunes.

Bebouwing op zich

De bebouwing in deze gebieden bestaat voorna-

melijk uit solitaire bebouwing. In de parken komen

o.a. kiosken en voormalige landhuizen voor. In de

groengebieden is slechts zelden sprake van bebou-

wing. In sommige gebieden zijn spelelementen

geplaatst. Op de sportcomplexen is meestal bebou-

wing aanwezig in de vorm van kantines met kleed-

lokalen, sporthallen en tribunes. De bebouwing

bestaat vaak uit één laag met een plat dak.

Materiaal, detaillering en kleur

De bebouwing in de stadsparken is veelal rijk gede-

tailleerd met ornamenten. De eventueel nog aan-

wezige landhuizen zijn veelal opgetrokken in bak-

steen. Voor de overige bebouwing wordt een ver-

scheidenheid aan materiaal gebruikt (hout, metaal,

glas, steen). Het kleurgebruik is overwegend sober.

De bebouwing in de groengebieden beperkt zich

overwegend tot spelobjecten. Deze bestaan vaak

uit hout, metaal enjof kunststof. Veelal in vrolijke

en heldere kleuren.

Op de sportterreinen is vaak sprake van bebou-

wing van metselwerk, hout of van plaatmateriaal

van kunststof of metaal. Er is veelal sprake van

sober kleurgebruik.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De bebouwing dient het karakter van het

omliggende park, groengebied of sportcomplex

niet te domineren.

Bebouwing op zich

De bebouwing dient in uitstraling een ensemble

te vormen met de bestaande bebouwing op

het perceel.

WAARDERING

Parken, sportcomplexen en begraafplaatsen zijn

openbare ruimten. De omgevingskwaliteit is veelal

hoog. De bebouwing valt op, omdat de panden er

solitair of in relatief beperkte omvang aanwezig

zijn. Gezien de grote invloed op de omgeving en

het openbare karakter van dit bebouwingstype

wordt aan de bebouwing een basiswelstandsniveau

2 toegekend.

Materiaal, detaillering en kleur

Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit-

gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk,

mits passend binnen de karakteristiek van de

omgeving.

- 59-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 60-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

G3

BOERENERVEN

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Er is een rijke verzameling van gebieden die zijn

ontstaan uit verschillend agrarisch grondgebruik.

Diverse methoden van akkerbouw en veeteelt zijn

in de loop der eeuwen in de vorming van het land-

schap tot uitdrukking gekomen en worden nu als

cultuurhistorische gebieden beschermd.

De oudere erven nemen een eigen positie in

binnen het landschap. Meestal liggen ze op de

overgang van hoge naar lage gronden. Het zijn

clusters van relatief forse bouwmassa's; onregelma-

tig ten opzichte van elkaar geplaatst. Veel oude

erven zijn daarnaast belangrijke schakels in de

landschappelijke structuur. De oude gebouwen vor-

men een waardevol cultuurhistorisch erfgoed. De

"jongere"erven liggen langs een weg. Meestal is

het voorhuis naar de weg gekeerd en liggen daar-

achter de schuren in een rechthoekig patroon.

Sommige erven maken deel uit van een bebouw-

ingslint.

Bebouwing op zich

De laatste jaren vindt er een ingrijpende schaalver-

groting plaats in de agrarische bebouwing. De

oudere schuren maken plaats voor grote loodsen.

Deze verhouden zich vaak moeizaam met de schaal

van het landschap. Ook vindt er op voormalige

boerenerven een functieverschuiving plaats naar

wonen en andersoortige bedrijvigheid. De oor-

spronkelijke karakteristiek van de erven staat hier-

door eveneens onder druk. De bebouwing bestaat

overwegend uit één bouwlaag met een kap.

Materiaal, detaillering en kleur

De oudere agrarische bebouwing bestaat uit bak-

stenen boerderijen en schuren. De boerderijen zijn

in sommige gevallen rijk aan details.

De oudere, bakstenen schuren hebben in een aan-

tal gevallen plaats gemaakt voor grote damwand

loodsen. Deze loodsen zijn vaak in grijs, groen of

bruintinten uitgevoerd

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De bebouwing op de boerenerven dient teza-

men een ensemble te vormen.

De bebouwing dient in schaal en karakter aan

te sluiten op het omliggende landschap.

Bebouwing op zich

Het karakter van de bebouwing dient behou-

den te blijven.

Bij een aanpassing of wijziging van de bebou-

wing dient zorgvuldig omgegaan worden met

de historische en cultuurhistorische waarde van

de bebouwing.

WAARDERING

Boerenerven nemen een belangrijke positie in

binnen het landschap. Een aantrekkelijk buiten ge-

bied is van groot belang als tegenhanger van de

bebouwde (stedelijke) gebieden. Bebouwing in het

landschap valt op omdat de panden solitair of in

relatief beperkte omvang aanwezig zijn. Hoewel

aan de bedrijfsbebouwing zelf veelal geen hoge

architectonische waarde kan worden toegekend,

verdient de bebouwing, gezien zijn invloed op het

landschap, toch de nodige aandacht.

Vergelijkenderwijs verdient deze bebouwing dan

ook een redelijk hoog basiswelstandsniveau; niveau

2.

Materiaal, detaillering en kleur

Het bestaande materiaal- en kleurgebruik en

detailleringniveau is uitgangspunt. Afwijkingen

hiervan zijn mogelijk, mits passend binnen de

karakteristiek van het hele perceel.

-61-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

- 62-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

G4

NATUURGEBIEDEN

KENMERKEN

Bebouwing en omgeving

Natuurgebieden worden gekenmerkt door de

beschermde status die ze genieten. Vaak worden

deze gebieden beheerd door instanties zoals

Staatsbosbeheer, Stichting Natuurmonumenten en

het Brabants Landschap. Van overheidswege wordt

de situering van nieuwe bebouwing tegengegaan

ter bescherming van het natuurgebied.

Bebouwing op zich

In deze gebieden komt vrijwel geen bebouwing

voor. Op enkele plaatsen is nog bebouwing aanwe-

zig die geplaatst is voordat het gebied een

beschermde status kreeg. Deze bebouwing heeft

vaak de verschijningsvorm van een boerderij

bestaande uit één laag met een kap. Ook zijn er

vaak enkele gebouwen aanwezig ten behoeve van

natuureducatie, voorlichting en onderhoud. Deze

gebouwen hebben vaak een zeer duidelijk natuur-

vriendelijk en ecologisch verantwoord karakter.

Materiaal, detaillering en kleur

De bebouwing die gebouwd is voordat het gebied

de status kreeg van natuurgebied heeft vaak de

verschijningsvorm van een boerderij. Vaak zijn de

gevels opgetrokken van steen en bestaat de

bebouwing uit één laag met een kap. De bebou-

wing die geplaatst is ten behoeve van het natuur-

gebied (bebouwing ten behoeve van natuureduca-

tie, voorlichting en onderhoud) is vaak opgetrok-

ken van hout en bestaat uit één laag.

- 63-

WAARDERING

Natuurgebieden hebben een steeds grotere bete-

kenis gekregen als ruimte waar de mens het land-

schap en de natuur kan beleven. Deze gebieden

worden vooral beleefd vanaf de routes. De bebou-

wing is ondergeschikt en mag de landschappelijke

ruimte niet storen of domineren. Deze gebouwen,

die overigens nauwelijks in deze gebieden voorko-

men, hebben vaak een duidelijk natuurvriendelijk

en ecologisch verantwoord karakter. Volstaan kan

worden met basiswelstandsniveau 3.

WELSTANDSCRITERIA

Bebouwing en omgeving

De bebouwing dient het karakter van het

omliggende natuurgebied niet te domineren.

Bebouwing op zich

De bebouwing dient in uitstraling aan te sluiten

op het karakter van de omgeving.

Materiaal, detaillering en kleur

Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit-

gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk,

mits passend binnen de karakteristiek van de

omgeving.

Het kleurgebruik dient afgestemd te zijn op de

directe omgeving.

WELSTANDSNOTA GEMEENTE HELMOND

JURIDISCH KADER EN BASIS WELSTANDSNOTA

Algemeen deel

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

COLOFON

Projectnummer: BOE03-HELOOOO5-01B

Word bestand: W5N03-HELOOO06-01 B

Datum: november 2003

CRooNEN

ADVISEURS

-

Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm

Hof! van Hollantlaan 7 . Postbus 435 . 5240 AK Rosmalen

tel (073) 523 39 00 . fax (073) 523 39 99

e-mail bureau@croonen.nl . internet www.croonen.nl

1 INLEIDING

2 JURIDISCH EN

ORGANISATORISCH KADER

3 BEOORDELINGSKADER

3.1 Opzet beoordelingskader

3.2 Samenhang van de criteria

3.3 Geografische uitwerking per

welstandsgebied (9 delen)

3.4 Welstandsniveau

3.5 Toetsingstraject

4 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

4.1 Algemeen

4.2 Toepassing algemene criteria

4.3 Beoordelingsaspecten en criteria

5 BEBOUWINGSTYPEN

5.1

Toepassing welstandscriteria

bebouwingstypen

Bebouwingstyperingen

5.2

1

5

19

19

21

21

22

25

27

27

27

27

31

31

31

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

INHOUD

6 WELSTANDSCRITERIA SPECIFIEKE OBJECTEN

EN ENSEMBLES

Algemeen 33

Beoordelingskader specifieke objecten

en ensembles 33

7 WELSTANDSCRITERIA VEEL VOORKOMENDE

KLEINE BOUWPLANNEN (LOKETCRITERIA)

7.1 Algemeen

7.2 Toepassingen en gebruik

6.1

6.2

8 INSPRAAK- EN VASTSTELLINGSPROCEDURE

9 BEGRIPPENLIJST

10 BRONVERMELDING

33

35

35

36

37

39

43

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

GEBIEDSIJ\JDE,I~ING VV~ELSTi~~J'JI)S~JO>-rr\ I-IEL,rviOJSfD

Indeling welstandsnota Gemeente Helmond

LOKETCRITERIA

(lichte

bouwvergu n ningsprocedure)

Loketcriteria

GEBIEDSUITWERKING

(reguliere

bouwvergunningsprocedure)

Uitwerking

Stiphout

Uitwerking

NoordwestlWest

Uitwerking

't Hout

Uitwerking

Binnenstad

Uitwerking

Rijpelbergl

Brouwhuis

Uitwerking

Dierdonk!

Brandevoort

Uitwerking

Werkgebieden

Uitwerking Buitengebied

AANLEIDING VOOR DE ONTWIKKELING VAN

WELSTANDSBELEID

Op 1 januari 2003 is de Woningwet 2002 in wer-

king getreden. De gewijzigde wet beoogt een

zodanige verbetering van de bouwregelgeving dat

deze in vergelijking tot de oude regelgeving:

meer aansluit op maatschappelijke behoeften

en wensen;

over een breder maatschappelijk en bestuurlijk

draagvlak beschikt

in de praktijk beter hanteerbaar en handhaaf-

baar is.

1.1

Als gevolg van deze wetswijziging is de systematiek

van het huidige bouwvergunningstelsel ingrijpend

veranderd. Een van de wijzigingen betreft het

gemeentelijk welstandstoezicht.

Op grond van de Woningwet 1991 oefende de

gemeente reeds toezicht uit op de aanvaardbaar-

heid van het uiterlijk van afzonderlijke bouwwer-

ken. Gegeven het belang van een goede ruimtelijke

kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving brengt de

wetswijziging dan ook geen fundamentele wijzi-

ging in die taakstelling.

Steeds meer wordt onderkend dat ruimtelijke kwa-

liteit belangrijk is voor de waardering van bouw-

werken op zichzelf en in relatie met hun omgeving.

Die ruimtelijke kwaliteit omvat niet alleen de

gebruikswaarde van bouwwerken, maar ook hun

culturele waarde (belevingswaarde) en toe-

komstwaarde. Een goede ruimtelijke kwaliteit van

de dagelijkse leefomgeving kan bijdragen aan leef-

baarheid en is ook vanuit oogpunt van duurzaam-

heid en als cultureel erfgoed van belang: opvolgen-

de generaties moeten niet worden opgezadeld met

een gebouwde omgeving van onvoldoende ruimte-

lijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit heeft bovendien

een economische dimensie.

De uitoefening van het welstandstoezicht door de

gemeente gaat onvermijdelijk gepaard met begren-

zing van de keuzevrijheid van burgers en bouw-

praktijk, alsmede met administratieve en bestuur-

lijke lasten. Het belang van een goede ruimtelijke

kwaliteit maakt die consequenties aanvaardbaar,

mits die begrenzing en belasting niet groter zijn

dan noodzakelijk. In dat verband is verbetering van

de doelmatigheid en de inzichtelijkheid van het

welstandstoezicht mogelijk en wenselijk.

De wetswijziging gaat uit van een verdere verdui-

delijking en aanscherping van het wettelijke regime

ten aanzien van het welstandstoezicht met een

grotere transparantie van welstandscriteria en dif-

ferentiatie van deze criteria naar gebieden.

Burgers en bouwpraktijk mogen aan het eind van

ruimtelijke planvormingsprocessen niet worden ver-

rast door de welstandscriteria die door de gemeen-

te worden gehanteerd.

Dit betekent dat de gemeenteraad:

burgers vooraf zo concreet mogelijk duidelijk

moet maken wat het wettelijk criterium 'rede-

lijke eisen van welstand' inhoudt ('wat kan en

wat kan niet');

vooraf een zo concreet mogelijk inhoudelijk

toetsingskader moet bieden; het wetsvoorstel

voorziet in de verplichting voor de gemeente-

raad om zulke criteria vast te leggen in een

gemeentelijke welstandsnota.

-1-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

INLEIDING

In opdracht van de Rijksbouwmeester is het onder-

zoek "Welstand op een nieuwe leest" verricht, dat

voor gemeenten die een welstandsnota gaan

opstellen waardevolle onderdelen bevat. In dat

onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat

het in principe mogelijk is om met een gebiedsge-

richte benadering een meer toetsbaar welstand-

stoezicht te voeren alsmede om voor kleine bouw-

werken en karakteristieke gebouwen objectgerich-

te criteria op te stellen. Een verdere uitwerking van

de aanbevelingen is opgenomen in het werkdocu-

ment "Naar een gemeentelijke welstandsnota".

Voor de onderscheiden gebieden kunnen verschil-

lende welstandsregimes worden vastgesteld. Met

het welstandsregime geeft het gemeentebestuur in

feite aan welk kwaliteitsniveau 'redelijk' wordt

geacht in een bepaald gebied, wat de bestuurlijke

visie is op het gebied en via welke strategie deze

visie verwezenlijkt zou kunnen worden.

Naast reeds door het rijk aangewezen beschermde

stads- en dorpsgezichten kunnen gebieden waar

extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit

gewenst is, worden benoemd als bijzonder wel-

standsgebied. Gebieden waar geen bijzondere,

expliciete eisen worden gesteld aan de ruimtelijke

kwaliteit kunnen worden benoemd als regulier wel-

standsgebied, of zelfs welstandsvrij gebied.

In het kader van de vermaatschappelijking voorziet

de wetswijziging verder in openbaarheid van de

vergaderingen van de welstandscommissie en in

het afleggen van verantwoording in de vorm van

jaarverslagen van burgemeester en wethouders en

van de welstandscommissie over de toepassing van

hun bevoegdheden in het kader van het welstand-

stoezicht. Die jaarverslagen kunnen mede dienen

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

INLEIDING

als evaluatiemiddel ten behoeve van eventuele bij-

stelling van de welstandscriteria door de gemeente-

raad en als hulpmiddel voor burgers en bouwprak-

tijk bij de ontwikkeling van bouwplannen.

Ook is de mogelijkheid gecreëerd om 'leken' tot lid

van de welstandscommissie te benoemen.

Uiterlijk achttien maanden na inwerkingtreding van

de Woningwet 2002 (dus vóór 1 juli 2004) dient de

welstandsnota te zijn vastgesteld en bekendge-

maakt. Zonder vastgestelde welstandsnota is het

niet langer mogelijk bouwplannen en bestaande

bouwwerken te beoordelen op redelijke eisen van

welstand.

1.2 HET DOEL VAN DE WELSTANDSNOTA

In deze welstandsnota is het kader voor het wel-

standsbeleid van de gemeente Helmond na de

wetswijziging neergelegd.

Doel van de welstandsnota is het vertalen, waar-

borgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit

van de gebouwde omgeving en het openbaar

gebied in stedenbouwkundig, cultuurhistorisch,

architectonisch en landschappelijk opzicht. Dit door

middel van transparante, objectieve en daarmee

voor een ieder begrijpelijke criteria.

Het welstandsbeleid vormt daarbij de basis voor

een actief, inspirerend en open architectuurbeleid

conform de doelstellingen van de wetgever.

Met deze welstandsnota wordt beoogd de burgers

vooraf te informeren over de criteria en uitgangs-

punten, die de welstandscommissie bij de beoorde-

ling van een haar om advies voorgelegd bouwplan

zal hanteren. Bovendien wordt inzicht gegeven in

de hoofdlijnen en procedures waarbinnen de wel-

standscommissie handelt en waarbinnen de wel-

standsadviezen worden gevormd. Wanneer het

welstandsbeleid daarnaast ook nog eens - bestuur-

lijk en maatschappelijk - breed gedragen wordt, zal

dit zeker leiden tot de indiening van 'passende' ont-

werpen van bouwplannen en zal repressief optre-

den (handhaving) uitzondering worden.

PROCES VAN TOTSTANDKOMING VAN DEZE

WELSTANDSNOTA

Eind 2000 is de startnotitie voor het ontwikkelen

van de gemeentelijke welstandsnota door het colle-

ge vastgesteld. Deze startnotitie is eveneens behan-

deld in de Commissie Stedelijke Ontwikkeling. Het

uitwerken van het welstandsbeleid is een intensieve

en tijdrovende zaak. Dit geldt met name voor het

formuleren van de algemene, gebieds- en objectge-

richte criteria. Om deze reden is voor de verdere

ontwikkeling tevens een stedenbouwkundig bureau

ingeschakeld (Croonen Adviseurs uit Rosmalen).

In samenspraak met dit bureau is een 'Plan van

Aanpak Welstandsnota gemeente Helmond' opge-

steld.

1.3

Het plan van aanpak heeft de basis gelegd voor de

verdere uitwerking van het welstandsbeleid in de

thans voor u liggende welstandsnota. In het plan

van aanpak is aangegeven op welke wijze de uit-

voering, de organisatie, de welstandscriteria en de

implementatie van het welstandsbeleid tot stand is

gekomen.

-2-

De uitwerking van de welstandsnota is geschied

onder de begeleiding van een klankbordgroep die

de grote lijnen en de beleidskaders aangeeft. De

klankbord groep bestond uit de verantwoordelijke

portefeuillehouder, hoofden van de direct betrok-

ken afdelingen, de projectleider en deskundigen uit

het vakgebied. Voor de daadwerkelijke uitwerking

en het uiteindelijke schrijfwerk is de werkgroep,

bestaande uit vertegenwoordigers van de relevante

gemeentelijke disciplines, afgevaardigde(n) van de

welstandscommissie en van Croonen Adviseurs, ver-

antwoordelijk.

Tijdens het proces van beleidsvoorbereiding en vor-

ming heeft zowel naar het bestuur als naar de

betrokken commissie(s) regelmatig een terugkop-

peling plaatsgevonden.

PM:

Na afronding procedure en totstandkoming wel-

standsnota zal deze paragraaf worden aangevuld

met:

raadsvaststelling

publicatie

inwerkingtreding nota

- 3-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

INLEIl)lNG

1.4

LEESWIJZER

Hoofdstuk 2 van de nota beschrijft het juridisch en

organisatorische kader van de welstandsnota.

In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van

het beoordelingskader voor bouwplannen. Hier

wordt de systematiek van de welstandscriteria

beschreven en wordt tevens aangegeven hoe de

criteria dienen te worden toegepast.

Hoofdstuk4 gaat in op de algemene welstandscrite-

ria.

In Helmond treffen we verschillende woon- en

werkgebieden aan, die ieder eigen stedenbouw-

kundige en architectonische eigenschappen bezit-

ten. Dit leidt tot een aantal bebouwingstypen, die

worden beschreven in hoofdstuk 5.

Er zijn bouwwerken te benoemen die zo gebiedsei-

gen zijn, dat daarvoor een afzonderlijk beoorde-

lingskader met welstandscriteria wordt ontwikkeld.

Op deze specifieke objecten wordt in hoofdstuk 6

nader ingegaan.

In hoofdstuk 7 worden welstandscriteria voor de

sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwer-

ken geformuleerd.

Hoofdstuk 8 beschrijft de resultaten van de

inspraak- en vaststellingsprocedure

Hoofdstuk 9 betreft een bronnen- en begrippen-

lijst, waarin gebruikte bronnen en begrippen wor-

den benoemd.

2.1

INLEIDING

De Woningwet 2002 beoogt een inzichtelijker en

duidelijker welstandstoezicht door het vaststellen

van concreet uitgewerkte en expliciet omschreven

welstandscriteria, gekoppeld aan transparante pro-

cedures. Daarbij speelt ook controle op de uitvoe-

ring van het welstandbeleid door het gemeentebe-

stuur en de openbaarheid van dat beleid voor de

burger een belangrijke rol. Voor deze zaken is in

de Woningwet 2002 het wettelijk kader vastgelegd

via inhoudelijke en procedurele vereisten.

Deze vereisten betreffen de inhoud van de wel-

standsnota en de procedurele totstandkoming

ervan. Daarbij is tevens een koppeling gemaakt tus-

sen het nieuwe welstandsbeleid en de vernieuwde

indeling van de vergunningplicht van bouwwerken.

HET WELSTANDSTOEZICHT VÓÓR

1 JANUARI 2003

De basis van het 'oude' welstandstoezicht was

ondergebracht in artikel 12 van de Woningwet

1991. De welstandseisen waren gespecificeerd tot

welstandscriteria, opgenomen in de gemeentelijke

bouwverordening.

De Woningwet 1991 bood ook de mogelijkheid om

welstandsvrije gebieden aan te wijzen. De gemeen-

teraad van Helmond heeft van deze mogelijkheid

geen gebruik gemaakt.

2.2

Wel is in het kader van het "Handhavingsbeleid

ruimtelijke kwaliteit" uit 1997 voor een aantal items

specifiek welstandsbeleid ontwikkeld (erfafscheidin-

gen, schotelantennes, handelsreclames, rolluiken).

Daarnaast is voor bepaalde (ontwikkelings)gebie-

den een specifiek welstand beleid vastgesteld door

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

JURIDISCH EN ORGANISATORISCH KADER

middel van zogenaamde beeldkwaliteitplannen.

Met name kunnen in dat kader worden genoemd

de beeldkwaliteitplannen voor Brandevoort,

Dierdonk, Akkers en Centrum en Suytkade. Om in

de gebouwde omgeving het fenomeen reclame

beheersbaar te houden is het voor gemeenten van

belang hierover een afgewogen beleid voor te for-

muleren. Deze paragraaf verschaft duidelijkheid

omtrent de wijze waarop de welstandscommissie in

voorkomende gevallen toetst. Elke aanvraag wordt

echter, zoals de wet dat eist, individueel beoordeeld

zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving.

In Helmond is de advisering over redelijke eisen van

welstand opgedragen aan de welstandscommissie.

Afdoening middels mandatering aan een lid van de

commissie of aan een subcommissie was mogelijk.

De (tweewekelijkse) vergaderingen van de wel-

standscommissie waren niet openbaar. Wel bestond

voor de aanvrager of zijn architect mogelijkheid om

het bouwplan in de vergadering toe te lichten.

2.3 PROCEDURE VAN TOTSTANDKOMING EN

WIJZIGING WELSTANDSNOTA

De welstandsnota betreft een gemeentelijk docu-

ment met beleidsregels als bedoeld in Hoofdstuk 4

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Bij de voorbereiding van een nieuwe welstandsnota,

maar ook bij een wijziging of aanvulling ervan wor-

den de inwoners van de gemeente en andere

belanghebbenden betrokken. Zij krijgen via de

inspraakprocedure, zoals vastgelegd in de gemeen-

telijke inspraakverordening, vooraf de gelegenheid

om op de inhoud van het beleidsvoorstel te reage-

ren.

- 5-

In de Woningwet 2002 is de verantwoordelijkheid

voor het gemeentelijke welstandsbeleid expliciet

neergelegd bij de gemeenteraad. In artikel12a lid

1 van de nieuwe Woningwet wordt dan ook

bepaald dat de gemeenteraad de welstandsnota

vaststelt. Bij deze vaststelling worden de resultaten

van de inspraak meegewogen.

Na de vaststelling wordt de welstandsnota via

publicatie algemeen bekendgemaakt. Deze

bekendmaking geschiedt in een of meer dag-,

nieuws-, of huis-aan-huisbladen enjof op andere

geschikte wijze. In de bekendmaking wordt aange-

geven wanneer de welstandsnota in werking

treedt.

Het raadsbesluit tot vaststelling van de welstands-

nota is op grond van artikel 8:2 Awb uitgesloten

van de mogelijkheid van bezwaar en beroep.

Wijziging of aanvulling van de welstandsnota vindt

plaats via dezelfde procedurele weg als de tot-

standkoming ervan.

2.4

VERANTWOORDING WELSTANDBELEID

De gemeenteraad bepaalt als hoogste gemeente-

lijke bestuursorgaan de beleidskeuzen over vorm,

inhoud en reikwijdte van het welstandsbeleid en

stelt daarvoor de instrumenten vast.

De uitvoering van het welstandsbeleid ligt bij het

college van burgemeester en wethouders. Dit

bestaat primair uit de uitoefening van het wel-

standstoezicht bij de verlening van de bouwvergun-

ning.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

TURIDISCII EN ORGr\I'fISitTORISCf:l :KAieDER

..r

De advisering in het kader van het welstandstoe-

zicht ligt bij de welstandscommissie. De Woningwet

2002 biedt de keuze uit een meervoudige wel-

standscommissie en een enkelvoudige commissie in

de vorm van een stadsbouwmeester.

In de gemeente Helmond is gekozen voor advise-

ring door een meervoudige welstandscommissie.

Met het oog op een betere controleerbaarheid van

het welstandstoezicht heeft de wetgever in de

Woningwet 2002 de verplichting neergelegd van

een jaarlijkse verslaglegging van de welstandscom-

missie aan de gemeenteraad met betrekking tot de

door de commissie verrichte werkzaamheden. In

het verslag dient ten minste te worden aangege-

ven op welke wijze de commissie is omgegaan met

de vastgestelde welstandscriteria.

Het college van burgemeester en wethouders dient

eveneens jaarlijks een verslag voor te leggen aan

de gemeenteraad. In dit verslag dient ingevolge

artikel12c ten minste aangegeven te worden:

1 de wijze waarop zij zijn omgegaan met de

adviezen van de welstandscommissie;

2 in welke categorieën van gevallen zij de aan-

vraag voor een lichte bouwvergunning niet aan

de welstandscommissie hebben voorgelegd en

op welke wijze zij in die gevallen zelf toepas-

sing hebben gegeven aan de welstandscriteria;

3 in welke categorieën van gevallen en op welke

wijze zij tot aanschrijving op grond van de

excessenregeling (ernstige mate van strijdigheid

met redelijke eisen van welstand) zijn overge-

gaan en in welke gevallen zij daarbij bestuurs-

dwang hebben toegepast.

Beide jaarverslagen zullen uiterlijk 1 juli van het

jaar volgende op het verslagjaar aan de gemeente-

raad worden aangeboden.

Aan de hand van de beide jaarverslagen wordt de

uitvoering van het welstandstoezicht in de gemeen-

teraad geëvalueerd. De evaluatie kan vervolgens

aanleiding zijn tot bijstelling van het welstandsbe-

leid en aanvulling dan wel wijziging van de wel-

standsnota.

WIJZIGING/AANVULLING VAN

DE WELSTANDSNOTA

Zowel de jaarlijkse evaluatie als een ingrijpende

verandering in de oorspronkelijke feiten en

omstandigheden waarop het welstandsbeleid was

gebaseerd, kunnen aanleiding geven tot aanpas-

sing van het gemeentelijke welstandsbeleid en dus

van de welstandsnota.

De aanpassingen kunnen partiële dan wel themati-

sche wijzigingen en aanvullingen betreffen.

2.5

Een partiële wiiziging/aanvulling kan nodig zijn

naar aanleiding van zodanige fysieke veranderin-

gen in een gebied, dat het bestaande, specifiek

voor dat gebied vastgelegde welstandsbeleid niet

meer voldoet. Dit als gevolg van bijvoorbeeld een

totale herinrichting van een gebied of het verdwij-

nen van een markant, voor een omgeving beeldbe-

palend gebouwd object.

Een thematische wiiziging geschiedt meestal als

gevolg van de verandering van een algemene visie

voor een bepaald gebied dan wel gebouwd object,

zoals dakkapellen en erkers.

- 6-

Een wijziging/aanvulling van de welstandsnota

vindt plaats op dezelfde wijze als de totstandko-

ming ervan (zie paragraaf 2.3).

Aanvullingen op de welstandnota kunnen ook tus-

sentijds plaatsvinden bijvoorbeeld in de vorm van

concrete welstandscriteria voor bepaalde (her)ont-

wikkelingsprojecten.

Een dergelijk (her)ontwikkelingsproject dient voor-

afgegaan te worden door een beeldkwaliteitplan

dat zal worden vastgesteld door de gemeenteraad.

Hierbij wordt de inspraak gekoppeld aan de regu-

liere inspraak conform de gemeentelijke inspraak-

verordening. Expliciet zal hierbij aangegeven wor-

den op welke punten/aspecten de welstandsnota

gewijzigd is.

De wijziging/aanvulling van de welstandsnota zal

als apart document aan de oorspronkelijke nota

worden toegevoegd. Via een telkenmale aan te

passen overzichtskaart wordt inzicht geboden voor

welke gebieden van de gemeente de diverse wijzi-

gingen/aanvullingen van de welstandsnota gelden.

JURIDISCHE STATUS VAN

DE WELSTANDSNOTA

Met de welstandsnota wordt invulling gegeven aan

de in artikel 12 van de Woningwet 2002 neergeleg-

de verplichting tot vaststelling van een gemeente-

lijke welstandsnota door de gemeenteraad.

De in de welstandsnota neergelegde criteria zijn

geen algemeen verbindende voorschriften, maar

beleidsregels als bedoeld in Hoofdstuk 4 titel 4.3

van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.6

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

Als beleidsregels vormen zij het kader waarbinnen

burgemeester en wethouders het welstandstoe-

zicht uitoefenen. Afwijking van deze beleidsregels

is mogelijk, mits deugdelijk gemotiveerd.

De welstandsnota bevat dus het toetsingskader

voor bouwaanvragen voor wat betreft de preven-

tieve beoordeling aan redelijke eisen van welstand.

Daarnaast kunnen de in de welstandsnota opgeno-

men criteria grond vormen voor repressief toe-

zicht, d.w.z. voor handhaving via aanschrijving,

indien een bestaand bouwwerk in ernstige mate in

strijd is met de redelijke eisen van welstand.

2.7

HET WELSTANDSTOEZICHT

Burgemeester en wethouders zijn belast met de

bestuurlijke uitvoering van het welstandstoezicht.

Voldoet een bouwplan aan redelijke eisen van wel-

stand en zijn er voor het overige geen weigerings-

gronden dan moet op grond van het imperatief-

limitatief stelsel zoals dat is neergelegd in artikel 44

van de Woningwet, de bouwvergunning voor het

bouwplan worden verleend.

De advisering over de welstandsaspecten van een

bouwplan is opgedragen aan de welstandscommis-

sie. De adviezen van deze commissie op basis van

de in de welstandsnota opgenomen criteria spelen

een belangrijke rol bij de besluitvorming over

bouwaanvragen. De uiteindelijke besluitvorming

met betrekking tot bouwaanvragen berust bij het

college van burgemeester en wethouders. Deze

bevoegdheid kan worden gemandateerd. In

bepaalde gevallen kan het college gemotiveerd

afwijken van het welstandsadvies (zie paragraaf

2.12).

SCR E!~ OltGAJ'JISi\~rO}tISCH KADER

2.7.1 Supervisie

Voor sommige gebieden (w.o. Brandevoort) wordt

gewerkt met supervisie. Dit met het oog op de

bewaking van de stedenbouwkundige en architec-

tonische kwaliteit van het betreffende gebied, die

veelal is vastgelegd in een beeldkwaliteit- of

masterplan. Hiertoe is van gemeentewege een zelf-

standig supervisor aangesteld. De supervisor voert

als extern of ambtelijk deskundige de eerste

gesprekken - het vooroverleg- met de gemeente,

planindieners, ontwerpers en andere belangheb-

benden, verzamelt relevante informatie en bereidt

de behandeling van bouwplannen in de welstands-

commissie voor. De plannen worden door de super-

visor van een bindend advies voorzien en vervol-

gens ter formele vaststelling aan de welstandscom-

missie voorgelegd.

Op verzoek kan de supervisor in de bouwplanont-

wikkeling begeleiden, waarbij de criteria als neer-

gelegd in de welstandsnota het kader vormen.

De supervisor staat in nauw contact met de wel-

standscommissie, maar maakt er - gezien het ver-

eiste van onafhankelijkheid - geen deel van uit.

2.8 WELSTANDSTOEZICHT EN DE INDELING

VERGUNNINGPLICHT BOUWWERKEN

Op het welstandstoezicht zoals dat in de

Woningwet 2002 zijn basis vindt, is de in de wet

neergelegde nieuwe indeling voor bouwwerken

van invloed.

In de volgende paragrafen (2.8.1 tot en met 2.8.7)

wordt dit onderscheid nader uiteengezet.

2.8.1

Onderscheid in vergunningplicht voor

bouwwerken

- 7-

De Woningwet 2002 kent de volgende indeling in

bouwwerken:

1 vergunningvrije bouwwerken;

2 licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken;

3 regulier-bouwvergunningplichtige bouwwerken.

Met deze nieuwe indeling is de tot 1 januari 2003

bestaande categorie meldingsplichtige bouwwer-

ken op grond van het Besluit meldingsplichtige

bouwwerken komen te vervallen. Deze bouwwer-

ken zijn grotendeels onder de nieuwe categorie

vergunningvrij ondergebracht en voor het overige

onder de categorie licht-vergunningplichtige bouw-

werken.

2.8.2 Vergunningvrije bouwwerken

Ingevolge artikel 43 lid 1 van de Woningwet is

geen bouwvergunning vereist voor het bouwen:

a ingevolge een aanschrijving van burgemeester

en wethouders

b dat tot het gewone onderhoud behoort, of

c dat bij algemene maatregel van bestuur is aan-

gemerkt als van beperkte betekenis, waarbij

tevens voorschriften kunnen worden gegeven

omtrent het gebruik van het bouwwerk of de

standplaats.

Bedoeld zijn hier in de het Besluit bouwvergun-

ningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige

bouwwerken aangewezen vergunningvrije

bouwwerken.

Het bouwen in, op, aan of bij een monument als

bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monu-

ment als bedoeld in een provinciale of gemeente-

lijke monumentenverordening of in een beschermd

stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de

Monumentenwet 1988 is nooit vergunningvrij.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

JTTR' lD'I"'CI-:Jr E'~T ORr.A~'J1fS, ~'\

. L c "'" L", J. JI. ,-,.L ""J -,-' 'LIf ...L "', Jl.... i J,-

'"

De bouwvergunningvrije bouwwerken zijn opgeno-

men in de artikelen 2 en 3 van het Besluit bouwver-

gunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige

bouwwerken d.d. 13 juli 2002 (Stb. 410, 2002).

Het betreft een landelijk uniforme lijst met een uit-

puttende opsomming. Gemeenten mogen van deze

lijst niet afwijken of er eigen regels aan toevoegen.

Bouwvergunningvrij betekent dat de betreffende

bouwwerken niet aan enige preventieve gemeente-

lijke toets zijn onderworpen. Dit geldt voor de

voorschriften van de gemeentelijke bouwverorde-

ning, de bebouwingsvoorschriften van het bestem-

mingsplan en de redelijke eisen van welstand.

Wel kan repressief worden getoetst aan de con-

structie-eisen van het Bouwbesluit. Verder zijn ook

het zogenaamde Burenrecht zoals neergelegd in

Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en de onge-

schreven (gedrags)normen van toepassing.

Bouwvergunningvrije bouwwerken worden dus

niet aan een preventieve welstandsbeoordeling

onderworpen.

2.8.3 Beperkingen in vergunningvrij bouwen

Ten aanzien van het vergunningvrij bouwen zijn

enkele beperkingen van toepassing. Het betreft op

de eerste plaats de plaatsgebonden randvoor-

waarden opgenomen in de artikelen 2 en 3 van het

Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergun-

ningplichtige bouwwerken:

a de anti-cumulatieregeling:

om ongewenste dichtslibbing en een aaneenscha-

keling van vergunningvrije bouwwerken te

voorkomen is in het Besluit de randvoorwaarde

opgenomen dat het bouwen van deze - in arti-

p IS,. Cf.! TI A, DE. 4 -R:

" "'- ~ - x"..rJl."-,,., J Jo-

kei 2 opgenomen - bouwwerken niet tot gevolg

mag hebben dat het oorspronkelijk bij het

gebouw aansluitende zij- of achtererf voor

meer dan 50% mag zijn bebouwd met een

maximum van 30 m2 aan bouwvergunningvrije

bouwwerken.

b recreatiewoningen en tijdelijke bouwwerken:

vanuit planologisch oogpunt en permanent

gebruik is het ongewenst dat aan, bij of op

recreatiewoningen en tijdelijke bouwwerken

bouwvergunningvrij aan- en uitbouwen, bijge-

bouwen, overkappingen en dakkapellen kun-

nen worden gerealiseerd. Met het oog daarop

is het bouwen van deze bouwwerken in die

gevallen niet bouwvergunningvrij, maar licht-

bouwvergunningplichtig aangemerkt.

Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken wor-

den wel aan een welstandstoets onderworpen,

zoals hierna in paragraaf 2.8.5 blijkt.

2.8.4 Voor. en achterkantbenadering

Naast de in paragraaf 2.8.3 genoemde beperkin-

gen is voor het daadwerkelijk bouwvergunningvrij

zijn ook nog bepalend de situering van een bouw-

vergunningvrij bouwwerk namelijk gebouwd aan

de voorkant of aan de achterkant van een

gebouw.

Onder de 'voorkant' wordt verstaan:

1 de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan

de voorzijde van een gebouw, en

2 de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zij-

kant van een gebouw voor zover die zijde (zij-

delings) gekeerd is naar de weg of het open-

baar groen.

- 8-

Aan de voorkant is een bouwwerk minder snel

bouwvergunningvrij en wordt meer preventief toe-

zicht gehouden dan aan de achterkant. Dit heeft te

maken met het bewaken van een goede opbouw

van de omgeving met groen, bestrating en bebou-

wing (stedenbouwkundige redenen) en het uiterlijk

van het bouwwerk (welstandsaspect).

Het gaat om de volgende bouwwerken:

aan- en uitbouwen (zoals erkers en serres),

bijgebouwen en overkappingen (zoals schuur-

tjes, garages en carports),

kozijn- en gevelwijzigingen,

dakkapellen en

erf- of perceelsafscheidingen hoger dan 1 meter

en vanaf 1 meter achter de voorgevellijn hoger

dan 2 meter.

Wanneer een in beginsel bouwvergunningvrij

bouwwerk onder bovengenoemde opsomming valt

en aan de 'voorkant' is gesitueerd, is het niet bouw-

vergunningvrij, maar licht-bouwvergunningplichtig

en moet er dus wel sprake zijn van preventief wel-

standstoezicht.

2.8.5 Licht-bouwvergunningplichtige

bouwwerken

Het licht-bouwvergunningplichtig bouwen is onder-

gebracht in de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit

bouwvergunningsvrije en licht-vergunningplichtige

bouwwerken.

Onder de lichte bouwvergunning plicht zijn

gebracht:

1 het bouwen in, op, aan of bij een monument

als bedoeld in de Monumentenwet 19~8 of een

monument als bedoeld in een provinciale of

gemeentelijke monumentenverordening, dat in

beginsel bouwvergunningvrij is;

2 het bouwen in een beschermd stads- of dorps-

gezicht als bedoeld in de Monumentenwet

1988, dat in beginsel bouwvergunningvrij is;

bouwwerken die niet op alle punten voldoen

aan de ruimtelijke randvoorwaarden zoals die

voor vergunningvrij bouwen zijn gesteld (te

groot, te hoog etc.). Voor een aantal van deze

bouwwerken zijn in het Besluit nadere criteria

gegeven (zie ook paragraaf 2.8.4).

3 tijdelijk bouwwerken of recreatiewoningen.

Aanvragen om een lichte bouwvergunning worden

vooraf getoetst aan het bestemmingsplan of de

krachtens zodanig plan gestelde eisen, de steden-

bouwkundige voorschriften van de bouwverorde-

ning en de constructieve veiligheidsvoorschriften

van het Bouwbesluit. Ook dient toetsing plaats te

vinden aan de redelijke eisen van welstand.

Burgemeester en wethouders hoeven het bouw-

plan echter niet voor te leggen aan de commissie

(art. 48, lid 1 Woningwet), maar mogen beoorde-

ling overlaten aan een daartoe gemandateerde

ambtenaar.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

El~~ ORGi\l'JISi\'TORISCH I(AJ)F~R

Beslistermiin aanvraag lichte bouwvergunning

Burgemeester en wethouders moeten op een aan-

vraag om een lichte bouwvergunning beslissen

binnen 6 weken na ontvangst van de (ontvanke-

lijke) aanvraag. Een mogelijkheid tot verdaging van

de beslissing is er niet.

De beslistermijn betreft een fatale termijn: over-

schrijding ervan leidt tot een bouwvergunning van

rechtswege. De fatale termijn geldt echter niet in

die gevallen waarin de aanvraag om lichte bouw-

vergunning in strijd is met bestemmingsplan.

2.8.6 Regulier-bouwvergunningplichtige

bouwwerken

De reguliere bouwvergunning is een bouwvergun-

ning als bedoeld in artikel 44 lid 1 van de

Woningwet. Alle bouwwerken die niet vergunning-

vrij of licht-bouwvergunningplichtig zijn, zijn regu-

lier-vergunningplichtig.

De toetsingscriteria voor de reguliere bouwvergun-

ning betreffen op grond van artikel 44 van de

Woningwet de voorschriften van:

1 het (geldende) bestemmingsplan of de krach-

tens zodanig plan gestelde eisen;

2 het Bouwbesluit;

3 de bouwverordening;

4 de redelijke eisen van welstand;

5 indien van toepassing: de vereiste aanwezig-

heid van een vergunning ingevolge de

Monumentenwet 1988 of de provinciale of

gemeentelijke monumentenverordening.

Beslistermiin aanvraag reguliere bouwvergunning

Burgemeester en wethouders moeten op een aan-

vraag om een reguliere bouwvergunning beslissen

-9-

binnen 12 weken na ontvangst van de (ontvanke-

lijke) aanvraag. Zij kunnen hun beslissing eenmaal

met ten hoogste 6 weken verdagen.

De (verdaagde) beslistermijn betreft een fatale ter-

mijn: overschrijding ervan leidt tot een bouwver-

gunning van rechtswege. De fatale termijn geldt

echter niet in die gevallen waarin de aanvraag om

reguliere bouwvergunning in strijd is met bestem-

mingsplan.

2.8.7 De gefaseerde (reguliere)

bouwverg u n ni ngverle ni ng

In de Woningwet is in de artikelen 56a en 56b een

regeling opgenomen met betrekking tot een gefa-

seerde vergunningverlening. Deze betreft alleen

bouwwerken waarvoor een regulier bouwvergun-

ning nodig is.

Wordt een bouwaanvraag gefaseerd ingediend,

dan dient daarop door burgemeester en wethou-

ders ook gefaseerd te worden beslist.

Een gefaseerde vergunningverlening kan tijd- en

kostenbesparend werken, aangezien met de defini-

tieve bouwtechnische uitwerking van een bouw-

plan kan worden gewacht tot het moment dat

zekerheid is verkregen over de aanvaardbaarheid

van het bouwplan voor wat betreft de welstands-

en planologische toetsing.

Eerste fase

In de eerste fase wordt getoetst aan de steden-

bouwkundige bepalingen van de bouwverorde-

ning, het bestemmingsplan en de redelijke eisen

van welstand. Als die toetsing positief uitvalt, resul-

teert dat in de 'bouwvergunning eerste fase'.

In deze fase komt dus het welstandsadvies tot

stand.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

]URIDISCI-I EN ORG.AJ'IISA'T()RISCI-I I(ADER

De 'bouwvergunning eerste fase' betreft een

beschikking waartegen op grond van de Algemene

wet bestuursrecht de mogelijkheid van bezwaar en

beroep open staat.

Tweede fase

In de tweede fase vindt toetsing plaats aan het

Bouwbesluit en de niet-stedenbouwkundige eisen

van de bouwverordening (o.a. toetsing op bodem-

verontreiniging). In de tweede fase kan niet meer

worden getoetst aan de weigeringsgronden van de

eerste fase, tenzij er wijzigingen in het bouwplan

optreden (art. 56a lid 8 Woningwet). Ook de ver-

gunning tweede fase is een beschikking waartegen

de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat.

De indiening van een bouwaanvraag tweede fase

dient binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van

de vergunning eerste fase te worden ingediend.

Wordt deze termijn overschreden, dan vervalt de

vergunning eerste fase.

Met de uitvoering van het bouwplan mag pas wor-

den begonnen als beide gefaseerde vergunningen

zijn verleend.

Termiinen

De beslistermijn voor zowel de eerste als de twee-

de fase bedraagt voor elke fase maximaal 6 weken.

Burgemeester en wethouders hebben de mogelijk-

heid om in beide fasen éénmaal de behandeling te

verdagen met 6 weken. De totale maximale

beslistermijn bedraagt derhalve 12 respectievelijk

24 weken ingeval van verdaging.

2.9 DE WELSTANDSCOMMISSIE

2.9.1 Samenstelling

De welstandscommissie van de gemeente Helmond

bestaat ten minste uit een voorzitter en twee

leden, waarvan ten minste twee leden deskundig

zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke

kwaliteit dan wel cultuurhistorie.

Voor de voorzitter en leden worden twee plaats-

vervangers aangewezen die hen bij afwezigheid

kunnen vervangen.

De welstandscommissie kan slechts adviezen uit-

brengen indien ten minste de voorzitter en twee

leden aanwezig zijn en waarvan ten minste twee

leden beschikken over deskundigheid op het

gebied van welstand.

De voorzitter en leden van de welstandscommissie

zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeente-

bestuur.

De welstandscommissie wordt bijgestaan door een

secretaris. De secretaris maakt geen deel uit van de

welstandscommissie.

De voorzitter heeft als taken:

1 Het bewaken van de onafhankelijke besluitvor-

ming;

2 Het toezien op het goed functioneren van de

welstandscommissie en het bewaken van de

kwaliteit van de advisering;

3 Het leiden van de welstandsvergadering;

4 Het formuleren van het advies van de commis-

sie;

5 Het naar buiten toe treden als spreekbuis van

de commissie;

-10 -

De leden hebben als taak om op grond van hun

vakmanschap, inzicht en plaatselijke kennis, in

onderlinge discussie, een op basis van de welstand-

scriteria, kwalitatief goed oordeel te vormen over

de ingediende plannen.

De secretaris heeft als taken:

1 Het voorbereiden van behandeling van de plan-

nen het zorgdragen van het vergaren van infor-

matie;

2 Het schriftelijk vastleggen van de welstandsad-

viezen en het bewaken van de vakinhoudelijke

kwaliteit en de consistentie van deze adviezen;

3 Het onderhouden van de contacten op werkni-

veau met het gemeentebestuur, het ambtelijk

apparaat en de indieners van de bouwplannen;

4 Het geven van een toelichting op de door de

welstandscommissie uitgebrachte adviezen.

De secretaris wordt bijgestaan door een assistent.

2.9.2 Benoeming en zittingsduur

De voorzitter en de overige leden van de wel-

standscommissie en hun plaatsvervangers worden

op voorstel van burgemeester en wethouders

benoemd en ontslagen door de gemeenteraad.

In artikel 12c, lid 4 van de Woningwet 2002 is

bepaald, dat de leden van de welstandscommissie

voor een termijn van ten hoogste drie jaar

benoemd. Zij kunnen eenmaal worden herbe-

noemd voor een periode van nog eens ten hoogste

drie jaar.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

Voor zittende leden begint de periode van drie jaar

op het tijdstip van inwerkingtreding van de gewij-

zigde Woningwet (1 januari 2003). Het overgangs-

recht (artikel VII, lid 6 Woningwet 2002) bepaalt

dat het lidmaatschap van leden die op moment

van inwerkingtreding van de wet al meer dan drie

jaar lid zijn van de welstandscommissie, daarna niet

meer kan worden verlengd.

In het reglement van orde van de welstandscom-

missie, dat als bijlage 9 bij de verordening is vastge-

steld, zijn de benoemingsprocedures neergelegd.

2.9.3 Afdoening bij mandaat

De welstandscommissie kan de advisering over een

aanvraag om advies mandateren aan een of meer-

dere daartoe aangewezen leden waaronder de

voorzitter. Bouwplannen waarvan volgens deze

leden het oordeel van de welstandscommissie als

bekend mag worden verondersteld, worden door

de aangewezen leden van advies voorzien.

In elk geval van twijfel legt de gemandateerde het

bouwplan alsnog voor aan de welstandscommissie.

Behandeling van bouwplannen onder mandaat is

openbaar. Indien burgemeester en wethouders - al

dan niet op verzoek van de aanvrager - een ver-

zoek doen tot niet-openbare behandeling, dan die-

nen burgemeester en wethouders daaraan klem-

mende redenen op grond van artikel 1 0 van de

Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te

leggen

SCJ-l EI'f O\RGAl~ISAT'OllISClI l(ADJ2R

2.9.4 Taken van de welstandscommissie

Op het gebied van welstand is de commissie belast

met de volgende wettelijke taken:

1 het uitbrengen van advies omtrent regulier-ver-

gunningplichtige bouwaanvragen (voor onder-

scheid in bouwaanvragen: zie paragraaf 2.8);

2 het uitbrengen van advies over licht-vergun-

ningplichtige bouwaanvragen aan de voorzijde;

3 het uitbrengen van advies over licht-vergun-

ningplichtige bouwaanvragen betreffende

monumenten en panden gelegen in een

beschermd stads- of dorpsgezicht;

4 het uitbrengen van advies over licht-vergun-

ningplichtige bouwaanvragen aan de achterzij-

de die niet voldoen aan de welstandscriteria

voor veel voorkomende kleine bouwplannen,

maar die vanuit visueel ruimtelijk oogpunt aan-

vaardbaar lijken;

5 het verzorgen van de verslaglegging aan de

gemeenteraad van de door de commissie ver-

richte werkzaamheden. Daarbij dient ten min-

ste aangegeven te worden op welke wijze toe-

passing is gegeven aan de welstandscriteria van

de welstandsnota. Tevens dient aangegeven te

worden op welke wijze is omgegaan met de

openbaarheid van het vergaderen en wat de

aard van de beoordeelde plannen is geweest.

De commissie is tevens belast met volgende, aan-

vullende, niet-wettelijke taken:

1 het doen van aanbevelingen ten aanzien van

de ruimtelijke kwaliteit;

2 het op verzoek uitbrengen van advies omtrent

schetsplannen en principeverzoeken;

3 het gevraagd en ongevraagd adviseren en sig-

-11-

naleren van stedenbouwkundige en architecto-

nisch ontwikkelingen die van belang zijn voor

de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente;

4 het desgevraagd uitbrengen van adviezen aan

het college over de welstandsaspecten van in

voorbereiding zijnde structuurplannen, bestem-

mingsplannen, stedenbouwkundige plannen,

beeldkwaliteitplannen, inrichtingsplannen open-

bare ruimte en andere relevante beleidsstuk-

ken.

5 het voeren van overleg met vakafdelingen en

met het college over het welstandsbeleid en de

welstandscriteria;

6 de beoordeling van aanvragen voor reclames;

7 het adviseren over het toepassen van de exces-

senregeling;

8 het bevorderen van de openbaarheid van het

welstandstoezicht en het stimuleren van de dis-

cussie over de ruimtelijke kwaliteit binnen de

gemeente.

2.10 HET VRAGEN VAN ADVIES AAN

DE WELSTANDSCOMMISSIE

Burgemeester en wethouders vragen de commissie

om advies met betrekking tot een bij hen inge-

diend bouwplan. Haar welstandsadvies baseert de

commissie op de welstandscriteria zoals die door de

gemeenteraad in de gemeentelijke welstandsnota

zijn vastgelegd.

Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot het voorleg-

gen om advies van principeverzoeken en schets-

plannen, mits de planologische aanvaardbaarheid

daarvan vaststaat.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

fUp TDTSCH 'u""," T OR- G \ 1'<>~T1fS'l~ ""','1')- R-." I~,r'T.J

,J A "'- 1 A '---' A ~ -~.l '. . . -"- i-~~.l '~ Jt ~ - . -'\Ic -"- ""- - %. ~ --:j 'l-, 1.]t

2.10.1 Loketcriteria

Om het de aanvrager zo gemakkelijk mogelijk te

maken is de gemeente verplicht om in de wel-

standsnota met betrekking tot een aantallicht-ver-

gunningplichtige bouwwerken de welstandseisen

zo gedetailleerd mogelijk aan te geven. Deze eisen

worden loketcriteria genoemd.

In artikel 7 van het Besluit bouwvergunningsvrije en

licht-vergunningplichtige bouwwerken is bepaald

dat deze criteria "de welstand uitputtend beschrij-

ven". De beschrijving mag niet voor meerdere uitleg

vatbaar zijn. Ingevolge artikel 7 mogen zij uitslui-

tend betrekking hebben op de plaatsing (i.e. situe-

ring), de vorm, de maatvoering, het materiaalge-

bruik en de kleur van het bouwwerk.

Aan de hand van de criteria kan de aspirant-bouwer

als het ware vooraf zelf beoordelen of zijn bouw-

plan voldoet aan redelijke eisen van welstand.

In deze welstandsnota zijn de loketcriteria onder-

gebracht in de 'Welstandscriteria voor veel voorko-

mende kleine bouwplannen' (Hoofdstuk 7). Deze

criteria zijn van toepassing op licht-bouwvergun-

ningplichtige bouwwerken zowel aan de voorkant

als aan de achterkant.

Indien het een bouwwerk voldoet aan de loketcri-

teria, dan wordt het bouwplan niet voorgelegd

aan de welstandscommissie, maar zal de aanvraag

direct via vergunningverlening worden afgedaan.

De toetsing aan de loketcriteria wordt dus geman-

dateerd aan een ambtenaar. Voldoet het bouw-

plan niet aan de loketcriteria, dan wordt het bouw-

plan voorgelegd aan de welstandscommissie.

2.10.2 Principeverzoek en schetsplan

De mogelijkheid om via een schetsplan een zoge-

naamde principe-uitspraak van de welstandcommis-

sie te verkrijgen blijft aanwezig. Het gaat in dat

geval echter niet om een formele (gefaseerde)

bouwaanvraag, maar om een zogenaamd principe-

verzoek. Een dergelijke werkwijze heeft het voor-

deel dat al in een vroegtijdig stadium duidelijkheid

ontstaat over de welstandsaspecten. Vooral wan-

neer het gaat om een langdurig en complex ont-

wikkelingsproces van een bouw- en/of ontwikke-

lingsplan, waarbij een tussentijds (sturend) stand-

punt van de welstandscommissie gewenst is, is

deze werkwijze zeker aanbevelingswaardig.

Overigens kan ook een supervisor in een dergelijk

proces een belangrijke rol spelen (zie paragraaf

2.7.1). Ook in minder complexe aangelegenheden

kan er behoefte bestaan aan een principe-uit-

spraak. Bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van een

bouwplan in een stedenbouwkundig en/of archi-

tectonisch gevoelige omgeving.

Teneinde verwarring te voorkomen dient in het

principeverzoek uitdrukkelijk te worden aangege-

ven dat het niet om een bouwaanvraag gaat.

Tevoren dient ook bij een principeverzoek vast te

staan of het betreffende bouwplan of de ontwik-

keling planologisch aanvaardbaar is.

2.11

INDIENINGSVEREISTEN

In het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouw-

vergunning van 13 juli 2002 (Stb. 2002, 409) is

neergelegd welke gegevens ten behoeve van de

aanvraag bouwvergunning bij burgemeester en

wethouders moeten worden ingediend. In het

-12-

Besluit wordt verwezen naar de daarbij behorende

bijlage. De regeling in het Besluit met bijlage is uit-

puttend. Gemeenten mogen zelf geen eisen meer

stellen op dit punt, ook niet in aanvullende zin.

In paragraaf 1.2.2 van de bijlage worden de gege-

vens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan

welstandscriteria vermeld. Dit betreft de volgende

gegevens en bescheiden:

a tekeningen van alle gevels van het bouwwerk,

inclusief de gevels van belendende bebouwing;

b detailtekeningen van gezichtsbepalende delen

van het bouwwerk;

c foto's van de bestaande situatie en de omlig-

gende bebouwing;

dopgave materiaal- en kleurgebruik van toe te

passen bouwmaterialen (uitwendige scheidings-

constructie).

In paragraaf 3.2.3 van de bijlage wordt een en

ander nader uitgewerkt. Hierin wordt onder meer

aangegeven, dat bij grotere bouwwerken, ter

ondersteuning van de beoordeling van het bouw-

werk, eventueel een schets maquette kan worden

aangeleverd.

In het besluit wordt als schaal voor tekeningen in

paragraaf 2.2. het volgende aangegeven:

situatietekeningen: schaal 1:1 000;

geveltekeningen: schaal 1:1 00 of 1 :200, afhan-

kelijk van de grootte van het bouwwerk;

detailtekeningen: 1:5,1:10 of 1:20 bij schaal

1:100 (geveltekeningen)

1:50 of 1:100 bij schaal 1:200 (geveItekenin-

gen).

2.12 AFWIJKING VAN HET WELSTANDSADVIES

DOOR B&W

Bestuurlijk is het college van burgemeester en wet-

houders verantwoordelijk voor de afgifte van

bouwvergunningen. Evenals onder de werking van

de Woningwet 1991 is en blijft het oordeel van de

commissie een advies. Burgemeester en wethou-

ders zijn bevoegd om - mits deugdelijk gemotiveerd

- van het welstandsadvies af te wijken.

De welstandscommissie dient van een eventuele

afwijking van het advies op de hoogte te worden

gesteld. Bovendien dient in de verplichte jaarlijkse

verslaglegging aan de gemeenteraad door het col-

lege van burgemeester en wethouders aangegeven

te worden in welke gevallen en op welke gronden

men van de advisering is afgeweken.

In de volgende gevallen kan van het welstandsad-

vies worden afgeweken:

1 Afwijking op welstandelijke gronden:

Het college is van oordeel dat de commissie de

welstandscriteria niet juist heeft toegepast dan

wel de verkeerde criteria aan het advies ten

grondslag heeft gelegd. Het betreft hier een

afwijking op inhoudelijk welstandelijke gron-

den. Indien een dergelijke situatie zich voor-

doet zal, alvorens een beslissing wordt geno-

men op de bouwaanvraag en binnen de wette-

lijke beslistermijn, een second opinion worden

gevraagd aan Welstandszorg Noord-Brabant.

Ook deze second opinion heeft echter het

karakter van een advies. Gelet op de wettelijke

beslistermijnen zal zich deze situatie alleen

voordoen bij een reguliere bouwaanvraag.

2 Afwijking op andere dan welstandelijke gron-

den:

_U' ""

~

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

ORGi\NISj~\c'I'()HJSCf-I leADER

I

Artikel 44 lid 1 sub d biedt het college de

mogelijkheid om ondanks de strijdigheid met

de redelijke eisen van welstand toch te beslui-

ten om de bouwvergunning te verlenen (hard-

heidsclausule). Uiteraard dient dit deugdelijk

gemotiveerd te gebeuren en zal van deze

mogelijkheid niet al te lichtvaardig gebruik die-

nen te worden gemaakt. Zwaarwegende eco-

nomische of maatschappelijke gronden kunnen

een dergelijk besluit rechtvaardigen.

2.13 AFWIJKING VAN DE WELSTANDSCRITERIA

DOOR WELSTANDSCOMMISSIE

De welstandscommissie zal op enig moment in haar

advies willen afwijken van de in de welstandsnota

opgenomen criteria. Het zal hierbij in het algemeen

een bouwplan betreffen dat weliswaar niet voldoet

aan (enige van) de vastgestelde gebiedsgerichte of

objectgerichte criteria of aan de criteria voor kleine

veel voorkomende bouwplannen, maar dat desal-

niettemin voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Hierbij vindt dan een beoordeling plaats aan de

hand van de algemene welstandscriteria. Een der-

gelijke afwijking dient door de commissie gemoti-

veerd te worden.

Nemen burgemeester en wethouders dit advies

over dan dienen ook zij hun besluit te motiveren.

Voor de aspirant-bouwer bestaat er de mogelijk-

heid om de commissie een mondelinge toelichting

op het uitgebrachte (negatieve) welstandsadvies te

vragen. Op grond van hetgeen door de aanvrager

en/of architect hierop wordt ingebracht, bestaat

de mogelijkheid dat de commissie tot een ander

oordeel komt en alsnog een positief welstandsad-

-13 -

vies over het bouwplan uitbrengt aan het college

van burgemeester en wethouders. Dit geschiedt

uiteraard in de fase voorafgaande aan het college-

besluit met betrekking tot de bouwaanvraag.

2.14 VORM EN INHOUD VAN

HET WELSTANDSADVIES

De welstandscommissie beoordeelt het bouwplan

en brengt daarover schriftelijk advies uit aan burge-

meester en wethouders. Het advies wordt door of

namens burgemeester en wethouders gevoegd bij

de aanvraag om een bouwvergunning dan wel bij

het schetsplan / principeverzoek.

De welstandsadviezen zijn niet gericht op zaken

die geen betrekking hebben op het welstandstoe-

zicht. Het welstandsadvies kan wel aanbevelingen

bevatten voor beleid of procedurele zaken die naar

de mening van de commissie in acht genomen zou-

den moeten worden. De adviezen mogen nooit

zodanig zijn geformuleerd dat een van de betrok-

kenen zich daardoor beledigd of in goede naam of

eer aangetast kan voelen.

In haar welstandsadvisering kan de commissie de

volgende standpunten innemen:

1 Bouw- of schetsplan aanhouden:

de commissie wenst nadere informatie te

ontvangen over het bouwplan en/of de

aanvrager/architect uit te nodigen voor

nader overleg. Van belang is hierbij dat de

wettelijke beslistermijn voor burgemeester

en wethouders niet in gevaar komt.

2 Akkoord:

het bouwplan voldoet aan redelijke eisen

van welstand binnen het kader van de in de

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

JURIDISC1I E:L\T O:R(~}ill\IISj\.T()RISCI-l KADER

welstandsnota neergelegde criteria. Aan

het college wordt een positief advies uitge-

bracht. Het geven van een nadere motive-

ring behoort tot de mogelijkheden. De

commissie kan daarbij tevens aanbevelingen

doen. De aanvrager is echter niet verplicht

om deze aanbevelingen over te nemen;

3 Niet akkoord:

het bouwplan voldoet niet aan redelijke

eisen van welstand. Op basis van het voor-

gelegde plan brengt de commissie een

negatief advies uit. Het negatieve advies is

deugdelijk gemotiveerd en bevat ook een

verwijzing naar de van toepassing zijnde

welstandscriteria. Zo nodig kan de commis-

sie aanbevelingen doen over de wijze waar-

op tegemoet gekomen kan worden aan de

geuite bezwaren.

Bij de advisering van schetsplannen en prin-

cipeverzoeken kan de commissie haar

advies ook verwoorden middels:

4 Akkoord, mits:

de commissie geeft nauwkeurig aan op

welke wijze het plan aangepast dient te

worden om te kunnen voldoen aan de

redelijke eisen van welstand. Het bouwplan

behoeft niet opnieuw ter beoordeling aan

de commissie te worden voorgelegd.

5 Akkoord met de hoofdopzet van de bouwmas-

sa en de plaatsing:

in een dergelijk geval dient het bouwplan

nader uitgewerkt te worden en dient het

opnieuw te worden voorgelegd aan de

commissie.

2.15 TERMIJN VAN ADVISERING

De wettelijk vastgelegde, fatale beslistermijnen

zoals die gelden voor de afhandeling van de bouw-

aanvragen, maken dat ook aan het uitbrengen van

het welstandsadvies een termijn dient te worden

gesteld.

Met betrekking tot de adviestermijn dient een

onderscheid te worden gemaakt in het soort te

verlenen bouwvergunning:

1 Lichte bouwvergunning:

over een bouwplan waarvoor een lichte bouw-

vergunning kan worden verleend, brengt de

welstandscommissie het advies uit binnen 3

weken, nadat door of namens burgemeester en

wethouders daarom is verzocht.

2 Reguliere bouwvergunning:

a Niet-gefaseerde bouwaanvraag:

voor een bouwplan waarvoor een reguliere

bouwvergunning (niet gefaseerd) dient te

worden verleend, bedraagt de adviester-

mijn 6 weken.

b Gefaseerde bouwaanvraag:

indien sprake is van een gefaseerde bouw-

aanvraag bedraagt de adviestermijn in de

eerste fase 3 weken.

Binnen deze termijnen dienen dus zowel een eerste

als in geval van aanpassing van het bouwplan de

vervolgbeoordeling(en) plaats te vinden.

Burgemeester en wethouders kunnen in hun ver-

zoek om advies aan de welstandscommissie, in

bepaalde gevallen, een langere termijn geven voor

het uitbrengen van het welstandsadvies. Een lange-

re termijn kan door burgemeester en wethouders

-14 -

worden gegeven:

indien de termijn van afdoening van de aan-

vraag om een lichte bouwvergunning langer is

dan de in artikel 46 lid 1 sub a van de

Woningwet bedoelde termijn van zes weken;

indien de termijn van afdoening van de aan-

vraag om een reguliere bouwvergunning langer

is dan de in artikel 46 lid 1 sub b van de

Woningwet bedoelde termijn van twaalf

weken;

indien de termijn van afdoening van de aan-

vraag om een reguliere bouwvergunning eerste

fase langer is dan de in artikel 46 lid 1 sub c

van de Woningwet bedoelde termijn van zes

weken.

Verlening van genoemde termijnen zijn aan de

orde in geval er een planologische vrijstellings-

procedure (op grond van artikel 15 of 19

WRO).

Er moet echter rekening mee worden gehou-

den dat in de vrijstellingsprocedure een wel-

standsadvies over het betrokken bouwplan

dient te worden meegenomen.

2.16 OPENBAARHEID VAN VERGADERING EN

MONDELINGE TOELICHTING

De behandeling van bouwplannen door de wel-

standscommissie is openbaar. Dit geldt ook indien

de beoordeling plaatsvindt door een gemanda-

teerd lid.

De agenda voor de vergadering van de commissie

wordt tijdig op een daartoe geschikte wijze

bekendgemaakt. Indien burgemeester en wethou-

ders - al dan niet op verzoek van de aanvrager -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

een verzoek doen tot niet-openbare behandeling,

dienen burgemeester en wethouders daaraan

klemmende redenen op grond van artikel 10 van

de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te

leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de

beraadslaging en de beoordeling (in de vergade-

ring) als voor de adviezen en de notulen.

De openbaarheid betreft in elk geval de formele

bouwaanvragen. De behandeling van principe-aan-

vragen en schetsplannen kunnen ook buiten open-

baarheid geschieden.

Indien de aanvrager van de bouwvergunning hier-

om bij het indienen van de aanvraag om bouwver-

gunning heeft verzocht, wordt deze door of

namens de welstandscommissie in staat gesteld tot

het geven van een toelichting op het bouwplan.

In het geval dat het bouwplan in de vergadering

van de commissie wordt behandeld en een verzoek

tot het geven van een toelichting is gedaan, dient

de aanvrager van de bouwvergunning een uitnodi-

ging te ontvangen voor de vergadering van de

commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld.

Aanvragers van een bouwvergunning of een princi-

peverzoek hebben in toelichtende zin spreekrecht.

In het reglement van orde van de welstandscom-

missie (als bijlage bij de bouwverordening) is dit

procedurele aspect nader uitgewerkt.

El\! OR,-Gi\r~~ISAl'ORISClf l(}lDEl{

2.17 DE MOGELIJKHEID TOT HET INDIENEN VAN

BEZWAAR EN BEROEP

Tegen het welstandsadvies op zichzelf kan niet

afzonderlijk bezwaar worden gemaakt. Het gaat

immers om een (deel)advies dat onderdeel is van

het proces om te komen tot bouwvergunningverle-

ning. Tegen het uiteindelijke besluit tot verlening

van de bouwvergunning kunnen belanghebbenden

wel bezwaar maken. Dit op grond van de

Algemene wet bestuursrecht.

Is men het dus niet eens met het welstandsoordeel

over een bepaald bouwplan, dan dient men

bezwaar te maken tegen de uiteindelijke beslissing

op de aanvraag om bouwvergunning, waarbij de

grond van het bezwaar is gelegen in het welstand-

saspect.

Het bezwaarschrift dient te worden ingediend bij

het college van burgemeester en wethouders, het

bestuursorgaan dat ook het primaire besluit (bouw-

vergunning) heeft genomen. De reclamant krijgt

vervolgens een uitnodiging om zijn bezwaar mon-

deling toe te lichten in de commissie bezwaar- en

beroepschriften. Indien reclamant in zijn bezwaar

het welstandsoordeel bestrijdt, wordt - naar vaste

jurisprudentie - verwacht dat hij zijn bezwaar met

een deskundig tegenadvies (second opinion) onder-

bouwt.

De commissie adviseert het college in het kader van

de heroverweging van de aangevochten beslissing.

Het college neemt vervolgens een nieuw besluit (in

heroverweging) naar aanleiding van het ingedien-

de bezwaarschrift.

Tegen het collegebesluit op het bezwaar staat voor

reclamant de mogelijkheid open tot het indienen

van een beroepschrift bij de Rechtbank.

-15 -

2.18 RELATIE MET ANDERE PLANNEN EN NOTA'S

In het onderstaande wordt ingegaan op de relatie

van de welstandsnota met andere gemeentelijke

plannen, nota's en beleidsterreinen.

2.18.1 Ruimtelijk beleid: bestemmingsplannen

De gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de

gemeente is in het bijzonder vastgelegd in bestem-

mingsplannen.

Een bestemmingsplan regelt onder meer de functie

en het ruimte beslag van bouwwerken 'voor zover

dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening'.

De welstandstoets mag niet leiden tot beperkingen

die een reële verwezenlijking van de aan de grond

toegekende bouwmogelijkheden die het bestem-

mingsplan biedt, belemmeren. Het bestemmings-

plan vormt als het ware het ruimere kader waar-

binnen de welstandsbeoordeling zich beweegt. Een

en ander vindt zijn basis in artikel 9 van de

Woningwet ('voorrangsregeling'), waarin is bepaald

dat voor zover de voorschriften van de bouwveror-

dening niet overeenstemmen met de voorschriften

van het desbetreffende bestemmingsplan de bepa-

lingen van de bouwverordening buiten toepassing

blijven.

De architectonische vormgeving van bouwwerken

valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan

en wordt exclusief door de welstandsnota gere-

geld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruim-

te die het bestemmingsplan biedt, invullen ten

behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het wel-

standsadvies kan zich dan richten op de gekozen

invulling binnen het bestemmingsplan.

In de toelichting bij een bestemmingsplan worden

de beleidsuitgangspunten in een stedenbouwkundi-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

JURIDISCH EN O}lGl~f\,nSA~TORI

ge paragraaf (met een verwijzing naar het wel-

standsbeleid) opgenomen. De welstandscommissie

kan hierbij om advies worden gevraagd.

2.18.2 Beeldkwaliteitplan

Aan een planontwikkeling kan een beeldkwaliteit-

plan worden gekoppeld. In een beeldkwaliteitplan

worden de randvoorwaarden voor verdere pIanvor-

ming neergelegd. Het beeldkwaliteitplan is geen

wettelijke planfiguur.

Zoals hiervoor in paragraaf 2.2 reeds is aangegeven

zijn in Helmond beeldkwaliteitplannen vastgesteld

voor Brandevoort, Dierdonk, Akkers, Centrum en

Suytkade.

Een beeldkwaliteitplan kan niet zonder meer wor-

den beschouwd als een wijziging/aanvulling van de

welstandsnota. Dit vloeit op de eerste plaats voort

uit het feit dat een welstandsnota enkel toetsings-

criteria met betrekking tot de architectonische

vormgeving kan bevatten. In een beeldkwaliteit-

plan daarentegen komen, zoals hiervoor reeds is

gesteld, over het algemeen naast architectonische

aspecten tevens ruimtelijke randvoorwaarden aan

de orde.

Daarnaast dient in tegenstelling tot een beeldkwali-

teitplan de welstandsnota en een wijziging/aanvul-

ling daarvan de inspraakprocedure te doorlopen en

te worden vastgesteld door de gemeenteraad. Dat

is een wettelijk vereiste.

Indien het de bedoeling is het beeldkwaliteitplan

een toetsingsfunctie toe te kennen en het architec-

tonisch gedeelte ervan onderdeel te laten uitma-

ken van het gemeentelijke welstandbeleid, dan zal

het beeldkwaliteitplan dezelfde procedure moeten

doorlopen als vereist voor de welstandsnota:

inspraak en vaststelling door de gemeenteraad.

Het is zaak om al tijdens deze procedure duidelijk

onderscheid te maken tussen het architectonische

deel en de overige onderdelen van het beeldkwali-

teitplan.

Dit kan bijvoorbeeld door dit onderdeel in een

identieke vorm te gieten als die van de welstandno-

ta. In het kader van de rechtszekerheid dient

tevens expliciet te worden aangegeven, dat het

welstandsdeel als wijziging/aanvulling onderdeel

zal gaan uitmaken van de welstandsnota.

Het onderscheid dient ook tot uitdrukking te

komen in het vaststellingsbesluit, dat uiteen dient

te vallen in twee onderdelen, één besluitpunt met

betrekking tot het onderdeel welstandscriteria en

één besluitpunt met betrekking tot de ruimtelijke

criteria.

Vervolgens wordt na de vaststelling van het beeld-

kwaliteitplan, het architectonische gedeelte letter-

lijk opgenomen in of (als bijlage) toegevoegd aan

de welstandsnota (in tekst en kaart).

2.18.3 Monumenten

Voorop dient te worden gesteld, dat in de

Woningwet 2002 - evenals dat in de Woningwet

1991 het geval was - is geregeld dat bouwen op,

bij, aan of in een monument of in een door het rijk

aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht als

bedoeld in de Monumentenwet 1988 nooit vergun-

ningvrij is.

Wanneer een te verbouwen bouwwerk onder de

werking valt van de Monumentenwet 1998 of van

-16 -

een gemeentelijke of provinciale monumentenver-

ordening (bouwwerk betreft een monument of is

gelegen binnen een beschermd stads- of dorpsge-

zicht), is naast een bouwvergunning tevens een

monumentenvergunning nodig.

In dat geval is naast een welstandstoetsing tevens

een toetsing in het kader van de monumentenver-

gunning nodig.

Beide toetsingen verschillen inhoudelijk:

De 'monumentale' toetsing vindt plaats aan de

hand van de beschrijving die ten grondslag

heeft gelegen aan de aanwijzing tot monu-

ment. De wijziging aan het bouwwerk wordt

beoordeeld binnen het kader van de monu-

mentale en historische waarde ervan zoals vast-

gelegd in de beschrijving. Conservering van het

bouwwerk in zijn oorspronkelijke, vastgelegde

staat is uitgangspunt.

In de welstandstoetsing wordt het te wijzigen

bouwwerk beoordeeld naar redelijke eisen van

welstand van het bouwwerk op zichzelf en in

relatie tot zijn omgeving. Deze toetsing

geschiedt aan de hand van de in de welstands-

nota vastgelegde welstandcriteria. De wel-

standsbeoordeling heeft niet de conservering

van het bouwwerk tot uitgangspunt.

Toetsing in het kader van de monumentenvergun-

ning vindt plaats door de monumentencommissie,

die zelfstandig kan functioneren dan wel gecombi-

neerd of geïntegreerd met de welstandscommissie.

Beide toetsingen dienen echter onafhankelijk van

elkaar te geschieden en ook te leiden tot twee

afzonderlijke adviezen aan burgemeester en wet-

houders.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

De gemeente Helmond is naar aanleiding van de

vaststelling van de Monumentenverordening 1997 is

door de gemeenteraad een monumentencommissie

en een monumentenbeheerscommissie ingesteld.

De monumentencommissie heeft als taak het colle-

ge van burgemeester en wethouders op verzoek of

uit eigen beweging van advies te dienen met

betrekking tot de toepassing van de verordening,

de Monumentenwet 1988 een andere zaken

betreffende de monumentenzorg.

De monumentenbeheerscommissie heeft als taak

het college van burgemeester en wethouders te

adviseren met betrekking tot aanvragen voor een

vergunning in het kader van de Monumentenver-

ordening 1997 of de Monumentenwet 1988. Deze

commissie wordt gevormd door de welstandscom-

missie aangevuld met twee deskundigen op het

terrein van de monumentenzorg. De verbinding

tussen beide commissies is gelegd door voornoem-

de deskundigen op het terrein van monumenten te

rekruteren uit de monumentencommissie.

Op het moment van het opstellen van de wel-

standsnota is een nieuw monumenten beleid in

ontwikkeling. Dit kan onder andere gevolgen heb-

ben voor de opzet, de werkwijze en de structuur

van de monumentencommissie en van de monu-

mentenbeheerscommissie.

In Helmond bestaat de gemeentelijke monumen-

tenlijst uit vele gemeentelijke monumenten. Een

uitbreiding van deze lijst is in voorbereiding. Het

betreft een uitbreiding met panden die in het

kader van het Monumenten Selectie Project aan-

SCH EN OH.GAl\JlSpsL'TORISCII Kt\.DEIl

vankelijk waren voorgedragen voor de rijksmonu-

mentenlijst maar die daarvoor uiteindelijk te licht

zijn bevonden. Deze zijn, omdat deze voordracht

nog niet heeft plaatsgevonden (en dus nog geen

vaststaand beleid betreft), dan ook nog niet opge-

nomen in deze nota. De gemeentelijke monumen-

tenlijst omvat de periode tot en met 1940.

In de gemeente zijn daarnaast vele rijksmonumen-

ten aanwezig. Deze zijn uiteraard wel opgenomen

in deze nota.

2.19 HANDHAVING EN EXCESSENREGELING

In 1997 is door de gemeenteraad het 'Handhand-

havingsbeleid in het kader van de ruimtelijke kwa-

liteit' vastgesteld. Daarnaast is in sommige gedeel-

ten van de gemeente het ruimtelijk kwaliteitsbeleid

vastgelegd in beeldkwaliteitplannen.

Integrale preventieve en repressieve handhaving in

brede zin heeft zowel politieke als bestuurlijke prio-

riteit. De gemeente zal een actief beleid voeren

met betrekking tot het bewaken en verbeteren van

de ruimtelijke kwaliteit.

In preventieve zin speelt voorlichting en het ver-

strekken van informatie een belangrijke rol. Op

deze wijze kan het bewustwordingsproces van de

burger met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit

worden gestimuleerd en zo een zo breed mogelijk

maatschappelijk draagvlak worden gecreëerd (zie

ook paragraaf 1.2: Het doel van de welstandsnota).

In gevallen waar gebouwd is zonder dan wel in

afwijking van een bouwvergunning krijgt de eige-

naar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een

-17 -

vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde

bouwwerk. Als deze vergunning moet worden

geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief

welstandsadvies, dan zal de eigenaar de situatie

moeten veranderen. Burgemeester en wethouders

kunnen dan degene die tot het opheffen van de

situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een

door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te

heffen.

Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning

behoeft te worden aangevraagd (vergunningvrije

bouwwerken) moeten aan minimale welstandsei-

sen voldoen. Volgens artikel 19 van de Woningwet

2002 kunnen burgemeester en wethouders de eige-

naar van een bouwwerk dat 'in ernstige mate in

strijd is met redelijke eisen van welstand' aanschrij-

ven om die strijdigheid op te heffen. De criteria

hiervoor moeten worden opgenomen in de wel-

standsnota. De excessenregeling is niet bedoeld om

de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.

Ook voor de gemeente Helmond geldt het criteri-

um dat er bij een ernstige strijdigheid met redelijke

eisen van welstand sprake moet zijn van een exces.

Dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk

van het bouwwerk die ook voor niet-deskundigen

evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan

een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak

heeft dit betrekking op:

het afsluiten van een bouwwerk voor zijn

omgeving,

het ontkennen of vernietigen van architectoni-

sche bijzonderheden bij aanpassing van een

bouwwerk,

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

JTJRIDISCH ~E~J ORGA41'JISAT'OR"ISCH Iv\DER

armoedig materiaalgebruik,

toepassing van felle of contrasterende kleuren,

te opdringerige reclames, of

een te grove inbreuk op wat in de omgeving

gebruikelijk is (zie daarvoor de bebouwingsge-

richte welstandcriteria).

Vergunningvrije bouwwerken die voldoen aan de

welstandscriteria voor veel voorkomende kleine

bouwwerken zijn in elk geval niet in strijd met

redelijke eisen van welstand.

2.20 OVERGANGSREGELING

Het proces van afhandelen van bouwaanvragen

vraagt een zekere tijd. Op het moment van inwer-

kingtreding van de welstandsnota zullen er dan

ook zeker bouwaanvragen in behandeling zijn. Met

het oog op de rechtszekerheid van onder andere

de aanvrager is het van belang te bepalen hoe met

deze aanvragen in het licht van de inwerkingtre-

ding van de welstandsnota wordt omgegaan. Dit

vraagt om een zogenaamde overgangsregeling.

In de gemeente Helmond wordt in het kader van

de overgangsregeling gehandeld als hierna is aan-

gegeven.

Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling

of toestemming anderszins, die is ingediend vóór

het tijdstip waarop deze welstandsnota van kracht

wordt en waarop op dat tijdstip nog niet is

beschikt, zijn de welstandsbepalingen in de bouw-

verordening en de algemene en specifieke criteria,

genoemd in de diverse beeldkwaliteitplannen van

toepassing.

"18 "

De welstandscriteria die in de volgende hoofdstuk-

ken geformuleerd worden, zijn maatgevend voor

de gemeentelijke welstand beoordeling in het kader

van de nieuwe Woningwet. Deze criteria bieden

een objectief en beleidsmatig kader voor de

besluitvorming door de Raad en een richtingge-

vend kader voor opdrachtgevers en vormgevers.

Naast het bestemmingsplan en de gemeentelijke

bouwverordening is de Welstandsnota een

gemeentelijk instrument om bouwplannen te toet-

sen.

In deze welstandsnota worden voor verschillende

schaalniveaus en lagen beschrijvingen gegeven

waaruit welstandscriteria worden geformuleerd.

Deze vormen het kader waarbinnen concrete

bouwinitiatieven getoetst worden. Om uiteindelijk

op het niveau van het bouwperceel een set criteria

te kunnen genereren, is het belangrijk om de ver-

banden en samenhang tussen de verschillende

schaalniveaus in beeld te brengen. Dit hoofdstuk is

dan ook te beschouwen als uitgebreide leeswijzer

voor hetgeen in de volgende hoofdstukken wordt

beschreven.

Het uiteindelijke beoordelingskader wordt opge-

bouwd uit de volgende aspecten:

algemene, universele welstandscriteria;

welstandscriteria voortkomend uit de kenmer-

ken van de te onderscheiden bebouwingstypen;

welstandscriteria voor specifieke objecten;

welstandscriteria voor veel voorkomende, klei-

ne bouwplannen, de zogenaamde sneltoetscri-

teria.

In de volgende paragraaf worden in het kort voor-

genoemde aspecten beschreven. Waarna in de

navolgende paragrafen de samenhang en plaats

binnen de geografische uitwerking wordt beschre-

ven.

3.1

OPZET BEOORDELINGSKADER

De aspecten die in deze paragraaf kort beschreven

worden zijn in de hoofdstukken 4 t/m 7 nader uit-

gewerkt.

Hoofdstuk 4 gaat in op de algemene welstandscri-

teria.

De algemene welstandscriteria richten zich op de

zeggingskracht en het vakmanschap van het archi-

tectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op uni-

versele kwaliteitsprincipes. De algemene welstand-

scriteria worden explicieter gemaakt in gebiedsge-

richte, objectgerichte en/of loketcriteria.

De algemene welstandscriteria geven aan welke

interpretatie ruimte burgemeester en wethouders

en de welstands-, monumentencommissie hebben

bij het hanteren van de beoordelingskaders of in

een bijzondere situatie waarbij deze beoordelings-

kaders niet van toepassing zijn. Tevens zullen de

algemene welstandscriteria van toepassing ver-

klaard worden indien er uit het gebiedsgerichte

welstandsbeleid geen onderscheidende welstand-

scriteria te benoemen zijn.

De gemeente Helmond bestaat uit verschillende

woon- en werkgebieden die ieder eigen steden-

bouwkundige en architectonische eigenschappen

bezitten. Er wordt een aantal bebouwingstypen

onderscheiden. Deze worden beschreven in hoofd-

-19 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

B EOO RD ELIN GSKAD ER

stuk 5 'bebouwingstypen'. De bebouwingstypen

bestaan uit een beschrijving van de kenmerken van

de verschillende. bebouwde deelgebieden in de

gemeente en daaraan gekoppeld de welstandscri-

teria voor het betreffende type.

Binnen enkele bebouwingstypen wordt een onder-

verdeling gemaakt naar stedenbouwkundige en

architectonische ensembles. Dit zijn bebouwings-

clusters die dusdanige onderscheidende kenmerken

bezitten dat hiervoor aparte criteria opgesteld kun-

nen worden.

Er zijn bouwwerken te benoemen die zo gebiedsei-

gen zijn, dat daarvoor, naast de welstandscriteria

vanuit het bebouwingstype, een afzonderlijk

beoordelingskader met set welstandscriteria wordt

ontwikkeld. In hoofdstuk 6 'specifieke objecten en

ensembles' zal hier nader op worden ingegaan.

Deze objectgerichte welstandscriteria gelden voor

bouwwerken die bijzonder specifiek en beeldbepa-

lend zijn voor Helmond

In hoofdstuk 7 wordt de opzet van de sneltoets

van veel voorkomende kleine bouwplannen

beschreven. Deze welstandscriteria vormen een

standaard voor de gehele stad.

De welstandscriteria moeten zoveel mogelijk objec-

tief meetbaar zijn. Ze moeten als het ware per

object op één A4'tje te beschrijven zijn, zodat de

welstandstoets snel ambtelijk plaats kan vinden. De

welstandscriteria voor veel voorkomende, kleine

bouwplannen zijn al grotendeels in het bestaand

beleid aanwezig.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

BE GO RDEI-,Il'T GSKADER

Er worden onder andere welstandscriteria voor de

volgende kleine bouwwerken opgesteld: reclames,

erfafscheidingen, aanbouwen, dakkapellen, rollui-

ken, zonnecollectoren, erkers, serres, straatmeubi-

lair, bijgebouwen. Voorbeelden van loketcriteria

zijn o.a.:

plaatsing;

formaat;

cumulatie (oppervlakte of percentage van erf);

algemene vormgeving.

Alle van toepassing zijnde loketcriteria zijn over-

zichtelijk opgenomen in een aparte bijlage. Indien

voor bepaalde gebieden andere loketcriteria zijn

opgesteld zijn deze toegevoegd aan de algemene

loketcriteria.

3.2

SAMENHANG VAN DE CRITERIA

Voor de beoordeling van standaardbouwopgaven

en kleine bouwwerken (die voldoen aan de criteria

voor licht-vergunningplichtige bouwwerken) wordt

gebruik gemaakt van de Loketcriteria.

Bouwaanvragen, die de reguliere procedure moe-

ten volgen, in een bepaald gebied worden met

behulp van de beschreven criteria beoordeeld. De

gebiedskarakteristiek bestaat uit de karakteristiek

en de criteria van het bebouwingstype, eventueel

aangevuld met de karakteristiek en criteria van een

specifiek object of ensemble.

Bouwwerken die niet met behulp van de beschre-

ven gebiedskarakteristiek te beoordelen zijn omdat

zij daarvan zowel functioneel als morfologisch te

veel afwijken worden beoordeeld aan de hand van

de algemene welstands-criteria. Het gaat dan

immers om de vraag of dit te realiseren bouwwerk

door zijn bijzondere verschijningsvorm een bijdrage

levert aan de ruimtelijke kwaliteit van de omge-

ving.

3.3 GEOGRAFISCHE UITWERKING PER

WELSTANDSGEBIED (9 DELEN)

Per welstandsgebied is een geografische uitwerking

gemaakt. Per welstandsgebied is een apart boek

samengesteld waarin op overzichtelijke wijze de

betreffende uitwerkingen zijn weergegeven. Per

welstandsgebied is expliciet verduidelijkt welke wel-

standscriteria van toepassing zijn in het gebied

waarop het bouwinitiatief betrekking heeft.

In het 'vigerend welstandsbeleid' worden allereerst

de gebieden binnen het welstandsgebied benoemd

waarvoor vastgestelde beeldkwaliteitregels van

toepassing zijn of in de toekomst zullen worden

opgesteld. Voor deze gebieden worden geen nade-

re welstandscriteria opgesteld en deze gebieden

worden niet nader geanalyseerd. Er wordt verwe-

zen naar de beeldkwaliteitregels binnen deze

bestaande en nog te ontwikkelen plannen en er zal

derhalve geen nieuw beleid voor worden ontwik-

keld.

Per welstandsgebied is een beschrijving gegeven

van de aanwezige bebouwingstypen en architecto-

nische/ stedenbouwkundige ensembles.

- 20-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

In het gebiedsgerichte deel wordt ook ingegaan op

de specifieke objecten en ensembles binnen het

welstandsgebied.

Vervolgens wordt ingegaan op de welstandniveaus

binnen het gebied. Met het welstandniveau kun-

nen op een heldere wijze de gebiedseigen verbij-

zonderingen worden aangegeven.

Tot slot volgen dan de gebiedsgerichte criteria aan

de hand waarvan de concrete welstandbeoordeling

zal gaan plaatsvinden.

Deze worden opgebouwd uit:

1 de Algemene Welstandscriteria:

2 Welstandscriteria en aanbevelingen volgend uit

de typebeschrijvingen;

3 Welstandscriteria en aanbevelingen volgend uit

de beschrijvingen van de objecten en ensemb-

les (indien aanwezig);.

Hoe uitgebreider de waarden zijn welke in een

gebied worden aangetroffen, hoe uitgebreider de

criteria. De welstandscriteria moeten aansluiten bij

het gehanteerde kwaliteitsbeleid en de gewenste

ontwikkelingen. Hiermee geeft het gemeentebe-

stuur in feite aan welk kwaliteitsniveau op een

bepaalde plek wordt verwacht en hoe de wel-

standscommissie de diverse bouwinitiatieven moet

toetsen.

Indien voor een bepaald gebied geen onderschei-

dende welstandscriteria zijn te formuleren, worden

de algemene welstandscriteria van toepassing ver-

klaard.

3.4

WELSTANDSNIVEAU

Aan elk gebied in de gemeente Helmond is een

welstandsniveau toegekend. De basis voor het wel-

standsniveau is gelegen in het bebouwingstype dat

ineen bepaald gebied voorkomt.

Binnen bebouwingstypen met sterk beeld bepalen-

de waarden zijn de welstandscriteria, waaraan een

bouwplan moet voldoen om te kunnen voldoen

aan redelijke eisen van welstand, omvangrijker en

concreter dan in een bebouwingstype zonder

beeld bepalende waarde voor de omgeving.

Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het

gebied en de betekenis voor het aanzien van de

openbare ruimte en de kern als geheel kan voor

dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau

2), laag (niveau 3) of welstandsvrij (niveau 4) wel-

standsniveau vastgesteld worden. Afhankelijk van

het welstandsniveau is het pakket van beoorde-

lingsaspecten voor het betreffende gebied meer of

minder flexibel opgesteld. Met het welstandsniveau

geeft het gemeentebestuur in feite aan welk kwali-

teitsniveau wordt verwacht in een bepaald gebied.

Aan elk gebied in Helmond is een welstandsniveau

toegekend. De basis voor het welstandsniveau is

gelegen in het bebouwingstype dat in een bepaald

gebied aanwezig is. In de gebiedsuitwerkingen zijn

kaarten opgenomen van de welstandsgebieden

met de bebouwingstypen die in het welstandsge-

bied voorkomen. Voor elk bebouwingstype wordt

een basiswelstandsniveau gehanteerd. In het hierna

volgende schema is aangegeven welk basiswel-

standsniveau voor welk bebouwingstype geldt.

-21-

0 () JtD ELI f';,J G S Iv\D E li.

De basiswelstandsniveaus zijn gebaseerd op de vol-

gende aspecten:

de betekenis van het bebouwingstype voor de

openbare ruimte;

de (cultuur)historische waarde van het bebouw-

ingstype;

de concreetheid van de kenmerken (criteria);

de architectonische waarde van het bebouw-

ingstype in algemene zin;

Welstandsnota Gemeente Helmond. Algemeen deel

EOO:RDELINGSI(ADER

-- - - ------ ---- ----- --- --- --. Welstandsniveau 1

------ -

- ---- ---

- Welstandsniveau 2

- - --- -

---

- ~ - ~ ~~~~ - - ~ ~ I ~ =]~ =~ ~ _I ~~~ - _I~:~~~~=:

Hi H2 Ha

lnJl 1f112 11118 1f114 1f115 IJIJS 1J1J1 IfIIS 1f119

B2 B8

GI G2 Ga ~4 ~5 TI

Ta T4 TS

-22 -

Welstandsniveau 3

Welstandsniveau 4

-~.'-"~,""".(".-"""D- -"..,.V 1.'-l"\I'G'"'~'¥~-"'.D'-.'. .~-"H:"

.~ " "0 ihi? ,,-;" -.. ..:.( L\e .

.L\...I' . JL... DL JJ['5U:I\.." D.J1.",

In het deel'bebouwingstypen' wordt per bebouw-

ingstype een motivering gegeven voor het gehan-

teerde basiswelstandsniveau. Kortheidshalve wordt

hier dan ook naar verwezen.

Beschrijving welstandsniveaus

Hierna wordt een beschrijving gegeven van de

basiswelstandsniveaus die in de gemeenten

Helmond voor de verschillende gebieden worden

gehanteerd. Voor de coderingen van de bebouw-

ingstypen wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van

dit algemeen deel.

Niveau 1

In de eerste plaats zijn de gebieden aangewezen

die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld

van de kernen en het landschap. Verder is niveau 1

toegekend aan gebieden met hoge cultuurhistori-

sche, architectonische, landschappelijke of steden-

bouwkundige waarde. Daarom geldt voor de vol-

gende gebieden of percelen welstandsniveau 1:

Historische dorpsgebieden, historische bebouw-

ingslinten en historische stedelijke bebouwing

(H1, H2 en H3);

Gesloten historische (woon)bebouwing, tuin-

dorpen en tuinwijken (W1 en W3);

Instituten (13);

De percelen van specifieke objecten (bescherm-

de stads- en dorpsgezichten, gemeentelijke en

rijksmonumenten).

Niveau 2

Onder dit niveau vallen de gebieden die om een

zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouw-

kundige ingrepen. Niveau 2 is van toepassing op de

meeste coherente woon-, werk- en leefomgevingen.

Daarom geldt voor de volgende gebieden of perce-

len welstandsniveau 2:

Dijkbebouwing (H5);

Parkachtige (woon)bebouwing, traditionele

strokenbebouwing, geïndustrialiseerde

(woon)bebouwing, thematische inbreidingen en

thematische uitbreidingen en individuele

woningbouw met samenhang (W2, W4, W5,

W7 ,W8, W9b);

Parken, groengebieden en sportcomplexen,

boerenerven (G1 en G3);

Hoogbouw en op zichzelf staande bebouwing

(T1 enT4).

Niveau 3

Niveau 3 geldt in principe alleen voor gebieden met

een beperkte betekenis voor de openbare ruimte,

zoals industrieterreinen, of gebieden waar zeer

bewust gekozen is voor een grote mate van vrij-

heid. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de

bestaande ruimtelijke structuur (voor zover aanwe-

zig) zonder al te veel problemen verdragen. Er zal

bij de welstandstoetsing niet gedetailleerd op archi-

tectonische kwaliteiten worden beoordeeld.

Onder dit niveau vallen bijvoorbeeld op zichzelf

gelegen gebieden die weinig invloed uitoefenen op

de omgeving, bedrijventerreinen met een laag

representatief gehalte en gebieden waar de beel-

dwaarde weinig prioriteit heeft. Daarom geldt voor

de volgende gebieden of percelen welstandsniveau 3:

- 23"

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

Gemengde bebouwing (H4);

Woonerven en individuele woonbebouwing

(W6 en W9);

Industriebebouwing, bedrijfsbebouwing, kan-

toorbebouwing en perifere detailhandel (B1

t/m B4);

Natuurgebieden, woningen in recreatieparken

en vakantiewoningen (G4 en G5);

Winkelcentra en woonwagenlocaties (T2en T5).

Verhoging of verlaging welstandsniveau

Het is mogelijk dat een bepaald gebied of object

een uitzonderlijke positie inneemt binnen het

bebouwingstype, doordat het een hogere beeldbe-

palende waarde heeft dan gebruikelijk is binnen dit

bebouwingstype. In deze gevallen wordt het wel-

standsniveau als het ware verhoogd ten opzichte

van het niveau dat het gebied of object enkel op

grond van het bebouwingstype zou bezitten. Een

ander geval kan zijn dat binnen een bebouwingsty-

pe zich een specifiek object bevindt. Het omgekeer-

de kan natuurlijk ook het geval zijn. Indien een

bepaald gebied of object een lagere beeldbepalen-

de waarde heeft dan gebruikelijk is binnen dit

bebouwingstype, kan het welstandsniveau worden

verlaagd ten opzichte van het niveau dat

het gebied of object enkel op grond van het

bebouwingstype zou bezitten.

Het welstandsniveau is altijd gekoppeld aan toet-

singscriteria. Bij een verhoging dan wel verlaging

van het basiswelstandsniveau wordt expliciet aan-

gegeven op welke aspecten extra getoetst zal wor-

den, dan wel welke criteria bij het gebied niet of

minder aan de orde zijn om te kunnen voldoen

aan redelijke eisen van welstand.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

B"Li'OORDEI J~,T(""'STI /I; 1i~-E.-4 U

~'\ . j[:". ". . - --OL....!JLL ~ 'J...- j~.l"Ll'J' LdJl~

Bouwplan

ja

nee

- 24..

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

00 IlDELIN- GSI(ADEll

3.5

TOETSINGSTRAJECT

Met behulp van de criteria van het bebouwingsty-

pe en de eventueel beschreven beschrijvingen en

criteria van de specifieke objecten en ensembles

wordt het plan beoordeeld.

Als het plan niet voldoet, wordt het plan

getoetst aan de Algemene welstandscriteria.

Als er nadere informatie vereist is, wordt het

plan aangehouden.

Als het plan voldoet, wordt het plan akkoord

bevonden.

In het schema 'Toetsingstraject welstand bouwplan-

nen' is aangegeven op welke wijze een plan zal

worden getoetst.

Als een bouwplan onder de licht-vergunningplichti-

ge bouwwerken valt kan het aan de loketcriteria

getoetst worden. Deze toetsing kan ambtelijk afge-

handeld worden. Als een bouwplan regulier ver-

gunningplichtig is dient het plan ingediend te wor-

den bij de welstandscommissie.

Het bouwplan wordt getoetst aan de loketcriteria:

Als het plan niet voldoet of als er nadere toet-

sing gewenst is, wordt het plan doorverwezen

naar de welstandscommissie.

Als er nadere informatie vereist is, wordt het

plan aangehouden.

Als het plan voldoet, wordt het plan akkoord

bevonden.

Indien het plan niet voldoet aan de gebiedscriteria

wordt het plan getoetst aan de Algemene

Welstandscriteria.

Als het plan niet voldoet, wordt het plan niet

akkoord bevonden.

Als er nadere informatie vereist is, wordt het

plan aangehouden.

Als het plan voldoet, wordt het plan akkoord

bevonden.

Traject licht-vergunningplichtige bouwwerken:

De toetsing van een licht-vergunningplichtige

bouwwerk kan ambtelijk worden afgehandeld.

Traject regulier vergunningplichtige bouwwerken:

De toetsing van een regulier vergunningplichtige

bouwwerk wordt afgehandeld door de

Welstandscommissie.

Het welstandsniveau wordt bepaald voor het

betreffende perceel aan de hand van de kaart

Welstandsniveaus. Met de vaststelling van het wel-

standsniveau is duidelijk welk pakket aan beoorde-

lingsaspecten van toepassing is op het bouwplan.

- 25-

4.1

ALGEMEEN

De algemene welstandscriteria die in deze para-

graaf worden genoemd, richten zich op de zeg-

gingskracht en het vakmanschap van het architec-

tonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij uni-

versele kwaliteitsprincipes. De algemene welstand-

scriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag

aan elke planbeoordeling.

De algemene criteria bestaan uit een uiteenzetting

van algemene architectonische begrippen en aspec-

ten waarmee kwaliteit (of het gebrek aan kwa-

liteit) kan worden omschreven. De algemene archi-

tectonische begrippen komen voort uit de notitie

die de toenmalige rijksbouwmeester, de heer Tj.

Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel

'Architectonische kwalitei~ een notitie over archi-

tectuurbeleid~ Ze vormen het begrippen kader en

zijn als het ware het gereedschap van de wel-

standscommissie bij de argumentatie van het wel-

standsadvies.

4.2

TOEPASSING ALGEMENE CRITERIA

In bijzondere situaties wanneer de beoordelingsas-

pecten die voortvloeien uit het welstandsniveau

ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug

te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit

kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouw-

plan afwijkt van de bestaande of toekomstige

omgeving maar door bijzondere schoonheid wél

aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan wor-

den teruggegrepen op de algemene welstandscrite-

ria. De welstandscommissie kan burgemeester en

wethouders in zo'n geval gemotiveerd en schrifte-

ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

lijk adviseren af te wijken van beoordelingsaspec-

ten op grond van het welstandsniveau van het

gebied. In praktijk betekent dit dat het betreffende

plan alleen op grond van de algemene welstand-

scriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere

schoonheid van het plan met deze criteria overtui-

gend kan worden aangetoond. Het niveau van

'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard

hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen

worden gesteld aan de zeggingskracht en het

architectonisch vakmanschap naarmate een bouw-

werk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

4.3

BEOORDELINGSASPECTEN EN CRITERIA

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen

van welstand mag worden verwacht dat de ver-

schijningsvorm een relatie heeft met het gebruik

ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl

de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samen-

hang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te wor-

den gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts

is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de

vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht

van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkhe-

den die materialen en technieken bieden om een

doelmatige constructie te maken. Gebruik en con-

structie staan aan de wieg van iedere vorm.

Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd

ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie.

Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en con-

structie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan

- 27-

domineren, mag worden verwacht dat de uiteinde-

lijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie

houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk

gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een

rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie.

Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed

kunnen hebben zoals de omgeving en de associa-

tieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele

context. Maar als de vorm in tegenspraak is met

het gebruik en de constructie dan verliest zij daar-

mee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen

van welstand mag worden verwacht dat het een

positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de

openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte.

Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de

openbare betekenis van het bouwwerk of van de

omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het

afzonderen en in bezit nemen van een deel van de

algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en

volumes vormen zowel de externe begrenzing van

de gebouwen als ook de wanden van de openbare

ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is

een particulier object in een openbare context, het

bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen

functioneren alleen maar ook in de betekenis die

het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappe-

lijke omgeving. Ook van een gebouw dat contra-

steert met zijn omgeving mag worden verwacht

dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving

niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

ALGElVIENE \Y/ELSTJ\l\,JDSCRITERIAk

een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van

de omgeving en de te verwachten ontwikkeling

daarvan.

Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten

gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscri-

teria duidelijkheid verschaffen.

Betekenissen van vormen in de sociaal.culturele

context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen

van welstand mag worden verwacht dat verwijzin-

gen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en

uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ont-

staan die bruikbaar zijn in de bestaande maat-

schappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde

regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale

regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die

regels zijn geen wetten en moeten ter discussie

kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of

ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwar-

rend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk ver-

warrend of saai als de regels van de architectoni-

sche vormgeving niet bewust worden gehanteerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn

waargenomen krijgen zij een zelfstandige beteke-

nis en roepen zij, los van gebruik en constructie,

bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische

gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels,

transparante gevels van glas en metaal roepen

associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van ver-

wijzingen en associaties naar wat eerder of elders

reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst

wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een

bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die

verwijzingen en associaties worden verwerkt en

geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele

culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vor-

men ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande

maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van

verwijzingen en associaties betekent onder meer

dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar

zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in

de tijd kan worden geplaatst waarin het werd

gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake

van herstel van elementen uit het verleden, maar

bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale)

omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat

authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ont-

werp kan worden geïnspireerd door een bepaalde

tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imite-

ren van stijlen, vormen en detailleringen uit het

verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om

een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd

waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiede-

nis, als representant van een stijl. Daarom is het zo

belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorg-

vuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen

immers de geschiedenis van de toekomst.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen

van welstand mag worden verwacht dat er struc-

- 28-

tuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de

aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een

gebouw mag worden gesteld is dat er structuur

wordt aangebracht in het beeld. Een heldere struc-

tuur biedt houvast voor de waarneming en is bepa-

lend voor het beeld dat men vasthoudt van een

gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreek-

sen en materialen maken het voor de gemiddelde

waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele

informatie die de gebouwde omgeving geeft, te

reduceren tot een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet

ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de

waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn

geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een

beheerst beroep op de creativiteit van de voorbij-

ganger worden gedaan. Van oudsher worden daar-

om helderheid en complexiteit als complementaire

begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouw-

werken. Complexiteit in de architectonische compo-

sitie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen

en het programma van eisen voor het bouwwerk.

Bij een gebouwde omgeving met een hoge bele-

vingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk

aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.

Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen

van welstand mag worden verwacht dat het een

samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft

dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes

en vlakverdelingen.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

W li L S 'T.AJ\f D S C RI fT E HIJ-\.

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit

de grootte of de betekenis van de betreffende

bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard

binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar wor-

den onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er

uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling los-

staande kleine bouwwerken.

De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van

groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar

vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare

aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De

waarnemer ervaart bewust of onbewust de maat-

verhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom

de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte

aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan

die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.

Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter

is naarmate de maatverhoudingen een sterkere

samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust

toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin

hun werking hebben.

De afmetingen en verhoudingen van geveIelemen-

ten vormen tezamen de compositie van het gevel-

vlak. Hellende daken vormen een belangrijk ele-

ment in de totale compositie. Als toegevoegde ele-

menten (zoals een dakkapel, een aanbouw of een

zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van

de hoofdmassa enjof de vlakverdeling, verstoren

zij het beeld niet alleen van het object zelf maar

ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

- 29-

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen

van welstand mag worden verwacht dat materiaal,

textuur, kleur en licht het karakter van het bouw-

werk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samen-

hang met de omgeving of de te verwachten ont-

wikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetre-

ding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele

en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar.

De keuze van materialen en kleuren is tegenwoor-

dig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal

en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuze-

vrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van

een onsamenhangend beeld groot. Als materialen

en kleuren teveel los staan van het ontwerp en

daarin geen ondersteunende functie hebben maar

slechts worden gekozen op grond van decoratieve

werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan

de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de

zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoor-

beeld het geval wanneer het gebruik van materia-

len en kleuren geen ondersteuning geeft aan de

architectonische vormgeving of wanneer het

gebruik van materialen en kleuren een juiste inter-

pretatie van de aard en de ontstaansperiode van

het bouwwerk in de weg staat.

De gehele gemeente Helmond is onderverdeeld in

een aantal bebouwings-typen. Uitzondering hierop

zijn mogelijk enkele specifieke objecten en ensemb-

les. De bebouwingstypen bestaan uit een beschrij-

ving van de kenmerken van de verschillende

bebouwde deelgebieden in de gemeente en daar-

aan gekoppeld de welstandscriteria voor het

betreffende type.

TOEPASSING WELSTANDSCRITERIA

BEBOUWINGSTYPEN

In de deelgebieduitwerkingen van deze welstands-

nota zijn kaarten opgenomen met de bebouwing-

stypen per kern. Alle percelen die op deze kaarten

zijn aangegeven met een legenda kleur vallen

onder een bebouwingstype. Indien een perceel valt

onder een bepaald bebouwingstype dient bij de

toetsing van het bouwplan rekening gehouden te

worden met de karakteristiek van het betreffende

bebouwingstype.

5.1

Het is mogelijk dat een perceel zowel bij een

bebouwingstype hoort als bij een ensemble of een

specifiek object. In dat geval dienen zowel de ken-

merken van het bebouwingstype als de kenmerken

van het specifieke object of ensemble als kader bij

de beoordeling.

5.2

BEBOUWINGSTYPERINGEN

Door de Federatie Welstand is landelijk een onder-

scheid gemaakt in een 5-tal gebiedshoofdgroepen:

Historisch gegroeide woongebieden (H).

Planmatig ontworpen woongebieden (W).

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

Bedrijvengebieden (B).

Groene gebieden (G).

Gebieden met bijzondere bebouwingstypen (T).

Deze gebiedshoofdgroepen zijn onderverdeeld in

een aantal bebouwings-typen en zijn in Helmond

als volgt gedefinieerd:

Historische gegroeide woongebieden:

H1 Historische dorpsgebieden (organisch

gegroeid).

Historische bebouwingslinten (open, per-

ceelsgewijze bebouwing).

Historische stedelijke bebouwing (gesloten,

perceelsgewijze bebouwing).

H2

H3

Planmatig ontworpen woongebieden:

W1 (Gesloten) historische (woon)bebouwing.

W2 Parkachtige (woon)bebouwing.

W3 Tuindorpen en tuinwijken.

W4 Traditionele strokenbebouwing.

W5 Geïndustrialiseerde (woon)bebouwing

W6 Woonerven.

W7 Thematische inbreiding.

W8 Thematische uitbreiding.

W9 Individuele woonbebouwing.

Bedrijvengebieden

B2 Bedrijfsbebouwing.

B3 Kantoorbebouwing.

- 31 -

BEBOUWINGSTYPEN

Groene gebieden:

G1 Parken, groengebieden en sportcomplexen.

G3 Boerenerven

G4 Natuurgebieden.

Bijzondere bebouwingstypen:

T1 Hoogbouw.

T3 Instituten.

T4 Op zichzelf staande bebouwing.

T5 Woonwagenlocaties.

In het deel 'Algemeen deel: bebouwingstypen' zijn

de verschillende bebouwingstypen beschreven.

In de beschrijvingen van de bebouwingstypen

wordt ingegaan op de kenmerken van het

bebouwingstype en, indien aanwezig, de te onder-

scheiden ensembles op de aspecten:

bebouwing en omgeving, waarbij de situering

en de verschijningsvorm van het bouwwerk in

relatie met de omgeving van het bouwwerk

centraal staan;

bebouwing op zich, waarbij het bouwwerk cen-

traal staat;

materiaal, detaillering en kleur.

Hieruit volgen gemeenschappelijke welstandscrite-

ria die gelden voor alle bebouwing binnen dat type

en welstandscriteria voor de ensembles binnen het

type. Deze welstandscriteria komen terug in het

gebiedsgerichte beoordelingskader.

Het gehele overzicht van de aanwezige bebouw-

ingstypen, geïllustreerd met kenmerkende foto's, is

als aparte bijlage opgenomen.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

WELSTAND SC RITE RIA SPECIFIEKE OBJECTEN EN ENSEMBLES

6.1

ALGEMEEN

Naast bebouwingstypen zijn in de verschillende ker-

nen specifieke objecten en ensembles aan te wijzen

die een grote rol spelen in de beleving enjof uit-

straling van de kern. In veel gevallen gaat het hier-

bij om monumenten. Ook bebouwing zonder een

beschermde status kan als specifiek object of

ensemble aangemerkt worden als de verschijnings-

vorm zó specifiek is dat deze een bijzondere

behandeling verlangt binnen het welstandsbeleid.

Voorbeelden hiervan zijn kerken, molens, bijzonde-

re woningen, specifieke architectonische clusters

van bebouwing en gebieden met een zeer beeldbe-

palend beeldkwaliteitplan. Vaak zijn deze voorbeel-

den gemeentelijke of rijksmonumenten en krijgen

deze door die status een bijzondere bescherming

BEOORDELINGSKADER SPECIFIEKE OBJECTEN

EN ENSEMBLES

De kenmerken van de verschillende specifieke

objecten en ensembles zijn beschreven. Deze ken-

merken kunnen een toevoeging zijn op de kenmer-

ken die gelden voor het bebouwingstype waar het

object of het ensemble toe behoort. Ook is het

mogelijk dat enkel de kenmerken voor het specifie-

ke object of het ensemble van toepassing zijn.

Indien voor een object of ensemble enkel de ken-

merken van het specifieke objecten of ensemble

gelden dan is het desbetreffende perceel in de

kaartbeelden 'bebouwingstypen' niet voorzien van

een bebouwingstype. Als het betreffende perceel

wel voorzien is van een bebouwingstype dan dient

bij de beoordelingsaspecten zowel rekening gehou-

den te worden met de kenmerken van het

6.2

- 33-

bebouwingstype als met de kenmerken voor het

specifieke object of het ensemble.

Voor de gemeentelijke en rijksmonumenten, de

door het Rijk "of de gemeenteraad vastgestelde

stads- en dorpsgezichten en de door de gemeente-

raad vastgestelde beeld bepalende panden bestaat

een afwijkend beoordelingskader. Deze panden en

gebieden vallen altijd onder welstandsniveau 1,

ongeacht het bebouwingstype waarbinnen zij gele-

gen zijn.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

WELSTANDSCRITERIA VEEL VOORKOMENDE

KLEINE BOUWPLANNEN (LOKETCRITERIA)

7.1

LOKETCRITERIA

Met de nieuwe Woningwet 2001 is ook de bouw-

vergunningsprocedure voor een gedeelte veran-

derd. In de nieuwe Woningwet 2001 bestaan

alleen nog vergunningvrije en vergunningplichtige

bouwwerken. Daarnaast is er een lichte en een

reguliere procedure geïntroduceerd.

Per Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is

een lijst opgesteld van bouwvergunningvrije bouw-

werken en bouwwerkzaamheden waarvoor een

lichte bouwvergunningsprocedure gaat gelden.

Bouwvergunningsaanvragen voor bouwwerken die

niet behoren tot de categorie 'bouwvergunning-

vrije of licht-vergunningplichtige bouwwerken' val-

len onder de reguliere bouwvergunningsprocedure.

De afhandeling van de bouwaanvraag bij reguliere

vergunningplicht duurt maximaal 12 weken met de

mogelijkheid tot verdaging van ten hoogste nog

eens 6 weken als burgemeester en wethouders

daar toe besluit en goedkeuring heeft gekregen

van de gemeenteraad.

De reguliere bouwvergunning kan op aanvraag

(verzoek) ook in twee fases worden verleend.

Bij de lichte procedure mag de afhandeling maxi-

maal 6 weken duren. Bij overschrijding van deze

termijn wordt een vergunning van rechtswege ver-

leend. Het betreffen hier kleine veelvoorkomende

bouwwerken zoals dakkapellen, aan- en uitbou-

wen, bijgebouwen en dergelijke, binnen de ruimte-

lijke eisen die gesteld zijn in de AMvB. Ten behoeve

van de toetsing van deze licht-vergunningplichtige

bouwplannen zijn zogenaamde loketcriteria gefor-

- 35-

muleerd. Het gaat hier om objectieve welstandscri-

teria die de planindiener vooraf zoveel mogelijk

duidelijkheid dient te geven. De loketcriteria kun-

nen gezien worden als een verzameling stan-

daardoplossingen die in elk geval geen bezwaren

zullen oproepen. Wanneer een bouwplan niet strij-

dig is met de loketcriteria kan de vergunning

binnen zeer korte termijn worden verleend.

Toepassingen en gebruik

De loketcriteria kunnen gebruikt worden voor:

preventieve toetsing van licht-vergunningplichti-

ge bouwplannen;

repressieve toetsing van vergunningvrije bouw-

plannen;

vrijwillige toetsing van vergunningvrije bouw-

plannen.

Preventieve welstandstoetsing

Als een bouwplan vergunningplichtig is wordt door

de AMvB bepaald of een lichte of reguliere proce-

dure wordt gevolgd. Alle vergunningplichtige

bouwplannen dienen in ieder geval getoetst te

worden aan het bestemmingsplan, de bouwveror-

dening, het bouwbesluit en aan redelijke eisen van

welstand.

Bij de lichte bouwvergunningsprocedure hebben

burgemeester en wethouders de mogelijkheid om

zelf te toetsen aan redelijke eisen van welstand zon-

der advies te vragen aan de welstandscommissie.

Het gemeentebestuur kan daarvoor een ambtenaar

of een lid van de welstandscommissie mandateren

overeenkomstig het advies van haar welstandscom-

missie en met verwijzing naar de loketcriteria.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

WELST.t\NDSCRJ'TERIA'lEEL VOORI{OrvIENDE

KLEIJ\TE BCHJ\VPLAl'JNEN (LOI(ETCRITI~RIA)

Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria

voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere

situatie, waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaar-

heid van deze criteria, kan het bouwplan alsnog

aan de welstandscommissie worden voorgelegd. De

welstandscommissie zal in deze gevallen met

inachtneming van de gestelde loketcriteria en met

onder andere de gebiedsgerichte of de algemene

welstandscriteria beoordelen of het bouwplan vol-

doet aan redelijke eisen van welstand.

Op deze manier kunnen licht-vergunningplichtige

bouwwerken die in eerste instantie niet voldoen

aan de loketcriteria alsnog door de welstandscom-

missie bezien worden in relatie tot de context van

het gebied waar het bouwplan geplaatst wordt.

Van een bijzondere situatie is in ieder geval altijd

sprake in door het Rijk aangewezen beschermde

stads- of dorpsgezichten en bij, op of aan door het

Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen

beschermde monumenten.

Repressieve welstandstoetsing

Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige

mate in strijd is met redelijke eisen van welstand

kunnen burgemeester en wethouders degene die

tot het opheffen van die strijdigheid bevoegd is,

aanschrijven om die strijdigheid op te heffen

(behoudens in welstandsvrije gebieden en objecten).

Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met

redelijke eisen van welstand indien sprake is van

excessen, dat wil zeggen buitensporigheden in het

uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident zijn.

Vaak heeft dit betrekking op het afsluiten van een

bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of

vernietigen van architectonische bijzonderheden,

armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of

contrasterende kleuren, te opdringerige reclames

of een te grove inbreuk op wat in de omgeving

gebruikelijk is.

De excessenregeling geldt ook voor vergunningvrije

bouwwerken. Vergunningvrije bouwwerken die vol-

doen aan de loketcriteria zijn in elk geval niet in

strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijkin-

gen daarvan zullen burgemeester en wethouders

desgevraagd beoordelen of het bouwwerk in ern-

stige mate met die criteria in strijd is.

Vrijwillige welstandstoetsing

Om te voorkomen dat men achteraf geconfron-

teerd wordt met redelijke eisen van welstand kan

een initiatiefnemer van een te bouwen vergunning-

vrij bouwwerk dit vrijwillig laten toetsen aan rede-

lijke eisen van welstand. De loketcriteria kunnen

dus ook dienen als adviserend kader.

7.2 RECLAMEBELEID

Reclame is niet meer weg te denken uit onze

samenleving. De invloed van reclame op ons dage-

lijks leven is de afgelopen decennia steeds groter

geworden. Er is vrijwel geen medium dat gevrij-

waard is van reclameboodschappen. Vrijwel elke (al

dan niet virtuele) omgeving zal vroeg of Iaat met

reclame-uitingen worden geconfronteerd.

- 36-

Om in de gebouwde omgeving het fenomeen recla-

me beheersbaar te houden is het voor gemeenten

van belang hierover een afgewogen beleid voor te

formuleren. Deze paragraaf verschaft duidelijkheid

omtrent de wijze waarop de welstandscommissie in

voorkomende gevallen toetst. Elke aanvraag wordt

echter, zoals de wet dat eist, individueel beoor-

deeld zowel op zichzelf als in relatie tot de omge-

ving.

Reclamebesluit gemeente Helmond

De raad van de gemeente Helmond in haar open-

bare vergadering van 1 juli 1997 het volgende

besluit genomen betreffende de navolgende richt-

lijnen/welstandscriteria met betrekking tot handels-

reclame:

1. Er dient een rechtstreeks verband te zijn tussen

de handelsreclame en de activiteiten die in het

pand/perceel plaatsvinden alsmede dient de

reclame te voldoen aan de redelijke eisen van

welstand.

2. Handelsreclame langs wegen dient zoveel

mogelijk geweerd te worden, in het buitenge-

bied zal geen reclame worden toegestaan.

3. De handelsreclame mag geen onevenredige

schade toebrengen aan het uiterlijk aanzien

van het pand en het straat- en stadsbeeld.

4. De handelsreclame mag geen overlast veroorza-

ken.

5. De handelsreclame mag de verkeersveiligheid

niet verstoren.

6. De handelsreclame mag de fijnschalige en cul-

tuurhistorische architectuur niet schaden.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

7. De handelsreclame mag niet knipperen met het

oog op het hinderlijke effect voor de omgeving

en de verkeersveiligheid.

8. Handelsreclame mag niet worden aangebracht

aan woningen (ook niet aan woningen boven

winkels).

9. Handelsreclame mag in beginsel niet worden

aangebracht aan een geregistreerd gemeente-

lijk- of rijksmonument.

10. Per pand mag slechts één reclame-uiting wor-

den aangebracht, vlak tegen de gevel danwel

een uithangbord of lichtbak, die loodrecht op

de gevel staat. Hoekpercelen kunnen aan beide

gevels reclame voeren.

11. Het oppervlak van handelsreclame in de

binnenstad/winkelcentra tegen de gevel mag

maximaal 60% bedragen (echter niet breder

dan 3 meter) van de betreffende gevelbreedte

en een hoogte van 0,4 meter hebben.

12. Het oppervlak van handelsreclame op

bedrijfsterreinen mag maximaal 75% van de

gevel breedte bedragen met een maximum van

10 meter en een maximale hoogte van 80 cm.

13. (Losstaande) verticale handelsreclame mogen

een breedte hebben van 0,5 meter en mogen

niet hoger zijn dan een verdieping.

14. Het oppervlak van reclame welke haaks op de

gevel is geplaatst mag niet meer bedragen dan

0,8 m2. De passende maat moet gerelateerd

zijn aan de architectonische verhoudingen van

de gevel.

15. Handelsreclame op daken en goten zijn niet

toegestaan.

16. Aan erkers of balkons mogen geen haaks op de

gevel staande handelsreclames worden

bevestigd.

V If~Ti ;( ) l~,~' !!..~~ 1\;( '~' 'NT Dor fi'

, "l-", '\\""" il.",-"-,,,-'4.~ .J.vAA..J.l ~-.;

"'7"[" '11-- ", -',TT"'"

h1L_JJL,J["~ j~

Ur"""~U'~-\VTPT.. , AT...rJ'JlH'~J (T Q'Y(EifrDI"'"l'1-'E""!RT l~)

, , 'V'I "" -"-ê..!..L.L '. ' '" ,JL.J.L" \,u l1: ...:.. ""-'.!!. ~,..IL ., '<>..!i.IJo.'

17. Handelsreclame mag niet worden bevestigd

aan kolommen.

18. Handelsreclame aan blinde gevels dient in

beginsel te worden geweerd.

19. Merkreclames moeten zoveel mogelijk beperkt

worden.

20. Handelsreclame op luifels wordt in principe

alleen toegestaan indien deze bestaat uit losse

letters.

21. Reclames achter ramen of glazen puien worden

ook als handelsreclame aangemerkt.

6. Tekst uitsluitend betrekking hebbend op de

vestiging en niet op merken. Het winkellogo is

maximaal 60 cm hoog. Reclameverlichting altijd

via aanlichting. Losse lichtletters ter hoogte van

de puibalk kan nog. Ingebouwde verlichting in

de vorm van lichtbakken is dus toegestaan.

Reclameuitingen Brandevoort

Het reclamebeleid in Brandevoort is zeer terughou-

dend. Waar reclame nodig is dient de mogelijkheid

daartoe in het architectonische ontwerp te worden

meegenomen. In aanvulling op het reclamebesluit

dat voor heel Helmond geldt, is voor Brandevoort

het uitgangspunt dat:

1. Reclame slechts op de beneden verdieping

wordt toegestaan tot maximaal de onderkant

van de ramen op de eerste etage;

2. Uithangreclame niet groter mag zijn dan 0,5

m2 per vesting/pand, bevestigd ter hoogte van

de puibalk;

3. Uithang reclame bij voorkeur in de vorm van

smalle verticaal opgespannen banieren wordt

uitgevoerd. Deze zijn 40 cm breed en maximaal

1,5 m hoog en worden bevestigd ter hoogte

van de eerste etage;

4. Reclame in het gevelvlak niet meer dan één

object, minimaal één meter uit de zijgevel en

maximaal 40 cm hoog;

5. In de Veste maximaal één uithangend reclame-

object en één object in het gevelvlak

- 37..

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

INSPRAAK- EN VASTSTELLINGSPROCEDURE

Deze welstandsnota zal de inspraak en vaststel-

lingsprocedure doorlopen zoals deze in de wet is

vastgelegd. Na het doorlopen van deze procedure

zullen de resultaten van deze procedure hier

beschreven worden.

P.M.

- 39-

aanbouwen

grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan

een gevel van een gebouw;

achterkant

de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan

de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zij-

erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw

voorzover die zijde niet direct grenst aan de weg

aan de weg of openbaar groen;

archetype

oorspronkelijk, originele vorm van een bepaalde

bouwstijl;

asymmetrische kap

zadeldak waarbij het dakvlak aan één zijde door-

loopt tot aan de gevel van de daaronder gelegen

bouwlaag;

bebouwingstype

een zone met bebouwing die door zijn verschij-

ningsvorm enj of situering binnen een bepaald

kader valt (zoals aangegeven op de kaart) waar-

voor veelal specifieke welstandscriteria zijn opge-

steld;

bijgebouw

gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van

het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meest-

al bedoeld als schuur, tuinhuis of garage;

blinde wand of gevel

gevel of wand zonder raam, deur of andere ope-

ning;

bouwblok

een aan alle zijden door straten en wegen begrens-

de groep gebouwen;

bouwlaag

verdieping van een gebouw;

carport

afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een

woning;

complex

Element binnen een bebouwingstype wat bij aan-

passingen gezien de samenhang in zijn totaliteit

moet worden beschouwd;

compositie

ordening van verschillende onderdelen van een

bouwwerk of situering van een gebouw ten opzich-

te van de omringende bebouwing;

continuïteit

ononderbroken samenhang, doorlopend verband;

dakenlandschap

het aanzicht van een geheel aan daken en dakvor-

men;

dakhelling

de hoek tussen het dak en de aanliggende vloer;

dakkapel

uitbouw op een hellend dakvlak;

-41-

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

BEGRIPPENLIJST

dakopbouw

een toevoeging aan de bouwmassa door het verho-

gen van de nok van het dak, die het silhouet van

het oorspronkelijke dak verandert;

dakraam

raam in een hellend vlak;

detail

ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals

gevel en dak of gevel en raam;

diversiteit

verscheidenheid;

ensemble

architectonisch en stedenbouwkundig composito-

risch geheel van meerdere panden binnen een

bebouwingstype

erker

ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één

bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal

uitgevoerd in glad, metselwerk enjof hout;

expressiviteit

sterk sprekend;

geleding

verticale, horizontale of figuratieve indeling van de

gevel door middel van gevelopeningen, metsel-

werk, inspringingen of andere gevelkenmerken en -

detailleringen;

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

BEGRIPPENLIJST

gevel

buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de

plaats de voor-, zij- of achtergevel);

grondgebonden woning

woning waarbij de begane grond en ingang zich

op het maaiveld bevinden;

harmonie

overeenstemming, bevredigende samenvoeging dat

een aangenaam geheel vormt;

hoogbouw -

bebouwing van meer dan vier bouwlagen;

horizontaliteit

het domineren van horizontale lijnen in de gevel

van de bebouwing

identiteit

eigen karakter, individueel kenmerk van een bouw-

werk of bouwstijl;

incidenteel

slechts één of enkele malen voorkomend;

individualiteit

het geheel aan eigenschappen en hoedanigheden

die een bouwwerk onderscheiden of kenmerken;

individueel gebouw

zelfstandig, op zichzelf staand gebouw;

imago

stereotiepe mening bij het grote publiek omtrent

iets, algemeen gevormd beeld (van de bebouwing);

karakter

kenmerkende vorm en uiterlijk (van de bebou-

wing), typering;

kavel

grondstuk, kadastrale eenheid;

kern

centrum van een dorp of stad;

kop

in het algemeen gebruikt om de smalle kant van

een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld

van een gebouw;

landmark

een bouwwerk dat kenmerkend is in het aange-

zicht van een stad of dorp en structurerend werkt

binnen het bebouwde gebied

langskap

kap waarbij de noklijn parallel aan de weg ligt;

lessenaarsdak

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

lint

langgerekte weg met daarlangs bebouwing;

-42-

mansardedak

dakvorm waarbij het onderste deel van het dak

steiler is dan het bovenste deel waardoor een

geknikte vorm ontstaat

markant

in het oog vallend;

massa

volume van een gebouw of bouwdeel;

nok

horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoog-

ste lijn van het dak;

ondergeschikt

voert niet de boventoon;

ontsluiting

de toegang tot een gebied;

oriëntatie

de richting van een gebouw (waarmee de meeste

relatie bestaat);

ornament

versiersel;

overkapping

bekapping, overdekking, overspanning;

overstek

bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het

eronder gelegen deel;

plaatmateriaal

bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt,

zoals hout (triplex, multiplex), kunststof (trespa) of

staal;

plint

een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan

de onderzijde van een gebouw;

projectmatig

gezamenlijke en gelijktijdige ontwikkeling en bouw

van een aantal bouwwerken;

oorspronkelijk

in beginsel, het begin uitmakende van een bepaal-

de bouwstijl of idee;

renovatie

vernieuwing van een gebouw;

rooilijn

lijn die de grens aangeeft waarlangs maximaal

gebouwd mag worden

samenhang

de omstandigheid dat of de wijze waarop verschil-

lende zaken met elkaar in verband staan;

schilddak

dak met vier hellende vlakken bestaande uit twee

grote en twee kleine vlakken;

schuur

bijgebouw ten behoeve van opslag;

situering

plaats van een bouwwerk in zijn omgeving;

sober

niet overvloedig, eenvoudig, zonder opsmuk

solitair

op zichzelf staand, uitzondering op de omgeving;

stempel (stedenbouwkundig)

een bebouwingscluster welke meerdere keren

binnen een bepaald gebied voorkomt;

straatbeeld

beeld dat een straat oplevert;

structuur

rangschikking van elementen (stedenbouwkundige

structuur: rangschikking van bouwwerken, wegen,

waterlopen, e.d.);

traditioneel

gebouwd volgens oude gewoonten;

uitbouw

aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat recht-

streeks vanuit het gebouw toegankelijk is, en ten

dienste daarvan functioneert;

vergroven

grof of grover maken (minder gedetailleerd);

verticaliteit

het domineren van verticale lijnen in de gevel van

de bebouwing;

-43 -

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

'pY::;"R"',)r"'.)'~,)c".', Tl" YJ"""'""-'

J,LJbu ~11 jt JL..,L'J JA ;j 1

voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van

een bouwwerk loopt;

voorkant

de voorgevel, het woonerf en het dakvlak aan de

voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en

het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor-

zover die zijde direct grenst aan de weg of open-

baar groen;

zadeldak

dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die

bij de nok samenkomen;

zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel

van een bouwwerk;

zijkant

de zijgevel, het zij-erf en het dakvlak aan de zijkant

van een gebouw.

Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel

BRONVERMELDING

Naar een gemeentelijke welstandsnota, werkdocu-

ment met model en toelichting; Vereniging van

Nederlandse Gemeentes; 2000

Welstandsbeleid, Raamwerknota; Welstandszorg

Noord-Brabant; december 2001

Spelregels voor bouwen en verbouwen, volgens de

Woningwet per 1 januari 2003; Ministerie van

VROM; september 2002

Sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine

bouwplannen (cd-rom); Federatie Welstand; okto-

ber 2002

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden;

jaargang 2002

Gewijzigde woningwet, meer vrijheden, nieuwe

procedures, brochure voor professionals; ministerie

VROM; 2002

Raadsbesluit betreffende de richtlijnenjwelstand-

scriteria met betrekking tot handelsredame,

Helmond 1 juli 1997

-45 -

Uw Reactie
Uw Reactie