- Bestuur
- Commissiestukken BP Helmond Noord aanvulling nota zienswijzen
Commissiestukken BP Helmond Noord aanvulling nota zienswijzen
Documentdatum | 14-05-2002 |
---|---|
Bestuursorgaan | Commissie Ruimtelijk Fysiek |
Documentsoort | Commissiestukken |
Samenvatting |
Behoort bij agendanr. b datum vergadering s- Aanvulling op nota zienswijzen BP Hetmond Noord naar aanleiding van hoorzitting 17 april 2002 Commissie Ruimtelijk Fysiek. 1. Kwestie detailhandel 1 Winkelcentrum De Bus; feiten en cijfers. Het vigerende bestemmingsplan 'De Bus 11» voorzag in de realisering van een winkelcentrum met een totale vloeroppervlakte van 5500 m2. Deze oppervlakte was volgens de toelichting van het bestemmingsplan gebaseerd op de door de huidige bezwaarmakers meerdere malen aangehaalde norm van 0,5 m2 per inwoner. Desondanks bedraagt de huidige bebouwde oppervlakte van het winkelcentrum De Bus volgens recente berekening door de gemeente in totaal 7157 m2 (zie bijgevoegdkaartje Flexiweb). Het betreft hier de bebouwingsoppervlakte op de begane grond. De totale toegelaten oppervlakte aan bebouwing ingevolge het nieuwe bestemmingsplan bedraagt 7800 m2; dit is exclusief winkelcentrum Vondellaan (de desbetreffende passage in de nota zienswijzen onder 7 ad j. dat dit inclusief Vondellaan zou zijn berust op een misverstand en is onjuist). De totale uitbreidingsruimte aan bebouwde oppervlakte komt daarmee op 643 m2 (ook deze maat heeft betrekking op uitsluitend de begane grond, en is dus exclusief de uitbreidingsruimte op de verdieping). Voor wat betreft de vierkante meters verkoopvloeroppervlakte wordt vastgehouden aan de in het plan genoemde maat van 3500 m2, welke is ontleend aan de beleidsnota Winkelcentra in de Heimondse wijken uit 1993. Daarbij is er van uitgegaan dat er sindsdien niet of nauwelijks winkelvloeroppervlakte is toegevoegd. In theorie zou het overgrote deel van de totale bebouwde oppervlakte ni. alles op de begane grond met uitzondering van de passage, als verkoopvloeroppervlakte kunnen worden gebruikt. - Uitgaande van een inwonertal van 12000 in de hele wijk Heimond Noord is er bij toepassing van de norm van 0,5 m2 per inwoner 6000 m2 vloeroppervlak vereist. Aangezien deze 7800 m2 bedraagt wordt ruimschoots aan die norm voldaan, en is er zelfs ruimte voor een toevloeiing van een gedeelte van de koopkracht vanuit Dierdonk, welke ook gaat naar de winkelcentra Vondellaan en Straakven. Daarbij zij overigens nogmaals aangetekend dat winkelcentrum De Bus en winkelcentrum Vondellaan elkaar aanvullen en hun verzorgingsgebieden elkaar overlappen. 2. Het gemeentelijk detailbandelsbeleid. Het gemeentelijk detailhandelsbeleid is in de nota zienswijzen al een paar keer in het kort uiteengezet. De essentie is dat het Heimondse hoofdwinkelcentrum onvoldoende is ontwikkeld voor een stad van deze omvang. Het ambitieniveau is om Heimond een winkelhart te geven dat past bij een stad van 80000 en in de toekomst 100.000 inwoners. Daartoe dient aan de aanwezige 45000m2 verkoopvloeroppervlak nog meer dan 25000m2 te worden toegevoegd. Realisering van deze doelstelling is niet haalbaar wanneer ook alle wijkwinkelcentra mogen blijven groeien. Het is in dit verband onmogelijk om onderscheid te gaan maken naar winkels voor dagelijkse boodschappen en winkels met een buurtoverstijgende of regionale betekenis. Hoe grootschaliger een winkel is, hoe sterker de aantrekkingskracht en hoe meer aanzuigende werking ook naar buiten het directe verzorgingsgebied. Vandaar ook de wens om het aantal grote winkelvestigingen te beperken tot twee. Deze beperking is derhalve gebaseerd op ruimtelijk relevante overwegingen, en niet op bescherming van de marktpositie van de twee supermarkten. Alle aanwezige winkels, dus ook de grotere, kunnen gebruik maken van de in het plan opgenomen uitbreidingsmogelijkheden zoals aangegeven onder 1. Geconstateerd is dat verscheidene winkels al snel tegen de opgenomen beperking van maximaal 250 m2 brutovfoeroppervlak aanlopen en dan geen gebruik kunnen maken van de mogelijkheid tot uitbreiding, ook niet op de verdieping. Erkend wordt dat dit een knelpunt is in de bestemmingsregeling. Derhalve wordt voorgesteld om in artikel 9 lid 2 onder c. het maximum te verhogen naar 300 m2 en dit maximum te koppelen aan het begrip verkoopvloeroppervlak in plaats van bruto vloeroppervlak (Een definitie van het begrip verkoopvloeroppervlak wordt reeds ~Conform het raadsvoorstel- in artikel 1 opgenomen) Aangezien in sommige andere gemeentelijke regelingen aan het begrip "grootschalig"' een andere inhoud wordt gegeven, wordt tevens voorgesteld om het begrip "grootschalig-" in artikel 9 lid 2 onder c. te schrappen. De voorgestelde aanpassing maakt het mogelijk om naast 300 m2 winkelruimte per vestiging ook nog magazijn-, opslag- en dienstruimten te realiseren, al dan niet op de verdieping. 3. De jurisprudentie. Met betrekking tot de namens Aldi door mr. Ter Braak-Verhoeks aangehaalde jurisprudentie kan het volgende worden opgemerkt. Uitbreidingsmogelijkheden winkelcentrum. De door mw.Ter Braak aangehaalde jurisprudentie illustreert dat het niet aanvaardbaar is als er geen, dan wel onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden worden geboden. Dit is uiteraard bij de gemeente bekend. De vraag wat wel en wat niet voldoende is kan echter onmogelijk aan de hand van de jurisprudentie worden beantwoord. Zoals hierboven onder 1. Is uiteengezet, is er wel degelijk sprake van uitbreidingsmogelijkheden voor winkelcentrum De Bus. Wat in dit verband voldoende is, is in de eerste plaats aan de gemeente ter afweging, mede in relatie tot andere belangen. Daarin speelt uiteraard het totale gemeentelijke detailhandelsbeleid een belangrijke rol. Het is niet zo dat iedere individuele winkelier op basis van de jurisprudentie kan claimen wat hij aan uitbreidingsruimte nodig denkt te hebben. De stelling van de advocaat dat bij een ongestoorde uitoefening van een bedrijf ook de mogelijkheid tot uitbreiding behoort, wekt wellicht deze indruk. Detailhandelsbeleid. Volgens de advocaat is de motivering van de gemeente om het hoofdwinkelcentrum te stimuleren ten koste van de wijkwinkelcentra ongeoorloofd, want dit zou het reguleren van concurrentieverhoudingen zijn, hetgeen volgens de jurisprudentie niet mag. Naar ons oordeel heeft het gemeentelijk detailhandelsbeleid weinig te maken met het reguleren van concurrentieverhoudingen tussen winkels, maar met het voeren van distributieplanologisch beleid, waarover de gemeente geacht wordt verantwoording af te leggen in de toelichting bij het bestemmingsplan. Slechts het vastleggen van vierkante meters per branche of assortiment zou in dit verband als ongeoorloofd moeten worden aangemerkt, daarvan is geen sprake. Daarbij zij nog opgemerkt dat uit de jurisprudentie valt af te leiden, dat uit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening qua detailhandelsbeleid bijzondere betekenis mag worden toegekend aan de bescherming van de verzorgingsstructuur van de binnenstad, doch niet aan de bescherming van de marktpositie van de afzonderlijke detaillisten (VZABR 1 0 juni 1998, Zwolle). Dit is exact waar het ook in Heimond om gaat, en niet om het reguleren van de concurrentieposities van de individuele winkeliers. Uitbreidingsmogelijkheid Aldi Aldi stelt recht te hebben op een zelfstandige uitbreidingsmogelijkheid, d.w.z. los van het eventueel vrijkomen van andere winkels. De extra bebouwingsmogelijkheid ten gevolge van de verhouding bebouwingspercentage 1 groter gebied is volgens mr.Ter Braak-Verhoeks al volgebouwd; daarbij voert zij aan dat het bebouwingspercentage immers geldt per perceel. Deze voorstelling van zaken is niet juist. Het staat de (vereniging van) eigenaren vrij om volledig van de aanwezige uitbreidingsruimte gebruik te maken, dit geldt ook voor de Aldi. De begrippen bebouwingsvlak, bestemmingsvlak en bouwperceel vallen hier feitelijk samen, aangezien er binnen het bestemmingsvlak geen verdere verdeling is aangebracht. Of het winkelcentrum door de (vereniging van) eigenaren al dan niet privaatrechtelijk verder is opgesplitst, speelt voor de gemeente geen rol. Definities van zowel de begrippen bebouwingspercentage als bouwperceel zijn opgenomen in art. 1 "Begripsomschrijvingen". 4. Kwestie sloop 't Abdijke". Het verzoek van de monumentenwerkgroep om een onderzoek te laten doen naar de monumentale waarde van het Abdijke, is in de monumentencommissie van 5 februari 2001 aan de orde geweest. Hierin is besloten om uit te zoeken hoe met dit pand omgegaan dient te worden, omdat het een bijzonder pand betreft van de wederopbouwperiode, waarvoor op dit moment geen wettelijke regelingen zijn in het kader van de Monumentenwet. Na een bezoek ter plaatse door de monumentencommissie heeft zij in de vergadering van 4 april 2001 medegedeeld dat zij niet kan aangeven of ze zo overtuigd is van de monumentale waarde van het pand dat een procedure voor behoud opgestart dient te worden. Uit navraag bij de Rijksdienst voor de Monumentenzorg is tevens 2 gebleken dat het zeer moeilijk is om expertise met betrekking tot jonge bouwwerken te verkrijgen, waardoor het moeilijk is voor de commissie een duidelijk standpunt inzake dit gebouw in te nemen. In algemene zin kan de commissie wel stellen dat het haar zinvol lijkt om een onderzoek te starten hoe om te gaan met jonge bouwkunst (wederopbouwperiode). De uitstraling van dit gedeelte van Binderen wordt met name bepaald door het groene Adelaarplein en de daaraan gekoppelde bebouwing. Met name de basisschool Binderen speelt hierin een belangrijke rol, doordat zij los ligt van de omringende bebouwing. Er kan niet ontkend worden dat op het moment het Abdijke wordt vervangen door woningbouw, het karakter van de plek zal veranderen. Wij zijn echter van mening dat door de toevoeging van kwalitatief hoogwaardige woningbouw, de uitstraling van deze locatie zeker ten goede zal komen. Binnen de wijk Heimond-Noord zijn naar verhouding veel vierkante meters aanwezig die bestemd zijn tot maatschappelijke doeleinden. Voor het overgrote deel zijn deze percelen in gebruik ten behoeve van onderwijs. Het is met name deze sector die aan fluctuaties onderhevig is. Om enige flexibiliteit voor de toekomst in te bouwen is in het bestemmingsplan Heimond-Noord een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om deze bestemming te wijzigen in een woonbestemming. Hierbij realiseren we ons terdege dat het vanuit stedebouwkundig en planologisch oogpunt niet verstandig is om op alle in de toekomst vrijkomende percelen woningbouw te gaan realiseren. In elke wijk dient een bepaalde ruimte te zijn waar maatschappelijke doeleinden zich kunnen vestigen en ontwikkelen. Binnen de wijk Heimond-Noord is met name het middengebied, vanuit de ruimtelijke structuur van de wijk bezien, uitermate geschikt hiervoor. Het opgeven van de maatschappelijke bestemming aan de Abdijlaan, voor zover deze betrekking heeft op dit concrete geval, is gezien tegen die achtergrond dan ook goed te motiveren. 5. Bouwplan Ruusbroeciaan. In opdracht van de eigenaar van het perceel is een bezonningsstudie uitgevoerd om de effecten van de bebouwing op de omgeving in beeld te krijgen. Deze studie is uitgevoerd voor hoogste variant van 16 lagen, die in de beginfase van het proces onderdeel vormde van de stedebouwkundige massastudie voor deze locatie. Met name in de winterperiode zal, als gevolg van de laagstaande zon de woontoren een lange slagschaduw veroorzaken. Aangezien het gebouw lager wordt dan de in de bezonningsstudie gebruikte 16 lagen, zal het effect hiervan ook minder zijn. De slagschaduw valt bovendien voor een groot gedeelte samen met de slagschaduw van lagere bebouwing die dichterbij staat, waardoor de effecten op de omgeving ten opzichte van de al bestaande bebouwing gering zullen zijn. Buiten de winterperiode zal de schaduwwerking beperkt blijven tot het eigen terrein. 3 FlexiWeb Heimond 71 16 25 69 23 67 14 1 65 19 53 0 12 17 61 15 59 io 8 6 -7 @l 5 49 3 47 1 45 2 NIEUWVELD 19 23 25 cj 2, 27 19A 29 31 alfa 17 35 g @j < 15 6B 37 13 39 41 9 43 47 7 49 49A V$ en 49B NIEUWVELD N 1 E U W V E L D @LIISIS- SCALE 1 1.000 20 0 20 40 60 METERS |