- Bestuur
- Raadsnotulen 3 april 2001
Raadsnotulen 3 april 2001
Documentdatum | 03-04-2001 |
---|---|
Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
Documentsoort | Raadsnotulen |
Samenvatting |
NOTULEN VIERDE vergadering van de raad der gemeente Helmond, gehouden op dinsdag 3 april 2001 des avonds om zeven uur. Bij aanvang der vergadering zijn aanwezig de leden: H.F.J. Bekkers, C.J. Bethlehem, H.P.M. de Bruijn, J.F.C. Damen, drs. W.M.H. Dams, drs. S. Ferwerda, L.T.J. Fransen, J.L. Henraat, drs. E.R.M. Hesen, R.A.C. van Heugten, mevrouw B.M. Houthooft-Stockx, mevrouw M.M. Jonkers-Goedhart, mevrouw J.S.A.M. Jurrius-14akvoort, G.T.H. Klaus, W. Klerkx, J.14.J. Kuijpers, J.F.J. Kuypers, mevrouw A. Meinardi, S. Mokadim, T.J. van Mullekom, M. Naoum, drs. G.B. Praasterink, drs. S.H. Prinsen, J.L.C. van Rest, M.P.J. Rieter, J.H.J.M. Roefs, J.N.M. van Rooij, L.M.M. Smits, A. Spruijt, P.G.M. Tielemans, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakel, A.F.H. Wijnen, S.H. Yeyden en R.A.L. van der Zanden. VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Elk, burgemeester, SECRETARIS: mr. A.C.J.M. de Kroon. De VOORZITTER opent de vergadering. Hierna spreekt hij de volgende woorden, die door de aanwezigen staande worden aan- gehoord: Dames en heren! Vanmorgen hoorde ik van de heer Van Rooij dat afgelopen zondag is overleden de heer A.K.M. van Veijfeijken, oud lid van de gemeenteraad van Helmond in de periode 1958 - 1974. De heer Van Veijfeijken, die de gezegende leeftijd bereikte van 89 jaar, had in uw raad zitting namens de KVP. Bij zijn afscheid in 1974 roemde mijn voorganger zijn grote sociale en maatschappelijke betrokkenheid. De heer Van Veijfeijken stond midden in de maatschappij met zijn bestuursfuncties bij de vakbeweging, woningbouwvereniging De Hoop en na zijn pensionering ook in het ouderenwerk. Illustratief was dat hij steeds bij voorkeur in uw raad gekozen werd. Na een welbesteed leven is deze bescheiden, hartelijke en sociaal voelende man van ons heengegaan. Zijn nabestaanden betuig ik namens ons allen ons welgemeend medeleven. Moge hij rusten in vrede. (Nadat enige ogenblikken van stilte in acht zijn genomen, nemen de aanwezigen hun zetels wederom in.) 1. Aanwijzing van een lid als bedoeld in artikel 16 van het Reglement van Orde 1997. De VOORZITTER trekt nummer 7, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij het lid Dams. 2. Voorstel tot vaststelling van de notulen van de Qpenbare vergadering van 6 februari 2001.. Deze notulen worden zonder stemming ongewijzigd vastgesteld. De VOORZITTER: Dames en heren! Voordat wij verdergaan met de afhandeling van de agenda, wil ik eerst een punt van orde met u bespreken. Via de tweede aanvullingsagenda is namelijk een agendapunt toegevoegd met als titel: Initiatiefvoorstel d.d. 29 maart 2001 van de fractie Helmondse Belangen met betrekking tot "Behoud en-ronde 't Speelhuis". Dit initiatiefvoor- stel is vreemd aan de oorspronkelijke agenda voor deze vergadering. Dit betekent dat eerst een ordedebat nodig is om te bepalen of dit initiatiefvoorstel aan de agenda wordt toegevoegd. Pas als een meerderheid van de raad daar voor is, vindt een inhoudelijke discussie over het initiatiefvoor- stel plaats. Het lid RIETER (HB): Mijnheer de voorzitter! Zoals u zei, is ons initiatiefvoorstel inderdaad vreemd aan de oorspronkelijke agenda voor deze vergadering, maar is het alsnog aan de agenda toegevoegd. Ik heb u inmiddels een brief overhandigd namens onze fractie waarin wij u -2- 3 april 2001. mededelen dat wij besloten hebben om het initiatiefvoorstel in te trekken en aan te houden tot de volgende raadsvergadering. De bedoeling daarvan is om het mogelijk te maken dat de brede maatschappelijke discussie die aan ons initiatiefvoorstel ten grondslag ligt, goed gevoerd wordt. De VOORZITTER: Dames en heren! Dan blijf ik zitten met het feit dat ik graag van de raad wil horen of het initiatiefvoorstel moet worden toegevoegd aan de agenda voor de volgende raadsvergadering. Vanuit het college is op dit gebied geen initiatief te verwachten, want dat is van mening dat het voorstel inzake 't Speelhuis indertijd voldoende en uitvoerig behandeld is. Daarom wil ik op dit moment graag een ordedebat over de vraag of het initiatiefvoorstel geplaatst moet worden op de agenda voor de volgende vergadering. Maar eerst vraag ik de betrokken wethouder wat hij daarvan vindt. Het lid TIELEMANS (SDH): Maar het initiatiefvoorstel is van tafel, voorzitter. Wij kunnen nu van alles gaan bespreken met elkaar en delibereren over wat eventueel op de agenda voor de volgende vergadering geplaatst moet worden, maar ik constateer dat de indieners het initiatief- voorstel hebben ingetrokken. Daarom is het volgens mij niet opportuun om nu met elkaar te debatteren over de vraag of dat past op de agenda voor de volgende raadsvergadering. Het is het recht van iedere fractie, ook die van Helmondse Belangen, om voorafgaand aan die vergadering dit punt opnieuw te agenderen. Dan zullen wij alsdan wel zien, met inachtneming wellicht van de maatschappelijke discussie waar de heer Rieter op doelde, hoe wij daar tegenover staan. Ik stel voor om de zaak niet gecompliceerder te maken dan die al is. De VOORZITTER: Maar dan krijgt u het ordedebat de volgende keer. Ik heb immers gezegd dat het college geen aanleiding ziet om het onderwerp 't Speelhuis te agenderen. Het lid PRINSEN (wethouder): Voorzitter! Aansluitend op uw woorden, wil ik aangeven dat wij ons hedenochtend hebben beraden over het initiatiefvoorstel. Aan de orde was toen het voor kennisgeving aan te nemen, gehoord de brede discussie die tussen juni 2000 en november 2000 is gevoerd over 't Speelhuis en waarbij alle argumenten terzake uit-en-te-na zijn uitgewisseld. Het lijkt er nu op dat door het initiatiefvoorstel de zaak opnieuw een maand wordt doorgeschoven, met overigens alle consequenties van dien, want een aantal zaken is allang op de rails gezet. Daarom heb ik als portefeuillehouder (en ik hoop dat ik dat ook namens het college zeg) op dit moment graag een uitspraak van de raad; hoe kijkt die aan tegen een ordedebat dat volgende maand eventueel gevoerd wordt over een initiatiefvoorstel ten aanzien van 't Speelhuis? Ik wil niet dat wij volgende maand een herhaling van zetten krijgen, zij het dan wellicht via een andere zijweg. Ik hoor graag van de verschillende fracties hoe ze aan kijken tegen het initiatiefvoorstel, zodat in de volgende raadsvergadering bekend is hoe de fracties denken over een eventueel ordedebat daarover. Het is namelijk voor mij en de medewerkers van belang om te weten of wij energie moeten blijven steken in een herhaling van een discussie over 't Speelhuis, dan wel of wij kunnen doorgaan op de weg die wij zijn ingeslagen. Het lid PRAASTERINK (OH): Formeel is er geen tittel, voorzitter. Er ligt formeel geen voorstel inzake 't Speelhuis. Men kan nu opnieuw voorstellen om daarover een ordedebat te houden, maar dat gaat helemaal niet. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Er ligt een verzoek. Het lid TIELEMANS (SDH): Dat verzoek is van tafel. Verder wijs ik erop dat van de kant van het college de praktijk bestaat om met enige regelmaat punten die op de agenda staan, bij nader inzien zelf af te voeren met de intentie om ze in een later stadium alsnog op de agenda te plaatsen. De praktijk die de fractie van Helmondse Belangen nu voorstelt, verschilt dus niet van de praktijk die het college zelf met enige regelmaat uitoefent. Ik stel voor dat wij elkaar respecteren en de ruimte geven en om ook het maatschappelijke debat over 't Speelhuis de ruimte te geven. Als wij als politiek van mening zijn dat wij daar wel of niet op terug moeten komen, dan doen wij dat wel of niet. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik stel voor om het ordedebat de volgende keer te houden. En ik stel vast dat het initiatiefvoorstel d.d. 29 maart 2001 van de fractie Helmondse -3- 3 april 2001. Belangen met betrekking tot "Behoud en-ronde 't Speelhuis" van de agenda is afgevoerd. 3. Voorstel tot vaststelling van de 35e wiizi@,ying van de Algemene Politie Verordening 1978 (bijlage 77). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 4. Voorstel tot vaststelling van het ontwerp Masten2lan Integraal Veiligheids Beleid 2001-2004 (bij-- lage 93). Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Mijnheer de voorzitter! Ik ben erg blij met het masterplan dat nu voor ons ligt. Dat geldt zeker voor het feit dat de bevindingen uit de veilig- heidsanalyse nu een keer echt goed worden aangepakt. Dat betreft de totale veiligheid in de binnenstad, de drugsoverlast, tasjesroof en noem maar op. Verder wil ik wijzen op de aanpak van grotere zaken - rampen - die ons kunnen treffen. Ik was uitgenodigd voor een bijeenkomst die daarover vorige week is gehouden in het provinciehuis in Den Bosch. Ik heb ook gebruikgemaakt van die uitnodiging. Tot mijn grote verbazing - maar ook tot mijn teleurstelling, zo moet ik zeggen - was ik, samen met de heer Mokadim (zij het dat hij verlaat was) de enige uit deze raad die het debat in Den Bosch bijgewoond heeft. Dat was een buitengewoon debat. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! De heer Van Mullekom heeft dan vorige week dezelfde ervaring gehad als wij gehad hebben bij de bijeenkomst die in Asten gehouden is over het veiligheidsbeleid in de regio Zuidoost-Brabant. Daar waren twee fracties uit deze raad vertegen- woordigd, namelijk die van de PvdA en het CDA, maar de heer Van Mullekom schitterde door afwezigheid. Nogmaals: Dan heeft hij dezelfde ervaring gehad als wij. Dan zijn wij quitte! Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Dat kan wel zo zijn, maar ik ben in ieder geval... Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Ik deel het maar mee, zodat de heer Van Mullekom dat weet. Hij schitterde door afwezigheid. Dat wil ik met nadruk nog eens zeggen. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Ik wist dat wel. Maar misschien zijn er bijzondere omstandigheden geweest waardoor ik niet aanwezig kon zijn bij de bijeenkomst in Asten. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Die gelden ook voor ons wat de bijeenkomst in Den Bosch betreft. De VOORZITTER: Zullen wij elkaar de maat niet nemen op dit punt, mijnheer Van Mullekom? Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Daar begin ik ook niet mee, voorzitter. Ik ben zo attent geweest om wat stukken voor het debat in Den Bosch mee te nemen en die de secretaresse van onze onvolprezen gemeentesecretaris ter hand te stellen. De heer Versteden heeft daar een inleiding gehouden. Hij was door de rijksoverheid aangesteld om de cafébrand in Volendam te onderzoeken. Hij heeft daarover een uitstekend rapport gemaakt. Ook heeft de heer Versteden zijn bevindingen kort weergegeven in een commentaar van twee pagina's. Ik verzoek u om dit commentaar te vermenigvuldigen en uit te delen aan de raadsleden. Dan kan eenieder daarmee zijn of haar voordeel doen, ook in het belang van de veiligheid van de burgers in Helmond. Het lid RIETER (HB): Mijnheer de voorzitter! Ik ga de commissievergadering niet overdoen. Daar hebben wij uit-en-te-na en goed over het voorstel gesproken. Thans wil ik nog één ding nadrukkelijk aan de orde stellen, zoals ik dat ook in de commissie heb gedaan. Daar is gesproken over aandachtspunten bij de doelstellingen. Wij hebben aangegeven dat die aandachts- punten wat vrijblijvend over zouden kunnen komen. Daarom zien wij die aandachtspunten liever als uitgangspunten c.q. randvoorwaarden. Naar ik meen, voorzitter, hebt u toen ook gezegd: -4- 3 april 2001. Eigenlijk moet u die aandachtspunten ook zien als uitgangspunten, want anders kunnen wij niet tot het integraal veiligheidsbeleid komen. Kunt u dit hier bevestigen (of eventueel ontkennen), voorzitter? Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Wij herhalen dat wij het masterplan IVB 2001 - 2004 een goed stuk vinden. Wij pleiten er nogmaals voor om de coördinator integraal veiligheidsbeleid de nodige bevoegdheden te geven en hoog in de organisatie in te zetten. Verder kan, wat ons betreft, de stuurgroep wat kleiner zijn dan die nu is. Verder willen wij nog eens zeggen dat de mensen niet alles van de overheid kunnen en mogen verwachten als het om de veiligheid gaat. Het gaat daarbij namelijk ook om een stuk eigen grondhouding. Veiligheid is niet alleen maar een optelsom van maatregelen. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik zie af van het woord, omdat alles al gezegd is wat ik had willen zeggen over het voorstel. De VOORZITTER: Dames en heren! De laatste opmerking die de heer Ferwerda maakte, is mij uit het hart gegrepen. Veiligheid en veiligheidshandhaving behoren inderdaad een gezamenlijke verantwoordelijkheid te zijn van de overheid en de individuele burgers. Toevallig hebben wij daar vamniddag nog over gedelibereerd in de stuurgroep integraal veiligheidsbeleid (waar de notitie inzake toezicht en handhaving aan de orde was). Daarbij is duidelijk aangegeven dat in een mondige samenleving zoals wij die hebben, veiligheid en veiligheidsbeleving ook ieders individuele verantwoordelijkheid betreffen. Ook bij de vergunningverlening zal moeten blijken dat men een recht krijgt waar plichten tegenover staan, namelijk voldoen aan de voorwaarden die aan een vergunning zijn verbonden. Dat is de individuele verantwoordelijkheid van iedereen die een vergunning aanvraagt en verkrijgt en dat behoort een grondhouding te zijn die aan het hele veiligheidsbeleid ten grondslag ligt en die wij ook als overheid moeten uitdragen. Wat het masterplan zelf betreft, heb ik al in de commissie mogen constateren dat er een grote eenstemmigheid bestaat over de daarin opgenomen aanpak en de gekozen prioriteiten. Dat geldt ook voor de wens om die prioriteiten spoedig in te vullen met de nodige veiligheidsactivitei- ten. Ik heb toegezegd dat dat zeer spoedig op de vaststelling van het masterplan zal volgen. De heer Rieter heeft met name ten aanzien van de prioriteiten gesproken over uitgangspunten. Ik heb inderdaad gezegd (de heer Rieter vroeg of ik dat wilde bevestigen) dat datgene wat verwoord staat in het desbetreffende hoofdstuk, de uitgangspunten zijn voor de verdere veiligheidsactiviteiten die wij gaan ontwikkelen op basis van de prioriteitenstelling. Ook de heer Van Mullekom heeft instemming met het voorstel betuigd. Daarbij vroeg hij van mij een activiteit - ik denk ten opzichte van met name de leden van de commissie ABA - na- melijk om datgene wat hij aan wijsheid heeft opgestoken in Den Bosch, ook anderen deelachtig te laten worden door middel van de verspreiding van het stuk van de heer Versteden. Ik zal dat graag doen. Voor het overige meen ik dat wij snel samen aan de slag moeten met het concreet vorm- geven aan het verdere veiligheidsbeleid. Dat kan (mijnheer Ferwerda) binnen de nieuwe context. Daarin zal er een coördinator zijn die bevoegdheden krijgt en die ingebed wordt in de ambtelijke organisaties, zodat de coördinator de bevoegdheden ook waar kan maken. Daarbij zal de stuurgroep kleiner zijn dan de stuurgroep die wij op dit moment hebben, juist omdat de coördinator dan een aantal lijnen bedient (wat nu nog via een bemanning moeten plaatsvinden). Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Ik heb er behoefte aan om de volgende opmerking te maken. Het heeft mij tijdens de regiobijeenkomst in Asten bijzonder deugd gedaan dat de regiogemeenten de gemeente Helmond publiekelijk gecomplimenteerd hebben met de positie die Helmond met het integraal veiligheidsbeleid inneemt, namelijk vooraan in Zuidoost-Brabant. De VOORZITTER: U zult begrijpen dat ik dit compliment graag breed, voor ons allemaal, incasseer. Tot nog toe hebben wij immers gezamenlijk vormgegeven aan het veiligheidsbeleid zoals dat totstandgekomen is. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. -5- 3 april 2001. 5. Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan Herziening Buitengebied West/EurQpaweg-Hort- sedijk 11 (bijlage 88). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 6. Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor het gebied "De Hoefkens Noord" (bij- lage 87). Het lid SMITS (HB): Mijnheer de voorzitter! In feite zijn er prima ontwikkelingen in het gebied De Hoefkens Noord. Overigens is het een beetje zonde dat er in het gebied ook een bedrijf is geweest dat jammer genoeg ter ziele is gegaan. Iedereen kent het verhaal van Texdeco; daar zijn meerdere Hebnonders de dupe van geworden. Veel betrokkenen zijn imniddels weer aan de slag, maar enkelen zoeken nog naar een nieuwe job. Wanneer De Hoefkens Noord ontwikkeld wordt ten behoeve van woningbouw, dan betekent dat een geweldige opwaardering voor 't Hout. Dat zal met name de wijken Ashorst en Kroon meer gezicht en cachet geven. De plannen voor dit gebied sluiten perfect aan bij de ruimtelijke visie die is geformuleerd in het plan inzake strategische voorraadbeheer van woningbouwvereniging Helmond West. Wij gaan akkoord met het voorstel. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Mijnheer de voorzitter! Ik sluit mij heel graag aan bij de woorden die de heer Smits zojuist sprak. Wanneer de gewenste ontwikkeling in het gebied Kroon-De Hoefkens Noord gaat plaatsvinden, dan is dat een visitekaartje voor de mensen die vanuit Helmond de wijk 't Hout inkomen. Wij zijn het er helemaal mee eens wanneer daar een schitterende nieuwe ontwikkeling plaatsvindt en wanneer daarvoor een nieuw plan wordt ont- wikkeld. Kortom, wij zijn volledig akkoord met het voorstel. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Men heeft gelijk wanneer men uitziet naar de plannen voor het gebied De Hoefkens Noord. Overigens is de ontwikkeling daarvan niet zo eenvoudig; het is bekend welke bedrijven daar nog gevestigd zijn. De heer Smits refereerde aan de nota inzake strategisch voorraadbeheer van woningbouw- vereniging Helmond West. De leden van de commissies SO en SBV, zullen binnenkort een uitnodiging van de woningbouwvereniging ontvangen voor een bijeenkomst waarbij de nota gepresenteerd wordt. Men wil dat graag zelf doen. Wij hebben daarvoor de datum 10 mei a.s. aangegeven. Men zal begrijpen dat wij op basis van onderdelen van de nota overleg plegen met de woningbouwvereniging. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 7. Voorstel tot vaststelling van het eerste onteigeningsplan Bestemmingsj2lan "Berkendonk 1990"- wijzigingsplan "Berkendonk 1990/Noordelijke gedeelte" Lbijlage 91). Het lid KUIJPERS (HSP): Mijnheer de voorzitter! In het voorstel wordt gesproken over een Helmondse ondernemer die een tijdje geleden 2.73 ha grond heeft gekocht in het onderhavige gebied. Hij deed dat voor zijn eigen grondbedrijf, anders zou ik daar misschien niet op teruggeko- men zijn. Wij zijn van mening dat de ondernemer in de gelegenheid moet zijn om zijn perceel te ontgronden, óf er moet een goede, behoorlijke mannelijke schikking komen met de ondernemer. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! De heer Kuijpers weet dat het nu eigenlijk om twee gescheiden trajecten gaat. Het ene traject, de onteigening, is iets dat de gemeente aangaat. Een ander bedrijf dan de onderneming waar de heer Kuijpers op doelde, heeft van de provincie de vergunning gekregen voor het ontgronden van het totale gebied. Daar speelt de gemeente geen actieve rol in. Mogelijk kunnen gaandeweg afspraken gemaakt worden tussen beide bedrijven. Maar het is aan de bedrijven zelf om te bekijken of ze elkaar op dit punt kunnen vinden; wat nu voorligt, betreft alleen het traject van de onteigening. -6- 3 april 2001. Het lid KUIJPERS (HSP): Ik hoop dat dit laatste dan straks kenbaar wordt gemaakt. De VOORZITTER: Aan elke onteigening gaat een minnelijke-schikkingspoging vooraf. Het lid KUIJPERS (HSP): Dat was mij bekend, voorzitter. De VOORZITTER: Dat mag ik van een goed geoutilleerd raadslid verwachten, maar dan eventueelten overvloede. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. Voorstel tot het instellen van een egalisatiereserve voor het reserveren van middelen ter bekostiein@,y van toekomstige loonkosten (bijlaze 79). Het lid RIETER (HB): Mijnheer de voorzitter! Tijdens de behandeling van de begroting voor 2001 vroeg de fractie van Helmondse Belangen aandacht voor de mogelijke financiering c.q. het vrijmaken van gelden voor ID-banen. Het college had daar destijds totaal geen oor naar; wij kregen in ieder geval geen antwoord. Het is daarom des te opmerkelijker nu een collegevoorstel te behandelen voor de financiering van de ID-banen. De reden waarom het college zo snel van inzicht gewijzigd is, ligt vermoedelijk in het belang van het onderbrengen van de buurtconciërges in de Stichting Stadswachten. Het spaarpotje, oftewel de egalisatiereserve van f 0,75 miljoen - waar overigens onze fractie totaal geen kennis van had - wordt nu ingezet om de stijging van de loonkosten van 125% naar 130% van het minimumloon te kunnen gaan betalen. Uiteindelijk wordt dan toch het verzoek van de HB-fractie, gedaan tijdens de begrotingsbehandeling eind vorig jaar, deels doorgevoerd. Het moge duidelijk zijn dat wij volledig instemmen met het voorstel. Wel blijven wij in afwachting van de collegevoorstel om te komen tot betaling van 150% van het minimumloon. Het lid PRAASTERINK (OH): Voorzitter! Mijn betoog is een beetje anders dan dat van de heer Rieter. Wij zijn niet tegen het voorstel, maar wij willen wel graag dat de zaak een keer terugkomt in de commissie financiën c.a. De gemeente gaat een aantal langdurige verplichtingen aan, maar volgens het voorstel heeft er nauwelijks een analyse plaatsgevonden van de risico's die de gemeente met dit soort verplichtingen aangaat. Ook liggen er geen harde gegevens aan ten grondslag (over de instroom, de uitstroom die er geweest is etc.). Verder constateren wij dat de zaak nog niet in de commissie financiën c.a. aan de orde is geweest. Voorts lazen wij in de krant dat het college voornemens is om de buurtconciërges onder de Stichting Stadswachten te laten vallen. Daarbij zou het om circa tien plaatsen gaan. Wij willen de garantie dat eventuele looncompensaties of verhogingen van het salaris van deze medewerkers, hoe wenselijk wellicht ook, niet direct ten laste van de reserve worden gebracht, maar afzonderlijk zichtbaar worden gemaakt. Dan weten wij temninste waarover wij praten. Kortom, mijn voorstel is om de risico's terug te laten komen in de commissie financiën c.a. Het lid PRINSEN (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Het is niet de interventie van de HB-fractie geweest, maar de landelijke instelling van het Fonds Werk en Inkomen per 1 januari jl. die een aantal regelingen heeft gestroomlijnd. Daardoor zijn de middelen voor de oude Melkert- regelingen en een aantal andere werkervaringsregelingen bij elkaar gebracht in een fonds, waardoor sinds 1 januari mogelijk is wat daarvoor niet mogelijk was, namelijk als een fonds beschouwen en niet meer afrekenen met het rijk voor afzonderlijke regelingen. Naar aanleiding daarvan hebben wi' 1 gezegd: Wanneer wij als lokale overheid de mogelijkheid hebben om de zaak zelf wat beter te regelen dan voorheen het geval was via aparte regelingen, dan is het gelet op de grote aantallen goed om een egalisatiereserve in te stellen, omdat een bepaald gedeelte boven het wettelijk minimumloon niet in de vergoeding zit, namelijk het deel tussen 125 en 130%. De heer Praasterink hield een betoog over de buurtconciërges. Dat is m.i. op dit moment minder relevant. In Helmond praten wij over 350 ID-banen in 2001. Het enige risico dat wij op dit gebied zouden kunnen lopen, is bijvoorbeeld dat voor 2002 een groter gemeentelijk aandeel in de loonkosten voorzien wordt. Dit betekent dat wij ons zeer terughoudend zullen moeten opstellen ten aanzien van de suggestie om het loon voor de betrokkenen te verhogen van 130% naar 150% van -7- 3 april 2001. het minimumloon. Wij zullen dan in ieder geval in kaart moeten brengen wat dat betekent, gelet op het feit dat het op jaarbasis gaat om 350 formatieplaatsen. Men zal zich kunnen voorstellen dat dit meer consequenties heeft (want het gaat om 20% van 350 x f 35.000,--) dan de financiering van een aantal additionele arbeidsplaatsen. De mensen die beginnen met een ID-baan, krijgen niet 115% van het minimumloon, het gemiddelde waar het rijk van uitgaat. Nee, men begint met een lager loon en groeit vervolgens door. Wanneer wij daarmee verder willen gaan dan het gemiddelde waar het rijk van uitgaat, dan moeten wij een buffer hebben om bepaalde dingen te kunnen doen. Daar komt bij dat niet alle mensen met een ID-baan bij dezelfde instelling werkzaam zijn. Dit betekent dat de beloning gelieerd is aan verschillende CAO's en settings, hetgeen leidt tot verschillende percentages van het wettelijk minimumloon. Om dat te kunnen betalen, wordt de egalisatiereserve gevormd (ook omdat, zoals ik zei, wij niet meer op de oude manier behoeven af te rekenen, nu sinds 1 januari jl. het Fonds Werk en Inkomen er is). Ik heb er geen moeite mee om de zaak waar wij nu over spreken, nog eens terug te brengen in de commissie. Overigens wil ik dat dan wel in mijn eigen commissie doen (de commissie sociale zaken e.a.), niet in de commissie financiën e.a., zoals de heer Praasterink vroeg. Overigens kan ik mij die vraag wel voorstellen, gezien zijn voorgeschiedenis (het ging toen om de commissie financiën en sociale zaken), maar ik meen dat mijn commissie mans genoeg is om de risico's terzake zelf te beoordelen. Daarom stel ik voor om rond de komende zomer of in het najaar in mijn commissie nog eens te bekijken welke risico's de gemeente mogelijk loopt vanaf 1 januari 2002 (want daar doelde de heer Praasterink op; ook minister Vermeend heeft daar het een en ander over gezegd). Het lid PRAASTERINK (OH): Dank voor dit antwoord. Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Blijkbaar hadden wij afgelopen najaar een vooruitziende blik. Wij zijn het eens met hetgeen nu voorgesteld is. Het lid PRINSEN (wethouder): Dat is zelfs gebeurd zonder een initiatiefvoorstel van de zijde van de HB-fractie! Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 9. Voorstel in te stemmen met de budget- en activiteitenovereenkomst met Stichting Kunstencentrum Helmond 2001 - 2004 (bijlage 81). Het lid FERWERDA (D66): Mijnheer de voorzitter! Ik heb in de commissie de vraag gesteld hoe het mogelijk is dat er in Helmond een stichting is die het voor elkaar heeft gekregen om een vierjarig contract af te sluiten met de gemeente. Ik ken geen andere stichting waar dat het geval is. De wethouder had toegezegd dat hij dit nog eens zou nagaan. Ik krijg graag alsnog antwoord op mijn vraag. Het lid RIETER (HB): Mijnheer de voorzitter! Bij de begrotingsbehandeling hebben wij aandacht gevraagd voor de autodidactische kunstenaars in Helmond. Wij hebben toen verzocht om te bekijken of daarvoor in de nieuwe Kunsthal misschien een plekje of regelmatig een stuk van een wand beschikbaar zou kunnen komen. Ons is toen als antwoord gegeven dat onze suggestie doorverwezen zou worden naar het Kunstencentrum Helmond; wij zouden daar zelf maar aandacht voor moeten vragen. Nu de activiteitenovereenkomst met het kunstencentrum er ligt, merken wij op dat wij van mening zijn dat het bieden van ruimte aan autodidactische kunstenaars een taak van de gemeente is. Wij missen dit in het verhaal en daarom vragen wij daar nogmaals aandacht voor. Het lid PRINSEN (wethouder): Mijnheer de voorzitter! De vraag die de heer Rieter stelde, zal beantwoord worden door de heer Bethlehem, want die kan het beste aangeven wat de beleidslijn ten aanzien van de Kunsthal is. De heer Ferwerda vroeg hoe het mogelijk is dat de Stichting Kunstencentrum Helmond een vierjarig contract sluit met de gemeente. Destijds, bij de privatisering van het GIKO, is heel nadrukkelijk overeengekomen met het stichtingsbestuur dat meerjarige afspraken zouden worden -8- 3 april 2001. gemaakt. Overigens is dat ook niet ongebruikelijk, waarmee ik niet wil zeggen dat wij dat op grote schaal doen. Maar wij zijn bijvoorbeeld bezig om met 21 gemeenten te komen tot meerjarige budgetafspraken met de GGD Zuidoost-Brabant. Dus ook in die sector is de ontwikkeling gaande waarbij meerjarige budgetafspraken worden gemaakt. Uiteraard worden die altijd gemaakt onder voorbehoud van het recht van de raad om de subsidie voor enig jaar vast te stellen, want het budgetrecht blijft bij de raad. Maar in toenemende mate ontstaat bij instellingen de behoefte aan een stuk vrijheid. En ze willen weten waar ze op termijn aan toe zijn. Een soortgelijke discussie zullen wij over de bibliotheek gaan voeren. Die discussie is in welzijnsland al gevoerd voor zover het gaat om het reserveren van budgetten. Kortom, er is een tendens om te komen tot meerjarige afspraken met instellingen. Dat leidt tot meer flexibiliteit, zowel van de instelling ten opzichte van de gemeente als omgekeerd. Ik meen dat de overeenkomst met de Stichting Kunstencentrum Heimond daar een goed voorbeeld van is. Overigens hebben wij niet volledig voldaan aan de wensen van de stichting (zoals bekend, hebben wij nog een traject te gaan in het kader van de huisvesting). Er is nu een minimumniveau overeengekomen waarvan het stichtingsbestuur heeft- gezegd dat het daarmee uit de voeten kan. Als antwoord op de vraag van de heer Ferwerda concludeer ik dat ik niet uitsluit dat wij op meer fronten zullen proberen om te komen tot meerjarige afspraken met instellingen. Het lid BETI4LEHEM (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Mijn eerste reactie op de vraag van de heer Rieter is dat ik mij niet kan voorstellen dat een plekje voor de autodidactische kunstenaars past in de huidige opzet en het tentoonstellingsbeleid van de Kunsthal. Ik denk niet dat daar ruimte voor gereserveerd is. Het lid RIETER (HB): Dit is geen antwoord op wat ik vroeg. Dit antwoord heeft het college al gegeven. Het college heeft mijn vraag indertijd doorgespeeld en geantwoord dat de ruimte voor autodidactische kunstenaars ondergebracht zou kunnen worden bij de Stichting Kunstencentrum Helmond. Dat missen wij nu, want het kunstencentrum biedt nog steeds niets op dit gebied. Het lid PRINSEN (wethouder): Hier wil ik wel antwoord op geven, voorzitter. Wat wij hebben aangegeven, betrof niet een discussie over autodidactische kunstenaars in de Kunsthal. Wij hebben immers duidelijke afspraken gemaakt over wat er wel of niet aan de orde is in de Kunsthal. Nee, het ging over de vraag of het kunstencentrum, waar ook beeldende kunst bedreven wordt, in de huidige situatie of in de nieuwbouwsituatie de bereidheid heeft om autodidactische kunstenaars de gelegenheid te geven om te exposeren, zoals dat nu gebeurt in het Filmhuis en op andere plekken. Als dat de boodschap is, dan wil ik die graag overbrengen. Het lid RIETER (HB): Dat is inderdaad de boodschap. Bijvoorbeeld de heer Slegers exposeert nu in Boekel. Ook noem ik de heer Van Schaijk, die... Het lid PRINSEN (wethouder): Oké. In het eerstvolgende overleg met het bestuur van de Stichting Kunstencentrum Helmond zal ik de suggestie van de heer Rieter nog een keer op tafel leggen. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Voorstel tot het benoemen van een lid in de bestuurscommissie openbaar basisonderwijs (bijlage ioi - De heer W. Hertogs wordt bij acclainatie benoemd. 11. Voorstel tot vaststelling van het jaarverslag leeiplicht en het gevoerde leerplichtbeleid over het schooljaar 199912000 (bijlage 95). 12. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de uitvoering van proeramma onderwijshui vestin@,7 2001 (bijlage 96). -9- 3 april 2001. 13. Voorstel tot vaststelling van de tweede wijziging van de Legesverordenine 2001 (bijlage 92). 14. Voorstel tot vaststelling van de Verordening straatnaamgeving en huisnummering (bijlage 44). Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 15. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het bouw- en woonrijp make van BZOB-zuid (bijlage 84). Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Voorafgaand aan de behandeling van het voorstel wil ik, wellicht ten overvloede, opmerken dat het voorstel onder andere de boegkavel betreft. De raad weet inmiddels dat wij in overleg/onderhandeling zijn met degenen die bezwaar hebben gemaakt tegen het bestemmingsplan. Dat zou ertoe kunnen leiden dat de kosten voor de boegkavel niet gemaakt worden. Als dat het geval is, dan zullen wij de raad inzicht geven in wat dat betekent voor het krediet dat nu voorgesteld wordt. Het lid PRAASTERINK (OH): Voorzitter! Wat de wethouder nu heeft gezegd, betreft de concrete vraag die ik had over het voorstel. Ik neem aan dat wanneer de zaak anders loopt dan gedacht werd, het krediet gedeeltelijk of geheel teruggesleuteld wordt. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Inderdaad. De VOORZITTER: Dat is de consequentie daarvan. Het lid KUIJPERS (HSP): Voorzitter! Hoe lang duren de onderhandelingen waar de wethouder zojuist over sprak? Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Dat ga ik de heer Kuijpers niet vertellen, voorzitter. Ik hoop kort. De VOORZITTER: De wethouder hoopt dus dat de onderhandelingen kort duren en dat er binnen afzienbare tijd uitsluitsel over gegeven kan worden. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 16. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het bouw- en woonrijpmake van een gedeelte van Brandevoort (bijlage 78). Het lid WIJNEN (SDH): Voorzitter! In het voorstel staat dat het krediet in het investe- ringsprogramma 2001 - 2004 terug te vinden is in het hoofdstuk Volkshuisvesting en Grondexploi- tatie bij volgnr. 880A. Dat moet zijn: volgnr. 880.20A. Dit heb ik al in de commissie gezegd, maar daar is geen correctie op gekomen, wel op de f 10 miljoen die men kwijt was! De VOORZITTER: Het is goed dat wij iemand hebben die op de kleintjes let! Zonder stemming wordt, met inachtneming van de door het lid Wijnen aangegeven correctie, overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 17. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de sanering van gronden Binnenstad-Oost (bijlage 76). Het lid PRAASTERINK (014): Mijnheer de voorzitter! Op 5 september 2000 heeft de raad een krediet van f 390.000,-- beschikbaar gesteld voor de Binnenstad-Oost. Dat krediet was bestemd voor planontwikkelingskosten en voor verharding, de aanleg van groen en dat soort dingen. Nu zijn wij zes maanden verder, maar ik heb in het gebied nog niets gezien van verharding, groen e.d. Ik heb begrepen dat van het verleende krediet pas f 30.000,-- is besteed. Als dit waar is, betekent -10- 3 april 2001. het dat er nog een krediet openstaat. Dan vraag ik mij af waarom de raad op dit moment weer een krediet - f 1 miljoen - voor de Binnenstad-Oost beschikbaar moet stellen, als men toch niet weet wat daarmee gaat gebeuren en wanneer dat zal gebeuren. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Wat de heer Praasterink zojuist zei, klopt, althans gedeeltelijk. Wij hebben, als opmaat tot de herstructureringsmaatregelen die wij moeten nemen in de openbare ruimte, meerdere (verhardings)werkzaamheden laten uitvoeren. Dat kan men ook zien in de 14eistraat, de Pistoriusstraat en de herstructureringsgebieden in de Dierenbuurt, waar op dit moment openbaar groen is gerealiseerd. Het gaat hierbij om maatregelen die in feite direct annex zijn aan de herstructurering zelf. Maar in het voorstel gaat het om een budget dat noodzakelijk is voor saneringsmaatregelen op het moment dat de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd. Dit betreft dus een andere taak en functie. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 18. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van PV:projecten (bijlage 86). Het lid WIJNEN (SDH): Mijnheer de voorzitter! In de twee commissies waarin het voorstel aan de orde is geweest, hebben wij op drie punten een voorbehoud gemaakt ten aanzien van het voorstel. Overigens hebben wij dat niet gedaan omdat wij tegen PV-producten (photovoltalie producten) zouden zijn. Immers, op het moment dat het PV-convenant gesloten werd, hebben wij als SDH-fractie duidelijk aangegeven dat wij per product de zaak zouden bekijken. Dat is dus de afspraak die wij gemaakt hebben. Thans kan ik melden dat onze fractie akkoord gaat met punt 1 van het voorstel (het PV-systeem voor de school Brandevoort). Maar de andere drie punten van het voorstel zijn volgens onze fractie geen zaken van de gemeente, maar van de producent zelf. Daarom zijn wij tegen de punten 2, 3 en 4 van het voorstel. Het lid SMITS (HB): Mijnheer de voorzitter! Het opwekken van duurzame energie zal in de tijd gezien een heel belangrijk onderwerp gaan worden, want de fossiele brandstoffen zullen uiteindelijk uitgeput raken en zullen op het laatst waarschijnlijk schaars en peperduur worden. De huidige consumenten/verbruikers - dus onze generatie, maar ook de vorige - zullen daar uiteindelijk op worden afgerekend (maar goed, wat is afrekenen dan?). Vormen van duurzame energieopwek- king ontwikkelen kost geld. De energiebedrijven, maar ook de overheid, zowel regionaal als landelijk, vervullen daarin een heel belangrijke taak. De opcenten die de burger betaalt aan de energieleveranciers, worden gebruikt voor met name het ontwikkelen van nieuwe vormen van duurzame energieopwekking en de subsidies die daarmee te maken hebben. De PV-projecten die vanavond aan de orde zijn, zijn een vervolg op het geluidsscherm in Brandevoort en zijn prima voorbeelden. De gemeente Helmond toont daarmee haar voortrekkers- rol. Uitstekend, zo zouden wij kunnen concluderen, de gemeente Helmond zou best achterover kunnen gaan leunen, want ze doet al zoveel. Deze houding - en het argument van de portefeuille- houder dat wij de keuze hebben gemaakt voor PV - onderschrijft de HB-fractie niet. Naar onze inzichten liggen er meer mogelijkheden voor het opwekken van duurzame energie, ook binnen de grenzen van onze gemeente. Alle mogelijkheden moeten o.i. worden bekeken en minimaal worden onderzocht op haalbaarheid. Dus: geen keuze maken voor een bepaalde vorm van opwekken van duurzame energie, maar zoeken naar alle mogelijkheden, ook op gemeentelijk niveau. Maar ja, dit argument is blijkbaar niet steekhoudend voor anderen en is gericht aan dovemansoren, zo hebben wij al meerdere malen kunnen horen. Afrondend: wij stemmen graag in met het voorstel en de diverse haalbaarheidsstudies. Maar wij als Helmondse Belangen blijven hopen dat ook andere vormen van duurzame energieopwekking op termijn, misschien zelfs opgelegd door de landelijke overheid, in Helmond zullen worden opgestart. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! De fractie van GroenLinks gaat akkoord met het voorstel tot het geven van steun aan zonne-energieprojecten. Wij hopen dat de Brandevoort-school er een goed educatief programma aan verbindt, zodat wij niet alleen de verdere verkoop van PV-cellen (of zonnepanelen) steunen, maar er ook als gemeente een meerwaarde uithalen. Juist door goede voorlichting, en daardoor meer bewustwording van de -li- 3 april 2001. redenen waarom deze nieuwe energie wordt gebruikt, kan die meerwaarde ontstaan. Immers, zo'n op een nieuwe manier opgewekte kWh kost wel vier maal zoveel als wij er nu voor betalen. Wij hebben gezien dat het milieucommunicatieplan (één van de voorgestelde projecten) nu alleen nog is bedoeld voor beslissers en sleutelfiguren in de regio. Maar ook aan de burgers is gedacht, want (zo lezen wij) "om de burgers nu reeds toch minimaal te informeren over PV zal een folder moeten worden ontwikkeld". Ook een PV-expositie en communicatie via de gemeente- berichten in de Traverse zijn in de planning opgenomen. Ik meen dat de gemeente daar inderdaad aandacht aan moet besteden. Wij hopen dan ook dat dat daadwerkelijk gebeurt, zodat de achter- grond van zonne-energie ook de verbruikers duidelijk wordt. Wat de PV-informatiezuil betreft, denken wij dat men verkeerd bezig is wanneer men zegt: Wij gaan extra energie stoppen in iets dat misschien maar een marginaal doel heeft. Dan schiet men daar niets mee op en is de winst meteen verbruikt. Daarom adviseer ik het college om de commissie tijdig mede te delen wat precies de bedoeling is van de informatiezuil, zodat wij een goede afweging ten aanzien daarvan kunnen maken. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Helaas hebben wij onze mening over het voorstel niet kunnen geven in de commissie financiën c.a., omdat wij onze vertegenwoor- diger daar niet mochten vervangen. Dat is natuurlijk vervelend, want daardoor moeten wij allerlei dingen nu in de raadsvergadering zeggen. Ik heb begrepen dat het in het voorstel genoemde PV-project school Brandevoort rendabel is, zij het dat de afschrijvingstermijn 20 jaar is. De vraag is: Is dat een reële afschrijvingstermijn? Wij spreken nu over nieuwe producten. Daarom kan ik mij voorstellen dat wanneer men de afschrijvingstermijn calculeert op 20 jaar, men er weleens naast kan zitten. Wij hebben eigenlijk niet zoveel behoefte aan de drie andere projecten die in het voorstel genoemd worden, temeer daar wij niet weten welke kosten gemoeid zijn met de ontwikkeling daarvan en wat de onderhoudskosten zijn. Die zijn meestal niet gecalculeerd. Dat geldt met name voor de PV-informatiezuil. Daarvoor loopt een landelijke prijsvraag, dus de gegevens daarover komen vanzelf binnen. Daarom hebben wij helemaal geen behoefte aan een onderzoek daarnaar. De in het voorstel genoemde punten 2, 3 en 4 hoeven van ons niet. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Mijnheer de voorzitter! Ik ben het er juist wel mee eens dat de informatie met betrekking tot de PV-informatiezuil afgewacht wordt en dat daar een haalbaarheidsonderzoek naar verricht wordt. Het is immers van essentieel- belang dat wanneer de PV-informatiezuil er inderdaad komt, men daar doeltreffende reclame-uitingen of informatie op kwijt kan. Dat geeft volgens mij een meerwaarde voor allen die Helmond komen bezoeken. Men moet bedenken dat allerlei vormen van energieopwekking (zonne-energie, collectoren etc.) heel dure energie opleveren en dat de investeringen daarin zich pas na lengte van jaren terugverdienen. Laat ons hopen dat wij over 40 jaar kernfusie hebben. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Weet de heer Van Mullekom wat de goed- koopste vorm van energie is? Dat is energiebesparing. Dat blijft steeds een beetje onderbelicht. Het lid KLAUS (SP): Nee, minder mensen! Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Voorzitter! De redding van de mensheid zal in lengte van jaren bestaan uit het ontwikkelen van kernfusie. Als die er komt, dan zal dat een totale omwenteling van de economie betekenen en zal alle brandstof, hoe duur die nu ook is, gewoon uit zeewater gehaald kunnen worden. De VOORZITTER: Ik denk dat u zich onderhand moet kandideren voor de Tweede Kamer, mijnheer Van Mullekom! Het lid KLAUS (SP): Mijnheer de voorzitter! In de raadsvergadering van 7 november jl. hadden wij het over de geluidswal bij Brandevoort. Wij hebben daar toen voorgestemd. Bij die gelegenheid hebben wij ook de inhoudelijke discussie gevoerd over zonnecellen. Ik meen dat toen wel duidelijk is geworden dat wij de symboolpolitiek die er op dit gebied gevoerd wordt, niet zien zitten. Volgens ons is de toepassing van zonnecellen op dit moment niet rendabel in Nederland. Overigens willen wij hiermee niet zeggen dat wij niet voor het investeren in de ontwikkeling van -12- 3 april 2001. zonnecellen zouden zijn, opdat ze wel rendabel kunnen worden. Daar zijn wij voor. Maar wij zijn tegen de plannen die in het voorstel zijn opgenomen, omdat het daarbij volgens ons gaat om zaken die niet rendabel zijn. Ik kan mij voorstellen dat het rendabel is om midden op de Peel een zonnepaneel te plaatsen om het een of ander te meten, want daar ga je dan geen kabels aanleggen. Maar anders is dat niet rendabel, want het winnen van zonne-energie kost veel geld (ook mevrouw Meinardi zei dat zojuist). En als dat ergens rendabel is, dan komt dat doordat er veel subsidie voor gegeven wordt, maar dat heeft niets met rentabiliteit te maken. Nogmaals: wij zijn tegen het voorstel. Het lid HESEN (wethouder): Mijnheer de voorzitter! De opmerkingen die de heren Wijnen en Klaus over het voorstel hebben gemaakt, waren mij bekend, want die zijn in de commissie uitgebreid toegelicht. Wij proberen met het voorstel een inhoudelijke invulling te geven aan een milieudoelstelling die staat verwoord in ons milieubeleidsplan Helmond op groen. Het gaat hierbij om de uitwerking van een convenant dat de gemeente indertijd heeft gesloten met Shell Solar. Tevens proberen wij met het voorstel om draagvlak, ook in de regio, te creëren om invulling te geven aan het voor- nemen om in onze regio gezamenlijk 6 megawatt op te kunnen wekken. Dat kan Helmond nooit alleen; daar zijn andere partijen hart bij nodig. In de raad hebben wij al een aantal keren gesproken over hetgeen de heer Smits naar voren bracht. Wij hebben vrij veel ambities als het gaat om alternatieve energieopwekking. Tot dusver heeft de raad altijd helder gekozen voor een specifieke vorm, te weten PV, zij het met de reserves daarbij die vanavond opnieuw te beluisteren waren, gelet op de rentabiliteit van het type plannen dat nu voorligt (die overigens verschillend getaxeerd wordt). Deze keuze is dus niet een zaak van alleen de wethouder van stedelijk beheer, volkshuisvesting en milieu. Eerder hebben wij, in het kader van Helmond op groen, een discussie gevoerd over windenergie. Iedere keer als dat onderwerp aan de orde is, blijkt dat voor- en nadelen verbonden zijn aan het afkoersen op windenergie. Met name in de steden ontbreekt vaak gewoon de ruimte om windenergie te winnen op een acceptabele wijze. Wij hebben hoog ingezet met de ambities die wij hebben verwoord met betrekking tot energieopwekking, waarbij wij de keuze hebben gemaakt die ik zojuist noemde. Overigens weet ik dat de HB-fractie daar wat anders tegenaan kijkt; ik wil de heer Smits beslist niet zijn hoop ontnemen. Tegen mevrouw Meinardi zeg ik dat het educatieve programma waar zij over sprak, breder is dan alleen gericht op beslissers. Het gaat er uiteindelijk ook om dat de burgers overtuigd worden. In de commissie heb ik al gewag gemaakt van het feit dat wij, in samenwerking met het meldpunt ecoteams in Eindhoven, op korte termijn een debat met elkaar zullen hebben over een educatief programma dat betrekking heeft op energie, water en afval. Wij kiezen er niet voor om dit een eemnalige gebeurtenis te laten zijn. Zoals men weet, wordt in Helmond op groen als centraal uitgangspunt gekozen voor de doelstellingen van de Lokale Agenda 21. Ook daarin is dit type voorstellen vervat. De heer Praasterink maakte een opmerking over de afschrijvingstermijn die wij aanhouden voor de zonnepanelen. Die is gewoon standaard meegenomen; de afschrijvingstermijn wijkt niet af. Ik ben eigenlijk al ingegaan op hetgeen de HSP-fractie naar voren heeft gebracht, behalve op de opmerking over kernfusie. Ik hoop dat kernfusie pas over 20 jaar in discussie zal zijn, want dan kan ik mijn rol als actievoerder temninste weer eens oppakken! Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Dan begrijpt de heer Hesen niets van kernfusie. Het lid HESEN (wethouder): Dat zou kunnen, maar voorlopig houd ik het daarbij! Overigens begrijp ik wel wat van actievoeren. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): De wethouder loopt er elke dag onder bij goed weer. De zon is namelijk een voorbeeld van kernfusie. Het lid HESEN (wethouder): Goed, dan laat ik de kernfusie over aan de heer Van Mullekom en beperk ik mij tot het actievoeren. Maar dat is pas over 20 jaar aan de orde, voorzitter! De heer Klaus betoogde dat wij kiezen voor een energiedrager die niet het meest voor de hand ligt. Dat is volgens hem symboolpolitiek. Onze keuze heeft inderdaad iets te maken met de -13- 3 april 2001. voortrekkersrol die de overheid neemt om het type producten waar wij nu over spreken, in de markt te zetten. Zoals men weet, zijn onze oosterburen daar inmiddels zeer succesvol mee, want daar begint de markt voor dit soort producten volop te draaien. Dat merken wij hier in Helmond ook. Voor het overige ken ik het standpunt van de heer Klaus over het voorstel. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De leden van de SP-fractie krijgen op hun verzoek aantekening in de notulen, dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd. De leden van de fracties van de SDH en OH krijgen op hun verzoek aantekening in de notulen dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd voor wat betreft de punten 2, 3 en 4 van het voorstel. 19. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de herinrichting van d Achterdijk (bijlage 59). Het lid WIJNEN (SDH): Mijnheer de voorzitter! Wij zijn niet tegen het voorstel, maar willen er wel op wijzen dat de datering verkeerd is. Boven het voorstel staat dat het vandaag 6 maart 2001 zou zijn, maar het is vandaag 3 april 2001. De VOORZITTER: Waarvan akte. Het lid KUIJPERS (HSP): Mijnheer de voorzitter! Wij zijn niet zo wijs als de heer Wijnen, want wij hebben niet gekeken naar de datum boven het voorstel. Die vind ik niet zo belangrijk; wat erin staat vind ik belangrijker. Wij spreken nu over de herinrichting van de Achterdijk. De ondernemers daar zijn bijzonder blij - en zijn de gemeente ook dankbaar daarvoor - dat er nu eindelijk iets gaat gebeuren om het parkeren, de bereikbaarheid en de uitstraling te verbeteren. Onze fractie is van mening dat dat daar ook hard nodig is. De VOORZITTER: Heeft de wethouder er behoefte aan om hierop te reageren? Het lid HESEN (wethouder): Nee, voorzitter. De VOORZITTER: Ook de wethouder is er tevreden mee. Zonder stemming wordt, met inachtneming van de door het lid Wijnen aangegeven correctie, overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 20. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de invoering van de verkeersregel Voorrang Bestuurders Van Rechts (bijlage 94). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 21. Voorstel in te stemmen met de uitbreiding van de buitenbanen van Boulodrome de Braak (bijlaf"e U5 . Het lid KUIJPERS (HSP): Mijnheer de voorzitter! Wij als HSP-fractie zijn bijzonder blij dat de uitbreiding van de buitenbanen van Boulodrome de Braak doorgang kan vinden. Daar zijn immers nogal wat oudere mensen en er komen er steeds meer bij. Gelet daarop, zijn wij bereid ja te zeggen tegen het voorstel. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. -14- 3 april 2001. 22. Voorstel tot vaststelling van de 13e, 26e, 35e, 41e, 45e, 50e, 51e, 52e en 54e wijziging van de gemeentebezroting 2001. Nr. 13 betreft egalisatiereserve bekostiging toekomstige loonkosten Nr. 26 betreft krediet herinrichting Achterdijk Nr. 35 betreft vervanging dakbedekking basisschool de Rank. Nr. 41 betreft krediet PV-projecten nr. 45 betreft krediet uitvoering programma onderwijshuisvesting 2001 Nr. 50 betreft krediet sanering Binnenstad-Oost Nr. 51 betreft krediet bouwrijpmaken Brandevoort Nr. 52 betreft krediet bouw- en woonrijpmaken BZOB-zuid Nr. 54 betreft krediet invoering verkeersregel Voorrang Bestuurders van Rechts. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 23. Ingekomen stukken en mededelingen. Met betrekking tot het ingekomen stuk wordt zonder stemming besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. lste AANVULLINGSAGENDA. 1. Voorstel tot verkoop van de aandelen Obragas Holding NV die in het bezit zijn van de gemeente Helmond (bijlage 100). Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Mijnheer de voorzitter! Over het principebesluit om wel of niet met de verkoop van de aandelen Obragas in te stemmen, heeft onze fractie zich in oktober vorig jaar al gebogen. De raad heeft toen ingestemd, en daarmee kon het college het verkoopproces in gang gaan zetten. Misschien is het toch goed, gelet op de commissiediscussie, om nog even onze overwegingen daarbij weer te geven. Wij hebben namelijk gemerkt dat het tijdens de discussie in de commissie ging over niet zozeer de verkoopprocedure zelf als wel het principebesluit. Wel iets te laat, maar vooruit. Ten grondslag aan onze instemming met de verkoop van de aandelen Obragas lag de rol die de gemeente Helmond als minderheidsaandeelhouder in de toekomst nog zou kunnen spelen. Sommigen zullen met nostalgie terugdenken aan de tijden waarin de overheid, met name de gemeentes via hun gemeentelijke energiebedrijven, de aanleg van een leidingennet heeft bewerk- stelligd en de distributie heeft verzorgd. Maar die tijden liggen allang achter ons; die zijn veranderd. Mede onder invloed van het deelnemen van Nederland aan de Europese Unie - en daarmee een vrije markt van personen, goederen, diensten en kapitaal bewerkstelligend - is de rol van de lokale overheid aanmerkelijk veranderd. Op de vrije markt krijgt de consument immers de mogelijkheid om een andere leverancier te kiezen dan degene die van oudsher het regionale monopolie had. Daarmee is de rol van de gemeenten/de lokale overheid een heel andere geworden, namelijk die van een minderheidsaandeelhouder in een publiek bedrijf dat op een commerciële en vrije markt moet opereren. Knelpunt daarbij is de rol die de overheid bij de marktordening moet spelen. Enerzijds via de DTe (Dienst Uitvoering en Toezicht Energie) moet de overheid bewerkstelligen dat de vrije markt ook als een vrije markt kan functioneren zonder dat daarbij aan de infrastructuur oneven- wichtig rechten en gelden ontleend kunnen worden. Anderzijds heeft de overheid het al moeilijk genoeg om de markt via de Nederlandse Mededingingsautoriteit te ordenen en te waken voor te grote monopolies. Overigens is dit één van de redenen waarom wij denken dat er met name vanuit het buitenland belangstelling is, want de Nederlandse energiebedrijven mogen nauwelijks nog groeien. Kortom, men ziet een tegenstrijdigheid op deze markt, waarbij het voor de overheid al moeilijk genoeg is om haar rol op het juiste moment goed te definiëren. Dit betekent ook dat wij de rol van de gemeente als minderheidsaandeelhouder in Obragas in dat licht hebben geplaatst. Degenen die in de commissievergadering zorgen hebben uitgesproken over de toekomstige hoogte van de gasprijs voor de consument en derhalve meenden niet te moeten instemmen met de verkoop van de aandelen Obragas, hebben in onze ogen toch wel wat boter op hun hoofd. Enerzijds omdat vaak dezelfde partijen deze zorg in het verleden nooit hebben geuit in het kader van de -15- 3 april 2001. vaststelling van het dividend van Obragas dat aan de aandeelhouders is uitgekeerd. Anderzijds hebben zij middels de ontnuchterende uitleg van de heer Vlugt kunnen ervaren dat Obragas slechts circa 8% van de consumentenprijs direct beïnvloedt en dat de prijs voor bijna de helft uit belastingen en heffingen bestaat. In het kader van de vergroening van ons belastingstelsel - iets dat de regering al ter hand heeft genomen - is dat mede een wens van vele politieke partijen, dezelfde partijen, inclusief de ouderenpartij, die zich nu zorgen maken over de hoogte van de consumentenprijs. Zoals ik al heb gememoreerd in de commissievergadering, zijn wij van mening dat het verkoopproces zoals het college dat mede heeft geëntameerd, zorgvuldig is verlopen. Wij hebben onze complimenten daarover uitgesproken. Wij vinden dat het geboekte resultaat zodanig is, dat wij er met tevredenheid en vertrouwen naar kijken (en tegemoet zien). Dat geldt enerzijds voor de aandeelhouders - de waarde van het bedrijf dat verkocht wordt en de aandelen zijn ruimschoots vergoed - en anderzijds voor het bedrijf zelf. Wij denken dat met deze transactie de toekomst van het bedrijf Obragas in Helmond en met Helmond gewaarborgd is voor onze stad en het personeel dat bij het bedrijf werkzaam is. Wij stemmen dan ook in met de verkoop van de aandelen. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Op de eerste plaats verzoek ik het college om te reageren op het laatste nieuws van vamniddag over de privatisering van energiebedrijven. Dat is dat de coalitiepartijen PvdA, VVD en D66 het in de Tweede Kamer eens zijn geworden over privatisering van de energiebedrijven, waarbij de netwerken in handen blijven van de provincies en de gemeenten. Ik verzoek het college om aan te geven welke gevolgen dit heeft voor het voorstel dat nu voorligt. Bij de behandeling in de gecombineerde commissievergadering van het onderwerp dat nu aan de orde is, afgelopen donderdag, hebben wij verschillende vragen gesteld die eigenlijk betrekking hadden op drie punten, namelijk: 1. de zorgvuldigheid van de procedure en het resultaat; 2. de toekomst van de Wamob; 3. de gevolgen voor het personeel. Allereerst de vraag of de verkoopprocedure zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Wij denken dat dat inderdaad het geval is. Ook over het resultaat zijn wij in financiële zin niet ontevreden. Een vraag die wij ons daarbij gesteld hebben, is of de gemeente Helmond de aandelen Obragas wel moet verkopen. Het antwoord daarop is ja, en wel om de volgende redenen: a. De verkoop wordt ons via Europese en nationale richtlijnen en besluiten zowat opgelegd. Duidelijk voor ons is dat de energiemarkt de aankomende jaren Europees gezien aanzienlijk zal veranderen en dat de concurrentie binnen Europa door de liberalisering zal toenemen. Een dan te kleine marktpartij zal in deze slag niet meekunnen. b. Door verandering van wetgeving zal vanaf volgend jaar vennootschapsbelasting betaald dienen te worden over de dividenden. Dit heeft aanzienlijke gevolgen voor de dividenduitkering en dus ook voor de begroting. Door nu een aanzienlijk deel van de opbrengst te reserveren, kunnen wij de dividendinkomsten via rente voor de begroting veiligstellen. Het tweede punt waarover wij in de commissie vragen hebben gesteld, is de positie in de toekomst van de Wamob. Een kleine 8000 gezinnen zijn hiervan afhankelijk en hebben dus ook na de liberalisering geen keuze. Uit de beantwoording is ons duidelijk geworden dat de gevolgen juist voor de stadsverwarmingsgebruikers nog vrij onzeker zijn. Ook over de wijze van tarifering na 2003 is nog veel onduidelijk. Tegelijk maak ik daar de kanttekening bij dat juist dit tarief bepaald wordt door middeling van diverse gemiddelden. Zolang dat systeem gehandhaafd blijft, wat overigens ook afliankelijk is van een goedkeuring door de minister van economische zaken, kunnen wij leven met deze situatie. Het derde punt waarover wij in de commissie vragen hebben gesteld, is wat de gevolgen zijn voor het personeel. Voor de PvdA-fractie is het behoud van de werkgelegenheid van essentieel belang, overigens ook omdat juist daarover niets in de raadsbijlage staat. De PvdA-fractie is bereid de verkoopdeal af te wijzen als er onvoldoende zekerheden zijn. Tijdens de commissievergadering werd meerdere malen ten stelligste beweerd dat voor het personeel uitstekend was gezorgd. Op mijn vraag waaruit dat bleek, kwam het antwoord dat dat zou moeten blijken uit de stukken en een mondelinge toelichting van de heer Vlugt. Op basis van de gekregen antwoorden heb ik namens onze fractie toen een positief advies gegeven, onder de vermelding dat ik dan wel graag kennis wilde nemen van de zekerheden in de stukken. Ik ben dan ook daags na de commissievergadering naar de afdeling financiën gegaan om naar de zekerheden in -16- 3 april 2001. de overeenkomst te zoeken. Met ambtelijke steun - waarvoor overigens mijn dank - konden wij slechts twee bepalingen terzake vinden (waarop ik dadelijk terugkom). Daarop is contact opgeno- men met de bedrijfsjurist van Obragas, die evenals wij niet verder kwam dan deze twee bepalingen, overigens in een boekwerk van enkele decimeters. Mij werd voorts gerapporteerd dat er verder geen artikelen waren opgenomen over werkgelegenheidsgaranties. Wat staat er nu precies in deze twee artikelen? Op de eerste plaats verklaart koper daarin dat hij zich zal inzetten - met de nadruk op inzetten - voor het behoud van de B3-status. De B3-status is volgens mij van essentieel belang voor de rechtspositie en de rechtszekerheid van het huidige personeel. Die regelt immers de pensioenvoorzieningen, het wachtgeld, de VUT-regeling, de ziektekostenverzekering etc. In de tweede bepaling staat niet meer dan dat het hoofdkantoor tot 2005 in Helmond gevestigd zal blijven. Een hoofdkantoor kan echter ook bestaan uit een directeur met een kleine staf. Na overleg binnen onze fractie, afgelopen weekend, kwamen wij tot de conclusie dat deze garanties wel erg mager waren. Om te voorkomen dat wij tijdens deze raadsvergadering in een zeer gedetailleerd debat zouden raken, hebben wij besloten om middels een brief (die maandagmorgen bij het college lag) te vragen om ten spoedigste nadere informatie te verstrekken over de garanties voor de werkgelegenheid in Helmond. Het college heeft mij daarop maandagmiddag en -avond mondeling antwoord gegeven. Ook mocht ik een notitie ontvangen van de heer Vlugt. Op een aantal punten heb ik direct antwoorden gekregen, die ik voor de formaliteit even wil noemen. Als ze niet correct zijn, dan krijg ik daar graag een reactie op. De ondernemingsraad, die er niet was ten tijde van het besluit tot verkoop, zal bij de verdere uitvoering van de overeenkomst nauw worden betrokken. Ook heb ik de toezegging ontvangen dat er op dit moment afspraken worden gemaakt met de vakbonden over de verdere gang van zaken. In de notitie van de heer Vlugt wordt verder verwezen naar het onder het contract liggende strikt vertrouwelijke businessplan van WFG (dat thans RWE heet) en Obragas. Dit businessplan heb ik hedenochtend mogen inzien en ik ben daarbij tot de volgende conclusies gekomen: - In het businessplan zijn artikelen opgenomen die erop neerkomen dat Obragas binnen WFG een behoorlijk autonome positie behoudt en kantoor blijft houden in Helmond. - In het businessplan is expliciet opgenomen dat de huidige CAO gehandhaafd blijft. Uit niets is gebleken dat er direct bij de verkoop sprake is van een reorganisatietraject, zodat wanneer men alsnog een reorganisatie van plan zou zijn, er afspraken gemaakt dienen te worden met de ondernemingsraad en vakbonden, gelet op het geldende recht om de belangen in voldoende mate te kunnen behartigen. - Bij de verkoop van het gasbedrijf in Haarlemmermeer is gekozen voor een Supervisory Board seat uit de lokale overheid. Daarbij stel ik de vraag waarom daar in Helmond niet voor gekozen is. Direct moet ik ook vaststellen dat er blijkens de onderliggende stukken een lokale commissaris benoemd zal worden. De vraag hierbij is: Wat is hier een lokale commissaris, iemand van de gemeente Helmond, iemand uit een andere gemeente of iemand van de provincie? En wat wordt bedoeld met een lokale commissaris? Heeft het college daar al een mening over? - Ook is mij uit het businessplan gebleken dat RWE aan het zittende personeel mogelijkheden biedt om zich verder te specialiseren door de organisatie open te zetten voor opleiding en training. Voorts kwam ik in de onderliggende stukken een stuk tegen met de volgende conclusie: "RWE heeft geen plannen om werknemers over te plaatsen als gevolg van de overname. " Voor iemand die van een korte standpuntbepaling houdt, is dit een lang verhaal. Niettemin vond ik het noodzakelijk om, vooral voor het behoud van de werkgelegenheid voor Helmond. wat langer bij het voorstel stil te staan. Mochten er in mijn analyse van met name de personele consequenties van de verkoop van de Obragas-aandelen onjuistheden of hiaten zitten, dan hoor ik die graag in het collegeantwoord in de eerste termijn, waarna wij in de tweede termijn een definitief oordeel zullen geven. Het lid DAMS (VVD): Mijnheer de voorzitter! Reeds in de commissievergadering heeft onze fractie haar waardering uitgesproken over het resultaat dat naar verwachting met de voor- gestelde transactie behaald zal worden. Ook nu willen wij, nogmaals, onze complimenten daarvoor uitspreken. Wij vertrouwen erop dat het college die complimenten wil overbrengen aan alle betrokkenen. Wij geven dan ook graag het groene licht om de transactie af te wikkelen. Anderzijds realiseren wij ons dat met de verkoop van de aandelen van Obragas de dividendinkomsten zullen stoppen. Het college heeft eerder aangegeven - middels het in deposito -17- 3 april 2001. geven van een zodanig bedrag, dat jaarlijks een rentestroom binnenvloeit die qua omvang gelijk is aan de dividenden - de continüïteit en de inkomsten te willen waarborgen. De VVD-fractie acht dit een juist uitgangspunt. Wij gaan echter nog een stap verder, omdat wij tevens willen zien te voorkomen dat de resterende opbrengst in de zakken van de gemeentekas gaat branden en zo spoedig mogelijk uitgegeven gaat worden. Wij pleiten voor een voorzichtige benadering. Dit impliceert dat de resterende opbrengst, inclusief de reservering voor potentiële claims, o.i. eveneens op een depositorekening gezet moet worden. Met de aldus gecreëerde structurele rente- inkomsten kunnen dan jaarlijks aanwendingen plaatsvinden voor de dekking van structurele uitgaven of kunnen de inkomsten over meerdere jaren opgespaard worden voor incidentele majeure uitgaven. Vanzelfsprekend verwachten wij van het college momenteel geen uitspraak in dezen; dat is nog wat prematuur. Maar wij hopen wel dat het college deze gedachte tijdens de voorbereiding van de voorjaarsnota op haar merites zal beoordelen. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! - De gevolgen van de liberalisering, die al is begonnen en gewoon verder zal gaan, zijn moeilijk te overzien. Bijvoorbeeld de invloed op de prijzen is niet voorspelbaar. - Het toezicht door het toezichtsorgaan DTe is nog niet uit de kinderschoenen. - Het milieubeleid dreigt vergeten te worden. Dit zijn een paar opmerkingen die wij momenteel kunnen lezen in diverse kranten en weekbladen. Ook de Tweede Kamer beraadt zich nog over de liberalisering, zij het dat wij het nieuwste nieuws daarover zojuist hebben kunnen horen. Voor GroenLinks zijn er nog geen redenen om gelukkig te zijn met deze ontwikkelingen. Het netwerk van Obragas komt in handen van een Duits energiebedrijf, dat een erg hoge prijs daarvoor betaalt. Wij menen dat er een groot verschil is tussen enerzijds dividend dat naar de burgers gaat en anderzijds de winst die naar de top van zo'n groot bedrijf gaat. Daarover hebben wij als gemeente minder te zeggen. De fractie van GroenLinks is bang dat de klanten na kortere of langere tijd mee moeten betalen, opdat de koopsom terugverdiend wordt (ik maak in dit verband een vergelijking met de Combivisie-tarieven). Daarbij menen wij dat nog helemaal onduidelijk is hoe en door wie de energievoorlichting hier in Helmond - die Obragas nu geeft - straks georganiseerd zal worden. Deze twee punten zijn, ook na de behandeling in de commissie, voor ons redenen om tegen het voorstel te stemmen. Het lid VERBAKEL (SP): Mijnheer de voorzitter! De SP-fractie is zich bewust dat de positie van de gemeenteraad bij de verkoop van de aandelen Obragas niet eenvoudig is. Er speelt landelijke en er speelt Europese besluitvorming. Wat is dan nog de betekenis van de gemeenteraad, kun je je afvragen. Anderzijds, de kwestie ligt nu eenmaal op ons bordje. Of je het leuk vindt of niet. Wij vinden dat het Obragas tekort zou doen door het voorstel af te handelen als alleen maar een technisch-financieel agendapunt. Instemmen met dit voorstel betekent het einde van Obragas als gemeenschapstaak, wij kunnen niet om dit punt heen. Een aantal partijen ziet de verkoop van de Obragas-aandelen als een logische stap in een ontwikkeling die gaande is. Het beleid is gericht op liberalisering, en dan kan het niet anders dan dat nutsbedrijven worden geprivatiseerd, zo is hun redenering. En inderdaad, wie deze logica volgt, komt bijna als vanzelf op deze conclusie uit. Het is dezelfde logica die maakt dat het openbaar vervoer in de aanbieding gaat en dat de NS wordt geprivatiseerd. Sommigen vragen zich al af of het ziekenfonds niet in strijd is met Europese regels over liberalisering. Vroeger heerste er brede eensgezindheid over een aantal kerntaken van de overheid. Nutsftincties zijn zulke belangrijke diensten voor een maatschappij als geheel en voor individuele burgers en bedrijven, dat ze onder de verantwoordelijkheid van de overheid behoren te vallen, zo was de gedachte. De overheid behartigt de publieke zaak en kan langetermijnafwegingen maken, particuliere bedrijven jagen een heel ander belang na, zie daar het verschil. Wij moeten vaststellen dat de publieke zaak zwaar onder vuur ligt. De SP maakt zich hier ernstig zorgen over. Privatisering is toch bepaald geen succesnummer. Zie de problemen bij het openbaar vervoer en bij de spoorwegen, zie de ervaringen in Engeland en zie de Californische stroomcrisis. Dit alles maakt dat de SP niet in deze ontwikkeling wil meegaan. Dan heb ik nog een opmerking over het enorme bedrag dat de gemeente binnenhaalt met de verkoop. Bedacht moet worden dat koper RWE de f 800 miljoen die ze voor Obragas neertelt, zal willen terugverdienen. Vroeger of later zal iemand deze rekening gepresenteerd krijgen. En wie -18- 3 april 2001. anders zal dat zijn dan de gebruiker? De vrijheid van de klant straks om over te stappen naar een andere gasleverancier is hiervoor geen oplossing, want ook die andere bedrijven hebben torenhoge bedragen neergeteld die ze zullen willen terugverdienen. Een andere manier om het geld terug te verdienen, is door besparingen door te voeren in de eigen organisatie. Ik kom daarmee op de positie van het personeel. In de commissie heb ik de situatie bij de energiebedrijven UNA en Remu al naar voren gebracht. UNA is overgenomen door het Amerikaanse bedrijf Reliant Energy, en Remu door het Spaanse bedrijf Endesa. Bij beide bedrijven staan honderden banen op de tocht, meer dan aanvankelijk verwacht werd. Directeur Vlugt heeft wat Obragas betreft daar in de commissie geruststellende woorden over gesproken. In reactie op een brief van de PvdA heeft hij dat opnieuw gedaan. Waarvan akte. Toch blijft er tegelijkertijd iets knagen. Het heeft ermee te maken dat wij denken dat de uiteindelijke draagwijdte van dit voorstel onmogelijk in haar geheel is te overzien. Verder wil ik, evenals vorige sprekers, aandacht vragen voor de stadsverwarming. De stadsverwarming op zich is een verlieslijdend project. De gebruikers worden beschermd door het "niet meer dan anders beginsel". Er is, naar ik meen voor een periode van tien jaar, een oplossing gevonden voor het probleem van verlieslijdende projecten (die men bakstenen noemt). Ik maak mij ernstig zorgen over dit verlieslijdende project op de langere termijn. Zoals bekend, hebben verlieslijdende projecten op de commerciële markt immers meestal geen goede toekomst. Tot slot wil ook ik een reactie van het college vragen op de actualiteit van vandaag. Vandaag is in de Tweede Kamer opnieuw gesproken over privatisering. Ik wil deze zaak heel concreet voorleggen, althans voor zover ik die nog begrijp, want de wereld wordt er niet eenvoudiger op! Ik heb begrepen dat er politieke consensus is over het feit dat bij privatisering het netwerk - de leidingen en draden in de grond - op de een of andere manier bij de overheden (gemeenten en provincies) blijven. Dit wil zeggen dat de betrokken bedrijven niet zomaar verkocht kunnen worden. Daarom zullen de bedrijven gesplitst moeten worden in enerzijds het netwerk- gedeelte en anderzijds de rest. De VOORZITTER: Daar wordt in de transactie rekening mee gehouden. Het lid VERBAKEL (SP): Dat was mijn vraag. De VOORZITTER: Wij verkopen geen netwerk, maar verkopen de intrinsieke waarde van het bedrijf. Volgens de overeenstemming die de coalitiepartijen vandaag in de Tweede Kamer hebben bereikt, mag het netwerk wel gebruikt worden door de exploitanten, maar behoudt de overheid de zeggenschap over het beheer. Het lid VERBAKEL (SP): Dus het netwerk van Obragas zit niet in de transactie? De VOORZITTER: Dat zit niet in de transactie. Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Mag ik de heer Verbakel een vraag stellen? Ik voel een eind mee met zijn opmerking dat er in de maatschappij en de wereld ontwikkelingen zijn die wij in de Helmondse raad niet in de hand hebben. Maar stel dat wij zijn standpunt zouden volgen en als raad zouden zeggen: Wij verkopen de aandelen van Obragas niet. Kan de heer Verbakel overzien welke consequenties dat tot gevolg zou hebben en kan hij die ook verkopen aan de burgers? Hij is heel principieel - en ik waardeer dat - maar kan hij de uitwerking van zijn principes te zijner tijd ook verkopen aan de burgers? Ik denk dat hij dat niet kan. Daarom vind ik principes soms een beetje goedkoop. Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Stel dat de gemeenteraad tegen de verkoop van de aandelen Obragas zou stemmen (overigens heeft de gemeenteraad van Utrecht al tegen een soortgelijke verkoop gestemd, maar ik verwacht niet dat de gemeenteraad van Helmond dat zal doen). Dan zou ik dat zien als het begin van lokaal verzet tegen het in mijn ogen funeste beleid ten aanzien van privatisering. Dat beleid zal heel kwalijk uitpakken voor de burgers. Dat is ook de reden waarom wij daartegen zijn. In mijn betoog heb ik ervaringen genoemd die men elders heeft opgedaan met privatisering, tot en met de Californische stroomcrisis. Ik meen dat de burgers daar niet op zitten te wachten. Kortom, ik kan het heel goed uitleggen aan de burgers. -19- 3 april 2001. Het lid FERWERDA (D66): Nee. Stel dat de gemeente Helmond de aandelen Obragas niet verkoopt en er komt een behoorlijke gasprijsverhoging vanwege het feit dat Obragas te klein is, de problematiek van de vennootschapsbelasting enz. Dat kan de heer Verbakel toch niet verkopen? Het lid VERBAKEL (SP): Nogmaals: ik denk dat de burgers het heel erg op prijs stellen wanneer wij hier Californische toestanden tegenhouden. Dat is punt één. Het tweede is dat wanneer ik mee zou gaan met de redenering van de heer Ferwerda, ik met de rug tegen de muur voor iets zou moeten stemmen waar ik compleet tegen ben. Het afwijzen van het voorstel zou ik willen zien in een bredere context, namelijk als een begin van verzet tegen het privatiseringsbeleid. Dat de gang van zaken vandaag in de Tweede Kamer zo ingewikkeld was, heeft m.i. ook te maken met de grote twijfel die er ten aanzien van privatisering bestaat, bijvoorbeeld bij de PvdA. Die twijfel betreft de vraag: Moeten wij enerzijds de VVD te vriend houden of anderzijds de oude nutstaak te vriend houden? Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! De heer Verbakel legt een verband tussen het wel of niet verkopen van de aandelen Obragas en het wel of niet ontstaan van Californische toestanden in Nederland. Ik meen dat dit twee zaken zijn - dat is ook in de commissievergadering helder voor het voetlicht gebracht - die absoluut geen verband met elkaar houden. Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik heb gesproken over het verschijnsel privatisering in het algemeen. Verder wil ik voor de heer Van Heugten het volgende voorlezen uit een artikel in de Volkskrant van 31 januari jl., dat als titel had "Californische stroomcrisis kan ook in Neder- land ": 'De stroomcrisis die Californië in zijn greep houdt, kan ook Nederland treffen als de liberalisering van de elektriciteitsmarkt in 2004 is afgerond. Dit concludeert Cap Gemini Ernst & Young in zijn dinsdag verschenen studie Trends in Energy 200 1. " Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! Mag ik u nog een vraag stellen over uw reactie zojuist op de woorden van de heer Verbakel, want die heb ik niet goed begrepen. U gaf aan dat Obragas Net BV niet in de transactie zit. Of zit die er wel in, maar is er rekening mee gehouden dat het kabinet zou kunnen besluiten wat nu overeengekomen is? De VOORZITTER: Ik had al genoteerd dat ik dit punt iets anders moet uitdrukken. Obragas Net BV zit wel in de transactie, maar er is in de transactie rekening gehouden met datgene waarover in Den Haag een akkoord bereikt is. Dat geldt met name voor wat in het perscom- muniqué staat over het gebruik, namelijk dat particuliere bedrijven de netten blijven exploiteren. Als dat maar zeker is gesteld, heeft de besluitvorming in de Tweede Kamer geen consequenties voor de onderhavige transactie. Er is in de transactie al rekening gehouden met het feit dat de overheid een meerderheidszeggenschap houdt over het netwerk. Overigens is dit niets nieuws, want deze discussie loopt al een tijd. Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! In het verlengde hiervan heb ik nog een vraag. Het eerste wat ik vamuiddag dacht toen ik hoorde dat de regeringscoalitie een akkoord heeft bereikt over de privatisering, is: Nu bestaat er dus politieke duidelijkheid over het feit dat de netwerken buiten de privatisering moeten blijven. Vervolgens dacht ik: Nu keldert de prijs die is afgesproken voor de aandelen Obragas. Uit uw woorden begrijp ik dat dat niet gevreesd behoeft te worden. De VOORZITTER: Inderdaad. Er is in de transactie rekening mee gehouden dat zou kunnen gebeuren waar nu overeenstemming over bereikt is. Dat heeft geen opbrengstconsequenties. Het lid WIJNEN (SDH): Mijnheer de voorzitter! Afgelopen donderdag heb ik in de gezamenlijke commissievergadering namens onze fractie een betoog gehouden. Daarbij heb ik aangegeven dat er diverse redenen zijn waarom wij instemmen met de voorgestelde verkoop van de aandelen Obragas. Daar is sindsdien niets aan veranderd. Kortom, wij blijven bij hetgeen wij toen meegedeeld hebben en bij de complimenten voor degenen die meegewerkt hebben aan de totstand- koming van de transactie. Het licht was, wat ons betreft, afgelopen donderdag groen en het blijft vanavond groen. -20- 3 april 2001. Het lid FERWERDA (D66): Mijnheer de voorzitter! Gegeven de ontwikkelingen in het kader van globalisering en internationalisering, is de voorgestelde verkoop onvermijdelijk. Wanneer men die als een gegeven ziet, moet men Helmond (en andere partijen) feliciteren met de prijs die de aandelenverkoop oplevert. Verder heb ik vertrouwen in het feit dat er een poortwachter is aangesteld die moet waken over de consumentenprijs. Overigens voeg ik daar direct aan toe dat privatisering niet altijd leidt tot gunstige resultaten voor de consument. Het lid SMITS (HB): Voorzitter! Wij zitten bijna weer in de discussie van de commissie- vergadering van vorige week. Onze fractie heeft toen ingestemd met de verdere afhandeling van het traject van de verkoop van de aandelen Obragas. Daarbij hebben wij gezegd dat wij de zorgen delen die de SP-fractie daarover heeft. Vorige week wisten wij nog niet dat er in de Tweede Kamer een akkoord zou worden bereikt over de privatisering. Maar inmiddels heb ik van diverse fracties gehoord wat het resultaat daarvan is. Verder heb ik van u gehoord, voorzitter, dat het in de Tweede Kamer bereikte akkoord geen consequenties heeft voor de voorgestelde verkoop. Waar wij nu nog in geïnteresseerd zijn - en wat dit betreft, dank ik de PvdA-fractie voor haar spit- en onderzoekswerk - is de positie van het personeel. Wij wachten graag de antwoorden van het college af op de vragen die de PvdA-fractie daarover heeft gesteld. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Mijnheer de voorzitter! De gemeente Helmond heeft van oudsher een strategisch aandelenbelang gehad in Obragas Holding NV van een niet onaanzien- lijke 16% van het totale aantal uitstaande aandelen. De twee commissarissen die de gemeente Helmond vertegenwoordigen in de Raad van Commissarissen - u, voorzitter en de geachte afgevaardigde de heer Tielemans - dienen zich te realiseren dat zij de belangen van de Helmondse burger moeten dienen, omdat de gemeente destijds ervoor gekozen heeft een belang in Obragas te nemen juist om de belangen van die Helmondse burger veilig te stellen. De HSP-fractie vreest dat de belangen tussen de gemeente als aandeelhouder en de Helmondse burger na verkoop van het Obragas-aandelenpakket zich niet parallel zullen ontwikkelen. Enige uitleg is hier op z'n plaats. Wat zijn de consequenties voor Obragas en haar aandeelhouders? Obragas verdient in de huidige situatie aan de in- en verkoop van gas. In de toekomst zal deze marge onder druk komen staan als de huidige grote klanten van Obragas het gas rechtstreeks bij de gasleveranciers, buiten Obragas om, in kunnen kopen. Wel blijft het zo dat concurrerende nutsbedrijven die in het verzorgingsgebied van Obragas gas aan klanten willen leveren, een bedrag aan Obragas moeten betalen om gebruik te maken van het Obragas-gasleidingennet. Deze marges blijven voor Obragas bestaan. Per saldo zullen de marges voor Obragas als zelfstandig bedrijf dus dalen, terwijl bij een overname door RWE deze margedruk in mindere mate aanwezig zal zijn. Voor Obragas als bedrijf op zich is overname dus een goede keuze. Voor de gemeente als aandeelhouder waarschijnlijk ook, gezien het goede bod. Wat zijn de consequenties voor de burger? Om de belangrijkste gevolgen in kaart te brengen, kunnen wij ons het beste even verplaatsen in de overnemende partij, het Duitse RWE dus. Een bedrijf heeft in het algemeen twee manieren om meer winst voor zijn aandeelhouders te genereren. Allereerst kan het bedrijf trachten de omzet te verhogen, waarbij de operationele winstmarges constant blijven. De winst zal dan recht evenredig met de omzet toenemen. Voor RWE, een vertegenwoordiger van de oude economie, is dit echter niet de weg, omdat de omzet- stijging hooguit enkele procenten op jaarbasis zal bedragen. Een bedrijf als RWE zal trachten vooral de operationele winstmarge te vergroten. Dit betekent domweg dat meer en meer kosten naar derden doorgerekend zullen gaan worden. Deze derden zijn in ons geval met name de Helmondse burgers. RWE zal trachten haar investering in Obragas zo snel mogelijk terug te verdienen voor de eigen aandeelhouders. Dit zou RWE bijvoorbeeld kunnen gaan doen door een hogere opslag te vragen aan haar klanten voor het gebruik van het gasleidingennet dan dat er nu door Obragas aan die klanten gevraagd wordt. U zult zeggen: Ja, maar de vrije marktwerking stelt de Helmondse burger in staat ook ergens anders zijn/haar gas in kopen. Ja, dat is zo, maar "ergens anders" vertaalt zich in deze zich zo snel privatiserende wereld in een ander beursgenoteerd nutsbedrijf, dat ook zijn investeringen voor zijn aandeelhouders zo snel mogelijk zal proberen terug te verdienen. De toezichthouder (DTe) staat machteloos in zo'n scenario. Eventueel ingrijpen door de toezichthouder zal pas plaatsvinden lang nadat de gasprijs al flink opgelopen is. Voor de burgers kleven er dus aanzienlij- ke onzekerheden aan privatisering met betrekking tot de gasprijs. -21- 3 april 2001. Concluderend verwacht de HSP-fractie dat een overname van Obragas Holding door RWE voor Obragas als bedrijf op zich de beste keuze is. Of de burgers uiteindelijk van privatisering van de gasmarkt beter worden, is voor de HSP-fractie niet direct duidelijk. Mede gezien de toezeggin- gen die Obragas op zak heeft met betrekking tot het behoud van de werkgelegenheid - in dezen vertrouwen wij volledig op het woord zoals de heer Vlugt, directeur van Obragas, dat verleden week gegeven heeft in de commissie - willen wij per saldo toch instemmen met de verkoop van het gemeentelijk aandelenbelang in Obragas. Tot slot heb ik nog de volgende vraag. Hoe zit het straks, als RWE de zaak volledig in handen heeft, met mensen die met betrekking tot de gasrekening in betalingsmoeilijkheden komen? Hoe wordt de zaak dan door RWE afgewikkeld? De betalingsproblemen die zich nu voordoen, worden steeds in goed overleg tussen de gemeente, Obragas en de klant geregeld. Wij willen graag weten hoe het college hierover denkt wat de toekomst betreft. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Er is al een heleboel gezegd over het verkopen van de aandelen Obragas. Dat is natuurlijk geen Vlugtje geweest! Voor zover wij dat in de commissie hebben kunnen beoordelen, is er een uiterst zorgvuldige procedure geweest voor deze verkoop. Wij complimenteren het college daarmee. Misschien is de aandelenverkoop wel een Vlugtweg, maar dat zal de toekomst moeten uitwijzen. Na de uitleg van de heer Vlugt hebben wij het gevoel gekregen een goede zaak te doen op dit moment. Wij hebben bij de behandeling in de commissie gesteld dat een groot aantal, wellicht verschil- lende, belangen spelen: -Het bedrijfsbelang, dat gebaat is bij schaalvergroting. Dat is duidelijk. - Het belang van de aandeelhouders, in dit geval de gemeentes, die overigens wel allemaal mee moeten doen. Ons werd verzekerd dat zulks het geval is. De aandeelhouders hebben belang bij een zo hoog mogelijke prijs. Ons werd medegedeeld dat die prijs zo hoog mogelijk is. Dus wat is er uit hoofde daarvan op tegen? - Het belang van de werknemers, die volgens de mededelingen van de directie en de commissaris- sen geen enkel gevaar lopen. De heer Van der Zanden heeft extra garanties gevraagd op dit gebied. Ik ben benieuwd naar de antwoorden die dat oplevert. - Vervolgens de belangen van de gebruikers. Daar staan wij wat langer bij stil. In hoeverre kan straks de Gasunie monopolistische afspraken gaan maken? En welke prijs kan te zijner tijd worden gevraagd voor het leidingennet? Duidelijk is dat de industrie of, zo men wil, het bedrijfsleven zich sneller kan organiseren om gebruik te kunnen maken van de liberalisatie van de gasprijzen dan een normale burger dat kan. Misschien zal dat best gebeuren door gebrui- kersverenigingen, zoals woningbouwverenigingen, maar voor een individuele consument is dat vaak wat moeilijker. Misschien ligt daar een dankbare taak voor de gemeente. In dit kader sluit ik een beetje aan bij datgene wat de heer Verbakel heeft gezegd. Maar wat er na 2004 gebeurt, is koffiedik kijken. Pas dan kan de consument daadwerkelijk iets doen. Hoe de zaken dan georgani- seerd moeten zijn, is iets waar wij nog twee, drie jaar de tijd voor hebben. Ons laatste tafelzilver wordt nu verkocht, en ik denk niet dat er nog veel extra's zijn te verwachten. Er wordt gesteld dat er met betrekking tot de besteding van de opbrengst van de aandelenverkoop voorstellen komen bij de voorjaarsnota. Zoals wij eerder al hebben gesteld, zijn wij bevreesd dat er straks ineens een aantal voorstellen komen. Wij hebben in de commissie gevraagd of het niet mogelijk is om daar van tevoren over te praten. In dat opzicht ben ik blij met de suggestie die de heer Dams heeft gedaan. Hij heeft gezegd: Zet de opbrengst weg en gebruik de extra rente-inkomsten voor incidentele verhogingen van de post onvoorzien, zodat in de loop van de tijd altijd beslist kan worden wat er met het geld moet gebeuren. Ik zou mij daarin kunnen vinden. Als de middelen bij de voorjaarsnota geheel of gedeeltelijk worden ingezet, dan zijn wij - daar wil ik heel duidelijk in zijn - daar faliekant tegen. Extra inkomsten zijn er niet om de gaten in bestedingspatronen te vullen, want dat kan maar één keer en dan kom je jezelf in de toekomst steeds weer tegen. Als ik vroeger in de vorm van een tantième een extra uitkering met Kerstmis kreeg, dan was dat niet iets dat ik nodig had om mijn dagelijks brood te kopen. Nee, dat was iets om leuke dingen mee te doen en om eemnalig te besteden. Daar moet je met z'n allen over kunnen discussiëren. Wat dit betreft, volg ik de suggestie van de heer Dams volledig. Het lid BETI4LEHEM (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Allereerst spreek ik mijn dank uit over de complimenten die de diverse fracties hebben gegeven voor het afwikkelen van de transactie. Dat is een belangrijk proces geweest. Het resultaat daarvan is, zoals door sommigen -22- 3 april 2001. werd aangegeven, niet voor iedereen even duidelijk. Daarom stel ik (nogmaals) dat het nu gaat om de vervreemding van aandelen van een bedrijf. Als reactie op de onrust die er was bij de PvdA-fractie (maar ook bij de andere fracties) over de vraag wat er gaat gebeuren met het personeel van Obragas, meld ik dat die vraag in principe niet aan de orde is. Onrust rondom de personele positie is eventueel pas aan de orde op het moment dat de nieuwe eigenaar van plan is om dingen met het bedrijf te gaan doen die anders zijn dan op dit moment het geval is. De diverse sprekers hebben zojuist veel dingen gezegd die niet direct een reactie vragen van de kant van het college. Ook de bijdrage van de PvdA-ftactie, met name de onderbouwing van het onderzoek rondom de personele situatie in de toekomst, spreekt eigenlijk voor zich. Ik zeg toe - maar dat heb ik gisteravond ook in de PvdA-ftactie toegezegd - dat er voor het personeel van Obragas weinig negatieve consequenties verbonden zijn aan de aandelenverkoop. Sterker nog: dit bedrijf staat bekend om zijn zeer efficiënte bedrijfsvoering. Het lijkt ons sterk wanneer dat niet ten voorbeeld gesteld wordt aan de andere bedrijven. Wat dit betreft, hebben wij niet de zorg die de PvdA-fractie verwoord heeft. Overigens heeft die fractie die zorg nu gelukkig ook niet meer, nadat ze nog even inzage gehad heeft in het onderliggende bedrijfsplan. Nadat de heer Dams zijn waardering over het resultaat van de voorgestelde transactie had uitgesproken, bracht hij een financiële kwestie naar voren. Wat ons betreft, mag de volledige opbrengst op een depositorekening geplaatst worden en mag de rente daarop gebruikt worden voor structurele uitgaven of uitgaven voor majeure zaken. In de commissie heb ik al aangegeven dat wij bezig zijn met een voorstel daaromtrent. Uiteraard zullen wij daarbij de suggestie van de heer Dams meenemen. Bij de voorjaarsnota zullen wij daar alvast een voorzet voor geven. Mevrouw Meinardi gaf twee redenen waarom zij niet instemt met het voorstel. Zij maakt er zich zorgen over dat de klanten mee moeten betalen aan de koopsom (ook andere sprekers hebben daaraan gerefereerd). Naar aanleiding daarvan verzeker ik nogmaals dat de burgers overal klant kunnen zijn als het gaat om de levering van gas. Wij spreken nu niet over een markt waarop de koper van Obragas de prijs in Helmond bepaalt. Nee, de burgers zullen zich vrij op de markt kunnen bewegen en zullen overal klant kunnen zijn. Dat zal uiteraard invloed hebben op de prijs, nog afgezien van het toezicht dat uitgeoefend wordt op het gebruik van het netwerk en de kosten die daaraan verbonden zi .n. Op zich gaat het dus om vrije marktwerking, maar gelet op het toezicht i is die niet zo vrij. Als reactie op de vraag die is gesteld over het netwerk, antwoord ik dat de minister zich al het recht van een aanwijzingsbevoegdheid had voorbehouden. Dit betekent dat de minister zelfs kan ingrijpen wanneer in de toekomst een eigenaar van een netwerk zich niet aan de spelregels houdt die afgesproken zijn en zoals die opgelegd zijn door het ministerie. Kortom, op dit gebied bestond er al geen vrijheid. Voorts stelde mevrouw Meinardi de vraag aan de orde wie de energievoorlichting gaat organiseren. De heer Vlugt heeft in de commissie letterlijk gezegd dat Obragas dat graag wil blijven doen in de toekomst. Dit is juist één van de punten waarvan hij zei: Mogelijk kan ons bedrijf zich op dit gebied onderscheiden van een ander bedrijf. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! Het grappige daarvan vind ik dat de heer Vlugt straks niet meer de baas is van het bedrijf. Dus dat is maar afwachten, denk ik. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Zoals ik al heb gezegd, voorzitter, verwacht ik niet dat er veel in het bedrijf en de bedrijfsvoering verandert als er een andere eigenaar komt. Het bedrijf staat te goeder naam en faam bekend, zeker door de kwaliteit en efficiency waarmee het werkt. Ik neem aan dat de heer Vlugt niet direct zal vertrekken als de aandelen van Obragas vervreemd zijn. Daarom kan ik mij niet voorstellen dat de policy van het bedrijf verandert of dat de toezegging die de heer Vlugt heeft gedaan, direct niet meer geldt. Die toezegging is dat de energievoorlichting één van de belangrijke factoren kan zijn waarop Obragas zich onderscheidt van andere bedrijven op de vrije markt. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Het is juist dit soort onzekerheden waardoor ik bedenkingen heb tegen het voorstel. De heer Bethlehem zegt dat hij zich dit of dat niet kan voorstellen, maar dan kan hij m.i. niet veel bieden aan de burgers. Onze angst heeft te maken met dit soort condities... -23- 3 april 2001. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Maar voor de heer Vlugt was het geen onzekerheid. Ik hoop dat ik nu niet meer onzekerheid heb gebracht. Ik heb gezegd dat ik mij niet kan voorstellen dat de energievoorlichting nog een onzekerheid zou kunnen zijn. Voorzitter! Zoals de heer Verbakel aangaf, spreken wij nu inderdaad over een zaak die landelijk en Europees speelt. Dat maakt de discussie ook moeilijk. De heer Verbakel heeft vooral zorgen over de consumentenbelangen. Ik begrijp uiteraard dat hij zich daar zorgen over maakt, maar wij hebben daar geen invloed op. Die invloed ligt nu eemnaal bij de Tweede Kamer. Zoals is aangegeven, zal de Tweede Kamer nog met nadere regelgeving terzake komen. Maar dat neemt niet het principe weg dat wij de aandelen van Obragas kunnen vervreemden. De heer Verbakel gaf aan dat Obragas een gemeenschapstaak had. Inderdaad, maar Obragas heeft juist aangegeven dat het die taak niet meer kan behartigen. Obragas kan het belang van de Helmondse consument niet meer behartigen, doordat er een vrije gasmarkt komt. Dan gaat de consument zich mogelijk op die markt bewegen, naar een andere leverancier. Daarom heeft het weinig zin om dan met een heel klein belang baas te blijven spelen binnen dit spel. Voorts sprak de heer Verbakel over de Californische stroomcrisis. Ik heb juist begrepen dat de Californische stroomcrisis ontstaan is door overheidsingrijpen, niet door het spel van de vrije markt. Ook heb ik begrepen dat wij in Nederland Californische toestanden voorkomen met de wijze waarop wij hier het toezicht en de prijsstelling organiseren. Verder heeft de SP-fractie haar zorg uitgesproken over de stadsverwarming (ook de PvdA- fractie deed dat). Daarover bestaat inderdaad nog wat onzekerheid. Ik heb begrepen dat de situatie van de stadsverwarming ook afhangt van de positie die de PNEM inneemt. Verder heb u, voorzitter, al antwoord gegeven op hetgeen opgemerkt is over de intrinsieke waarde van het bedrijf. Ook is al antwoord gegeven op hetgeen de D66-fractie heeft gezegd. Verder heb ik al aangegeven dat de prijsbepaling afhankelijk is van het toezicht. Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Hoewel wij in de commissie al heel uitgebreid gediscussieerd hebben over het voorstel, wil ik toch nog het volgende kwijt. In mijn ogen draait de wethouder namelijk een aantal zaken om. Ik ga nu niet opnieuw in op al die zaken. Wel wil ik de wethouder voorhouden dat de energiesector in Nederland het onder het regime van overheids- nutsbedrijven zeer ver geschopt heeft. De sector stond als nutstaak c.q. als kerntaak van de overheid zeer hoog aangeschreven qua betrouwbaarheid en kwaliteit. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Hetgeen de heer Smits vroeg, is al beantwoord. Dat geldt met name voor wat hij vroeg over het personeel; dat heb ik beantwoord in mijn verhaal voor de PvdA-fractie. De heer Van Mullekom sprak met name over het belang dat de burgers hebben bij privatisering op het gebied van de gasdistributie. Ik heb al gezegd dat dat belang in principe niet meer goed kan worden behartigd door Helmond en Obragas c.q. de commissarissen. Vandaar het voorstel. De heer Praasterink heeft gelijk met zijn opmerking dat de toekomstige marktbewegingen niet in te schatten zijn. Dat is voor een gedeelte inderdaad koffiedik kijken, want wij kunnen vooraf niet zien wat de markt gaat doen. Wij verwachten echter dat de combinatie van toezicht en vrije markt zal leiden tot een prijsstabiliserende werking. Anderzijds heeft men uit het verhaal van de heer Vlugt kunnen begrijpen dat overheidsbezit niet altijd een garantie is voor de laagste gas- prijzen. Verder sprak de heer Praasterink over de inzet van de opbrengst van de aandelenverkoop. Ook hem kan ik het antwoord geven dat wij daarop terugkomen bij de raad bij de behandeling van de voorjaarsnota. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! Ik zou in de eerste termijn graag nog antwoord krijgen op hetgeen ik heb gezegd over de verkoop van het gasbedrijf in Haarlemmer- meer. Daar is gekozen voor een Supervisory Board seat vanuit de lokale overheid. In de onder- liggende stukken is er echter sprake van het benoemen van een lokale commissaris. Ik heb gevraagd of het college al een mening heeft over dit onderwerp. Verder is zojuist gesproken over het ontstaan van zogenaamde Californische toestanden. Dit is het doembeeld dat ook bij de PvdA-fractie in de Tweede Kamer bestond. Een onderdeel van de deal die nu gesloten is met de andere coalitiepartijen (VVD en D66), is dat de minister van economische zaken de bevoegdheid krijgt om een netwerkbeheerder á la minute te vervangen. -24- 3 april 2001. De VOORZITTER: Dames en heren! Ook ik wil graag een paar opmerkingen maken met betrekking tot het voorstel. Daarbij zal ik de vragen meenemen die de heer Van der Zanden zojuist stelde. Ik ga nog verder terug in de geschiedenis dan de heer Van Heugten deed. Aanvankelijk waren wij als aandeelhoudende gemeente er helemaal niet zo happig op om de aandelen van Obragas te verkopen. Obragas heeft een omvang die op de geliberaliseerd markt geen maat meer is, want het bedrijf is veel te klein. Daarom hebben wij eerst getracht strategische partners te vinden voor fusies dan wel vergaande samenwerking. Dat hebben wij geprobeerd met het Eindhovense energiebedrijf NRE en dat hebben wij geprobeerd met Intergas. Maar beide acties zijn gesneuveld op grond van het feit dat ook zij gekozen hebben voor verkoop aan grotere partners. Op dat moment stond Obragas alleen wat de eerste voorkeur betreft. Dan moet je een andere strategische keuze maken, wil je niet uit de markt weggedrukt worden. Het is duidelijk dat wij op termijn - in een geliberaliseerde markt waar de klanten weg kunnen lopen op grond van concurrerende aanbiedingen - niet meer de dividenden van Obragas zouden kunnen innen die wij tot op heden ontvangen hebben. Bovendien zagen wij de dreiging van de vennootschapsbelasting op ons afkomen, die maar liefst eenderde van ons voordelig saldo zou wegkapen (met name de heer Ferwerda heeft dit naar voren gebracht). Het was in het belang van de consument, van de gebruikers in Helmond, om te zorgen voor een zodanige opbrengst van de aandelen, dat daarmee de opbrengsten veiliggesteld konden worden die wij gewend waren (de vaste dividenden en de extra dividenden). Dan behoeft er immers geen extra belasting opgelegd te worden aan de burgers om een verminderde dividenduitkering structureel te kunnen opvangen in de begroting. Vanavond is terecht gezegd dat de verkoop van de aandelen Obragas een heel zorgvuldig proces is geweest. Overigens is dat proces begeleid door uitstekende professionele instellingen, zoals ABN Amro en het bureau Holland van Gijzen. Ik wil hierbij met name Louis Detering noemen, een jurist die dit soort projecten meermalen heeft begeleid in Nederland. Wij zijn buitengewoon tevreden over het verloop van de transactie en de keuze van degene die, toevallig, ook de hoogste prijs wilde betalen. Ik merk dit laatste op, omdat heel belangrijk is geweest de vraag wie de partner zou zijn waar je het meeste vertrouwen in kunt hebben. Wie is de partner die je als businessunit zelfstan- digheid en autonomie laat behouden? En welke partner zou, juist omdat die andere strategische posities in Nederland heeft verworven, Obragas de gelegenheid geven daar een integrale eenheid van te smeden? Het ligt voor de hand dat Obragas deze taak krijgt, gelet op het feit dat in het businessplan staat: "In vieuw of the high standard of efficiency at Obragas". Ik meen dan ook dat Obragas de leidende onderneming zal worden om de integratie tot stand te brengen. Vandaar - u hebt dat ook van de heer Vlugt gehoord - dat er alle vertrouwen is dat Obragas niet alleen hier blijft, maar ook hier de centrale regie zal krijgen voor de verdere integratie van de bedrijven in Haarlemmermeer en West-Brabant. Vandaar ook dat de heer Vlugt uitsprak dat Obragas eerder behoefte zou hebben aan meer personeel dan dat het bedrijf te veel personeel zou hebben. Gevraagd is welke verdere zekerheden er zijn gegeven voor Obragas. De heer Van der Zanden gaf aan dat hij niet meer dan een inspanningsverplichting heeft aangetroffen in de stukken. Naar aanleiding daarvan wil ik hem de volgende zinsnede uit het businessplan voorhouden: "All existing arrangements with current employes" (ten aanzien van "wages and conditions" c.q de CAO) "will be honoured". Dit is iets anders dan een inspanningsverplichting, want hier staat dat ze zullen worden gehonoreerd. Die zullen worden gegarandeerd, en dat gaat duidelijk een stuk verder dan wat de heer Van der Zanden aangaf. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Dat heb ik ook gezegd, voorzitter. De VOORZITTER: Ik dacht dat u zei: Ik kom niet verder dan een inspanningsverplichting. Maar in het businessplan staat dat een en ander "will be honoured", zal worden gehonoreerd. Dat gaat toch wel iets verder, zou ik willen zeggen. Dames en heren! Ik kom nu toe aan de vraag wat WFG (c.q. RWE) van plan is ten aanzien van de lokale overheid. Ook wat dit betreft, citeer ik wat in het businessplan staat: "WFG is eager to maintain a strong relationship with local governinents in the Obragas supply area." Hiermee kom ik bij de vraag van de heer Van der Zanden of WFG van plan is om hier, net als in Haarlemmer- meer, een Supervisiory Board seat beschikbaar te stellen voor de local municipallity. Dat is -25- 3 april 2001. inderdaad het geval, zoals is opgenomen in de intenties in het businessplan. Ik meen dan ook dat wij daar alle vertrouwen in mogen hebben. Overigens is dat ook in het belang van WFG, want dat bedrijf biedt niet alleen gas aan, maar biedt ook elektriciteit en een aantal andere diensten en services aan. Daarom is het bedrijf natuurlijk alleen maar "eager" om hier zo goed mogelijke verhoudingen te krijgen, opdat het in ons gebied ook klanten vindt voor elektriciteit en de andere services. Nogmaals: ik heb er alle vertrouwen in dat dit bedrijf dan ook buitengewoon cliëntgericht zal opereren. Dan ga ik nu in op de uitkomst van het overleg tussen de regeringspartijen over de vraag hoe moet worden omgegaan met het netwerk van distributiebedrijven. Op grond van het persbericht dat ik daarover heb ontvangen, weet ik natuurlijk nog niet precies hoe dat geregeld is. Bovendien moet dat vervolmaakt worden in de Kamerdiscussie. Maar zoals ik het persbericht lees, is de uitkomst van het overleg tussen de regeringspartijen precies hetzelfde als wat al speelde tijdens de onderhandelingen die wij gevoerd hebben en waar wij al rekening mee gehouden hebben. Dat is dat de overheid een belangrijke stem in het kapittel zal houden wat het netwerk betreft. Die achter- grond heeft de prijs die RWE wil betalen, niet beïnvloed. Daarom ga ik ervan uit dat wanneer de Tweede Kamer akkoord gaat met wat ik zojuist aangaf, de transactie in stand kan blijven zoals die nu voorligt. Daarover kan ik alleen maar zeggen: Tel uw zegeningen, want dit is de hoogste prijs die tot op dit moment voor een dergelijk bedrijf betaald is. In dit verband wijs ik erop dat wij er ons weleens zorgen over hebben gemaakt of wij niet te laat waren met het in de markt zetten van Obragas. Ik herinner mij nog dat mevrouw Jurrius tijdens meerdere begrotingsbehandelingen heeft gezegd: College, pas op uw tellen, want u kunt ook te laat uw partij meeblazen op het gebied van de liberalisering. Ik meen dat wij met de prijs kunnen aantonen dat wij niet te laat en niet te vroeg zijn, maar juist op het goede moment. Tot slot dank ik mijn mede-commissaris bij Obragas, de heer Tielemans, voor de goede coöperatie die wij samen hebben gehad rond de voorgestelde transactie. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Voorzitter! Natuurlijk is de HSP-fractie het hartgrondig met het college eens dat de Helmondse burger ermee gediend is wanneer het bedrag veiliggesteld wordt dat gemoeid is met de dividenduitkering van Obragas. Maar het is ook zo dat wij als gekozen vertegenwoordigers van diezelfde Helmondse burgers moeten trachten de gasprijs nu en in de toekomst op een aanvaardbaar niveau te houden. Hiermee bedoelt de HSP-fractie rust en een stabiele aardgasprijs. Daar bestaat nu - en dat heb ik vanavond constant geproefd - eigenlijk onzekerheid over. Ook in de eerste termijn hebben wij dit duidelijk naar voren gebracht. Wat RWE aangaat, kunnen wij stellen dat wij veel en groot vertrouwen hebben in dit al zeer lang bestaand en in vele plaatsen in Duitsland en overige landen opererend beursgenoteerd bedrijf. Naar ik meen, is het bedrijf opgericht in 1882. Wanneer een bedrijf na ruim 1 15 jaar nog steeds bestaat en het marktaandeel nog steeds kan vergroten, dan moet je daar wel vertrouwen in hebben. Tot slot vraag ik of de heer Vlugt als nieuwe man (of weet ik veel wat) betrokken blijft bij RWE in dit verzorgingsgebied. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Ik schrok toen de wethouder zei dat de gemeente geen invloed heeft op de consumentenbelangen. Ik heb aangegeven dat er misschien toch organisaties mogelijk zijn, bijvoorbeeld woningbouwverenigingen, die daar iets aan kunnen doen, en dat de burgers daar gebruik van kunnen maken. Ik neem aan dat er geen contracten met de Gasunie zijn die afnameverplichtingen bevatten. Verder heb ik nog een opmerking over het extra bedrag, het geld dat niet nodig is om de huidige dividendbedragen veilig te stellen. Voor ons gevoel is dat een incidenteel bedrag, geen structureel bedrag. Anders hebben wij er nog niets aan, want dan kunnen wij het niet gebruiken. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Gelet op uw uitleg en het feit dat ik van het college niet gehoord heb dat ik een onjuiste analyse heb gemaakt met betrekking tot de personele garanties, meen ik dat zich op dit gebied weinig problemen voordoen. U citeerde zojuist met gemak uit het businessplan, voorzitter. Ik had juist getracht, gelet op het feit dat daar met grote letters "vertrouwelijk" op staat, om wat daarin staat enigszins om te bouwen en in het Nederlands te formuleren. De zinnen die u citeerde, ken ik (ik heb ze voor me). De VOORZITTER: Maar dan gaf u niet de juiste vertaling, zo moet ik constateren! -26- 3 april 2001. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Ik moest het ombouwen; dank u! Verder staan wij positief tegenover het voorstel. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Ik heb weinig toe te voegen aan de beschouwingen die in de tweede instantie zijn gehouden. Die zijn eigenlijk een bevestiging van de verhalen die in de eerste instantie naar voren gebracht zijn. De heer Praasterink heeft gelijk met hetgeen hij heeft gezegd over de consumentenbelangen. Het is inderdaad mogelijk dat er een beweging op de markt komt waarbij de consumenten de behartiging van hun belangen zelf gaan organiseren. Maar dat is afwachten. Ik heb begrepen dat de Gasunie niet meer de bepalende speler op het veld is. Voor het overige heb ik kennisgenomen van de opmerkingen die in de tweede instantie zijn gemaakt. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Voorzitter! Ik heb gevraagd of de heer Vlugt betrokken blijft bij RWE in dit verzorgingsgebied. De VOORZITTER: Ik zou nu bijna een Duitse term gebruiken, maar die klinkt in ons land nu eenmaal niet zo goed. Ik ga ervan uit dat de heer Vlugt (nu zal ik die term toch maar noemen) Führer wordt van de businessunit Nederland. Het voorstel wordt daarop in stemming gebracht en aangenomen met 30 tegen 5 stemmen. Voor stemmen de leden: Dams, Fransen, Smits, Rieter, Kuijpers (van de HSP-fractie), Van Mullekom, Kuypers (van de OH-fractie), Praasterink, Van Heugten, mevrouw Jurrius-Hak-voort, Klerkx, Mokadim, Van Rest, Roefs, Bekkers, Naoum, Van Rooij, Van der Zanden, Yeyden, mevrouw 14outhooft-Stockx, Prinsen, mevrouw Jonkers-Goedhart, Bethlehem, Hesen, Van de Ven, Tielemans, Wijnen, Henraat, Ferwerda en Damen. Tegen stemmen de leden: Meinardi, De Bruijn, Spruijt, Klaus en Verbakel. 2. Voorstel met betrekking tot de versterking van het gemeentelijk apparaat (bijlage 99). Het lid TIELEMANS (SDH): Mijnheer de voorzitter! Wij zijn al tijdens diverse begro- tingsbehandelingen ingegaan op de interne organisatie van onze gemeente, in relatie tot het ambitieniveau en in relatie tot de opschaling die geleidelijk aan heeft plaatsgehad. Daarbij zijn wij - onlangs nog, namelijk in oktober vorig jaar - tot de conclusie gekomen dat versterking van de interne organisatie een must is om adequaat de kerntaken en aanvullende taken uit te laten oefenen die de gemeente te vervullen heeft. Ook is dat een must om op de werkvloer goede werk- omstandigheden te kunnen organiseren. Tegen deze achtergrond zal het geen verbazing wekken dat wij akkoord zijn met het voorstel, zij het dat ik daar met nadruk het volgende bij zeg. De vorige keren dat wij over de versterking van het gemeentelijk apparaat gesproken hebben, hebben wij een verband gelegd tussen enerzijds de onomstreden noodzaak om de interne organisatie te versterken en anderzijds het, parallel daaraan, met vereende krachten afbouwen van het inschakelen van externe adviseurs en inhuurkrachten (waartoe de gemeente voor een belangrijk deel genoodzaakt was wegens onvoldoende organisatiesterkte). Wij zijn ons ervan bewust dat hiermee een groot bedrag gemoeid is op jaarbasis, namelijk ongeveer f 15 miljoen, maar wij zijn van mening dat het hierbij als het ware gaat om twee communicerende vaten. Met andere woorden: wij zeggen ja tegen de versterking van de interne organisatie, maar die moet gepaard gaan met een verminderde inzet van externe adviseurs en inhuurkrachten - ik kan mij voorstellen dat dit geleidelijk aan verloopt, niet abrupt - en in de budgettaire verantwoording van de versterking moeten raakvlakken gezocht worden met deze verminderde inzet. Ik zeg dit, omdat onder het hoofdje "Financiën", in de derde alinea op bladzijde 2 van de bijlage, staat: "Ons college is voornemens om u bij de Voorjaarsnota voorstellen te presenteren over de dekking van dit bedrag in relatie tot de totale financiële positie. Daarbij zullen zowel van de inkomstenzijde als vanuit besparingen aan de uitgavenzijde (o.a. besparingen op inhuur) bijdragen komen in de dekking van dit bedrag." Laat één ding duidelijk zijn: wij zijn van mening dat de dekking van dit bedrag (waarover wij te spreken komen in het kader van de voorjaarsnota) uitsluitend gezocht en gevonden moet -27- 3 april 2001. worden in besparingen aan de uitgavenkant, en dan met voorrang en bij voorkeur in het afbouwen van de inzet van externe adviseurs en inhuurkrachten. Wij willen dat ook aangetoond zien in het kader van de voorjaarsnota, vanwege de dekking, maar ook vanwege de andere redenen die ik in de discussies heb genoemd (het meest recent in oktober vorig jaar). Voor het overige zijn wij het eens met het voorstel. Vooruitlopend op de voorjaarsnota en de regeling van de dekking willen wij daaraan ons fiat geven. Dat doen wij vanuit het besef dat de urgentie onomstreden is en dat de interne organisatie hoognodig in de breedte versterkt moet worden. Het lid FERWERDA (D66): Mijnheer de voorzitter! Wat nu voor ons ligt, is eigenlijk een bijzonder voorstel. Daarmee wordt immers een voorschot genomen op de voorjaarsnota. Toen ik dat in de commissie vroeg, werd dat ook bevestigd. Daarbij werd echter niet gezegd (mijnheer Tielemans) dat de dekking uitsluitend zou kunnen worden gerealiseerd door besparingen op het inschakelen van externen. Het lid TIELEMANS (SDH): Nee. Juist daarom heb ik mijn kritische kanttekening daarbij geplaatst. Het lid FERWERDA (D66): Dat worden leuke verhandelingen bij de voorjaarsnota, voorzitter, want er is nog meer te verhapstukken. Ik ben het ermee eens dat het probleem ten aanzien van het gemeentelijk apparaat moet worden opgelost. Ik ga niet meer zaniken over de vraag of in het voorstel wel of niet de goede formatieplaatsen zijn opgenomen, want dat is iets dat het college zelf maar moet uitzoeken (dat heeft het ook gedaan). Maar als ik ook zie dat er een heel forse inspanning zal moeten worden geleverd in het kader van de onderwijshuisvesting en dat een heel veld zit te kijken wat er vrijgemaakt wordt om de knelpunten in beginsel voor een groot gedeelte op te lossen, dan krijgt het college volgens mij in Gent nog een hele puzzel op te lossen om het benodigde geld allemaal bij elkaar te krijgen. Als daarbij' oo moet wor en vo aan aan e voorwaarde die de heren Praasterink en Dams hebben genoemd, namelijk dat de Obragas-gelden daarvoor niet mogen worden gebruikt, dan verwacht ik dat het college heel lang in Gent zal blijven. Overigens hoop ik dat het hotelletje dan wat goedkoper is en dat het college wat korting krijgt, want anders wordt het een heel dure operatie! De VOORZITTER: Wij hebben daar de Obragas-gelden voor nodig,'denk ik! Het lid FERWERDA (D66): Exact; ik wens u daar veel succes mee, voorzitter. Ik ga akkoord met het voorstel. Ik zal mij echter bekocht voelen als er op andere vraag- punten van beleid niet grote vorderingen kunnen worden gemaakt bij de voorjaarsnota. Het lid FRANSEN (VVD): Mijnheer de voorzitter! In aansluiting op de discussie die wij in de commissie al uitgebreid gevoerd hebben, merk ik het volgende op over het voorstel. In de commissie heb ik namens onze fractie gezegd dat wij de noodzaak van de personeelsuitbreidingen erkennen, onderkennen en goed gemotiveerd vinden. Die uitbreidingen zijn ook een gevolg van het feit dat de raad wensen en ambities (stadsvisie, grotestedenbeleid en majeure projecten) op elkaar stapelt. Dan moet de raad zich tevens realiseren dat die wensen en ambities ook tot uitvoering gebracht moeten kunnen worden. Daarvoor zijn de personeelsuitbreidingen noodzakelijk. Ook wij realiseren ons dat het college met het voorstel een voorschot neemt op de dekking. In de comnijssie heb ik gezegd: Een dekking van f 2,8 miljoen structureel inpassen in de begroting zal geen kleinigheid zijn. Zojuist hebben de heren Tielemans en Ferwerda dat nog eens te berde gebracht. Ik wil op dit moment echter niet zover gaan als de heer Tielemans deed door precies aan te geven waar de dekking gevonden moet worden. Voor de VVD-fractie is belangrijk dat er een deugdelijke dekking komt die structureel van aard is en dat de dekking niet met incidentele middelen plaatsvindt. Verder spreken wij het vertrouwen uit dat het college volledig de toezegging waar gaat maken om bij de voorjaarsnota voor de dekking te zorgen. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Wij zijn in de commissie uitvoerig ingegaan op wat nu voorgesteld wordt. Wij hebben zo onze bezwaren tegen dit soort dingen die ineens op ons afkomen, ook tegen een soort reorganisatie. Ik vroeg mij af of de gemeente weer meer nieuwe ambities heeft, gelet op de volgende zinsnede op bladzijde 2 van de bijlage: "De extra -28- 3 april 2001. inzet van middelen in de begroting 2001 is daarom nadrukkelijk niet in beeld voor de dekking van de formatieve uitbreiding met 16,7 FTE's die bedoeld zijn om nieuwe ambities te realiseren". Zijn er nog meer ambities? Zo ja, dan zou ik daar graag kennis van nemen. Een deel van de overbelasting die er nu is, wordt misschien veroorzaakt door personeels- verloop en andere dingen die het college zelf een beetje heeft opgeroepen. Dat laat ik echter maar ter beoordeling aan het college. Kostentechnisch komt het voorstel erop neer dat het college bij de voorjaarsnota een bedrag van f 2,8 miljoen gaat dekken. Voor ons speelt daarbij één ding: wij zijn met betrekking tot deze kwaliteitsimpuls tegen welke vorm van tariefsverhoging voor de burgers dan ook. Dat is voor ons uitgangspunt nummer één; als hieraan niet wordt voldaan, dan zullen wij alsnog tegen het verhaal stemmen. Verder kan geld maar één keer uitgegeven worden. Wanneer in dezen het geld uitgegeven wordt, dan is de gemeente dat geld structureel kwijt. Dan kom ik voor het dilemma te staan dat ook de heer Ferwerda aangaf. Hij zei namelijk: Als ik nu ja zeg tegen het voorstel, dan geef ik het college daarmee een cheque mee van f 2,8 miljoen waarmee het de zaken verder invult. Wij hebben nooit een afweging gekregen waaruit blijkt: als wij dit niet krijgen, dan kunnen wij dat niet doen. Ik heb begrepen dat geen enkele ambitie kan worden verwezenlijkt wanneer het geld niet beschik- baar komt. Er is nog een ding waar ik mee zit, namelijk de enorme bedragen die de gemeente uitgeeft aan externe advisering (ook de heer Tielemans doelde daarop). Ik ben van mening dat het college een structurele dekking moet vinden voor de ambities, want zoals het nu gaat, kan het niet doorgaan. Dat breekt natuurlijk een heleboel onrust (in de vorm van discussie etc.) in de organisa- tie; die is het college dan kwijt. Voor de financiering van het voorstel denken wij aan het afstoten van interimmanagement. Daarbij mag men ook denken aan 't Speelhuis e.d. En geen tariefsverhoging! Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! De heer Praasterink doelde zojuist op het herzien of heroverwegen van het ambitieniveau. Kan hij daar wat duidelijker over zijn? Welke ambities zou hij willen laten vallen? Het lid PRAASTERINK (OH): Die keuze is in eerste instantie niet aan mij, maar aan het college. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Nee, maar ik hoor wel graag suggesties. Het lid PRAASTERINK (OH): Je kunt gewoon stellen: Ik geef het geld uit om een bepaald ambitieniveau te realiseren. Na drie jaar is er nog niet zo heel veel gerealiseerd, dus daar kan mee begonnen worden. Je kunt echter ook zeggen dat een paar dingen achterwege gelaten moeten worden, bijvoorbeeld de plannen voor het Hatema-terrein. Die keuze wil ik nu niet maken hier. Ik ben echter van mening dat er een alternatief zou kunnen zijn, waarbij duidelijk zou zijn wat er gebeurt als iets niet gedaan wordt. Iets dat ik in dit verband wil noemen, is de Kenniswijk. De Kenniswijk is voor mij alleen nog maar een potje verf en een potje lucht. Wanneer het college daarvoor 1,5 formatieplaats wil inzetten, dan mag dat voor mij geschrapt worden. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Mijnheer de voorzitter! Anders dan bij de vorige spreker, komt het voorstel voor ons niet zomaar uit de lucht vallen. Wij hebben daar namelijk zelf bij diverse begrotingsbehandelingen om gevraagd. Bovendien was de versterking van het ambtelijk apparaat door het college aangekondigd. Wel plaatsen wij vier kanttekeningen bij het voorstel: 1 .Op de eerste plaats is dat de kanttekening dat er een nauwe relatie is met het op te stellen SMBI (Strategisch Meerjaren Beleids- en Investeringsplan), waarin naast de financiële capaciteit ook de personele capaciteit moet worden afgezet tegen de ambities. Wat dit betreft, is er nadrukkelijk een relatie tussen de versterking van de organisatie en het SMBI. 2. De tweede kanttekening die wij plaatsen, is dat een aantal functieprofielen en taakomschrij- vingen naar onze mening erg eng gedefinieerd zijn, met name erg gericht op de korte termijn. Het zou wat ons betreft meer recht doen aan het structurele karakter van de versterking om daarvoor een wat bredere formulering te kiezen, zodat ook de houdbaarheid van de diverse functies meer recht doet aan het structurele karakter. 3. De derde kanttekening die wij geplaatst hebben, betreft de functie programmamanager -29- 3 april 2001. Kenniswijk. Uiteraard zit daar het voorbehoud in van de kortetermijnontwikkeling op het gebied van de Kenniswijk. Wij hebben echter ook gezegd: Let op dat er geen overlapping is met datgene wat het projectbureau in Eindhoven al doet, opdat niet twee keer dezelfde taken worden toegewezen. Dan zou de functie van programmamanager beter ingevuld kunnen worden via de automatiseringsdesk-undige. 4. Onze vierde kanttekening gaat over de dekking. Ook wij hebben gesteld dat het in dezen van tweeën één moet zijn. Het gaat nu om de versterking van het ambtelijk apparaat. Het doel daarachter betreft het feit dat versterking nodig is vanwege het veel inhuren van externen en het incidenteel inzetten van derden. Dit moet dermate gereguleerd worden, dat de voorgestelde versterking van het apparaat daarop een duidelijk antwoord geeft. Met deze vier kanttekeningen gaan wij graag akkoord met het voorstel. Het lid YEYDEN (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Wij willen teruggaan in de tijd, namelijk het tijdstip van de invoering van de 36-urige werkweek. Daar is het namelijk allemaal mee begonnen. De invoering van de 36-urige werkweek is gewoon een bezuinigingsoperatie geweest, waarbij de gemeente (omgerekend) circa 25 formatieplaatsen heeft bezuinigd door niet op te plussen. Ook toen hebben wij onze zorg daarover uitgesproken, maar op dat moment zei het college: Dat compenseren wij wel met de automatiseringsprojecten. Welnu, wij zijn nu enkele jaren verder. Nu hebben wij iets meer ambities en er lopen wat meer projecten. Daarom is nu gezegd: Het ambtelijk apparaat heeft versterking nodig, en wel een uitbreiding met 16,7 formatieplaatsen. Dat juichen wij zeer toe. Misschien was het beter geweest wanneer deze uitbreiding enkele jaren eerder had plaatsgevonden. Misschien zou het resultaat daarvan geweest zijn dat enkele projecten versneld zouden lopen. Maar goed, beter laat dan nooit. De formatie-uitbreiding die nu voorgesteld wordt, vinden wij vanzelfsprekend. Bij de verdeling van de formatieplaatsen over de diensten is ons wel opgevallen dat geen uitbreiding plaatsvindt op het gebied van economische zaken. Het college zal daarvoor zijn redenen hebben, maar niettemin wijs ik op de huidige economische ontwikkelingen in onze regio. Ik noem in dit verband ASML, dat het op dit moment iets minder doet. Ook DAF doet het iets minder, terwijl de ontwikkeling bij Philips stagneert. Dat heeft natuurlijk ook gevolgen voor de Helmondse economie. De bedrijven in Helmond die eigenlijk toeleveranciers van de grotere bedrijven in de regio zijn, merken de ontwikkeling die zich voordoet. Ik meen dan ook dat wij moeten denken aan het geven van een kwalitatieve impuls aan economische zaken/economische aangelegenheden binnen de betrokken dienst. Op dit moment is er sprake van hoogtij; de economie vaart wel. Maar ik meen dat het keerpunt is bereikt en dat er óf een stabilisatie óf een teruggang van de economie zal optreden. Ik zou nu een heel verhaal kunnen vertellen over de economie, maar mijn boodschap is dat ook eens gekeken moet worden naar economische zaken. Er moet goed worden overwogen of op dat gebied niet een formatieplaats op niveau vrijgemaakt moet worden. De kosten die uit het voorstel voortvloeien, zullen o.i. gedekt moeten worden uit de gelden die nu gebruikt worden voor het inhuren van derden, want al die "ad interims" kosten tamelijk veel geld. Afgelopen jaar zijn ongeveer 50 vacatures niet ingevuld. Wanneer ik bereken welk bedrag daarmee gemoeid is (op basis van f 75.000,-- per vacature), dan kom ik tot de conclusie dat er op dit moment een budget zou moeten zijn van f 3 miljoen, alleen al op basis van niet vervulde vacatures. Gelet daarop, maak ik mij in eerste instantie niet zoveel zorgen over het budget. Mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! Al in de aanloop naar de voorjaarsnota 2000 heeft de fractie van GroenLinks haar zorgen geuit over de vele ambities en projecten in verhouding tot de middelen en menskracht bij de gemeente. Wij vroegen toen al om uitbreiding van het apparaat en om verhoging van de kwaliteit. In dat opzicht kunnen wij nu tevreden zijn. Onze zorgen over de dwarsverbanden (ofwel de samenhang tussen de diverse sectoren) die al wel op papier staan maar in de praktijk nog steeds niet blijken te werken, zijn nog aanwezig. Wij hopen dat er van de nieuwe groep medewerkers een stimulans zal uitgaan voor een efficiënte en praktische steun bij de reorganisatie. Het lid VAN MULLEKOM (HSP): Mijnheer de voorzitter! De HSP-fractie is het helemaal eens met de zienswijze die de heer Yeyden zojuist heeft verwoord op het punt van de economie. Reeds helemaal aan het begin van deze zittingsperiode heb ik gewaarschuwd dat de economie zou gaan stagneren. Dat wordt nu duidelijk bewaarheid. (Overigens vraag ik mij af, voorzitter, waarom -30- 3 april 2001. men daarover nu begint te hakketakken, links en rechts. Maar ik zal mij daar niet aan storen en zal doorgaan met mijn verhaal. Overigens merk ik wel op dat wanneer iemand om een ander lacht of iets dergelijks, die daarmee zichzelf diskwalificeert.) In de praktijk zie je vaak dat wanneer de economie stagneert, gekwalificeerde mensen ontslagen worden. Ik ben het volledig met de heer Yeyden eens dat dit dan juist niet moet gebeuren. Nee, in een stagnerende economie moet je juist de top versterken. Dat wil zeggen: nog meer daadkracht in de top aanbrengen om het verlies aan economische welvaart op te vangen. Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Het is duidelijk dat het voorstel tot versterking van het gemeentelijk apparaat hard nodig is. In grote lijnen is iedereen het daar m.i. ook mee eens, zij het dat hier en daar nog enkele punten zijn aangegrepen. De heer Tielemans zei dat versterking van de interne organisatie een must is om goede werkomstandigheden te garanderen. Zoals hij aangaf, is het inderdaad nodig om het inschakelen van externe adviseurs en inhuurkrachten af te bouwen. Dat is ook het uitgangspunt van het college. Het is echter niet zoals de heer Tielemans zei, namelijk dat dat direct besparingen oplevert. Die besparingen kunnen niet vooraf begroot en ingeboek-t worden. Wij komen daar in de voorjaarsnota op terug. Nogmaals: vooraf kunnen wij de besparingen op het inhuren van mensen niet inboeken, want die besparingen zijn er in het begin nog niet. Het programmamanagement Binnenstad-Oost is bijvoorbeeld een blijvende uitgavenpost. Dat geldt ook voor het bureau Van Riek voor de centrumplannen. Kortom, bij de voorjaarsnota zal niet direct blijken dat verlichting mogelijk is van dit soort uitgaven. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Ik begrijp dat het bedrag van f 15 miljoen dat grosso modo gemoeid is met het inschakelen van externe adviseurs en inhuurkrachten, uiteenvalt in uitgaven voor enerzijds doorlopende verplichtingen waar de gemeente op dit moment niet onderuit kan, en anderzijds zaken en contracten die zo flexibel zijn dat ze wel tijdig en adequaat kunnen worden beëindigd. Ik begrijp dan ook de opmerking die de wethouder zojuist maakte. Aan de andere kant wil ik echter wel degelijk - dat vind ik echt een randvoorwaarde - dat het college niet alleen zijn uiterste best doet, maar ook daadwerkelijk een dekkingsplan op tafel legt waarin aangetoond wordt dat de voorgestelde beleidsintensivering gekoppeld wordt aan de gelijktijdige afbouw van de budgetten voor externe adviseurs en inhuurkrachten. Ik wil dit ook en vooral om de reden die de heer Ferwerda aangegeven heeft. Wanneer niet gebeurt wat ik heb aangegeven, dan zullen wij straks in de discussie over de voorjaarsnota tegen elkaar op botsen, zo voorspel ik. Wij weten dat er nog tal van nieuwe beleidswensen zijn, bijvoorbeeld in het kader van het onderwijs, de centrumvernieuwing en de Binnenstad-Oost, waarvoor nog additionele middelen gevonden moeten worden. Daarbij heb ik het niet over inkomstenverhogingen maar over kostenbesparingen. Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Voorzitter! Dit is uiteraard een inspanningsverplichting die wij bij de voorjaarsnota aangaan. Laat dit in ieder geval duidelijk zijn. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik wil ook uitdrukkelijk stellen dat de middelen niet via tariefsverhogingen gevonden moeten worden, noch via onzinnige afstotingen, zoals de archief- dienst. Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Dat is duidelijk, voorzitter. De heer Ferwerda is van mening dat het voorstel een voorschot is op de voorjaarsnota. Ik heb gezegd dat wij daarop terugkomen bij de voorjaarsnota. Wij beseffen voldoende dat er nog andere knelpunten zijn. Tijdens de behandeling van het voorstel inzake de verkoop van de aandelen Obragas hebben de heren Dams en Praasterink een conditie gesteld ten aanzien van de besteding van de opbrengst. Ook daar zullen wij rekening mee moeten houden. Het lid DAMS (VVD): Een suggestie gedaan. Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Een suggestie; dank u wel. Het lid PRAASTERINK (OH): Misschien gaan wij iets te vlug! -31- 3 april 2001. Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Een suggestie, voorzitter. De heer Fransen had het over het stapelen van ambities. Daarbij gaf hij aan dat het noodzakelijk is dat daarvoor een deugdelijke structurele dekking komt. Naar aanleiding van een zin in de bijlage vroeg de heer Praasterink of er nog meer nieuwe ambities zijn. Welnu, het bedrag van f 1 miljoen in de begroting 2001 is bestemd voor het bestaande beleid. Misschien staat dit een beetje onduidelijk in de door de heer Praasterink geciteerde zin, maar elders staat dat het geld bestemd is voor het bestaande beleid. Ook maakt de heer Praasterink zich zorgen over de dekking van hetgeen wij voorgesteld hebben. Zoals ik zei, komen wij daarop terug bij de voorjaarsnota. Verder is zojuist de economische sector speciaal genoemd. De economische sector en functie zijn van levensbelang voor de ontwikkeling van de stad; daar zijn wij het volkomen mee eens. Ook de sociaal-maatschappelijke voorzieningenstructuur en het wegwerken van achterstanden leunen op de stedelijke economie. Gemeenten kunnen een bijdrage leveren aan het stimuleren van de stedelijke economie door een actief economisch beleid te voeren. Daar komt nog bij dat de reikwijdte van het economisch beleid en daarmee de samenhang met andere beleidsterreinen toenemen. Het wordt van steeds groter belang een duidelijke positie in te nemen in de netwerkeco- nomie. Juist onze economische sector heeft goede resultaten bereikt, zoals ook blijkt uit objectieve vergelijkingen met andere steden. Ik wens dit even gezegd te hebben om aan te geven dat het feit dat de afdeling economische zaken niet op het uitbreidingslijstje staat, absoluut niet mag worden uitgelegd als een onderwaardering van het belang of de verdiensten van de economische sector. Het is geen waarderingslijstje, maar een urgentielijstje voor de bestaande programma's en de projecten die uitvoerende capaciteit missen. Anders gezegd: het lijstje is niet opgesteld vanuit de vraag in welke sectoren behoefte bestaat aan meer hoofden om nieuwe programma's en projecten te initiëren, maar in welke sectoren behoefte bestaat om handen en voeten aan de lopende zaken te geven en marktinitiatieven tot realisatie te brengen. Het gaat dan met name ook om langlopende programma's. Een en ander neemt niet weg dat onze economische sector thans wordt geconfron- teerd met het verschijnsel dat er om uiteenlopende redenen enkele bestaande formatieplaatsen niet bezet zijn. Op korte termijn zullen deze plekken weer hoogwaardig kwalitatief ingevuld moeten zijn. Daarnaar gaat onze aandacht dan ook uit. De heer Van Heugten stelde het SMBI aan de orde. Ook dat wordt bij de voorjaarsnota in behandeling genomen. Verder kan ik melden dat de functieomschrijvingen zoals die nu verwoord zijn, flexibel worden opgenomen. Dat kan ik in ieder geval toezeggen. Verder herhaal ik voor de heer Van Heugten dat wij bij de voorjaarsnota terugkomen op de dekking van het voorstel. De heer Van Mullekom zei dat hij meer daadkracht in de top wil. Ik meen dat duidelijk blijkt dat ook het college dat graag wil. Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Uit het antwoord van de wethouder begrijp ik dat het waarschijnlijk niet mogelijk is om alle nu reeds door de raad aangegeven randvoorwaarden te realiseren. Ik wens het college veel sterkte toe! Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Dank u wel. Het lid TIELEMANS (SDH): Mijnheer de voorzitter! Ik ga niet mee met deze conclusie van de heer Ferwerda. Met betrekking tot de aangegeven randvoorwaarden ga ik ervan uit dat het niet bij een inspanningsverplichting van het college blijft, maar dat het om een resultaatverplichting gaat. Dat wil zeggen dat het college voor de financiering van de formatie-uitbreiding wel degelijk, aantoonbaar en substantieel dekking zoekt in het afbouwen van het inhuren van externe adviseurs en inhuurkrachten. Ik constateer dat wij een probleem hebben met elkaar wanneer dat niet het geval mocht zijn in de raadsvergadering waarin de voorjaarsnota wordt behandeld. Wij zeggen ja tegen het voorstel op basis van het vertrouwen dat wij hebben in de afhandeling die ik geschetst heb. Het lid PRAASTERINK (OH): Voorzitter! Ik sluit mij volledig aan bij deze woorden van de heer Tielemans. Ook met ons krijgt het college een probleem als het met een andere dekkingsvorm komt. Het lid FRANSEN (VVD): Voorzitter! Het gaat mij iets te ver om nu, zonder kennis te -32- 3 april 2001. hebben van informatie over hetgeen er in de begroting vrij kan vallen aan ramingen voor het inhuren van externen en deskundigheid, vast te leggen dat de dekking van de formatie-uitbreiding daaruit moet komen. Immers, wat niet aanwezig is, kun je ook niet uit de begroting halen. Dat die maximale inspanningsverplichting er ligt, is duidelijk. Ook meen ik dat het voor het college het gemakkelijkst is om de dekking te halen uit de ramingen voor het inhuren van externen en deskundigheid, temninste wanneer die dekking daar aanwezig is. Ik meen echter dat wij het college daar niet op behoeven te attenderen. Maar nogmaals, wat er niet is, kan er niet uitgehaald worden. Dat neemt echter niet weg dat het college straks wel met een degelijk verhaal moet komen. Het lid PRAASTERINK (OH): Maar als ik iedere dag kaviaar wil eten terwijl ik het inkomen daarvoor niet heb, dan vind ik het moeilijk om naar mijn baas te gaan en te zeggen dat ik een loonsverhoging wil hebben omdat ik kaviaar wil eten. Zo werkt het systeem natuurlijk niet. Het lid FRANSEN (VVD): Als het zo simpel zou zijn, dan had het college nu wel meteen het voorstel gedaan om de dekking te halen uit de ramingen voor het inhuren van derden. Maar ik denk dat het niet zo simpel is. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Mijnheer de voorzitter! Ik ben benieuwd (daarom stelde ik mijn vraag daarover) naar de koppeling tussen de mensen die nu aangenomen worden en de verwachte invloed daarvan op de nieuwe structuur en, liever nog, cultuur na de reorganisatie. Misschien kan het college daar nog iets over zeggen. Het lid YEYDEN (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Wij gaan uiteraard akkoord met het voorstel. Wel willen wij het onderwerp economische zaken bespreken in de toekomst (misschien bij de voorjaarsnota etc.). Wij vinden dit onderwerp namelijk een aandachtspunt. Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Wat de heer Yeyden nu vraagt, kan. Wij kunnen de koppeling met economische zaken eventueel bespreken bij de voorjaarsnota. Tegen mevrouw Meinardi zeg ik dat er geen koppeling is tussen de mensen die nu aangenomen worden en de invloed daarvan op de nieuwe structuur van de organisatie. De extra formatieplaatsen zijn speciaal bedoeld voor de realisering van de speerpunten van het beleid zoals die zijn vastgesteld door de raad, bijvoorbeeld de Binnenstad-Oost en het centrum. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Juist daar wordt toch steeds geroepen om meer samenhang en integratie? Daarom kan ik mij voorstellen dat de nieuwe formatieplaatsen en de nieuwe structuur heel erg in elkaar grijpen. De loskoppeling van deze zaken begrijp ik niet goed. Maar goed, misschien kom ik daar nog achter. Het lid mevrouw HOUTI4OOFT-STOCKX (wethouder): Voorzitter! Ik meen dat de heer Fransen heel duidelijk verwoord heeft met welke problematiek het college straks moet worstelen in Gent als het gaat om het duidelijk maken van het financiële verhaal. Het verminderen van het inhuren van krachten kan niet direct vertaald worden in een financieel verhaal. Wij nemen echter de grootst mogelijke inspanningsverplichting op ons om dit bij de voorjaarsnota duidelijk te maken. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik meen dat u allen in de gaten hebt dat wij een zware klus krijgen aan het opstellen van de voorjaarsnota. Dat het een zware klus is, wil ik niet verhelen. Ik loop al enige jaren mee; als ik zie hoe op dit moment de wensen zich verhouden tot de mogelijkheden en achterstanden die op bepaalde terreinen ingelopen moeten worden, dan denk ik dat wij voor een hell of a job staan. Maar goed, dit college is heel wat mans! En wij zullen ons best doen. Tegen de heer Tielemans zeg ik dat de bedoeling van het uitbreiden van het personeel is dat er minder externen ingehuurd behoeven te worden. Maar ook hier gaan m.i. de kosten uit voor de baat. Wij zullen eerst de mensen moeten hebben voordat wij het inhuren van externen kunnen afbouwen. Wat wel zou kunnen ije moet je intenties duidelijk maken), is dat tegenover de werving van personeel gezet wordt wat de bezuiniging moet zijn op het moment dat de mensen binnen- gehaald worden. Dan kun je een en ander spiegelen aan elkaar, zodat je ziet: als je dit soort bemanning binnenhaalt, moet het dat kunnen opleveren. Dat inzicht moeten wij m.i. kunnen geven, -33- 3 april 2001. maar de realisering daarvan hangt af van wat de heer Fransen aangaf, namelijk dat iets er eerst moet zijn voordat je het kunt binnenhalen. Ik denk dat het zo zal zijn, anders komen wij bij de behandeling van de voorjaarsnota niet veel verder. Het lid PRAASTERINK (OH): Voorzitter! Ik meen dat het college het onheil een beetje over zichzelf heeft afgeroepen middels een stukje reorganisatie. Iedere reorganisatie kost tijd, werkkracht, inspanningen, drop-outs en de hele santenkraam. Als je twee of drie dingen tegelijk doet, dan krijg je overbelasting van de mensen. Dan lopen mensen weg en krijg je te maken met vacatures en werkdruk. Ik meen dat het college dat zelf over zich heeft afgeroepen. De VOORZITTER: De reorganisatie heeft met de werkdruk niets te maken, laat mij dat vooropstellen. De reorganisatie stelt op zich weinig of niets voor. Het gaat gewoon om de andere orde en cultuur die wij willen hebben. Maar dat betekent niet zoveel aan arbeidsinspanning, dat wij daarmee het soort problemen oproepen waar het nu om gaat. Absoluut niet. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Mijn stelling was, is en blijft dat het inhuren van derden en het aanstellen van nieuw personeel als het ware twee communicerende vaten zijn. Dit betekent niet dat ik de meetlat erlangs leg en zeg: Wanneer mijnheer X of mevrouw Y wordt aangetrokken op post X of post Y, dan moet direct wanneer die functionaris in dienst treedt een externe terugtreden. Dat bedoelde ik niet te zeggen, want de uitvoering daarvan zou natuurlijk een mission impossible zijn. Het gaat erom dat ernaar gestreefd wordt dat geleidelijk (die term heb ik ook genoemd) de zaken met elkaar in balans gebracht worden, zoals ook de heer Van Heugten heeft aangegeven. Dat moet inzichtelijk gemaakt worden, zeker waar wij het hebben over een meer- jarentermijn. Dan heeft het college ons aan zijn zijde. De VOORZITTER: Dan zijn wij het eens. Het lid TIELEMANS (SDH): Nog één punt, voorzitter. Het college gaat naar Gent (ik gun het die uitstap en de exercitie daar uiteraard van harte!). Ik meen - en dat geldt ook voor de raad - dat een keer knopen moeten worden doorgehakt, na drie jaar opstapelen van wensen en zeggen: Dit willen wij, dat willen wij en dat kunnen wij niet nalaten. Wij als raad kunnen niet volstaan met te zeggen dat wij alles willen. Wij zullen ook een keer moeten stellen: Dat willen wij wel, maar als gevolg van onze politieke keuze komt dat later aan bod. Met name die discussie vind ik interessant, interessanter dan het gehakketak over een ton meer of een ton minder. De VOORZITTER: Dat is dan de tweede taak die wij hebben rond de voorjaarsnota. Er zal een scherpe prioritering moeten komen, want anders komen wij er niet uit. In dat opzicht ben ik het met de heer Tielemans eens. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 2e AANVULLINGSAGENDA. 1. Initiatiefvoorstel d.d. 29 maart 2001 van de fractie Helmondse Belan@yen met betrekking tot "Be- houd en-ronde 't Speelhuis". Dit punt is aan het begin van de vergadering afgevoerd van de agenda. Hierna sluit de VOORZITTER, te 21.39 uur, de vergadering. Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van De raad voornoemd De voorzitter, De secretaris, |