- Bestuur
- Raadsvoorstellen RV 11 beleidsplan ABW 2001
Raadsvoorstellen RV 11 beleidsplan ABW 2001
| Documentdatum | 09-01-2001 |
|---|---|
| Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
| Documentsoort | Raadsvoorstellen |
| Samenvatting |
GEMEENTERAAD VAN HELMOND Raadsvergadering d.d.: 9 januari 2001 Bijlage nr.: 1 1 B&W d.d.: 22 december 2000 Dienstlafd.: AW/JZ Onderwerp: Beleidsplan Abw 2001 Aan de gemeenteraad, De Algemene bijstandswet voorziet in een jaarlijks gemeentelijk beleidsplan. Aan de orde is nu het Beleidsplan Abw 2001. De nadruk ligt op de beleidsvoornemens, waarvan een overzicht is opgenomen in een 'Lijst van actiepunten'. De Beleidsplannen vormen een beleidscyclus met de Beleidsverslagen die jaarlijks achteraf worden vastgesteld. Eerst worden in hoofdstuk 2 de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI) geschetst, alsook wat zij voor Helmond betekenen. Het gemeentelijke beleid komt aan de orde aan de hand van de beleidsterreinen Werk en sociale activering, Inkomensondersteuning en Handhaving. Cliëntenparticipatie en Voorlichting krijgen apart de aandacht. Hoofdstuk 3 gaat in op Werk en sociale activering. De basis voor het beleid vormt hier de 'Evaluatie Uitstroomplan ... naar een sluitende aanpak'. Het jaar 2001 staat in het teken van onder andere een reductie van het bestand met 200 cliënten, intensivering van het beleid en optimalisering van de dienstverlening. Hoofdstuk 4 betreft de inkomensondersteuning. De huidige maatregelen tegen armoede en de bevindingen van een recent onderzoek naar de armoedeproblematiek in Helmond, geven richting aan het toekomstige beleid. De ideeën hiervoor worden ter discussie gesteld in de 'Startnotitie invulling armoedebeleid'. Het gaat hier om 'maatwerk over en weer' voor wat betreft de van iemand verwachte inspanningen en de voor hem geldende voorzieningen, en om het actief individueel benaderen van mensen door huisbezoeken en spreekuren in tehuizen. Hoofdstuk 5 behandelt het gemeentelijke handhavingsbeleid, met aandacht voor het Onderzoeksplan en het Jaarplan Sociale Recherche (beiden bij het Beleidsplan gevoegd). In beide plannen wordt het bestaande beleid voortgezet en verder uitgebouwd. Het Jaarplan Sociale recherche voorziet echter ook in een herijking van werkwijze en methodieken. De stand van zaken met betrekking tot de cliëntenparticipatie komt in hoofdstuk 6 aan de orde. De startnotitie terzake heeft een aantal mogelijke vormen aangegeven. Deze zullen aan 'het veld'worden voorgelegd. Daarna kan aan de vorm waarvoor wordt gekozen concreter invulling worden gegeven. Voor wat betreft de voorlichting (hoofdstuk 7) wordt, naast algemene voorlichting middels met name bijeenkomsten en informatiemateriaal, ook ingezet op een actieve individuele benadering van mensen die (mogelijk) voor voorzieningen in aanmerking komen. Hoofdstuk 8 geeft een overzicht van de financiën. Uitgangspunt is dat de eventuele kosten die voortvloeien uit de plannen opgevangen worden binnen de hiervoor bestemde budgetten. Gemeenteraad van Helmond blz. 1 De Commissie Beleid Sociale Zaken heeft met het concept-beleidsplan ingestemd. Wij stellen u voor het Beleidsplan Abw 2001 vast te stellen conform bijgaand concept-besluit. Het advies van de commissie maatschappelijke dienstverlening en sociale zaken zal, na ontvangst, voor u ter inzage worden gelegd. Burgemeester en wethouders van Helmond, De burgemeester, Mr. W.J.B.M. van Eik. De secretaris, Mr. A.C.J.M. de Kroon. Gemeenteraad van Helmond blz. 2 BESLUIT De raad van de gemeente Helmond; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 december 2000, bijlage nr. 1 l; gelet op de bepalingen van de Gemeentewet; besluit: Het Beleidsplan Abw 2001 vast te stellen. Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 9 januari 2001, bijlage nr. 1 1 De raad voornoemd, De voorzitter, De secretaris, Gemeenteraad van Helmond blz. 1 Gemeente Helmond DIENST ALGEMEEN WELZIJN CONCEPT BELEIDSPLAN ALGEMENE BIJSTANDSWET 2001 Heimond, december 2000 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx3 HOOFDSTUK 1 INLEIDING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4 HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WERK EN INKOMEN ...........................5 DE STRUCTUUR UITVOERING WERK EN INKOMEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx5 HET FONDS VOOR WERK EN INKOMEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7 HOOFDSTUK 3 WERK EN SOCIALE ACTIVERING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE UITSTROOM xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 12 ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 13 HOOFDSTUK 4 INKOMENSONDERSTEUNING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 16 HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 16 De maatregelen na de nota 'Bouwstenen Armoedebeleid' xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 16 Het onderzoek naar de armoedeproblematiek xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19 DE STARTNOTITIE INVULLING ARMOEDEBELEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 Overwegingen op basis van de huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 De richting van het nieuwe beleid xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 Het tijdspad xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23 ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23 HOOFDSTUK 5 HANDHAVING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24 HET ONDERZOEKSPLAN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24 Huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24 Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25 Actie 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25 JAARPLAN SOCIALE RECHERCHE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25 Huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25 Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 26 Actie 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 26 HOOFDSTUK 6 CLIENTENPARTICIPATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 28 HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 28 ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx1 ......... 28 HOOFDSTUK 7 VOORLICHTING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 29 HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 29 ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 30 HOOFDSTUK 8 FINANCIëN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 31 LIJST VAN ACTIEPUNTEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 32 BIJLAGEN - Onderzoeksplan - Jaarplan Sociale Recherche Beleidsplan Abw 2001 2 SAMENVATTING Hoofdstuk 1 gaat in op opzet en indeling van het Beleidsplan. Beleidsplannen en -verslagen zullen samen een duidelijke beleidscyclus vormen. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), en geeft aan wat zij voor Helmond betekenen. Hoofdstuk 3 behandelt het uitstroombeleid. De huidige situatie komt aan de orde aan de hand van de evaluatie van het uitstroomplan Abw en de sluitende aanpak G25. De verschillende vormen van samenwerking met derden komen aan bod. De acties voor 2001 betreffen onder andere de uitstroomtaakstelling, intensivering van het beleid en optimalisering van de dienstverlening. Hoofdstuk 4 betreft de inkomensondersteuning. De huidige maatregelen in de strijd tegen armoede en de bevindingen van een recent onderzoek naar de armoedeproblematiek in Helmond, geven richting aan het toekomstige beleid. De ideeën hiervoor zijn vervat in de 'Startnotitie invulling armoedebeleid', bedoeld als discussiestuk. Het gaat hier om 'maatwerk over en weer'voor wat betreft de van iemand verwachte inspanningen en de voor hem geldende voorzieningen, en om het actief individueel benaderen van mensen door huisbezoeken en spreekuren in tehuizen. Hoofdstuk 5 behandelt het gemeentelijke handhavingsbeleid aan de hand van het Onderzoeksplan, waarmee Helmond invulling geeft aan de onderzoeksplicht ten aanzien van verstrekte gegevens en verplichtingen van -cliënten, en het Jaarplan van de Sociale Recherche. Hoofdstuk 6 gaat in op de stand van zaken met betrekking tot de cliëntenparticipatie. De Startnotitie terzake geeft een aantal mogelijke vormen aan. Eerstvolgende stap is nu om deze aan 'het veld' voor te leggen. Hoofdstuk 7 betreft de voorlichting. De algemene voorlichting in 2001 wordt geconcretiseerd voor wat betreft de bijeenkomsten en het informatiemateriaal (met name informatieffiappen en gebruiksvriendelijke formulieren). Verder wordt ingezet op individuele voorlichting: de mensen actief individueel benaderen. Hoofdstuk 8 gaat in op de financiën. De lijst van actiepunten geeft een overzicht van de in de verschillende hoofdstukken naar voren gekomen beleidsvoornemens voor 2001. Beleidsplan Abw 2001 3 HOOFDSTUK 1 INLEIDING Voor u ligt het Beleidsplan Algemene bijstandswet 2001. Opzet en indeling De in de vorige beleidsplannen ontwikkelde opzet is gehandhaafd. Eerst wordt ingegaan op de belangrijke politiek-maatschappelijke ontwikkelingen die gaande zijn op het gebied van werk en inkomen. Dit betreft de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI). Daarna komen de beleidsterreinen Werk en sociale activering, Inkomensondersteuning en Handhaving, in die volgorde, aan bod. Deze onderverdeling is logisch en duidelijk. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt staat werk meer dan ooit voorop. Degenen die (nog) niet kunnen profiteren van de toegenomen mogelijkheden verdienen goede inkomensondersteunde zorg. Rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering dienen steeds in het oog te worden gehouden. De ontwikkelingen met betrekking tot de Cliëntenparticipatie en de Voorlichting krijgen in afzonderlijke hoofdstukken de aandacht. De nadruk ligt op de beleidsvoornemens voor 2001. De huidige situatie wordt weergegeven met het oog op het formuleren van die voornemens. Artikel 1 1 8 Abw vermeldt een aantal items waaraan in het beleidsplan in eik geval aandacht dient te worden besteed. Waar van dergelijke wettelijk voorgeschreven aandachtspunten sprake is wordt dat steeds aangegeven. Beleidscyclus De Algemene bijstandswet voorziet in een Beleidsplan én een Beleidsverslag. Helmond vervatte de verslaglegging voorheen in de Dienstrapportages van de Dienst Algemeen Welzijn. Voor het eerst over het jaar 1999 is een apart Beleidsverslag opgesteld. Het Beleidsverslag over 2000 zal in het voorjaar van 2001 ter vaststelling aan de Gemeenteraad worden aangeboden. Beleidsplannen en -verslagen zullen een duidelijke beleidscyclus vormen. In de beleidsverslagen zal aandacht worden besteed aan de stand van zaken met betrekking tot de in de plannen vervatte beleidsvoornemens. Met deze bevindingen kan in volgende plannen weer rekening worden gehouden. Beleidsplan Abw 2001 4 HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WERK EN INKOMEN In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI) geschetst. Beide ontwikkelingen zijn van het grootste belang voor de organisatie, het beleid en de uitvoering van werk en inkomen. Aandacht is er ook voor de manier waarop Helmond op de ontwikkelingen inspeelt. DE STRUCTUUR UITVOERING WERK EN INKOMEN Het kabinet gaf in 1995 opdracht aan de Uitvoeringsinstellingen Sociale Zekerheid (UVI's), Arbeidsvoorziening en de gemeenten om samen te werken met als doel een klantvriendeiijke en efficiënte toeleiding naar arbeid. In 1997 werd nader bepaald dat hiertoe taken moesten worden overgeheveld naar gezamenlijke front-offices: de Centra voor Werk en Inkomen (CWI's). Het kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) van maart 1999 gaf aan dat einde 2000 alle, circa 200, CWI's operationeel moesten zijn. Er zijn echter op basis van samenwerking maar een beperkt aantal CWI's tot stand gekomen, waarvan er ook nog maar enkele goed draaien. In het Nader kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI 11) zijn daarom verdere keuzes voor de toekomstige structuur gemaakt, en is gekozen voor een centralistische aanpak van het daarmee gepaard gaande veranderingsproces. Voor de implementatie is de landelijke Veranderorganisatie Structuur Werk en Inkomen ingesteld. De toekomstige structuur voorziet in: * De Raad voor Werk en Inkomen De landelijke RWI bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gemeenten, met een onafhankelijke voorzitter die wordt benoemd door de minister van SZW. De RWI adviseert de minister van SZW op het gehele terrein van werk en inkomen, waaronder het beleidstraject, en verzorgt de subsidiëring van initiatieven op het gebied van reïntegratie. * Regionale platforms Op regionaal niveau komen er overlegplatforms waarin in eik geval een CWI, gemeenten, UWV en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers deelnemen. Zij houden zich bezig met afstemming, consultatie en advisering aangaande regionale vraagstukken, middelen en beleid. * CWI's De Veranderorganisatie is gekomen met een Spreidingsplan CWI's dat voorziet in een landelijk netwerk van 123 CWI's waarvan 24 kern-CWI's, ingaande 1 januari 2002. Het niveau van dienstverlening van de kern-CWI's en de overige, zogenaamde satelliet- CWI's, is overigens gelijk. Het verschil is slechts dat een kern-CWI een aantal facilitaire en intern-organisatorische taken voor zijn rekening neemt. De CWI's worden aangestuurd door het Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen (LIWI): een zelfstandig bestuursorgaan, met een raad van toezicht van onafhankelijke leden, en een hoofddirectie die voor de aansturing van de CWI's zorgt. Om een klantvriendelijke en efficiënte werkwijze te realiseren zal worden bevorderd dat het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (de UWV, de beoogde publieke opvolger van de 5 UVi's), de sociale dienst, maar ook uitzendbureaus, reïntegratiebedrijven en arbodiensten op de locatie van het CWI vertegenwoordigd zijn. De CWI's worden het primaire loket voor alle ~gerechtigde, bijstandsgerechtigde en niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De belangrijkste activiteiten zijn het aanbieden van publieke arbeidsbemiddeling, de inschrijving van de cliënt, het 5 Beleidsplan Abw 2001 verzamelen en toetsen van de gegevens ten behoeve van een WW- of bijstandsuitkering, en het bepalen van de kansen van de cliënt op de arbeidsmarkt. Cliënten die direct beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt (fase 1) wordt arbeidsbemiddeling aangeboden. Voor de fase 2 t/m 4 cliënten wordt een reïntegratie-advies opgesteld, waarna ze worden overgedragen aan het UWV of de gemeente voor het verzorgen van de uitkering en het in gang zetten van de reïntegratie. Het CWI neemt de adviserende en ondersteunende taken met betrekking tot arbeidsbemiddeling over van het arbeidsbureau. Met een nationale vacaturebank en sollicitantenbank verrichten de CWI's diensten voor werkzoekenden en werkgevers. Gemeentelijke taken De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Abw en de reïntegratie van bijstandsgerechtigde en niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De Helmondse situatie Helmond heeft einde 1998 een samenwerkingsovereenkomst CWI Helmond getekend met de gemeenten Asten, Someren, Gemert-Bakel, Laarbeek en Mierlo, Arbeidsvoorziening en de UVI's. Helmond is voorzitter van de Stuurgroep CWI Helmond. De gemeente Deurne -die een eigen CWI heeft geopend- is hierbij als toehoorder aangeschoven. Het Spreidingsplan CWI's van de Veranderorganisatie heeft, ten behoeve van de vraag waar CWI's gevestigd zullen worden, gekeken naar de bestaande samenwerkingsverbanden, de doelmatigheid, waarborgen voor kwaliteit (minimaal 12,6 FTE), bereikbaarheid, opportuniteit, concentratie van inwoners, economische bedrijvigheid, en bestuurlijke en organisatorische samenhang. Uitkomst is voor Zuid-Oost Brabant één kern-CWI in Eindhoven, en één satelliet-CWI in Helmond voor de regio Peelland (circa 35 FTE). Dit betekent een forse opschaling van de dienstverlening van de voormalige Arbeidsvoorziening in Peelland; de Arbeidsbureaus in Gemert-Bakel en Someren en het CWI in Deurne zullen de deuren moeten sluiten. Helmond kan op deze wijze haar centrumfunctie en leidende rol in Peelland opnieuw vorm en inhoud geven. Het is nu zaak om adequaat op deze situatie in te spelen, ondermeer door concrete stappen te zetten richting het CWI Helmond. De huidige stand van zaken is daarbij als volgt: Vestiging CWI Een voortvarende aanpak met betrekking tot een regionaal CWI in Helmond is nu geboden. In het licht hiervan wordt onderzocht hoe hieraan zo spoedig mogelijk concrete invulling kan worden gegeven. Binnen de Stuurgroep CWI Helmond bestaat inmiddels overeenstemming. Bedoeling is dat de gemeente Helmond met Arbeidsvoorziening en de UVI's nog in het voorjaar van 2001 met het CWI start, te beginnen met de intake op het CWI ingaande 1 februari 2001. De andere Peellandgemeenten kunnen hierbij dan, na een voorbereidingstraject, later aansluiten. Een plan van aanpak zal voorzien in de personele, financiële en instrumentele gevolgen van een CWI volgens het zogenaamde één-locatiemodel (eik van de partijen doet zijn eigen intake-werk onder lichte coördinatie) en in een realistische tijdsplanning. Bedrijfsverzamelgebouw De Veranderorganisatie stimuleert ook de totstandkoming van zogenaamde bedrijfsverzamelgebouwen. Dit betekent dat het CWI deel uitmaakt van een groter aanbod van dienstverlening vanuit één locatie, met als doel geïntegreerde dienstverlening aan te bieden. De gemeente is verantwoordelijk voor de mogelijke ontwikkeling van zo'n gebouw. Voor Helmond kan een bedrijfsverzamelgebouw een sterke troef betekenen in de profilering als centrumgemeente van de regio Peelland, en wellicht ook bijdragen aan het upgraden van de Binnenstad en het Stationskwartier. Voor het dienstverleningsaanbod Beleidsplan Abw 2001 6 kan bijvoorbeeld worden gedacht aan schuldhulpverlening, startersfaciliteiten en dergelijke. De mogelijkheden worden onderzocht. * Kenniscentrum Alle gemeenten in de regio Peelland onderschrijven dat gezamenlijke beleidsontwikkeling meerwaarde kan hebben. Het gaat hier niet om de besluitvorming over beleid; dat blijft een individuele verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het betekent ook niet dat alle gemeenten hetzelfde beleid gaan voeren; de gemeenten streven naar een eenduidig regionaal beleid op hoofdlijnen, maar er blijft ruimte voor lokale differentiatie en verfijning. De gemeenten hebben al een start gemaakt met beleidsmatige samenwerking met het regionaal beleidsondersteuningsteam (Bots). Vanuit de ambitie om de gezamenlijke beleidsontwikkeling een meer structureel karakter te geven is Bots belast met de voorbereidingen van een Kenniscentrum Sociale Zaken Peelland. Het voordeel van samenwerking op het terrein van beleidsontwikkeling is dat niet iedere gemeente steeds opnieuw het wiel hoeft uit te vinden. Hierdoor kan sneller op nieuwe ontwikkelingen worden ingespeeld. Bovendien kunnen gemeenten gebruik maken van elkaars ervaringen. * Regionaal platform Het Samenwerkingsplatform Regio Eindhoven (SRE) neemt op dit moment initiatieven richting een platform op de schaal van het hele SRE-gebied. Vraag is of de afstand tot de problematiek dan niet te groot zal zijn. Anderzijds is het de vraag of de omvang van de regio Peelland voldoende is om een afzonderlijk platform te rechtvaardigen. Het is zaak dat er spoedig duidelijkheid komt over de optimale situatie voor Helmond. HET FONDS VOOR WERK EN INKOMEN Bij de toenemende beleidsmatige verantwoordelijkheid van gemeenten voor de zorg voor de zwakkere groepen in de samenleving, past een groter wordende financiële verantwoordelijkheid. Het budget voor de bijzondere bijstand is al in 1991 naar de gemeenten gegaan. Voor de algemene bijstand (de uitkeringsnormen voor levensonderhoud en de gemeentelijke verhogingen en verlagingen daarvan) is nog de verhouding 90% Rijk - 1 0% gemeente. In het regeerakkoord 1998 heeft het kabinet zich uitgesproken voor de vorming van een Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), waarin de met de uitvoering van de Abw en de Wiw gemoeide gelden worden gebundeld, en vergroting van het gemeentelijke aandeel in de financiering. Als onderdeel van de vorming van het FWI geldt het Wetsvoorstel financiering Abw'- loaw en loaz, dat naar verwachting 1 januari 2001 in werking zal treden: - Gemeenten worden met ingang van het jaar 2001 voor 25% van de bijstandsuitgaven gebudgetteerd; 75% blijft nog declarabel. Dit gedurende een overgangsperiode voor drie jaar. Daarna is, afhankelijk van de bevindingen, een verdere vergroting van het gemeentelijke aandeel mogelijk. - Bedoeling is dat, na een start op basis van historische uitgaven, wordt toegegroeid naar een budgetverdeling over de gemeenten op basis van objectieve verdeelcriteria (zoals aard en samenstelling van de bevolking). - Het grotere financiële aandeel moet gemeenten prikkelen tot beperking van het bijstandsvolume en daarmee gepaard gaand financieel voordeel. Gemeenten die aan het budget tekort komen moeten bijfinancieren uit andere middelen. Gemeenten die overhouden mogen het overschot besteden aan andere voorzieningen of activiteiten, die wel een duidelijke relatie met (de uitvoering van) de Abw moeten hebben. Gevolgen voor Heimond Voor de gemeenten is het zaak dat zij tijdig zicht hebben op wat de gewijzigde financiële verhoudingen voor hen betekenen. Inmiddels is berekend dat de budgetverdeling voor Beleidsplan Abw 2001 7 Helmond niet tot tekorten zal leiden. De exacte financiële gevolgen zullen tijdig voor 1 januari 2001 aan B&W worden voorgelegd. Beleidsplan Abw 2001 8 HOOFDSTUK 3 WERK EN SOCIALE ACTIVERING Artikel 118 lid 1 aanhef en sub b Abw geeft aan dat het Beleidsplan gericht is op 'de bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening door middel van inschakeling van arbeid in dienstbetrekking'. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn legio. Als gevolg van de voortschrijdende economische groei heeft een versterkt aanbod van vacatures plaatsgevonden met als gevolg een sterk verbeterde uitstroommogelijkheid voor werkloze uitkeringsgerechtigden. Dit schept nieuwe mogelijkheden voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De kansen op »)integratie, eventueel met bijscholing en begeleiding, zijn voor deze groepen sterk verbeterd. Werd eerder slechts een beperkte groep bereikt, nu is het noodzakelijk het activeringsbeleid toe te passen op alle uitkeringsgerechtigden die (op termijn) kunnen werken. Uitgangspunt daarbij is 'iedereen binnen zijn mogelijkheden een (niet vrijblijvend) passend aanbod te doen'. Het kabinet draagt ook op het terrein van sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid de marktwerking verder uit. De uitvoerders moeten concurrerend, en meer op basis van resultaat- (in plaats van inspannings-)verplichting gaan werken. De gang naar de nieuwe uitvoeringsstructuur, met regionale samenwerking binnen CWI's, past in deze ontwikkelingen. HUIDIGE SITUATIE 1. De evaluatie van het uitstroomplan De evaluatie van het'Uitstroomplan Abw ... naar een sluitende aanpak' over de periode 1 oktober 1997 tot 1 januari 2000 is afgerond. Volumereductie Taakstelling voor Sociale Zaken was een structurele reductie van 700 uitkeringsgerechtigden in de periode 1 oktober 1997 tot 1 oktober 2000. Uit onderstaande grafiek blijkt dat de taakstelling tot 1 januari 2000 ruim gehaald werd. Er heeft een forse reductie plaats gevonden van het aantal uitkeringsgerechtigden. 3300 2 3 7 3200 3100 2 3000 - 2900 - 2800 - 2700 - 2600 - 0 '-'t566 2500 - jan- okt- jan- ju]-98 okt- dec- Jul-99 okt- jan- okt- 96 97 98 98 98 99 00 00 1-'*--doel -w-werkelijk Grafiek 1: aantallen uitkeringsgerechtigden Beleidsplan Abw 2001 9 Deze daling heeft zich in 2000 verder doorgezet maar er vinden complicaties plaats in de verdergaande uitstroom. Er wordt steeds meer doorgedrongen tot de harde kern van langdurig werklozen. In deze langdurig werklozen dient steeds meer geïnvesteerd te worden om tot uitstroom te komen. Sluitende aanpak. Werd in het Uitstroomplan nog gekozen voor een actieve benadering vanaf het moment dat de uitkering was opgestart, nu is het streven gericht op waar mogelijk instroom voorkomen en alleen dan (kortdurend) uitkering indien belemmeringen dat vereisen. Dit betreft in beginsel alle werkzoekenden, voor wie arbeidsmarktinstrumenten gericht op voorkomen instroom en realiseren uitstroom, kunnen worden ingezet. Voor wie bemiddeling naar een openstaande vacature niet mogelijk is, dient via de maatwerkmethode een passend traject te worden gevonden. Scholing en training kunnen daarvan een onderdeel zijn. Eventueel kan werkervaring en begeleiding plaatsvinden via bijvoorbeeld Helso, Kringloopwinkel, Vrijwilligerscentrale en Stichting Maatschappelijke Opvang. Middelen zoals loonkostensubsidies en kinderopvang kunnen ondersteunend werken. Uiteindelijk doel is ook hier de uitstroom naar regulier werk. Inmiddels is er een sluitende aanpak voor alle uitkeringsgerechtigden uit fase 2 en 3. Gestreefd wordt nu naar sluitende aanpak voor fase 4 uitkeringsgerechtigden. Ongeveer 70% van alle uitkeringsgerechtigden die (op termijn) inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt behoort tot fase 4. Zij behoren tot de doelgroep van het Saffierproject (zie hierna). 2. Sluitende aanpak G25 Helmond behoort tot de groep van gemeenten, de G25, die op grond van afspraken met het Ministerie van SZW vanaf maart 1999 uitvoering geven aan de sluitende aanpak. De gemeenten ontvangen een toevoeging aan het scholings- en activeringsbudget, en worden geacht daarmee nieuw beleid te ontwikkelen dat tot doel heeft dat uiteindelijk elke uitkeringsgerechtigde binnen een jaar na opname in de uitkering een aanbod krijgt voor werk of scholing. De doelgroep betreft in hoofdlijnen de werkzoekenden van 23 jaar en ouder met uitsluitend uitkering Abw, loaw of loaz, die niet eerder dan 1 januari van het betreffende jaar de uitkering ontvingen en als werkloos werkzoekende zijn ingeschreven. Voorzien wordt in een groeimodel van vi f jaar naar een werkelijk sluitende aanpak. In de praktijk wordt geconstateerd dat de strakke (beleids- en financiële) kaders in de diverse regelingen waaronder sluitende aanpak, belemmerend werken voor een goed op de individuele cliënt gericht uitstroombeleid. De interactieve vacaturebank. Door het beschikbaar stellen van settop-box (WEB-TV) en gerichte gebruikmaking van websites met vacaturebanken wordt de uitkeringsgerechtigde in staat gesteld om zelf thuis 24 uur per dag naar werk te zoeken. Door middel van e-mail wordt het zoekgedrag begeleid en gecontroleerd door de casemanager. Het doel is instroom op de arbeidsmarkt. Degene die dit niet lukt wordt aansluitend een intensief traject aangeboden. Het project heeft veel aanloopprobiemen van technische aard gekend, met als gevolg dat het project pas in mei 2000 is gestart. De oorspronkelijke start was gepland omstreeks oktober 1999. Er is gestart met 1 0 kandidaten volgens een groeimodel. Er zijn inmiddels 4 kandidaten uitgestroomd waarvoor nieuwe instroom in het project heeft plaats gevonden. Nog in 2000 zal worden beslist over al dan niet verdere voortzetting. Proiect Saffie Saffier is een in januari 1999 gestart project dat per januari 2000 is voortgezet, in samenwerking met onder andere de gemeente, hulpverleningsorganisaties, onderwijsinstellingen en Stichting Arbeidsplaatsen (STAP). Per jaar wordt voortzetting Beleidsplan Abw 2001 1 0 beoordeeld en worden de voorwaarden en condities, met een taakstelling met resuitaatverplichting, contractueel vastgelegd. Doel is een sluitende aanpak voor fase 4 cliënten door plaatsingen in een traject. In beginsel betreft dit een traject naar een reguliere baan, maar het kan -afhankelijk van de persoon- ook gaan om activering naar gesubsidieerd werk, en zinvolle dagbesteding of vrijwilligerswerk. Het uiteindelijke streven blijft daarbij de doorstroom naar een betaalde baan. Iedereen kan iets! Binnen de sluitende aanpak is in 1999 aan 12 uitkeringsgerechtigden met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt voor een jaar werk aangeboden met intensieve pedagogische begeleiding. Het aanbod wordt georganiseerd door de Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO), die zeer ruime ervaring heeft met activering van verslaafden en daklozen. SMO heeft drie werkplaatsen waar op zeer gestructureerde wijze werk wordt verricht dat past bij de persoon. In de intensieve persoonlijke begeleiding komt ook de problematiek in bredere zin aan de orde, zoals wonen en financiën. In beginsel gaat het om trajecten naar een reguliere baan, maar afhankelijk van de persoonlijke capaciteiten kan dit ook zijn naar gesubsidieerd werk, een zinvolle dagbesteding of vrijwilligerswerk. Doorstroom op termijn naar een betaalde baan blijft dan het streven. In 2000 is hier geen vervolg aan gegeven in dezelfde opzet. De bekostiging vond plaats vanuit de middelen voor de sluitende aanpak. Door de complexiteit van de kaders sluitende aanpak en het niet hebben van cliënten die aan de doelgroep binnen die kaders voldoen is dit project gestopt. Onderzocht wordt om via een andere financieringsmethode dit project voort te zetten. Startersloket. Programmapunt in het Meerjaren Ontwikkeling Programma (MOP) is het stimuleren en bevorderen van ondernemerschap. Per 1 april 2000 is tevens de regelgeving in die zin gewijzigd dat zelfstandig ondernemerschap naast in plaats van na arbeid in loondienst als uitstroommiddel wordt aangemerkt. Ondernemers zorgen voor dynamiek in de maatschappij en genereren werkgelegenheid. Voor het potentieel aan startende ondernemers is aan een structureel starterbeleid met één informatie- en ondersteuningsloket dringend behoefte. De gemeente is bezig met het ontwikkelen van een integraal starterbeleid, bestaande uit de pijlers begeleiden (waarbij onder andere Arbeidsvoorziening, STAP, Kamer van Koophandel en Fontys zijn betrokken), huisvesten en financieren. Sinds 1 november 1999 is er één ondersteunings- en begeleidingsloket voor startende ondernemers in het gebouw van Arbeidsvoorziening: het Startersloket Helmond. Het loket wordt bemand door medewerkers van de sociale dienst en arbeidsvoorziening. Eind 2000 vindt een eerste evaluatie plaats. Casemana -gement Alle case-managers van Sociale Zaken werken met een vast cliëntenbestand. De kennis van een specifieke klant is zo geconcentreerd bij één vast aanspreekpunt in de organisatie. De dienstverlening kan daarmee beter op de individuele behoeften en omstandigheden worden afgestemd. De klant heeft weer een gezicht gekregen. De case-manager is verantwoordelijk voor de uitkeringsvoorziening, en heeft inzicht in de mogelijkheden van de klant richting de arbeidsmarkt. De case-manager is daarbij verantwoordelijk (regiefunctie) voor alle handelingen van aanvraag uitkering tot realiseren uitstroom van die klant. Door middel van een kwaliteitssysteem wordt (steekproefsgewijs) achteraf de kwaliteit gemeten. Met de verkregen informatie wordt het proces en de casemanager op 'output' gestuurd. Dit concept van casemanagement wordt verder ontwikkeld. De meet- en monitorfunctie. De gemeente Helmond neemt deel aan een benchmark tussen de vijf grote Brabantse gemeenten (Eindhoven, Tilburg, Breda en Den Bosch), uitgevoerd door onderzoeksbureau Nyfer. De steden worden met elkaar vergeleken op de effectiviteit en de efficiency van het uitkerings- en uitstroombeleid. Beleidsplan Abw 2001 Het aantal blijvende additionele banen (In- en Doorstroombanen en Wiw dienstbetrekkingen) blijft enigszins steken. Met name vanuit de Wiw vindt veel doorstroom van kandidaten naar regulier werk plaats. Ook gelden voor de toelating tot de Wiw strenge toelatingscriteria. Met ingang van 2000 neemt de gemeente tevens deel aan de Benchmark Sociale Diensten die door SZW in samenwerking met onder andere Divosa is georganiseerd. Deze benchmark is meer gericht op de bedrijfsmatige processen in een sociale dienst. Doeitreffendheidsonderzoek. In maart 2000 is door het Rijksconsulentschap onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de uitstroombevordering en de sociale activering van bijstandscliënten in Helmond. Naar aanleiding hiervan is geconstateerd dat van de resultaten van het onderzoek in 1998 in de gemeente een positieve werking is uitgegaan. De ontwikkelde beleidscyclus en de werking ervan zijn goed aangevoeld en de aanbevelingen opgevolgd. Er zijn stappen ondernomen om de uitstroom en de sociale activering van het hele uitkeringsbestand naar een sluitende aanpak toe te bewegen. De gemeente is hier voor een belangrijk deel in geslaagd. Ook het thans voor het overgrote deel kunnen genereren van cijfermatige informatie is een positieve ontwikkeling in de goede richting. De voorwaarden om te komen tot een doeltreffende uitvoering zijn in de gemeente dan ook zeker aanwezig. SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE UITSTROOM Wettelijk voorgeschreven aandachtspunt in het Beleidsplan is, ingevolge artikel 1 1 8 lid 4 Abw, de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in artikel 1 1 1 voorgeschreven samenwerking ter bevordering van de inschakeling in de arbeid. Hieronder volgt een overzicht van verschillende vormen van samenwerking met derden. InkooPcontract arbeidsvoorziening Voor 2001 zijn nog geen trajecten bij Arbeidsvoorziening ingekocht op basis van het Besluit inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Door Arbeidsvoorziening worden cijfers gegenereerd als visie voor wat vermoedelijk het benodigde aantal trajecten fase 2 en 3 voor het jaar 2001 zal zijn. Ook door de gemeente wordt onderzoek gedaan naar het vermoedelijke aantal benodigde trajecten Op basis hiervan zal worden onderhandeld over de inkoop van het benodigde aantal trajecten. In het contract zal tevens een te realiseren taakstelling worden opgenomen. Centrum voor werk en inkomen (CWI) Er is een samenwerkingsovereenkomst met Someren, Asten, Mierlo, Gemert-Bakel en Laarbeek, Arbeidsvoorziening en de vijf uitvoeringsinstellingen (UVI's). Een plan van aanpak is in voorbereiding. Het voornemen is om in het voorjaar van 2001 de intake van Helmond, Arbeidsvoorziening en de UVI's in het CWI te situeren. De overige gemeenten sluiten daarbij later aan. Stichting maatschappelijke opvang (SMO) In overleg met de SMO zijn door de gemeente voor het jaar 2000 36 plaatsen arbeidstraining ingekocht. De invulling van die plaatsen vindt onder andere plaats via de uitvoering van trajecten bij STAP. Voor 2001 zullen vermoedelijk weer een aantal plaatsen worden ingekocht. De onderhandelingen hierover zijn nog niet afgerond. Contract Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) met betrekking tot uitstroom fase 4 In 2000 is met de Stichting Arbeidsplaatsen een contract gesloten voor de inkoop van trajecten fase 4. Hierin is een taakstelling met een te realiseren aantal screeningen en trajecten opgenomen voor het plaatsen in een traject richting arbeidsmarkt. Voorts is de wijze van rapportage en terugkoppeling vastgelegd. Voor 2001 is nog geen nieuw contract gesloten. Beleidsplan Abw 2001 1 2 Contract Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) met betrekking tot uitvoering Wiw Met de Stichting Arbeidsplaatsen is een contract gesloten voor de uitvoering van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw). In het contract is de dienstverlening, financiering en verantwoording opgenomen, alsmede een taakstelling van aantallen dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen. Voorts is de wijze van rapportage en terugkoppeling vastgelegd. De onderhandelingen voor 2001 zijn nog niet afgerond. Contract Arbeidsintegratie met betrekking tot uitvoering Rea Door de gemeente is in 2000 een contract gesloten met Arbeidsintegratie (onderdeel van Arbeidsvoorziening) in het kader van inschakeling van arbeidsgehandicapten in het arbeidsproces. In het contract is nader geregeld dat de gemeente per product en per cliënt opdracht geeft tot inzet van activiteiten gericht op uitstroom van arbeidsgehandicapten. Door deze werkwijze bestaat voortdurend zicht op het bestede budget en middels monitoring kunnen de behaalde resultaten optimaal beoordeeld worden. De contractonderhandelingen voor het jaar 2001 zijn nog niet afgerond. Vriiwilligerscentrale Op basis van het experimenteerartikel (art. 144 Abw) heeft de gemeente met de Vrijwilligerscentrale een project'Helmonders werken voor Heimond'opgezet om via de weg van vrijwilligerswerk tot sociale activering en maatschappelijke participatie te komen van langdurig werklozen die een uitkering ontvangen van deze dienst. Het einddoel voor deze groep is gericht op regulier werk eventueel via de weg van gesubsidieerde arbeid. In 2000 is tevens een project Activering andere minima opgezet met als uitgangspunt dezelfde doelstelling als bovengenoemd project. Het verschil tussen beide projecten is gelegen in het feit dat dit project meer gericht is op werkloze werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die geen uitkering van deze dienst ontvangen maar wel een inkomen op minimum niveau hebben. Voor het jaar 2001 dient een evaluatie plaats te vinden omtrent de voortzetting van de projecten en de aantallen te realiseren plaatsen. Contract Arbeidsvoorziening met betrekking tot uitvoering In- en Doorstroombanen Door de gemeente is de acquisitie, bemiddeling, werving en selectie ten behoeve van de In en Doorstroombanen uitbesteed aan Arbeidsvoorziening. De administratieve organisatie en het ontwikkelen van beleid wordt door de gemeente zelf uitgevoerd. Per kwartaal wordt door Arbeidsvoorziening in het kader van de voortgang gerapporteerd. Tussentijds vindt zonodig overleg en bijsturing plaats. Jaarlijks wordt door de gemeente een contract gesloten waarin de voorwaarden voor een optimale in- en doorstroom zijn opgenomen. ACTIE 2001 Uitstroomtaakstelling De afdeling Sociale Zaken wil opnieuw een ambitieuze taakstelling neerzetten. De taakstelling zoals opgenomen in het Uitstroomplan (oktober 1997) hield een structurele reductie in, gedurende de periode 1 januari 1996 tot 1 oktober 2000, met 700 bijstandscliënten. De afdeling Sociale Zaken heeft een structurele reductie van het aantal bijstandscliënten weten te realiseren van 663 cliënten gedurende de periode 1 januari 1996 tot 1 januari 2000. Dit is gemiddeld 165 cliënten oer kalendedaar (14 per maand). Daarbij dient opgemerkt te worden dat de afname van het aantal uitkeringsgerechtigde werkzoekenden fluctuaties heeft gekend en niet geheel duidelijk is waarvan die afhankelijk zijn. Voorts wordt het steeds moeilijker, ondanks de gunstige economische ontwikkelingen en werkgelegenheidsgroei, om cliënten te laten uitstromen. Door'indikking'van het bestand en het relatief grote aandeel fase 4 cliënten blijven die werkloze werknemers over waarop Beleidsplan Abw 2001 1 3 extra geïnvesteerd moet worden. Daarnaast heeft Helmond een hoog percentage langdurig werklozen van > 3 jaar. De afdeling Sociale Zaken stelt zich de taak om het cliëntenbestand structureel te laten dalen volgens onderstaande aantallen: Datum Abw bestand' 1 januari 2000 2610 1 oktober 2000 2440 (planning was 2566) 1 januari 2001 2400 1 januari 2002 2200 Tabel: Doelstelling uitstroorn Sociale Zaken Voor 2001 betekent dit derhalve een reductie van het cliëntenbestand met 200 cliënten. Doorontwikkeling casernana -gemen De afdeling Sociale Zaken gaat het systeem van case management verder ontwikkelen. Dit geschiedt middels in 2000 gevolgde scholing van de casemanagers in onder andere cliëntbenadering, activering- en gesprektechnieken. Evaluatie Verordening Prerniebeleid en Inkornensvrij~ Momenteel vindt een evaluatie plaats van het systeem van toekennen van een uitstroompremie op grond van de Verordening Prerniebeleid en Inkornensvrijlating. Gelet op de best practices die de gemeente Helmond volgens de benchmark heeft dient de mogelijkheid van een uitstroompremie herbeoordeeld te worden om uitbreiding van dit instrument te bewerkstelligen. Onderzocht wordt om een wijziging van genoemde verordening door te voeren en de doelgroep die daarvoor in aanmerking komt uit te breiden. Gedacht wordt daarbij aan een werkervaringsplaats of een dienstbetrekking Wiw, dienstverband Wsw of zelfstandige die een uitkering voor levensonderhoud ontvangt en aan de overige criteria voldoet om in aanmerking komt voor een uitstroornprernie. Tevens wordt hierbij de landelijke ontwikkeling van een uitstroompremie -in relatie met de armoedeval- meegenomen. lntensivering beleid Het huidige uitstroombeleid dient verder geïntensiveerd te worden. Het Meerjaren Ontwikkeling Programma geeft aan dat het vervolmaken van de sluitende aanpak voor personen in fase 4 van belang is voor zowel het verkleinen van de maatschappelijke tweedeling als het versterken van de sociale infrastructuur. Voor fase 2 en 3 is de sluitende aanpak gerealiseerd. Door de afdeling Sociale Zaken wordt onderzoek gedaan hoe gesubsidieerde arbeid als instrument versterkt kan worden. Artikel 106 Abw geeft de mogelijkheid om ter bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening, op basis van een medisch advies, aan de uitkering de verplichting te verbinden dat de belanghebbende zich onderwerpt aan een noodzakelijke behandeling van medische aard. Dit is met name aan de orde wanneer in de persoon gelegen problemen, zoals psychische belemmeringen of verslaving, aan de zelfstandige bestaansvoorziening in de weg staan. Een medisch advies zal hierbij een verplicht onderdeel zijn. Aan de mogelijkheid van artikel 106 zal actief uitvoering gegeven gaan worden. Daarbij dient wel de nodige zorgvuldigheid betracht te worden en maatwerk te worden geleverd. Optimaliseren van de dienstverlening Het betreft hier het aantal cliënten waar uitstroom activiteiten met name op gericht worden omdat deze cliënten, met uitzondering van een aantal specifieke groepen, in principe inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Niet opgenomen in de aantallen zijn: besluit bijstandsverlening zelfstandigen, periodieke bijzondere bijstand en 65 jaar en ouder. 14 Beleidsplan Abw 2001 Samen met de Peellandgemeenten wordt intensief gewerkt aan verdere modernisering van sociale dienst en samenwerking met andere organisaties. Op dit moment wordt nader onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het gezamenlijke Kenniscentrum, waarin de beleidsontwikkeling wordt ingebracht als (in beginsel) een gezamenlijke taak die meerwaarde kan hebben. Voor de verdere toekomst wordt gedacht aan de ontwikkeling van een Regionale Uitvoering Werk en Inkomen. Dit zou dan gerealiseerd moeten worden door de back office van de diverse gemeenten samen te voegen op één locatie. Doelstelling hierbij is een effectievere en efficiëntere organisatie neer te zetten. Voor de klant wordt de rol van de case-manager steeds belangrijker. De uitvoering van inkomen, werk én aan werk gerelateerde zorg wordt in deze functie geïntegreerd: de case- manager voert de integrale intake uit, verzorgt de uitkering én stelt het traject op en volgt het richting uitstroom. Beleidsplan Abw 2001 15 HOOFDSTUK 4 INKOMENSONDERSTEUNING De algemene bijstand is -evenals een loaw of loaz-uitkering- een minimumuitkering. Ook mensen met inkomen uit werk of andere uitkeringen kunnen op of rond het sociaal minimumniveau leven. Dit brengt het gevaar voor armoede en sociale uitsluiting met zich. Dit geldt in het bijzonder als mensen langere tijd een laag inkomen hebben, en worden geconfronteerd met bijzondere, vaak medische of sociale, omstandigheden die gepaard gaan aan extra kosten. lnkomensondersteunende zorg, onder beleidsmatige en financiële verantwoordelijkheid van de gemeente, kan een bijdrage leveren aan de bestrijding van armoedeproblematiek. De gemeente Helmond is zich hier zeer wel van bewust, en heeft de afgelopen jaren al diverse maatregelen getroffen, onder andere op het terrein van de bijzondere bijstand (individueel en categoriaal), het Participatiefonds en de Schuldhulpverlening. Desondanks waren er, blijkens onderzoek naar de armoedeproblematiek in Helmond', medio 1999 ruim 2900 huishoudens met armoedeproblemen ^ van alle Helmondse huishoudens, in 1996 was dit 9,1 %). De ervaringen van de afgelopen jaren en de aandachtspunten in het onderzoeksrapport geven richting aan het beleid voor de komende jaren. De gedachten gaan daarbij uit naar een toekomstig beleid met als uitgangspunten: - een actieve benadering van de huishoudens die tot de doelgroep behoren, - integraal, dat wil zeggen dat steeds alle mogelijke voorzieningen worden beoordeeld, - 'voor wat hoort wat', de cliënt die doet wat van hem verwacht mag worden, mag op zijn beurt verwachten dat hij krijgt wat hem toekomt, en - maatwerk, de voorzieningen worden afgestemd op de individuele cliënt en ook wat van een cliënt wordt verwacht is zeer individueel bepaald. Dit betekent een omslag in het beleid, en in de werkwijze van met name de case-managers van Sociale Zaken. Alvorens een dergelijk toekomstig beleid nader uit te werken werd het zinvol geacht de uitgangspunten ervan onderwerp van discussie te maken. Dit aan de hand van de 'Startnotitie invulling armoedebeleid'. Hierna komt eerst de Huidige situatie aan de orde middels een terugblik tot de nota 'Bouwstenen Armoedebeleid van maart 1997' en de bevindingen van het onderzoek naar de armoedeproblematiek. Daarna de Startnotitie met de daarin vervatte overwegingen op basis van de huidige situatie, de richting van het nieuwe beleid en het tijdspad. Momenteel wordt door het Rijksconsulentschap in een aantal gemeenten, waaronder Helmond, onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de armoedebestrijding tot nu toe. De resultaten daarvan zijn begin 2001 te verwachten. HUIDIGE SITUATIE De maatregelen na de nota 'Bouwstenen Armoedebeleid' De Bouwstenennota van maart 1997 noemt vier hoofdoorzaken van armoede, te weten werkloosheid, schuldenproblematiek, inkomenssituatie en gebrek aan zelfredzaamheid. Op Het onderzoek is uitgevoerd door de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek in de periode medio 1999 tot maart 2000. Beleidsplan Abw 2001 16 eik van deze gebieden wordt een aantal maatregelen ter bestrijding van armoede geformuleerd. Werk De Bouwstenennota noemt (de bevordering van) arbeidsparticipatie het belangrijkste instrument van armoedebestrijding. De nota formuleert als maatregelen: projecten voor de mensen die het verst van de arbeidsmarkt zijn verwijderd, dienstenprojecten en een premie voor uitkeringsgerechtigden die maatschappelijk nuttig werk verrichten. De diverse projecten die zijn opgezet, en de verschillende andere maatregelen die zijn getroffen ter bevordering van de arbeidsparticipatie, zijn uitgebreid aan de orde gekomen in het vorige hoofdstuk van dit Beleidsplan: Werk en sociale activering. Behalve in een premie voor uitkeringsgerechtigden die maatschappelijk nuttige activiteiten verrichten, is ook voorzien in een uitstroompremie voor langdurig uitkeringsgerechtigden. Belangrijk aandachtspunt bij de armoedebestrijding in relatie tot werk is ook de zogenaamde armoedeval: voor uitkeringsgerechtigden ontstaat een drempel om te gaan werken omdat zij dan geen of minder aanspraak kunnen maken op inkomensafhankelijke regelingen (zoals huursubsidie en kwijtschelding belastingen) en anderzijds voor hogere kosten (van bijvoorbeeld kinderopvang) komen te staan. Op rijksniveau zijn of worden inmiddels diverse maatregelen getroffen om de armoedeval te bestrijden: - Vergroting van de inkomensverschillen tussen werkenden en niet werkenden door de invoering van een arbeidskorting voor iedereen die een baan heeft. - Aanpassingen in diverse regelingen (zoals de huursubsidiesfeer) die de mogelijkheden van een tegemoetkoming verruimen. - Een premie van f. 4000,-- netto voor mensen die vanuit de uitkering een niet- gesubsidieerde baan aanvaarden. - Een groter aanbod van kinderopvangplaatsen en een ruimere fiscale aftrek van kosten van kinderopvang voor mensen met een laag inkomen. Schuldhulpverlening Op dit gebied voorziet de Bouwstenennota in: aansluiting bij een grotere Kredietbank, het ter hand nemen van integrale schuldhulp, en budgetbeheer in het kader daarvan. In april 1998 is gestart met integrale schuldhulpverlening en budgetbeheer in Helmond, binnen de Budgetwinkel. Hieraan lag voor de periode tot 1 januari 2000 een samenwerkingsovereenkomst ten grondslag tussen Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), Kredietbank Midden Langstraat (KML) en gemeente. Ten behoeve van een besluit over een meer definitieve structuur ingaande 2000 is een zogenaamde quick-scan -een evaluatie op hoofdlijnen- uitgevoerd. Belangrijke conclusie hiervan is dat door de invoering van de Budgetwinkel aan de inwoners van Helmond een aanmerkelijk toegankelijker, completer, meer integraal en op preventie gericht hulpverleningsaanbod wordt gedaan. Organisatorisch werden nog een aantal verbeteringen nodig geacht. Hiertoe is een plan van aanpak opgesteld. De huidige stand van zaken is: Werkprocessen zijn inmiddels aangepast en leveren efficiencywinst en vooral duidelijkheid voor de klant op. Naar verwachting einde 2000 zal ook de intake-fase worden bekort en hulp worden geboden bij het invullen van de formulieren. De budgetbegeleiding wordt sinds 1 juli 2000 (door een medewerker van het AMW) uitgevoerd vanuit de Budgetwinkel. Budgetbeheer wordt sinds 1 juli 2000 gerealiseerd in samenwerking met de Rabobank Helmond. Het aantal beheerrekeningen kan doorgroeien van 25 naar 1 00, waardoor voor meer mensen een structurele oplossing van de financiële problemen binnen bereik komt. 1 7 Beleidsplan Abw 2001 Inkomensondersteuning De Bouwstenennota voorziet in afschaffen van het drempelbedrag bijzondere bijstand voor langdurige minima, vrijlating van inkomsten uit arbeid van ouderen >57 1/2en alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar oud, en het instellen van een Fonds Sociale Participatie. De huidige stand van zaken is: - Het drempelbedrag is afgeschaft, aanvankelijk voor de langdurige minima (3 jaar of langer), maar sinds 1 juli 1999 voor iedereen. - Ingaande 1 oktober 1997 geldt een wettelijke inkomstenvrijlating voor ouderen > 57 Y2en alleenstaande ouders met kinderen tot 5. Deze is door Helmond ingaande 1 januari 1998 nog uitgebreid voor de categorieën alleenstaande ouders met kinderen van 5 tot 12, en mensen met medische beperkingen. - Het Participatiefonds is in 1997 ingesteld om een bijdrage te leveren aan de deelname aan het maatschappelijk verkeer door mensen met een krappe beurs. Voor 1999 tot en met 2001 is het fonds uitgebreid wat betreft doelgroepen en kostensoorten. Ook mensen met een inkomen iets boven het minimum (1 05%) komen voortaan in aanmerking. De verstrekkingen zijn bestemd voor deelname aan het maatschappelijk verkeer, maar de besteding wordt niet langer getoetst. Helmond heeft echter meer inkomensondersteunende maatregelen getroffen: De warme maaltijdvoorziening. Wie niet zelf de maaltijd kan verzorgen kan een beroep doen op de Stichting Welzijn Ouderen Helmond (SWOH). Voor de meerkosten kon de klant tot 1998, afhankelijk van zijn draagkracht, bijzondere bijstand aanvragen. Jaarlijks deden dit ongeveer 30 personen. Gezien het vermoeden dat veel ouderen geen beroep op bijzondere bijstand deden is in 1998 gestart met een collectieve regeling met als dekking de bijzondere bijstand: de kosten van de voorziening worden, afhankelijk van het inkomen, deels door de gemeente vergoed. De SWOH berekent de vergoeding en brengt die direct in mindering op de maaltijdprijs. De gemeente voldoet periodiek het totaalbedrag van de vergoedingen aan de SWOH. Jaarlijks komen sinds 1998 ongeveer 120 mensen voor een vergoeding in aanmerking, dus een verviervoudiging! De SWOH heeft contact met iedereen bij wie de warme maaltijd wordt verzorgd, zodat het non-gebruik nu praktisch nul zal zijn. Categoriale voorzieningen voor witgoed en studiekosten. Alle kosten van woninginrichting zouden volgens het Rijk uit een minimumuitkering moeten kunnen worden voldaan. Alle (directe en bijkomende) schoolkosten zouden uit een minimumuitkering plus de tegemoetkomingen vanuit Onderwijs, voldaan moeten kunnen worden. In de praktijk blijkt echter dat een en ander voor veel mensen niet mogelijk is, met name niet voor mensen met kinderen die al langere tijd op minimumniveau leven. Daarom is ingaande 1999 gekozen voor de volgende voorzieningen voor mensen die al 3 jaar overwegend op sociaal minimumniveau leven: 0 f. 300,-- per jaar in de kosten van witgoed (wasmachine, koelkast en kookfornuis) voor gezinnen met kinderen tot 18 0 f. 400,-- in het jaar van de overstap van een ten laste komend kind naar de middelbare school, als bijdrage in de bijkomende kosten van bijvoorbeeld fiets of boekentas. Bevorderen zelfredzaamheid De Bouwstenennota voorziet op dit gebied in een bredere verspreiding van de voorlichting, een gerichte actieve voorlichting aan doelgroepen, en een onderzoek naar de mogelijkheden van een één-loketfunctie voor inkomensondersteunende voorzieningen: Het Voorlichtingsplan van de Dienst Algemeen Welzijn van juli 1998 voorziet in brede, actieve voorlichting, rechtstreeks en via intermediairs, van de doelgroepen ouderen, allochtonen, gehandicapten en alleenstaande ouders. Hieraan is ook zeker invulling gegeven: jaarlijks zijn meer dan 1 0 bijeenkomsten voor de doelgroepen georganiseerd, in de regel samen met de intermediairs. Er zijn folders Beleidsplan Abw 2001 1 8 ontwikkeld over ondermeer de Bijzondere bijstand, het Participatiefonds (beiden met een eenvoudige aanvraagbon), de Algemene bijstand, de Budgetwinkel en het Fraudebeleid. En van tijd tot tijd is in persberichten en op lokale radio en TV aandacht besteed aan de diverse voorzieningen. De één-loketfunctie voor inkomensondersteunende voorzieningen is nog niet gerealiseerd, maar wel zijn diverse stappen gezet. Zo zijn de Budgetwinkel en het WVG- bureau gevestigd in één pand in de Smalstraat. Bij het WVG-bureau heeft ook enige tijd de mogelijkheid bestaan tot het doen van aanvragen bijzondere bijstand en Participatiefonds. Momenteel is in voorbereiding de huisvesting van één Zorgloket van het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO), het WVG-bureau, de Budgetwinkel en de inkomensondersteunende voorzieningen. Conclusie mag zijn dat -behoudens de één-loketfunctie die nog in ontwikkeling is- alle in de nota Bouwstenen Armoedebeleid voorziene maatregelen zijn gerealiseerd, en dat inmiddels al veel meer is gedaan. Het onderzoek naar de armoedeproblematiek Het onderzoeksrapport formuleert enkele belangrijke conclusies en aandachtspunten voor beleid: - De groep huishoudens met lage inkomens kent een grote verscheidenheid. Eik huishouden heeft een eigen ontstaansgeschiedenis voor de situatie waarin men verkeert, ervaart die situatie op een andere manier, en vult deze op een andere manier in. Het is voor de ontwikkeling van beleid van groot belang dat deze verscheidenheid van de groep wordt onderkend en als uitgangspunt voor beleid dient. De samenstelling van de ruim 2900 huishoudens met armoedeproblematiek laat ten opzichte van 1996 een afname zien van het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering (tot 1773 = 61 %; in 1996 was dit 66%), tegenover een toename van de aantallen met AOW (712 = 24%; in 1996 22%) en WAO (435= 15%; in 1996 1 1 %). - De meeste huishoudens leven al langer dan 3 jaar met het lage inkomen. Deze lange duur heeft op zich ook al negatieve gevolgen: Huisraad kan niet fatsoenlijk worden vervangen. De allereerste levensbehoeften kunnen worden vervuld, maar reserves opbouwen blijkt niet mogelijk. Kleding of huisraad worden dan met geleend geld of tweedehands vervangen. Of helemaal niet, met name zaken die moeilijk tweedehands te krijgen zijn, zoals matrassen, vloerbedekking, gordijnen, verf en behang. Men leeft steeds meer tussen versleten spullen, wat ook afdoet aan het gevoel van welbevinden. Sociale vereenzaming voor een klein deel van de huishoudens. De meeste nemen maar beperkt deel aan het maatschappelijk leven. Een niet onbelangrijke oorzaak is hier het lage inkomen. Naarmate de periode van leven met weinig geld voortduurt verminderen de sociale contacten. - Er lijkt bij alle voorzieningen sprake te zijn van enige onderbenutting. Bij twee van de drie in het onderzoek betrokken instrumenten -Huursubsidie en Kwijtschelding belastingen- is hiervan zeker niet in grote mate sprake; beiden zijn goed bekend en relatief eenvoudig toegankelijk: de aanvraagformulieren worden bij de potentiële gebruikers thuisbezorgd. Dit is ook het geval bij de mensen uit de doelgroepen van het Participatiefonds en de witgoedregeling, voorzover deze mensen met de gemeentelijke bestanden zijn te traceren. De bijzondere bijstand laat een ander beeld zien: het gebruik in Helmond blijft aanzienlijk achter bij het gemiddelde gebruik in vergelijkbare steden. Onbekendheid met de voorziening en problemen met betrekking tot de aanvraag zijn vaak de oorzaken van onderbenutting. Verwacht wordt dat verbetering van de voorlichting over de gemeentelijke voorzieningen leidt tot meer bekendheid met de voorzieningen en daarmee tot Beleidsplan Abw 2001 19 afname van de onderbenutting, en toename van het besteedbare inkomen. Ook het probleem dat de mensen ervaren omdat zij kosten waarvoor er bijzondere bijstand is zelf moeten voorfinancieren, vindt in wezen zijn oorzaak in onbekendheid. De bijzondere bijstand kent hiervoor immers een regeling (verstrekking op grond van pro forma nota's en zo nodig betaling rechtstreeks aan de leverancier) maar blijkbaar is dit onvoldoende bekend. Gezien de problemen met aanvragen verdient vereenvoudiging van aanvraagprocedures en -formulieren de aandacht. DE STARTNOTITIE INVULLING ARMOEDEBELEID Overwegingen op basis van de huidige situatie Ondanks alle maatregelen hebben nog ruim 2900 huishoudens armoedeproblemen. Het betreft mensen met een uitkering. Meest structurele oplossing is natuurlijk het vinden van werk waarmee zij zichzelf kunnen redden. Voor een aantal, met name de 65+ers, is werk echter niet meer aan de orde. Voor anderen is (betaald) werk, door een complex van psychische, medische en financiële factoren (nog) niet haalbaar. Hun zelfredzaamheid dient te worden bevorderd door bijvoorbeeld inkomensondersteunende voorzieningen en schuldhulpverlening; gezorgd dient te worden dat iemand krijgt wat hij nodig heeft. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren welke stap op de weg richting werk -zoals oriëntatie, opleiding of vrijwilligerswerk of sociale activering- wel kan worden gezet; wat iemand wel kan mag ook van hem worden verlangd. De grote verscheidenheid van mensen in een armoedesituatie betreft zowel wat van iemand zelf kan worden verlangd, alsook wat iemand nodig heeft om de zelfredzaamheid te vergroten. Goede algemene regelingen, zoals het Participatiefonds en de witgoedregeling, gelden voor die categorieën mensen, waarvan is vastgesteld dat zij aan de betreffende voorziening de grootste behoefte hebben. Aldus zal bij degenen die ervoor in aanmerking komen in het algemeen die behoefte ook zeker aanwezig zijn. Een algemene regeling kan echter nooit voorkomen dat mensen bij wie die behoefte er wel is niet in aanmerking omdat zij buiten een doelgroep vallen. Om volledige afstemming te bereiken is maatwerk nodig. Er is onderbenutting ondanks de nodige algemene voorlichting met informatiemateriaal, bijeenkomsten en pers. Het onderzoeksrapport pleit voor verbetering van de voorlichting. De mogelijkheden van voorfinanciering verdienen in eik geval meer aandacht. Voor het overige lijken de grenzen van het bereik van de algeméne voorlichting goeddeels bereikt. Ter verbetering kan beter worden ingezet op de individuele voorlichting: een actieve individuele benadering van degenen die (mogelijk) voor een of meer voorzieningen in aanmerking komen. Dit in combinatie met een toegankelijker aanvraagprocedure. Waar het gaat om aard en doel van de verstrekkingen vragen de vervanging van huisraad en het tegengaan van sociale vereenzaming om extra aandacht. De richting van het nieuwe beleid De hiervoor geformuleerde overwegingen wijzen richting een nieuw beleid met niet zozeer weer nieuwe of nog andere maatregelen als wel een nieuwe wijze van benaderen van de doelgroep om het bereik en de afstemming te verbeteren. Hierna worden een aantal al wat meer concrete voorstellen geformuleerd over hoe zo'n beleid gestalte zou kunnen krijgen. Beleidsplan Abw 2001 20 Maatwerk over en weer Slechts door het leveren van individueel maatwerk kan recht worden gedaan aan de verscheidenheid binnen de doelgroep. Dit betreft zowel de vraag welke voorziening(en) voor iemand gewenst zijn om zijn zelfredzaamheid te vergroten, als de vraag welke inspanningen daartoe van de betrokkene zelf kunnen worden verlangd. De inspanningen van de betrokkene. Vooropgesteld wordt dat niet altijd een 'tegenprestatie'wordt gevraagd om voor een voorziening in aanmerking te komen. Voor de 65+er met bijzondere kosten zal voor bijzondere bijstand in de regel voldoende zijn dat hij voldoet aan de gebruikelijke voorwaarden in de inlichtingen -en middelensfeer. Van anderen kan echter een stap op de weg naar werk worden verlangd. Afhankelijk van de persoon kan het hier gaan om inspanningen gericht op het verkrijgen van betaald werk, of om oriëntatie of opleiding in die richting. Het kan ook zijn dat dit (nog) niet aan de orde is, maar wel een inspanning kan worden gevraagd richting sociale activering of vrijwilligerswerk; soms betekenen meer sociale contacten (door aansluiting bij een vereniging of anderszins) al een eerste stap vooruit. Van nog weer anderen kan op andere wijze een stap richting verbetering van hun persoonlijke situatie worden gevraagd: bijvoorbeeld dat mensen met medische-, verslavings- of schuldenproblematiek daarbij hulp zoeken. Vaak zal sprake zijn van een gecombineerde problematiek, waarin de cliënt meerdere stappen, tegelijkertijd of na elkaar, kan zetten. De voorzieningen voor de betrokkene Binnen de grenzen van het reële, worden voor de welwillende cliënt de mogelijkheden in de eerste plaats bepaald door alles wat voor hem nodig of gewenst is 0 m zijn zelfredzaamheid te vergroten. Hiertoe wordt steeds zijn gehele specifieke situatie in alle facetten beoordeeld. Naast (financiële) ondersteuning wordt ook advisering in brede zin geboden. In verband met de gang richting werk kan het gaan om uiteenlopende zaken, zoals kinderopvang of vergoeding van de kosten van opleidingen, maar ook van de aanschaf van nieuwe representabele kleding. Met de maatregelen op rijksniveau is een armoedeval bij uitstroom naar niet-gesubsidieerd werk waarschijnlijk verleden tijd; maar de mogelijkheid van een premie in verband met gesubsidieerde arbeid en sociale activering lijkt zeker nog gewenst. Het opheffen van blokkades zoals schulden, verslaving en psychische problematiek verdient steeds aandacht. Afhankelijk van de problematiek wordt ook verwezen en bemiddeld naar zorginstanties, zoals Budgetwinkel, arts of woningbouwvereniging. Beoordeeld wordt ook welke voorzieningen gewenst zijn om de leefomgeving te verbeteren; vervanging van huisraad krijgt in dit verband zeker de aandacht. Als betrokkene bijvoorbeeld in eerdere jaren voorzieningen is misgelopen (door niet aan te vragen) kan extra bijstand á fonds perdu worden verstrekt. Is meer sociale participatie gewenst dan is er aandacht voor de vorm daarvan en de kosten. Het credo is eigenlijk 'voor wat hoort wat': naarmate de cliënt meer besef van verantwoordelijkheid toont voor de stappen die van hem worden verwacht, kunnen de regels ruimhartiger worden toegepast. Omdat het gaat om verwachtingen over en weer verdient het aanbeveling dat tussen cliënt en gemeente een contract wordt opgesteld. Hierin kan dan voor een zekere tijdsperiode, bijvoorbeeld een jaar, worden vastgelegd wat op welk moment van wie mag worden verwacht. Na afloop kan eventueel weer een volgend contract, afgestemd op de dan bestaande situatie, worden afgesloten. Het contract benadrukt dat er aan twee kanten geen vrijblijvendheid is. De cliënt verplicht zich zijn best te doen om de stappen te zetten die passen bij zijn individuele situatie. Wat de cliënt zelf kan moet hij zelf doen; de gemeente neemt dit niet van hem over. Doet hij dat niet dan verliest hij de gemeentelijke steun en riskeert uiteindelijk een korting op de uitkering. Doet hij dat wel dan weet hij ook wat hij van de gemeente kan verwachten aan faciliteiten, vergoedingen en begeleiding. Beleidsplan Abw 2001 21 Een al concreet levend plan dat prima past binnen het hiervoor verwoorde nieuwe beleid betreft de Binnenstad Oost. Idee is een herkenbaar en zichtbaar project met een aanjaagfunctie. De gedachten gaan daarbij op dit moment naar een intensieve begeleiding -met ook aandacht voor bijvoorbeeld schuldsanering- van een honderdtal cliënten richting werk. Hiervoor zouden twee case-managers worden ingezet, die worden ondersteund dooreen arbeidsbemiddelaar. Doelstelling is dat aldus binnen een jaar 50 personen kunnen uitstromen. Vergelijkbare projecten -gelijktijdig of nadat de resultaten in de Binnenstad Oost bekend zijn- verdienen overweging in, in eerste instantie, Helmond West en Helmond Noord-oost Een en ander zal separaat aan B&W worden voorgelegd. Een actieve individuele benadering Dé manier om mensen beter te bereiken en daarmee onderbenutting tegen te gaan is om ze actief op te zoeken. Meer concreet betekent dit: - Mensen thuis benaderen, met een huisbezoek of gerichte maiiing. Een huisbezoek geeft tevens de mogelijkheid om beter dan 'op afstand' in te schatten waar de behoeften liggen. Voor zelfstandig wonenden uit de doelgroep die niet in het DAW-bestand zijn opgenomen (bijvoorbeeld mensen met AOW of WAO) dient mogelijke koppeling van bestanden te worden onderzocht. Voorts kan wellicht via intermediairs (zoals de SWOH voor ouderen, of de Stichting Leergeld voor gezinnen met kinderen) een beter bereik van de doelgroep worden bewerkstelligd. Uiteraard dienen bij een en ander de regels van privacy te worden geëerbiedigd. - (Vaste) spreekuren in verzorgings- en verpleeghuizen en woonzorgcentra. Deze kunnen dan ook worden opengesteld voor de ouderen in de aanieunwoningen en de wijk. In Woonzorgcentrum Rivierenhof is al eens een spreekuur gehouden, waaruit direct een 10-tal aanvragen zijn voortgekomen. Vanuit de aanieunwoningen van Alphonsus en Servicefiat Ameide zijn, naar aanleiding van een uitnodiging daartoe in de huiskrant, een 30-tal verzoeken om een huisbezoek gekomen. Ook één Zorgloket van RIO, W`VG, Budgetwinkel en inkomensondersteuning, zoals dat momenteel wordt voorbereid, zal naar verwachting leiden tot minder onderbenutting. Met datzelfde doel kan via voorlichting meer bekendheid worden gegeven aan de mogelijkheden van voorfinanciering, binnen de bijzondere bijstand en eventueel het Participatiefonds. Organisatie 'Spil' in de uitvoering van het nieuwe beleid zal zijn de case-manager van Sociale Zaken. Groot voordeel van de bestaande werkwijze is dat elke case-manager al een vast kiantenbestand heeft. De kennis van een specifieke klant is zo al geconcentreerd bij één vast aanspreekpunt in de organisatie, waardoor de dienstverlening beter op de individuele behoeften en omstandigheden kan worden afgestemd. De voorstellen voor nieuw beleid betreffende 'maatwerk over en weer' en 'een actieve individuele benadering' betekenen wel meer werk. De nieuwe werkwijze is op zich al intensiever door de individuele benadering en begeleiding. Daarbij komt dan nog dat van de klanten uit de doelgroep de totale specifieke situatie -en dus niet bijvoorbeeld alleen de toevallig aangevraagde voorziening- dient te worden beoordeeld. De case-managers zullen voor een en ander zowel qua tijd als qua kennis toegerust moeten zijn. Ook moeten zij kunnen beschikken over'toois', die hen beter in staat stellen hun werk goed te doen en daarmee tevens waarborgen voor de cliënt zijn. in dit verband wordt meer concreet gedacht aan: Een softwarepakket waarin alle regelingen zijn opgenomen en noodzakelijkerwijs de aandacht moeten krijgen. Enkele gemeenten in den lande maken inmiddels gebruik van zo'n pakket. In combinatie met een laptop kunnen hiermee bij huisbezoeken ook ter plekke aanvragen worden opgemaakt. Beleidsplan Abw 2001 22 Een grotere gebruiksvriendelijkheid van de diverse formulieren. Heel concreet is er al het (nog met accountant en rijksconsulent te bespreken) voorstel om het inlichtingenformulier voor een aanvraag bijzondere bijstand drastisch te beperken voor mensen die ook algemene bijstand ontvangen en van wie dus al het nodige bekend is. Hettijdspad De Startnotitie is bedoeld om de aangegeven uitgangspunten en richting van het nieuwe beleid ter discussie te stellen. Als zodanig is het de bedoeling dat het stuk, behalve in het college van B&W en de raadscommissie MDSZ, nog in 2000 aan de orde komt in: - De commissie Beleid Sociale Zaken waarin een aantal voor de doelgroepen representatieve instellingen zijn vertegenwoordigd: twee plaatselijke cliëntenorganisaties, en organisaties van arbeidsongeschikten, gehandicapten, minderheden en ouderen. - De Dienst Algemeen Welzijn, meer bepaald de Staf, en leiding en medewerkers van de afdeling Sociale Zaken. Zoals opgemerkt verricht het Rijksconsulentschap momenteel onderzoek naar de doeltreffendheid van de armoedebestrijding. Daaruit voortvloeiende verbeterpunten voor Helmond zullen waar mogelijk worden meegenomen ten behoeve van de invulling van het nieuwe beleid. ACTIE 2001 De voorstellen aangaande het nieuwe beleid betekenen een behoorlijke omslag in de werkwijze van Sociale Zaken. Er wordt naar gestreefd om op 1 januari 2002 volledig operationeel te zijn. Het moge duidelijk zijn dat, indien de uitkomst van de ingezette discussie is dat de aangegeven richting voor het nieuwe beleid inderdaad kan worden gevolgd, er nog heel wat moet gebeuren. * Zaken die al meteen ter hand kunnen worden genomen zijn: - Voorlichting over de mogelijkheden van voorfinanciering. - Screenen van de formulieren op gebruiksvriendelijkheid. - Onderzoek naar de inhoud van een softwarepakket waarin alle regelingen zijn opgenomen. De afstemming van het gemeentelijke premiebeleid (meer richting gesubsidieerde arbeid) op de rijksmaatregelen in verband met de armoedeval. Ook kan worden verdergegaan met de voorbereidingen voor het Zorgloket. * De voorbereidingen van 'maatwerk over en weer' en 'een actieve individuele benadering' vergen in 2001 onder andere: - Opleiding / instructie van de case-managers gericht op de nieuwe werkwijze. - Concretisering van de mogelijke inhoud van de contracten. - Bepalen van prioriteiten: wie komen het eerst aan de beurt voor'maatwerk over en weer', wie krijgen het eerst een huisbezoek, en waar wordt begonnen met het houden van spreekuur? In de ideaalsituatie wordt uiteindelijk de hele doelgroep bereikt -een sluitende aanpak- maar hier kan alleen stapsgewijs naar toe worden gewerkt. - Het leggen van contacten ten behoeve van bijvoorbeeld bestandskoppeling, doorverwijzing en het houden van spreekuur. - Aandacht dient er ook te zijn voor de vraag of en zo ja welke bestaande algemene regelingen kunnen worden aangevuld met, of misschien zelfs wel vervangen door, de mogelijkheid van verstrekking in die individuele gevallen waarin daaraan (ook) grote behoefte bestaat. Beleidsplan Abw 2001 23 HOOFDSTUK 5 HANDHAVING Ingevolge artikel 1 1 8 lid 1 aanhef en sub a dient het beleidsplan mede te zijn gericht op de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar handhavingsbeleid: 'de bevordering van een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet'. Hierbij dient in eik geval aandacht te worden besteed aan: (a) de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de onderzoeksplicht ten aanzien van de verstrekte gegevens en de verplichtingen van cliënt, en (b) het gemeentelijke fraudebeleid. De loaw en loaz kennen gelijke bepalingen. De wijze waarop Helmond invulling geeft aan de onderzoeksplicht wordt jaarlijks weergegeven in een Onderzoeksplan. Het plan voor 2001 -bij dit Beleidsplan gevoegd- komt hierna aan de orde. Het Helmonds fraudebeleid komt aan de orde aan de hand van het -bij dit Beleidsplan gevoegde- jaarplan Sociale Recherche. HET ONDERZOEKSPLAN Art. 66 Abw verplicht de gemeente tot het verrichten van: - onderzoeken en regelmatige heronderzoeken van de gegevens die van belang zijn voor het recht op bijstand en de verplichtingen van cliënten (lid 3 en 4) - beëindigingsonderzoeken naar de resterende verplichtingen na beëindiging van de bijstand (lid 6) - debiteurenonderzoeken naar de financiële omstandigheden van degenen die betalingsplichtig aan de gemeente zijn in verband met verleende bijstand (lid 7). De 'Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, loaw en loaz' geeft nadere regels met betrekking tot de onderzoekstermijnen. Voor heronderzoeken geldt in beginsel een termijn van 8 maanden. Bij een jaarlijks voorafgaand vastgesteld onderzoeksplan kan hiervan worden afgeweken. De termijn mag echter nooit meer dan 18 maanden bedragen. Doel van een onderzoeksplan is een hogere doelmatigheid van de heronderzoekeri. Op grond van eigen criteria en afgestemd op de lokale omstandigheden kan de heronderzoeksverplichting op planmatige wijze worden ingevuld. Aangegeven dient te worden voor welke situaties welke termijnen gelden en hoe de onderzoeken worden uitgevoerd. Huidige situatie Helmond onderscheidt in het Onderzoeksplan 2000 voor de heronderzoeken diverse categorieën uitkeringsgerechtigden. Deze zijn in de eerste plaats bepaald door wat het uitstroombeleid van de betreffende categorie verlangt. Per categorie gelden verschillende termijnen voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitkering. - Bij de rechtmatigheid gaat het om de formele vereisten voor het recht op uitkering. De termijnen zijn hier bepaald uit het oogpunt van fraudepreventie en -bestrijding. - De doelmatigheid betreft de naleving van verplichtingen (met name richting uitstroom) en het geldend maken van rechten. De termijnen worden hier aldus bepaald door het uitstroombeleid en bijvoorbeeld het bijzondere bijstandsbeleid: in het belang van de uitstroom wordt de doelmatigheid vaker (elke 6 tot 8 maanden) onderzocht bij degenen Beleidsplan Abw 2001 24 die aan de arbeidsverplichtingen moeten voldoen. Bij bijvoorbeeld 65+-ers is het mogelijke recht op bijzondere bijstand de reden om vaker (eik jaar in plaats van de wettelijk voorgeschreven 18 maanden) een onderzoek te verrichten. Voor de beëindigingsonderzoeken is aangesloten bij de wettelijke termijn van 3 maanden na beëindiging. Ook voor debiteurenonderzoeken wordt in beginsel de wettelijke termijn van 12 maanden gehanteerd, waarbij, afhankelijk van de aard van een vordering, wel verschil wordt gemaakt in intensiteit van het onderzoek. Met toestemming van het Rijk is in 1999 en 2000 het hele debiteurenbestand -circa 3200 vorderingen- opgeschoond: het hele bestand is doorlopen en ontdaan van alle juridisch oninbare vorderingen. Het Rechtmatigheidsonderzoeksformulier. Binnen de Dienst Algemeen Welzijn is onderzocht of het maandelijks in te leveren 'inkomstenbriefje' kan worden omgezet in een wijzigingsformulier dat slechts hoeft te worden ingeleverd wanneer zich bij cliënten wijzigingen voordoen. lnschatting is dat de instroom van formulieren dan zal verminderen van ongeveer 2800 naar 600 per maand. DAW is inmiddels 'klaar'voor de nieuwe werkwijze. Formulieren en procedures zijn ontworpen. De accountant heeft zich akkoord verklaard, en zeer recentelijk heeft de Rijksconsulent positief geadviseerd. Gestreefd wordt nu naar een start begin 2001. Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten Artikel 1 1 8 Abw vermeldt een aantal onderwerpen betreffende de onderzoeksplicht, waaraan in het Beleidsplan aandacht dient te worden besteed. Deze onderwerpen zijn opgenomen in het bijgevoegde Onderzoeksplan, samengevoegd in hoofdstuk 3 'wettelijk voorgeschreven aandachtspunten'. Actie 2001 ¿ Het Onderzoeksplan 2001 is een voortzetting van dat van 2000. De onderzoeken dienen ook in 2001 conform het Onderzoeksplan te worden uitgevoerd. ¿ Voor wat betreft het Rechtmatigheidsonderzoeksformulier kan begin 2001 met de nieuwe werkwijze (wijzigingsformulieren in plaats van inkomstenbriefjes) worden gestart. JAARPLAN SOCIALE RECHERCHE Huidige situatie Het bureau Sociale Recherche is werkzaam voor Helmond en de omliggende Peellandgemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Mierlo en Someren. Het bureau verzamelt, selecteert en completeert alle fraudesignalen, voert deze in in het Frauderegistratiesysteem, en pakt zaken aan op basis van prioriteitstelling. Het gaat hierbij om het niet (volledig) opgeven aan Sociale Zaken van bijvoorbeeld het verrichten van werk of samenwoning met het doel daardoor (meer) uitkering te krijgen. Tot de activiteiten van Sociale Recherche behoren: Ondersteuning van Sociale zaken. De Sociale Recherche verleent ondersteunend onderzoek en rapportage bij de afhandeling van aanvragen, mutaties en heronderzoeken. Dit kan ook een spreekkamergesprek of huisbezoek samen met een medewerker van Sociale zaken inhouden. De Sociale Recherche heeft ook een consultfunctie omtrent de wijze van aanpak van een onderzoek. Ondersteuning vraagt in het algemeen een korte inspanning van de Sociale Recherche die in de praktijk uiterst effectief blijkt te zijn. 25 Beleidsplan Abw 2001 Zelfstandige onderzoeken. Dezen richten zich in hoofdzaak op zwart werk en samenwoningszaken, en zijn repressief van aard. Een consistent 'lik op stuk' beleid werkt echter ook preventief. Daarvoor is nodig dat goed wordt samengewerkt: met Sociale zaken krijgt de uitstroom van iemand die zwart heeft gewerkt, en dus kán werken, de aandacht. De sociaal rechercheur rapporteert rechtstreeks aan de beslissingsbevoegde bij Sociale Zaken. Participatie multidisciplinaire onderzoeken en projectmatige aanpak. Voor een goede aanpak van fraude wordt steeds meer samengewerkt met andere instanties, zoals politie en bedrijfsverenigingen. De aandacht is verschoven van de indivi- duele fraudeur naar doelgroepen. Opmaken proces-verbaal. Met ingang van 1 april 2000 zijn nieuwe Richtlijnen Sociale Zekerheidsfraude van het Openbaar Ministerie van toepassing. Het fraudebedrag waarboven proces-verbaal wordt opgemaakt en aangifte gedaan is verhoogd naar f. 12.000. Daar beneden beoordeelt de gemeente een boete; in Helmond worden de boeteonderzoeken bij constatering van fraude integraal door de Sociale Recherche afgewerkt. In 2000 is de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) in werking getreden, die het Openbaar Ministerie meer controle geeft op de bevoegdheden van de opsporingsambtenaren. Zo is er voortaan een bevel tot observaties nodig als de Sociale Recherche stelselmatig iemands gedrag wil waarnemen. Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten Artikel 1 1 8 Abw geeft aan dat dient te worden beschreven op welke wijze invulling wordt gegeven aan -onder andere- de gegevensuitwisselling met derden (lid 3 sub a) en de afdoening van geconstateerde fraude (lid 3 sub b). Basis hiervoor zijn de Helmondse richtlijnen, opgenomen in het Handboek Abw, met name de hoofdstukken 7'Verplichtingen, maatregelen en boeten'en 9'Onderzoeken'. Het Onderzoeksplan 2001 gaat in op de gegevensuitwisseling met derden, met name waar deze ten dienste staat van de uitstroom. Het Jaarplan Sociale Recherche geeft aan met betrekking tot: - De gegevensuitwisseling met derden. Ter bestrijding van de'witte fraude'-niet aan Sociale Zaken opgegeven inkomsten waarover wel belasting en premies zijn betaald- is in 1992 landelijk de bestandsvergelijking met de fiscus ingevoerd. Helmond koos echter voor koppeling met het CZ -waar 95% van de cliënten was verzekerd- die actuelere gegevens opleverde. De resterende 5%' is nog met de fiscus vergeleken. De invoering van het lnlichtïngenbureau, met koppeling van verschillende bestanden, zal op termijn de koppeling met CZ en fiscus overbodig maken. - De afdoening van fraude. Helmond volgt de nieuwe Richtlijnen Sociale Zekerheidsfraude. De resultaten van de verschillende activiteiten over. 2001 zullen inzichtelijk worden gemaakt in de dienstverslagen, en nader uitgewerkt in de 'Resultaatrrieting met betrekking tot fraudebeleid'. Categorieën die daarbij in eik geval gehanteerd zullen worden zijn: afwijzing aanvraag, aanpassing uitkering, beëindiging uitkering, terugvorderingsbedrag, boete en proces-verbaal. Actie 2001 Herijking van werkwijze en methodieken. De Wet BOB brengt al veranderingen in het werk voor de Sociale Recherche met zich. Voorts is er een kabinetsvoorstel om de opsporingsbevoegdheid van de Sociale Recherche te beperken: 'zware zaken' moeten dan aan een landelijke Sociale Beleidsplan Abw 2001 26 Inlichtingen en Opsporingsdienst worden overgedragen. Voor de Sociale Recherche komt het accent daarmee meer te liggen op handhaving en controle. lmplementatie lnlichtingenbureau De landelijke invoering van het Inlichtingenbureau wordt verwacht in het 3ekwartaal 2001. Binnen het ]13 zullen op structurele wijze, geautomatiseerd, verschillende bestanden -zoals de Informatiebeheergroep, Belastingdienst en UVI's- zijn gekoppeld. Hierdoor wordt de fraudebestrijding sneller, directer en efficiënter. De Sociale Recherche is inmiddels gestart met de voorbereiding tot implementatie. Fraudeanalyse. Om fraudebestrijding beter te kunnen managen is fraudeanalyse onontbeerlijk. Hieraan zal in 2001 prioriteit worden gegeven om te komen tot Hoogwaardige Handhaving middels controle op maat: situaties en categorieën waar op basis van analyse van cijfers, tips en ervaringen meer risico's worden verondersteld, worden intensiever gecontroleerd. Ondersteuning. Het klantgebonden werken bij Sociale Zaken, met voor elke case-manager een vast klantenbestand, heeft geleid tot beter zicht op fraude. Het aantal verzoeken tot ondersteuning is daardoor fors toegenomen. Het blijkt bovendien een van de beste manieren om fraude te voorkomen en te bestrijden. Ondersteuning krijgt dan ook voorrang: de planning (45 in 2000) wordt verhoogd tot 75. Zelfstandige onderzoeken. Met de nieuwe werkwijze -rechtstreekse rapportage aan de beslissingsbevoegde bij Sociale Zaken- is een kwaliteitsslag gemaakt met betrekking tot de doorlooptijden. De planning (van 175 in 2000) kan dan ook worden verhoogd naar 225 zelfstandige onderzoeken in 2001. Participatie multidisciplinaire onderzoeken en projectmatige aanpak. Er is een project gepland waarin de Sociale Recherche a-selectief van een x-aantal dossiers fraudeanalyses maakt en doorspreekt met de case-managers. Hierdoor wordt actief bijgedragen aan verbetering van de kwaliteit van de fraudebestrijding. De mogelijkheden van projectmatige aanpak zullen in 2001 verder kunnen worden uitgewerkt, afgestemd op lokale en regionale situaties, temeer daar er na verdere bestandsanalyse meer zicht zal zijn op bepaalde risicogroepen. Om meer ruimte te creëren voor de genoemde prioriteiten wordt de planning van het aantal multidisciplinaire onderzoeken (1 0 in 2000) naar beneden bijgesteld tot 5. Opmaken processen-verbaal. Door de verhoging van de aangiftegrens in de nieuwe Richtlijnen Sociale Zekerheidsfraude zal het aantal processen-verbaal afnemen. De planning voor Helmond (40 in 2000) wordt naar beneden bijgesteld tot 20 in 2001. Beleidsplan Abw 2001 27 HOOFDSTUK 6 CLIENTENPARTICIPATIE Wettelijk voorgeschreven aandachtspunt in het Beleidsplan is, ingevolge artikel 1 1 8 lid 1 aanhef en sub c Abw de realisatie en vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de wet. Dit geeft gemeenten de verplichting om de wijze waarop ze de inspraak van uitkeringsgerechtigden hebben geregeld te verantwoorden. De vorm waarin de participatie is gegoten is niet voorgeschreven. Van belang is dat cliënten voldoende mogelijkheden hebben om invloed op het beleid te kunnen uitoefenen. De verantwoordingsplicht van artikel 1 1 8 past in het kabinetsbeleid om de cliëntenparticipatie te stimuleren: gemeenten moeten beter naar hun cliënten luisteren, dit komt de beleidsvoorbereiding en -uitvoering ten goede. Huidige situatie Helmond kent sinds 1994 de Commissie Beleid Sociale Zaken. Hierin is een aantal voor de doelgroepen representatieve instellingen vertegenwoordigd: twee plaatselijke cliëntenorganisaties, en organisaties van arbeidsongeschikten, gehandicapten, minderheden en ouderen. Verder zijn werkgevers, werknemers, Arbeidsvoorziening en de Bezwaarschriftencommissie vertegenwoordigd. De Commissie wordt betrokken bij de beleidsadvisering over de lokale bijstandsverlening en aanverwante regelingen. De invoering van de verantwoordingsplicht van artikel 1 1 8, per 1 juli 1998, is voor Helmond aanleiding geweest om de participatie alhier nader te beschouwen. Dit heeft geresulteerd in de Startnotitie Cliëntenparticipatie. In deze notitie zijn meerdere mogelijkheden / vormen van cliëntenparticipatie, zoals een cliëntenraad of een adviesraad, belicht. Voorgesteld is om eerst met vertegenwoordigers van de doelgroep en met welzijns- en hulpverleningsinstanties contact op te nemen en te horen wat hun meningen en standpunten hierover zijn. Het college van B & W is akkoord gegaan met deze procedure, en ook de commissie Beleid Sociale Zaken staat hier positief tegenover. Actie 2001 Organisatie bijeenkomsten met'het veld'. Zoals in de notitie is aangegeven zal een tweetal bijeenkomsten worden georganiseerd waarbij aan cliënten- / belangenbehartigingsorganisaties en aan diverse relevante welzijns- en hulpverleningsinstellingen de gelegenheid zal worden geboden over de cliëntenparticipatie in Helmond te discussiëren en tot een, indien mogelijk, eensluidend standpunt te komen. De bijeenkomsten kunnen worden ondersteund door de vereniging van Brabantse uitkeringsgerechtigden samen (BUS). BUS vertegenwoordigt een uitgebreid netwerk van plaatselijke belangenorganisaties in Noord Brabant. Zij ondersteunt plaatselijke belangengroepen van uitkeringsgerechtigden in hun contacten met onder andere gemeenten, bijvoorbeeld bij het opzetten van cliëntenparticipatie. De mening van 'het veld', inclusief consequenties, zal aan de Startnotitie worden toegevoegd, waarna deze opnieuw aan het college, de raadscommissie MDSZ, en de gemeenteraad ter besluitvorming wordt voorgelegd. Regelen van de gevolgen. Afhankelijk van het besluit over de definitieve Startnotitie dient vervolgens te worden geregeld: de bemensingsprocedure, de keuze van de voorzitter, de locatie, het secretariaat, eventuele vergoedingen, deskundigheidsbevordering, kinderopvang, financiën en verder een training voor de medewerkers van DAW in het omgaan met cliëntenparticipatie. Beleidsplan Abw 2001 28 HOOFDSTUK 7 VOORLICHTING Artikel 1 1 9 Abw geeft aan dat B&W zorgdragen voor doeltreffende voorlichting over de verlening van bijstand. Met het Voorlichtingsplan van de Dienst Algemeen Welzijn van juli 1998 is de basis gelegd voor goed gestructureerde voorlichting binnen Helmond. Het plan betreft de voorlichting over de Algemene bijstandswet, maar ook over'aanverwante' regelingen zoals het Participatiefonds. Het Helmondse beleid, bijvoorbeeld inzake de bijzondere bijstand en de uitstroom, krijgt de nodige aandacht. Het plan beoogt door actieve voorlichting zoveel mogelijk bekendheid te geven aan de voorzieningen, en het niet-gebruik terug te dringen. Dit zowel door mondelinge voorlichting (zoals bijvoorbeeld het organiseren van bijeenkomsten) als door voorlichting schriftelijk en via de media. Als doelgroepen -zonder dat de voorlichting tot hen wordt beperkt- worden aangegeven alleenstaande ouders, ouderen, allochtonen, en gehandicapten. Zij worden rechtstreeks en via intermediairs benaderd. Het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma formuleert als doelstelling onder andere het vergroten van de bekendheid met voorzieningen ter bestrijding van armoede en schuldhulpverlening. Huidige situatie. De afgelopen jaren is er, op basis van het Voorlichtingsplan, veel gedaan aan algemene voorlichting middels bijeenkomsten, informatiemateriaal en de pers. Ook in 2000 is de nodige voorlichting gegeven: Bijeenkomsten Er zijn 15 bijeenkomsten geweest waar voorlichting is gegeven in samenwerking met of aan intermediairs. Met de Samenwerkende Ouderenorganisaties Helmond (SOOH) is een bijeenkomst georganiseerd voor de ouderen in de wijk Rijpelberg. Daarmee zijn inmiddels in alle Helmondse wijken de ouderen op deze manier bezocht. De vrijwilligers van de Stichting Welzijn Ouderen Helmond (SWOH) zijn in twee.- bijeenkomsten voorgelicht ten behoeve van de huisbezoeken die zij afleggen aan ouderen van 75+. Voor allochtone ouderen zijn, samen met de SWOH en allochtonenorganisaties, een 5-tal bijeenkomsten georganiseerd. Op de Dag van de Mantelzorg is met de SWOH en andere gemeentelijke diensten een workshop gehouden. Ten behoeve van herintredende vrouwen (veelal alleenstaande ouders) is viermaal voorlichting gegeven op het ROCterAa. In 'De Bakkerij' en in Mierlo-hout zijn de algemeen maatschappelijk werkers in de wijk bezocht voor het geven van voorlichting en het maken van werkafspraken. Schriftelijke voorlichting. Algemene informatie, met een antwoordstrook waarmee meer informatie en een huisbezoek kunnen worden verzocht, is ontworpen voor 0 de huiskranten van de Ameideflat en Zorgcentrum Alphonsus, waarin het elke 3 maanden zal worden opgenomen, en 4 het informatiepakket voor nieuwe bewoners van de Stichting Area. Voor de klanten van DAW is inmiddels een lnformatiemap ontworpen, waarin folders, inlichtingenformulieren en de nieuwe wijzigingsformulieren worden opgenomen. Met de Beleidsplan Abw 2001 29 verspreiding wordt nog gewacht op de toestemming van het Rijksconsulentschap SZW om in plaats van de inkomstenbriefjes (die de klanten nu nog elke maand moeten inleveren) te gaan werken met de wijzigingsformulieren (die alleen hoeven te worden ingeleverd als er wijzigingen zijn). Uit het door de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek uitgevoerde onderzoek naar de armoedeproblematiek in Helmond (dat in hoofdstuk 4'inkomensondersteuning'al aan de orde kwam) blijkt dat er nog altijd sprake is van onderbenutting van voorzieningen. Actie 2001 Voorlichtingsbijeenkomsten. Gestreefd wordt naar opnieuw tenminste een 1 O-tal bijeenkomsten, bij voorkeur samen met intermediairs. In dit verband kunnen in eik geval al de SWOH, ROCterAa en de maatschappelijk werkers in de wijk worden genoemd; de afspraken met hen hebben een meer structureel karakter. Inforrnatiemateriaal. - De lnformatiemappen zullen (na toestemming van het Rijksconsulentschap inzake de wijzigingsformulieren) aan alle bestaande klanten worden toegezonden, en aan nieuwe klanten worden uitgereikt bij de intake. - Aandachtspunt is ook verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de diverse formulieren. De mogelijkheden van voorfinanciering van kosten zullen in eik geval meer aandacht krijgen. De bijzondere bijstand bijvoorbeeld kent een regeling die hierin voorziet. Blijkbaar is deze echter onvoldoende bekend: veel mensen denken dat zij zelf moeten voorfinancieren. Zoals in het hoofdstuk 'inkomensondersteuning' al aan de orde kwam lijkt de grens van het bereik van de algemene voorlichting goeddeels bereikt. Om de onderbenutting te verminderen dient daarom (ook) te worden ingezet op de individuele voorlichting: een actieve individuele benadering van degenen die (mogelijk) voor een of meer voorzieningen in aanmerking komen. Concreet betekent dit: - mensenthuisbenaderen,meteenhuisbezoekofgerichtemailing,en-, - (vaste) spreekuren in verzorgings- en verpleeghuizen en woonzorgcentra. Indien hiervoor wordt gekozen zal dat in 2001 de nodige voorbereidingen vergen, zoals: Het bepalen van de prioriteiten: wie krijgen het eerst een huisbezoek, en waar wordt begonnen met vaste spreekuren? De voorbereiding en uitrusting van de case-managers. Beleidsplan Abw 2001 30 HOOFDSTUK 8 FINANCIëN Hoofdstuk 3 Werk en sociale activering Beschikbare middelen: - Wiw scholings- en activeringsbudget f. 2.038.339 - Rea specifiek deel arbeidsgehandicapten f. 473.226 - waarvan vrij besteedbaar f. 255.647 - waarvan verplichte inkoop arbeidsvoorziening f. 217.579 - Besluit inkoop Arbvo gemeenten f. 1.200.000 - Regeling Kinderopvang en buitenschooise opvang f. 836.225 - In en doorstroombanen f. 10.848.108 + Totaal f. 15.395.898 Hoofdstuk 4 Inkorriensondersteuffing Beschikbare middelen: - Bijzondere bijstand f. 2.607.660 - Participatiefonds f. 373.000 - Schuldhulpverlening f. 279.308 + Totaal f. 3.259.968 De 'Startnotitie invulling armoedebeleid' heeft geen directe financiële consequenties. De notitie bevat voorstellen voor de richting van het toekomstige beleid. Pas na instemming hiermee kunnen meer concrete maatregelen worden uitgewerkt. In de discussie zullen de bestaande budgetten leidend moeten zijn. Met andere woorden de kosten die voortvloeien uit de uitwerking van de plannen zullen binnen de budgetten DAW moeten worden opgevangen. Het ziet ernaar uit dat er binnen deze budgetten hiervoor ook ruimte is. Indien toch extra middelen nodig zijn zal een beroep op de Reserve Hulpverleningsfonds worden beoordeeld. Hoofdstuk 5 Handhaving Geen financiële consequenties (wordt verzorgd binnen de bestaande formatie) Hoofdstuk 6 Cliëntenparticipatie Voorlopig geen financiële consequenties (de voorbereiding wordt verzorgd binnen de bestaande formatie) Hoofdstuk 7 Voorlichting Geen financiële consequenties (wordt verzorgd binnen de bestaande formatie) Beleidsplan Abw 2001 31 LIJST VAN ACTIEPUNTEN Onderstaand een overzicht van de beleidsvoornemens voor (in de hoofdstukken vermeld onder'Actie 2001'). Hoof dstuk 3 Werk en sociale activering Blz. Uitstroomtaakstelling: een reductie van het cliëntenbestand met 200 cliënten 1 3 Doorontwikkeling van het case-management 1 4 Evaluatie van de Verordening Premiebeleid en Inkomensvrijlating 1 4 lntensivering van het uitstroombeleid 1 4 Optimaliseren van de dienstverlening 1 4 Hoofdstuk 4 Inkomensondersteuning Voorlichting over de mogelijkheden van voorfinanciering 23 Screenen van de formulieren op gebruiksvriendelijkheid 23 Onderzoek naar een softwarepakket waarin alle regelingen zijn opgenomen 23 Afstemming van het gemeentelijke premiebeleid op de rijksmaatregelen 23 Voorbereiding van 'maatwerk over en weer' en 'een actieve individuele 23 benadering' ingaande 1 januari 2002 Hoofdstuk 5 Handhaving Onderzoeken uitvoeren conform het Onderzoeksplan 25 Start nieuwe werkwijze Rechtmatigheidsonderzoeksformulier 25 (wijzigingsformulieren in plaats van inkomstenbriefjes) Herijking werkwijze en methodieken Sociale Recherche 26 lmplementatie Inlichtingenbureau 27 Fraudeanalyse 27 Ondersteuning door Sociale Recherche (75 maal) 27 Beleidsplan Abw 2001 32 Zelfstandige onderzoeken Sociale Recherche (225 maal) 27 Participatie multidisciplinaire onderzoeken (5 maal) en projectmatige aanpak 27 Opmaken processen-verbaal (20 maal) 27 Hoofdstuk 6 Cliëntenparticipatie Organisatie bijeenkomsten met 'het veld' 28 Regelen van de gevolgen 28 Hoofdstuk 7 Voorlichting Voorlichtingsbijeenkomsten (1 0 maal) 30 Informatiemateriaal (informatiemappen formulieren) 30 Beleidsplan Abw 2001 33 Onderzoeksplan Abw, loaw en loaz Periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001 DAW - onderzoeksplan 2001 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx2 1. INLEIDING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx3 2 HET ONDERZOEK xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4 2.1 TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN 4 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 2.2 DE WIJZE VAN ONDERZOEK 5 3. WETTELIJK VOORGESCHREVEN AANDACHTSPUNTEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx6 3.1 GEGEVENSVERSTREKKING EN BEWIJSSTUKKEN 6 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx ....... 3.2 INFORMATIEVERSTREKKING EN VERIFICATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx6 3.3 HERONDERZOEK EN TIJDIGHEID 6 3.4 ONDERZOEK NAAR ARBEIDSMARKTPERSPECTIEF 7 3.5 GEGEVENSUITWISSELING MET DERDEN (O.A. ARBV0) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7 3.6 INFORMATIEPLICHT 8 3.7 SAMENWERKING MET DERDEN ORGANISATIES 8 4. CATEGORIEEN VAN UITKERINGSGERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 ALGEMEEN 9 4.2 CATEGORIE ABW, IOAW EN IOAZ GERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 4.2.1 Werkloze werknemers met kortdurend recht« ]jaar) ........... xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 4.2.2. Oudere werkloze werknemers 1 1 4.2.3. Cliënten met een administratieve maatregel xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 1 1 4.2.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> ]jaar) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 12 4.2.5. Alleenstaande ouders met kinderenjonger dan 5jaar xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 13 4.2.6. Personen in inrichtingen ..................... ......................................... ............................................... 14 4.2.7. 65-Plussers 14 4.2.8. Overige Abw-gerechtigden xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx .................... 15 4.3. CATEGORIE IOAW / IOAZ GERECHTIGDEN 1 5 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 4.4. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 1 6 5. CATEGORIEÜN VAN VORDERINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 17 6 ONDERHOUDSVERHAAL xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 18 7. ONDERZOEKSPLAN BE£INDIGINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19 8. SAMENVATTING ONDERZOEKSPLAN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 8.1. CATEGORIE ABW-GERECHTIGDEN 20 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 8.1.1. Werkloze werknemers met kortdurend recht« ]jaar) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 8.1.2. Oudere werkloze werknemers 20 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 8.1.3. Werkloze werknemers met een administratieve maatregel., xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx . .20 8.1.4. Werkloze werknemers met langdurend recht(> ]jaar) ........................... ........................ 20 ........... 8.1.5. Alleenstaande ouders met kinderenjonger dan 5jaar .................. ............................ . .. 21 . ............. 8.1.6. Personen in inrichtingen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21 8.1.7. 65-Plussers 21 8. I. 8. Overige A bw-gerechtigden xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 2 1 8.2. CATEGORIE IOAW / IOAZ GEPECHTIGDEN 22 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 8.3. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN 22 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 8.4. CATEGORIEEN VAN VORDERINGEN 22 8.5. ONDEPHOUDSVERHAAL 22 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 8.6. ONDERZOEKSPLAN BEEINDIGINGEN 22 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 9. TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23 DAW - onderzoeksplan 2001 -2- 1. INLEIDING In de Algemene bijstandswet (Abw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (loaw) en Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (loaz), is de (her)onderzoeksverplichting opgenomen. Nadere regels met betrekking tot de onderzoekstermijnen zijn vervolgens gesteld in het ministerieel besluit `Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, loaw en loaz" (RAU). Dit onderzoeksplan, als bedoeld in artikel 2 lid 2 RAU, maakt integraal onderdeel uit van het Beleidsplan Abw, loaw en loaz 2001. Als algemene regel geldt voor heronderzoeken een termijn van 8 maanden, voor beëindigingonderzoeken 3 maanden, en voor debiteurenonderzoeken 12 maanden. Met betrekking tot de heronderzoeken en debiteurenonderzoeken kunnen burgemeester en wethouders van de voorgeschreven termijnen afwijken indien zij althans voorafgaand aan het kalenderjaar een heronderzoekplan vaststellen, dat tenminste omvat: a. de criteria op grond waarvan een differentiatie zal plaatsvinden naar de - categorieën van uitkeringsgerechtigden - te onderzoeken gegevens en omstandigheden en - onderzoekstermijnen; b. de onderscheiden termijnen die gehanteerd worden; C. de globale groepskenmerken en de omvang van de categorieën uitkeringsgerechtigden waarop de onderscheiden termijnen betrekking hebben; d. de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het verrichten van de onderzoeken. Met het onderhavige plan beogen burgemeester en wethouders een hogere doelmatigheid van heronderzoeken te bereiken. Op grond van eigen criteria en afgestemd op specifieke lokale omstandigheden van uitkeringspopulatie, onderkende risicofactoren en dergelijke, kan op planmatige wijze invulling worden gegeven aan de uitvoering van de heronderzoekverplichting. Essentie is, dat burgemeester en wethouders zelf vaststellen voor welke situaties zij welke termijnen voor heronderzoeken hanteren en op welke wijze deze onderzoeken worden uitgevoerd. Om af te mogen wijken van de periodiciteit van onderzoeken zoals geregeld in de RAU dient het Onderzoeksplan 2001 vóór 1 januari 2001 door de Raad te worden vastgesteld. Hierna wordt eerst aandacht besteed aan te onderzoeken gegevens en omstandigheden, en de wijze van onderzoek (paragraaf 2). Er zijn een aantal wettelijk voorgeschreven aandachtspunten die samengevoegd extra opgenomen zijn in paragraaf 3. Daarna komen de te onderscheiden cliëntengroepen aan de orde (paragraaf 4). Vervolgens wordt ingegaan op het debiteurenonderzoek, de onderzoeken onderhoudsverhaal en de beëindigingonderzoeken (paragraaf 5 tot en met -7). Tenslotte volgt een samenvatting van het plan (paragraaf 8). DAW - onderzoeksplan 2001 -3. 2 HET ONDERZOEK 2.1 TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN In het plan worden de te onderzoeken gegevens en omstandigheden naar categorie aangegeven en wordt onderscheid gemaakt tussen de beoordeling van de rechtmatigheid en de beoordeling van de doelmatigheid van de uitkering. De beoordeling van de rechtmatigheid heeft betrekking op de formele vereisten voor de toegang tot het recht op uitkering en de beoordeling van het materiële recht (middelentoets) op uitkering. Bij deze beoordeling gelden vooral uitgangspunten van fraudepreventie en fraudebestrijdingbeleid. Bij de beoordeling van de doelmatigheid gaat het met name om de controle op de naleving van aan uitkering verbonden verplichtingen (arbeidsmarkttoeleiding) en op de aan bijstand verbonden specifieke voorwaarden. Bij deze beoordeling gaat het vooral om uitgangspunten van uitstroombeleid en bijzonder bijstandsbeleid. Het heronderzoek is slechts een van de momenten, waarop het recht op bijstand wordt onderzocht. Het recht op uitkering wordt op verschillende momenten integraal (op rechtmatigheid en doelmatigheid) beoordeeld: A. - bij de eerste beoordeling (aanvraag); - bij de herbeoordeling (heronderzoek); - bij de beëindiging (beëindigingonderzoek). Tussen deze momenten vindt in een aantal gevallen tussentijds opnieuw een beoordeling op rechtmatigheid plaats: B. - naar aanleiding van wijziging van persoonlijke omstandigheden; - naar aanleiding van een verzoek om bijzondere bijstand; - naar aanleiding van bestandsvergelijking met Centraal Ziekenfonds; - naar aanleiding van bijzonder onderzoek. Daarnaast wordt in de meeste gevallen de rechtmatigheid periodiek onderzocht: C. - via het rechtmatigheidonderzoeksformulier (ROF, voormalig inkomstenbriefje); - naar aanleiding van bestandsvergelijking met Centraal Ziekenfonds; - naar aanleiding van overige meldingen van cliënten (werkloos werknemers) en derden. In voorkomende gevallen wordt de doelmatigheid nog op andere momenten onderzocht D. - naar aanleiding van kennisgevingen van de Basisdienstverlening (ARBVO); - naar aanleiding van kennisgevingen van ingehuurde instellingen die uitstroomtrajecten en 1 of eventuele scholing van de cliënt verzorgen - naar aanleiding van met de cliënt in dit verband gemaakte afspraken (administratieve maatregels). Bij de opzet van het onderzoeksplan is rekening gehouden met de mate waarin dergelijke beoordelingsmomenten zich in de uitkeringsperiode voordoen, de doelmatigheid van uitvoering in relatie tot de frequentie en intensiteit van controle. Hierna wordt tevens steeds onderscheid gemaakt tussen de toets op rechtmatigheid en doelmatig- heid. Waar sprake zal zijn van een integrale toets, wordt zowel een controle op rechtmatigheid als op doelmatigheid bedoeld. In bijlage 1 zijn de te onderzoeken gegevens en omstandigheden vermeld. DAW - onderzoeksplan 2001 -4- 2.2 DE WIJZE VAN ONDERZOEK De mate waarin en de frequentie waarmee rechtmatigheid en doelmatigheid - naast de in categorie A genoemde onderzoeken - wordt onderzocht, wordt bepaald door de individuele omstandigheden van de cliënt. Zo zal bijvoorbeeld het aanvullend onderzoek op rechtmatigheid (met name de materiële toets) afgestemd worden op het ingeleverde rechtmatigheidonderzoeksformulier. Met betrekking tot het onderzoeken van het voldoen aan de formele vereisten tot de toegang van het recht op bijstand en de middelentoets (rechtmatigheid), kan in een aantal situaties volstaan worden met een schriftelijk onderzoek en de verificatie van de door de cliënt aangedragen gegevens. Met betrekking tot het onderzoeken van het voldoen aan de aan de bijstand verbonden voorwaarden en verplichtingen is in de meeste gevallen een mondeling onderzoek noodzakelijk. In enkele gevallen kan de toets op het voldoen aan specifieke voorwaarden schriftelijk uitgevoerd worden. In het onderzoeksplan is bij het aangeven van de te onderzoeken gegevens en omstandigheden per categorie van het bovenstaande uitgegaan. Bij de Dienst Algemeen Welzijn is een werkgroep Rechtmatigheidonderzoeksformulieren (ROF) geïnstalleerd die nader onderzoek doet op welke wijze de verzending aan en verwerking van het ROF van de werkloze werknemers (cliënten DAW) omgezet kan worden in verzending en verwerking van een ROF alleen dan wanneer er mutaties optreden bij de cliënten. Naar verwachting zal de instroom van ROF's verminderen van 2800 per maand naar ongeveer 600 per maand. Met het Rijksconsulentschap, Directie Toezicht, dhr. W. Storms, is overleg geweest over deze nieuwe werkwijze. Door de gemeente zijn procedures en werkwijzen ontwikkeld. De accountant is akkoord en is van oordeel dat er geen Juridische) belemmeringen zijn om de voorgestelde werkwijze toe te passen. De desbetreffende stukken zijn ter goedkeuring naar het Ministerie gezonden en na goedkeuring kan met de nieuwe werkwijze gestart worden. Het begrip langdurig werkloos werknemer heeft verandering ondergaan. De termijn waarop een persoon langdurig werkloos werknemer werd geacht te zijn is, met ingang van het onderzoeksplan over het jaar 2000, verschoven van twee jaar in een uitkeringssituatie naar één jaar in een uitkeringssituatie. Dit heeft te maken met de groeiende en nog steeds zeer hoge vraag naar werknemers op de arbeidsmarkt als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen. De sluitende aanpak zoals die thans vanuit het ministerie geïnitieerd wordt gaat ook uit van langdurig werkloos bij meer dan één jaar in een uitkeringssituatie. DAW - onderzoeksplan 2001 .5- 3. WETTELIJK VOORGESCHREVEN AANDACHTSPUNTEN In het beleidsplan en of onderzoeksplan dienen een aantal onderwerpen verplicht beschreven te worden. Stonden deze onderwerpen voorheen over de diverse paragraven verdeeld, er is nu voor gekozen een aantal onderwerpen die direct betrekking hebben op aanvraag, mutatie, heronderzoek en beëindiging, tevens samen te voegen in één overzichtelijke paragraaf. 3.1 GEGEVENSVERSTREKKING EN BEWIJSSTUKKEN In de gemeente wordt het casemanagement model gehanteerd waarbij de casemanager verantwoordelijk is voor een vast aantal cliënten. De aanvrager 1 cliënt moet diverse gegevens en bewijsstukken overleggen, die van belang zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. E.e.a. is in de gemeente geregeld door gebruikmaking van standaardformulieren bij aanvragen, mutaties, heronderzoeken en het rechtmatigheidonderzoeks- formulier (ROF). De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Indien dit niet het geval is zorgt de casemanager ervoor dat de aanvrager 1 cliënt benaderd wordt om de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren. De casemanager hanteert maximaal de wettelijk vastgestelde termijnen als tijdruimte voor het door de aanvrager 1 cliënt kunnen inleveren van de diverse gegevens en bewijsstukken. De (wettelijk) vereiste bewijsstukken worden opgenomen in het dossier van de desbetreffende cliënt. Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden. De casemanager krijgt naast de aanvraag 1 mutatie lijstwerk van de openstaande zaken, zijn cliëntenbestand betreffende, via de procesmanager. De casemanager hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen de aanvraag 1 mutatie afgewerkt dient te zijn. Door de procesmanager wordt wekelijks gecontroleerd of voldoende voortgang plaats vindt en of de aanvraag / mutatie tijdig worden afgewerkt. Tijdens de afwerking van de aanvraag 1 mutatie wordt door de casemanager aandacht besteed aan onder andere gegevensverstrekking, bewijsstukken, verificatie en uit eigener beweging verstrekte informatie. 3.2 INFORMATIEVERSTREKKING EN VERIFICATIE De door de aanvrager / cliënt verstrekte gegevens en bewijsstukken worden door de casemanager gecontroleerd op juistheid en volledigheid. Er vindt (o.a.) verificatie met het GBA plaats en de gegevens worden opgenomen in het persoonsdossier van de aanvrager / cliënt. De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Zijn de gegevens (vermoedelijk) onjuist en 1 of onvolledig, dan wordt de aanvrager 1 cliënt daarop benaderd om de juiste gegevens in te leveren en of aan te vullen. Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden. Verificatie en informatie bij derden instanties vindt plaats indien daartoe aanleiding bestaat en of indien het uit een verplichting van enigerlei regelgeving voortvloeit en of dit voor het kunnen vaststellen van het recht op uitkering van belang is. Middels de door de cliënt 1 aanvrager aangeleverde gegevens en verificatie van gegevens bij onder andere derden instanties wordt nagegaan of voldaan is aan de verplichting om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling is gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan. 3.3 HERONDERZOEK EN TIJDIGHEID Aanvraag 1 mutatie: De aanvrager krijgt bij het doen van de aanvraag / mutatie een set formulieren ter invulling uitgereikt. Na invulling wordt een afspraak met de intaker 1 casemanager gemaakt die de aanvraag in behandeling neemt respectievelijk tot wiens (vaste) cliëntenbestand de aanvrager behoort. De casemanager krijgt naast de aanvraag 1 mutatie lijstwerk van de door hem van zijn cliëntenbestand af te werken heronderzoeken en beëindigingen, via de procesmanager, aangereikt. De casemanager DAW - onderzoeksplan 2001 -6- hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen aanvraag / mutatie afgewerkt dient te zijn zoals aangegeven in wettelijke bepalingen en het onderzoeksplan. Heronderzoek: De heronderzoeken worden middels een administratief proces voorbereid zodat de casemanager een 1compleet onderzoek' aangeleverd krijgt. De casemanager krijgt naast de heronderzoeken lijstwerk van de door hem van zijn cliëntenbestand uit te voeren heronderzoeken, via de procesmanager, aangereikt. De casemanager hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen het heronderzoek afgewerkt dient te zijn zoals aangegeven in wettelijke bepalingen en het onderzoeksplan. Bewaking termijnen: Door de procesmanager wordt wekelijks gecontroleerd of voldoende voortgang plaats vindt en of de aanvragen, mutaties, heronderzoeken of beëindiging tijdig worden afgewerkt. Zonodig vindt besturing plaats. Tijdens de afwerking van de casussen wordt door de casernanager aandacht besteed aan onder andere gegevensverstrekking, bewijsstukken, verificatie en uit eigener beweging verstrekte informatie. 3.4 ONDERZOEK NAAR ARBEIDSMARKTPERSPECTIEF Op cliëntniveau vindt bemiddeling door Basisdienstverlening (ARBVO) naar openstaande vacatures plaats. Bij aanvragers 1 cliënten die niet direct terug naar de arbeidsmarkt kunnen worden geleid, wordt via casemanagement de maatwerkmethode toegepast en een passend traject gezocht. De casemanager beoordeelt in samenwerking met een bemiddelaar van Arbeidsvoorziening of Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) wat voor de individuele cliënt de meest aangewezen weg is naar (reguliere) arbeid. De regiefunctie in dit proces tussen bemiddelaar en casemanager ligt bij de casemanager. De casemanager past daarbij de wettelijk toegestane mogelijkheden toe en draagt zorg dat termijnen gehandhaafd worden. Scholing en training kunnen onderdeel van het traject zijn. Werkervaring en begeleiding kan eventueel plaatsvinden via Wijkdienstencentrum, Kringloopwinkel, Vrijwilligerscentrale en Stichting Maatschappelijke Opvang. Loonkostensubsidie en Kinderopvang kunnen daarbij ondersteunend werken. Het doel is uitstroom naar regulier werk dat kan gaan via de weg van gesubsidieerd werk. Uitgangspunt is dat een ieder binnen zijn mogelijkheden een passend (niet vrijblijvend) aanbod wordt gedaan. Voor fase 2 en 3 is een sluitende aanpak gerealiseerd en getracht wordt ook voor fase 4 tot een sluitende aanpak te komen. Onderzoek naar arbeidsmarktperspectief vindt in beginsel bij eik regulier heronderzoek plaats. Indien de situatie van de cliënt daartoe aanleiding geeft, gelet op bijvoorbeeld activiteiten van de cliënt, leeftijd o.i.d., vindt een tussentijds deelonderzoek afwijkend van het onderzoeksplan plaats specifiek gericht op arbeidsmarktperspectief. 3.5 GEGEVENSUITWISSELING MET DERDEN (O.A. ARBVO) Gegevensuitwisseling met derden instanties (zoals arbeidsvoorziening, STAP en uvi's) wordt uitgevoerd op zowel cliëntniveau als op managementniveau. Gegevensuitwisseling wordt zowel schriftelijk als digitaal uitgevoerd. Per kwartaal wordt middels het door Kliq (voormalig Arbvo) en STAP aangeleverde kwartaalverslag overleg gevoerd en vindt zonodig bijsturing en nader werkoverleg plaats. Periodiek wordt overleg gevoerd over het aantal gerealiseerde trajecten, kwaliteit van de daartoe strekkende bemiddelingsplannen en worden zonodig nadere werkafspraken gemaakt. Door STAP wordt het project Saffier ten uitvoer gebracht, gericht op uitstroom van langdurig werklozen (fase 4). In dit project worden trajecten uitgezet voor fase 4 cliënten, waaronder (zeer) langdurig werklozen, die in beginsel worden teruggeleid naar de reguliere arbeidsmarkt. Die weg kan gaan via vrijwilligerswerk, werkervaringsplaatsen en gesubsidieerde arbeid. Jaarlijks wordt daartoe een contract afgesloten waarin onder andere de taakstelling is opgenomen. In het kader van de uitvoering wordt regelmatig overleg gevoerd en vindt gegevens uitwisseling plaats, zowel schriftelijk als digitaal. DAW - onderzoeksplan 2001 -7- De Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) voert in opdracht van de gemeente de Wiw uit. Tussen STAP en de Uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI's) zijn overeenkomsten alsmede schriftelijk procedures en afspraken vastgelegd, ten aanzien van Wiw plaatsen voor UVI-gerechtigden. Gegevensuitwisseling maakt integraal deel uit van de gemaakte procedures en afspraken. Informatie derden instanties Verificatie en informatie bij derden instanties vindt plaats indien daartoe aanleiding bestaat en of indien het uit een verplichting van enigerlei regelgeving voortvloeit en of dit voor het kunnen vaststellen van het recht op uitkering van belang is. Middels de door de cliënt / aanvrager aangeleverde gegevens en verificatie van gegevens bij onder andere derden instanties wordt nagegaan of voldaan is aan de verplichting om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling is gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan. 3.6 INFORMATIEPLICHT De aanvrager 1 cliënt moet diverse gegevens en bewijsstukken overleggen, die van belang zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. E.e.a. is in de gemeente geregeld door gebruikmaking van standaardformulieren bij aanvragen, mutaties, heronderzoeken en het rechtmatigheidonderzoeksformulier (ROF). De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Indien dit niet het geval is zorgt de casemanager ervoor dat de aanvrager 1 cliënt benaderd wordt om de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren. De casemanager hanteert maximaal de wettelijk vastgestelde termijnen als tijdruimte voor het door de aanvrager / cliënt kunnen inleveren van de diverse gegevens en bewijsstukken. Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden. Indien daartoe aanleiding bestaat wordt door de casemanager derden instanties benaderd om nader onderzoek te doen of de cliënt ook alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op zijn recht op bijstand. Daarbij kan de Sociale Recherche ondersteuning bieden dan wel het onderzoek geheel of gedeeltelijk overnemen. 3.7 SAMENWERKING MET DERDEN ORGANISATIES Door de gemeente wordt naast Arbvo en LISV met diverse andere organisaties samengewerkt om de inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces te bevorderen. Daartoe worden trajecten ingekocht variërend van trajecten voor fase 2 tot fase 4 en van vrijwilligerswerk tot dagopvang. Bij dagopvang is er sprake van cliënten met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt waar regelmaat en het opdoen van werkervaring voorop staat. In hoofdstuk 3 'Werk en Sociale activering' van het Beleidsplan is nader uitgewerkt met welke instanties contracten worden en zijn gesloten en waarmee wordt samengewerkt in het kader van uitstroomgerichte activiteiten. in hoofdstuk 3, Werk en Sociale Activering, zijn de contractanten en de stand van zaken opgenomen voor het onderdeel samenwerking met derden organisaties. DAW - onderzoeksplan 2001 4. CATEGORIEëN VAN UITKERINGSGERECHTIGDEN ALGEMEEN Op basis van de bestaande wetgeving wordt in dit plan onderscheid gemaakt in de volgende categorieën van werkloze werknemers (uitkeringsgerechtigden), te weten: 4.1. categorie Abw -gerechtigden; 4.1.1. werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar); 4.1.2. oudere werkloze werknemers (50 jaar en ouder); 4.1.3. werkloze werknemers met een administratieve maatregel; 4.1.4. werkloze werknemers met langdurend recht (> 2 jaar); 4.1.5. éénoudergezinnen met kinderen jonger dan 5 jaar; 4.1.6. personen in inrichtingen; 4.1.7. 65-plussers; 4.1.8. overige Abw - gerechtigden; 4.2. categorie loaw 1 loaz - gerechtigden; 4.3. categorie Bbz - gerechtigden. De nadruk in de werkzaamheden binnen de sociale dienst is verschoven van het verstrekken van een uitkering naar beperking van de instroom en op uitstroom gerichte activiteiten. De uitkering dient (in -beginsel) slechts ter overbrugging naar (regulier) werk. Slechts een beperkt aantal groepen zal voor langere duur op een uitkering aangewezen zijn. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar. Bij de keuze voor categorieën wordt voornamelijk aangesloten op uitgangspunten van uitstroombeleid. Daarbij hebben zowel de negatieve (sanctionering) als positieve (cliëntgebonden op uitstroom gerichte plannen ) instrumenten gefungeerd als onderlegger voor een belangrijk deel van dit onderzoeksplan. Door het verschuiven van de termijn van het integraal heronderzoek, daar waar dit doelmatig is, en het hanteren van andere wijzen van onderzoek, wordt bereikt dat bepaalde groepen werkloze werknemers (uitkeringsgerechtigden) meer frequent aan onderzoek worden onderworpen, met name gericht op uitstroom. Voorts zal voor alle categorieën werkloze werknemers (ook voor de niet in dit plan genoemde) een meer doelmatige wijze van integraal heronderzoek worden ingevoerd. Daarbij zal het onderzoek in eerste instantie schriftelijk geschieden, aan de hand van een heronderzoekformulier, dat ingevuld en ondertekent geretourneerd dient te worden. Na ontvangst van dit formulier wordt de werkloze werknemer voor een gesprek uitgenodigd (tenzij het plan voorziet in een andere wijze van onderzoek). Zodoende kan het heronderzoekgesprek beter voorbereid worden en meer gericht plaatsvinden. In de volgende paragrafen wordt voor iedere categorie de groepskenmerken, de te onderzoeken gegevens en de wijze en frequentie van onderzoek aangegeven. 4.2 CATEGORIE ABW, IOAW EN IOAZ GERECHTIGDEN 4.2.1 Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) Groepskenmerken Het gaat in deze categorie feitelijk om verschillende groepen werkloze werknemers, te weten: werklozen zonder Werkloosheidswet (WW) rechten, werklozen na hun maximale WW - periode en voormalig gehuwden / samenwonenden. De groep jongeren tot 23 jaar wordt gekenmerkt door de sluitende aanpak in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw). Daarnaast behoort de gemeente Helmond tot die gemeenten (G25) die per 1 januari 1999 uitvoering geeft aan de zogenaamde "sluitende aanpak" waarbij de gemeente beleid ontwikkelt en effectueert dat tot doel heeft dat uiteindelijk elke uitkeringsgerechtigde binnen een jaar na opname in de uitkering een aanbod krijgt voor werk of training 1 scholing. DAW - onderzoeksplan 2001 -9- Bij die werkloze werknemers die minder dan één jaar bijstand ontvangen, behoeft de doelmatigheid van de uitkering - in verhouding tot overige categorieën werkloze werknemers - in hoge mate de aandacht om te voorkomen dat zij gaan behoren tot de groep langdurig werkloze werknemers. Door toenemende vraag naar arbeidskrachten als gevolg van gunstige economische ontwikkelingen dient hier actief en effectief op ingespeeld te worden. Werkloze werknemers die zonder werkkring geraken dienen zo snel mogelijk teruggeleid te worden naar die arbeidsmarkt. Bij de groep werkloze werknemers, die na een WW-periode van een half jaar bijstand aanvraagt, gaat het om werklozen met een beperkt arbeidsverleden (geen recht op vervolguitkering). Een groot deel van deze groep betreft jongere werknemers. Hen is het niet gelukt om binnen de ~periode aan het werk te raken. Ook voor deze groep geldt dat zij vanaf het begin van de bijstandstermijn sterk gevolgd dienen te worden, met name op de doelmatigheid van uitkering. Bij de groep werklozen, die na een langere WW-periode bijstand aanvraagt, gaat het om werklozen met een langer arbeidsverleden en een daaraan gekoppelde langduriger werkervaring. In de huidige tijd van grote vraag naar arbeidskrachten blijkt dat er kennelijk beperkingen zijn waardoor deze werklozen (nog) niet teruggekeerd zijn op de arbeidsmarkt. Middels een actieve benadering moet worden voorkomen dat deze groep langdurig aangewezen raakt op bijstand. Het tweede doel van de actieve benadering is de beperking van de uitkeringsduur tot de minimaal noodzakelijke. Tenslotte blijven cliënten zich hierdoor bewust van de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het zelfstandig voorzien in hun levensonderhoud. Bij de voormalig gehuwden 1 samenwonenden (met kinderen van 5 jaar en ouder) zijn de kansen op het vinden van werk mede afhankelijk van hun scholing- en arbeidsverleden. In het kader van de sluitende aanpak dienen voormalig samenwonenden 1 gehuwden met kinderen ouder dan 5 jaar zich voor minimaal 20 uur per week beschikbaar te stellen en dezelfde doelgroep met kinderen tot 5 jaar kan op vrijwillige basis bemiddeld worden naar een (reguliere) werkkring. Voor diegenen die als arbeidsgehandicapte worden aangemerkt worden kan, om uitstroom te bevorderen, een aantal middelen via de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Rea) ingezet worden. Hierbij kan gedacht worden aan belastbaarheidsonderzoeken, integratieplannen, plaatsingsbudget of pakket op maat. De groep werkloze werknemers wordt ook gekenmerkt door de beleidsrichtlijnen omtrent de toepassing van het begrip 'passende arbeid'. Te onderzoeken gegevens Gegevens met betrekking tot het materiële recht op uitkering wordt volgens de nieuwe wer ijze niet maandelijks bij de cliënt opgevraagd. Hoewel de juiste werkwijze momenteel verder uitgewerkt wordt kan hier een globaal overzicht van de nieuwe werkwijze weergegeven worden. Alleen indien wijzigingen in de bij de afdeling Sociale Zaken bekende gegevens plaats vindt, dient cliënt een ROF in te vullen, te ondertekenen en in te leveren. Hier kan de vergelijking worden getrokken naar bijvoorbeeld kinderbijslag (AKW) waar een soortgelijke verificatiewijze wordt gehanteerd. De ROFs zullen met betrekking tot vraagstelling hierop worden aangepast. Hetlaantal handelingen wordt bij deze werkwijze aanmerkelijk vermindert en kan meer aandacht besteed worden aan onder andere uitstroom en het heronderzoek. Punt van aandacht is onder andere hoe verder aandacht is voor controle op het voldoen aan de arbeidsvoorwaarden. Onderzocht wordt o e werkwijze met betrekking tot de periodieke heronderzoeken als gevolg hiervan gewijzigd dient te worden. Middels een periodiek mondeling heronderzoek het recht op uitkering integraal beoordeeld. Wijze van onderzoek en termijnen Door de combinatie van (gericht) periodiek onderzoek op zowel uitstroom als voldoen aan de overige verplichtingen kan de ontwikkeling in de uitkeringssituatie goed gevolgd worden. Middels de sluitende aanpak dient vanaf het moment van opname in de uitkering, met name ten aanzien van fase 2, 3 en 4, de activiteiten gericht te zijn op uitstroom. Het eigen initiatief van de werkloos werknemer kan daarbij uitgangspunt zijn middels de werkloos werknemer vanaf opname gevolgd wordt. materiële toets schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden), doelmatigheidstoets: schriftelijk, l x per 6 maanden via heronderzoekformulier, eventueel ld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; aangevu DAW - onderzoeksplan 2001 -1 o- integrale toets: mondeling, lx per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 4.2.2. Oudere werkloze werknemers Groepskenmerken Bij deze categorie werd voorheen onderscheid gemaakt in twee subgroepen: a. werklozen van 50 tot 57,5 jaar en langer dan 1 jaar werkloos; b. werklozen van 57,5 jaar en ouder, aan wie vrijstelling is verleend van de arbeidsverplichtin- gen. Er is een sterke vraag naar arbeidskrachten op de huidige arbeidsmarkt. De huidige arbeidsmarkt kent meer vraag dan aanbod afhankelijk van de verschillende beroepsgroepen. Het ligt derhalve niet meer in de lijn om deze groepen werkloze werknemers niet te laten deelnemen in het arbeidsproces. Met de categorie van 50 tot 57,5 jaar is afhankelijk van de beroepsgroep en arbeidsmarktsituatie niet altijd even stringent omgegaan. Voor de categorie van 57,5 jaar en ouder is een categoriale ontheffing van toepassing. De laatst genoemde groep dient echter per 1 mei 1999 (circulaire Szw) wel ingeschreven te zijn bij Arbeidsvoorziening, passende arbeid te aanvaarden en na te laten wat arbeidsinschakeling belemmert. Gelet op de ontwikkelingen op de huidige arbeidsmarkt is een actievere opstelling van de genoemde werkloze werknemer aangewezen. Door deze Dienst dient met uitstroomgerichte activiteiten hierop ingespeeld te worden. De versoepeling van de controlevoorschriften met betrekking tot de onder b. genoemde groep die sedert 1985 gehanteerd werd zal dan ook wijziging ondergaan. Het ligt dan ook niet meer in de lijn om de groep van 50 tot en met 57,5 jaar nog afzonderlijk te benoemen. Laatstgenoemde doelgroep valt bij ontstaan werkloosheid in beginsel onder de sluitende aanpak en dient zo spoedig mogelijk teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt. Te onderzoeken gegevens Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is, ook voor zover het de arbeidsvoorwaarden betreft, aan de orde en dient dan ook te worden meegenomen in een integrale herbeoordeling. De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)' waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. Wijze van onderzoek en termijnen materiële toets schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekformulier. 4.2.3. Cliënten met een administratieve maatregel Groepskenmerken Bedoeld zijn werkloze werknemers, waarvoor een administratieve maatregel is getroffen ex art. 14 lid 2 (a) Abw. Voor deze categorie geldt dat de arbeidsinpassing wordt gestimuleerd door middel van het treffen van een administratieve maatregel op de uitkering. Toetsing aan de uitkeringsverplichtingen heeft voor hen reeds een maatregel opgeleverd. Hertoetsing dient gericht te zijn op: a. het bezien van voortzetting van een maatregel, indien de eerste maatregel niet het beoogde effect heeft gesorteerd; b. het bezien van herbeoordeling van de getroffen maatregel, indien gewijzigde omstandigheden tijdens de periode van de maatregel daarvoor aanleiding geven. Voortzetting dient acuut na verloop van de termijn van de maatregel bezien te worden. Herbeoordeling is doorgaans slechts bij langere perioden aan de orde. DAW - onderzoeksplan 2001 Te onderzoeken gegevens Als is gekozen voor dit uitstroominstrument, zal meer nauwgezet het effect daarvan moeten worden gemeten. Daarbij is sprake van een toets op de doelmatigheid van voortzetting van de uitkering. Wijze van onderzoek en termijnen Als in dit kader de doelmatigheid met hoge regelmaat wordt getoetst, kan integrale beoordeling op een aansluitende termijn plaatsvinden. Beoordeling vindt zodoende vier maal per jaar plaats, waarvan eenmaal integraal. De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloos werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)' waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden) doelmatigheidstoets: mondeling, bij maatregel met een maximum van 3 maanden, via heronderzoekformulier; integrale toets: mondeling, 1 x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoek- formulier. 4.2.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> 1 jaar) Groepskenmerken Onder deze groep worden gerekend die personen, die langer dan één jaar voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op een uitkering krachtens de Abw en aan wie de arbeidsverplichtingen zijn opgelegd, en die niet behoren tot categorieën onder 3.1.2. en 3.1.3. Hierbij gaat het om langdurig werkloze werknemers, die in principe zijn aangewezen op bemiddeling en begeleiding en die niet behoren tot de groep oudere werklozen. Met name gaat het hier om werkloze werknemers, die veelal niet op eigen kracht werk zullen vinden, dan wel aangewezen zijn op scholing of gesubsidieerde arbeid. Ook kan sprake zijn van een gebrek aan motivatie waarbij het treffen van een administratieve maatregel niet (onmiddellijk) als een doeltreffend instrument wordt beoordeeld. Een werkloze werknemer kan ook gedemotiveerd zijn geraakt door verscheidene negatieve ervaringen bij zijn pogingen aan het werk te raken. In die situatie zal een administratieve maatregel de motivering wellicht minder snel bevorderen en zal gezocht moeten worden naar andere instrumenten om de werkloze werknemer opnieuw te motiveren (activering). Gebrek aan motivatie kan leiden tot een administratieve maatregel, met name in die gevallen, waarbij dit gebrek wordt ingegeven door'tevredenheid'met de uitkeringssituatie, waarbij de werkloze werknemer in het geheel niet bereid is mee te werken aan een trajectplan. In dit laatste geval wordt cliënt overgeheveld naar de categorie `Werklozen met een administratieve maatregel". Het begrip langdurig werkloos werknemer heeft wel enige verandering ondergaan ten opzichte van eerdere onderzoeksplannen. De termijn waarop een persoon langdurig werkloos werknemer werd geacht te zijn is verschoven van twee jaar in een uitkeringssituatie naar één jaar in een uitkeringssituatie. Dit hee te maken met e groeien e en nog stee s zeer oge vraag naar werknemers op de arbeidsmarkt als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen. De sluitende aanpak zoals die thans vanuit het ministerie geïnitieerd wordt gaat ook uit van langdurig werkloos bij meer dan één jaar in een uitkeringssituatie. Te onderzoeken gegevens Voor deze groep heeft het onderzoek een specifiek karakter: ten aanzien van de doelmatigheid wordt met name getoetst op de bereidheid mee te werken aan activiteiten gericht op uitstroom. Zo spoedig mogelijk zullen immers concrete afspraken met betrekking tot uitstroomactiviteiten nagestreefd worden. Het gemotiveerd blijven van de werkloos werknemer is in deze periode het voornaamste, zo niet enig, doel. De uitstroomgerichte activiteiten vinden plaats in een tandemconstructie met die DAW - onderzoeksplan 2001 -12- instantie waar de dienst is ingekocht, waarbij die instantie zorg draagt voor training, scholing, begeleiding en bemiddeling. De taak van Sociale Zaken heeft betrekking op activering, motivering, controle en regiefunctie. De rechtmatigheid wordt gecontroleerd via het rechtmatigheidonderzoeksformulier en het integrale heronderzoek. Wijze van onderzoek en termijnen Uitkeringsgerechtigden behoren tot de doelgroep van langdurig werkloze werknemers, die in principe zijn aangewezen op bemiddeling en begeleiding (bemiddelingsplan). Indien cliënt niet bereid is mee te werken aan op uitstroom gerichte activiteiten worden maatregelen genomen, welke strikt afhankelijk zijn van de individuele omstandigheden van de werkloos werknemer (b.v. administratieve maatregel). De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden) doelmatigheidstoets: l x per 8 maanden schriftelijk, via heronderzoekformulier, eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 4.2.5. Alleenstaandeoudersmetkinderenjongerdan5jaar Groepskenmerken Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan de man of vrouw met een of meer kinderen die niet duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een andere persoon, als bedoeld in artikel 3 lid 2 Abw. Deze categorie zal meestal betrekking hebben op alleenstaande vrouwen met (een) kind(eren). De verzorgingsbehoefte van de kinderen is in hoge mate bepalend voor de mogelijkheden tot arbeidsinpassing van de verzorgende alleenstaande ouder, en is in sterke mate leeftijdsgebonden. In de Abw wordt een leeftijdsgrens gehanteerd bij 5 jaar. Hoewel deze groep (overeenkomstig huidig rijksbeleid) niet actief dient te solliciteren is het gewenst dat zij zich voorbereiden op een plaats op de arbeidsmarkt. Er dient een actief beleid gevoerd te worden om deze alleenstaande ouders zich bewust te laten worden van hun situatie en dat zij zich middels oriëntatie en bijvoorbeeld scholing, hun toekomstige kansen op e ar eidsmar aanmer ij unnen vergroten. Die alleenstaande ouders die aangeven zich beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt worden in de bestaande structuren gericht op uitstroom meegenomen. Te onderzoeken gegevens De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. Een integraal mondeling heronderzoek één maal per 16 tot maximaal 18 maanden is voldoende. De doelmatigheidstoets is voor deze groep, gelet op de persoonlijke omstandigheden, namelijk niet aan de orde. Wijze van onderzoek en termijnen materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden) integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18, via heronderzoekformulier. DAW - onderzoeksplan 2001 -13- 4.2.6. Personen in inrichtingen Groepskenmerken Hier worden bedoeld personen, die verblijven in een inrichting, als bedoeld in artikel 1 lid d Abw, en waaraan bijstand wordt verleend ingevolge artikel 31 Abw. Bij verblijf in een inrichting ter verpleging of verzorging is doorgaans sprake van een statische situatie. In de persoonlijke omstandigheden zal, gedurende het verblijf in de inrichting, geen of nagenoeg geen wijziging optreden. Het vertrek uit de inrichting door de terugkeer naar de thuissituatie geeft de belanghebbende recht op een hogere algemene uitkering. Door dit belang wordt een dergelijke wijziging in nagenoeg alle gevallen uit eigen beweging en tijdig kenbaar gemaakt. Op dat moment vindt onderzoek plaats naar aanleiding van wijziging van de persoonlijke omstandigheden. Gedurende de opname is frequent onderzoek, met betrekking tot de rechtmatigheid alsmede de doelmatigheid van de uitkering, niet noodzakelijk, resp. niet doelmatig. Te onderzoeken gegevens Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens met een redelijke frequentie. Wijze van onderzoek en termijnen Bepalend is daarbij de inschatting van de duur van de opname. In gevallen waarin dit niet op voorhand duidelijk is, vindt jaarlijks een integraal onderzoek plaats. Gelet op de persoonlijke omstandigheden is een mondeling heronderzoek niet doelmatig, zolang van verpleging of verzorging sprake is. Echter ten gevolge van gewijzigde financieringswijze binnen de Abw dient een dergelijk onderzoek wel tot de mogelijkheden te behoren. bij einde opname integrale toets : mondeling, via heronderzoekformulier; tijdens opname: l x per 12 maanden, via het heronderzoekformulier. 4.2.7. 65-Plussers Groepskenmerken Hier worden bedoeld personen, die een ~-uitkering ontvangen en 65 jaar of ouder zijn. Ten aanzien van deze categorie is de zorgfunctie van groot belang (bijzondere bijstandsverlening). De ervaring geeft de noodzaak van een jaarlijks mondeling contact aan. Te onderzoeken gegevens Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens. De noodzaak van bijzondere bijstandsverlening wordt tevens bezien. Wijze van onderzoek en termijnen Gelet op de persoonlijke omstandigheden is een mondeling heronderzoek één maal per 12 maanden in principe voldoende. De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsqerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. DAW - onderzoeksplan 2001 -14- 4.2.8. Overige Abw-gerechtigden Groepskenmerken Hier worden bedoeld de groep uitkeringsgerechtigden waarvan bij een eerder (her)onderzoek is vastgesteld, dat zij vooralsnog blijven aangewezen op een uitkering krachtens de Abw en die niet behoren tot de overige in dit onderzoeksplan genoemde categorieën uitkeringsgerechtigden. Deze uitkeringsgerechtigden zijn veelal ontheven van de arbeidsvoorwaarden zodat frequent onderzoek met betrekking tot de doelmatigheid van de uitkering om deze reden niet noodzakelijk is. Onderzoek met betrekking tot de rechtmatigheid kan plaatsvinden middels het bij wijzigingen in hun situatie in te leveren rechtmatigheidonderzoeksformulier. In voorkomende gevallen wordt individualiserend een aangepaste afwijkende heronderzoektermijn vastgesteld. Te onderzoeken gegevens Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens met een redelijke frequentie. De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. Wijze van onderzoek en termijnen Bij ieder heronderzoek moet m.b.t. de arbeidsvoorwaarden een heroverweging plaatsvinden. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); - integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 4.3. CATEGORIE IOAW 1 IOAZ GERECHTIGDEN Groepskenmerken Bij deze groep gaat het om personen die aanspraak kunnen maken op een loaw 1 loaz-uitkering. Dit betreft personen, die vanwege leeftijd en 1 of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het gaat hierbij dus om personen waarvoor, gelet op de persoonlijke omstandigheden en arbeidsmarktsituatie, de arbeidinpassingsmogelijkheden verminderd zijn. Door de vraag op de arbeidsmarkt dienen zoveel mogelijk potentiële arbeidskrachten ingezet te worden. De hier bedoelde doelgroep (o.a. vroeg gehandicapten en zij die jonger zijn dan 57,5 jaar) valt bij ontstaan werkloosheid in beginsel onder de sluitende aanpak en dient teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt. Voorzover het de groep 57,5 jaar en ouder betreft en zij dit op vrijwillige basis willen, dienen teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt. Voor diegenen die als arbeidsgehandicapte worden aangemerkt worden kan, om uitstroom te bevorderen, een aantal middelen via de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Rea) ingezet worden. Hierbij kan gedacht worden aan belastbaarheidsonderzoeken, integratieplannen, plaatsingsbudget of pakket op maat. Te onderzoeken gegevens De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd, welk formulier tevens voldoende basis vormt voor de materiële toets. Eventuele inkomsten naast de uitkering hebben doorgaans een vast karakter en zullen normaliter 1 maal per jaar wijzigen. Frequente toets op rechtmatigheid is derhalve niet doelmatig. Afhankelijk van eventuele neveninkomsten kan de onderzoekstermijn gesteld worden op minimaal 12 maanden en maximaal 18 maanden. Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is gezien het voorgaande niet aan de orde. Volstaan kan worden met een integrale hercontrole op een redelijke termijn. DAW - onderzoeksplan 2001 -15- Wijze van onderzoek en termijnen materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 4.4. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN Groepskenmerken Bij deze groep gaat het om de uitkeringsgerechtigden, welke aanspraak kan maken op een Bbz- uitkering. Bij deze categorie gaat het om een zeer specifieke groep waarbij de heronderzoektermijn veelal afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de cliënt wordt vastgesteld. Te onderzoeken gegevens Voor deze categorie geldt een vrijstelling van het inleveren van de inkomstenverklaring. De inkomsten naast de uitkering hebben doorgaans een sterk wisselend karakter en worden definitief vastgesteld aan de hand van de jaarstukken van de betreffende ondernemer. De onderzoekstermijn kan hieraan gekoppeld worden en vastgesteld op maximaal 12 maanden. Veelal vindt het onderzoek schriftelijk met behulp van de jaarstukken plaats. In individuele gevallen wordt een afwijkende - maar steeds kortere - onderzoekstermijn gehanteerd. Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is, voor zover het de arbeidsvoorwaarden betreft, niet aan de orde. Volstaan kan worden met een integrale hercontrole minimaal 1 maal per 12 maanden. Wijze van onderzoek en termijnen integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. DAW - onderzoeksplan 2001 -16- 5. CATEGORIEEN VAN VORDERINGEN Ten aanzien van debiteuren is in artikel 66 lid 7 Abw een onderzoeksplicht opgelegd aan burgemeester en wethouders. In artikel 4 RAU is de frequentie van deze heronderzoeken nader vastgesteld en wel op 1 maal per jaar. Deze verplichting geldt op grond van het vierde lid van artikel 4 RAU niet ten aanzien van vorderingen waarvan de betaling- en aflossingstermijn een periode van 5 jaar niet overschrijden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste aflossing voldaan moet zijn. Voorwaarde hierbij is dat de betrokkene zijn verplichtingen blijft nakomen. De gemeente Helmond heeft van de Rijksconsulent toestemming gekregen voor een opschoonactie: het schonen van het debiteurenbestand van de juridisch oninbare vorderingen in de periode 1 januari 1999 tot 1 januari 2001. In het kader daarvan is in 2 aar -1999 en 2000- het hele debiteurenbestand doorlopen en daarmee afgerond. Verder is met ingang van 1 januari 1999 lokaal invulling gegeven aan een nieuw debiteurenbeleid. Met het oog hierop is het zowel in het belang van de cliënt als van de gemeente wenselijk c.q. noodzakelijk om minimaal 1 x per jaar een onderzoek te doen naar de draagkracht en de opgelegde terugbetalingsverplichting. Derhalve zal geen gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid om te differentieren in de periodiciteit. Afhankelijk van de aard van de vordering zal wel verschil worden gemaakt in de intensiteit van het Onderscheid kan worden gemaakt in de volgende categorieën: 1 .Vorderingen op cliënten met een lopende uitkering Door de afdeling Sociale Zaken zullen deze vorderingen integraal worden meegenomen bij het reguliere heronderzoek, beëindigingsonderzoek of eventuele tussentijdse mutaties. 2. Vorderingen van cliënten die geen uitkering meer ontvangen Door de afdeling Juridische Zaken zal 1 x per jaar of tussentijds, indien daar aanleiding voor is, een heronderzoek worden uitgevoerd. 3. Vorderingen in het kader van het Bbz Gelet op het specifieke karakter van deze vorderingen wordt de inhoudelijke herbeoordeling van alle vorderingen, ook ten aanzien van ex-cliënten, uitgevoerd door de afdeling Sociale Zaken. Eventuele invorderingsactiviteiten worden verricht door de afdeling Juridische Zaken. 4. Vorderingen die zijn uitbesteed aan de lncasso-Unie Bij stagnering van de terugbetalingsverplichtingen treedt een stringent invorderingstraject in werking met als sluitstuk uitbesteding van de vordering aan de Incasso-Unie. Deze 'probleem' vorderingen krijgen automatisch extra aandacht. Gemiddeld 1 maal per 2 maanden worden deze vorderingen door de afdeling Juridische Zaken doorgenomen met de lncasso-Unie, waarbij zowel de invorderingskwestie als een eventuele herbeoordeling onder de aandacht komt. DAW - onderzoeksplan 2001 -17- 6 ONDERHOUDSVERHAAL In geval sprake is van onderhoudsverhaal wordt aansluiting gezocht bij de heronderzoektermijn zoals deze is vastgesteld voor debiteuren zonder lopende uitkering (1 x per 12 maanden een schriftelijk heronderzoek). Waar nodig zal het onderzoek mondeling worden afgehandeld en al individualiserend zal de onderzoeksperiode worden verkort. Bij gewijzigde omstandigheden vindt een hernieuwde draagkrachtbeoordeling plaats. Op verzoek van de betrokken cliënt zullen diens omstandigheden tussentijds worden beoordeeld. DAW - onderzoeksplan 2001 -18- 7. ONDERZOEKSPLAN BEEINDIGINGEN In de RAU is bepaald dat beëindigingonderzoeken binnen 3 maanden na de laatste maand waarin de betaling van de uitkering heeft plaatsgevonden (art. 3 RAU). Bij het onderzoek moet worden vastgesteld: is de uitkering in de voorliggende periode rechtmatig en correct uitbetaald; zijn er schulden en zo ja op welke wijze worden deze verrekend. Indien mogelijk wordt door de casemanager een aflossingsregeling opgesteld; is de blokkering- 1 beëindigingdatum correct. De opgegeven datum en reden moet worden geverifieerd. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan kan het beëindigingonderzoek worden afgesloten. DAW - onderzoeksplan 2001 -19- 8. SAMENVATTING ONDERZOEKSPLAN 8.1. CATEGORIE ABW-GERECHTIGDEN 8.1.1. Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) a. werkloze werknemers die korter dan 1 jaar een ~-uitkering ontvangen en aan wie de arbeidsvoorwaarden zijn opgelegd (niet behorend tot 8.1.2. of 8.1.1). materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); doelmatigheidstoets: schriftelijk, l x per 6 maanden via heronderzoekformulier, eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 8.1.2. Oudere werkloze werknemers a. werkloze werknemers van 50 jaar en ouder. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 8.1.3. Werkloze werknemers met een administratieve maatregel a. werkloze werknemers waarbij een administratieve maatregel is getroffen ex art. 14 lid (a) Abw. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); doelmatigheidstoets: mondeling, bij maatregel met een maximum van 3 maanden, via heronderzoekformulier; integrale toets: mondeling, 1 x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 8.1.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> 1 jaar) a. werkloze werknemers aan wie de arbeidsvoorwaarden zijn opgelegd en die langer dan één jaar een ~-uitkering ontvangen (niet behorend tot 7.1.2., 7.1.1) materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); DAW - onderzoeksplan 2001 -20- doelmatigheidstoets: l x per 8 maanden schriftelijk, via heronderzoekformulier, eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; integrale toets: mondeling, 1 x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 8.1.5. Alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar a. alleenstaande ouders, waarvan het jongste kind de leeftijd van 5 jaar nog niet heeft bereikt. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18, via heronderzoekformulier. 8.1.6. Personen in inrichtingen a. personen, die verkeren in een inrichting, als bedoeld in artikel 1 lid d Abw en waaraan bijstand wordt verleend ingevolge art 31 Abw. bij einde opname integrale toets mondeling, via heronderzoekformulier; tijdens opname: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoek- formulier. 8.1.7. 65-Plussers a. personen, die een ~-uitkering ontvangen en 65 jaar of ouder zijn. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekfórmulier. 8.1.8. Overige Abw-gerechtigden a. de groep uitkeringsgerechtigden die een ~-uitkering ontvangt en niet behorend tot een van de overige categorieën in dit plan. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. DAW - onderzoeksplan 2001 -21- 8.2. CATEGORIE IOAW 1 IOAZ GERECHTIGDEN a. personen die aanspraak kunnen maken op een loaw 1 loaz-uitkering. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorge aan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier tot de nieuwe werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden); integrale toets: mondeling, l x 16 tot 18 maanden, via heronderzoekformulier. 8.3. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN a. de uitkeringsgerechtigden, welke aanspraak kan maken op een Bbz-uitkering. integrale toets: minimaal l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 8.4. CATEGORIEEN VAN VORDERINGEN a. Vorderingen op debiteuren, die wel uitkering ontvangen, komen bij het reguliere integrale heronderzoek aan de orde. b. De termijn van het schriftelijk heronderzoek voor debiteuren zonder lopende uitkering wordt ongewijzigd gesteld op 12 maanden, tenzij: 1 . de opgelegde betalingsverplichting correct wordt nagekomen en de vordering binnen vijf jaar, te rekenen vanaf de eerste van de maand waarin de eerste aflossingstermijn voldaan moet zijn, is afgelost. Een debiteurenonderzoek blijft dan volledig achterwege; 2. de debiteur een inkomen geniet krachtens AOW/pensioen, AAW, WAO of AWW; de onderzoekstermijn wordt dan gesteld op 2 jaar. In het kader van de opschoonactie zal in 2 jaar -1 999 en 2000- het hele debiteurenbestand worden doorlopen. 8.5. ONDERHOUDSVERHAAL l x per 12 maanden een schriftelijk heronderzoek. Waar nodig zal het onderzoek mondeling worden afgehandeld en al individualiserend een verkorte onderzoeksperiode. Bij gewijzigde omstandigheden hernieuwde draagkrachtbeoordeling. 8.6. ONDERZOEKSPLAN BEEINDIGINGEN In de RAU is bepaald dat beëindigingonderzoeken binnen 3 maanden na de laatste maand waarin de betaling van de uitkering heeft plaatsgevonden (art. 3 RAU). DAW - onderzoeksplan 2001 -22- 9. TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN Niet beoogd is hier een limitatieve opsomming te geven van die punten die onderzocht moeten worden. Het is een indicatie van te onderzoeken items en wordt al naar gelang van de te onderzoeken zaak toegepast en of uitgebreid. Rechtmatigheid 1. Persoonsgegevens 1.1 naam 1.2 tenaamstelling 1.3 verblijfplaats 1.4 burgerlijke staat 1.5 nationaliteit 1.6 verblijfstitel 1.7 overlijden 2. Gezinssituatie 2.1 gezamenlijke huishouding 2.2 inwonende kinderen (leeftijd, studie) 2.3 woningdeling 2.4 hulp 1 verzorging huisgenoot 2.5 uitwonende schoolverlater 3. Individuele omstandigheden 3.1 tijdelijk verblijf in andere gemeente 3.2 afwijking gezinsbijstand 3.3 specifieke voorwaarden 3.4 schulden 3.5 voorlichting / bemiddeling dienstverlening 3.6 kinderbeschermingsmaatregel 3.7 studie (ook i.v.m. schoolverlatersnorm) 3.8 intramurale verzorging 1 verpleging 3.9 detentie 3.10 dienstplicht 3.11 (overige) bijzondere omstandigheden 4. Middelen 4.1 arbeidsinkomsten (bestandsvergelijking Centraal Ziekenfonds) 4.2 (andere) periodieke uitkeringen 4.3 premies, incentives, andere eenmalige uitkeringen 4.4 alimentatie 4.5 kamerverhuur 4.6 kostgever 4.7 vakantiegeld 4.8 ontvangen vermogen 4.9 opbouw vermogen 4.10 rente uit vermogen 4.11 inkomsten in bijstand begrepen kinderen 4.12 giften 5. Kosten 5.1 woonlasten 5.2 premie ziektekostenverzekering DAW - onderzoeksplan 2001 -23- 5.3 persoonlijke uitgaven 5.4 rente en aflossing duurzame gebruiksgoederen 5.5 (overige) bijzondere kosten 6. Toeslagen 6.1 woonkosten 6.2 voormalig éénoudergezin 6.3 (ander) overgangsrecht 6.4 rente en aflossing 6.5 uitwonende schoolverlater 6.6 verordening toeslagen en verlagingen 7. Verhaal 7.1 onderhoudsplicht (object of subject) 7.2 echtscheidingsvonnis 7.3 voogdijbeschikking 8. Vorderingen 8.1 teveel ontvangen uitkering 8.2 geldlening 8.3 bedrijfskrediet 8.4 krediethypotheek 8.5 aflossingsverplichting 8.6 betalingsachterstanden 8.7 boedelscheiding 8.8 (ander) vrijkomend vermogen 8.9 schuld aan derden 8.10 beslag Doelmatigheid 9. Voorwaarden 9.1 besef van verantwoordelijkheid 9.2 goedkopere huisvesting 9.3 alimentatievordering 9.4 overleggen rekening 1 balans e.d. 9.5 aanspreken voorliggende voorziening. 10. Verplichtingen 10.1 verstrekken inlichtingen 10.2 inschrijving Arbeidsbureau 10.3 inschrijving uitzendbureaus (bijz.) 10.4 sollicitaties 10.5 werkaanvaarding 10.6 arbeidsbelemmeringen voorkomen 1 tegengaan 1 opheffen 10.7 meewerken aan onderzoek door derden instanties, b.v. Arbeidsvoorziening e.a. 10.8 meewerken aan scholing e.d. 10.9 bijzondere verplichting 10.10 recidive bij schending 11. Belemmeringen 11.1 kinderzorg (leeftijd inwonende kinderen) 11.2 hulp 1 verzorging huisgenoot 11.3 overige persoonlijke verplichtingen 11.4 vooropleiding 11.5 werkervaring 11.6 fysieke beperkingen DAW - onderzoeksplan 2001 -24- 11.7 verslaving 11.8 overige psychische belemmeringen 1 1.9 financiële belemmeringen (verwervingskosten) 11.10 andere belemmeringen 12. Traject 12.1 eigen ers 12.2 trajectplan 12.3 motivatieplan 12.4 administratieve maatregel 13. Instrumenten 13.1 motivatie 13.2 (om-, her-, bij-) scholing 1 opleiding 13.3 vrijwilligerswerk 13.4 uitzendwerk 13.5 werk m.b.v. uitkering 13.6 additione e ar el 13.7 gesubsidieerde arbeid 13.8 WSW 13.9 Opvang nieuwkomers 13.10 (ander) specifiek project 13.11 kinderopvang 13.12 premie, incentive 13.13 bijzondere bijstand 13.14 voorliggende voorzieningen 13.15 voorlichting 1 bemiddeling dienstverlening 13.16 administratieve maatregel DAW - onderzoeksplan 2001 -25- Jaarplan sociale recherche 2001 Inleiding Dit is inmiddels het 5-@ jaarplan voor de sociale recherche in de regio Helmond. In ditjaarplan worden de beleidsvoomemens, de accenten, de middelen en de planning van 2001 vastgelegd. Het plan is als zodanig onderdeel van het beleidsplan Abw 2001. In het voorjaar van 2000 is de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden ( Wet BOB) in werking getreden. Het Openbaar Ministerie wil meer controle op de bevoegdheden van de opsporingsambtenaren uitoefenen als gevolg van de parlementaire- enquete. (commissie van Traa) Zo dient bijvoorbeeld steeds een bevel tot observaties te worden aangevraagd indien de sociale recherche stelselmatig iemands gedrag wil waarnemen. Dat maakt een herijking van werkwijze en methodieken noodzakelijk. Aan de andere kant zijn er landelijke ontwikkelingen die een splitsing tussen controle en opsporing wenselijk achtten waardoor in 2001 een herziening van taken en bevoegdheden van het bureau sociale recherche te verwachten is Het voorstel van het kabinet komt in hoofdzaak neer op beperking van opsporingsbevoegdheid waardoor het accent meer komt te liggen op controle c.q. handhaving. Bij uitbreiding controlebevoegdheden past ook de landelijke invoering van het Inlichtingenbureau(1B) dat in het 3e kwartaal 2001 zijn beslag krijgt. Het ]B levert actuele gegevens uit meerdere bronnen, namelijk de UVI's, de Informatiebeheergroep en de Belastingdienst. In deze vorm wordt de fraudebestrijding sneller, directer en efficiënter. Dit is eveneens in het belang van de cliënt. Doordat extra aandacht zal worden besteed aan de frauderegistratie, fi-audeanalyses, ajhandeling vanfraude aanbod en resultaat metingen, gekoppeld aan de verschillende activiteiten c.q. methodieken kan in 2001 mogeliik een start worden gemaakt met uitstroorn door middel van Hoogwaardige lianáhaving d.w.z. de controle-op-maat methode (de risico gestuurde poortwachter). De basisgeclachte daarbij is dat iedereen recht heeft op controle, maar dat sommigen recht hebben op extra controle. Het bureau sociale recherche kan gegevens aanleveren op basis waarvan een lokale risicobeoordeling en een iisicoproftel wordt gemaakt. Met deze methode kan extra capaciteit ingezet worden ter ondersteuning van de activering. Arbeidstoeleiding is en bliffit de bestefraudebestrijdingaanpak. Mede op initiatief van de gemeente Helmond is er een nauw samenwerkingsverband ontstaan voor de sociale-recherche in Brabant. Deze samenwerkin resulteerde in de 9 opzet van een cursus fraude-interview voor de rechercheurs. Daarnaast liggen er plannen om de samenwerking te intensiveren. Definitie en vormen van fraude Onder fraud wordt in het kader van ditjaarplan begrepen het verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met als doel ten onrechte een (hogere) uitkering te ontvangen. In hoofdlijnen zijn de navolgende vormen van fraude te onderscheiden: "wittefraude» - hiervan is sprake als er inkomsten zijn genoten waarover door de werkgever belastingen en premies zijn betaald of indien er naast de bijstandsuitkering een uitkering wordt ontvangen van een andere instantie "zwartefraude'- hieronder vallen verzwegen inkomsten, ontvangen voor het verrichten van werkzaamheden waarover door de werkgever geen belastin enen premies zijn betaald. 9 'lee fvor-rnfraude»- hieronder valt het onder andere het voeren van een gezamenlijke huishouding zonder dat dit bekent bij de sociale dienst. -vermogensfraude' deze vorm van fraude ontstaat door het niet vermelden van vermogen -verblijfadres fraude'- Het opgeven van een ander adres dan het adres van werkelijk verbliff fraudeanalyse Om fraudebestrijding beter te kunnen 'managen' zijn firaudeanalyses natuurlijk onontbeerlijk. Afgelopen jaar zouden daartoe de eerste aanzetten worden gegeven maar de planning was te optimistisch. Gezien echter het belang hiervan zal in het komende jaar hieraan prioriteit worden gegeven mede om te komen tot een Hoogwaardige Handhaving, zoals in de inleiding reeds is aangegeven. Met het nieuw aangeschaftfrauderegistratiesysteem was het nog niet mogelijk om in 2000 een eerste fraudeanalyse voor de Helmondse situatie op tinemen. inmiddels is de nodige ervaring opgedaan met dit programma en is het voor hetjaarplan 2002 wel mogelijk. Werkgebied, locatie en middelen Sedert 1992 is het bureau sociale recherche werkzaam voor de gemeente Helmond en de 6 omliggende gemeenten, te weten: Deurne, Asten, Someren, Mierlo, Gemert/Bakel en Laarbeek. Het team bestaat uit een teamleider en 5 rechercheurs met opsporingsbevoegdheid en een administratieve kracht en is volledig op sterkte. De samenwerking is gebaseerd op een convenant. Hierin is onder meer geregeld dat in 1 999 de formatie herijkt zou worden. Op het moment van schrijven is even pas op de plaats gemaakt om aan te kunnen sluiten op de ontwikkelingen van het C. WL en de plannen voor de regionale uitvoeringsorganisatie in Peelland 2 Taakverdeling en werkwijze De werkwijze van het bureau sociale recherche binnen de Helmondse organisatie is volledig beschreven en vastgelegd in procedures. Globaal komt het erop neer dat alle fraudesignalen door het bureau sociale recherche zijn verzameld, geselecteerd en gecompleteerd en ingevoerd in het Frauderegistratiesysteem (FRIS). Op basis van prioriteitsstelling en beschikbare capaciteit worden zaken aangepakt. Alle zaken met betrekking tot 'zwart werk` of "zwart werk in combinatie met andere vormen van firaude" alsmede `samenwoningsgevallen' worden zevstandig door het bureau afgewerkt. Boeteonderzoeken worden bij constatering van fraude integraal door het bureau sociale recherche afgewerkt. Daarnaast werd door het bureau de fiscusvergelijking verricht over de jaren 1997 tot en met 1998. De organisatie heeft besloten dat de bestandsvergelijking met CZ plaatsvindt door het bureau sociale recherche. Deze vorm vanfraudebestrijding is ook beschikbaar voor de regiogemeenten. Het bureau sociale recherche is inmiddels ook gestart met de voorbereiding tot implementatie van het inlichtingen Bureau. activiteiten De activiteiten van sociale recherche kunnen als volgt worden omschreven: 1. ondersteuning (op verzoek); 2. zelfstandig onderzoe 3. participatie multidisciplinair onderzoek; 4. opmaken proces-verbaal; 5. voorlichting en deskundigheidsbevordering; ad. 1 Ondersteuning Ondersteuning bestaat uit operationele ondersteuning, ondersteunend onderzoek en rapportage en de consult _functie. In z'n algemeenheid vraagt dit een korte inspanning van het bureau en blijkt in de praktijk ook een _uiterst effectief middel te zijn. Planning 2001 Na implementatie van de klantgebonden werkwijze bij de afdeling Sociale Zaken in Helmond zijn de ver-zoeken tot ondersteuning fors toegenomen. De `casemanager' heeft nu een eigen cliëntenbestand, waardoor onder andere ook meer zicht op fraude ontstaat. In een periodiek overleg tussen de teamleiders Soza en de sociale recherche is permanent aandacht voor ondersteuningsactiviteiten. Deze werksoort krijgt voorrang en blijft absoluut noodzakelijk omdat het een van de beste manieren om firaude te voorkomen c.q. te bestrijden is. Het bureau sociale recherche is dan ook een sterke voorstander van deze werksoort en het zou gewenst zijn indien casemanagers 3 nog na ru r ge rui ma n van eze moge t met name a t gaat om nieuwe aanvragen. Kan de hoogwaardige handvingsgedachte worden uitgewerkt en toegepast dan dient een `controle op maat'plaats te vinden. Daar waar de meeste risico's worden verondersteld dient er intensief ( diepgaand , zowel administratief als inhoudelijk) gecontroleerd worden. Het bureau sociale recherche zal deze ontwikkeling dan ook zeker ondersteunen door het cifferrnatig aanleveren en onderbouwen van risicoprofielen. Mede op basis hiervan, gekoppeld aan de ervaringen van casemana ers en de analyses van de tips kunnen risicosituaties en risicocategorieën 9 worden ontwikkeld. Hierop zou de controle geïntensiveerd kunnen worden. Als er weinig aanleiding is tot verhoogd risico kan volstaan worden met een standaard administratieve controle Op basis van de ervaringen in 2000 wordt de planning van de verzoeken tot ondersteuning verhoogd. Ondersteuningen 2001 2000 Helmond 75 45 Regio 25 25 De resultaten van de verschillende activiteiten zullen over 2001 inzichtelijk worden gemaakt in de dienstverslagen, in elk geval op basis van onderstaande categorieën. Een en ander zal verder worden uitgewerkt in de `resultaatmeting met betrekking tot fraudebeleid": a .fwijzing, aanvraag; - beëindiging uitkering; - aanpassing uitkering; - terugvorderingbedrag; - boete bijfraude; - proces-verbaal; ad. 2 Zelfstandige onderzoeken ZeVstandige onderzoeken richten zich in hoofdzaak op 'zwart werk` en 'leefvormfraude' en zijn meestal repressief van aard. Noodzakelijke voorwaarde om vanuit repressie ook resultaat te boeken in de sfeer van preventie is een consequent en consistent `lik op stuk" beleid. Daarvoor is weer nodig dat er goed wordt samengewerkt met de verschillende afdelingen en andere disciplines binner, de organisatie. De uitstroomgedachte op basis van een pragmatische benadering staat hierbij centraal. De sociaal rechercheur rapporteert bij zeVstandige onderzoeken rechtstreeks aan de beslissingsbevoegde binnen de afdeling Sociale Zaken. Dit is efficiënter en bevordert de duidelijkheid vanuit de organisatie naar de klant. 4 De planning voor 2000 ging uit van: Helmond: 1 75 en de Regio: 50 zaken. Deze planning kan worden verhoogd naar respectievelijk 225 en 60 zaken, omdat er met de nieuwe werkwijze een kwaliteitsslag is gemaakt met betrekking tot de doorlooptijden. Zaken worden zo mogelijk middels een korte slag afgewerkt. Door de andere werkwijze en methodiek is een inverdien effect ontstaan waardoor ruimte is gecreëerd voor andere projecten en onderzoeken De resultaten van de zelfstandige onderzoeken zullen worden opgenomen in de resultaatmeting met betrekking tot hetfraudebeleid. ad. 3 Participatie multidisciplinaire onderzoeken l projectmatige aanpak De landelijke ontwikkelingen gaan in de richting van beperking van verschillende 9 Bijzondere Opsporingsdiensten tot een 4-tal. Over de positie van de sociale recherche was enige discussie, maar het kabinet is nu met een voorstel gekomen dat er vanuit gaat dat de Sociale recherche bij de gemeenten blijft maar dat er nadrukkelijker een knip komt tussen controle en opsporing. De opsporingsbevoegdheid wordt enigszins beperkt in die zin dat "zware zaken' moeten worden overgedragen naar een nog op te richten landelijke SIOD (Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst) Deze dienst wordt tevens belast met de centrale aansturing als het gaat om grotere gebiedsoverschrijdende zaken. De consequenties hiervan zijn nog niet helemaal te overzien omdat dit voorstel nog behandeld moet worden in de 2-@ Kamer. De verwachting is dat er in 2001 duidelijkheid zal komen Het bureau sociale recherche in de regio Helmond is een sterke voorstander van samenwerking en neemt daartoe regelmatig initiatieven. De zoektocht naar nieuwe en verbeterde handhavingmethodieken blijft permanent in ontwikkeling om daarmee ook een kwaliteitsverbetering in defraudebestrijding te bewerkstelligen. Op het preventieve vlak was in 2000 een project gepland waarbij a-selectief een x- aantal dossiers zouden worden doorgelicht op fraudesignalen. De planning is niet gehaald. Enkele onvoorziene grotere onderzoeken, waaronder het onderzoek naar de handel in vervalste horleges samen met de Economische Controle Dienst en de Politie, hebben eenfors beslag gelegd op de capaciteit. Gezien de belangrijkheid wordt het opnieuw in hetjaarplan 2001 opgenomen. Het is de bedoeling dat door het bureau sociale recherche per dossierfraudeanalyses worden gemaakt die vervolgens worden doorgesproken met de case-managers. Door detectie vanfraudesignalen hoopt het bureau een actieve bijdrage te leveren aan de verbeterin van de kwaliteit van de fraudebestrijding. De specialistische kennis van 9 het bureau wordt daarbij optimaal benut en dan is ook de kwaliteitscirkel rond. Het bureau sociale recherche levert een actief aandeel in o.a. de projectgroep "Pensions`, welke werkgroep even pas op de plaats heeft gemaakt in afwachting van gemeentelijke ontwikkelingen op het gebied van een bredere handhaving. 5 Voor het jaarplan 2002 zullen de mogelijkheden van een projectmatige aanpak zeker verder worden uitgewerkt afgestemd op lokale c.q. regionale situaties, temeer daar na verdere bestandsanalyse meer zicht zal zijn op bepaalde risicogroepen. De planning van het aantal multidisciplinaire onderzoeken wordt naar beneden bijgesteld om meer ruimte te creeeren voor de hierboven genoemde prioriteiten Planning multidisciplinaire onderzoeken 2001 Helmond + regio 5 (was 1 0) Verslaglegging zal plaatsvinden en de resultaten zullen worden gemeten. ad. 4 Opmaken proces-verbaal Opmaken van een proces-verbaal vindt plaats conform frauderichtlijnen van het Openbaar Ministerie en aanvullende afspraken. De hoogte van hetfraudebedrag is hierbij bepalend. Met ingang van 1 april 2000 zijn nieuwe richtlijnen Sociale Zekerheid Fraude van toepassing. Aanleiding voor vervanging is de invoering van de wet boeten en maatregelen. Gemeenten hebben nu zeVde bevoegdheid c.q. verplichting om in gevallen < 112. 000, - boeten op te leggen. Vanaf 1 juli 1997 heeft men inmiddels ervaring op kunnen doen. De gemeente kan overigens door toepassing van de Wet boeten en maatregelen het ' lik op stuk beleid' goed tot zijn recht laten komen. Nu echter de aangiftegrens op fl. 12. 000, - is gesteld voor alle zaken, ongeacht de fraudeperiode, zal het aantal op te maken processen-verbaal sterk afnemen. -De planning wordt derhalve naar beneden bijgesteld Planning 2001: Aantallen pvb's: 1 5 Helmond - zeVstandige onderzoeken - via de afdeling Sociale Zaken 5 Regio - zeVstandige onderzoeken 5 - via de afdeling Sociale Zaken 5 6 Bestandsvergelijking Ter bestrijding van de zogenaamde "wittefraude" is in den lande van 1992 de bestandsvergelijking met de _fiscus ingevoerd. (Sofi) de gemeente Helmond heeft destijds echter gekozen voor een koppeling en vergelijking met het Centraal Ziekenfonds (CZ). Dit was mogelijk omdat minimaal 95 % van het bestand verzekerd was bij het CZ. Het grote voordeel van koppeling met het CZ is dat dit een actuele vergelijking is en dus fraude voorkomt. Door de gemeente Helmond is de resterende 5 % middels de Soficontrole onderzocht over de jaren 1 99 7 tot en met 1 998 en dit onder-zoek toonde aan dat de CZ-koppeling zeer succesvol is geweest want de So -controle achteraf levert nauwelijks fraude op. In het 3e kwartaal van 2001 zal een landelijke uitrol plaatsvinden van het inlichtingenbureau (1B) Dit IB zal op termijn de CZ vergelijking en de Soficontrole overbodig maken. Het grote voordeel van het IB is dat de fraude sneller aan het licht komt, dat er een sterke preventieve werking uitgaat van deze waterdichte check, dat de fraudebedragen niet zo hoog meer oplopen, zodat de terugvordering minder problematisch voor de cliënt wordt. ad. 5 Voorlichtingldeskundigheidsbevordering Voorlichting is een belangrijk middel ter voorkoming vanfraude. Het huidige beleid, dat elk geval van geconstateerde fraude wordt gepubliceerd, zal worden gecontinueerd. Bovendien zal door middel van voorlichting aan de omliggende politiekorpsen de aandacht voorfraudebestriJding in de Sociale Zekerheid worden gestimuleerd. In samenwerking met de afdeling Voorlichting zal met enige regelmaat ook meer algemene publieksvoorlichting worden verzorgd. Er zal blijvend aandacht worden geschonken aan individuele voorlichting aan klanten met betrekking totfraude bij aanvragen, mutaties en heronderzoeken onder andere middels brochures waarin de spelregels worden opgenomen en de consequenties van _fraude worden aangegeven. In het kader van de deskundigheidsbevordering zal Sociale Recherche ook in 2001 voor de bijstandsmedewerkers in Helmond en de regiogemeenten voorlichtingssessies c.q. zaken-evaluatiebijeenkomsten houden. Door stage te lopen bij het bureau sociale recherche wordt de fraudealertheid eveneens sterk bevorderd Er wordt een afzonderlijk project opgestart hoe de specifieke deskundigheid van het bureau sociale recherche het beste ten dienste gesteld kan worden van de organisaties en medewerkers. 7 |