• Bestuur
  • Raadsvoorstellen RV 11 beleidsplan ABW 2001

Raadsvoorstellen RV 11 beleidsplan ABW 2001

Documentdatum 09-01-2001
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Raadsvoorstellen
Samenvatting

GEMEENTERAAD VAN HELMOND

Raadsvergadering d.d.: 9 januari 2001

Bijlage nr.: 1 1

B&W d.d.: 22 december 2000

Dienstlafd.: AW/JZ

Onderwerp: Beleidsplan Abw 2001

Aan de gemeenteraad,

De Algemene bijstandswet voorziet in een jaarlijks gemeentelijk beleidsplan. Aan de orde is nu het

Beleidsplan Abw 2001. De nadruk ligt op de beleidsvoornemens, waarvan een overzicht is

opgenomen in een 'Lijst van actiepunten'. De Beleidsplannen vormen een beleidscyclus met de

Beleidsverslagen die jaarlijks achteraf worden vastgesteld.

Eerst worden in hoofdstuk 2 de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en

Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI) geschetst, alsook wat zij voor Helmond

betekenen.

Het gemeentelijke beleid komt aan de orde aan de hand van de beleidsterreinen Werk en sociale

activering, Inkomensondersteuning en Handhaving. Cliëntenparticipatie en Voorlichting krijgen apart

de aandacht.

Hoofdstuk 3 gaat in op Werk en sociale activering. De basis voor het beleid vormt hier de 'Evaluatie

Uitstroomplan ... naar een sluitende aanpak'. Het jaar 2001 staat in het teken van onder andere een

reductie van het bestand met 200 cliënten, intensivering van het beleid en optimalisering van de

dienstverlening.

Hoofdstuk 4 betreft de inkomensondersteuning. De huidige maatregelen tegen armoede en de

bevindingen van een recent onderzoek naar de armoedeproblematiek in Helmond, geven richting aan

het toekomstige beleid. De ideeën hiervoor worden ter discussie gesteld in de 'Startnotitie invulling

armoedebeleid'. Het gaat hier om 'maatwerk over en weer' voor wat betreft de van iemand verwachte

inspanningen en de voor hem geldende voorzieningen, en om het actief individueel benaderen van

mensen door huisbezoeken en spreekuren in tehuizen.

Hoofdstuk 5 behandelt het gemeentelijke handhavingsbeleid, met aandacht voor het Onderzoeksplan

en het Jaarplan Sociale Recherche (beiden bij het Beleidsplan gevoegd). In beide plannen wordt het

bestaande beleid voortgezet en verder uitgebouwd. Het Jaarplan Sociale recherche voorziet echter

ook in een herijking van werkwijze en methodieken.

De stand van zaken met betrekking tot de cliëntenparticipatie komt in hoofdstuk 6 aan de orde. De

startnotitie terzake heeft een aantal mogelijke vormen aangegeven. Deze zullen aan 'het veld'worden

voorgelegd. Daarna kan aan de vorm waarvoor wordt gekozen concreter invulling worden gegeven.

Voor wat betreft de voorlichting (hoofdstuk 7) wordt, naast algemene voorlichting middels met name

bijeenkomsten en informatiemateriaal, ook ingezet op een actieve individuele benadering van mensen

die (mogelijk) voor voorzieningen in aanmerking komen.

Hoofdstuk 8 geeft een overzicht van de financiën. Uitgangspunt is dat de eventuele kosten die

voortvloeien uit de plannen opgevangen worden binnen de hiervoor bestemde budgetten.

Gemeenteraad van Helmond blz. 1

De Commissie Beleid Sociale Zaken heeft met het concept-beleidsplan ingestemd.

Wij stellen u voor het Beleidsplan Abw 2001 vast te stellen conform bijgaand concept-besluit.

Het advies van de commissie maatschappelijke dienstverlening en sociale zaken zal, na ontvangst,

voor u ter inzage worden gelegd.

Burgemeester en wethouders van Helmond,

De burgemeester,

Mr. W.J.B.M. van Eik.

De secretaris,

Mr. A.C.J.M. de Kroon.

Gemeenteraad van Helmond blz. 2

BESLUIT

De raad van de gemeente Helmond;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 december 2000, bijlage nr. 1 l;

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet;

besluit:

Het Beleidsplan Abw 2001 vast te stellen.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 9 januari 2001, bijlage nr. 1 1

De raad voornoemd,

De voorzitter,

De secretaris,

Gemeenteraad van Helmond blz. 1

Gemeente Helmond

DIENST ALGEMEEN WELZIJN

CONCEPT

BELEIDSPLAN ALGEMENE BIJSTANDSWET 2001

Heimond, december 2000

INHOUDSOPGAVE

SAMENVATTING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx3

HOOFDSTUK 1 INLEIDING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4

HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WERK EN INKOMEN ...........................5

DE STRUCTUUR UITVOERING WERK EN INKOMEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx5

HET FONDS VOOR WERK EN INKOMEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7

HOOFDSTUK 3 WERK EN SOCIALE ACTIVERING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9

HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9

SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE UITSTROOM xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 12

ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 13

HOOFDSTUK 4 INKOMENSONDERSTEUNING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 16

HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 16

De maatregelen na de nota 'Bouwstenen Armoedebeleid' xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 16

Het onderzoek naar de armoedeproblematiek xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19

DE STARTNOTITIE INVULLING ARMOEDEBELEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20

Overwegingen op basis van de huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20

De richting van het nieuwe beleid xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20

Het tijdspad xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23

ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23

HOOFDSTUK 5 HANDHAVING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24

HET ONDERZOEKSPLAN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24

Huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24

Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25

Actie 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25

JAARPLAN SOCIALE RECHERCHE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25

Huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25

Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 26

Actie 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 26

HOOFDSTUK 6 CLIENTENPARTICIPATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 28

HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 28

ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx1 ......... 28

HOOFDSTUK 7 VOORLICHTING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 29

HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 29

ACTIE 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 30

HOOFDSTUK 8 FINANCIëN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 31

LIJST VAN ACTIEPUNTEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 32

BIJLAGEN

- Onderzoeksplan

- Jaarplan Sociale Recherche

Beleidsplan Abw 2001 2

SAMENVATTING

Hoofdstuk 1 gaat in op opzet en indeling van het Beleidsplan.

Beleidsplannen en -verslagen zullen samen een duidelijke beleidscyclus vormen.

Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en

Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), en geeft aan wat zij voor

Helmond betekenen.

Hoofdstuk 3 behandelt het uitstroombeleid. De huidige situatie komt aan de orde aan de

hand van de evaluatie van het uitstroomplan Abw en de sluitende aanpak G25. De

verschillende vormen van samenwerking met derden komen aan bod. De acties voor 2001

betreffen onder andere de uitstroomtaakstelling, intensivering van het beleid en

optimalisering van de dienstverlening.

Hoofdstuk 4 betreft de inkomensondersteuning. De huidige maatregelen in de strijd tegen

armoede en de bevindingen van een recent onderzoek naar de armoedeproblematiek in

Helmond, geven richting aan het toekomstige beleid. De ideeën hiervoor zijn vervat in de

'Startnotitie invulling armoedebeleid', bedoeld als discussiestuk. Het gaat hier om 'maatwerk

over en weer'voor wat betreft de van iemand verwachte inspanningen en de voor hem

geldende voorzieningen, en om het actief individueel benaderen van mensen door

huisbezoeken en spreekuren in tehuizen.

Hoofdstuk 5 behandelt het gemeentelijke handhavingsbeleid aan de hand van het

Onderzoeksplan, waarmee Helmond invulling geeft aan de onderzoeksplicht ten aanzien van

verstrekte gegevens en verplichtingen van -cliënten, en het Jaarplan van de Sociale

Recherche.

Hoofdstuk 6 gaat in op de stand van zaken met betrekking tot de cliëntenparticipatie. De

Startnotitie terzake geeft een aantal mogelijke vormen aan. Eerstvolgende stap is nu om

deze aan 'het veld' voor te leggen.

Hoofdstuk 7 betreft de voorlichting. De algemene voorlichting in 2001 wordt geconcretiseerd

voor wat betreft de bijeenkomsten en het informatiemateriaal (met name informatieffiappen

en gebruiksvriendelijke formulieren). Verder wordt ingezet op individuele voorlichting: de

mensen actief individueel benaderen.

Hoofdstuk 8 gaat in op de financiën.

De lijst van actiepunten geeft een overzicht van de in de verschillende hoofdstukken naar

voren gekomen beleidsvoornemens voor 2001.

Beleidsplan Abw 2001 3

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

Voor u ligt het Beleidsplan Algemene bijstandswet 2001.

Opzet en indeling

De in de vorige beleidsplannen ontwikkelde opzet is gehandhaafd.

Eerst wordt ingegaan op de belangrijke politiek-maatschappelijke ontwikkelingen die gaande

zijn op het gebied van werk en inkomen. Dit betreft de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen

(SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI).

Daarna komen de beleidsterreinen Werk en sociale activering, Inkomensondersteuning en

Handhaving, in die volgorde, aan bod. Deze onderverdeling is logisch en duidelijk. Gezien de

krapte op de arbeidsmarkt staat werk meer dan ooit voorop. Degenen die (nog) niet kunnen

profiteren van de toegenomen mogelijkheden verdienen goede inkomensondersteunde zorg.

Rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering dienen steeds in het oog te worden

gehouden.

De ontwikkelingen met betrekking tot de Cliëntenparticipatie en de Voorlichting krijgen in

afzonderlijke hoofdstukken de aandacht.

De nadruk ligt op de beleidsvoornemens voor 2001. De huidige situatie wordt weergegeven

met het oog op het formuleren van die voornemens.

Artikel 1 1 8 Abw vermeldt een aantal items waaraan in het beleidsplan in eik geval aandacht

dient te worden besteed. Waar van dergelijke wettelijk voorgeschreven aandachtspunten

sprake is wordt dat steeds aangegeven.

Beleidscyclus

De Algemene bijstandswet voorziet in een Beleidsplan én een Beleidsverslag.

Helmond vervatte de verslaglegging voorheen in de Dienstrapportages van de Dienst

Algemeen Welzijn. Voor het eerst over het jaar 1999 is een apart Beleidsverslag opgesteld.

Het Beleidsverslag over 2000 zal in het voorjaar van 2001 ter vaststelling aan de

Gemeenteraad worden aangeboden.

Beleidsplannen en -verslagen zullen een duidelijke beleidscyclus vormen. In de

beleidsverslagen zal aandacht worden besteed aan de stand van zaken met betrekking tot

de in de plannen vervatte beleidsvoornemens. Met deze bevindingen kan in volgende

plannen weer rekening worden gehouden.

Beleidsplan Abw 2001 4

HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WERK EN INKOMEN

In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk

en Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI) geschetst. Beide

ontwikkelingen zijn van het grootste belang voor de organisatie, het beleid en de uitvoering

van werk en inkomen. Aandacht is er ook voor de manier waarop Helmond op de

ontwikkelingen inspeelt.

DE STRUCTUUR UITVOERING WERK EN INKOMEN

Het kabinet gaf in 1995 opdracht aan de Uitvoeringsinstellingen Sociale Zekerheid (UVI's),

Arbeidsvoorziening en de gemeenten om samen te werken met als doel een klantvriendeiijke

en efficiënte toeleiding naar arbeid. In 1997 werd nader bepaald dat hiertoe taken moesten

worden overgeheveld naar gezamenlijke front-offices: de Centra voor Werk en Inkomen

(CWI's). Het kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) van maart

1999 gaf aan dat einde 2000 alle, circa 200, CWI's operationeel moesten zijn. Er zijn echter

op basis van samenwerking maar een beperkt aantal CWI's tot stand gekomen, waarvan er

ook nog maar enkele goed draaien.

In het Nader kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI 11) zijn daarom

verdere keuzes voor de toekomstige structuur gemaakt, en is gekozen voor een

centralistische aanpak van het daarmee gepaard gaande veranderingsproces. Voor de

implementatie is de landelijke Veranderorganisatie Structuur Werk en Inkomen ingesteld.

De toekomstige structuur voorziet in:

* De Raad voor Werk en Inkomen

De landelijke RWI bestaat uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en

gemeenten, met een onafhankelijke voorzitter die wordt benoemd door de minister van

SZW. De RWI adviseert de minister van SZW op het gehele terrein van werk en

inkomen, waaronder het beleidstraject, en verzorgt de subsidiëring van initiatieven op het

gebied van reïntegratie.

* Regionale platforms

Op regionaal niveau komen er overlegplatforms waarin in eik geval een CWI, gemeenten,

UWV en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers deelnemen. Zij houden

zich bezig met afstemming, consultatie en advisering aangaande regionale vraagstukken,

middelen en beleid.

* CWI's

De Veranderorganisatie is gekomen met een Spreidingsplan CWI's dat voorziet in een

landelijk netwerk van 123 CWI's waarvan 24 kern-CWI's, ingaande 1 januari 2002.

Het niveau van dienstverlening van de kern-CWI's en de overige, zogenaamde satelliet-

CWI's, is overigens gelijk. Het verschil is slechts dat een kern-CWI een aantal facilitaire

en intern-organisatorische taken voor zijn rekening neemt.

De CWI's worden aangestuurd door het Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen (LIWI):

een zelfstandig bestuursorgaan, met een raad van toezicht van onafhankelijke leden, en

een hoofddirectie die voor de aansturing van de CWI's zorgt.

Om een klantvriendelijke en efficiënte werkwijze te realiseren zal worden bevorderd dat

het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (de UWV, de beoogde publieke

opvolger van de 5 UVi's), de sociale dienst, maar ook uitzendbureaus,

reïntegratiebedrijven en arbodiensten op de locatie van het CWI vertegenwoordigd zijn.

De CWI's worden het primaire loket voor alle ~gerechtigde, bijstandsgerechtigde en

niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De belangrijkste activiteiten zijn het

aanbieden van publieke arbeidsbemiddeling, de inschrijving van de cliënt, het

5

Beleidsplan Abw 2001

verzamelen en toetsen van de gegevens ten behoeve van een WW- of bijstandsuitkering,

en het bepalen van de kansen van de cliënt op de arbeidsmarkt. Cliënten die direct

beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt (fase 1) wordt arbeidsbemiddeling aangeboden.

Voor de fase 2 t/m 4 cliënten wordt een reïntegratie-advies opgesteld, waarna ze worden

overgedragen aan het UWV of de gemeente voor het verzorgen van de uitkering en het

in gang zetten van de reïntegratie. Het CWI neemt de adviserende en ondersteunende

taken met betrekking tot arbeidsbemiddeling over van het arbeidsbureau. Met een

nationale vacaturebank en sollicitantenbank verrichten de CWI's diensten voor

werkzoekenden en werkgevers.

Gemeentelijke taken

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Abw en de reïntegratie van

bijstandsgerechtigde en niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden.

De Helmondse situatie

Helmond heeft einde 1998 een samenwerkingsovereenkomst CWI Helmond getekend met

de gemeenten Asten, Someren, Gemert-Bakel, Laarbeek en Mierlo, Arbeidsvoorziening en

de UVI's. Helmond is voorzitter van de Stuurgroep CWI Helmond. De gemeente Deurne -die

een eigen CWI heeft geopend- is hierbij als toehoorder aangeschoven.

Het Spreidingsplan CWI's van de Veranderorganisatie heeft, ten behoeve van de vraag waar

CWI's gevestigd zullen worden, gekeken naar de bestaande samenwerkingsverbanden, de

doelmatigheid, waarborgen voor kwaliteit (minimaal 12,6 FTE), bereikbaarheid, opportuniteit,

concentratie van inwoners, economische bedrijvigheid, en bestuurlijke en organisatorische

samenhang.

Uitkomst is voor Zuid-Oost Brabant één kern-CWI in Eindhoven, en één satelliet-CWI in

Helmond voor de regio Peelland (circa 35 FTE). Dit betekent een forse opschaling van de

dienstverlening van de voormalige Arbeidsvoorziening in Peelland; de Arbeidsbureaus in

Gemert-Bakel en Someren en het CWI in Deurne zullen de deuren moeten sluiten. Helmond

kan op deze wijze haar centrumfunctie en leidende rol in Peelland opnieuw vorm en inhoud

geven.

Het is nu zaak om adequaat op deze situatie in te spelen, ondermeer door concrete stappen

te zetten richting het CWI Helmond. De huidige stand van zaken is daarbij als volgt:

Vestiging CWI

Een voortvarende aanpak met betrekking tot een regionaal CWI in Helmond is nu

geboden. In het licht hiervan wordt onderzocht hoe hieraan zo spoedig mogelijk concrete

invulling kan worden gegeven.

Binnen de Stuurgroep CWI Helmond bestaat inmiddels overeenstemming. Bedoeling is

dat de gemeente Helmond met Arbeidsvoorziening en de UVI's nog in het voorjaar van

2001 met het CWI start, te beginnen met de intake op het CWI ingaande 1 februari 2001.

De andere Peellandgemeenten kunnen hierbij dan, na een voorbereidingstraject, later

aansluiten.

Een plan van aanpak zal voorzien in de personele, financiële en instrumentele gevolgen

van een CWI volgens het zogenaamde één-locatiemodel (eik van de partijen doet zijn

eigen intake-werk onder lichte coördinatie) en in een realistische tijdsplanning.

Bedrijfsverzamelgebouw

De Veranderorganisatie stimuleert ook de totstandkoming van zogenaamde

bedrijfsverzamelgebouwen. Dit betekent dat het CWI deel uitmaakt van een groter

aanbod van dienstverlening vanuit één locatie, met als doel geïntegreerde

dienstverlening aan te bieden. De gemeente is verantwoordelijk voor de mogelijke

ontwikkeling van zo'n gebouw.

Voor Helmond kan een bedrijfsverzamelgebouw een sterke troef betekenen in de

profilering als centrumgemeente van de regio Peelland, en wellicht ook bijdragen aan het

upgraden van de Binnenstad en het Stationskwartier. Voor het dienstverleningsaanbod

Beleidsplan Abw 2001 6

kan bijvoorbeeld worden gedacht aan schuldhulpverlening, startersfaciliteiten en

dergelijke. De mogelijkheden worden onderzocht.

* Kenniscentrum

Alle gemeenten in de regio Peelland onderschrijven dat gezamenlijke beleidsontwikkeling

meerwaarde kan hebben. Het gaat hier niet om de besluitvorming over beleid; dat blijft

een individuele verantwoordelijkheid van de gemeenten. Het betekent ook niet dat alle

gemeenten hetzelfde beleid gaan voeren; de gemeenten streven naar een eenduidig

regionaal beleid op hoofdlijnen, maar er blijft ruimte voor lokale differentiatie en verfijning.

De gemeenten hebben al een start gemaakt met beleidsmatige samenwerking met het

regionaal beleidsondersteuningsteam (Bots). Vanuit de ambitie om de gezamenlijke

beleidsontwikkeling een meer structureel karakter te geven is Bots belast met de

voorbereidingen van een Kenniscentrum Sociale Zaken Peelland.

Het voordeel van samenwerking op het terrein van beleidsontwikkeling is dat niet iedere

gemeente steeds opnieuw het wiel hoeft uit te vinden. Hierdoor kan sneller op nieuwe

ontwikkelingen worden ingespeeld. Bovendien kunnen gemeenten gebruik maken van

elkaars ervaringen.

* Regionaal platform

Het Samenwerkingsplatform Regio Eindhoven (SRE) neemt op dit moment initiatieven

richting een platform op de schaal van het hele SRE-gebied. Vraag is of de afstand tot de

problematiek dan niet te groot zal zijn. Anderzijds is het de vraag of de omvang van de

regio Peelland voldoende is om een afzonderlijk platform te rechtvaardigen. Het is zaak

dat er spoedig duidelijkheid komt over de optimale situatie voor Helmond.

HET FONDS VOOR WERK EN INKOMEN

Bij de toenemende beleidsmatige verantwoordelijkheid van gemeenten voor de zorg voor de

zwakkere groepen in de samenleving, past een groter wordende financiële

verantwoordelijkheid. Het budget voor de bijzondere bijstand is al in 1991 naar de

gemeenten gegaan.

Voor de algemene bijstand (de uitkeringsnormen voor levensonderhoud en de gemeentelijke

verhogingen en verlagingen daarvan) is nog de verhouding 90% Rijk - 1 0% gemeente.

In het regeerakkoord 1998 heeft het kabinet zich uitgesproken voor de vorming van een

Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), waarin de met de uitvoering van de Abw en de Wiw

gemoeide gelden worden gebundeld, en vergroting van het gemeentelijke aandeel in de

financiering.

Als onderdeel van de vorming van het FWI geldt het Wetsvoorstel financiering Abw'- loaw en

loaz, dat naar verwachting 1 januari 2001 in werking zal treden:

- Gemeenten worden met ingang van het jaar 2001 voor 25% van de bijstandsuitgaven

gebudgetteerd; 75% blijft nog declarabel. Dit gedurende een overgangsperiode voor drie

jaar. Daarna is, afhankelijk van de bevindingen, een verdere vergroting van het

gemeentelijke aandeel mogelijk.

- Bedoeling is dat, na een start op basis van historische uitgaven, wordt toegegroeid naar

een budgetverdeling over de gemeenten op basis van objectieve verdeelcriteria (zoals

aard en samenstelling van de bevolking).

- Het grotere financiële aandeel moet gemeenten prikkelen tot beperking van het

bijstandsvolume en daarmee gepaard gaand financieel voordeel.

Gemeenten die aan het budget tekort komen moeten bijfinancieren uit andere middelen.

Gemeenten die overhouden mogen het overschot besteden aan andere voorzieningen of

activiteiten, die wel een duidelijke relatie met (de uitvoering van) de Abw moeten hebben.

Gevolgen voor Heimond

Voor de gemeenten is het zaak dat zij tijdig zicht hebben op wat de gewijzigde financiële

verhoudingen voor hen betekenen. Inmiddels is berekend dat de budgetverdeling voor

Beleidsplan Abw 2001 7

Helmond niet tot tekorten zal leiden. De exacte financiële gevolgen zullen tijdig voor 1 januari

2001 aan B&W worden voorgelegd.

Beleidsplan Abw 2001 8

HOOFDSTUK 3 WERK EN SOCIALE ACTIVERING

Artikel 118 lid 1 aanhef en sub b Abw geeft aan dat het Beleidsplan gericht is op 'de

bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening door middel van inschakeling van

arbeid in dienstbetrekking'.

De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn legio. Als gevolg van de voortschrijdende

economische groei heeft een versterkt aanbod van vacatures plaatsgevonden met als gevolg

een sterk verbeterde uitstroommogelijkheid voor werkloze uitkeringsgerechtigden. Dit schept

nieuwe mogelijkheden voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De kansen

op »)integratie, eventueel met bijscholing en begeleiding, zijn voor deze groepen sterk

verbeterd. Werd eerder slechts een beperkte groep bereikt, nu is het noodzakelijk het

activeringsbeleid toe te passen op alle uitkeringsgerechtigden die (op termijn) kunnen

werken. Uitgangspunt daarbij is 'iedereen binnen zijn mogelijkheden een (niet vrijblijvend)

passend aanbod te doen'.

Het kabinet draagt ook op het terrein van sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid de

marktwerking verder uit. De uitvoerders moeten concurrerend, en meer op basis van

resultaat- (in plaats van inspannings-)verplichting gaan werken.

De gang naar de nieuwe uitvoeringsstructuur, met regionale samenwerking binnen CWI's,

past in deze ontwikkelingen.

HUIDIGE SITUATIE

1. De evaluatie van het uitstroomplan

De evaluatie van het'Uitstroomplan Abw ... naar een sluitende aanpak' over de periode 1

oktober 1997 tot 1 januari 2000 is afgerond.

Volumereductie

Taakstelling voor Sociale Zaken was een structurele reductie van 700 uitkeringsgerechtigden

in de periode 1 oktober 1997 tot 1 oktober 2000.

Uit onderstaande grafiek blijkt dat de taakstelling tot 1 januari 2000 ruim gehaald werd. Er

heeft een forse reductie plaats gevonden van het aantal uitkeringsgerechtigden.

3300

2 3 7

3200

3100

2

3000 -

2900 -

2800 -

2700 -

2600 - 0

'-'t566

2500 -

jan- okt- jan- ju]-98 okt- dec- Jul-99 okt- jan- okt-

96 97 98 98 98 99 00 00

1-'*--doel -w-werkelijk

Grafiek 1: aantallen uitkeringsgerechtigden

Beleidsplan Abw 2001 9

Deze daling heeft zich in 2000 verder doorgezet maar er vinden complicaties plaats in de

verdergaande uitstroom. Er wordt steeds meer doorgedrongen tot de harde kern van

langdurig werklozen. In deze langdurig werklozen dient steeds meer geïnvesteerd te worden

om tot uitstroom te komen.

Sluitende aanpak.

Werd in het Uitstroomplan nog gekozen voor een actieve benadering vanaf het moment dat

de uitkering was opgestart, nu is het streven gericht op waar mogelijk instroom voorkomen

en alleen dan (kortdurend) uitkering indien belemmeringen dat vereisen. Dit betreft in

beginsel alle werkzoekenden, voor wie arbeidsmarktinstrumenten gericht op voorkomen

instroom en realiseren uitstroom, kunnen worden ingezet.

Voor wie bemiddeling naar een openstaande vacature niet mogelijk is, dient via de

maatwerkmethode een passend traject te worden gevonden. Scholing en training kunnen

daarvan een onderdeel zijn. Eventueel kan werkervaring en begeleiding plaatsvinden via

bijvoorbeeld Helso, Kringloopwinkel, Vrijwilligerscentrale en Stichting Maatschappelijke

Opvang. Middelen zoals loonkostensubsidies en kinderopvang kunnen ondersteunend

werken. Uiteindelijk doel is ook hier de uitstroom naar regulier werk.

Inmiddels is er een sluitende aanpak voor alle uitkeringsgerechtigden uit fase 2 en 3.

Gestreefd wordt nu naar sluitende aanpak voor fase 4 uitkeringsgerechtigden.

Ongeveer 70% van alle uitkeringsgerechtigden die (op termijn) inzetbaar zijn op de

arbeidsmarkt behoort tot fase 4. Zij behoren tot de doelgroep van het Saffierproject (zie

hierna).

2. Sluitende aanpak G25

Helmond behoort tot de groep van gemeenten, de G25, die op grond van afspraken met het

Ministerie van SZW vanaf maart 1999 uitvoering geven aan de sluitende aanpak. De

gemeenten ontvangen een toevoeging aan het scholings- en activeringsbudget, en worden

geacht daarmee nieuw beleid te ontwikkelen dat tot doel heeft dat uiteindelijk elke

uitkeringsgerechtigde binnen een jaar na opname in de uitkering een aanbod krijgt voor werk

of scholing. De doelgroep betreft in hoofdlijnen de werkzoekenden van 23 jaar en ouder met

uitsluitend uitkering Abw, loaw of loaz, die niet eerder dan 1 januari van het betreffende jaar

de uitkering ontvingen en als werkloos werkzoekende zijn ingeschreven. Voorzien wordt in

een groeimodel van vi f jaar naar een werkelijk sluitende aanpak.

In de praktijk wordt geconstateerd dat de strakke (beleids- en financiële) kaders in de diverse

regelingen waaronder sluitende aanpak, belemmerend werken voor een goed op de

individuele cliënt gericht uitstroombeleid.

De interactieve vacaturebank.

Door het beschikbaar stellen van settop-box (WEB-TV) en gerichte gebruikmaking van

websites met vacaturebanken wordt de uitkeringsgerechtigde in staat gesteld om zelf thuis

24 uur per dag naar werk te zoeken. Door middel van e-mail wordt het zoekgedrag begeleid

en gecontroleerd door de casemanager. Het doel is instroom op de arbeidsmarkt. Degene

die dit niet lukt wordt aansluitend een intensief traject aangeboden.

Het project heeft veel aanloopprobiemen van technische aard gekend, met als gevolg dat het

project pas in mei 2000 is gestart. De oorspronkelijke start was gepland omstreeks oktober

1999. Er is gestart met 1 0 kandidaten volgens een groeimodel. Er zijn inmiddels 4

kandidaten uitgestroomd waarvoor nieuwe instroom in het project heeft plaats gevonden.

Nog in 2000 zal worden beslist over al dan niet verdere voortzetting.

Proiect Saffie

Saffier is een in januari 1999 gestart project dat per januari 2000 is voortgezet, in

samenwerking met onder andere de gemeente, hulpverleningsorganisaties,

onderwijsinstellingen en Stichting Arbeidsplaatsen (STAP). Per jaar wordt voortzetting

Beleidsplan Abw 2001 1 0

beoordeeld en worden de voorwaarden en condities, met een taakstelling met

resuitaatverplichting, contractueel vastgelegd.

Doel is een sluitende aanpak voor fase 4 cliënten door plaatsingen in een traject. In beginsel

betreft dit een traject naar een reguliere baan, maar het kan -afhankelijk van de persoon- ook

gaan om activering naar gesubsidieerd werk, en zinvolle dagbesteding of vrijwilligerswerk.

Het uiteindelijke streven blijft daarbij de doorstroom naar een betaalde baan.

Iedereen kan iets!

Binnen de sluitende aanpak is in 1999 aan 12 uitkeringsgerechtigden met een zeer grote

afstand tot de arbeidsmarkt voor een jaar werk aangeboden met intensieve pedagogische

begeleiding. Het aanbod wordt georganiseerd door de Stichting Maatschappelijke Opvang

(SMO), die zeer ruime ervaring heeft met activering van verslaafden en daklozen. SMO heeft

drie werkplaatsen waar op zeer gestructureerde wijze werk wordt verricht dat past bij de

persoon. In de intensieve persoonlijke begeleiding komt ook de problematiek in bredere zin

aan de orde, zoals wonen en financiën.

In beginsel gaat het om trajecten naar een reguliere baan, maar afhankelijk van de

persoonlijke capaciteiten kan dit ook zijn naar gesubsidieerd werk, een zinvolle dagbesteding

of vrijwilligerswerk. Doorstroom op termijn naar een betaalde baan blijft dan het streven.

In 2000 is hier geen vervolg aan gegeven in dezelfde opzet. De bekostiging vond plaats

vanuit de middelen voor de sluitende aanpak. Door de complexiteit van de kaders sluitende

aanpak en het niet hebben van cliënten die aan de doelgroep binnen die kaders voldoen is

dit project gestopt. Onderzocht wordt om via een andere financieringsmethode dit project

voort te zetten.

Startersloket.

Programmapunt in het Meerjaren Ontwikkeling Programma (MOP) is het stimuleren en

bevorderen van ondernemerschap. Per 1 april 2000 is tevens de regelgeving in die zin

gewijzigd dat zelfstandig ondernemerschap naast in plaats van na arbeid in loondienst als

uitstroommiddel wordt aangemerkt. Ondernemers zorgen voor dynamiek in de maatschappij

en genereren werkgelegenheid. Voor het potentieel aan startende ondernemers is aan een

structureel starterbeleid met één informatie- en ondersteuningsloket dringend behoefte. De

gemeente is bezig met het ontwikkelen van een integraal starterbeleid, bestaande uit de

pijlers begeleiden (waarbij onder andere Arbeidsvoorziening, STAP, Kamer van Koophandel

en Fontys zijn betrokken), huisvesten en financieren. Sinds 1 november 1999 is er één

ondersteunings- en begeleidingsloket voor startende ondernemers in het gebouw van

Arbeidsvoorziening: het Startersloket Helmond. Het loket wordt bemand door medewerkers

van de sociale dienst en arbeidsvoorziening. Eind 2000 vindt een eerste evaluatie plaats.

Casemana

-gement

Alle case-managers van Sociale Zaken werken met een vast cliëntenbestand. De kennis van

een specifieke klant is zo geconcentreerd bij één vast aanspreekpunt in de organisatie. De

dienstverlening kan daarmee beter op de individuele behoeften en omstandigheden worden

afgestemd. De klant heeft weer een gezicht gekregen. De case-manager is verantwoordelijk

voor de uitkeringsvoorziening, en heeft inzicht in de mogelijkheden van de klant richting de

arbeidsmarkt. De case-manager is daarbij verantwoordelijk (regiefunctie) voor alle

handelingen van aanvraag uitkering tot realiseren uitstroom van die klant. Door middel van

een kwaliteitssysteem wordt (steekproefsgewijs) achteraf de kwaliteit gemeten. Met de

verkregen informatie wordt het proces en de casemanager op 'output' gestuurd. Dit concept

van casemanagement wordt verder ontwikkeld.

De meet- en monitorfunctie.

De gemeente Helmond neemt deel aan een benchmark tussen de vijf grote Brabantse

gemeenten (Eindhoven, Tilburg, Breda en Den Bosch), uitgevoerd door onderzoeksbureau

Nyfer. De steden worden met elkaar vergeleken op de effectiviteit en de efficiency van het

uitkerings- en uitstroombeleid.

Beleidsplan Abw 2001

Het aantal blijvende additionele banen (In- en Doorstroombanen en Wiw dienstbetrekkingen)

blijft enigszins steken. Met name vanuit de Wiw vindt veel doorstroom van kandidaten naar

regulier werk plaats. Ook gelden voor de toelating tot de Wiw strenge toelatingscriteria.

Met ingang van 2000 neemt de gemeente tevens deel aan de Benchmark Sociale Diensten

die door SZW in samenwerking met onder andere Divosa is georganiseerd. Deze benchmark

is meer gericht op de bedrijfsmatige processen in een sociale dienst.

Doeitreffendheidsonderzoek.

In maart 2000 is door het Rijksconsulentschap onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid

van de uitstroombevordering en de sociale activering van bijstandscliënten in Helmond. Naar

aanleiding hiervan is geconstateerd dat van de resultaten van het onderzoek in 1998 in de

gemeente een positieve werking is uitgegaan. De ontwikkelde beleidscyclus en de werking

ervan zijn goed aangevoeld en de aanbevelingen opgevolgd.

Er zijn stappen ondernomen om de uitstroom en de sociale activering van het hele

uitkeringsbestand naar een sluitende aanpak toe te bewegen. De gemeente is hier voor een

belangrijk deel in geslaagd. Ook het thans voor het overgrote deel kunnen genereren van

cijfermatige informatie is een positieve ontwikkeling in de goede richting. De voorwaarden

om te komen tot een doeltreffende uitvoering zijn in de gemeente dan ook zeker aanwezig.

SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE UITSTROOM

Wettelijk voorgeschreven aandachtspunt in het Beleidsplan is, ingevolge artikel 1 1 8 lid 4

Abw, de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in artikel 1 1 1 voorgeschreven

samenwerking ter bevordering van de inschakeling in de arbeid.

Hieronder volgt een overzicht van verschillende vormen van samenwerking met derden.

InkooPcontract arbeidsvoorziening

Voor 2001 zijn nog geen trajecten bij Arbeidsvoorziening ingekocht op basis van het Besluit

inkoop dienstverlening Arbeidsvoorzieningsorganisatie. Door Arbeidsvoorziening worden

cijfers gegenereerd als visie voor wat vermoedelijk het benodigde aantal trajecten fase 2 en

3 voor het jaar 2001 zal zijn. Ook door de gemeente wordt onderzoek gedaan naar het

vermoedelijke aantal benodigde trajecten Op basis hiervan zal worden onderhandeld over

de inkoop van het benodigde aantal trajecten. In het contract zal tevens een te realiseren

taakstelling worden opgenomen.

Centrum voor werk en inkomen (CWI)

Er is een samenwerkingsovereenkomst met Someren, Asten, Mierlo, Gemert-Bakel en

Laarbeek, Arbeidsvoorziening en de vijf uitvoeringsinstellingen (UVI's). Een plan van aanpak

is in voorbereiding. Het voornemen is om in het voorjaar van 2001 de intake van Helmond,

Arbeidsvoorziening en de UVI's in het CWI te situeren. De overige gemeenten sluiten daarbij

later aan.

Stichting maatschappelijke opvang (SMO)

In overleg met de SMO zijn door de gemeente voor het jaar 2000 36 plaatsen arbeidstraining

ingekocht. De invulling van die plaatsen vindt onder andere plaats via de uitvoering van

trajecten bij STAP. Voor 2001 zullen vermoedelijk weer een aantal plaatsen worden

ingekocht. De onderhandelingen hierover zijn nog niet afgerond.

Contract Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) met betrekking tot uitstroom fase 4

In 2000 is met de Stichting Arbeidsplaatsen een contract gesloten voor de inkoop van

trajecten fase 4. Hierin is een taakstelling met een te realiseren aantal screeningen en

trajecten opgenomen voor het plaatsen in een traject richting arbeidsmarkt. Voorts is de

wijze van rapportage en terugkoppeling vastgelegd. Voor 2001 is nog geen nieuw contract

gesloten.

Beleidsplan Abw 2001 1 2

Contract Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) met betrekking tot uitvoering Wiw

Met de Stichting Arbeidsplaatsen is een contract gesloten voor de uitvoering van de Wet

inschakeling werkzoekenden (Wiw). In het contract is de dienstverlening, financiering en

verantwoording opgenomen, alsmede een taakstelling van aantallen dienstbetrekkingen en

werkervaringsplaatsen. Voorts is de wijze van rapportage en terugkoppeling vastgelegd. De

onderhandelingen voor 2001 zijn nog niet afgerond.

Contract Arbeidsintegratie met betrekking tot uitvoering Rea

Door de gemeente is in 2000 een contract gesloten met Arbeidsintegratie (onderdeel van

Arbeidsvoorziening) in het kader van inschakeling van arbeidsgehandicapten in het

arbeidsproces. In het contract is nader geregeld dat de gemeente per product en per cliënt

opdracht geeft tot inzet van activiteiten gericht op uitstroom van arbeidsgehandicapten. Door

deze werkwijze bestaat voortdurend zicht op het bestede budget en middels monitoring

kunnen de behaalde resultaten optimaal beoordeeld worden. De contractonderhandelingen

voor het jaar 2001 zijn nog niet afgerond.

Vriiwilligerscentrale

Op basis van het experimenteerartikel (art. 144 Abw) heeft de gemeente met de

Vrijwilligerscentrale een project'Helmonders werken voor Heimond'opgezet om via de weg

van vrijwilligerswerk tot sociale activering en maatschappelijke participatie te komen van

langdurig werklozen die een uitkering ontvangen van deze dienst. Het einddoel voor deze

groep is gericht op regulier werk eventueel via de weg van gesubsidieerde arbeid.

In 2000 is tevens een project Activering andere minima opgezet met als uitgangspunt

dezelfde doelstelling als bovengenoemd project. Het verschil tussen beide projecten is

gelegen in het feit dat dit project meer gericht is op werkloze werknemers met een grote

afstand tot de arbeidsmarkt die geen uitkering van deze dienst ontvangen maar wel een

inkomen op minimum niveau hebben.

Voor het jaar 2001 dient een evaluatie plaats te vinden omtrent de voortzetting van de

projecten en de aantallen te realiseren plaatsen.

Contract Arbeidsvoorziening met betrekking tot uitvoering In- en Doorstroombanen

Door de gemeente is de acquisitie, bemiddeling, werving en selectie ten behoeve van de In

en Doorstroombanen uitbesteed aan Arbeidsvoorziening. De administratieve organisatie en

het ontwikkelen van beleid wordt door de gemeente zelf uitgevoerd. Per kwartaal wordt door

Arbeidsvoorziening in het kader van de voortgang gerapporteerd. Tussentijds vindt zonodig

overleg en bijsturing plaats. Jaarlijks wordt door de gemeente een contract gesloten waarin

de voorwaarden voor een optimale in- en doorstroom zijn opgenomen.

ACTIE 2001

Uitstroomtaakstelling

De afdeling Sociale Zaken wil opnieuw een ambitieuze taakstelling neerzetten. De

taakstelling zoals opgenomen in het Uitstroomplan (oktober 1997) hield een structurele

reductie in, gedurende de periode 1 januari 1996 tot 1 oktober 2000, met 700

bijstandscliënten. De afdeling Sociale Zaken heeft een structurele reductie van het aantal

bijstandscliënten weten te realiseren van 663 cliënten gedurende de periode 1 januari 1996

tot 1 januari 2000. Dit is gemiddeld 165 cliënten oer kalendedaar (14 per maand). Daarbij

dient opgemerkt te worden dat de afname van het aantal uitkeringsgerechtigde

werkzoekenden fluctuaties heeft gekend en niet geheel duidelijk is waarvan die afhankelijk

zijn. Voorts wordt het steeds moeilijker, ondanks de gunstige economische ontwikkelingen

en werkgelegenheidsgroei, om cliënten te laten uitstromen. Door'indikking'van het bestand

en het relatief grote aandeel fase 4 cliënten blijven die werkloze werknemers over waarop

Beleidsplan Abw 2001 1 3

extra geïnvesteerd moet worden. Daarnaast heeft Helmond een hoog percentage langdurig

werklozen van > 3 jaar.

De afdeling Sociale Zaken stelt zich de taak om het cliëntenbestand structureel te laten

dalen volgens onderstaande aantallen:

Datum Abw bestand'

1 januari 2000 2610

1 oktober 2000 2440 (planning was 2566)

1 januari 2001 2400

1 januari 2002 2200

Tabel: Doelstelling uitstroorn Sociale Zaken

Voor 2001 betekent dit derhalve een reductie van het cliëntenbestand met 200 cliënten.

Doorontwikkeling casernana

-gemen

De afdeling Sociale Zaken gaat het systeem van case management verder ontwikkelen. Dit

geschiedt middels in 2000 gevolgde scholing van de casemanagers in onder andere

cliëntbenadering, activering- en gesprektechnieken.

Evaluatie Verordening Prerniebeleid en Inkornensvrij~

Momenteel vindt een evaluatie plaats van het systeem van toekennen van een

uitstroompremie op grond van de Verordening Prerniebeleid en Inkornensvrijlating. Gelet op

de best practices die de gemeente Helmond volgens de benchmark heeft dient de

mogelijkheid van een uitstroompremie herbeoordeeld te worden om uitbreiding van dit

instrument te bewerkstelligen.

Onderzocht wordt om een wijziging van genoemde verordening door te voeren en de

doelgroep die daarvoor in aanmerking komt uit te breiden. Gedacht wordt daarbij aan een

werkervaringsplaats of een dienstbetrekking Wiw, dienstverband Wsw of zelfstandige die

een uitkering voor levensonderhoud ontvangt en aan de overige criteria voldoet om in

aanmerking komt voor een uitstroornprernie. Tevens wordt hierbij de landelijke ontwikkeling

van een uitstroompremie -in relatie met de armoedeval- meegenomen.

lntensivering beleid

Het huidige uitstroombeleid dient verder geïntensiveerd te worden. Het Meerjaren

Ontwikkeling Programma geeft aan dat het vervolmaken van de sluitende aanpak voor

personen in fase 4 van belang is voor zowel het verkleinen van de maatschappelijke

tweedeling als het versterken van de sociale infrastructuur. Voor fase 2 en 3 is de sluitende

aanpak gerealiseerd.

Door de afdeling Sociale Zaken wordt onderzoek gedaan hoe gesubsidieerde arbeid als

instrument versterkt kan worden.

Artikel 106 Abw geeft de mogelijkheid om ter bevordering van de zelfstandige

bestaansvoorziening, op basis van een medisch advies, aan de uitkering de verplichting te

verbinden dat de belanghebbende zich onderwerpt aan een noodzakelijke behandeling van

medische aard. Dit is met name aan de orde wanneer in de persoon gelegen problemen,

zoals psychische belemmeringen of verslaving, aan de zelfstandige bestaansvoorziening in

de weg staan. Een medisch advies zal hierbij een verplicht onderdeel zijn. Aan de

mogelijkheid van artikel 106 zal actief uitvoering gegeven gaan worden. Daarbij dient wel de

nodige zorgvuldigheid betracht te worden en maatwerk te worden geleverd.

Optimaliseren van de dienstverlening

Het betreft hier het aantal cliënten waar uitstroom activiteiten met name op gericht worden omdat deze cliënten, met

uitzondering van een aantal specifieke groepen, in principe inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Niet opgenomen in de aantallen

zijn: besluit bijstandsverlening zelfstandigen, periodieke bijzondere bijstand en 65 jaar en ouder.

14

Beleidsplan Abw 2001

Samen met de Peellandgemeenten wordt intensief gewerkt aan verdere modernisering van

sociale dienst en samenwerking met andere organisaties.

Op dit moment wordt nader onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van het gezamenlijke

Kenniscentrum, waarin de beleidsontwikkeling wordt ingebracht als (in beginsel) een

gezamenlijke taak die meerwaarde kan hebben.

Voor de verdere toekomst wordt gedacht aan de ontwikkeling van een Regionale Uitvoering

Werk en Inkomen. Dit zou dan gerealiseerd moeten worden door de back office van de

diverse gemeenten samen te voegen op één locatie. Doelstelling hierbij is een effectievere

en efficiëntere organisatie neer te zetten.

Voor de klant wordt de rol van de case-manager steeds belangrijker. De uitvoering van

inkomen, werk én aan werk gerelateerde zorg wordt in deze functie geïntegreerd: de case-

manager voert de integrale intake uit, verzorgt de uitkering én stelt het traject op en volgt het

richting uitstroom.

Beleidsplan Abw 2001 15

HOOFDSTUK 4 INKOMENSONDERSTEUNING

De algemene bijstand is -evenals een loaw of loaz-uitkering- een minimumuitkering. Ook

mensen met inkomen uit werk of andere uitkeringen kunnen op of rond het sociaal

minimumniveau leven. Dit brengt het gevaar voor armoede en sociale uitsluiting met zich. Dit

geldt in het bijzonder als mensen langere tijd een laag inkomen hebben, en worden

geconfronteerd met bijzondere, vaak medische of sociale, omstandigheden die gepaard

gaan aan extra kosten.

lnkomensondersteunende zorg, onder beleidsmatige en financiële verantwoordelijkheid van

de gemeente, kan een bijdrage leveren aan de bestrijding van armoedeproblematiek.

De gemeente Helmond is zich hier zeer wel van bewust, en heeft de afgelopen jaren al

diverse maatregelen getroffen, onder andere op het terrein van de bijzondere bijstand

(individueel en categoriaal), het Participatiefonds en de Schuldhulpverlening. Desondanks

waren er, blijkens onderzoek naar de armoedeproblematiek in Helmond', medio 1999 ruim

2900 huishoudens met armoedeproblemen ^ van alle Helmondse huishoudens, in 1996

was dit 9,1 %).

De ervaringen van de afgelopen jaren en de aandachtspunten in het onderzoeksrapport

geven richting aan het beleid voor de komende jaren. De gedachten gaan daarbij uit naar

een toekomstig beleid met als uitgangspunten:

- een actieve benadering van de huishoudens die tot de doelgroep behoren,

- integraal, dat wil zeggen dat steeds alle mogelijke voorzieningen worden beoordeeld,

- 'voor wat hoort wat', de cliënt die doet wat van hem verwacht mag worden, mag op zijn

beurt verwachten dat hij krijgt wat hem toekomt, en

- maatwerk, de voorzieningen worden afgestemd op de individuele cliënt en ook wat van

een cliënt wordt verwacht is zeer individueel bepaald.

Dit betekent een omslag in het beleid, en in de werkwijze van met name de case-managers

van Sociale Zaken.

Alvorens een dergelijk toekomstig beleid nader uit te werken werd het zinvol geacht de

uitgangspunten ervan onderwerp van discussie te maken. Dit aan de hand van de

'Startnotitie invulling armoedebeleid'.

Hierna komt eerst de Huidige situatie aan de orde middels een terugblik tot de nota

'Bouwstenen Armoedebeleid van maart 1997' en de bevindingen van het onderzoek naar de

armoedeproblematiek. Daarna de Startnotitie met de daarin vervatte overwegingen op basis

van de huidige situatie, de richting van het nieuwe beleid en het tijdspad.

Momenteel wordt door het Rijksconsulentschap in een aantal gemeenten, waaronder

Helmond, onderzoek gedaan naar de doeltreffendheid van de armoedebestrijding tot nu toe.

De resultaten daarvan zijn begin 2001 te verwachten.

HUIDIGE SITUATIE

De maatregelen na de nota 'Bouwstenen Armoedebeleid'

De Bouwstenennota van maart 1997 noemt vier hoofdoorzaken van armoede, te weten

werkloosheid, schuldenproblematiek, inkomenssituatie en gebrek aan zelfredzaamheid. Op

Het onderzoek is uitgevoerd door de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek in de periode medio 1999

tot maart 2000.

Beleidsplan Abw 2001 16

eik van deze gebieden wordt een aantal maatregelen ter bestrijding van armoede

geformuleerd.

Werk

De Bouwstenennota noemt (de bevordering van) arbeidsparticipatie het belangrijkste

instrument van armoedebestrijding.

De nota formuleert als maatregelen: projecten voor de mensen die het verst van de

arbeidsmarkt zijn verwijderd, dienstenprojecten en een premie voor uitkeringsgerechtigden

die maatschappelijk nuttig werk verrichten.

De diverse projecten die zijn opgezet, en de verschillende andere maatregelen die zijn

getroffen ter bevordering van de arbeidsparticipatie, zijn uitgebreid aan de orde gekomen in

het vorige hoofdstuk van dit Beleidsplan: Werk en sociale activering. Behalve in een premie

voor uitkeringsgerechtigden die maatschappelijk nuttige activiteiten verrichten, is ook

voorzien in een uitstroompremie voor langdurig uitkeringsgerechtigden.

Belangrijk aandachtspunt bij de armoedebestrijding in relatie tot werk is ook de zogenaamde

armoedeval: voor uitkeringsgerechtigden ontstaat een drempel om te gaan werken omdat zij

dan geen of minder aanspraak kunnen maken op inkomensafhankelijke regelingen (zoals

huursubsidie en kwijtschelding belastingen) en anderzijds voor hogere kosten (van

bijvoorbeeld kinderopvang) komen te staan.

Op rijksniveau zijn of worden inmiddels diverse maatregelen getroffen om de armoedeval te

bestrijden:

- Vergroting van de inkomensverschillen tussen werkenden en niet werkenden door de

invoering van een arbeidskorting voor iedereen die een baan heeft.

- Aanpassingen in diverse regelingen (zoals de huursubsidiesfeer) die de mogelijkheden

van een tegemoetkoming verruimen.

- Een premie van f. 4000,-- netto voor mensen die vanuit de uitkering een niet-

gesubsidieerde baan aanvaarden.

- Een groter aanbod van kinderopvangplaatsen en een ruimere fiscale aftrek van kosten

van kinderopvang voor mensen met een laag inkomen.

Schuldhulpverlening

Op dit gebied voorziet de Bouwstenennota in: aansluiting bij een grotere Kredietbank, het ter

hand nemen van integrale schuldhulp, en budgetbeheer in het kader daarvan.

In april 1998 is gestart met integrale schuldhulpverlening en budgetbeheer in Helmond,

binnen de Budgetwinkel. Hieraan lag voor de periode tot 1 januari 2000 een

samenwerkingsovereenkomst ten grondslag tussen Algemeen Maatschappelijk Werk

(AMW), Kredietbank Midden Langstraat (KML) en gemeente. Ten behoeve van een besluit

over een meer definitieve structuur ingaande 2000 is een zogenaamde quick-scan -een

evaluatie op hoofdlijnen- uitgevoerd. Belangrijke conclusie hiervan is dat door de invoering

van de Budgetwinkel aan de inwoners van Helmond een aanmerkelijk toegankelijker,

completer, meer integraal en op preventie gericht hulpverleningsaanbod wordt gedaan.

Organisatorisch werden nog een aantal verbeteringen nodig geacht. Hiertoe is een plan van

aanpak opgesteld. De huidige stand van zaken is:

Werkprocessen zijn inmiddels aangepast en leveren efficiencywinst en vooral

duidelijkheid voor de klant op. Naar verwachting einde 2000 zal ook de intake-fase

worden bekort en hulp worden geboden bij het invullen van de formulieren.

De budgetbegeleiding wordt sinds 1 juli 2000 (door een medewerker van het AMW)

uitgevoerd vanuit de Budgetwinkel.

Budgetbeheer wordt sinds 1 juli 2000 gerealiseerd in samenwerking met de Rabobank

Helmond.

Het aantal beheerrekeningen kan doorgroeien van 25 naar 1 00, waardoor voor meer

mensen een structurele oplossing van de financiële problemen binnen bereik komt.

1 7

Beleidsplan Abw 2001

Inkomensondersteuning

De Bouwstenennota voorziet in afschaffen van het drempelbedrag bijzondere bijstand voor

langdurige minima, vrijlating van inkomsten uit arbeid van ouderen >57 1/2en alleenstaande

ouders met kinderen tot 5 jaar oud, en het instellen van een Fonds Sociale Participatie.

De huidige stand van zaken is:

- Het drempelbedrag is afgeschaft, aanvankelijk voor de langdurige minima (3 jaar of

langer), maar sinds 1 juli 1999 voor iedereen.

- Ingaande 1 oktober 1997 geldt een wettelijke inkomstenvrijlating voor ouderen > 57 Y2en

alleenstaande ouders met kinderen tot 5. Deze is door Helmond ingaande 1 januari 1998

nog uitgebreid voor de categorieën alleenstaande ouders met kinderen van 5 tot 12, en

mensen met medische beperkingen.

- Het Participatiefonds is in 1997 ingesteld om een bijdrage te leveren aan de deelname

aan het maatschappelijk verkeer door mensen met een krappe beurs. Voor 1999 tot en

met 2001 is het fonds uitgebreid wat betreft doelgroepen en kostensoorten. Ook mensen

met een inkomen iets boven het minimum (1 05%) komen voortaan in aanmerking. De

verstrekkingen zijn bestemd voor deelname aan het maatschappelijk verkeer, maar de

besteding wordt niet langer getoetst.

Helmond heeft echter meer inkomensondersteunende maatregelen getroffen:

De warme maaltijdvoorziening. Wie niet zelf de maaltijd kan verzorgen kan een beroep

doen op de Stichting Welzijn Ouderen Helmond (SWOH). Voor de meerkosten kon de

klant tot 1998, afhankelijk van zijn draagkracht, bijzondere bijstand aanvragen. Jaarlijks

deden dit ongeveer 30 personen.

Gezien het vermoeden dat veel ouderen geen beroep op bijzondere bijstand deden is in

1998 gestart met een collectieve regeling met als dekking de bijzondere bijstand: de

kosten van de voorziening worden, afhankelijk van het inkomen, deels door de gemeente

vergoed. De SWOH berekent de vergoeding en brengt die direct in mindering op de

maaltijdprijs. De gemeente voldoet periodiek het totaalbedrag van de vergoedingen aan

de SWOH.

Jaarlijks komen sinds 1998 ongeveer 120 mensen voor een vergoeding in aanmerking,

dus een verviervoudiging! De SWOH heeft contact met iedereen bij wie de warme

maaltijd wordt verzorgd, zodat het non-gebruik nu praktisch nul zal zijn.

Categoriale voorzieningen voor witgoed en studiekosten.

Alle kosten van woninginrichting zouden volgens het Rijk uit een minimumuitkering

moeten kunnen worden voldaan. Alle (directe en bijkomende) schoolkosten zouden uit

een minimumuitkering plus de tegemoetkomingen vanuit Onderwijs, voldaan moeten

kunnen worden. In de praktijk blijkt echter dat een en ander voor veel mensen niet

mogelijk is, met name niet voor mensen met kinderen die al langere tijd op

minimumniveau leven. Daarom is ingaande 1999 gekozen voor de volgende

voorzieningen voor mensen die al 3 jaar overwegend op sociaal minimumniveau leven:

0 f. 300,-- per jaar in de kosten van witgoed (wasmachine, koelkast en kookfornuis)

voor gezinnen met kinderen tot 18

0 f. 400,-- in het jaar van de overstap van een ten laste komend kind naar de

middelbare school, als bijdrage in de bijkomende kosten van bijvoorbeeld fiets of

boekentas.

Bevorderen zelfredzaamheid

De Bouwstenennota voorziet op dit gebied in een bredere verspreiding van de voorlichting,

een gerichte actieve voorlichting aan doelgroepen, en een onderzoek naar de mogelijkheden

van een één-loketfunctie voor inkomensondersteunende voorzieningen:

Het Voorlichtingsplan van de Dienst Algemeen Welzijn van juli 1998 voorziet in brede,

actieve voorlichting, rechtstreeks en via intermediairs, van de doelgroepen ouderen,

allochtonen, gehandicapten en alleenstaande ouders.

Hieraan is ook zeker invulling gegeven: jaarlijks zijn meer dan 1 0 bijeenkomsten voor de

doelgroepen georganiseerd, in de regel samen met de intermediairs. Er zijn folders

Beleidsplan Abw 2001 1 8

ontwikkeld over ondermeer de Bijzondere bijstand, het Participatiefonds (beiden met een

eenvoudige aanvraagbon), de Algemene bijstand, de Budgetwinkel en het Fraudebeleid.

En van tijd tot tijd is in persberichten en op lokale radio en TV aandacht besteed aan de

diverse voorzieningen.

De één-loketfunctie voor inkomensondersteunende voorzieningen is nog niet

gerealiseerd, maar wel zijn diverse stappen gezet. Zo zijn de Budgetwinkel en het WVG-

bureau gevestigd in één pand in de Smalstraat. Bij het WVG-bureau heeft ook enige tijd

de mogelijkheid bestaan tot het doen van aanvragen bijzondere bijstand en

Participatiefonds. Momenteel is in voorbereiding de huisvesting van één Zorgloket van

het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO), het WVG-bureau, de Budgetwinkel en de

inkomensondersteunende voorzieningen.

Conclusie mag zijn dat -behoudens de één-loketfunctie die nog in ontwikkeling is- alle in de

nota Bouwstenen Armoedebeleid voorziene maatregelen zijn gerealiseerd, en dat inmiddels

al veel meer is gedaan.

Het onderzoek naar de armoedeproblematiek

Het onderzoeksrapport formuleert enkele belangrijke conclusies en aandachtspunten voor

beleid:

- De groep huishoudens met lage inkomens kent een grote verscheidenheid.

Eik huishouden heeft een eigen ontstaansgeschiedenis voor de situatie waarin men

verkeert, ervaart die situatie op een andere manier, en vult deze op een andere manier

in. Het is voor de ontwikkeling van beleid van groot belang dat deze verscheidenheid van

de groep wordt onderkend en als uitgangspunt voor beleid dient.

De samenstelling van de ruim 2900 huishoudens met armoedeproblematiek laat ten

opzichte van 1996 een afname zien van het aantal huishoudens met een

bijstandsuitkering (tot 1773 = 61 %; in 1996 was dit 66%), tegenover een toename van de

aantallen met AOW (712 = 24%; in 1996 22%) en WAO (435= 15%; in 1996 1 1 %).

- De meeste huishoudens leven al langer dan 3 jaar met het lage inkomen. Deze lange

duur heeft op zich ook al negatieve gevolgen:

Huisraad kan niet fatsoenlijk worden vervangen.

De allereerste levensbehoeften kunnen worden vervuld, maar reserves opbouwen

blijkt niet mogelijk. Kleding of huisraad worden dan met geleend geld of tweedehands

vervangen. Of helemaal niet, met name zaken die moeilijk tweedehands te krijgen

zijn, zoals matrassen, vloerbedekking, gordijnen, verf en behang. Men leeft steeds

meer tussen versleten spullen, wat ook afdoet aan het gevoel van welbevinden.

Sociale vereenzaming voor een klein deel van de huishoudens. De meeste nemen

maar beperkt deel aan het maatschappelijk leven. Een niet onbelangrijke oorzaak is

hier het lage inkomen. Naarmate de periode van leven met weinig geld voortduurt

verminderen de sociale contacten.

- Er lijkt bij alle voorzieningen sprake te zijn van enige onderbenutting.

Bij twee van de drie in het onderzoek betrokken instrumenten -Huursubsidie en

Kwijtschelding belastingen- is hiervan zeker niet in grote mate sprake; beiden zijn goed

bekend en relatief eenvoudig toegankelijk: de aanvraagformulieren worden bij de

potentiële gebruikers thuisbezorgd. Dit is ook het geval bij de mensen uit de doelgroepen

van het Participatiefonds en de witgoedregeling, voorzover deze mensen met de

gemeentelijke bestanden zijn te traceren. De bijzondere bijstand laat een ander beeld

zien: het gebruik in Helmond blijft aanzienlijk achter bij het gemiddelde gebruik in

vergelijkbare steden.

Onbekendheid met de voorziening en problemen met betrekking tot de aanvraag zijn

vaak de oorzaken van onderbenutting.

Verwacht wordt dat verbetering van de voorlichting over de gemeentelijke

voorzieningen leidt tot meer bekendheid met de voorzieningen en daarmee tot

Beleidsplan Abw 2001 19

afname van de onderbenutting, en toename van het besteedbare inkomen.

Ook het probleem dat de mensen ervaren omdat zij kosten waarvoor er bijzondere

bijstand is zelf moeten voorfinancieren, vindt in wezen zijn oorzaak in onbekendheid.

De bijzondere bijstand kent hiervoor immers een regeling (verstrekking op grond van

pro forma nota's en zo nodig betaling rechtstreeks aan de leverancier) maar blijkbaar

is dit onvoldoende bekend.

Gezien de problemen met aanvragen verdient vereenvoudiging van

aanvraagprocedures en -formulieren de aandacht.

DE STARTNOTITIE INVULLING ARMOEDEBELEID

Overwegingen op basis van de huidige situatie

Ondanks alle maatregelen hebben nog ruim 2900 huishoudens armoedeproblemen.

Het betreft mensen met een uitkering. Meest structurele oplossing is natuurlijk het vinden

van werk waarmee zij zichzelf kunnen redden.

Voor een aantal, met name de 65+ers, is werk echter niet meer aan de orde. Voor

anderen is (betaald) werk, door een complex van psychische, medische en financiële

factoren (nog) niet haalbaar. Hun zelfredzaamheid dient te worden bevorderd door

bijvoorbeeld inkomensondersteunende voorzieningen en schuldhulpverlening; gezorgd

dient te worden dat iemand krijgt wat hij nodig heeft. Daarbij dient niet uit het oog te

worden verloren welke stap op de weg richting werk -zoals oriëntatie, opleiding of

vrijwilligerswerk of sociale activering- wel kan worden gezet; wat iemand wel kan mag

ook van hem worden verlangd.

De grote verscheidenheid van mensen in een armoedesituatie betreft zowel wat van

iemand zelf kan worden verlangd, alsook wat iemand nodig heeft om de zelfredzaamheid

te vergroten.

Goede algemene regelingen, zoals het Participatiefonds en de witgoedregeling, gelden

voor die categorieën mensen, waarvan is vastgesteld dat zij aan de betreffende

voorziening de grootste behoefte hebben. Aldus zal bij degenen die ervoor in aanmerking

komen in het algemeen die behoefte ook zeker aanwezig zijn.

Een algemene regeling kan echter nooit voorkomen dat mensen bij wie die behoefte er

wel is niet in aanmerking omdat zij buiten een doelgroep vallen. Om volledige

afstemming te bereiken is maatwerk nodig.

Er is onderbenutting ondanks de nodige algemene voorlichting met informatiemateriaal,

bijeenkomsten en pers. Het onderzoeksrapport pleit voor verbetering van de voorlichting.

De mogelijkheden van voorfinanciering verdienen in eik geval meer aandacht. Voor het

overige lijken de grenzen van het bereik van de algeméne voorlichting goeddeels bereikt.

Ter verbetering kan beter worden ingezet op de individuele voorlichting: een actieve

individuele benadering van degenen die (mogelijk) voor een of meer voorzieningen in

aanmerking komen. Dit in combinatie met een toegankelijker aanvraagprocedure.

Waar het gaat om aard en doel van de verstrekkingen vragen de vervanging van

huisraad en het tegengaan van sociale vereenzaming om extra aandacht.

De richting van het nieuwe beleid

De hiervoor geformuleerde overwegingen wijzen richting een nieuw beleid met niet zozeer

weer nieuwe of nog andere maatregelen als wel een nieuwe wijze van benaderen van de

doelgroep om het bereik en de afstemming te verbeteren.

Hierna worden een aantal al wat meer concrete voorstellen geformuleerd over hoe zo'n

beleid gestalte zou kunnen krijgen.

Beleidsplan Abw 2001 20

Maatwerk over en weer

Slechts door het leveren van individueel maatwerk kan recht worden gedaan aan de

verscheidenheid binnen de doelgroep. Dit betreft zowel de vraag welke voorziening(en)

voor iemand gewenst zijn om zijn zelfredzaamheid te vergroten, als de vraag welke

inspanningen daartoe van de betrokkene zelf kunnen worden verlangd.

De inspanningen van de betrokkene.

Vooropgesteld wordt dat niet altijd een 'tegenprestatie'wordt gevraagd om voor een

voorziening in aanmerking te komen. Voor de 65+er met bijzondere kosten zal voor

bijzondere bijstand in de regel voldoende zijn dat hij voldoet aan de gebruikelijke

voorwaarden in de inlichtingen -en middelensfeer. Van anderen kan echter een stap

op de weg naar werk worden verlangd. Afhankelijk van de persoon kan het hier gaan

om inspanningen gericht op het verkrijgen van betaald werk, of om oriëntatie of

opleiding in die richting. Het kan ook zijn dat dit (nog) niet aan de orde is, maar wel

een inspanning kan worden gevraagd richting sociale activering of vrijwilligerswerk;

soms betekenen meer sociale contacten (door aansluiting bij een vereniging of

anderszins) al een eerste stap vooruit. Van nog weer anderen kan op andere wijze

een stap richting verbetering van hun persoonlijke situatie worden gevraagd:

bijvoorbeeld dat mensen met medische-, verslavings- of schuldenproblematiek

daarbij hulp zoeken. Vaak zal sprake zijn van een gecombineerde problematiek,

waarin de cliënt meerdere stappen, tegelijkertijd of na elkaar, kan zetten.

De voorzieningen voor de betrokkene

Binnen de grenzen van het reële, worden voor de welwillende cliënt de

mogelijkheden in de eerste plaats bepaald door alles wat voor hem nodig of gewenst

is 0

m zijn zelfredzaamheid te vergroten. Hiertoe wordt steeds zijn gehele specifieke

situatie in alle facetten beoordeeld.

Naast (financiële) ondersteuning wordt ook advisering in brede zin geboden.

In verband met de gang richting werk kan het gaan om uiteenlopende zaken, zoals

kinderopvang of vergoeding van de kosten van opleidingen, maar ook van de

aanschaf van nieuwe representabele kleding. Met de maatregelen op rijksniveau is

een armoedeval bij uitstroom naar niet-gesubsidieerd werk waarschijnlijk verleden

tijd; maar de mogelijkheid van een premie in verband met gesubsidieerde arbeid en

sociale activering lijkt zeker nog gewenst.

Het opheffen van blokkades zoals schulden, verslaving en psychische problematiek

verdient steeds aandacht. Afhankelijk van de problematiek wordt ook verwezen en

bemiddeld naar zorginstanties, zoals Budgetwinkel, arts of woningbouwvereniging.

Beoordeeld wordt ook welke voorzieningen gewenst zijn om de leefomgeving te

verbeteren; vervanging van huisraad krijgt in dit verband zeker de aandacht. Als

betrokkene bijvoorbeeld in eerdere jaren voorzieningen is misgelopen (door niet aan

te vragen) kan extra bijstand á fonds perdu worden verstrekt.

Is meer sociale participatie gewenst dan is er aandacht voor de vorm daarvan en de

kosten.

Het credo is eigenlijk 'voor wat hoort wat': naarmate de cliënt meer besef van

verantwoordelijkheid toont voor de stappen die van hem worden verwacht, kunnen de

regels ruimhartiger worden toegepast.

Omdat het gaat om verwachtingen over en weer verdient het aanbeveling dat tussen

cliënt en gemeente een contract wordt opgesteld. Hierin kan dan voor een zekere

tijdsperiode, bijvoorbeeld een jaar, worden vastgelegd wat op welk moment van wie mag

worden verwacht. Na afloop kan eventueel weer een volgend contract, afgestemd op de

dan bestaande situatie, worden afgesloten.

Het contract benadrukt dat er aan twee kanten geen vrijblijvendheid is. De cliënt

verplicht zich zijn best te doen om de stappen te zetten die passen bij zijn individuele

situatie. Wat de cliënt zelf kan moet hij zelf doen; de gemeente neemt dit niet van hem

over. Doet hij dat niet dan verliest hij de gemeentelijke steun en riskeert uiteindelijk een

korting op de uitkering. Doet hij dat wel dan weet hij ook wat hij van de gemeente kan

verwachten aan faciliteiten, vergoedingen en begeleiding.

Beleidsplan Abw 2001 21

Een al concreet levend plan dat prima past binnen het hiervoor verwoorde nieuwe beleid betreft

de Binnenstad Oost. Idee is een herkenbaar en zichtbaar project met een aanjaagfunctie. De

gedachten gaan daarbij op dit moment naar een intensieve begeleiding -met ook aandacht voor

bijvoorbeeld schuldsanering- van een honderdtal cliënten richting werk. Hiervoor zouden twee

case-managers worden ingezet, die worden ondersteund dooreen arbeidsbemiddelaar.

Doelstelling is dat aldus binnen een jaar 50 personen kunnen uitstromen.

Vergelijkbare projecten -gelijktijdig of nadat de resultaten in de Binnenstad Oost bekend zijn-

verdienen overweging in, in eerste instantie, Helmond West en Helmond Noord-oost

Een en ander zal separaat aan B&W worden voorgelegd.

Een actieve individuele benadering

Dé manier om mensen beter te bereiken en daarmee onderbenutting tegen te gaan is om

ze actief op te zoeken. Meer concreet betekent dit:

- Mensen thuis benaderen, met een huisbezoek of gerichte maiiing.

Een huisbezoek geeft tevens de mogelijkheid om beter dan 'op afstand' in te

schatten waar de behoeften liggen.

Voor zelfstandig wonenden uit de doelgroep die niet in het DAW-bestand zijn

opgenomen (bijvoorbeeld mensen met AOW of WAO) dient mogelijke koppeling van

bestanden te worden onderzocht. Voorts kan wellicht via intermediairs (zoals de

SWOH voor ouderen, of de Stichting Leergeld voor gezinnen met kinderen) een

beter bereik van de doelgroep worden bewerkstelligd.

Uiteraard dienen bij een en ander de regels van privacy te worden geëerbiedigd.

- (Vaste) spreekuren in verzorgings- en verpleeghuizen en woonzorgcentra. Deze

kunnen dan ook worden opengesteld voor de ouderen in de aanieunwoningen en de

wijk.

In Woonzorgcentrum Rivierenhof is al eens een spreekuur gehouden, waaruit direct

een 10-tal aanvragen zijn voortgekomen. Vanuit de aanieunwoningen van Alphonsus

en Servicefiat Ameide zijn, naar aanleiding van een uitnodiging daartoe in de

huiskrant, een 30-tal verzoeken om een huisbezoek gekomen.

Ook één Zorgloket van RIO, W`VG, Budgetwinkel en inkomensondersteuning, zoals dat

momenteel wordt voorbereid, zal naar verwachting leiden tot minder onderbenutting.

Met datzelfde doel kan via voorlichting meer bekendheid worden gegeven aan de

mogelijkheden van voorfinanciering, binnen de bijzondere bijstand en eventueel het

Participatiefonds.

Organisatie

'Spil' in de uitvoering van het nieuwe beleid zal zijn de case-manager van Sociale Zaken.

Groot voordeel van de bestaande werkwijze is dat elke case-manager al een vast

kiantenbestand heeft. De kennis van een specifieke klant is zo al geconcentreerd bij één

vast aanspreekpunt in de organisatie, waardoor de dienstverlening beter op de

individuele behoeften en omstandigheden kan worden afgestemd.

De voorstellen voor nieuw beleid betreffende 'maatwerk over en weer' en 'een actieve

individuele benadering' betekenen wel meer werk. De nieuwe werkwijze is op zich al

intensiever door de individuele benadering en begeleiding. Daarbij komt dan nog dat van

de klanten uit de doelgroep de totale specifieke situatie -en dus niet bijvoorbeeld alleen

de toevallig aangevraagde voorziening- dient te worden beoordeeld. De case-managers

zullen voor een en ander zowel qua tijd als qua kennis toegerust moeten zijn. Ook

moeten zij kunnen beschikken over'toois', die hen beter in staat stellen hun werk goed te

doen en daarmee tevens waarborgen voor de cliënt zijn. in dit verband wordt meer

concreet gedacht aan:

Een softwarepakket waarin alle regelingen zijn opgenomen en noodzakelijkerwijs de

aandacht moeten krijgen. Enkele gemeenten in den lande maken inmiddels gebruik

van zo'n pakket. In combinatie met een laptop kunnen hiermee bij huisbezoeken ook

ter plekke aanvragen worden opgemaakt.

Beleidsplan Abw 2001 22

Een grotere gebruiksvriendelijkheid van de diverse formulieren.

Heel concreet is er al het (nog met accountant en rijksconsulent te bespreken)

voorstel om het inlichtingenformulier voor een aanvraag bijzondere bijstand drastisch

te beperken voor mensen die ook algemene bijstand ontvangen en van wie dus al

het nodige bekend is.

Hettijdspad

De Startnotitie is bedoeld om de aangegeven uitgangspunten en richting van het nieuwe

beleid ter discussie te stellen. Als zodanig is het de bedoeling dat het stuk, behalve in het

college van B&W en de raadscommissie MDSZ, nog in 2000 aan de orde komt in:

- De commissie Beleid Sociale Zaken waarin een aantal voor de doelgroepen

representatieve instellingen zijn vertegenwoordigd: twee plaatselijke cliëntenorganisaties,

en organisaties van arbeidsongeschikten, gehandicapten, minderheden en ouderen.

- De Dienst Algemeen Welzijn, meer bepaald de Staf, en leiding en medewerkers van de

afdeling Sociale Zaken.

Zoals opgemerkt verricht het Rijksconsulentschap momenteel onderzoek naar de

doeltreffendheid van de armoedebestrijding. Daaruit voortvloeiende verbeterpunten voor

Helmond zullen waar mogelijk worden meegenomen ten behoeve van de invulling van het

nieuwe beleid.

ACTIE 2001

De voorstellen aangaande het nieuwe beleid betekenen een behoorlijke omslag in de

werkwijze van Sociale Zaken. Er wordt naar gestreefd om op 1 januari 2002 volledig

operationeel te zijn. Het moge duidelijk zijn dat, indien de uitkomst van de ingezette

discussie is dat de aangegeven richting voor het nieuwe beleid inderdaad kan worden

gevolgd, er nog heel wat moet gebeuren.

* Zaken die al meteen ter hand kunnen worden genomen zijn:

- Voorlichting over de mogelijkheden van voorfinanciering.

- Screenen van de formulieren op gebruiksvriendelijkheid.

- Onderzoek naar de inhoud van een softwarepakket waarin alle regelingen zijn

opgenomen.

De afstemming van het gemeentelijke premiebeleid (meer richting gesubsidieerde

arbeid) op de rijksmaatregelen in verband met de armoedeval.

Ook kan worden verdergegaan met de voorbereidingen voor het Zorgloket.

* De voorbereidingen van 'maatwerk over en weer' en 'een actieve individuele

benadering' vergen in 2001 onder andere:

- Opleiding / instructie van de case-managers gericht op de nieuwe werkwijze.

- Concretisering van de mogelijke inhoud van de contracten.

- Bepalen van prioriteiten: wie komen het eerst aan de beurt voor'maatwerk over en

weer', wie krijgen het eerst een huisbezoek, en waar wordt begonnen met het

houden van spreekuur? In de ideaalsituatie wordt uiteindelijk de hele doelgroep

bereikt -een sluitende aanpak- maar hier kan alleen stapsgewijs naar toe worden

gewerkt.

- Het leggen van contacten ten behoeve van bijvoorbeeld bestandskoppeling,

doorverwijzing en het houden van spreekuur.

- Aandacht dient er ook te zijn voor de vraag of en zo ja welke bestaande algemene

regelingen kunnen worden aangevuld met, of misschien zelfs wel vervangen door,

de mogelijkheid van verstrekking in die individuele gevallen waarin daaraan (ook)

grote behoefte bestaat.

Beleidsplan Abw 2001 23

HOOFDSTUK 5 HANDHAVING

Ingevolge artikel 1 1 8 lid 1 aanhef en sub a dient het beleidsplan mede te zijn gericht op de

wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar handhavingsbeleid: 'de bevordering van

een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van het ten

onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet'.

Hierbij dient in eik geval aandacht te worden besteed aan:

(a) de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de onderzoeksplicht ten aanzien van de

verstrekte gegevens en de verplichtingen van cliënt, en

(b) het gemeentelijke fraudebeleid.

De loaw en loaz kennen gelijke bepalingen.

De wijze waarop Helmond invulling geeft aan de onderzoeksplicht wordt jaarlijks

weergegeven in een Onderzoeksplan. Het plan voor 2001 -bij dit Beleidsplan gevoegd- komt

hierna aan de orde.

Het Helmonds fraudebeleid komt aan de orde aan de hand van het -bij dit Beleidsplan

gevoegde- jaarplan Sociale Recherche.

HET ONDERZOEKSPLAN

Art. 66 Abw verplicht de gemeente tot het verrichten van:

- onderzoeken en regelmatige heronderzoeken van de gegevens die van belang zijn voor

het recht op bijstand en de verplichtingen van cliënten (lid 3 en 4)

- beëindigingsonderzoeken naar de resterende verplichtingen na beëindiging van de bijstand

(lid 6)

- debiteurenonderzoeken naar de financiële omstandigheden van degenen die

betalingsplichtig aan de gemeente zijn in verband met verleende bijstand (lid 7).

De 'Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, loaw en loaz' geeft nadere regels

met betrekking tot de onderzoekstermijnen. Voor heronderzoeken geldt in beginsel een

termijn van 8 maanden. Bij een jaarlijks voorafgaand vastgesteld onderzoeksplan kan

hiervan worden afgeweken. De termijn mag echter nooit meer dan 18 maanden bedragen.

Doel van een onderzoeksplan is een hogere doelmatigheid van de heronderzoekeri. Op

grond van eigen criteria en afgestemd op de lokale omstandigheden kan de

heronderzoeksverplichting op planmatige wijze worden ingevuld. Aangegeven dient te

worden voor welke situaties welke termijnen gelden en hoe de onderzoeken worden

uitgevoerd.

Huidige situatie

Helmond onderscheidt in het Onderzoeksplan 2000 voor de heronderzoeken diverse

categorieën uitkeringsgerechtigden. Deze zijn in de eerste plaats bepaald door wat het

uitstroombeleid van de betreffende categorie verlangt. Per categorie gelden verschillende

termijnen voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitkering.

- Bij de rechtmatigheid gaat het om de formele vereisten voor het recht op uitkering. De

termijnen zijn hier bepaald uit het oogpunt van fraudepreventie en -bestrijding.

- De doelmatigheid betreft de naleving van verplichtingen (met name richting uitstroom) en

het geldend maken van rechten. De termijnen worden hier aldus bepaald door het

uitstroombeleid en bijvoorbeeld het bijzondere bijstandsbeleid: in het belang van de

uitstroom wordt de doelmatigheid vaker (elke 6 tot 8 maanden) onderzocht bij degenen

Beleidsplan Abw 2001 24

die aan de arbeidsverplichtingen moeten voldoen. Bij bijvoorbeeld 65+-ers is het

mogelijke recht op bijzondere bijstand de reden om vaker (eik jaar in plaats van de

wettelijk voorgeschreven 18 maanden) een onderzoek te verrichten.

Voor de beëindigingsonderzoeken is aangesloten bij de wettelijke termijn van 3 maanden na

beëindiging.

Ook voor debiteurenonderzoeken wordt in beginsel de wettelijke termijn van 12 maanden

gehanteerd, waarbij, afhankelijk van de aard van een vordering, wel verschil wordt gemaakt in

intensiteit van het onderzoek.

Met toestemming van het Rijk is in 1999 en 2000 het hele debiteurenbestand -circa 3200

vorderingen- opgeschoond: het hele bestand is doorlopen en ontdaan van alle juridisch

oninbare vorderingen.

Het Rechtmatigheidsonderzoeksformulier.

Binnen de Dienst Algemeen Welzijn is onderzocht of het maandelijks in te leveren

'inkomstenbriefje' kan worden omgezet in een wijzigingsformulier dat slechts hoeft te worden

ingeleverd wanneer zich bij cliënten wijzigingen voordoen. lnschatting is dat de instroom van

formulieren dan zal verminderen van ongeveer 2800 naar 600 per maand.

DAW is inmiddels 'klaar'voor de nieuwe werkwijze. Formulieren en procedures zijn

ontworpen. De accountant heeft zich akkoord verklaard, en zeer recentelijk heeft de

Rijksconsulent positief geadviseerd. Gestreefd wordt nu naar een start begin 2001.

Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten

Artikel 1 1 8 Abw vermeldt een aantal onderwerpen betreffende de onderzoeksplicht, waaraan

in het Beleidsplan aandacht dient te worden besteed. Deze onderwerpen zijn opgenomen in

het bijgevoegde Onderzoeksplan, samengevoegd in hoofdstuk 3 'wettelijk voorgeschreven

aandachtspunten'.

Actie 2001

¿ Het Onderzoeksplan 2001 is een voortzetting van dat van 2000.

De onderzoeken dienen ook in 2001 conform het Onderzoeksplan te worden uitgevoerd.

¿ Voor wat betreft het Rechtmatigheidsonderzoeksformulier kan begin 2001 met de nieuwe

werkwijze (wijzigingsformulieren in plaats van inkomstenbriefjes) worden gestart.

JAARPLAN SOCIALE RECHERCHE

Huidige situatie

Het bureau Sociale Recherche is werkzaam voor Helmond en de omliggende

Peellandgemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Mierlo en Someren.

Het bureau verzamelt, selecteert en completeert alle fraudesignalen, voert deze in in het

Frauderegistratiesysteem, en pakt zaken aan op basis van prioriteitstelling. Het gaat hierbij

om het niet (volledig) opgeven aan Sociale Zaken van bijvoorbeeld het verrichten van werk

of samenwoning met het doel daardoor (meer) uitkering te krijgen.

Tot de activiteiten van Sociale Recherche behoren:

Ondersteuning van Sociale zaken.

De Sociale Recherche verleent ondersteunend onderzoek en rapportage bij de afhandeling

van aanvragen, mutaties en heronderzoeken. Dit kan ook een spreekkamergesprek of

huisbezoek samen met een medewerker van Sociale zaken inhouden. De Sociale

Recherche heeft ook een consultfunctie omtrent de wijze van aanpak van een onderzoek.

Ondersteuning vraagt in het algemeen een korte inspanning van de Sociale Recherche die

in de praktijk uiterst effectief blijkt te zijn.

25

Beleidsplan Abw 2001

Zelfstandige onderzoeken.

Dezen richten zich in hoofdzaak op zwart werk en samenwoningszaken, en zijn repressief

van aard. Een consistent 'lik op stuk' beleid werkt echter ook preventief. Daarvoor is nodig

dat goed wordt samengewerkt: met Sociale zaken krijgt de uitstroom van iemand die zwart

heeft gewerkt, en dus kán werken, de aandacht.

De sociaal rechercheur rapporteert rechtstreeks aan de beslissingsbevoegde bij Sociale

Zaken.

Participatie multidisciplinaire onderzoeken en projectmatige aanpak.

Voor een goede aanpak van fraude wordt steeds meer samengewerkt met andere

instanties, zoals politie en bedrijfsverenigingen. De aandacht is verschoven van de indivi-

duele fraudeur naar doelgroepen.

Opmaken proces-verbaal.

Met ingang van 1 april 2000 zijn nieuwe Richtlijnen Sociale Zekerheidsfraude van het

Openbaar Ministerie van toepassing. Het fraudebedrag waarboven proces-verbaal wordt

opgemaakt en aangifte gedaan is verhoogd naar f. 12.000. Daar beneden beoordeelt de

gemeente een boete; in Helmond worden de boeteonderzoeken bij constatering van fraude

integraal door de Sociale Recherche afgewerkt.

In 2000 is de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) in werking getreden, die het

Openbaar Ministerie meer controle geeft op de bevoegdheden van de opsporingsambtenaren.

Zo is er voortaan een bevel tot observaties nodig als de Sociale Recherche stelselmatig

iemands gedrag wil waarnemen.

Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten

Artikel 1 1 8 Abw geeft aan dat dient te worden beschreven op welke wijze invulling wordt

gegeven aan -onder andere- de gegevensuitwisselling met derden (lid 3 sub a) en de

afdoening van geconstateerde fraude (lid 3 sub b).

Basis hiervoor zijn de Helmondse richtlijnen, opgenomen in het Handboek Abw, met name de

hoofdstukken 7'Verplichtingen, maatregelen en boeten'en 9'Onderzoeken'. Het

Onderzoeksplan 2001 gaat in op de gegevensuitwisseling met derden, met name waar deze

ten dienste staat van de uitstroom.

Het Jaarplan Sociale Recherche geeft aan met betrekking tot:

- De gegevensuitwisseling met derden.

Ter bestrijding van de'witte fraude'-niet aan Sociale Zaken opgegeven inkomsten

waarover wel belasting en premies zijn betaald- is in 1992 landelijk de bestandsvergelijking

met de fiscus ingevoerd. Helmond koos echter voor koppeling met het CZ -waar 95% van

de cliënten was verzekerd- die actuelere gegevens opleverde. De resterende 5%' is nog

met de fiscus vergeleken. De invoering van het lnlichtïngenbureau, met koppeling van

verschillende bestanden, zal op termijn de koppeling met CZ en fiscus overbodig maken.

- De afdoening van fraude.

Helmond volgt de nieuwe Richtlijnen Sociale Zekerheidsfraude.

De resultaten van de verschillende activiteiten over. 2001 zullen inzichtelijk worden

gemaakt in de dienstverslagen, en nader uitgewerkt in de 'Resultaatrrieting met betrekking

tot fraudebeleid'. Categorieën die daarbij in eik geval gehanteerd zullen worden zijn:

afwijzing aanvraag, aanpassing uitkering, beëindiging uitkering, terugvorderingsbedrag,

boete en proces-verbaal.

Actie 2001

Herijking van werkwijze en methodieken.

De Wet BOB brengt al veranderingen in het werk voor de Sociale Recherche met zich.

Voorts is er een kabinetsvoorstel om de opsporingsbevoegdheid van de Sociale

Recherche te beperken: 'zware zaken' moeten dan aan een landelijke Sociale

Beleidsplan Abw 2001 26

Inlichtingen en Opsporingsdienst worden overgedragen. Voor de Sociale Recherche

komt het accent daarmee meer te liggen op handhaving en controle.

lmplementatie lnlichtingenbureau

De landelijke invoering van het Inlichtingenbureau wordt verwacht in het 3ekwartaal

2001. Binnen het ]13 zullen op structurele wijze, geautomatiseerd, verschillende

bestanden -zoals de Informatiebeheergroep, Belastingdienst en UVI's- zijn gekoppeld.

Hierdoor wordt de fraudebestrijding sneller, directer en efficiënter.

De Sociale Recherche is inmiddels gestart met de voorbereiding tot implementatie.

Fraudeanalyse.

Om fraudebestrijding beter te kunnen managen is fraudeanalyse onontbeerlijk. Hieraan

zal in 2001 prioriteit worden gegeven om te komen tot Hoogwaardige Handhaving

middels controle op maat: situaties en categorieën waar op basis van analyse van cijfers,

tips en ervaringen meer risico's worden verondersteld, worden intensiever gecontroleerd.

Ondersteuning.

Het klantgebonden werken bij Sociale Zaken, met voor elke case-manager een vast

klantenbestand, heeft geleid tot beter zicht op fraude. Het aantal verzoeken tot

ondersteuning is daardoor fors toegenomen. Het blijkt bovendien een van de beste

manieren om fraude te voorkomen en te bestrijden.

Ondersteuning krijgt dan ook voorrang: de planning (45 in 2000) wordt verhoogd tot 75.

Zelfstandige onderzoeken.

Met de nieuwe werkwijze -rechtstreekse rapportage aan de beslissingsbevoegde bij

Sociale Zaken- is een kwaliteitsslag gemaakt met betrekking tot de doorlooptijden.

De planning (van 175 in 2000) kan dan ook worden verhoogd naar 225 zelfstandige

onderzoeken in 2001.

Participatie multidisciplinaire onderzoeken en projectmatige aanpak.

Er is een project gepland waarin de Sociale Recherche a-selectief van een x-aantal

dossiers fraudeanalyses maakt en doorspreekt met de case-managers. Hierdoor wordt

actief bijgedragen aan verbetering van de kwaliteit van de fraudebestrijding.

De mogelijkheden van projectmatige aanpak zullen in 2001 verder kunnen worden

uitgewerkt, afgestemd op lokale en regionale situaties, temeer daar er na verdere

bestandsanalyse meer zicht zal zijn op bepaalde risicogroepen.

Om meer ruimte te creëren voor de genoemde prioriteiten wordt de planning van het

aantal multidisciplinaire onderzoeken (1 0 in 2000) naar beneden bijgesteld tot 5.

Opmaken processen-verbaal.

Door de verhoging van de aangiftegrens in de nieuwe Richtlijnen Sociale

Zekerheidsfraude zal het aantal processen-verbaal afnemen.

De planning voor Helmond (40 in 2000) wordt naar beneden bijgesteld tot 20 in 2001.

Beleidsplan Abw 2001 27

HOOFDSTUK 6 CLIENTENPARTICIPATIE

Wettelijk voorgeschreven aandachtspunt in het Beleidsplan is, ingevolge artikel 1 1 8 lid 1

aanhef en sub c Abw de realisatie en vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering

van de wet. Dit geeft gemeenten de verplichting om de wijze waarop ze de inspraak van

uitkeringsgerechtigden hebben geregeld te verantwoorden. De vorm waarin de participatie is

gegoten is niet voorgeschreven. Van belang is dat cliënten voldoende mogelijkheden hebben

om invloed op het beleid te kunnen uitoefenen.

De verantwoordingsplicht van artikel 1 1 8 past in het kabinetsbeleid om de cliëntenparticipatie

te stimuleren: gemeenten moeten beter naar hun cliënten luisteren, dit komt de

beleidsvoorbereiding en -uitvoering ten goede.

Huidige situatie

Helmond kent sinds 1994 de Commissie Beleid Sociale Zaken. Hierin is een aantal voor de

doelgroepen representatieve instellingen vertegenwoordigd: twee plaatselijke

cliëntenorganisaties, en organisaties van arbeidsongeschikten, gehandicapten, minderheden

en ouderen. Verder zijn werkgevers, werknemers, Arbeidsvoorziening en de

Bezwaarschriftencommissie vertegenwoordigd. De Commissie wordt betrokken bij de

beleidsadvisering over de lokale bijstandsverlening en aanverwante regelingen.

De invoering van de verantwoordingsplicht van artikel 1 1 8, per 1 juli 1998, is voor Helmond

aanleiding geweest om de participatie alhier nader te beschouwen. Dit heeft geresulteerd in

de Startnotitie Cliëntenparticipatie.

In deze notitie zijn meerdere mogelijkheden / vormen van cliëntenparticipatie, zoals een

cliëntenraad of een adviesraad, belicht. Voorgesteld is om eerst met vertegenwoordigers

van de doelgroep en met welzijns- en hulpverleningsinstanties contact op te nemen en te

horen wat hun meningen en standpunten hierover zijn. Het college van B & W is akkoord

gegaan met deze procedure, en ook de commissie Beleid Sociale Zaken staat hier positief

tegenover.

Actie 2001

Organisatie bijeenkomsten met'het veld'.

Zoals in de notitie is aangegeven zal een tweetal bijeenkomsten worden georganiseerd

waarbij aan cliënten- / belangenbehartigingsorganisaties en aan diverse relevante

welzijns- en hulpverleningsinstellingen de gelegenheid zal worden geboden over de

cliëntenparticipatie in Helmond te discussiëren en tot een, indien mogelijk, eensluidend

standpunt te komen.

De bijeenkomsten kunnen worden ondersteund door de vereniging van Brabantse

uitkeringsgerechtigden samen (BUS). BUS vertegenwoordigt een uitgebreid netwerk van

plaatselijke belangenorganisaties in Noord Brabant. Zij ondersteunt plaatselijke

belangengroepen van uitkeringsgerechtigden in hun contacten met onder andere

gemeenten, bijvoorbeeld bij het opzetten van cliëntenparticipatie.

De mening van 'het veld', inclusief consequenties, zal aan de Startnotitie worden

toegevoegd, waarna deze opnieuw aan het college, de raadscommissie MDSZ, en de

gemeenteraad ter besluitvorming wordt voorgelegd.

Regelen van de gevolgen.

Afhankelijk van het besluit over de definitieve Startnotitie dient vervolgens te worden

geregeld: de bemensingsprocedure, de keuze van de voorzitter, de locatie, het

secretariaat, eventuele vergoedingen, deskundigheidsbevordering, kinderopvang,

financiën en verder een training voor de medewerkers van DAW in het omgaan met

cliëntenparticipatie.

Beleidsplan Abw 2001 28

HOOFDSTUK 7 VOORLICHTING

Artikel 1 1 9 Abw geeft aan dat B&W zorgdragen voor doeltreffende voorlichting over de

verlening van bijstand.

Met het Voorlichtingsplan van de Dienst Algemeen Welzijn van juli 1998 is de basis gelegd

voor goed gestructureerde voorlichting binnen Helmond.

Het plan betreft de voorlichting over de Algemene bijstandswet, maar ook over'aanverwante'

regelingen zoals het Participatiefonds. Het Helmondse beleid, bijvoorbeeld inzake de

bijzondere bijstand en de uitstroom, krijgt de nodige aandacht.

Het plan beoogt door actieve voorlichting zoveel mogelijk bekendheid te geven aan de

voorzieningen, en het niet-gebruik terug te dringen. Dit zowel door mondelinge voorlichting

(zoals bijvoorbeeld het organiseren van bijeenkomsten) als door voorlichting schriftelijk en

via de media. Als doelgroepen -zonder dat de voorlichting tot hen wordt beperkt- worden

aangegeven alleenstaande ouders, ouderen, allochtonen, en gehandicapten. Zij worden

rechtstreeks en via intermediairs benaderd.

Het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma formuleert als doelstelling onder andere het

vergroten van de bekendheid met voorzieningen ter bestrijding van armoede en

schuldhulpverlening.

Huidige situatie.

De afgelopen jaren is er, op basis van het Voorlichtingsplan, veel gedaan aan algemene

voorlichting middels bijeenkomsten, informatiemateriaal en de pers.

Ook in 2000 is de nodige voorlichting gegeven:

Bijeenkomsten

Er zijn 15 bijeenkomsten geweest waar voorlichting is gegeven in samenwerking met of

aan intermediairs.

Met de Samenwerkende Ouderenorganisaties Helmond (SOOH) is een bijeenkomst

georganiseerd voor de ouderen in de wijk Rijpelberg. Daarmee zijn inmiddels in alle

Helmondse wijken de ouderen op deze manier bezocht.

De vrijwilligers van de Stichting Welzijn Ouderen Helmond (SWOH) zijn in twee.-

bijeenkomsten voorgelicht ten behoeve van de huisbezoeken die zij afleggen aan

ouderen van 75+.

Voor allochtone ouderen zijn, samen met de SWOH en allochtonenorganisaties, een 5-tal

bijeenkomsten georganiseerd.

Op de Dag van de Mantelzorg is met de SWOH en andere gemeentelijke diensten een

workshop gehouden.

Ten behoeve van herintredende vrouwen (veelal alleenstaande ouders) is viermaal

voorlichting gegeven op het ROCterAa.

In 'De Bakkerij' en in Mierlo-hout zijn de algemeen maatschappelijk werkers in de wijk

bezocht voor het geven van voorlichting en het maken van werkafspraken.

Schriftelijke voorlichting.

Algemene informatie, met een antwoordstrook waarmee meer informatie en een

huisbezoek kunnen worden verzocht, is ontworpen voor

0 de huiskranten van de Ameideflat en Zorgcentrum Alphonsus, waarin het elke 3

maanden zal worden opgenomen, en

4 het informatiepakket voor nieuwe bewoners van de Stichting Area.

Voor de klanten van DAW is inmiddels een lnformatiemap ontworpen, waarin folders,

inlichtingenformulieren en de nieuwe wijzigingsformulieren worden opgenomen. Met de

Beleidsplan Abw 2001 29

verspreiding wordt nog gewacht op de toestemming van het Rijksconsulentschap SZW

om in plaats van de inkomstenbriefjes (die de klanten nu nog elke maand moeten

inleveren) te gaan werken met de wijzigingsformulieren (die alleen hoeven te worden

ingeleverd als er wijzigingen zijn).

Uit het door de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek uitgevoerde onderzoek naar

de armoedeproblematiek in Helmond (dat in hoofdstuk 4'inkomensondersteuning'al aan de

orde kwam) blijkt dat er nog altijd sprake is van onderbenutting van voorzieningen.

Actie 2001

Voorlichtingsbijeenkomsten.

Gestreefd wordt naar opnieuw tenminste een 1 O-tal bijeenkomsten, bij voorkeur samen

met intermediairs. In dit verband kunnen in eik geval al de SWOH, ROCterAa en de

maatschappelijk werkers in de wijk worden genoemd; de afspraken met hen hebben een

meer structureel karakter.

Inforrnatiemateriaal.

- De lnformatiemappen zullen (na toestemming van het Rijksconsulentschap inzake

de wijzigingsformulieren) aan alle bestaande klanten worden toegezonden, en aan

nieuwe klanten worden uitgereikt bij de intake.

- Aandachtspunt is ook verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de diverse

formulieren.

De mogelijkheden van voorfinanciering van kosten zullen in eik geval meer aandacht krijgen.

De bijzondere bijstand bijvoorbeeld kent een regeling die hierin voorziet. Blijkbaar is deze

echter onvoldoende bekend: veel mensen denken dat zij zelf moeten voorfinancieren.

Zoals in het hoofdstuk 'inkomensondersteuning' al aan de orde kwam lijkt de grens van het

bereik van de algemene voorlichting goeddeels bereikt. Om de onderbenutting te

verminderen dient daarom (ook) te worden ingezet op de individuele voorlichting: een actieve

individuele benadering van degenen die (mogelijk) voor een of meer voorzieningen in

aanmerking komen. Concreet betekent dit:

- mensenthuisbenaderen,meteenhuisbezoekofgerichtemailing,en-,

- (vaste) spreekuren in verzorgings- en verpleeghuizen en woonzorgcentra.

Indien hiervoor wordt gekozen zal dat in 2001 de nodige voorbereidingen vergen, zoals:

Het bepalen van de prioriteiten: wie krijgen het eerst een huisbezoek, en waar wordt

begonnen met vaste spreekuren?

De voorbereiding en uitrusting van de case-managers.

Beleidsplan Abw 2001 30

HOOFDSTUK 8 FINANCIëN

Hoofdstuk 3 Werk en sociale activering

Beschikbare middelen:

- Wiw scholings- en activeringsbudget f. 2.038.339

- Rea

specifiek deel arbeidsgehandicapten f. 473.226

- waarvan vrij besteedbaar f. 255.647

- waarvan verplichte inkoop arbeidsvoorziening f. 217.579

- Besluit inkoop Arbvo gemeenten f. 1.200.000

- Regeling Kinderopvang en buitenschooise opvang f. 836.225

- In en doorstroombanen f. 10.848.108 +

Totaal f. 15.395.898

Hoofdstuk 4 Inkorriensondersteuffing

Beschikbare middelen:

- Bijzondere bijstand f. 2.607.660

- Participatiefonds f. 373.000

- Schuldhulpverlening f. 279.308 +

Totaal f. 3.259.968

De 'Startnotitie invulling armoedebeleid' heeft geen directe financiële consequenties. De

notitie bevat voorstellen voor de richting van het toekomstige beleid. Pas na instemming

hiermee kunnen meer concrete maatregelen worden uitgewerkt. In de discussie zullen de

bestaande budgetten leidend moeten zijn. Met andere woorden de kosten die voortvloeien

uit de uitwerking van de plannen zullen binnen de budgetten DAW moeten worden

opgevangen. Het ziet ernaar uit dat er binnen deze budgetten hiervoor ook ruimte is. Indien

toch extra middelen nodig zijn zal een beroep op de Reserve Hulpverleningsfonds worden

beoordeeld.

Hoofdstuk 5 Handhaving

Geen financiële consequenties (wordt verzorgd binnen de bestaande formatie)

Hoofdstuk 6 Cliëntenparticipatie

Voorlopig geen financiële consequenties (de voorbereiding wordt verzorgd binnen de

bestaande formatie)

Hoofdstuk 7 Voorlichting

Geen financiële consequenties (wordt verzorgd binnen de bestaande formatie)

Beleidsplan Abw 2001 31

LIJST VAN ACTIEPUNTEN

Onderstaand een overzicht van de beleidsvoornemens voor

(in de hoofdstukken vermeld onder'Actie 2001').

Hoof dstuk 3 Werk en sociale activering Blz.

Uitstroomtaakstelling: een reductie van het cliëntenbestand met 200 cliënten 1 3

Doorontwikkeling van het case-management 1 4

Evaluatie van de Verordening Premiebeleid en Inkomensvrijlating 1 4

lntensivering van het uitstroombeleid 1 4

Optimaliseren van de dienstverlening 1 4

Hoofdstuk 4 Inkomensondersteuning

Voorlichting over de mogelijkheden van voorfinanciering 23

Screenen van de formulieren op gebruiksvriendelijkheid 23

Onderzoek naar een softwarepakket waarin alle regelingen zijn opgenomen 23

Afstemming van het gemeentelijke premiebeleid op de rijksmaatregelen 23

Voorbereiding van 'maatwerk over en weer' en 'een actieve individuele 23

benadering' ingaande 1 januari 2002

Hoofdstuk 5 Handhaving

Onderzoeken uitvoeren conform het Onderzoeksplan 25

Start nieuwe werkwijze Rechtmatigheidsonderzoeksformulier 25

(wijzigingsformulieren in plaats van inkomstenbriefjes)

Herijking werkwijze en methodieken Sociale Recherche 26

lmplementatie Inlichtingenbureau 27

Fraudeanalyse 27

Ondersteuning door Sociale Recherche (75 maal) 27

Beleidsplan Abw 2001 32

Zelfstandige onderzoeken Sociale Recherche (225 maal) 27

Participatie multidisciplinaire onderzoeken (5 maal) en projectmatige aanpak 27

Opmaken processen-verbaal (20 maal) 27

Hoofdstuk 6 Cliëntenparticipatie

Organisatie bijeenkomsten met 'het veld' 28

Regelen van de gevolgen 28

Hoofdstuk 7 Voorlichting

Voorlichtingsbijeenkomsten (1 0 maal) 30

Informatiemateriaal (informatiemappen formulieren) 30

Beleidsplan Abw 2001 33

Onderzoeksplan

Abw, loaw en loaz

Periode 1 januari 2001 tot en met 31 december 2001

DAW - onderzoeksplan 2001

INHOUDSOPGAVE

INHOUDSOPGAVE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx2

1. INLEIDING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx3

2 HET ONDERZOEK xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4

2.1 TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN 4

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

2.2 DE WIJZE VAN ONDERZOEK 5

3. WETTELIJK VOORGESCHREVEN AANDACHTSPUNTEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx6

3.1 GEGEVENSVERSTREKKING EN BEWIJSSTUKKEN 6

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx .......

3.2 INFORMATIEVERSTREKKING EN VERIFICATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx6

3.3 HERONDERZOEK EN TIJDIGHEID 6

3.4 ONDERZOEK NAAR ARBEIDSMARKTPERSPECTIEF 7

3.5 GEGEVENSUITWISSELING MET DERDEN (O.A. ARBV0) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7

3.6 INFORMATIEPLICHT 8

3.7 SAMENWERKING MET DERDEN ORGANISATIES 8

4. CATEGORIEEN VAN UITKERINGSGERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9

ALGEMEEN 9

4.2 CATEGORIE ABW, IOAW EN IOAZ GERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9

4.2.1 Werkloze werknemers met kortdurend recht« ]jaar) ........... xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9

4.2.2. Oudere werkloze werknemers 1 1

4.2.3. Cliënten met een administratieve maatregel xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 1 1

4.2.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> ]jaar) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 12

4.2.5. Alleenstaande ouders met kinderenjonger dan 5jaar xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 13

4.2.6. Personen in inrichtingen ..................... ......................................... ............................................... 14

4.2.7. 65-Plussers 14

4.2.8. Overige Abw-gerechtigden xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx .................... 15

4.3. CATEGORIE IOAW / IOAZ GERECHTIGDEN 1 5

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

4.4. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 1 6

5. CATEGORIEÜN VAN VORDERINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 17

6 ONDERHOUDSVERHAAL xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 18

7. ONDERZOEKSPLAN BE£INDIGINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19

8. SAMENVATTING ONDERZOEKSPLAN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20

8.1. CATEGORIE ABW-GERECHTIGDEN 20

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

8.1.1. Werkloze werknemers met kortdurend recht« ]jaar) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20

8.1.2. Oudere werkloze werknemers 20

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

8.1.3. Werkloze werknemers met een administratieve maatregel., xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx . .20

8.1.4. Werkloze werknemers met langdurend recht(> ]jaar) ........................... ........................ 20

...........

8.1.5. Alleenstaande ouders met kinderenjonger dan 5jaar .................. ............................ . .. 21

. .............

8.1.6. Personen in inrichtingen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21

8.1.7. 65-Plussers 21

8. I. 8. Overige A bw-gerechtigden xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 2 1

8.2. CATEGORIE IOAW / IOAZ GEPECHTIGDEN 22

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

8.3. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN 22

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

8.4. CATEGORIEEN VAN VORDERINGEN 22

8.5. ONDEPHOUDSVERHAAL 22

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

8.6. ONDERZOEKSPLAN BEEINDIGINGEN 22

xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx

9. TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23

DAW - onderzoeksplan 2001 -2-

1. INLEIDING

In de Algemene bijstandswet (Abw), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

werkloze werknemers (loaw) en Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

gewezen zelfstandigen (loaz), is de (her)onderzoeksverplichting opgenomen. Nadere regels met

betrekking tot de onderzoekstermijnen zijn vervolgens gesteld in het ministerieel besluit `Regeling

administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, loaw en loaz" (RAU). Dit onderzoeksplan, als bedoeld in

artikel 2 lid 2 RAU, maakt integraal onderdeel uit van het Beleidsplan Abw, loaw en loaz 2001.

Als algemene regel geldt voor heronderzoeken een termijn van 8 maanden, voor

beëindigingonderzoeken 3 maanden, en voor debiteurenonderzoeken 12 maanden.

Met betrekking tot de heronderzoeken en debiteurenonderzoeken kunnen burgemeester en

wethouders van de voorgeschreven termijnen afwijken indien zij althans voorafgaand aan het

kalenderjaar een heronderzoekplan vaststellen, dat tenminste omvat:

a. de criteria op grond waarvan een differentiatie zal plaatsvinden naar de

- categorieën van uitkeringsgerechtigden

- te onderzoeken gegevens en omstandigheden en

- onderzoekstermijnen;

b. de onderscheiden termijnen die gehanteerd worden;

C. de globale groepskenmerken en de omvang van de categorieën uitkeringsgerechtigden

waarop de onderscheiden termijnen betrekking hebben;

d. de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het verrichten van de onderzoeken.

Met het onderhavige plan beogen burgemeester en wethouders een hogere doelmatigheid van

heronderzoeken te bereiken. Op grond van eigen criteria en afgestemd op specifieke lokale

omstandigheden van uitkeringspopulatie, onderkende risicofactoren en dergelijke, kan op planmatige

wijze invulling worden gegeven aan de uitvoering van de heronderzoekverplichting. Essentie is, dat

burgemeester en wethouders zelf vaststellen voor welke situaties zij welke termijnen voor

heronderzoeken hanteren en op welke wijze deze onderzoeken worden uitgevoerd.

Om af te mogen wijken van de periodiciteit van onderzoeken zoals geregeld in de RAU dient het

Onderzoeksplan 2001 vóór 1 januari 2001 door de Raad te worden vastgesteld.

Hierna wordt eerst aandacht besteed aan te onderzoeken gegevens en omstandigheden, en de wijze

van onderzoek (paragraaf 2). Er zijn een aantal wettelijk voorgeschreven aandachtspunten die

samengevoegd extra opgenomen zijn in paragraaf 3. Daarna komen de te onderscheiden

cliëntengroepen aan de orde (paragraaf 4). Vervolgens wordt ingegaan op het debiteurenonderzoek,

de onderzoeken onderhoudsverhaal en de beëindigingonderzoeken (paragraaf 5 tot en met -7).

Tenslotte volgt een samenvatting van het plan (paragraaf 8).

DAW - onderzoeksplan 2001 -3.

2 HET ONDERZOEK

2.1 TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN

In het plan worden de te onderzoeken gegevens en omstandigheden naar categorie aangegeven en

wordt onderscheid gemaakt tussen de beoordeling van de rechtmatigheid en de beoordeling van de

doelmatigheid van de uitkering.

De beoordeling van de rechtmatigheid heeft betrekking op de formele vereisten voor de

toegang tot het recht op uitkering en de beoordeling van het materiële recht (middelentoets)

op uitkering. Bij deze beoordeling gelden vooral uitgangspunten van fraudepreventie en

fraudebestrijdingbeleid.

Bij de beoordeling van de doelmatigheid gaat het met name om de controle op de naleving

van aan uitkering verbonden verplichtingen (arbeidsmarkttoeleiding) en op de aan bijstand

verbonden specifieke voorwaarden. Bij deze beoordeling gaat het vooral om uitgangspunten

van uitstroombeleid en bijzonder bijstandsbeleid.

Het heronderzoek is slechts een van de momenten, waarop het recht op bijstand wordt

onderzocht.

Het recht op uitkering wordt op verschillende momenten integraal (op rechtmatigheid en

doelmatigheid) beoordeeld:

A. - bij de eerste beoordeling (aanvraag);

- bij de herbeoordeling (heronderzoek);

- bij de beëindiging (beëindigingonderzoek).

Tussen deze momenten vindt in een aantal gevallen tussentijds opnieuw een beoordeling op

rechtmatigheid plaats:

B. - naar aanleiding van wijziging van persoonlijke omstandigheden;

- naar aanleiding van een verzoek om bijzondere bijstand;

- naar aanleiding van bestandsvergelijking met Centraal Ziekenfonds;

- naar aanleiding van bijzonder onderzoek.

Daarnaast wordt in de meeste gevallen de rechtmatigheid periodiek onderzocht:

C. - via het rechtmatigheidonderzoeksformulier (ROF, voormalig inkomstenbriefje);

- naar aanleiding van bestandsvergelijking met Centraal Ziekenfonds;

- naar aanleiding van overige meldingen van cliënten (werkloos werknemers) en

derden.

In voorkomende gevallen wordt de doelmatigheid nog op andere momenten onderzocht

D. - naar aanleiding van kennisgevingen van de Basisdienstverlening (ARBVO);

- naar aanleiding van kennisgevingen van ingehuurde instellingen die

uitstroomtrajecten en 1 of eventuele scholing van de cliënt verzorgen

- naar aanleiding van met de cliënt in dit verband gemaakte afspraken (administratieve

maatregels).

Bij de opzet van het onderzoeksplan is rekening gehouden met de mate waarin dergelijke

beoordelingsmomenten zich in de uitkeringsperiode voordoen, de doelmatigheid van uitvoering in

relatie tot de frequentie en intensiteit van controle.

Hierna wordt tevens steeds onderscheid gemaakt tussen de toets op rechtmatigheid en doelmatig-

heid. Waar sprake zal zijn van een integrale toets, wordt zowel een controle op rechtmatigheid als op

doelmatigheid bedoeld.

In bijlage 1 zijn de te onderzoeken gegevens en omstandigheden vermeld.

DAW - onderzoeksplan 2001 -4-

2.2 DE WIJZE VAN ONDERZOEK

De mate waarin en de frequentie waarmee rechtmatigheid en doelmatigheid - naast de in categorie A

genoemde onderzoeken - wordt onderzocht, wordt bepaald door de individuele omstandigheden van

de cliënt. Zo zal bijvoorbeeld het aanvullend onderzoek op rechtmatigheid (met name de materiële

toets) afgestemd worden op het ingeleverde rechtmatigheidonderzoeksformulier.

Met betrekking tot het onderzoeken van het voldoen aan de formele vereisten tot de toegang van het

recht op bijstand en de middelentoets (rechtmatigheid), kan in een aantal situaties volstaan worden

met een schriftelijk onderzoek en de verificatie van de door de cliënt aangedragen gegevens.

Met betrekking tot het onderzoeken van het voldoen aan de aan de bijstand verbonden voorwaarden

en verplichtingen is in de meeste gevallen een mondeling onderzoek noodzakelijk. In enkele gevallen

kan de toets op het voldoen aan specifieke voorwaarden schriftelijk uitgevoerd worden.

In het onderzoeksplan is bij het aangeven van de te onderzoeken gegevens en omstandigheden per

categorie van het bovenstaande uitgegaan.

Bij de Dienst Algemeen Welzijn is een werkgroep Rechtmatigheidonderzoeksformulieren (ROF)

geïnstalleerd die nader onderzoek doet op welke wijze de verzending aan en verwerking van het ROF

van de werkloze werknemers (cliënten DAW) omgezet kan worden in verzending en verwerking van

een ROF alleen dan wanneer er mutaties optreden bij de cliënten. Naar verwachting zal de instroom

van ROF's verminderen van 2800 per maand naar ongeveer 600 per maand.

Met het Rijksconsulentschap, Directie Toezicht, dhr. W. Storms, is overleg geweest over deze nieuwe

werkwijze. Door de gemeente zijn procedures en werkwijzen ontwikkeld. De accountant is akkoord en

is van oordeel dat er geen Juridische) belemmeringen zijn om de voorgestelde werkwijze toe te

passen. De desbetreffende stukken zijn ter goedkeuring naar het Ministerie gezonden en na

goedkeuring kan met de nieuwe werkwijze gestart worden.

Het begrip langdurig werkloos werknemer heeft verandering ondergaan. De termijn waarop een

persoon langdurig werkloos werknemer werd geacht te zijn is, met ingang van het onderzoeksplan

over het jaar 2000, verschoven van twee jaar in een uitkeringssituatie naar één jaar in een

uitkeringssituatie. Dit heeft te maken met de groeiende en nog steeds zeer hoge vraag naar

werknemers op de arbeidsmarkt als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen. De

sluitende aanpak zoals die thans vanuit het ministerie geïnitieerd wordt gaat ook uit van langdurig

werkloos bij meer dan één jaar in een uitkeringssituatie.

DAW - onderzoeksplan 2001 .5-

3. WETTELIJK VOORGESCHREVEN AANDACHTSPUNTEN

In het beleidsplan en of onderzoeksplan dienen een aantal onderwerpen verplicht beschreven te

worden. Stonden deze onderwerpen voorheen over de diverse paragraven verdeeld, er is nu voor

gekozen een aantal onderwerpen die direct betrekking hebben op aanvraag, mutatie, heronderzoek

en beëindiging, tevens samen te voegen in één overzichtelijke paragraaf.

3.1 GEGEVENSVERSTREKKING EN BEWIJSSTUKKEN

In de gemeente wordt het casemanagement model gehanteerd waarbij de casemanager

verantwoordelijk is voor een vast aantal cliënten.

De aanvrager 1 cliënt moet diverse gegevens en bewijsstukken overleggen, die van belang zijn voor

de beoordeling van het recht op bijstand. E.e.a. is in de gemeente geregeld door gebruikmaking van

standaardformulieren bij aanvragen, mutaties, heronderzoeken en het rechtmatigheidonderzoeks-

formulier (ROF).

De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Indien dit niet het

geval is zorgt de casemanager ervoor dat de aanvrager 1 cliënt benaderd wordt om de ontbrekende

gegevens alsnog aan te leveren. De casemanager hanteert maximaal de wettelijk vastgestelde

termijnen als tijdruimte voor het door de aanvrager 1 cliënt kunnen inleveren van de diverse gegevens

en bewijsstukken. De (wettelijk) vereiste bewijsstukken worden opgenomen in het dossier van de

desbetreffende cliënt.

Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van

de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden.

De casemanager krijgt naast de aanvraag 1 mutatie lijstwerk van de openstaande zaken, zijn

cliëntenbestand betreffende, via de procesmanager. De casemanager hanteert bij de afwerking de

termijnen waarbinnen de aanvraag 1 mutatie afgewerkt dient te zijn.

Door de procesmanager wordt wekelijks gecontroleerd of voldoende voortgang plaats vindt en of de

aanvraag / mutatie tijdig worden afgewerkt.

Tijdens de afwerking van de aanvraag 1 mutatie wordt door de casemanager aandacht besteed aan

onder andere gegevensverstrekking, bewijsstukken, verificatie en uit eigener beweging verstrekte

informatie.

3.2 INFORMATIEVERSTREKKING EN VERIFICATIE

De door de aanvrager / cliënt verstrekte gegevens en bewijsstukken worden door de casemanager

gecontroleerd op juistheid en volledigheid. Er vindt (o.a.) verificatie met het GBA plaats en de

gegevens worden opgenomen in het persoonsdossier van de aanvrager / cliënt. De casemanager

controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Zijn de gegevens (vermoedelijk)

onjuist en 1 of onvolledig, dan wordt de aanvrager 1 cliënt daarop benaderd om de juiste gegevens in te

leveren en of aan te vullen. Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak

afgehandeld met gebruikmaking van de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden.

Verificatie en informatie bij derden instanties vindt plaats indien daartoe aanleiding bestaat en of indien

het uit een verplichting van enigerlei regelgeving voortvloeit en of dit voor het kunnen vaststellen van

het recht op uitkering van belang is. Middels de door de cliënt 1 aanvrager aangeleverde gegevens en

verificatie van gegevens bij onder andere derden instanties wordt nagegaan of voldaan is aan de

verplichting om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling is gedaan van al hetgeen dat

van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan.

3.3 HERONDERZOEK EN TIJDIGHEID

Aanvraag 1 mutatie:

De aanvrager krijgt bij het doen van de aanvraag / mutatie een set formulieren ter invulling uitgereikt.

Na invulling wordt een afspraak met de intaker 1 casemanager gemaakt die de aanvraag in

behandeling neemt respectievelijk tot wiens (vaste) cliëntenbestand de aanvrager behoort. De

casemanager krijgt naast de aanvraag 1 mutatie lijstwerk van de door hem van zijn cliëntenbestand af

te werken heronderzoeken en beëindigingen, via de procesmanager, aangereikt. De casemanager

DAW - onderzoeksplan 2001 -6-

hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen aanvraag / mutatie afgewerkt dient te zijn zoals

aangegeven in wettelijke bepalingen en het onderzoeksplan.

Heronderzoek:

De heronderzoeken worden middels een administratief proces voorbereid zodat de casemanager een

1compleet onderzoek' aangeleverd krijgt. De casemanager krijgt naast de heronderzoeken lijstwerk

van de door hem van zijn cliëntenbestand uit te voeren heronderzoeken, via de procesmanager,

aangereikt. De casemanager hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen het heronderzoek

afgewerkt dient te zijn zoals aangegeven in wettelijke bepalingen en het onderzoeksplan.

Bewaking termijnen:

Door de procesmanager wordt wekelijks gecontroleerd of voldoende voortgang plaats vindt en of de

aanvragen, mutaties, heronderzoeken of beëindiging tijdig worden afgewerkt. Zonodig vindt besturing

plaats.

Tijdens de afwerking van de casussen wordt door de casernanager aandacht besteed aan onder

andere gegevensverstrekking, bewijsstukken, verificatie en uit eigener beweging verstrekte informatie.

3.4 ONDERZOEK NAAR ARBEIDSMARKTPERSPECTIEF

Op cliëntniveau vindt bemiddeling door Basisdienstverlening (ARBVO) naar openstaande vacatures

plaats. Bij aanvragers 1 cliënten die niet direct terug naar de arbeidsmarkt kunnen worden geleid,

wordt via casemanagement de maatwerkmethode toegepast en een passend traject gezocht. De

casemanager beoordeelt in samenwerking met een bemiddelaar van Arbeidsvoorziening of Stichting

Arbeidsplaatsen (STAP) wat voor de individuele cliënt de meest aangewezen weg is naar (reguliere)

arbeid. De regiefunctie in dit proces tussen bemiddelaar en casemanager ligt bij de casemanager. De

casemanager past daarbij de wettelijk toegestane mogelijkheden toe en draagt zorg dat termijnen

gehandhaafd worden.

Scholing en training kunnen onderdeel van het traject zijn. Werkervaring en begeleiding kan eventueel

plaatsvinden via Wijkdienstencentrum, Kringloopwinkel, Vrijwilligerscentrale en Stichting

Maatschappelijke Opvang. Loonkostensubsidie en Kinderopvang kunnen daarbij ondersteunend

werken. Het doel is uitstroom naar regulier werk dat kan gaan via de weg van gesubsidieerd werk.

Uitgangspunt is dat een ieder binnen zijn mogelijkheden een passend (niet vrijblijvend) aanbod wordt

gedaan.

Voor fase 2 en 3 is een sluitende aanpak gerealiseerd en getracht wordt ook voor fase 4 tot een

sluitende aanpak te komen.

Onderzoek naar arbeidsmarktperspectief vindt in beginsel bij eik regulier heronderzoek plaats. Indien

de situatie van de cliënt daartoe aanleiding geeft, gelet op bijvoorbeeld activiteiten van de cliënt,

leeftijd o.i.d., vindt een tussentijds deelonderzoek afwijkend van het onderzoeksplan plaats specifiek

gericht op arbeidsmarktperspectief.

3.5 GEGEVENSUITWISSELING MET DERDEN (O.A. ARBVO)

Gegevensuitwisseling met derden instanties (zoals arbeidsvoorziening, STAP en uvi's) wordt

uitgevoerd op zowel cliëntniveau als op managementniveau. Gegevensuitwisseling wordt zowel

schriftelijk als digitaal uitgevoerd. Per kwartaal wordt middels het door Kliq (voormalig Arbvo) en STAP

aangeleverde kwartaalverslag overleg gevoerd en vindt zonodig bijsturing en nader werkoverleg

plaats.

Periodiek wordt overleg gevoerd over het aantal gerealiseerde trajecten, kwaliteit van de daartoe

strekkende bemiddelingsplannen en worden zonodig nadere werkafspraken gemaakt.

Door STAP wordt het project Saffier ten uitvoer gebracht, gericht op uitstroom van langdurig

werklozen (fase 4). In dit project worden trajecten uitgezet voor fase 4 cliënten, waaronder (zeer)

langdurig werklozen, die in beginsel worden teruggeleid naar de reguliere arbeidsmarkt. Die weg kan

gaan via vrijwilligerswerk, werkervaringsplaatsen en gesubsidieerde arbeid. Jaarlijks wordt daartoe

een contract afgesloten waarin onder andere de taakstelling is opgenomen.

In het kader van de uitvoering wordt regelmatig overleg gevoerd en vindt gegevens uitwisseling plaats,

zowel schriftelijk als digitaal.

DAW - onderzoeksplan 2001 -7-

De Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) voert in opdracht van de gemeente de Wiw uit. Tussen STAP en

de Uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI's) zijn overeenkomsten alsmede schriftelijk

procedures en afspraken vastgelegd, ten aanzien van Wiw plaatsen voor UVI-gerechtigden.

Gegevensuitwisseling maakt integraal deel uit van de gemaakte procedures en afspraken.

Informatie derden instanties

Verificatie en informatie bij derden instanties vindt plaats indien daartoe aanleiding bestaat en of indien

het uit een verplichting van enigerlei regelgeving voortvloeit en of dit voor het kunnen vaststellen van

het recht op uitkering van belang is. Middels de door de cliënt / aanvrager aangeleverde gegevens en

verificatie van gegevens bij onder andere derden instanties wordt nagegaan of voldaan is aan de

verplichting om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling is gedaan van al hetgeen dat

van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan.

3.6 INFORMATIEPLICHT

De aanvrager 1 cliënt moet diverse gegevens en bewijsstukken overleggen, die van belang zijn voor

de beoordeling van het recht op bijstand. E.e.a. is in de gemeente geregeld door gebruikmaking van

standaardformulieren bij aanvragen, mutaties, heronderzoeken en het

rechtmatigheidonderzoeksformulier (ROF).

De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Indien dit niet het

geval is zorgt de casemanager ervoor dat de aanvrager 1 cliënt benaderd wordt om de ontbrekende

gegevens alsnog aan te leveren. De casemanager hanteert maximaal de wettelijk vastgestelde

termijnen als tijdruimte voor het door de aanvrager / cliënt kunnen inleveren van de diverse gegevens

en bewijsstukken.

Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van

de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden.

Indien daartoe aanleiding bestaat wordt door de casemanager derden instanties benaderd om nader

onderzoek te doen of de cliënt ook alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op zijn

recht op bijstand. Daarbij kan de Sociale Recherche ondersteuning bieden dan wel het onderzoek

geheel of gedeeltelijk overnemen.

3.7 SAMENWERKING MET DERDEN ORGANISATIES

Door de gemeente wordt naast Arbvo en LISV met diverse andere organisaties samengewerkt om de

inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces te bevorderen. Daartoe worden trajecten

ingekocht variërend van trajecten voor fase 2 tot fase 4 en van vrijwilligerswerk tot dagopvang. Bij

dagopvang is er sprake van cliënten met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt waar regelmaat

en het opdoen van werkervaring voorop staat.

In hoofdstuk 3 'Werk en Sociale activering' van het Beleidsplan is nader uitgewerkt met welke

instanties contracten worden en zijn gesloten en waarmee wordt samengewerkt in het kader van

uitstroomgerichte activiteiten.

in hoofdstuk 3, Werk en Sociale Activering, zijn de contractanten en de stand van zaken opgenomen

voor het onderdeel samenwerking met derden organisaties.

DAW - onderzoeksplan 2001

4. CATEGORIEëN VAN UITKERINGSGERECHTIGDEN

ALGEMEEN

Op basis van de bestaande wetgeving wordt in dit plan onderscheid gemaakt in de volgende

categorieën van werkloze werknemers (uitkeringsgerechtigden), te weten:

4.1. categorie Abw -gerechtigden;

4.1.1. werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar);

4.1.2. oudere werkloze werknemers (50 jaar en ouder);

4.1.3. werkloze werknemers met een administratieve maatregel;

4.1.4. werkloze werknemers met langdurend recht (> 2 jaar);

4.1.5. éénoudergezinnen met kinderen jonger dan 5 jaar;

4.1.6. personen in inrichtingen;

4.1.7. 65-plussers;

4.1.8. overige Abw - gerechtigden;

4.2. categorie loaw 1 loaz - gerechtigden;

4.3. categorie Bbz - gerechtigden.

De nadruk in de werkzaamheden binnen de sociale dienst is verschoven van het verstrekken van een

uitkering naar beperking van de instroom en op uitstroom gerichte activiteiten. De uitkering dient (in

-beginsel) slechts ter overbrugging naar (regulier) werk. Slechts een beperkt aantal groepen zal voor

langere duur op een uitkering aangewezen zijn. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan alleenstaande

ouders met kinderen jonger dan 5 jaar.

Bij de keuze voor categorieën wordt voornamelijk aangesloten op uitgangspunten van uitstroombeleid.

Daarbij hebben zowel de negatieve (sanctionering) als positieve (cliëntgebonden op uitstroom gerichte

plannen ) instrumenten gefungeerd als onderlegger voor een belangrijk deel van dit onderzoeksplan.

Door het verschuiven van de termijn van het integraal heronderzoek, daar waar dit doelmatig is, en het

hanteren van andere wijzen van onderzoek, wordt bereikt dat bepaalde groepen werkloze

werknemers (uitkeringsgerechtigden) meer frequent aan onderzoek worden onderworpen, met name

gericht op uitstroom.

Voorts zal voor alle categorieën werkloze werknemers (ook voor de niet in dit plan genoemde) een

meer doelmatige wijze van integraal heronderzoek worden ingevoerd. Daarbij zal het onderzoek in

eerste instantie schriftelijk geschieden, aan de hand van een heronderzoekformulier, dat ingevuld en

ondertekent geretourneerd dient te worden. Na ontvangst van dit formulier wordt de werkloze

werknemer voor een gesprek uitgenodigd (tenzij het plan voorziet in een andere wijze van onderzoek).

Zodoende kan het heronderzoekgesprek beter voorbereid worden en meer gericht plaatsvinden.

In de volgende paragrafen wordt voor iedere categorie de groepskenmerken, de te onderzoeken

gegevens en de wijze en frequentie van onderzoek aangegeven.

4.2 CATEGORIE ABW, IOAW EN IOAZ GERECHTIGDEN

4.2.1 Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)

Groepskenmerken

Het gaat in deze categorie feitelijk om verschillende groepen werkloze werknemers, te weten:

werklozen zonder Werkloosheidswet (WW) rechten, werklozen na hun maximale WW - periode en

voormalig gehuwden / samenwonenden.

De groep jongeren tot 23 jaar wordt gekenmerkt door de sluitende aanpak in het kader van de Wet

inschakeling werkzoekenden (Wiw). Daarnaast behoort de gemeente Helmond tot die gemeenten

(G25) die per 1 januari 1999 uitvoering geeft aan de zogenaamde "sluitende aanpak" waarbij de

gemeente beleid ontwikkelt en effectueert dat tot doel heeft dat uiteindelijk elke uitkeringsgerechtigde

binnen een jaar na opname in de uitkering een aanbod krijgt voor werk of training 1 scholing.

DAW - onderzoeksplan 2001 -9-

Bij die werkloze werknemers die minder dan één jaar bijstand ontvangen, behoeft de doelmatigheid

van de uitkering - in verhouding tot overige categorieën werkloze werknemers - in hoge mate de

aandacht om te voorkomen dat zij gaan behoren tot de groep langdurig werkloze werknemers.

Door toenemende vraag naar arbeidskrachten als gevolg van gunstige economische ontwikkelingen

dient hier actief en effectief op ingespeeld te worden. Werkloze werknemers die zonder werkkring

geraken dienen zo snel mogelijk teruggeleid te worden naar die arbeidsmarkt.

Bij de groep werkloze werknemers, die na een WW-periode van een half jaar bijstand aanvraagt, gaat

het om werklozen met een beperkt arbeidsverleden (geen recht op vervolguitkering). Een groot deel

van deze groep betreft jongere werknemers. Hen is het niet gelukt om binnen de ~periode aan het

werk te raken. Ook voor deze groep geldt dat zij vanaf het begin van de bijstandstermijn sterk gevolgd

dienen te worden, met name op de doelmatigheid van uitkering.

Bij de groep werklozen, die na een langere WW-periode bijstand aanvraagt, gaat het om werklozen

met een langer arbeidsverleden en een daaraan gekoppelde langduriger werkervaring. In de huidige

tijd van grote vraag naar arbeidskrachten blijkt dat er kennelijk beperkingen zijn waardoor deze

werklozen (nog) niet teruggekeerd zijn op de arbeidsmarkt. Middels een actieve benadering moet

worden voorkomen dat deze groep langdurig aangewezen raakt op bijstand. Het tweede doel van de

actieve benadering is de beperking van de uitkeringsduur tot de minimaal noodzakelijke. Tenslotte

blijven cliënten zich hierdoor bewust van de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het

zelfstandig voorzien in hun levensonderhoud.

Bij de voormalig gehuwden 1 samenwonenden (met kinderen van 5 jaar en ouder) zijn de kansen op

het vinden van werk mede afhankelijk van hun scholing- en arbeidsverleden. In het kader van de

sluitende aanpak dienen voormalig samenwonenden 1 gehuwden met kinderen ouder dan 5 jaar zich

voor minimaal 20 uur per week beschikbaar te stellen en dezelfde doelgroep met kinderen tot 5 jaar

kan op vrijwillige basis bemiddeld worden naar een (reguliere) werkkring.

Voor diegenen die als arbeidsgehandicapte worden aangemerkt worden kan, om uitstroom te

bevorderen, een aantal middelen via de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Rea) ingezet

worden. Hierbij kan gedacht worden aan belastbaarheidsonderzoeken, integratieplannen,

plaatsingsbudget of pakket op maat.

De groep werkloze werknemers wordt ook gekenmerkt door de beleidsrichtlijnen omtrent de

toepassing van het begrip 'passende arbeid'.

Te onderzoeken gegevens

Gegevens met betrekking tot het materiële recht op uitkering wordt volgens de nieuwe wer ijze niet

maandelijks bij de cliënt opgevraagd. Hoewel de juiste werkwijze momenteel verder uitgewerkt wordt

kan hier een globaal overzicht van de nieuwe werkwijze weergegeven worden.

Alleen indien wijzigingen in de bij de afdeling Sociale Zaken bekende gegevens plaats vindt, dient

cliënt een ROF in te vullen, te ondertekenen en in te leveren. Hier kan de vergelijking worden

getrokken naar bijvoorbeeld kinderbijslag (AKW) waar een soortgelijke verificatiewijze wordt

gehanteerd. De ROFs zullen met betrekking tot vraagstelling hierop worden aangepast. Hetlaantal

handelingen wordt bij deze werkwijze aanmerkelijk vermindert en kan meer aandacht besteed worden

aan onder andere uitstroom en het heronderzoek. Punt van aandacht is onder andere hoe verder

aandacht is voor controle op het voldoen aan de arbeidsvoorwaarden. Onderzocht wordt o e

werkwijze met betrekking tot de periodieke heronderzoeken als gevolg hiervan gewijzigd dient te

worden.

Middels een periodiek mondeling heronderzoek het recht op uitkering integraal beoordeeld.

Wijze van onderzoek en termijnen

Door de combinatie van (gericht) periodiek onderzoek op zowel uitstroom als voldoen aan de overige

verplichtingen kan de ontwikkeling in de uitkeringssituatie goed gevolgd worden. Middels de sluitende

aanpak dient vanaf het moment van opname in de uitkering, met name ten aanzien van fase 2, 3 en 4,

de activiteiten gericht te zijn op uitstroom. Het eigen initiatief van de werkloos werknemer kan daarbij

uitgangspunt zijn middels de werkloos werknemer vanaf opname gevolgd wordt.

materiële toets schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels

rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze

ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden),

doelmatigheidstoets: schriftelijk, l x per 6 maanden via heronderzoekformulier, eventueel

ld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier;

aangevu

DAW - onderzoeksplan 2001 -1 o-

integrale toets: mondeling, lx per 12 maanden, via heronderzoekformulier.

4.2.2. Oudere werkloze werknemers

Groepskenmerken

Bij deze categorie werd voorheen onderscheid gemaakt in twee subgroepen:

a. werklozen van 50 tot 57,5 jaar en langer dan 1 jaar werkloos;

b. werklozen van 57,5 jaar en ouder, aan wie vrijstelling is verleend van de arbeidsverplichtin-

gen.

Er is een sterke vraag naar arbeidskrachten op de huidige arbeidsmarkt. De huidige arbeidsmarkt kent

meer vraag dan aanbod afhankelijk van de verschillende beroepsgroepen. Het ligt derhalve niet meer

in de lijn om deze groepen werkloze werknemers niet te laten deelnemen in het arbeidsproces. Met de

categorie van 50 tot 57,5 jaar is afhankelijk van de beroepsgroep en arbeidsmarktsituatie niet altijd

even stringent omgegaan. Voor de categorie van 57,5 jaar en ouder is een categoriale ontheffing van

toepassing. De laatst genoemde groep dient echter per 1 mei 1999 (circulaire Szw) wel ingeschreven

te zijn bij Arbeidsvoorziening, passende arbeid te aanvaarden en na te laten wat arbeidsinschakeling

belemmert.

Gelet op de ontwikkelingen op de huidige arbeidsmarkt is een actievere opstelling van de genoemde

werkloze werknemer aangewezen. Door deze Dienst dient met uitstroomgerichte activiteiten hierop

ingespeeld te worden. De versoepeling van de controlevoorschriften met betrekking tot de onder b.

genoemde groep die sedert 1985 gehanteerd werd zal dan ook wijziging ondergaan.

Het ligt dan ook niet meer in de lijn om de groep van 50 tot en met 57,5 jaar nog afzonderlijk te

benoemen. Laatstgenoemde doelgroep valt bij ontstaan werkloosheid in beginsel onder de sluitende

aanpak en dient zo spoedig mogelijk teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt.

Te onderzoeken gegevens

Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is, ook voor zover het de arbeidsvoorwaarden

betreft, aan de orde en dient dan ook te worden meegenomen in een integrale herbeoordeling.

De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd

overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)'

waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd.

Wijze van onderzoek en termijnen

materiële toets schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels

rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe werkwijze

ingevoerd is, dient maandelijks een ROF ingeleverd te worden);

integrale toets mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekformulier.

4.2.3. Cliënten met een administratieve maatregel

Groepskenmerken

Bedoeld zijn werkloze werknemers, waarvoor een administratieve maatregel is getroffen ex art. 14 lid

2 (a) Abw. Voor deze categorie geldt dat de arbeidsinpassing wordt gestimuleerd door middel van het

treffen van een administratieve maatregel op de uitkering. Toetsing aan de uitkeringsverplichtingen

heeft voor hen reeds een maatregel opgeleverd. Hertoetsing dient gericht te zijn op:

a. het bezien van voortzetting van een maatregel, indien de eerste maatregel niet het beoogde

effect heeft gesorteerd;

b. het bezien van herbeoordeling van de getroffen maatregel, indien gewijzigde omstandigheden

tijdens de periode van de maatregel daarvoor aanleiding geven.

Voortzetting dient acuut na verloop van de termijn van de maatregel bezien te worden.

Herbeoordeling is doorgaans slechts bij langere perioden aan de orde.

DAW - onderzoeksplan 2001

Te onderzoeken gegevens

Als is gekozen voor dit uitstroominstrument, zal meer nauwgezet het effect daarvan moeten worden

gemeten. Daarbij is sprake van een toets op de doelmatigheid van voortzetting van de uitkering.

Wijze van onderzoek en termijnen

Als in dit kader de doelmatigheid met hoge regelmaat wordt getoetst, kan integrale beoordeling op een

aansluitende termijn plaatsvinden. Beoordeling vindt zodoende vier maal per jaar plaats, waarvan

eenmaal integraal.

De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd

overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloos werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)'

waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden)

doelmatigheidstoets: mondeling, bij maatregel met een maximum van 3 maanden,

via heronderzoekformulier;

integrale toets: mondeling, 1 x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoek-

formulier.

4.2.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> 1 jaar)

Groepskenmerken

Onder deze groep worden gerekend die personen, die langer dan één jaar voor hun levensonderhoud

zijn aangewezen op een uitkering krachtens de Abw en aan wie de arbeidsverplichtingen zijn

opgelegd, en die niet behoren tot categorieën onder 3.1.2. en 3.1.3.

Hierbij gaat het om langdurig werkloze werknemers, die in principe zijn aangewezen op bemiddeling

en begeleiding en die niet behoren tot de groep oudere werklozen. Met name gaat het hier om

werkloze werknemers, die veelal niet op eigen kracht werk zullen vinden, dan wel aangewezen zijn op

scholing of gesubsidieerde arbeid. Ook kan sprake zijn van een gebrek aan motivatie waarbij het

treffen van een administratieve maatregel niet (onmiddellijk) als een doeltreffend instrument wordt

beoordeeld. Een werkloze werknemer kan ook gedemotiveerd zijn geraakt door verscheidene

negatieve ervaringen bij zijn pogingen aan het werk te raken. In die situatie zal een administratieve

maatregel de motivering wellicht minder snel bevorderen en zal gezocht moeten worden naar andere

instrumenten om de werkloze werknemer opnieuw te motiveren (activering).

Gebrek aan motivatie kan leiden tot een administratieve maatregel, met name in die gevallen, waarbij

dit gebrek wordt ingegeven door'tevredenheid'met de uitkeringssituatie, waarbij de werkloze

werknemer in het geheel niet bereid is mee te werken aan een trajectplan. In dit laatste geval wordt

cliënt overgeheveld naar de categorie `Werklozen met een administratieve maatregel".

Het begrip langdurig werkloos werknemer heeft wel enige verandering ondergaan ten opzichte van

eerdere onderzoeksplannen. De termijn waarop een persoon langdurig werkloos werknemer werd

geacht te zijn is verschoven van twee jaar in een uitkeringssituatie naar één jaar in een

uitkeringssituatie. Dit hee te maken met e groeien e en nog stee s zeer oge vraag naar

werknemers op de arbeidsmarkt als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen. De

sluitende aanpak zoals die thans vanuit het ministerie geïnitieerd wordt gaat ook uit van langdurig

werkloos bij meer dan één jaar in een uitkeringssituatie.

Te onderzoeken gegevens

Voor deze groep heeft het onderzoek een specifiek karakter: ten aanzien van de doelmatigheid wordt

met name getoetst op de bereidheid mee te werken aan activiteiten gericht op uitstroom. Zo spoedig

mogelijk zullen immers concrete afspraken met betrekking tot uitstroomactiviteiten nagestreefd

worden. Het gemotiveerd blijven van de werkloos werknemer is in deze periode het voornaamste, zo

niet enig, doel. De uitstroomgerichte activiteiten vinden plaats in een tandemconstructie met die

DAW - onderzoeksplan 2001 -12-

instantie waar de dienst is ingekocht, waarbij die instantie zorg draagt voor training, scholing,

begeleiding en bemiddeling. De taak van Sociale Zaken heeft betrekking op activering, motivering,

controle en regiefunctie.

De rechtmatigheid wordt gecontroleerd via het rechtmatigheidonderzoeksformulier en het integrale

heronderzoek.

Wijze van onderzoek en termijnen

Uitkeringsgerechtigden behoren tot de doelgroep van langdurig werkloze werknemers, die in principe

zijn aangewezen op bemiddeling en begeleiding (bemiddelingsplan). Indien cliënt niet bereid is mee te

werken aan op uitstroom gerichte activiteiten worden maatregelen genomen, welke strikt afhankelijk

zijn van de individuele omstandigheden van de werkloos werknemer (b.v. administratieve maatregel).

De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd

overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)

waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden)

doelmatigheidstoets: l x per 8 maanden schriftelijk, via heronderzoekformulier,

eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit

formulier;

integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor-

mulier.

4.2.5. Alleenstaandeoudersmetkinderenjongerdan5jaar

Groepskenmerken

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan de man of vrouw met een of meer kinderen die niet

duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een andere persoon, als bedoeld in artikel 3 lid 2

Abw. Deze categorie zal meestal betrekking hebben op alleenstaande vrouwen met (een) kind(eren).

De verzorgingsbehoefte van de kinderen is in hoge mate bepalend voor de mogelijkheden tot

arbeidsinpassing van de verzorgende alleenstaande ouder, en is in sterke mate leeftijdsgebonden. In

de Abw wordt een leeftijdsgrens gehanteerd bij 5 jaar. Hoewel deze groep (overeenkomstig huidig

rijksbeleid) niet actief dient te solliciteren is het gewenst dat zij zich voorbereiden op een plaats op de

arbeidsmarkt. Er dient een actief beleid gevoerd te worden om deze alleenstaande ouders zich bewust

te laten worden van hun situatie en dat zij zich middels oriëntatie en bijvoorbeeld scholing, hun

toekomstige kansen op e ar eidsmar aanmer ij unnen vergroten.

Die alleenstaande ouders die aangeven zich beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt worden in de

bestaande structuren gericht op uitstroom meegenomen.

Te onderzoeken gegevens

De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd

overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)

waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd.

Een integraal mondeling heronderzoek één maal per 16 tot maximaal 18 maanden is voldoende.

De doelmatigheidstoets is voor deze groep, gelet op de persoonlijke omstandigheden, namelijk niet

aan de orde.

Wijze van onderzoek en termijnen

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden)

integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18, via heronderzoekformulier.

DAW - onderzoeksplan 2001 -13-

4.2.6. Personen in inrichtingen

Groepskenmerken

Hier worden bedoeld personen, die verblijven in een inrichting, als bedoeld in artikel 1 lid d Abw, en

waaraan bijstand wordt verleend ingevolge artikel 31 Abw.

Bij verblijf in een inrichting ter verpleging of verzorging is doorgaans sprake van een statische situatie.

In de persoonlijke omstandigheden zal, gedurende het verblijf in de inrichting, geen of nagenoeg geen

wijziging optreden. Het vertrek uit de inrichting door de terugkeer naar de thuissituatie geeft de

belanghebbende recht op een hogere algemene uitkering. Door dit belang wordt een dergelijke

wijziging in nagenoeg alle gevallen uit eigen beweging en tijdig kenbaar gemaakt. Op dat moment

vindt onderzoek plaats naar aanleiding van wijziging van de persoonlijke omstandigheden. Gedurende

de opname is frequent onderzoek, met betrekking tot de rechtmatigheid alsmede de doelmatigheid

van de uitkering, niet noodzakelijk, resp. niet doelmatig.

Te onderzoeken gegevens

Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens

met een redelijke frequentie.

Wijze van onderzoek en termijnen

Bepalend is daarbij de inschatting van de duur van de opname. In gevallen waarin dit niet op voorhand

duidelijk is, vindt jaarlijks een integraal onderzoek plaats. Gelet op de persoonlijke omstandigheden is

een mondeling heronderzoek niet doelmatig, zolang van verpleging of verzorging sprake is. Echter ten

gevolge van gewijzigde financieringswijze binnen de Abw dient een dergelijk onderzoek wel tot de

mogelijkheden te behoren.

bij einde opname integrale toets : mondeling, via heronderzoekformulier;

tijdens opname: l x per 12 maanden, via het heronderzoekformulier.

4.2.7. 65-Plussers

Groepskenmerken

Hier worden bedoeld personen, die een ~-uitkering ontvangen en 65 jaar of ouder zijn.

Ten aanzien van deze categorie is de zorgfunctie van groot belang (bijzondere bijstandsverlening). De

ervaring geeft de noodzaak van een jaarlijks mondeling contact aan.

Te onderzoeken gegevens

Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens.

De noodzaak van bijzondere bijstandsverlening wordt tevens bezien.

Wijze van onderzoek en termijnen

Gelet op de persoonlijke omstandigheden is een mondeling heronderzoek één maal per 12 maanden

in principe voldoende.

De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsqerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd

overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)

waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier.

DAW - onderzoeksplan 2001 -14-

4.2.8. Overige Abw-gerechtigden

Groepskenmerken

Hier worden bedoeld de groep uitkeringsgerechtigden waarvan bij een eerder (her)onderzoek is

vastgesteld, dat zij vooralsnog blijven aangewezen op een uitkering krachtens de Abw en die niet

behoren tot de overige in dit onderzoeksplan genoemde categorieën uitkeringsgerechtigden.

Deze uitkeringsgerechtigden zijn veelal ontheven van de arbeidsvoorwaarden zodat frequent

onderzoek met betrekking tot de doelmatigheid van de uitkering om deze reden niet noodzakelijk is.

Onderzoek met betrekking tot de rechtmatigheid kan plaatsvinden middels het bij wijzigingen in hun

situatie in te leveren rechtmatigheidonderzoeksformulier. In voorkomende gevallen wordt

individualiserend een aangepaste afwijkende heronderzoektermijn vastgesteld.

Te onderzoeken gegevens

Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens

met een redelijke frequentie.

De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd

overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)

waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd.

Wijze van onderzoek en termijnen

Bij ieder heronderzoek moet m.b.t. de arbeidsvoorwaarden een heroverweging plaatsvinden.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

- integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor-

mulier.

4.3. CATEGORIE IOAW 1 IOAZ GERECHTIGDEN

Groepskenmerken

Bij deze groep gaat het om personen die aanspraak kunnen maken op een loaw 1 loaz-uitkering.

Dit betreft personen, die vanwege leeftijd en 1 of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid afstand tot de

arbeidsmarkt hebben. Het gaat hierbij dus om personen waarvoor, gelet op de persoonlijke

omstandigheden en arbeidsmarktsituatie, de arbeidinpassingsmogelijkheden verminderd zijn. Door de

vraag op de arbeidsmarkt dienen zoveel mogelijk potentiële arbeidskrachten ingezet te worden.

De hier bedoelde doelgroep (o.a. vroeg gehandicapten en zij die jonger zijn dan 57,5 jaar) valt bij

ontstaan werkloosheid in beginsel onder de sluitende aanpak en dient teruggeleid te worden naar de

arbeidsmarkt. Voorzover het de groep 57,5 jaar en ouder betreft en zij dit op vrijwillige basis willen,

dienen teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt. Voor diegenen die als arbeidsgehandicapte

worden aangemerkt worden kan, om uitstroom te bevorderen, een aantal middelen via de Wet op de

(re)integratie arbeidsgehandicapten (Rea) ingezet worden. Hierbij kan gedacht worden aan

belastbaarheidsonderzoeken, integratieplannen, plaatsingsbudget of pakket op maat.

Te onderzoeken gegevens

De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd

overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)

waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd, welk

formulier tevens voldoende basis vormt voor de materiële toets. Eventuele inkomsten naast de

uitkering hebben doorgaans een vast karakter en zullen normaliter 1 maal per jaar wijzigen. Frequente

toets op rechtmatigheid is derhalve niet doelmatig. Afhankelijk van eventuele neveninkomsten kan de

onderzoekstermijn gesteld worden op minimaal 12 maanden en maximaal 18 maanden. Specifieke

controle op doelmatigheid van de uitkering is gezien het voorgaande niet aan de orde. Volstaan kan

worden met een integrale hercontrole op een redelijke termijn.

DAW - onderzoeksplan 2001 -15-

Wijze van onderzoek en termijnen

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor-

mulier.

4.4. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN

Groepskenmerken

Bij deze groep gaat het om de uitkeringsgerechtigden, welke aanspraak kan maken op een Bbz-

uitkering.

Bij deze categorie gaat het om een zeer specifieke groep waarbij de heronderzoektermijn veelal

afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de cliënt wordt vastgesteld.

Te onderzoeken gegevens

Voor deze categorie geldt een vrijstelling van het inleveren van de inkomstenverklaring. De inkomsten

naast de uitkering hebben doorgaans een sterk wisselend karakter en worden definitief vastgesteld

aan de hand van de jaarstukken van de betreffende ondernemer. De onderzoekstermijn kan hieraan

gekoppeld worden en vastgesteld op maximaal 12 maanden. Veelal vindt het onderzoek schriftelijk

met behulp van de jaarstukken plaats. In individuele gevallen wordt een afwijkende - maar steeds

kortere - onderzoekstermijn gehanteerd.

Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is, voor zover het de arbeidsvoorwaarden

betreft, niet aan de orde. Volstaan kan worden met een integrale hercontrole minimaal 1 maal per 12

maanden.

Wijze van onderzoek en termijnen

integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier.

DAW - onderzoeksplan 2001 -16-

5. CATEGORIEEN VAN VORDERINGEN

Ten aanzien van debiteuren is in artikel 66 lid 7 Abw een onderzoeksplicht opgelegd aan

burgemeester en wethouders. In artikel 4 RAU is de frequentie van deze heronderzoeken nader

vastgesteld en wel op 1 maal per jaar. Deze verplichting geldt op grond van het vierde lid van artikel 4

RAU niet ten aanzien van vorderingen waarvan de betaling- en aflossingstermijn een periode van 5

jaar niet overschrijden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste aflossing

voldaan moet zijn. Voorwaarde hierbij is dat de betrokkene zijn verplichtingen blijft nakomen. De

gemeente Helmond heeft van de Rijksconsulent toestemming gekregen voor een opschoonactie: het

schonen van het debiteurenbestand van de juridisch oninbare vorderingen in de periode 1 januari

1999 tot 1 januari 2001. In het kader daarvan is in 2 aar -1999 en 2000- het hele debiteurenbestand

doorlopen en daarmee afgerond.

Verder is met ingang van 1 januari 1999 lokaal invulling gegeven aan een nieuw debiteurenbeleid. Met

het oog hierop is het zowel in het belang van de cliënt als van de gemeente wenselijk c.q. noodzakelijk

om minimaal 1 x per jaar een onderzoek te doen naar de draagkracht en de opgelegde

terugbetalingsverplichting. Derhalve zal geen gebruik gemaakt worden van de mogelijkheid om te

differentieren in de periodiciteit. Afhankelijk van de aard van de vordering zal wel verschil worden

gemaakt in de intensiteit van het Onderscheid kan worden gemaakt in de volgende categorieën:

1 .Vorderingen op cliënten met een lopende uitkering

Door de afdeling Sociale Zaken zullen deze vorderingen integraal worden meegenomen bij het

reguliere heronderzoek, beëindigingsonderzoek of eventuele tussentijdse mutaties.

2. Vorderingen van cliënten die geen uitkering meer ontvangen

Door de afdeling Juridische Zaken zal 1 x per jaar of tussentijds, indien daar aanleiding voor is,

een heronderzoek worden uitgevoerd.

3. Vorderingen in het kader van het Bbz

Gelet op het specifieke karakter van deze vorderingen wordt de inhoudelijke herbeoordeling van

alle vorderingen, ook ten aanzien van ex-cliënten, uitgevoerd door de afdeling Sociale Zaken.

Eventuele invorderingsactiviteiten worden verricht door de afdeling Juridische Zaken.

4. Vorderingen die zijn uitbesteed aan de lncasso-Unie

Bij stagnering van de terugbetalingsverplichtingen treedt een stringent invorderingstraject in

werking met als sluitstuk uitbesteding van de vordering aan de Incasso-Unie. Deze 'probleem'

vorderingen krijgen automatisch extra aandacht. Gemiddeld 1 maal per 2 maanden worden deze

vorderingen door de afdeling Juridische Zaken doorgenomen met de lncasso-Unie, waarbij zowel

de invorderingskwestie als een eventuele herbeoordeling onder de aandacht komt.

DAW - onderzoeksplan 2001 -17-

6 ONDERHOUDSVERHAAL

In geval sprake is van onderhoudsverhaal wordt aansluiting gezocht bij de heronderzoektermijn zoals

deze is vastgesteld voor debiteuren zonder lopende uitkering (1 x per 12 maanden een schriftelijk

heronderzoek).

Waar nodig zal het onderzoek mondeling worden afgehandeld en al individualiserend zal de

onderzoeksperiode worden verkort.

Bij gewijzigde omstandigheden vindt een hernieuwde draagkrachtbeoordeling plaats.

Op verzoek van de betrokken cliënt zullen diens omstandigheden tussentijds worden beoordeeld.

DAW - onderzoeksplan 2001 -18-

7. ONDERZOEKSPLAN BEEINDIGINGEN

In de RAU is bepaald dat beëindigingonderzoeken binnen 3 maanden na de laatste maand waarin de

betaling van de uitkering heeft plaatsgevonden (art. 3 RAU).

Bij het onderzoek moet worden vastgesteld:

is de uitkering in de voorliggende periode rechtmatig en correct uitbetaald;

zijn er schulden en zo ja op welke wijze worden deze verrekend. Indien mogelijk wordt

door de casemanager een aflossingsregeling opgesteld;

is de blokkering- 1 beëindigingdatum correct. De opgegeven datum en reden moet

worden geverifieerd.

Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan kan het beëindigingonderzoek worden afgesloten.

DAW - onderzoeksplan 2001 -19-

8. SAMENVATTING ONDERZOEKSPLAN

8.1. CATEGORIE ABW-GERECHTIGDEN

8.1.1. Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)

a. werkloze werknemers die korter dan 1 jaar een ~-uitkering ontvangen en aan wie de

arbeidsvoorwaarden zijn opgelegd (niet behorend tot 8.1.2. of 8.1.1).

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

doelmatigheidstoets: schriftelijk, l x per 6 maanden via heronderzoekformulier,

eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit

formulier;

integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier.

8.1.2. Oudere werkloze werknemers

a. werkloze werknemers van 50 jaar en ouder.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

integrale toets mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor-

mulier.

8.1.3. Werkloze werknemers met een administratieve maatregel

a. werkloze werknemers waarbij een administratieve maatregel is getroffen ex art. 14 lid (a) Abw.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

doelmatigheidstoets: mondeling, bij maatregel met een maximum van 3 maanden,

via heronderzoekformulier;

integrale toets: mondeling, 1 x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor-

mulier.

8.1.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> 1 jaar)

a. werkloze werknemers aan wie de arbeidsvoorwaarden zijn opgelegd en die langer dan één

jaar een ~-uitkering ontvangen (niet behorend tot 7.1.2., 7.1.1)

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

DAW - onderzoeksplan 2001 -20-

doelmatigheidstoets: l x per 8 maanden schriftelijk, via heronderzoekformulier,

eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit

formulier;

integrale toets: mondeling, 1 x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor-

mulier.

8.1.5. Alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar

a. alleenstaande ouders, waarvan het jongste kind de leeftijd van 5 jaar nog niet heeft bereikt.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18, via heronderzoekformulier.

8.1.6. Personen in inrichtingen

a. personen, die verkeren in een inrichting, als bedoeld in artikel 1 lid d Abw en waaraan bijstand

wordt verleend ingevolge art 31 Abw.

bij einde opname integrale toets mondeling, via heronderzoekformulier;

tijdens opname: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoek-

formulier.

8.1.7. 65-Plussers

a. personen, die een ~-uitkering ontvangen en 65 jaar of ouder zijn.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekfórmulier.

8.1.8. Overige Abw-gerechtigden

a. de groep uitkeringsgerechtigden die een ~-uitkering ontvangt en niet behorend tot een van

de overige categorieën in dit plan.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier (tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor-

mulier.

DAW - onderzoeksplan 2001 -21-

8.2. CATEGORIE IOAW 1 IOAZ GERECHTIGDEN

a. personen die aanspraak kunnen maken op een loaw 1 loaz-uitkering.

materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorge aan

middels rechtmatigheidonderzoeksformulier tot de nieuwe

werkwijze ingevoerd is, dient maandelijks een ROF

ingeleverd te worden);

integrale toets: mondeling, l x 16 tot 18 maanden, via heronderzoekformulier.

8.3. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN

a. de uitkeringsgerechtigden, welke aanspraak kan maken op een Bbz-uitkering.

integrale toets: minimaal l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier.

8.4. CATEGORIEEN VAN VORDERINGEN

a. Vorderingen op debiteuren, die wel uitkering ontvangen, komen bij het reguliere integrale

heronderzoek aan de orde.

b. De termijn van het schriftelijk heronderzoek voor debiteuren zonder lopende uitkering wordt

ongewijzigd gesteld op 12 maanden, tenzij:

1 . de opgelegde betalingsverplichting correct wordt nagekomen en de vordering binnen

vijf jaar, te rekenen vanaf de eerste van de maand waarin de eerste aflossingstermijn

voldaan moet zijn, is afgelost.

Een debiteurenonderzoek blijft dan volledig achterwege;

2. de debiteur een inkomen geniet krachtens AOW/pensioen, AAW, WAO of AWW; de

onderzoekstermijn wordt dan gesteld op 2 jaar.

In het kader van de opschoonactie zal in 2 jaar -1 999 en 2000- het hele debiteurenbestand

worden doorlopen.

8.5. ONDERHOUDSVERHAAL

l x per 12 maanden een schriftelijk heronderzoek. Waar nodig zal het onderzoek mondeling worden

afgehandeld en al individualiserend een verkorte onderzoeksperiode.

Bij gewijzigde omstandigheden hernieuwde draagkrachtbeoordeling.

8.6. ONDERZOEKSPLAN BEEINDIGINGEN

In de RAU is bepaald dat beëindigingonderzoeken binnen 3 maanden na de laatste maand waarin de

betaling van de uitkering heeft plaatsgevonden (art. 3 RAU).

DAW - onderzoeksplan 2001 -22-

9. TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN

Niet beoogd is hier een limitatieve opsomming te geven van die punten die onderzocht moeten

worden. Het is een indicatie van te onderzoeken items en wordt al naar gelang van de te onderzoeken

zaak toegepast en of uitgebreid.

Rechtmatigheid

1. Persoonsgegevens

1.1 naam

1.2 tenaamstelling

1.3 verblijfplaats

1.4 burgerlijke staat

1.5 nationaliteit

1.6 verblijfstitel

1.7 overlijden

2. Gezinssituatie

2.1 gezamenlijke huishouding

2.2 inwonende kinderen (leeftijd, studie)

2.3 woningdeling

2.4 hulp 1 verzorging huisgenoot

2.5 uitwonende schoolverlater

3. Individuele omstandigheden

3.1 tijdelijk verblijf in andere gemeente

3.2 afwijking gezinsbijstand

3.3 specifieke voorwaarden

3.4 schulden

3.5 voorlichting / bemiddeling dienstverlening

3.6 kinderbeschermingsmaatregel

3.7 studie (ook i.v.m. schoolverlatersnorm)

3.8 intramurale verzorging 1 verpleging

3.9 detentie

3.10 dienstplicht

3.11 (overige) bijzondere omstandigheden

4. Middelen

4.1 arbeidsinkomsten (bestandsvergelijking Centraal Ziekenfonds)

4.2 (andere) periodieke uitkeringen

4.3 premies, incentives, andere eenmalige uitkeringen

4.4 alimentatie

4.5 kamerverhuur

4.6 kostgever

4.7 vakantiegeld

4.8 ontvangen vermogen

4.9 opbouw vermogen

4.10 rente uit vermogen

4.11 inkomsten in bijstand begrepen kinderen

4.12 giften

5. Kosten

5.1 woonlasten

5.2 premie ziektekostenverzekering

DAW - onderzoeksplan 2001 -23-

5.3 persoonlijke uitgaven

5.4 rente en aflossing duurzame gebruiksgoederen

5.5 (overige) bijzondere kosten

6. Toeslagen

6.1 woonkosten

6.2 voormalig éénoudergezin

6.3 (ander) overgangsrecht

6.4 rente en aflossing

6.5 uitwonende schoolverlater

6.6 verordening toeslagen en verlagingen

7. Verhaal

7.1 onderhoudsplicht (object of subject)

7.2 echtscheidingsvonnis

7.3 voogdijbeschikking

8. Vorderingen

8.1 teveel ontvangen uitkering

8.2 geldlening

8.3 bedrijfskrediet

8.4 krediethypotheek

8.5 aflossingsverplichting

8.6 betalingsachterstanden

8.7 boedelscheiding

8.8 (ander) vrijkomend vermogen

8.9 schuld aan derden

8.10 beslag

Doelmatigheid

9. Voorwaarden

9.1 besef van verantwoordelijkheid

9.2 goedkopere huisvesting

9.3 alimentatievordering

9.4 overleggen rekening 1 balans e.d.

9.5 aanspreken voorliggende voorziening.

10. Verplichtingen

10.1 verstrekken inlichtingen

10.2 inschrijving Arbeidsbureau

10.3 inschrijving uitzendbureaus (bijz.)

10.4 sollicitaties

10.5 werkaanvaarding

10.6 arbeidsbelemmeringen voorkomen 1 tegengaan 1 opheffen

10.7 meewerken aan onderzoek door derden instanties, b.v. Arbeidsvoorziening e.a.

10.8 meewerken aan scholing e.d.

10.9 bijzondere verplichting

10.10 recidive bij schending

11. Belemmeringen

11.1 kinderzorg (leeftijd inwonende kinderen)

11.2 hulp 1 verzorging huisgenoot

11.3 overige persoonlijke verplichtingen

11.4 vooropleiding

11.5 werkervaring

11.6 fysieke beperkingen

DAW - onderzoeksplan 2001 -24-

11.7 verslaving

11.8 overige psychische belemmeringen

1 1.9 financiële belemmeringen (verwervingskosten)

11.10 andere belemmeringen

12. Traject

12.1 eigen ers

12.2 trajectplan

12.3 motivatieplan

12.4 administratieve maatregel

13. Instrumenten

13.1 motivatie

13.2 (om-, her-, bij-) scholing 1 opleiding

13.3 vrijwilligerswerk

13.4 uitzendwerk

13.5 werk m.b.v. uitkering

13.6 additione e ar el

13.7 gesubsidieerde arbeid

13.8 WSW

13.9 Opvang nieuwkomers

13.10 (ander) specifiek project

13.11 kinderopvang

13.12 premie, incentive

13.13 bijzondere bijstand

13.14 voorliggende voorzieningen

13.15 voorlichting 1 bemiddeling dienstverlening

13.16 administratieve maatregel

DAW - onderzoeksplan 2001 -25-

Jaarplan sociale recherche 2001

Inleiding

Dit is inmiddels het 5-@ jaarplan voor de sociale recherche in de regio Helmond.

In ditjaarplan worden de beleidsvoomemens, de accenten, de middelen en de

planning van 2001 vastgelegd. Het plan is als zodanig onderdeel van het beleidsplan

Abw 2001.

In het voorjaar van 2000 is de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden ( Wet BOB) in

werking getreden. Het Openbaar Ministerie wil meer controle op de bevoegdheden

van de opsporingsambtenaren uitoefenen als gevolg van de parlementaire-

enquete. (commissie van Traa) Zo dient bijvoorbeeld steeds een bevel tot observaties te

worden aangevraagd indien de sociale recherche stelselmatig iemands gedrag wil

waarnemen. Dat maakt een herijking van werkwijze en methodieken noodzakelijk.

Aan de andere kant zijn er landelijke ontwikkelingen die een splitsing tussen controle

en opsporing wenselijk achtten waardoor in 2001 een herziening van taken en

bevoegdheden van het bureau sociale recherche te verwachten is Het voorstel van

het kabinet komt in hoofdzaak neer op beperking van opsporingsbevoegdheid

waardoor het accent meer komt te liggen op controle c.q. handhaving.

Bij uitbreiding controlebevoegdheden past ook de landelijke invoering van het

Inlichtingenbureau(1B) dat in het 3e kwartaal 2001 zijn beslag krijgt. Het ]B levert

actuele gegevens uit meerdere bronnen, namelijk de UVI's, de Informatiebeheergroep

en de Belastingdienst. In deze vorm wordt de fraudebestrijding sneller, directer en

efficiënter. Dit is eveneens in het belang van de cliënt.

Doordat extra aandacht zal worden besteed aan de frauderegistratie,

fi-audeanalyses, ajhandeling vanfraude aanbod en resultaat metingen, gekoppeld

aan de verschillende activiteiten c.q. methodieken kan in 2001 mogeliik een start

worden gemaakt met uitstroorn door middel van Hoogwaardige lianáhaving d.w.z.

de controle-op-maat methode (de risico gestuurde poortwachter). De basisgeclachte

daarbij is dat iedereen recht heeft op controle, maar dat sommigen recht hebben op

extra controle.

Het bureau sociale recherche kan gegevens aanleveren op basis waarvan een lokale

risicobeoordeling en een iisicoproftel wordt gemaakt. Met deze methode kan extra

capaciteit ingezet worden ter ondersteuning van de activering. Arbeidstoeleiding is en

bliffit de bestefraudebestrijdingaanpak.

Mede op initiatief van de gemeente Helmond is er een nauw samenwerkingsverband

ontstaan voor de sociale-recherche in Brabant. Deze samenwerkin resulteerde in de

9

opzet van een cursus fraude-interview voor de rechercheurs. Daarnaast liggen er

plannen om de samenwerking te intensiveren.

Definitie en vormen van fraude

Onder fraud wordt in het kader van ditjaarplan begrepen het verstrekken van

onjuiste of onvolledige inlichtingen met als doel ten onrechte een (hogere) uitkering te

ontvangen.

In hoofdlijnen zijn de navolgende vormen van fraude te onderscheiden:

"wittefraude» - hiervan is sprake als er inkomsten zijn genoten waarover door de

werkgever belastingen en premies zijn betaald of indien er naast

de bijstandsuitkering een uitkering wordt ontvangen van een

andere instantie

"zwartefraude'- hieronder vallen verzwegen inkomsten, ontvangen voor het

verrichten van werkzaamheden waarover door de werkgever

geen belastin enen premies zijn betaald.

9

'lee

fvor-rnfraude»- hieronder valt het onder andere het voeren van een gezamenlijke

huishouding zonder dat dit bekent bij de sociale dienst.

-vermogensfraude' deze vorm van fraude ontstaat door het niet vermelden van

vermogen

-verblijfadres fraude'- Het opgeven van een ander adres dan het adres van

werkelijk verbliff

fraudeanalyse

Om fraudebestrijding beter te kunnen 'managen' zijn firaudeanalyses natuurlijk

onontbeerlijk. Afgelopen jaar zouden daartoe de eerste aanzetten worden gegeven

maar de planning was te optimistisch. Gezien echter het belang hiervan zal in het

komende jaar hieraan prioriteit worden gegeven mede om te komen tot een

Hoogwaardige Handhaving, zoals in de inleiding reeds is aangegeven.

Met het nieuw aangeschaftfrauderegistratiesysteem was het nog niet mogelijk om in

2000 een eerste fraudeanalyse voor de Helmondse situatie op tinemen. inmiddels is

de nodige ervaring opgedaan met dit programma en is het voor hetjaarplan 2002 wel

mogelijk.

Werkgebied, locatie en middelen

Sedert 1992 is het bureau sociale recherche werkzaam voor de gemeente Helmond en

de 6 omliggende gemeenten, te weten: Deurne, Asten, Someren, Mierlo, Gemert/Bakel

en Laarbeek.

Het team bestaat uit een teamleider en 5 rechercheurs met opsporingsbevoegdheid en

een administratieve kracht en is volledig op sterkte. De samenwerking is gebaseerd

op een convenant. Hierin is onder meer geregeld dat in 1 999 de formatie herijkt zou

worden. Op het moment van schrijven is even pas op de plaats gemaakt om aan te

kunnen sluiten op de ontwikkelingen van het C. WL en de plannen voor de regionale

uitvoeringsorganisatie in Peelland

2

Taakverdeling en werkwijze

De werkwijze van het bureau sociale recherche binnen de Helmondse organisatie is

volledig beschreven en vastgelegd in procedures.

Globaal komt het erop neer dat alle fraudesignalen door het bureau sociale recherche

zijn verzameld, geselecteerd en gecompleteerd en ingevoerd in het

Frauderegistratiesysteem (FRIS).

Op basis van prioriteitsstelling en beschikbare capaciteit worden zaken aangepakt.

Alle zaken met betrekking tot 'zwart werk` of "zwart werk in combinatie met andere

vormen van firaude" alsmede `samenwoningsgevallen' worden zevstandig door het

bureau afgewerkt.

Boeteonderzoeken worden bij constatering van fraude integraal door het bureau

sociale recherche afgewerkt.

Daarnaast werd door het bureau de fiscusvergelijking verricht over de jaren 1997 tot

en met 1998. De organisatie heeft besloten dat de bestandsvergelijking met CZ

plaatsvindt door het bureau sociale recherche. Deze vorm vanfraudebestrijding is ook

beschikbaar voor de regiogemeenten.

Het bureau sociale recherche is inmiddels ook gestart met de voorbereiding tot

implementatie van het inlichtingen Bureau.

activiteiten

De activiteiten van sociale recherche kunnen als volgt worden omschreven:

1. ondersteuning (op verzoek);

2. zelfstandig onderzoe

3. participatie multidisciplinair onderzoek;

4. opmaken proces-verbaal;

5. voorlichting en deskundigheidsbevordering;

ad. 1 Ondersteuning

Ondersteuning bestaat uit operationele ondersteuning, ondersteunend onderzoek en

rapportage en de consult

_functie. In z'n algemeenheid vraagt dit een korte inspanning

van het bureau en blijkt in de praktijk ook een _uiterst effectief middel te zijn.

Planning 2001

Na implementatie van de klantgebonden werkwijze bij de afdeling Sociale Zaken in

Helmond zijn de ver-zoeken tot ondersteuning fors toegenomen. De `casemanager'

heeft nu een eigen cliëntenbestand, waardoor onder andere ook meer zicht op fraude

ontstaat. In een periodiek overleg tussen de teamleiders Soza en de sociale recherche

is permanent aandacht voor ondersteuningsactiviteiten. Deze werksoort krijgt

voorrang en blijft absoluut noodzakelijk omdat het een van de beste manieren om

firaude te voorkomen c.q. te bestrijden is. Het bureau sociale recherche is dan ook een

sterke voorstander van deze werksoort en het zou gewenst zijn indien casemanagers

3

nog na ru r ge rui ma n van eze moge t met name a t gaat om

nieuwe aanvragen.

Kan de hoogwaardige handvingsgedachte worden uitgewerkt en toegepast dan dient

een `controle op maat'plaats te vinden. Daar waar de meeste risico's worden

verondersteld dient er intensief ( diepgaand , zowel administratief als inhoudelijk)

gecontroleerd worden. Het bureau sociale recherche zal deze ontwikkeling dan ook

zeker ondersteunen door het cifferrnatig aanleveren en onderbouwen van

risicoprofielen. Mede op basis hiervan, gekoppeld aan de ervaringen van

casemana ers en de analyses van de tips kunnen risicosituaties en risicocategorieën

9

worden ontwikkeld. Hierop zou de controle geïntensiveerd kunnen worden.

Als er weinig aanleiding is tot verhoogd risico kan volstaan worden met een

standaard administratieve controle

Op basis van de ervaringen in 2000 wordt de planning van de verzoeken tot

ondersteuning verhoogd.

Ondersteuningen 2001 2000

Helmond 75 45

Regio 25 25

De resultaten van de verschillende activiteiten zullen over 2001 inzichtelijk worden

gemaakt in de dienstverslagen, in elk geval op basis van onderstaande categorieën.

Een en ander zal verder worden uitgewerkt in de `resultaatmeting met betrekking tot

fraudebeleid":

a

.fwijzing, aanvraag;

- beëindiging uitkering;

- aanpassing uitkering;

- terugvorderingbedrag;

- boete bijfraude;

- proces-verbaal;

ad. 2 Zelfstandige onderzoeken

ZeVstandige onderzoeken richten zich in hoofdzaak op 'zwart werk` en

'leefvormfraude' en zijn meestal repressief van aard. Noodzakelijke voorwaarde om

vanuit repressie ook resultaat te boeken in de sfeer van preventie is een consequent

en consistent `lik op stuk" beleid. Daarvoor is weer nodig dat er goed wordt

samengewerkt met de verschillende afdelingen en andere disciplines binner, de

organisatie. De uitstroomgedachte op basis van een pragmatische benadering staat

hierbij centraal.

De sociaal rechercheur rapporteert bij zeVstandige onderzoeken rechtstreeks aan de

beslissingsbevoegde binnen de afdeling Sociale Zaken. Dit is efficiënter en bevordert

de duidelijkheid vanuit de organisatie naar de klant.

4

De planning voor 2000 ging uit van: Helmond: 1 75 en de Regio: 50 zaken. Deze

planning kan worden verhoogd naar respectievelijk 225 en 60 zaken, omdat er met

de nieuwe werkwijze een kwaliteitsslag is gemaakt met betrekking tot de

doorlooptijden. Zaken worden zo mogelijk middels een korte slag afgewerkt. Door de

andere werkwijze en methodiek is een inverdien effect ontstaan waardoor ruimte is

gecreëerd voor andere projecten en onderzoeken

De resultaten van de zelfstandige onderzoeken zullen worden opgenomen in de

resultaatmeting met betrekking tot hetfraudebeleid.

ad. 3 Participatie multidisciplinaire onderzoeken l projectmatige aanpak

De landelijke ontwikkelingen gaan in de richting van beperking van verschillende

9

Bijzondere Opsporingsdiensten tot een 4-tal. Over de positie van de sociale recherche

was enige discussie, maar het kabinet is nu met een voorstel gekomen dat er vanuit

gaat dat de Sociale recherche bij de gemeenten blijft maar dat er nadrukkelijker een

knip komt tussen controle en opsporing. De opsporingsbevoegdheid wordt enigszins

beperkt in die zin dat "zware zaken' moeten worden overgedragen naar een nog op

te richten landelijke SIOD (Sociale Inlichtingen en Opsporingsdienst) Deze dienst

wordt tevens belast met de centrale aansturing als het gaat om grotere

gebiedsoverschrijdende zaken.

De consequenties hiervan zijn nog niet helemaal te overzien omdat dit voorstel nog

behandeld moet worden in de 2-@ Kamer. De verwachting is dat er in 2001

duidelijkheid zal komen

Het bureau sociale recherche in de regio Helmond is een sterke voorstander van

samenwerking en neemt daartoe regelmatig initiatieven. De zoektocht naar nieuwe en

verbeterde handhavingmethodieken blijft permanent in ontwikkeling om daarmee ook

een kwaliteitsverbetering in defraudebestrijding te bewerkstelligen.

Op het preventieve vlak was in 2000 een project gepland waarbij a-selectief een x-

aantal dossiers zouden worden doorgelicht op fraudesignalen. De planning is niet

gehaald. Enkele onvoorziene grotere onderzoeken, waaronder het onderzoek naar de

handel in vervalste horleges samen met de Economische Controle Dienst en de Politie,

hebben eenfors beslag gelegd op de capaciteit.

Gezien de belangrijkheid wordt het opnieuw in hetjaarplan 2001 opgenomen.

Het is de bedoeling dat door het bureau sociale recherche per dossierfraudeanalyses

worden gemaakt die vervolgens worden doorgesproken met de case-managers. Door

detectie vanfraudesignalen hoopt het bureau een actieve bijdrage te leveren aan de

verbeterin van de kwaliteit van de fraudebestrijding. De specialistische kennis van

9

het bureau wordt daarbij optimaal benut en dan is ook de kwaliteitscirkel rond.

Het bureau sociale recherche levert een actief aandeel in o.a. de projectgroep

"Pensions`, welke werkgroep even pas op de plaats heeft gemaakt in afwachting van

gemeentelijke ontwikkelingen op het gebied van een bredere handhaving.

5

Voor het jaarplan 2002 zullen de mogelijkheden van een projectmatige aanpak zeker

verder worden uitgewerkt afgestemd op lokale c.q. regionale situaties, temeer daar

na verdere bestandsanalyse meer zicht zal zijn op bepaalde risicogroepen.

De planning van het aantal multidisciplinaire onderzoeken wordt naar beneden

bijgesteld om meer ruimte te creeeren voor de hierboven genoemde prioriteiten

Planning multidisciplinaire onderzoeken 2001

Helmond + regio 5 (was 1 0)

Verslaglegging zal plaatsvinden en de resultaten zullen worden gemeten.

ad. 4 Opmaken proces-verbaal

Opmaken van een proces-verbaal vindt plaats conform frauderichtlijnen van het

Openbaar Ministerie en aanvullende afspraken. De hoogte van hetfraudebedrag is

hierbij bepalend.

Met ingang van 1 april 2000 zijn nieuwe richtlijnen Sociale Zekerheid Fraude van

toepassing. Aanleiding voor vervanging is de invoering van de wet boeten en

maatregelen. Gemeenten hebben nu zeVde bevoegdheid c.q. verplichting om in

gevallen < 112. 000, - boeten op te leggen. Vanaf 1 juli 1997 heeft men inmiddels

ervaring op kunnen doen. De gemeente kan overigens door toepassing van de Wet

boeten en maatregelen het ' lik op stuk beleid' goed tot zijn recht laten komen.

Nu echter de aangiftegrens op fl. 12. 000, - is gesteld voor alle zaken, ongeacht de

fraudeperiode, zal het aantal op te maken processen-verbaal sterk afnemen. -De

planning wordt derhalve naar beneden bijgesteld

Planning 2001:

Aantallen pvb's:

1 5

Helmond - zeVstandige onderzoeken

- via de afdeling Sociale Zaken 5

Regio - zeVstandige onderzoeken 5

- via de afdeling Sociale Zaken 5

6

Bestandsvergelijking

Ter bestrijding van de zogenaamde "wittefraude" is in den lande van 1992 de

bestandsvergelijking met de _fiscus ingevoerd. (Sofi) de gemeente Helmond heeft

destijds echter gekozen voor een koppeling en vergelijking met het Centraal

Ziekenfonds (CZ). Dit was mogelijk omdat minimaal 95 % van het bestand verzekerd

was bij het CZ.

Het grote voordeel van koppeling met het CZ is dat dit een actuele vergelijking is en

dus fraude voorkomt. Door de gemeente Helmond is de resterende 5 % middels de

Soficontrole onderzocht over de jaren 1 99 7 tot en met 1 998 en dit onder-zoek toonde

aan dat de CZ-koppeling zeer succesvol is geweest want de So -controle achteraf

levert nauwelijks fraude op.

In het 3e kwartaal van 2001 zal een landelijke uitrol plaatsvinden van het

inlichtingenbureau (1B) Dit IB zal op termijn de CZ vergelijking en de Soficontrole

overbodig maken. Het grote voordeel van het IB is dat de fraude sneller aan het licht

komt, dat er een sterke preventieve werking uitgaat van deze waterdichte check, dat

de fraudebedragen niet zo hoog meer oplopen, zodat de terugvordering minder

problematisch voor de cliënt wordt.

ad. 5 Voorlichtingldeskundigheidsbevordering

Voorlichting is een belangrijk middel ter voorkoming vanfraude. Het huidige beleid,

dat elk geval van geconstateerde fraude wordt gepubliceerd, zal worden

gecontinueerd. Bovendien zal door middel van voorlichting aan de omliggende

politiekorpsen de aandacht voorfraudebestriJding in de Sociale Zekerheid worden

gestimuleerd.

In samenwerking met de afdeling Voorlichting zal met enige regelmaat ook meer

algemene publieksvoorlichting worden verzorgd.

Er zal blijvend aandacht worden geschonken aan individuele voorlichting aan klanten

met betrekking totfraude bij aanvragen, mutaties en heronderzoeken onder andere

middels brochures waarin de spelregels worden opgenomen en de consequenties van

_fraude worden aangegeven.

In het kader van de deskundigheidsbevordering zal Sociale Recherche ook in 2001

voor de bijstandsmedewerkers in Helmond en de regiogemeenten voorlichtingssessies

c.q. zaken-evaluatiebijeenkomsten houden. Door stage te lopen bij het bureau sociale

recherche wordt de fraudealertheid eveneens sterk bevorderd Er wordt een

afzonderlijk project opgestart hoe de specifieke deskundigheid van het bureau sociale

recherche het beste ten dienste gesteld kan worden van de organisaties en

medewerkers.

7

Uw Reactie
Uw Reactie