- Bestuur
- Raadsnotulen
Raadsnotulen
Documentdatum | 04-04-2000 |
---|---|
Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
Documentsoort | Raadsnotulen |
Samenvatting |
NOTULEN VIERDE vergadering van de raad der gemeente Helmond, gehouden op dinsdag 4 april 2000 des avonds om zeven uur. Bij aanvang der vergadering zijn aanwezig de leden: H.F.J. Bekkers, C.J. Bethlehem, J.F.C. Damen, drs. W.M.H. Dams, drs. S. Ferwerda, J.L. Henraat, drs. E.R.M. Hesen, R.A.C. van Heugten, mevrouw B.M. Houthooft-Stockx, mevrouw M.M. Jonkers-Goedhart, mevrouw J.S.A.M. Jurrius-Hakvoort, G.T.H. Klaus, W. Klerkx, J.H.J. Kuijpers, J.F.J. Kuypers, mevrouw A. Meinardi, S. Mokadim, T.J. van Mullekom, drs. G.B. Praasterink, drs. S.H. Prinsen, W.C.M. Raaijmakers, J.L.C. van Rest, M.P.J. Rieter, J.H.J.M. Roefs, J.N.M. van Rooij, L.M.M. Smits, A. Spruijt, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakel, A.F.H. Wijnen, J.P. Witteveen, S.H. Yeyden en R.A.L. van der Zanden. Afwezig zijn de leden: M. Naoum en P.G.M. Tielemans. VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Elk, burgemeester, SECRETARIS: mr. A.C.J.M. de Kroon. De VOORZITTER opent de vergadering. Hierna deelt hij mede dat bericht van verhindering is ingekomen van de heren Tielemans en Naoum. 1. Aanwijzing van het lid als bedoeld in artikel 16 van het Reglement van orde 1997. De VOORZITTER trekt nummer 34, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij het lid Bethlehem. 2. Voorstel tot vaststelling van het horecabeleidsplan Helmond 2000-2010 (bijlage nr. 81). Het lid WIJNEN (SDH): Voorzitter! Vorige week hebben wij in de gecombineerde commissievergadering uitgebreid over het onderwerp gesproken. Wij zijn het voor het grootste deel eens met het voorstel. Over twee punten verschilden wij van mening en daar blijven wij van mening over verschillen. Het eerste punt betreft de vervroeging van de sluitingstijden van de droge horeca. Wij zijn van mening dat het absoluut niet nodig is dat dit soort horecazaken eerder zouden sluiten. Als er ergens in een straat een opstootje is, dan hoeven de aldaar gevestigde bedrijven daar niet de dupe van te worden. Wat ons betreft hoeven de sluitingstijden van de droge horeca dus niet te worden vervroegd. Het tweede betreft het plaatsen van camera's. Wij vinden dat er wel degelijk camera's aangebracht kunnen worden op enkele strategische punten. Het is naar onze mening nog altijd beter om ze daar op te hangen voordat er iets is gebeurd, dan te wachten totdat het te laat is. Op vele plaatsen in Nederland worden er camera's geplaatst nadat er iets ernstigs is gebeurd. Wij willen dat voor zijn en zijn dan ook voor het nu al plaatsen van enkele camera's in het uitgaans- gebied. Voor het overige kunnen wij met het beleidsplan uit de voeten. Het lid DAMEN (VVD): Voorzitter! Tijdens de commissievergadering hebben wij al aangegeven dat wij het in grote lijnen eens zijn met het voorliggende horecabeleidsplan. Toch willen wij nog enkele kanttekeningen maken. Veiligheid en veiligheidsgevoel staan bij de Helmondse burger hoog aangeschreven. Omdat door de komst van een bioscoop en de verlengde openingstijden meer uitgaanspubliek langer in het uitgaansgebied gaat verblijven, willen wij vooralsnog bewaking door middel van video- camera's niet uitsluiten. Wij wachten in dezen de evaluatie af. In diverse rapporten wordt gesproken over een regiofunctie voor Helmond. `Helmond -2- 4 april 2000. uitgaansstad` kan daar een wezenlijke bijdrage aan leveren. Daarom is het zaak dat onze gasten zich thuis voelen in onze stad en dat deze goed bereikbaar is. Een duidelijke parkeerroute met daaraan gekoppeld een klantvriendelijke parkeermogelijkheid zijn daarbij onontbeerlijk. De VVD-fractie zal de komende tijd scherp letten op alle zaken die met het centrum te maken hebben. Wij maken in ieder geval een duidelijke keuze voor het centrum en zullen overige activiteiten die elders ontplooid worden en die ten koste van het centrum dreigen te gaan, kritisch beoordelen. Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Het horecabeleidsplan 2000-2010 is gisteravond uitvoerig binnen de fractie van Helmondse Belangen besproken. Daarbij spitste zich de discussie, net zoals in de gecombineerde commissievergadering van afgelopen woensdag, toe op de sluitingstijden van de droge horeca in relatie tot die van de natte horeca. In de gecombineerde commissievergadering waren wij, de fractie Helmondse Belangen, niet onverdeeld gelukkig met het door u voorgestelde experiment. Wij vroegen ons o.a. af of bijvoorbeeld de voorgestelde termijn van een jaar niet te lang was. Daarnaast vroegen wij u met nadruk om een zeer goede voorlichting over de aanstaande veranderingen, omdat anders het experiment o.i. gedoemd is te mislukken. Voorzitter, het uitgaansleven in Helmond dient veilig te zijn. Waar het niet veilig is, dient het veilig te worden. U stelde heel ferm dat Helmond in dezen zijn eigen koers bepaalt en dat onze politieagenten niet onnodig in elkaar geslagen mogen worden. Dit alles heeft mijn collega Smits en mij ertoe geleid om, vanuit als het ware `het voordeel van de twijfel`, in principe namens Helniondse Belangen een positief advies te geven over het hele voorstel. Maar, voorzitter, zoals wij dat altijd heel consequent stellen: pas in de raad wordt het definitieve besluit genomen. Met uitzondering van het door u voorgestelde experiment ten aanzien van de sluitingstijden, kan ik u nu reeds meedelen dat de fractie van Helmondse Belangen in ieder geval het voorlig- gende horecabeleidsplan voor het grootste deel kan onderschrijven. Wel willen wij hier nogmaals uitdrukkelijk stellen dat o.a. de huidige drankprijzen, in relatie tot bijvoorbeeld Eindhoven, voor jongeren aan de zodanig hoge kant zijn, dat zij wegtrekken naar omliggende gemeenten. Of de prijs is daar aantrekkelijker, of er is ook nog eens een groter of beter aanbod van voorzieningen. De drankprijs is iets waar wij als gemeenteraad niets aan kunnen doen. Wel kunnen wij in de vergunningensfeer wat actiever zijn ten aanzien van bijvoorbeeld de brandveiligheid (te volle kroegen), mede in relatie tot het gewraakte passepartout-systeem, waarbij er veel meer passe- partouts zijn dan de ruimte toelaat. Zowel uit de onlangs vastgestelde Stadsvisie 2010 als uit de eerste onderzoeksresultaten van BVR, het bureau van Riek Bakker, blijkt toch dat wij aan de attractiviteit van het Helmondse centrum willen en moeten werken. Verder verwijs ik nog naar de concluderende opmerking van de deskundige, waarmee ik de politie bedoel, dat cameratoezicht in het uitgaansgebied Steenweg/Havenplein in de toekomst niet geheel wordt uitgesloten. Ten aanzien van het experiment met betrekking tot vervroeging van de sluitingstijd van de droge horeca nog het volgende. Zowel navraag als nader onderzoek bevestigt dat de onregelmatig- heden zich inderdaad voordoen in het uitgaanscentrum, met name in de omgeving Steenweg. 50% van alle ongeregeldheden die zich per week in Helmond voordoen, vinden plaats op vrijdag- en zaterdagnacht tussen 3 en 5 uur. Tijdens de weken dat vorig jaar, net voor de zomer, beide shoarmazaken onder bestuursdwang gesloten waren, was er geen sprake van ongeregeldheden. Ook elders in de stad waren er toen geen ongeregeldheden. De `reguliere` ongeregeldheden verspreidden zich niet over de stad vanwege de sluiting van de beide droge horecagelegenheden aan de Steenweg. Het probleem is dus gelegen in de Steenweg en nadrukkelijk niet gelegen in de shoarmazaken. Met het door u voorgestelde experiment moeten echter alle droge horecagelegen- heden in Helmond boeten. Helmondse Belangen zet daar bij nader inzien nadrukkelijk vraagtekens bij. De maatregelen dienen in principe daar te worden genomen waar de problemen zich voordoen. In dit specifieke geval is dat de Steenweg. Wij willen u bij deze finale afweging dan ook de vraag voorleggen waarom u niet kiest voor een experiment waarbij alleen voor de droge horeca aan de Steenweg - of wellicht in een iets groter, nader te begrenzen gebied - de sluitings- tijden vervroegd worden. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Tijdens de behandeling in de commissievergadering, waar de discussie zich uiteindelijk hoofdzakelijk toespitste op de ver- schillen in sluitingstijden tussen natte en droge horeca, hebben wij gesteld dat wij het in principe -3- 4 april 2000. eens zijn met de strekking van het horecabeleidsplan. Wel hebben wij gezegd dat wij nog terug zouden komen op een aantal zaken die in de commissievergadering zijn blijven liggen. Dat doen wij dan bij dezen. Allereerst de sluitingstijden. In principe zijn wij het voorlopig eens met uw voorstel. Wel vinden wij het uitermate teleurstellend dat één groep ondernemers de dupe wordt van het feit dat wij als gemeente niet in staat zijn de veiligheid etc. te garanderen. Wij hebben bij de behandeling van het milieubeleidsplan gevraagd - dat zullen wij de behandeling van het desbetreffende agendapunt later vanavond weer doen - wat het extra zou kosten als er extra handhavings- maatregelen genomen zouden worden. (Graag een overzicht op een A4'tje, want al die uitgebreide nota's hoeven wat mij betreft niet voortdurend.) Vervolgens zou het wellicht wenselijk zijn, in het kader van de spreiding van risicogroepen, de sluitingstijden juist te verlengen, bijvoorbeeld tot zes uur 's morgens. Wij willen dit aspect meegenomen hebben bij de toegezegde evaluatie. In dat zelfde kader past dat wijkvoorzieningen in stand zullen moeten blijven, al was het maar dat ook hiervan een spreidende werking kan uitgaan. Mijn collega de heer Rieter zei het al: als de Steenweg het probleem is, moet je daar het probleem aanpakken. Laten wij voorkomen dat alle activiteiten uitsluitend en alleen op één locatie gaan plaatsvinden. Ook van de horecaondernemers zelf mogen wat ons betreft initiatieven uitgaan. Ook zij zullen zich moeten inzetten voor veiligheid, promotie van het uitgaansleven en wat dies meer zij. Dan kunnen zij wellicht in samenwerking met de VVV/Stadspromotie een promotieplan maken. In dat kader past evenzeer het verstrekken van overal geldige bonnen of munten. Er moet een systeem zijn uit te werken waarbij met name bij evenementen bonnen of munten in alle horeca- gelegenheden geldig zijn en bovendien ingewisseld kunnen worden. Wij vragen het college dit soort punten mee te nemen en te agenderen voor de stuurgroep. Ten aanzien van het parkeerbeleid komt er opnieuw een evaluatie op gang. Daar zijn wij blij om. Onze wensen met betrekking tot het parkeerbeleid hebben wij bij herhaling kenbaar gemaakt. Wij zijn tegen verkeersaantrekkende en parkeerbehoeftecreërende activiteiten in het centrum, zoals beurzen. Ook een hotel sec zonder toegevoegde waarde, zoals dat bijvoorbeeld in Roermond is ontwikkeld, hoeft van ons niet. Zulk soort activiteiten zien wij het liefst aan de rand van de stad. Wij hebben voortdurend gepleit voor het aan één kant parkeren op de Markt. Vooruitlopend op de invulling door BVR, zijn en blijven wij voor afsluiting en voor het intiemer maken van de Markt. Ook hierdoor zou spreiding van het horecabezoek kunnen ontstaan, en daarmee extra veiligheid. Ik kom daar nog wel eens op terug. Een openbare toiletvoorziening mag van ons ook. Natuurlijk valt er meer te zeggen over alle dingen van het plan, maar het meeste van deze (naar Paulus) is de veiligheid. Onder voorbehoud van wat wij hier hebben ingebracht en uitgaande van een positieve benadering van deze inbreng, gaan wij akkoord met de beleidsvoornemens van het college. Het lid VAN MULLEKOM (HSP) Voorzitter! Wij zijn het eens met het horecabeleidsplan. Toch willen wij er nog enkele kanttekeningen bij plaatsen. Ook bij ons staat het veiligheidsgevoel hoog in het vaandel. Het plaatsen van camera's willen wij daarom niet uitsluiten. Zoals al eerder is gememoreerd, gaat het om het veiligheids- gevoel voor alle mensen in onze samenleving, maar speciaal voor de ouderen. De Markt is wat ons betreft het hete hangijzer. Op de Markt vind je horeca en restaurants. Misschien komen er nog horecagelegenheden en eetcafés bij. Daarom zou ik ervoor willen pleiten dat de Markt via de Marktstraat voor auto's bereikbaar is tot bijvoorbeeld het huidige bankgebouw van ABN/Amro, waarbij aan één zijde kan worden geparkeerd. Het beeld dat bij het café van Theo en Judith staat, zou verplaatst kunnen worden naar ongeveer het punt waar het bankgebouw staat. Daar kan dan een ronding worden gemaakt, zodat men langs de andere zijde terug kan, waar men ook kan parkeren. Naar mijn mening wordt de Markt op die manier een stuk leven- diger. Bij het maken van nieuwe plannen moeten wij inzien dat een evenement als de kermis op de Markt niet heilig is. Als men de kermis niet wil verplaatsen naar elders, kan BVR zo veel plannen voor invulling van de Markt maken als het wil, maar realisatie van die plannen zal dan niet mogelijk zijn vanwege de kermis die daar een keer per jaar gehouden moet kunnen worden. Je kunt niet voor twee dingen tegelijk kiezen: het is het een of het ander, en niet en/en dan wel en/of. Het houden van de kermis op de Markt mag dus niet heilig worden. Wij moeten gaan -4- 4 april 2000. brainstormen over de vraag of de kermis niet naar elders kan worden verplaatst, zodat BVR een betere invulling van de gehele Markt, een heel groot plein, kan ontwerpen. Bij onze visie kan de Markt levendiger worden en ook beter bereikbaar worden gemaakt voor ouderen, als ze daar mogen parkeren en niet meer naar een parkeergarage hoeven wanneer ze daar van een maaltijd in een restaurant willen genieten of een cafeetje willen bezoeken. Ook de horeca op de Markt en ondernemers in de stad zijn daarbij gebaat. Ik verzoek het college om eens over mijn suggestie na te denken. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Na mijn uitgebreide inbreng in de commissie- vergadering, kan ik vanavond kort zijn. De heer Yeyden van onze fractie zal ook het woord voeren, om het minderheidsstandpunt van onze fractie te verwoorden. De minderheid komt echter niet zo duidelijk tot uiting, omdat een van de leden van de meerderheid op het moment met vakantie in Marokko is. Ik beperk mij ertoe te zeggen dat de meerderheid akkoord gaat met het collegevoorstel. Het lid YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Het beleidsplan is uitvoerig in de commissiever- gadering besproken. Op de sluitingstijden na, waren wij het daar met ons allen over eens. Maar op het moment dat een en ander concreet wordt, dus op het moment dat het beleid wordt vertaald in concrete zaken, worden de gevolgen ook zichtbaar. Beslissingen neem je uiteraard op grond van de gevolgen die er zijn. Als wij het onderdeel sluitingstijden even ter hand nemen - over de rest van het beleidsplan zal ik vanavond niets zeggen - wordt om te beginnen gesteld dat er diverse aanleidingen voor de wijziging van deze tijden zijn. Een daarvan is dat het uitgaanspubliek later wil uitgaan. Als wij dat in de praktijk bekijken, dan gaat het publiek in feite helemaal niet later uit; het gaat gewoon op dezelfde ti.d uit. De helft van de horecaondernemers heeft een verlengde sluitingstijd en is tot drie uur open. In feite wordt het uitgaanspubliek door deze maatregel (vervroeging van de sluitingstijd van de droge horeca) gestraft voor de activiteiten van een paar relschoppers. Dat vind ik zeer betreurenswaardig, want ik kan niet geloven dat iedereen die uitgaat in gelegenheden aan de Steenweg, daar naar toe gaat om te vechten. Een ander gevolg is dat de shoarmazaken gestraft worden voor de activiteiten van een paar relschoppers, want deze ondernemers kunnen daar zelf helemaal niets aan doen. Ook als wij het hebben over "Helmond uitgaansstad`, zullen wij toch wat andere dingen moeten doen dan zaken eerder laten sluiten. Ik vraag mij af waarom daarover niet is nagedacht en daarvoor geen alternatieven in het beleidsplan zijn opgenomen, bijvoorbeeld in de vorm van een nachtvergunning of, zoals de heer Praasterink stelde, open blijven tot zes uur 's morgens. De stelling dat er in Gemert in feite geen omzetverliezen worden geleden, is boterzacht. Er zijn in Gemert drie droge horecagelegenheden die gewoon tot vijf uur open zijn. Als u daar op vrijdag- of zaterdag eens naar toe gaat, kunt u het zelf zien. Ik ben er geweest. Die zaken zijn gewoon open, want de eigenaren zullen hebben gedacht: ik laat het niet gebeuren dat ik failliet ga. Het fijne is dat de problemen gewoon opgelost zijn. Hoe dat is gebeurd, weten wij ook niet, maar het schijnt zo te zijn. Er is een inspraakreactie geweest van verschillende shoarinazaken. Die hebben wij ter zijde gelegd. Er is een inspraakreactie geweest van de taxibedrijven. Ook die hebben wij ter zijde gelegd. Maar ik vind het zeer merkwaardig dat er niet eens is gepraat over een lijst handteke- ningen van het uitgaanspubliek van Helmond. Ik weet niet hoeveel het er zijn, maar ik ga ervan uit dat het aantal representatief is. Wij moeten het uitgaanspubliek toch wel serieus nemen. Het is een jarenlange traditie dat men na het uitgaan en gezellig ergens een pilsje drinken, ergens nog iets gaat eten, een beetje bijkomt, een taxi bestelt en dan gewoon naar huis gaat. Voorzitter, ook bij mij staat openbare orde bovenaan. Maar alles bij elkaar genomen ben ik er niet van overtuigd - in de commissie was ik dat ook al niet - dat de maatregelen die nu worden voorgesteld, de overlast minder zullen doen worden. Het lid MOKADIM (CDA): Voorzitter! Toen wij afgelopen woensdag het horecabeleidsplan behandelden, sprak de heer Ferwerda, representant van D66, van schisma's binnen bepaalde collegepartijen. Ik wil hem erop wijzen dat hij als lid van de partij van de bestuurlijke ver- nieuwing zou moeten inzien dat schisma's het politieke debat bevorderen. Zijn politieke voorman de heer Hans van Mierlo benadrukt dat in zijn boek `Bon~Vivant in de politiek" nog eens een keer. -5- 4 april 2000. Toen ik afgelopen zondag in de directe nabijheid van de Domkerk in Utrecht vertoefde, werden mijn ogen geconfronteerd met de tekst die daar op een muur stond. Ik wil het in deze raadsvergadering citeren, bij de behandeling van het beleidsplan, waarvan onderdeel is dat er nieuwe sluitingstijden worden beoogd: `Geen stijl maar des te meer karakter heeft de stad, in harde en benepen eigenzinnigheid, die zich de maat van alle dingen waant` (tekst van de heer Marsman, advocaat tussen 1899 en 1940). Voorzitter, u heeft gesteld dat wij als Helmond meedoen aan het overleg tussen de vijf Brabantse steden. Ik begrijp dan ook nog steeds niet - en ik ben nog steeds niet overtuigd van de juistheid ervan - waarom u zich aan Gemert heeft gespiegeld. De VOORZITTER: Ik geef toe dat wij dat niet te vaak moeten doen! Het lid MOKADIM (CDA): Akkoord! Een zeer bekend spreekwoord is: `Als de wijn is in de man, is de wijsheid in de kan.` Natuurlijk is het overmatig alcoholgebruik oorzaak van de overlast. De overlast vindt dus niet zijn oorzaak in shoarmazaken of andere gelegenheden van de droge horeca. Daar waar het probleem ligt, moet het probleem ook worden getackeld. Vorige week woensdag heb ik nog naar voren gebracht dat de politie haar werk goed doet, maar dat de politie nog stringenter zou moeten optreden om de problemen die zich voordoen aan te pakken. Het is ook door menigeen in de raadzaal naar voren gebracht dat ten gevolge van de problemen aan de Steenweg bepaalde horecagelegenheden het onderspit moeten delven, terwijl hen helemaal geen blaam treft. De problemen zijn met name geconcentreerd aan Havenplein en Steenweg. Maar ook gelegenheden in de Lucas Gasselstraat, Molenstraat, Binnenparallelweg en andere straten zullen het onderspit moeten delven. Dat vind ik een uitermate jammerlijke zaak. Als de pakkans groter is, zal de criminaliteit dalen. Ook zou het goed zijn op een krachtige manier vorm en inhoud te geven aan een lik-op-stukbeleid. Dan wil ik, met uw permissie, nog even stilstaan bij het economische aspect. Het allochtone ondernemerschap wordt door dit soort maatregelen niet bevorderd. Niet zo verschrikkelijk lang geleden hebben wij de stadsvisie Helmond 2010 `Naar een dynamisch evenwicht" vastgesteld. Daarin lees je dat Helmond moet bruisen. Dat moet dan misschien niet in het holst van de nacht, maar dat moet toch wel kunnen in bepaalde nachtelijke uren. Ik wil alleen maar zeggen dat het allochtone ondernemerschap gewoon de nek wordt omgedraaid. Daarom geef ik u in overweging dat voor degenen die door de maatregelen in inkomen achteruit zullen gaan, een compensatie- regeling in het leven wordt geroepen. Een zekere heer Vermeulen in Someren heeft zich gevoegd bij de schare klagende onder- nemers. Hij vreest dat, als de raad het beleidsplan fiatteert, dit ook gevolgen zal hebben voor de omgeving. Het lijkt mij dat het college dit in overweging moet nemen en dat het nog eens met een oog van barmhartigheid hiernaar kijkt. In het beleidsplan wordt op bladzijde 40, bijlage 17, gewag gemaakt van verstoppingen. Ik vond dat een ietwat versluierende term. Ik heb uit de verdere tekst niet kunnen opmaken wat de opsteller daarmee heeft bedoeld. Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Na uw betoog bij de vorige gelegenheid zijn wij ervan overtuigd dat het goed is om als experiment het sluitingsuur van de droge horeca te stellen op half drie 's nachts. .In de tweede plaats wil ik opmerken dan wij camera's in de openbare ruimte op dit moment gewoon ondingen vinden. Ik ben het dan ook absoluut oneens met het pleidooi van de SDH, die daar wel voor is. Verder wil ik ervoor pleiten dat de toiletvoorziening er sneller komt dan nu het voornemen is, omdat ik voorspel dat de in baksteen opgetrokken muurtjes langs het kanaal bijzonder aantrekken .ke plasplekken zullen blijken te zijn. i Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Voorzitter! De horeca drukt een dusdanige stempel op het verblijfsklimaat in Helmond, dat wij dit zeer serieus willen nemen. Met andere woorden: wij moeten de zaken goed regelen, want, om met de woorden van Riek Bakker te spreken, "de klant` moet tevreden zijn. Die klanten kunnen dan zijn inwoners van Helmond, mensen uit de regio en andere bezoekers. De klant moet dus tevreden zijn. En als de klant tevreden is, denk ik dat de stad, en met name het centrum, ook tevreden is, omdat daaruit blijkt -6- 4 april 2000. dat er is gewerkt aan het imago. Daarbij zullen de ondernemers en hun werknemers een heel goede boterham kunnen verdienen. In gezamenlijkheid is er drie jaar lang gewerkt en gesleuteld om te komen tot een haalbare, betaalbare beleidsvisie waarin de gedeelde verantwoordelijkheden zijn neergelegd. U heeft uw aanbevelingen en prioriteiten geformuleerd en in de commissie hebben wij daar als CDA-fractie uitgebreid onze mening over gegeven. Ik hoop dat er dusdanig is genotuleerd, dat wij hier niet te veel in herhaling hoeven te vervallen. Voor ons is en blijft het uitgangspunt dat Helinond een gastvrije stad is, waarbij de randvoorwaarden zijn geschapen door de gemeente. De marktpartijen zullen die voor een heel groot gedeelte zelf moeten invullen, maar wel in samenwerking met de gemeente. Wij hebben een sterk pleidooi gehouden voor eenvoudige regelgeving voor wat het vergunningenbeleid betreft. Over de horeca-coördinatiefunctie geven wij graag te zijner tijd nog ons oordeel, omdat wij nu nog niet kunnen inschatten wat de verantwoordelijkheid zal zijn en blijven bij de handhaving. Wij willen dus een sterk pleidooi houden voor creativiteit en ondersteuning van initiatieven die eventueel worden geopperd om evenementen te houden, ook om jongeren aan te 'trekken. Wat de sluitingstijden betreft: misschien heeft u het niet kunnen opmaken uit hetgeen er zojuist is gezegd, maar de hele fractie staat achter de omzetting van de sluitingstijd, want ook voor ons geldt datgene wat door de meeste sprekers al is aangegeven: de veiligheid staat voorop. Wel zijn wij van mening dat wij moeten evalueren, maar dan moeten wij wel evalueren op meerdere punten. De horeca zelf moet met frisse ideeën komen, met name de groepering die meent dat zij tekort wordt gedaan, om deze wijziging van de sluitingstijd juist te benutten. Wellicht kunnen de natte en de droge horeca in gezamenlijkheid een oplossing vinden. Wij hebben daar op dit moment vertrouwen in. Het lid mevrouw MEINAIWI (GroenLinks): Voorzitter! Wij vonden en vinden het een goede zaak dat de kerngroep, de overleggroep die er was, in stand wordt gehouden. Het opgebouwde overleg hebben wij in de toekomst misschien nog hard nodig. Ik vind het een goede zaak dat wij daar als gemeente in blijven investeren. Als het gaat om het onderwerp toezicht door middel van camera's, hoop ik dat wij, mede dankzij het goede overleg, voorlopig zonder camera's kunnen. Wij gaan ook akkoord met het terrassenplan en de financiële implicaties zoals die nu in het voorstel zijn opgenomen. Het experiment met de sluitingstijden steunen wij. Bij de huidige overlast, en dus negatieve beeldvorming, kunnen wij niet op dezelfde manier blijven doorgaan. Dit zou op den duur ook de droge horeca schaden. Meer rust en orde en minder overlast in de nacht is uiteindelijk het doel van het experiment. Als wij dat bereiken, ook al zijn daar twee, drie of nog meer experimenten voor nodig, dan is dat voor iedereen een vooruitgang. Dan kan het niet anders zijn dan dat ook de droge horeca daar wel bij vaart. Dat hopen wij althans. De VOORZITTER: Dames en heren! Wij hebben met instemming beluisterd dat er een grote mate van overeenstemming is over het horecabeleidsplan, met name over de wijze waarop het horecabeleidsplan onderdeel zou moeten zijn van datgene wat wij allemaal nastreven, namelijk een attractief, aantrekkelijk en gastvrij centrum. Wanneer wij dat voor ogen hebben, moeten wij natuurlijk ook goed kijken naar de verschillende functies die onze binnenstad vervult. Dan zien wij niet alleen een functie voor de horeca en de bezoekers van horecagelegenheden; het centrum heeft ook een heel belangrijke functie als woongebied. De belangen die bij deze verschillende functies spelen, moeten wij natuurlijk zo goed mogelijk in evenwicht zien te brengen, zodat het plezier van de een geen last voor de ander wordt. Daarom hebben wij als centraal uitgangspunt bij de maatregelen voor de horeca genomen dat het centrum een plezierige en ook veilige verblijfs- plek moet zijn voor een ieder, zowel voor bezoekers als bewoners van het gebied. Omdat de verandering van de sluitingstijden de pièce de résistance is in de benadering die wij met elkaar zijn overeengekomen, zal ik daar allereerst op ingaan. Zoals u tijdens de commis- sievergadering van de zijde van de politie heeft kunnen horen, ontstaan de problemen op het moment dat de natte horeca sluit en men zich massaal wendt tot de droge horeca. Daarbij vindt er soms groepsvorming plaats, waarbij de groepen elkaar niet altijd even vriendelijk benaderen of terwille zijn. Dan ontstaat er vaak handgemeen, hetgeen ingrijpen van de politie noodzakelijk maakt. Ik ga hier nu niet verder op in; u heeft een en ander uitvoerig toegelicht gekregen. U zult -7- 4 april 2000. begrijpen dat dit soort situaties niet alleen voor de bezoekers van de horeca onplezierig zijn - afgezien van het feit dat ze ook ten detrimente van de horeca werken - aangenomen dat ook horecabezoekers gesteld zijn op rust, orde en gezelligheid en er niet op gesteld zijn onverwachts klappen te krijgen. Dit soort situaties zijn ook buitengewoon vervelend voor de bewoners van de binnenstad, want de overlast pleegt zich, als de escalatie er eenmaal is, gedurende lange tijd in de binnenstad voort te zetten. Dat willen wij gewoon niet. De bewoners klagen daar terecht over. Vandaar dat wij gezocht hebben naar manieren om dit euvel te voorkomen. Het feit dat wij de zaken niet zouden beheersen, heeft daar niets mee te maken. Natuurlijk beheerst de politie de zaken, maar dat gaat wel gepaard met ingrijpen, wat een hoop lawaai, herrie en schade aan mensen en goederen betekent. Wij hebben gemeend dat, om het euvel van overlast te voorkomen, het verstandig is een scheiding aan te brengen tussen de sluitingstijd van de natte en de droge horeca. Dat betekent dat de droge horeca een half uur eerder sluit dan de natte horeca. Dat zal even wennen zijn voor degenen die het natte deel plachten te besluiten met het droge. Dat zullen zij-wat gespreider en wat eerder moeten doen. Na een zekere gewenning hoeft dat naar mijn mening in financieel opzicht niet bijzonder nadelig uit te pakken voor de droge horeca. Wel ontstaat er een betere spreiding. En wellicht zal er na sluitingstijd een snellere afloop en sneller vertrek van het publiek naar huis plaatsvinden. Dat betekent eerder rust voor de bewoners van de binnenstad. Dit is onze benadering geweest en ik ben bijzonder blij dat onze argumenten aanslaan bij de raad, zij het niet bij alle raadsleden. Aan de wijziging van de sluitingstijden hebben wij verbonden dat het een experiment is. Sommige sprekers hebben duidelijk gestipuleerd dat zij het inderdaad als experiment zien. Een experiment behoort geëvalueerd te worden om te bekijken of de doelstellingen wel of niet worden bereikt en welke verdere consequenties daaraan worden verbonden. Het onderwerp cameratoezicht in de binnenstad is vanavond ook nog naar voren gebracht. Wij hebben gezegd dat cameratoezicht in het openbare gebied een element kan zijn in de veiligheidsbevordering en het veiligheidsgevoel. Daar hebben wij bij gezegd dat cameratoezicht ons op dit moment binnen de Helmondse verhoudingen (gelukkig) nog niet nodig lijkt. Wij hebben een compact centrum. De politie kan daar lijfelijk goed tegenwoordig zijn, heeft goed inzicht in wat er gebeurt en is snel ter plaatse als er ergens geïntervenieerd moet worden. Dat is de reden waarom wij hebben gezegd dat op dit moment en vooralsnog cameratoezicht in het openbare gebied, met name het uitgaansgebied in ons compacte en voor de politie goed overzichtelijke centrum, niet nodig is. Het is echter niet helemaal van de baan. Integendeel, wij houden deze mogelijkheid naar de toekomst toe open en zullen deze ook concretiseren als daar aanleiding toe is. Er zijn nog enkele zaken genoemd waarvan ik in de commissievergadering heb toegezegd dat wij daar nadere aandacht aan zullen besteden. De uitgifte van passepartouts is een van die zaken geweest. Wij moeten daar de vinger achter zien te krijgen, want als er te veel worden uitgegeven, ontstaat er een te grote drukte, met het nodige getrek en geduw en situaties die onverhoopt van kwaad naar erger gaan. De kwestie van de passepartouts wordt meegenomen als aandachtspunt bij de verdere implementatie van onze voornemens in het horecabeleidsplan. De heer Damen heeft gezegd - ook anderen hebben dat gedaan - dat zijn fractie heel nauwlettend de toekomstige bereikbaarheid van het centrum en het daar gevoerde parkeerbeleid in het oog zal houden. Ik ga daar vanavond niet meer op in. In de commissievergadering hebben wij heel duidelijk gezegd dat het bereikbaarheidsbeleid en het parkeerbeleid rond het centrum juist ook de uitgaansfunctie moeten ondersteunen. In de komende parkeernota stellen wij maatregelen voor waaruit u duidelijk kunt ervaren dat het parkeerbeleid een duidelijk ondersteunende functie heeft voor het horecabezoek aan de binnenstad. De toiletvoorziening is nog als aandachtspunt genoemd. U hebt kunnen vernemen dat ook wij vinden dat dit een belangrijke voorziening is in de stad om bepaalde vormen van overlast te voorkomen en de zaken beter te kunnen reguleren en in de hand te houden. Er kan ook beter worden geverbaliseerd op het moment dat er overtredingen te constateren zijn, terwijl er op loopafstand voorzieningen aanwezig zijn. Er is nog gesproken over de regelgeving. Het hele horecabeleidsplan is doortrokken van de geest dat wij ervoor willen zorgen dat er een éénloketfunctie komt voor de horeca en dat deze branche, sowieso een branche die in de loop der jaren de meeste wetgeving over zich heen heeft gekregen, zo adequaat en eenvoudig mogelijk wordt behandeld. Vandaar de éénloketfunctie om de mensen zo snel mogelijk op het stuk van vergunningen ter wille te kunnen zijn - daar waar de -8- 4 april 2000. zaken overigens in orde zijn. Het evenementenbeleid is een belangrijk onderdeel van het horecabeleid dat mede de horeca ondersteunt. Wij zullen daar zeer veel aandacht aan besteden, ook aan de faciliteiten die wij daaromheen nodig hebben. In de commissievergadering hebt u mij horen zeggen dat wij bij de grote evenementen in onze stad, het jazzfestival, carnaval en Artimond, heel specifiek met de organisatoren van deze evenementen zullen nagaan hoe wij het terrassenbeleid gaan inpassen. De leges daarvoor kunnen voor een belangrijk deel ten goede komen aan deze evenementen, zodat deze een financiële ondersteuning krijgen. De heer Rieter pleit ervoor ten aanzien van het sluitingsbeleid voor de droge horeca een verschil te maken tussen de Steenweg en de rest van de stad. Mijn antwoord daarop is: neen, dat doen wij niet. Wij hebben één lijn getrokken en gezegd: gelijke monniken, gelijke kappen. Gezien de compacte binnenstad van Helmond vrezen wij wel degelijk dat, als wij de maatregelen alleen nemen voor het Steenwegkwartier en niet zouden uitstrekken tot de Noord-Koninginnewal, er sprake zou zijn van overloop en er ongewenste zaken zouden ontstaan in andere gebieden in de binnenstad. Het moge duidelijk zijn dat suggesties rond de binnenstad zoals die welke de heer Van Mullekom heeft besproken, suggesties zijn die niet direct aangehaakt kunnen worden aan het horecabeleidsplan. Het zijn veel meer zaken die thuishoren in de studie van BVR, het bureau van Riek Bakker, naar hoe wij kunnen omgaan met de binnenstad op het stuk van de bereikbaarheid. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Ik heb mij laten overtuigen - zoals u weet was ik in eerste instantie een andere mening toegedaan - door de argumenten die ik aangedragen heb gekregen. Ik hoop, voorzitter, dat u gelijk heeft. Als politiek zijn wij afhankelijk van het handhaven. Terecht haalt u erbij de overlast voor de bewoners van de binnenstad. Ik reken erop dat, als u gelijk heeft met uw voorstel, de spanningen op de Steenweg en het Havenplein verminderen en dat er door de politie dan meer aandacht wordt gegeven aan het centrum. Dat betekent dus niet de personeelssterkte beperken. De centrumbewoners ondervinden overlast. Daar ben ik praktisch wekelijks getuige van, want er zijn vaak klachten over. Daarom hoop ik dat zij de aandacht krijgen waar u zo terecht over spreekt. Ik wacht rustig af hoe het experiment verloopt en of het slaagt. Natuurlijk hoop ik dat de overlast voor de bewoners, die wij massaal naar de binnenstad toe trekken, tot het uiterste beperkt blijft. Het lid YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik heb een vraag gesteld over de handtekeningen. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Verder ben ik nog steeds niet overtuigd van het feit dat de overlast gaat verminderen en ik denk dat het uitgaanspubliek door deze sluitingsmaatregel in feite niet serieus wordt genomen. Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Wat ons betreft blijft de kermis gewoon op de Markt. Onze vraag was ons ingegeven door de cijfers van de politie zelf. Die gaven aan dat vorig jaar, toen de droge horeca aan de Steenweg dicht was, er geen ongeregeldheden in de stad waren. U zegt nu: gelijke monniken, gelijke kappen. Dat is duidelijk. Wat het cameratoezicht betreft, onderstreep ik nogmaals dat wij geen voorstander zijn van het plaatsen van camera's. Mocht echter blijken dat de veiligheid dan wel het veiligheidsgevoel (uit een enquéte is gebleken dat veiligheid voor de burgers nummer één staat) in het geding zijn, dan zou cameratoezicht een technisch hulpmiddel kunnen zijn. Wij willen die deur nadrukkelijk open laten. Overigens hebt u niet gezegd dat het zeker niet kan, maar dat het in principe voorlopig niet gebeurt. Als argument om voorzichtig te zijn met de overlast, noemt u de woonfunctie van het centrum. Dat kunnen wij onderschrijven. Van de andere kant is het centrum een bijzondere wijk, waarin een aantal extra voorzieningen aanwezig zijn die er in andere wijken niet zijn. Men denke aan 't Speelhuis, de bioscoop die er komt, het hoofdwinkelcentrum. De horeca en het uitgaan naar horecagelegenheden, natte en droge, hoort daar ook bij. De finale afweging van onze fractie is dat wij, op het voorstel met betrekking tot de sluitingstijden na, kunnen meegaan met het voorgelegde horecabeleidsplan. Wij vinden het sluitingsvoorstel enigszins halfslachtig en zullen het experiment kritisch volgen. Ondanks het feit dat wij er nadrukkelijk onze vraagtekens bij zetten, gunnen wij u het voordeel van de twijfel. De VOORZITTER: Daar ben ik al heel gelukkig mee, mijnheer Rieter! -9- 4 april 2000. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Ik had gevraagd om bij de evaluatie mee te nemen dan wel in ieder geval te onderzoeken wat de consequenties zijn van het sluiten om zes uur. Door een dergelijke maatregel ontstaat enige spreiding, omdat er mensen zijn die het niet zo lang volhouden. Een tweede vraag was om eens op een A4'tje aan te geven wat het meer kost om meer mensen op straat te hebben voor het handhavingsbeleid. Niet dat wij daar bij voorbaat mee akkoord gaan, maar het zou een afweging bij de voorjaarsnota kunnen zijn, daar waar de veiligheid een van de belangrijkste zaken is in de stad. Een derde vraag onzerzijds was om eens binnen de overleggroep met de horecaondernemers zelf te spreken en te vragen of zij niet met een plan kunnen komen om mee te werken aan zaken betreffende de veiligheid. Ik neem aan dat u dit al standaard doet. Het zou dus heel makkelijk kunnen zijn om dat toe te zeggen. De VOORZITTER: Dames en heren! Wij gaan een experiment aan met, betrekking tot de sluitingstijden. Dat betekent dat ook wij niet precies weten wat het effect van de maatregel zal zijn. Wij verwachten daar echter een aanzienlijke verbetering van ten opzichte van de huidige situatie. Bij een evaluatie hoort dat wij een en ander heel goed bijhouden en de regeling stevig zullen handhaven. Te zijner tijd komen wij bij u met de resultaten van het experiment. De heer Yeyden stelt dat wij het uitgaanspubliek en ook de horeca tekortdoen. Ik wil hem erop wijzen dat dit plan na langdurig overleg met alle betrokkenen tot stand is gekomen en dat de horeca - zie dat maar eens voor elkaar te krijgen! - voor honderd procent achter het plan staat. Ondanks het `Zoveel hoofden, zoveel zinnen` is er een eenduidige opvatting ten aanzien van het sluitingsbeleid dat wij u voorstellen. Ik vind uw opmerking wat dat betreft gewoon ongepast. Dit laat onverlet het feit dat er een aantal handtekeningen is ingediend. De waarde van een goed en meervoudig overleg en ook langdurig overleg met alle betrokkenen acht ik veel relevanter dan een lijst met handtekeningen die ik te elfder ure op mijn bureau krijg. Dat is voor mij van nul en generlei en waarde. De heer Praasterink zeg ik toe dat de zaken die hij aanhaalt, uiteraard in de stuurgroep aan de orde zullen komen. De bestaande stuurgroep blijft gehandhaafd. Hij bepleit o.a. om in de stuurgroep de suggestie te bespreken om de sluitingstijd op zes uur te stellen. Nu zijn er in de stuurgroep natuurlijk al de nodige alternatieven in het kader van de problematiek van de sluitingstijden aan de orde geweest. Een van de redenen om de gedane suggestie niet te volgen, is dat de periode van mogelijke overlast voor de bewoners nog weer langer is dan wanneer de zaken om drie uur moeten sluiten. Het zou kunnen betekenen dat er tot zes uur in de ochtend lawaai van mensen en af- en aanrijdende auto's is. Het verlengen van de openingstijden lijkt mij dan ook niet de panacee te zijn. Afgezien daarvan is het zeker de bedoeling dat wij in het horecaoverleg, waarin alle relevante partijen, ook taxibedrijven, vertegenwoordigd zijn, telkens maatregelen doorspreken ter verbetering van het uitgaansklimaat ten faveure van de aantrekkelijkheid van onze binnenstad. Het lid PRAASTERINK (OH): En dat A41 e, voorzitter? i De VOORZITTER: Als het gaat om dat A4'tje, komen wij elkaar in de commissie ABA nog wel tegen, mijnheer Praasterink. De VOORZITTER geeft gelegenheid tot stemmotivering. Het lid WIJNEN (SDH): Voorzitter! Mijn fractie is tegen de vervroeging van de sluitings- tijden van de droge horeca en is voor het eventueel aanbrengen van camera's. Het lid'BEKKERS (PvdA): Voorzitter! Ik ben voor het beleidsplan, maar ik wil graag gezegd hebben dat ik tegen de vervroeging van de sluitingstijden van de droge horeca ben. Het lid YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik wil graag hoofdelijke stemming over het voorstel. Hierna wordt het voorstel in stemming gebracht en met 32 stemmen tegen 1 stem aan- genomen. -10- 4 april 2000. Voor stemmen de leden: Bethlehem, Hesen, Van de Ven, Wijnen, Henraat, Ferwerda, Damen, Dams, mevrouw Houthooft-Stockx, Smits, Rieter, Kuijpers, Van Mullekom, Kuypers, Praasterink, Van Heugten, mevrouw Jurrius-Hakvoort, Klerkx, Mokadim, Van Rest, Roefs, Bekkers, Van Rooij, Van der Zanden, mevrouw Meinardi, Raaijmakers, Spruijt, Klaus, Verbakel, Witteveen, Prinsen en mevrouw Jonkers-Goedhart. Tegen stemt het lid: Yeyden. 3. Voorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan: a. `Herzieninz De Weve 80 Hillendonk-Popeldonk` (bijlage nr. 67); b. `Herziening De Eeuwsels II/Autoboxen Apollostraat (bijlage nr. 68). Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. C. "Herziening Beisterveldse Broek/hoek Wethouder van Wellaan-Bakelsedijk` (bijlage nr. 82). Dit punt is van de agenda afgevoerd. d. `Herziening Villgpark e.o./Vesaliusplantsoen 1 (bijlage nr. 83). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 4. Voorstel met betrekking tot het verzoek van de familie Kornuijt tot het Qprichten van een extra woning aan de Burgemeester Krollaan 60a (bijlage nr. 80). Het lid WIJNEN (SDH): Voorzitter! Wij blijven bij het standpunt dat wij in de vergadering van de commissie stedelijke ontwikkeling hebben verwoord: wij zijn voor bouwen en tegen het voorstel. Het lid RIETER (1113): Voorzitter! Bij het vorige agendapunt hebben wij besloten tot herziening van een drietal bestemmingsplannen. Helmondse Belangen vraagt zich nu af of dit precedenten gaat scheppen. Tijdens de commissievergadering van maandag 27 maart jl. heb ik namens Helmondse Belangen een gemotiveerd betoog gehouden waarom een herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 1997 voor dit perceel, ondanks de recente vaststelling van dit bestemmingsplan, heel voorstelbaar is. Sterker nog: wij zijn van mening dat een aldaar te bouwen woning mits, zoals ik ook al in de genoemde commissievergadering stelde, architectonisch passend bij de bestaande bebouwing, een aanwinst is. Er is toch niets tegen voortschrijdend inzicht? Wie ter plaatse de situatie bekijkt, ziet dat de bebouwing van dit perceel alleen maar voordelen heeft en een zogenaamde win-win-winsituatie is: er wordt een gat gevuld aan de Burgemeester Krollaan, de door coniferen omzoomde en vervuilde tennisbaan zal verdwijnen waardoor het aanzicht vanaf de grote weg alleen maar fraaier wordt, en dit alles nog eens betaald door een particulier en niet uit gemeenschapsgeld. En uiteraard levert het ook nog eens geld op, zoals de collega Praasterink in de commissievergadering al stelde, omdat het perceel wordt omgezet in bouwgrond. Het college wijst het bouwplan met name af vanwege de strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan dat, zoals ik zo-even al heb gesteld, ook nog eens pas recentelijk is vastgesteld. Wij zijn echter van mening dat het perceel in kwestie nadrukkelijk geen onderdeel uitmaakt van een "agrarisch gebied met landschappelijke waarde`. Voorzitter, wij herzien wel vaker bestemmingsplannen. Bij het meewerken aan de bouw van deze extra woning aan de Burgemeester Krollaan zien wij alleen maar winst. Overigens zou het ons niet bevreemden indien de familie Kornuijt zich niet zou neerleggen bij een afwijzing en, na een procedure, alsnog in het gelijk gesteld zou worden, mede op grond van bovengenoemde argumenten. Het lid KUIJPERS (HSP): Voorzitter! Ik ben het helemaal eens met de fractie van Helmondse Belangen. Wij sluiten ons aan bij hun voorstel. De Milieudienst Regio Eindhoven sluit -li- 4 april 2000. helemaal niet uit dat er op dat perceel gebouwd kan worden. En dan mag men het wel hebben over de geluidsoverlast - het is overigens niet zeker dat die er is - maar als de heer Kornuijt daar geen probleem mee heeft? Wij zijn ervoor dat daar gebouwd wordt. In de commissie stedelijke ontwikkeling hebben wij al goed overlegd over deze kwestie. Bovendien heeft deze bouwaanvraag ook nog een sociale achtergrond. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Wij hebben er geen moeite mee als er op het perceel in kwestie gebouwd zou worden en daar een aparte bestemmingsplanwijziging voor zou komen. In feite is dat ook gebeurd in Stiphout, op de Krommeweg. Daar heeft destijds de provincie ingegrepen. De onderhavige situatie is echter heel anders. In de commissievergadering hebben wij gezegd dat, als er extra kosten zouden zijn voor het aanleggen van een geluidswal, deze voor rekening zouden moeten komen van degene die daar gaat bouwen. Dat vind ik ook logisch. Tot slot is bebouwing van dit perceel ook weer een inkomensbron voor de,gemeente. Kortom: wij hebben geen problemen met de wijziging van de bestemmingsplan. De provincie kan zeggen dat het anders is, maar dat horen wij dan wel. Het lid ROEFS (CDA): Voorzitter! In de vergadering van de commissie stedelijke ontwikkeling hebben wij een voorbehoud gemaakt bij dit agendapunt omdat wij de situatie nog nader wilden bekijken. Wij hebben reeds uitgebreid gediscussieerd in de commissie. Ik zal mij dan ook beperken tot de conclusies van ons fractieoverleg. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan is, nog niet zo lang geleden door de raad goedgekeurd. Het is nog niet definitief, omdat er nog bezwaar tegen is aangetekend bij de Raad van State. Zwaarwegende argumenten om het bestemmingsplan nu al weer te wijzigen, ontbreken ons inziens. Deze zaken, te zamen met de noodzaak om geluidwerende maatregelen te treffen en de precedentwerking die kan uitgaan bij de wijziging van het bestemmingsplan, hebben ons doen besluiten om akkoord te gaan met het collegevoorstel. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! De heer Roefs heeft eigenlijk al gezegd wat ik wilde zeggen. Wij hebben begrip voor de situatie van betrokkenen, maar alles afwegend hebben wij besloten om het collegevoorstel te steunen. Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Voorzitter! De commissie heeft alle aspecten gewikt en gewogen. Het zwaartepunt ligt bij het planologische beleid, met name in het buitengebied. Gehoord de argumentatie van wethouder Jonkers-Goedhart en waarnemend directeur Verspaget om niet af te wijken van het vigerende bestemmingsplan en gehoord hun waarschuwing dat inwilligen van het verzoek een gevaarlijk precedent zou zijn, heeft ook onze fractie besloten alsnog akkoord te gaan met het collegevoorstel. Wij hopen dat de familie Kornuijt een andere oplossing kan vinden. Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! De kwestie is uitgebreid gewikt en gewogen in de commissie. Bij ons valt het dubbeltje net naar de andere kant als bij sommige andere fracties. Wij zijn het eens met het collegevoorstel. Wat bij ons de doorslag heeft gegeven, is het punt van de precedentwerking. Wij willen op dit punt zo veel mogelijk een rechte lijn volgen en een zo consistent mogelijk beleid voeren. Het lid RIETER (1113): Dan had de SP bij het vorige agendapunt toch traditiegetrouw `neen` moeten zeggen? Het lid VERBAKEL (SP): Neen. Of iets precedentwerking heeft, wordt bepaald door de uitspraak van een rechter. Dat is een juridisch ingewikkeld begrip, denk ik. De consistentie is voor ons heel belangrijk. Wij vinden dat wij erg goede argumenten moeten hebben om van een bestemmingsplan af te wijken, ook omdat wij eventuele afwijkingen tegenover anderen willen kunnen verantwoorden. Dat geeft voor ons bij dit agendapunt de doorslag. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Een aantal fracties stipt heel goed aan waar de discussie feitelijk om gaat: het is een afweging tussen het belang van de familie Kornuijt en het algemeen belang. De weging die de verschillende fracties hebben gemaakt, -12- 4 april 2000. met name de fracties die het college volgen, kan ik zeer respecteren. Tot de heer Rieter zou ik graag het volgende willen zeggen. Het maakt wel degelijk verschil uit over wat voor soort bestemmingsplanwijziging wij het hebben. De heer Rieter heeft. gelijk als hij stelt dat wij beperkte bestemmingsplanwijzigingen in het stedelijk gebied regelmatig aan de orde hebben. Maar het gaat nu om een bestemmingsplanwijziging in het buitengebied dan wel in gebied dat daar dicht tegenaan ligt. Een aantal fracties wijst op de mogelijkheid van precedentwerking. Daarbij wil ik nog het volgende in overweging geven. Wij hebben in de raad recent het bestemmingsplan Geldropseweg- West behandeld, waarin een niet onaanzienlijk aantal zeer grote kavels liggen. Als de heer Rieter vasthoudt aan zijn standpunt van vanavond, is de vraag of hij bij een vergelijkbaar verzoek dat valt binnen laatstgenoemd bestemmingsplan, dat een aanmerkelijk kwetsbaarder gebied omvat dan het binnenstedelijke gebied, die zelfde afweging zou maken. Vanavond heb ik het betrekkelijk makkelijk. De discussie in de commissie verliep ook buitengewoon goed. Ik ben blij dat de meerderheid van de raad het voorstel van,B en W volgt. Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Ik heb de discussie in eerste instantie afgewacht, omdat ik het toch wel een lastig punt vind. Ik ben het eens met de wethouder dat uitgangspunt voor het beleid moet zijn datgene wat er in het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Alleen, wij wijken daar wel eens van af. En dan denk ik dat wij ervan afwijken omdat er sprake is van iets als algemeen belang - althans, ik hoop dat het zo is. Dat zou het rechtvaardigen, als je nu zegt dat je met het onderhavige verzoek niet akkoord kunt gaan. Maar als het anders is, zit je met deze zaak toch wel erg moeilijk. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! In de commissie- vergadering heb ik al gezegd dat bij een dergelijk verzoek altijd een afweging wordt gemaakt of er zwaarwegende argumenten spelen. Waar het verzoek van de heer Kornuijt gericht is op persoon- lijke omstandigheden en wij constateren dat in de persoonlijke wensen is te voorzien op een andere manier binnen de gemeente Helmond, hebben wij geoordeeld dat er in dit geval geen sprake is van zwaarwegende aspecten van algemeen belang. In die zin hebben wij onze afweging gemaakt. Wij hebben die afweging inmiddels vier keer gemaakt. Het is dus uitermate zorgvuldig gebeurd. Het lid RIETER (1113): Voorzitter! Ik heb de woorden van de wethouder goed begrepen. Ik ben echter van mening dat wij per keer de ruimte mogen hebben om te besluiten tot herziening. Als ik ki .k naar agendapunt 3d, zie ik daar het algemene belang niet van in. Het is puur eigenbelang van betrokkenen - positief bedoeld - dat de woning aan de zijkant wordt uitgebreid. Dat dit niet strijdig is met het algemeen belang, is weer iets anders. Ten aanzien van het voorliggende voorstel om te mogen bouwen hebben wij nadrukkelijk niet de redenen van emotionele aard maar puur de argumenten van ruimtelijke ordening gewogen. In die zin heb ik gewezen op het feit dat bedoeld perceel juist mogelijkheden biedt in wat ik een win-win-winsituatie heb genoemd. Gelet op het begrip voortschrijdend inzicht, bestaat wat ons betreft in dit geval wel degelijk de mogelijkheid om het bestemmingsplan te herzien. Hierop hebben wij als Helmondse Belangen ingestoken. Wij houden dan ook vast aan hetgeen ik in eerste instantie heb gesteld. Als de wethouder duidelijkheid wil hebben, dan wil ik wel voorstellen dat wij straks hoofdelijk stemmen. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Er resten mij weinig argumenten in deze discussie, want het blijft een dilemma waarin de raad een afweging maakt. Ik laat het hier maar bij. Hierna wordt het voorstel in stemming gebracht en met 24 tegen 9 stemmen aangenomen. Voor stemmen de leden: Bethlehem, Hesen, Ferwerda, Damen, Dams, mevrouw Houthooft- Stockx, Van Heugten, mevrouw Jurrius-Hakvoort, Klerkx, Mokadim, Van Rest, Roefs, Bekkers, Van Rooij, Van der Zanden, Yeyden, mevrouw Meinardi, Raaijmakers, Spruijt, Klaus, Verbakel, Witteveen, Prinsen en mevrouw Jonkers-Goedhart. Tegen stemmen de leden: Van de Ven, Wijnen, Henraat, Smits, Rieter, Kuijpers, Van ~13- 4 april 2000. Mullekom, Kuypers en Praasterink. 5. Voorstel tot het beslissen Qp een verzoek om subsidie van de Helmondse Overkomeling Peuter- speelzalen ten behoeve van het project `Mogen wij buiten spelen` (bijlage nr. 77). Het lid KUYPERS (OH): Voorzitter! Wij gaan akkoord met het subsidievoorstel. Wel hebben wij een opmerking met betrekking tot de dekking. In de vorige raadsvergadering hebben wij het college gevraagd inzicht te verstrekken in de openstaande en niet gebruikte bedragen. Ook bij dit voorstel zien wij weer zo'n doorgeschoven bedrag. Als raad hebben wij geen zicht op dit soort zaken. Wij vragen derhalve of de wethouder in de komende vergadering van de commissie economische zaken, financiën en personeel hier inzicht in wil geven. Een kinderhand is vlug gevuld, dus als de wethouder nu `ja` zegt, zijn wij er zo mee klaar. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Voorzitter! De evaluatie van het investeringsprogramma is in wording en die komt naar de commissie toe. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 6. Voorstel tot: a. het instellen van een stuurgroo Allochtone Levende Talen (bijlage nr. 75); b. het vaststellen van de begroting Onderwijs in Allochtone Levende Talen (OALT) (bijlage nr. 76). Het lid MOKADIM (CDA): Voorzitter! Wij zijn het eens met het instellen van de nieuwe stuurgroep. Maar vroeg of laat, als je over dit soort zaken praat, kom je toch met elkaar te praten, zij het niet in het kader van de nota maar in het verlengde hiervan, over de taalachterstand. In den lande en ook hier in Helmond wordt veel gesproken over de taalachterstand bij jongeren van allochtone komaf. Ik heb mijzelf de vraag gesteld hoe dat kan en heb het daar kort over gehad met een sociaal-pedagoog. Daarom wil ik hier drie dingen naar voren brengen waarvan ik denk dat ze debet zijn aan de taalachterstand. 1 . Het intercultureel onderwijs is niet voldoende ingebed in de normale onderwijspraktijk; 2. Wellicht sluit op bepaalde scholen het onderwijs hier en daar niet voldoende aan op de leefwereld van de jongeren waar het om gaat; 3. Tot slot de leerstijl. Misschien moet de leerstijl anders zijn en moet je de jongeren direct confronteren met opdrachten, zodat zij bij wijze van spreken de hete adem van de leraar in hun nek voelen. In mijn optiek is ook debet aan de taalachterstand het feit dat in bepaalde gezinnen weinig sprake is van taalinteractie. Naar mijn mening zijn in dezen de schotelantennes de grote boos- doener. Het lid VAN MULLEKOM (HSP) Voorzitter! Bij het onderwerp taalachterstand zou ik nog graag een kanttekening maken. Ik zou willen voorstellen dat allochtone moeders met hun kinderen vanaf twee jaar, dus vanaf het moment dat ze beginnen te praten, een uur per week Nederlandse les krijgen. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Allereerst een reactie op de opmerking van de heer Van Mullekom. Naar mijn mening begint de communicatie tussen moeder en kind, en ook met de omgeving, al bij de geboorte van het kind. De taalachterstand zit niet alleen binnen een bepaalde groep. Het gaat dus niet alleen om allochtone maar ook om autochtone groepen. Wij hebben daar als raad al op gereageerd. Met name het onderwijskansbeleid (OK-beleid) en het OALT-beleid vullen elkaar perfect aan. Wij zetten zelfs OALT-geld in het kader van het OK-beleid in. Wat dat betreft richten wij ons op alle groepen. Als Helmond hebben wij dus al gereageerd op een manier waarbij wij ons niet beperken tot de groep allochtone leerlingen. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. -14- 4 april 2000. 7. Voorstel tot vaststelling van de vijjf aarlijkse afrekening voor het Qpenbaar voort-gezet onderwij LS over de periode 1988 t/m 1995 (bijlage nr. 72). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. Voorstel tot vaststelling van het aangoaste programina. bedrag en overzicht voorzieningen onderwijshuisvesting 2000 (bijlage nr. 74). Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (VVD): Voorzitter! Zoals wij reeds in de vergadering van de commissie onderwijs, cultuur en sport hebben aangegeven, kunnen wij ons als VVD-fractie in hoofdlijnen vinden in het door het college opgestelde concept-besluit programma voorzieningen onderhoud 2000. In de commissie economische aangelegenheden, financiën en personeel hebben wij een voorbehoud gemaakt. Wij hebben namelijk in'onze algemene be- schouwingen bij de afgelopen begrotingsbehandeling gesteld dat het beschikbaar stellen van extra middelen moet worden gekoppeld aan de totstandkoming van het Integraal beleidsplan onderwijs- huisvesting (1130). Partijen, gemeente en SHOP, dienen daar op korte termijn uit te komen. Wij zijn nu zes maanden verder en tot nu toe is er nog steeds geen IBO. Wij wijzen de wethouder erop dat deze koppeling voor de VVD nog steeds van groot belang is. Wij verzoeken het college dan ook haast te maken met het IBO. Als VVD zijn wij tot de slotsom gekomen dat wij, in het belang van de huisvestings- problematiek in het onderwijs, voor het voorstel zullen stemmen, maar leggen nogmaals de nadruk op de spoedige totstandkoming van het IBO. Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Voorzitter! Wij stemmen in met uw voorstel. Het blijft echter onbevredigend dat wij met een achterstand blijven zitten op het gebied van onderwijs- huisvesting, ook als het gaat om onderhoud. Het miljoen waar het nu om gaat, is op korte termijn nog een miljoen te weinig. Wij beseffen dat er nu geen raadsmeerderheid is om meer geld uit te trekken. Wij wachten de voorjaarsnota af en hopen dat het college voor het jaar 2001 en de jaren daarna meer gelden in het vooruitzicht stelt. Wij komen derhalve op 30 mei op dit onderwerp terug. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! In de discussie over de huisvesting hebben wij, zoals men ook in het voorstel zal hebben gezien, een splitsing gemaakt tussen de gewone huisvestingskosten - zeg het bouwen van lokalen - en het onderhoud als onderdeel van het programma. Destijds is er een vrij emotionele oproep van de schoolbesturen geweest, ook in het SHOP, en de raad heeft daarop gereageerd door een bedrag van f 1 miljoen beschikbaar te stellen. Dat heeft ertoe geleid dat het college heeft besloten met name het onderhoud mee te nemen binnen het IBO. Binnen het IBO vindt er dan ook tevens terugkoppeling plaats bij het vaststellen van een meerjarig onderhoudsprogramma. Zowel de gemeente als de schoolbesturen stellen een meerjarig programma vast. Wij zijn bezig met een plan voor de komende tien jaar. Op dit moment worden de offertes daarvoor opgevraagd. Dat betekent dat het hele verhaal geheel en al strookt met het IBO en er niet haaks op staat. Hetzelfde geldt trouwens voor het huisvestingsprogramma. Dat hebben wij voornamelijk volgens de lijn van het IBO uitgewerkt om te voorkomen dat wij straks misschien moeten constateren er grote fricties zitten tussen programma en beleidsplan. Het is geen makkelijk proces, zeker daar waar wij nu komen aan de visiediscussie, waarbij scholen zeg maar `boven de stad moeten gaan hangen` en wat afstand moeten gaan nemen van hun eigen belangen. Men mag van mij aannemen dat het geen discussie is die wij op een enkele avond doen. Wij vergaderden eens in de veertien dagen. Dat was echter te zwaar, ook gelet op de tijd die nodig was voor het uitwerken van de stukken en het aanleveren van nieuwe stukken. Op dit moment vergaderen wij eens in de drie weken. Ik hoop dat wij het doel halen voor het eind van het jaar. Als dat lukt heb ik, samen met de schoolbesturen, al een hele prestatie geleverd. Ondertussen loopt, volgens afspraak, de huidige verordening gewoon door. De schoolbesturen en het college willen natuurlijk zo snel mogelijk duidelijkheid hebben. Nogmaals: het is een behoorlijk zwaar proces. Ik hoop met mevrouw Houthooft dat wij dat goed kunnen afronden. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders -15- 4 april 2000. besloten. 9. Voorstel tot vaststelling van de Verordeninz leerlingenvervoer Helmond 2000 (biilaze nr. 73). Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Voorzitter! In de commissievergadering heb ik wethouder Bethlehem en zijn medewerkers gecomplimenteerd met de nieuwe verordening. Ik wil dat hier nog eens herhalen: het is een goed stuk. Bij de totstandkoming hoort overleg met partijen. Ik heb mij laten informeren en vanuit de school De Toermalijn gehoord dat het overleg goed is gebeurd. In de procedure hoort echter ook overleg met het SHOP en ik heb gehoord dat dit niet heeft plaatsgevonden, of althans niet goed is gebeurd. Ik wil toch bepleiten dat bij dit soort belangrijke onderwerpen in het onderwijsveld de overlegstructuur op de juiste wijze wordt gevolgd om de verhoudingen met de partijen die zijn betrokken bij het verder ontwikkelingen van nieuwe zaken goed te houden. Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Paniek vorig jaar bij de nieuwe opstart van het leer- lingenvervoer: ouders in paniek, busondernemeningen die wij zagen wegvloeien en leerlingen die niet wisten door wie en wanneer zij vervoerd zouden worden. De verantwoordelijke wethouder gaf toe, na enig aandringen en na schriftelijke vragen, mede van onze fractie, dat sommige zaken zwaar waren onderschat en niet goed waren afgekaart. Beterschap werd toegezegd, hetgeen heeft geresulteerd in de nu voorliggende verordening. Voorzitter, er kan nu maatwerk worden aangeboden als het gaat om het leerlingenvervoer. Mocht het op problemen stuiten, dan is er de permanente commissie leerlingenzorg die zal toetsen. Proficiat, wethouder. Voorzitter, wij kunnen instemmen met de voorliggende verordening. Het lid VAN MULLEKOM (HSP) Voorzitter! Er is in dezen een nieuwe rol weggelegd voor het GAK. Het GAK maakt uit of de desbetreffende leerling met aangepast vervoer naar school moet. In de bijlage staat dat, als dit zo is, het GAK de ouders adviseert om weer bij het GAK een aanvraag in te dienen. Wij stellen voor dat het GAK voor de ouders rechtstreeks bij de gemeente een aanvraag indient, zodat de ouders niet extra worden belast. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Dank voor de complimenten. Het was een complexe materie en er is sprake van een leerproces geweest, toen wij moesten bekijken hoe wij deze complexe materie konden terugbrengen tot de essentie, namelijk de vraag: zijn ouders bereid hun kinderen naar school te brengen? Ik wijs erop dat wij over de onderhavige verordening in principe niet met het SHOP hoeven te overleggen. De verordening betreft de relatie tussen gemeente en ouder. De schoolbesturen treden in principe niet in deze relatie. Echter, als goede overlegpartners hebben wij ook overleg gevoerd met het SHOP. Ik heb het SHOP uiteraard toegezegd dat, op het moment dat de verordening klaar is, deze ook naar het SHOP toe zal komen. Omdat het SHOP eens in de drie maanden vergadert, heb ik dat niet voor de vergadering van vanavond gehaald. De verordening moet dit jaar in werking treden en moet dus vandaag in de raad worden behandeld. Maar aangezien het één schoolbestuur betreft en het schoolbestuur er voor honderd procent achter staat, heb ik het SHOP toegezegd dat ik in het eerstkomende SHOP-overleg in juni de verordening alsnog ter kennisname zal inbrengen. Nogmaals: ik hoef in het SHOP op dit punt niet te overleggen om tot overeenstemming te komen. Ik hoef het SHOP slechts te informeren over de gang van zaken. Dat doe ik uiteraard graag. Het is een wat vreemde wending geweest dat het GAK opeens de zorg krijgt voor alle gehandicapten. Dan gaat om de wat zwaardere handicaps. Dat is in Helmond slechts een enkel geval. Het GAK was door deze maatregel eigenlijk ook wat overvallen. Het GAK heeft nu eemnalig een,bedrag aan de gemeente ter beschikking gesteld. Dat hebben wij uiteraard graag aanvaard, omdat het waarschijnlijk, als wij de zaak terugrekenen, om een enkele leerling gaat. Wij hebben hierover als gemeente overleg gevoerd met staatssecretaris Adelmund. Wij hebben gevraagd wat zij nu toch aan het doen is: een vervoersvraag die heel uitdrukkelijk bij de gemeente ligt en jarenlang goed was geregeld, is ineens bij een instantie neergelegd die daar geen enkele ervaring mee heeft. Zij heeft daarop toegezegd dat zij deze maatregel waarschijnlijk terugdraait, omdat het om dermate complexe zaken gaat, dat het eigenlijk niet nodig is dat het GAK daarvoor de indicerende instantie is. -16- 4 april 2000. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de uitbreiding van de accommodatie HWC De Helmvaarders (bijlage nr. 71). Het lid KUIJPERS (HSP): Voorzitter! Wij zijn blij dat er een subsidie wordt toegekend. HCW De Helmvaarders is een heel actieve vereniging. De verbouwingskosten zijn geraamd op 3 ton. Wij vinden het een goede zaak dat de gemeente daar een subsidie op geeft, te meer daar de vereniging zelf verantwoordelijk is voor een bedrag van f 131.000,--, waar de Stichting Waar- borgfonds Sport in meehelpt. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! De raad heeft dit bedrag vorig jaar zelf ter beschikking gesteld. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 1 1. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een subsidie aan de Stichting Lokale Omroo Televisie Helmond voor het jaar 2000 (bijlage nr. 66). Dit punt is van de agenda afgevoerd. De VOORZITTER geeft het woord aan wethouder Bethlehem voor het geven van een toelichting. Het lid BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Ik had het signaal ontvangen dat de commissie voor economische aangelegenheden, financiën en personeel nogal wat vraagtekens bij de begroting had geplaatst, met name bij het onderdeel betreffende de reclame-inkomsten. Gisteravond werd dit in het fractieoverleg nog eens onderstreept. In de wandelgangen ving ik op dat men grote scepsis had bij het forse bedrag dat er als reclame-inkomsten was geboekt. Om te voorkomen dat ik over een halfjaar aan de raad moet vragen of het misschien f 10.000,-- meer mag zijn, hebben wij vanmorgen in het overleg van B en W besloten om het agendapunt aan te houden en van de agenda van vanavond af te voeren. Ik heb inmiddels telefonisch gesproken met de voorzitter van SLOT. Wij zullen nog kort overleg met elkaar hebben, met de penningmeester erbij, om de bedragen nog eens door te lopen. Op die manier willen wij zekerheid krijgen dat de raad het juiste besluit kan nemen en willen wij voorkomen dat wij beginnen aan een subsidietraject waar misschien toch weer geld bij moet. Ik hoop daarmee de zorg, zo die er nog is, weg te nemen. Mogelijk deze maand nog kom ik op dit onderwerp terug in de commissie economische aangelegenheden en financiën, want daar lagen de vragen. 12. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het woonrijp maken van een perceel gelegen Qp de hoek Kluisstraat/Noord-Koninginnewal (bijlage nr. 58@. Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Binnen de fractie is nog de vraag gesteld over het krediet. Dat is bestemd voor het binnenterrein. Gebeurt er ook nog iets met de straat, of is die nu af? Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! Als je het verhaal goed leest, denk je: een krediet van f 230.000,-- zou toch eigenlijk genoeg moeten zijn. Ook na de beantwoording van mijn vraag daarover in de commissievergadering, is het mij niet duidelijk geworden. Uit de bijlage kan ik niet anders lezen dan dat er f 50.000,-- van de f 280.000,-- door de realisator wordt bijgedragen. Dan zou een krediet van f 230.000,-- voldoende moeten zijn. Zou ik daar nog uitleg over kunnen krijgen? Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! De kosten voor het woonrijp maken van het terrein aan de Kluisstraat/Noord-Koninginnewal hebben in eerste instantie betrekking op alleen het binnenterrein. Daar waar er gaten zijn gevallen in de omliggende straten ten gevolge van het -17- 4 april 2000. bouwverkeer, zullen die worden opgeknapt uit het reguliere onderhoudsbudget. Wij vragen de raad om een krediet van f 280.000,-- te voteren ten behoeve van de herinrichting van het binnenterrein. Dat is het totale benodigde bedrag. De realisator draagt daarbinnen f 50.000,-- bij. Dat is een dekkingsverhaal. Eigenlijk hengelen wij gewoon naar een compliment dat wij dit bedrag van de realisator hebben los weten te krijgen. In feite is deze f 50.000,-- niet relevant voor de kredietaanvraag: de raad stelt altijd het totale bedrag van de raming ter beschikking. Het college heeft daarbij meegedeeld dat f 50.000,-- daarvan voor rekening is van de realisator. Ik geef overigens toe dat dit in de bijlage wat ongelukkig is geformuleerd. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 13. Voorstel tot vaststelling van het ontweip-milieubeleidsplan 2000-2004 (bijlage nr. 70). Het lid WIJNEN (SDH): Voorzitter! Helmond is al sinds vijftien jaar bezig een geweldig goed beleid op milieugebied op poten te zetten. Daar zijn al vaak lovende uitspraken over gedaan. Wij hadden dus al een prima beleidsplan en wij krijgen nu een beleidsplan voor de periode 2000- 2004, een schitterend boekwerk, waarover wij het in de commissievergadering al uitgebreid gehad hebben en waarmee wij de wethouder al uitgebreid gecomplimenteerd hebben. Er staan ontzettend veel nieuwe doelstellingen, ideeën, acties etc. in. Daarover hebben wij het in de commissie- vergadering niet uitgebreid gehad en dat wil ik vandaag ook niet doen. Een en ander komt geleidelijkaan nog terug. Wel wil ik vanavond nog een keer zeggen dat wij moeten oppassen dat wij met beide benen op de grond blijven staan en dat wij hetgeen wij hadden niet gaan verwaarlozen. Als wij alleen maar nieuwe ideeën aandragen en daarachter gaan staan, bestaat de kans dat het oude in het vergeetboekje raakt. Daarom pleiten wij voor een goed handhavingsbeleid van hetgeen wij al hebben en voor een goed communicatiebeleid. Dat zijn voor ons de voornaamste punten bij dit plan. Het beleidsplan komt te zijner tijd op details nog in de commissie aan de orde, met voorstellen voor de aparte onderwerpen. Daar zullen wij dan verder over discussiëren. Wij gaan akkoord met hetgeen ons nu is voorgelegd. Het lid DAMEN (VVD): Voorzitter! In de eerste plaats willen wij het college complimen- teren met het nu voorliggende beleidsplan. In de tweede plaats hoop ik dat het college datgene wat het heeft geantwoord op onze vraag bij agendapunt 2, ook integraal zal doorvoeren in het parkeerbeleid van hoofdstuk 7 van het milieubeleidsplan. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Het milieubeleidsplan geeft op hoofdlijnen aan waar wij als gemeente een rol hebben bij het milieuthema. Dat is per definitie een goed thema. Men neigt er dan toe om daar onbegrensd mee om te gaan: het is immers altijd goed en nooit te veel. Toch zijn er grenzen aan wat wij als gemeente zouden kunnen en moeten doen. Enerzijds vanuit de rol die wij als gemeente hebben en anderzijds gezien de middelen die wij er als gemeente voor kunnen vrijmaken. Om bij die financiën even stil te staan: wij geven in 1999 zo'n f 2,9 miljoen uit aan het werkprogramma; met nieuw beleid doen wij er nog eens zo'n 9 ton per jaar bij; al met al komen wij dan uit op f 3,8 miljoen per jaar. Een afdeling van 30 mensen kun je daar makkelijk mee aan de praat houden. Ik denk dan ook dat wij als gemeente Helmond het thema milieu aardig op de agenda hebben staan, ook qua middelen. Welke rol moeten wij als gemeente vervullen? Diverse overheden en andere instanties spelen allemaal hun eigen rol en die van de gemeente zou dan met name de lokale rol moeten zijn. Om het draagvlak onder het plan groot te houden, zou die rol vooral gericht moeten zijn op cornmu- nicatie en op milieurendement, het effectief dingen doen met het geld en de menskracht. Voorzitter, ik wil niet te lang stil blijven staan bij alle zaken die in de commissie al de revue hebben gepasseerd. Volgens ons zitten er nog drie voetangels in het stuk. Ik wil ze hier graag even bespreken en er een reactie van het college op krijgen. De eerste voetangel zit in het hoofdstuk afval. Daar wordt gesproken over het preventie- beleid, het proberen te voorkomen van afval. De doelstelling wordt bepaald op 5% afvalreductie -18- 4 april 2000. over vier jaar ten opzichte van de hoeveelheid in het jaar 1997. Daarbij wordt er een relatie gelegd met Diftar; dat wordt als instrument ingezet. Wij hebben er ernstige twijfels bij, als er op die manier tegen het instrument Diftar wordt aangekeken. Diftar is namelijk primair een instrument voor een rechtvaardige kostentoedeling en een beter scheidingsgedrag bij de burgers. Secundair zou het een instrument kunnen zijn om preventie te stimuleren. Je kunt zeggen dat een doelstelling van 5% reductie nogal meevalt, maar wij weten allemaal dat preventie erg lastig is. Je kunt niet bij de kassa van de winkel zeggen: doet u alles maar los in mijn boodschappentas en houdt u de verpakkingen maar hier. Onze burgers produceren, ook ongewild, veel afval binnen hun huishouden. Uit wetenschappelijke studies weten wij allemaal dat er een relatie ligt tussen economische groei en de hoeveelheid afval die er wordt geproduceerd. Dat maakt een doelstelling van 5% toch redelijk fors. Nogmaals: wij hebben er geen problemen mee om die doelstelling te hanteren, maar wij vinden wel dat daarbij in het stuk een voetangel zit met betrekking tot het instrument Diftar. Dat mag je secundair inzetten, maar dat moet je zeker niet primair doen. De tweede voetangel zit volgens ons in het stukje verkeer en vervoer. Overigens hebben wij in de commissievergadering stilgestaan bij het feit dat het onderzoeken van de milieu-effecten van een extra goederenspoorlijn op het BZOZ wat ons betreft niet aan de orde zou zijn. Dit staat er nu toch in en ik weet niet of het er nog uit kan worden gehaald. De voetangel waarover ik het wil hebben, zit in het parkeerbeleid. In het milieubeleidsplan staat verwoord dat het parkeerbeleid sturend zou moeten zijn: middels het parkeerbeleid zou je het autogebruik moeten ontmoedigen, met name in het centrum. Daar hebben wij toch wat problemen mee, te meer daar het parkeer- beleid naar ons inzicht alleen dan sturend werkt als je met draconische maatregelen komt. In een stad als Amsterdam heeft men daar fors op ingezet. Wij denken dat zo'n forse inzet de komende vier tot vijf jaar niet is te rijmen met alle plannen die wij voor het centrum van onze stad hebben. Als de milieudoelstelling zo blijft geformuleerd als dat nu is gedaan, geven wij ons zelf een heel grote last mee wanneer wij aan het,centrum willen werken. Is het college het met mij eens dat het genoemde uitgangspunt best mag worden gehanteerd, maar dat het geen belemmering mag zijn voor de centrumontwikkeling die wij voor ogen hebben? Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Ik denk dat ik de heer Van Heugten goed heb begrepen: in zijn visie kan centrumontwikkeling samengaan met goed kunnen parkeren in het centrum. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Neen. Wat wij hebben gezegd, vanuit milieu-oogpunt redenerend, dat het niet-aanleggen van parkeerplaatsen, het ver weg aanleggen van parkeerplaatsen of het bijzonder duur maken van parkeerplaatsen, niet de instrumenten zijn om tegen onnodig autogebruik op te treden. Wij zien liever dat deze milieudoelstelling ons niet voor de voeten gaat lopen, als je met een goed parkeerbeleid je centrum wilt ontwikkelen. Een goed parkeerbeleid kan ten dele bijdragen aan een milieudoelstelling, maar kan niet uitsluitend zijn gericht op die milieudoelstelling. Het lid FERWERDA (D66): Ik snap u niet, mijnheer Van Heugten. U bent het er dus niet mee eens dat ik uit uw betoog constateer dat goede centrumontwikkeling samen gaat met goede parkeermogelijkheden van auto's in het centrum. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Neen, mijnheer Ferwerda. Wij spreken vanavond over het milieubeleid... Het lid FERWERDA (D66): Ja, daar heeft het alles mee te maken! Het lid VAN HEUGTEN (CDA): ... en vanuit het milieubeleidsplan bezien praat je over milieudoelstellingen die je jezelf stelt. Wij geloven er niet in dat draconische maatregelen in de vorm van accijnzen op benzine of het niet aanleggen van infrastructuur adequate middelen zijn die leiden tot het terugdringen van het autogebruik. Wij geloven er evenmin in dat het parkeerbeleid zodanig moet zijn, dat je daarmee je milieudoelstelling tot terugdringen van het onnodig auto- gebruik zou moeten realiseren. Het lid KLAUS (SP): Mijnheer Van Heugten, hebt u het idee dat wij in Helmond er de afgelopen jaren iets aan gedaan hebben om het autogebruik in het centrum terug te dringen? -19- 4 april 2000. Gezien de grote hoeveelheid parkeergarages die wij gebouwd hebben, zet ik daar vraagtekens bij. Verder heb ik het idee dat steden die zichzelf een beetje stad noemen, bezig zijn het autoverkeer uit het centrum terug te dringen. Helmond zou volgens u precies de andere kant op moeten gaan. Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Voorzitter! Ik zou ook nog een duit in het zakje willen doen en zou de heer Van Heugten willen vragen hoe zijn partij in het kader van de milieudoelstellingen het autogebruik wil ontmoedigen. Je kunt de dingen natuurlijk negatief benaderen, maar ik zou graag ook wat positieve elementen willen horen. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter, ik wil er graag nog een vraag aan toevoegen. Ik ben ontzettend benieuwd naar de definitie van de heer Van Heugten van onnodig autogebruik. Daar zit ik eigenlijk al heel lang op te wachten. Misschien heeft hij het goede antwoord. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Helaas moet ik mevrouw Meinardi teleur- stellen: de goede definitie heb ik niet. Wel wil ik kort even op de reacties van anderen reageren. Hetgeen wij als CDA voorstaan, staat genoemd in het milieubeleidsplan. Dan denk ik aan maatregelen als de stimulering van het openbaar vervoer, andere vormen van openbaar vervoer, verbetering van de infrastructuur voor fietsers en voetgangers enz. Naar onze mening kunnen dit soort maatregelen in de eerste plaats worden ingezet om aan de milieudoelstellingen te werken. Wij zijn echter terughoudend ten aanzien van het leidend laten zijn van de milieudoelstelling bij de inrichting van de binnenstad en het parkeerbeleid aldaar. Wij vinden dat de milieudoelstelling dan niet de enige en primaire doelstelling mag zijn. Met andere woorden: wij willen straks, bij de beoordeling van de plannen voor het centrum en het bijbehorende parkeerbeleid, de handen vrij hebben om een keuze te maken waarbij wij meerdere aspecten en niet alleen de milieudoelstelling wegen. Dan doel ik op aspecten van economische aard, het wonen in het centrum en de bereik- baarheid van het centrum. Wij willen een evenwichtige keuze kunnen maken en niet primair een milieudoelstelling nastreven. Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Voorzitter! Ik ben blij dat de CDA-fractie al op voorhand kenbaar maakt het toekomstige fietsbeleid te willen intensiveren in het kader van het milieu en het terugdringen van onnodig autogebruik. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Wij staan achter het milieubeleid om het fietsen te stimuleren. Dat klopt. Dan kom ik aan de laatste voetangel die wij in het milieubeleidsplan zien, te weten het werken aan een verordening betreffende de verzuring van gevoelige gebieden. Wat ons betreft zouden de gevoelige gebieden wel degelijk beschermd moeten worden tegen de problematiek van verzuring. Echter, bij de suggestie om hierin verder te gaan dan het landelijke beleid gaat, willen wij twee kanttekeningen plaatsen. Ten eerste zou dat ongelijkheid in de regio teweeg kunnen brengen. Het zou betekenen dat een Astense of een Lieropse boer dingen op zijn land mag doen die een boer op Helmonds grondgebied even verderop volgens de regels van een nieuwe Helmondse verordening niet mag doen. Ten tweede hebben wij ten aanzien van Brandevoort nog een behoorlijke zoekopdracht liggen voor het verplaatsen van een aantal agrarische bedrijven. Wij vinden dus dat wij de landelijke richtlijn wel degelijk moeten toepassen. Maar voordat wij gaan werken aan een verordening - tot mijn verbazing staat deze al op het werkprogramma voor het jaar 2000 - wil ik de portefeuillehouder vragen om dit punt eerst in de commissie stedelijk beheer en volkshuisvesting te behandelen, alvorens hij met de milieudienst afstemt of deze verordening verder uitgewerkt moet worden. Bij de begrotingsbehandeling hebben wij gesproken over het vragen van leges voor het verstrekken van informatie door de milieudienst aan professionele instellingen. Men denke aan bodemonderzoek en schonegrondverklaringen. Het college heeft toegezegd dat daaraan gewerkt wordt. In het kader van het milieubeleidsplan zien wij daar niets van terug. Misschien kan de portefeuillehouder nog even op dit punt ingaan en vertellen hoe het daarmee staat. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Het voorliggende milieubeleidsplan is uitvoerig aan de orde geweest in de gezamenlijke commissievergadering van vorige week. Zolang wij met beide benen op Helmondse grond blijven staan, hebben wij er weinig behoefte aan -20- 4 april 2000. om nogmaals op de zaken terug te komen. Wij willen geen maatregelen die verdergaan dan de landelijk geprogrammeerde maatregelen. De heer Van Heugten stelde dat. Verbetering van het milieu zou kunnen betekenen dat er juist minder geld aan gespendeerd hoeft te worden dan vroeger het geval was. Als het milieu beter wordt, is er minder geld voor nodig, want dan gaat het goed. In dat kader is een verhoging van 30% niet onder stoelen of banken te steken. In de dekking is al lang voorzien en daar hoeven wij ons niet druk over te maken. Wel vragen wij aandacht voor de veranderde opvattingen ten aanzien van bodemver- ontreiniging. Wij vragen het college attent te zijn op veranderend beleid, omdat dit in de toekomst waarschijnlijk een heleboel geld kan besparen. Wij vragen, net zoals de heer Wijnen dat deed, speciale aandacht voor het handhavings- beleid. Wi.vroegen dat ook al bij de behandeling van de horecanota en wij doen dat nu weer bij i de behandeling van het milieubeleidsplan. Daarbij willen wij in zijn algemeenheid inzicht hebben in het handhavingsbeleid en de kosten die daarmee gemoeid zijn, teneinde mede in het kader van de voorjaarsnota onze afwegingen op dat punt te kunnen maken. Wij streven naar een integraal beleid. De heer Damen maakte daar ook al een opmerking over. Alle nota's passen in elkaar en het verdient wellicht aanbeveling dat iemand eens nagaat of de ene nota niet strijdig is met de andere. Dan zal blijken dat er af en toe dingen in een nota zijn opgenomen waarvan je je zou kunnen voorstellen dat ze, bij strikt lezen, opnieuw aan de orde zouden moeten zijn. Ik geef toe dat er niets moeilijker is dan integraal beleid, maar desalniet- temin. In het kader van het integrale beleid hebben wij de vraag gesteld hoe hoog het milieu scoort. Het lijkt mij nuttig en nodig om in voorkomende plannen het milieu te betrekken en daarbij ook de rangorde aan te geven. Ook de heer Van Heugten wil dat, na interrupties. Graag de mening van het college hierover. Wij zijn het niet eens met de in de nota verwoorde opvattingen over de mobiliteit en het parkeren. Dat had het college van ons mogen en kunnen verwachten. De in de nota verwoorde opvattingen achten wi . achterhaald door de onderzoeken en studies die gepleegd worden, bijvoorbeeld de studie Hoofdwegenstructuur, het plan van BVR van Riek Bakker en dergelijke. Al te veel nota's is iets dat voor ons niet hoeft. Wel vragen wij ons nog af waarom de nota Diftar - misschien zitten daar boze bedoelingen achter - die wij al hebben gekregen, niet in het kader van deze milieunota wordt meebehandeld. De nota's sluiten namelijk perfect op elkaar aan. Wij moeten ons nu inhouden en kunnen onze mening over Diftar nog niet geven. De heer Van Heugten heeft dat wel gedaan. Ook ik had het onderwerp graag nu meegenomen en ik zou graag willen weten waarom de nota Diftar pas in juni aan de orde komt. Het zichtbaar maken van wat er met alle milieumaatregelen bereikt is, lijkt mij een heel goede zaak. Ook andere fracties hebben daarover gesproken. Wij zouden volgaarne het idee willen steunen dat het college eens laat zien wat nu werkelijk de invloed is dan wel is geweest van al het geld dat wij in grote hoeveelheden uitgeven aan milieubeleid. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! Bij de hele aanloop naar en de voorbereiding van het nu voorliggende milieubeleidsplan, is men niet over een nacht ijs gegaan. Er zijn kosten noch moeite gespaard om een realistisch stuk met haalbare doelen en zoveel mogelijk meetbare indicatoren op te stellen. Al in het projectvoorstel voor het ontwikkelen van het plan begin 1998, maakte men melding van de les uit het verleden: bij de uitvoering van het eerdere beleid is er veel te weinig aandacht geweest voor het draagvlak bij de diverse interne en externe doelgroepen. De effectiviteit van het nieuwe milieubeleid hangt niet alleen af van de kwaliteit, maar zeker ook van de acceptatie, zo stelde men toen. Wij vinden deze sfeer ook terug in het voorliggende milieubeleids- plan. Wij staan nu op het punt om aan de uitvoering van dit plan te gaan werken en moeten dus een nieuwe poging doen om hierbij niet weer in dezelfde valkuil te lopen. Toch zijn de werk- programma's, opgedeeld in meer dan tien onderwerpen, deels nog bij verschillende gemeentelijke diensten ondergebracht, terwijl er veel aanleiding is voor afstemming, ontschotting of zelfs samenvoeging. In de commissievergadering heb ik hier vragen over gesteld en een pleidooi gehouden voor een meer actieve opstelling van de gemeente bij de communicatie en promotie van milieuzaken. Daarin stonden wij niet alleen. Ook andere partijen vroegen aandacht voor dit aspect. Gehoord het antwoord van de wethouder, hebben wij er niet voldoende vertrouwen in dat er een stevige aanpak wordt gevolgd. Ter concretisering van onze vragen hebben wij een motie opgesteld, die wij hier ter -21- 4 april 2000. beoordeling voorleggen. Wij stellen voor om binnen afzienbare tijd te komen tot een milieu- centrum. Nog een korte toelichting daarop. Wij zijn van mening dat in deze tijd, in een stad van meer dan 80.000 inwoners, een stad met een hoge ambitie die bovendien op zoek is naar meer activiteiten in het centrum, er beslist plaats zal zijn voor een bloeiend milieucentrum. Niet alleen bij de gemeente, maar ook bij allerlei andere groeperingen of individuen die zich met natuur, milieu of andere leefbaarheidszaken bezighouden, is voldoende te halen en te brengen om invulling te geven aan de uitwisseling van milieu-informatie. Op dit moment is er sprake van versnippering als het gaat om milieu-informatie. Voor de burger is het beslist niet duidelijk voor welke zaken hij bij de gemeente, de milieudienst, het natuur- en milieucentrum dan wel het energiehuis moet zijn. Daarbij wil ik nog benadrukken dat milieucommunicatie tweezijdig is. Wij moeten dus openstaan voor wensen en initiatieven van iedereen die een bijdrage kan leveren aan een beter milieu in Helmond. Technisch is de motie ondertekend door vijf raadsleden. `MOTIE De gemeenteraad van Helmond, in vergadering bijeen op dinsdag 4 april 2000, gelet op het feit dat de raad heden het Milieubeleidsplan Gemeente Helmond 2000- 2004 goedkeurt, OVERWEGENDE 1. dat er gedurende ongeveer twee jaar veel tijd, moeite en middelen zijn ffinvesteerd in de voorbereiding en dat veel betrokken partijen deelnamen aan de vormgeving van het beleid; 2. dat draagvlak en integratie de sieutelbegrippen vormen om het voorgestelde beleid van de gemeente met succes tot uitvoering te kunnen brengen; 3. dat communicatie betekent: tweerichtingsverkeer en een actieve uitwisseling tussen wat burgers en bedrijven vragen en wat de beleidmakers voor ogen hebben; 4. dat de bekendheid met en de zichtbaarheid van het milieubeleid van essentieel belang zijn voor de voorbeeldfunctie van de gemeente; BESLUIT dat de gemeente het initiatief zal nemen om in Helmond te komen tot een BREED OPGEZET MILIEUCENTRUM en daartoe binnen een jaar een plan aan de raad zal voorleggen met een ruimtelijke en financiële onderbouwing. Dit MILIEUCENTRUM staat op een centrale locatie in de stad, kent een goede toegankelijkheid en heeft alle relevante milieu-informatie voor het publiek, voor scholen en voor bedrijven in huis. Het MILIEUCENTRUM biedt tevens ruimte aan plaatselijke natuur- en milieugroepen en staat open voor wensen, ideeën en initiatieven op het gebied van de leefbaarheid; en gaat over tot de orde van de dag. ` Deze motie is ondertekend door mevrouw Meinardi, de heren Raaijmakers, Klaus, Rieter en Van Rooij. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Ik sluit mij aan bij degenen die de complimenten gemaakt hebben voor het voorliggende milieubeleidsplan. Het ziet er inderdaad keurig uit. De constatering mag gemaakt worden dat Helmond al jarenlang alles doet om het milieubeleid goed op poten te zetten en dat de financiële middelen niet gering zijn. Misschien mogen wij zelfs wel zeggen dat wij tevreden zijn. In de commissievergadering van vorige week heb ik aan het eind, toen er opmerkingen werden gemaakt over nog levende wensen, een waarschuwende stem laten horen over het ambitieniveau,van de raad, en misschien ook dat van het college, en gemaand tot voorzichtigheid. Als er in Helmond op het punt van milieu sprake zou zijn van een achterstandssituatie, zou ik zeggen: het milieu is mij wat waard. Maar de mensen die al wat langer in de raad zitten, weten hoe lang wij al met een milieubeleid bezig zijn, en met goed resultaat. De motie van GroenLinks heb ik mede ondertekend. Dat is een technische ondertekening. Het feit dat ik heb ondertekend impliceert dus niet dat mijn fractie de motie ondersteunt. Wel heb ik het, door mijn handtekening te zetten, mogelijk willen maken dat de motie door de raad in behandeling wordt genomen. Zo moet men mijn handtekening interpreteren. Met de volgende opmerking ga ik enigszins het politieke pad op. Tegelijkertijd met de motie -22- 4 april 2000. heb ik namelijk een brief ontvangen van de fractievoorzitter van GroenLinks, die aanstuurt op rust, rust, rust. Het komt neer op wat ik zelf al heb gezegd: wij zijn met zo veel dingen tegelijk bezig, dat wij ons dreigen te overeten. En dan wijs ik ook nog op de financiële middelen die wij binnen een jaar op tafel moeten leggen. Daarom wil ik nogmaals mijn waarschuwende stem te laten horen. De fractie van GroenLinks bestaat uit twee personen en is het blijkbaar met mij eens dat wij rustig aan moeten doen, dus urgente zaken en prioriteiten realiseren (Binnenstad-Oost, het centrum) en zo min mogelijk nieuwe zaken ter hand nemen. Ik spreek dan ook mijn verbazing uit dat GroenLinks nu een motie indient waarin wordt gevraagd om nieuwe activiteiten en nieuwe investeringen. Wat mij betreft is dit een overvragen. Onze fractie zal deze motie dan ook niet steunen. Wel wil ik bij deze gelegenheid - bij de voorjaarsnota zullen wij dat weer doen - duidelijk uitspreken dat wij pas op de plaats willen maken. Dat heb ik vorige week ook al aangekondigd, maar het heeft blijkbaar weinig uitgehaald. Onze fractie wil geen risico's aangaan, omdat wij telkens in de problemen komen. Het opvoeren van de ambities heeft consequenties voor de woonlasten van de bewoners van Helmond. Als de woonlasten te hoog, worden, reageert genoemde partij wel tegen de hoogte van de woonlasten, maar de ambities gaan kennelijk wel door. De hoogte van de woonlasten kan momenteel alleen maar worden aangepakt door middel van het tarief afvalverwerking. Dat laat ik graag over aan het college en de ter zake deskundigen. De ontwikkelingen op dat terrein zijn van dien aard, dat ik zeer belangstellend uitkijk naar de maatregelen die zullen worden voorgesteld. Voorzitter, laten wij in godsnaam proberen de woonlasten voor de Helmondse bevolking naar beneden te brengen. Ik maan dus tot voorzichtig- heid bij het op tafel leggen van weer nieuwe wensen, terwijl iedereen weet hoeveel wensen wij al hebben en hoeveel wij er nog moeten invullen. Het lid KLAUS (SP): Voorzitter! Ik heb er iets minder problemen mee dan de heer Van Rooij. Ik had mij voorgenomen om niets meer te zeggen over het hele milieubeleidsplan. In de commissievergadering heb ik een poging ondernomen om van het milieubeleidsplan iets meer te maken dan alleen maar een pak papier. Ik vind namelijk dat het onderwerp dermate belangrijk is, dat het eigenlijk buiten deze raadzaal in discussie zou moeten komen. Ik heb daarom in de commissievergadering bepleit de discussie te verbreden, omdat ik van mening dat er een echte maatschappelijke discussie moet komen over het milieu. Het milieu omvat overigens veel meer dan datgene wat wij er nu van maken. Ik ben het dan ook absoluut oneens met de CDA-fractie, die de rol van de gemeente wil beperken tot een lokale rol. Dat is wel heel erg gemakkelijk, maar volgens mij houdt het milieu niet op bij de gemeente- grens. De heer Van Heugten zei het eigenlijk zelf al, toen hij het had over de situatie dat een boer op Helmonds gebied en een boer net daarbuiten niet hetzelfde zouden mogen en dat het beleid eenduidig moet zijn. In Nederland wordt de maatschappelijke discussie over het milieu niet echt goed gevoerd. Het is allemaal hinkelen op verschillende gedachten. Nederland is maar een heel klein landje en wij zouden toch eens moeten nadenken over waar wij heen zouden willen met het milieubeleid. Ik heb niet de indruk dat deze raad het idee van een brede maatschappelijke discussie zal oppakken. In die zin steun ik het verhaal van GroenLinks, hoewel ik een milieucentrum niet als zaligmakend zie. Wel zal het iets kunnen bijdragen aan het verbreden van het onderwerp bij de bevolking. In die zin ondersteun ik de GroenLinksmotie. Het lid SMITS (HB): Voorzitter! Door middel van het milieubeleidsplan hebben wij het milieu in Helmond voor een aantal jaren weer fiks op het programma gezet. De middelen zijn er. Nogmaals, een goed stuk. De Milieudienst Regio Eindhoven heeft er anderhalf jaar over gedaan en het is een goed en degelijk stuk geworden. Er staan veel doelstellingen in genoemd, als ook acties en indicatoren. Mogelijk zullen wij straks bepaalde uitwerkingsvoorstellen niet onder- steunen. De heer Van Heugten noemde ook al drie voetangels. Tijdens de discussie binnen de commissie heb ik een lans willen breken voor het onderwerp alternatieve energiebronnen, een van mijn stokpaardjes. Ik heb begrepen dat de wethouder stedelijke ontwikkeling er niet zo veel voor voelt. Misschien kan landelijke regelgeving haar op andere gedachten brengen. Als laatste punt noem ik, het is vanavond ook al door anderen gezegd, dat de handhaving van de milieumaatregelen heel belangrijk is. Ik zou zeggen: aan de slag ermee. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Ik ben blij met alle complimenten, ook de -23- 4 april 2000. complimenten die zijn gemaakt in de richting van de regionale milieudienst, die er kennelijk opnieuw in geslaagd is in Helmond een draagvlak voor het milieubeleid van de komende jaren te creëren. Eerlijk gezegd heb ik het vermoeden dat dit samenhangt met ons gezamenlijke streven om bij ons milieubeleid met beide voeten op de grond te blijven. Wij moeten beseffen dat het milieubelang, de acceptatie en het draagvlak ervoor, een zekere conjunctuur kent. Die verloopt in de tijd in golven, met nu eens een opwaarts en dan weer een tanend milieubesef. Op dit moment bevinden wij ons naar mijn gevoel in een tijdsgewricht waarin het milieubeleid wel eens wordt bekeken met een zekere milieumoeheid, ook van de kant van de bevolking, en vaak als synoniem wordt gezien van regelzucht en hoge kosten. Het lid KLAUS (SP): Voorzitter! Ik heb eerder het idee dat de bevolking denkt: waar doen wij het allemaal voor, wij moeten er alleen maar meteen voor betalen. Dat is het verhaal dat ik hoor, als ik met de mensen praat. Verder denk ik dat de meeste mensen toch hun best doen om er iets van te maken. Het lid HESEN (wethouder): Het is treffend, voorzitter, hoe mijn antwoord eigenlijk al bijval krijgt voordat ik het heb gegeven. Wat de heer Klaus zegt, raakt precies de kern van het milieubeleidsplan: het creëren van een nieuw draagvlak voor een gezamenlijke verantwoordelijk- heid. Dat is ook te zien in de hele totstandkomingsgeschiedenis. Het milieubeleid kan niet alleen iets van de overheid dan wel de milieuwethouder zijn, maar dient draagvlak te vinden binnen de gehele gemeentelijke organisatie en bij de verschillende organisaties in de stad. Daarom zijn wij ook zo druk bezig geweest om de zaak samen met zo veel mogelijk organisaties voor te bereiden. Daarnaast willen wij graag inzichtelijk maken wat wij met het milieubeleid denken te bereiken. Daarom zijn in dit milieubeleidsplan, als een soort vernieuwing, al die indicatoren en meet- instrumenten opgenomen door middel waarvan wij, na een nulmeting of een "footprint", inzichtelijk kunnen maken wat wij aan milieuwinst boeken als resultaat van alle kosten die wij maken en de inzet die wij leveren. Het is goed - in die zin geef ik de heer Klaus en anderen die daar in de commissie- vergadering over hebben gesproken, groot gelijk - om in het oog te houden dat wij in onze westerse samenleving voor een onevenredig groot deel, dat overigens nog steeds veel te sterk groeit, gebruik maken van de milieugebruiksruimte. Als je in de sfeer van educatie en van communicatie met kinderen en burgers in de stad duidelijk wilt maken waarom het gerecht- vaardigd is om in het kader van het milieubeleid een offer te vragen, kun je wijzen op de zware tweedeling op mondiaal niveau, waarbij 20% van de mensen 80% van de grondstoffen en bronnen gebruikt en de andere 80% daar nagenoeg geen aanspraak op maakt. Die relatie moeten wij in de gaten houden, juist om legitimatie te geven aan het milieubeleid en om het ook overeind te houden. Per slot van rekening zijn de tekenen van een nog steeds verder afnemend en verslech- terend milieu op mondiaal niveau in toenemende mate zichtbaar. Voor wat het lokale milieubeleid in onze stad betreft: wij nemen onze verantwoordelijkheid voor het deel dat wij die ook kunnen nemen. Bovendien voeren wij in het kader van ons milieubeleidsplan een heleboel landelijke regelgeving uit die inhaakt op problemen die zich voordoen. Op de desbetreffende punten is de gemeente gewoon uitvoerder. Voor een deel hebben wij als gemeente onze eigen doelstellingen en zijn onze ambities, met alle respect voor wat wij er bovenop hebben gezet, redelijk beperkt. Het is op zichzelf geen revolutie wanneer je als gemeentelijke overheid die moet handhaven en die anderen moet voorschrijven hoe zij met het oog op het milieu hun bedrijfsprocessen moeten inrichten, zelf een intern gemeentelijk milieubeleid voert. Dat is de kern van de extra financiën die in het kader van het voorliggende milieubeleids- plan worden ingezet. Dat geeft aan dat wij toch dicht bij de grond blijven. Met de beperkte middelen - althans, beperkt gegeven het grote takenpakket van onze milieudienst en de snelle ontwikkeling van onze stad - proberen wij zo efficiënt mogelijk om te gaan. In die zin ben ik het eens met de heer Wijnen dat het nieuwe milieubeleid zeker niet ten koste mag gaan van het beleid dat wij al hadden. Dat moeten wij blijven handhaven. Ik wil er zelfs graag een schepje bovenop doen. Wij moeten m.i. niet alle aandacht concentreren op de handhaving bij bedrijven die al een eigen intern milieubeleidsplan hebben, waarmee ze eigenlijk voorliggen op de gemeente die nog met een intern milieubeleidsplan moet beginnen. Wij moeten onze handhavingsacties juist gaan richten op die bedrijven waarvan evident is vastgesteld dat ze in overtreding zijn. Dat betekent dat de handhaving bij bedrijven die hun verantwoordelijkheid nemen, wat minder kan. -24- 4 april 2000. Agendapunt 2 vond ik een interessant punt. Het is bijna net zo uitputtend behandeld als het milieubeleid. Ik vind - ik zeg dit in de richting van de heer Darnen en de heer Van Heugten - dat wij een onderscheid moeten maken tussen een doelstelling en een instrument. De doelstelling van het reduceren van het vermijdbaar autogebruik dan wel het autogebruik sec is de doelstelling die, niet onterecht, is opgenomen in het Nationaal milieubeleidsplan 3. Over de vraag naar de effectiviteit van het instrument van het parkeerbeleid, bijvoorbeeld de vraag of je, door een paar kwartjes bovenop het tarief te zetten, de automobilist uit de auto krijgt, wil ik graag in discussie gaan. Ik denk dat onze meningen op dat punt helemaal niet zo ver uit elkaar liggen. Overigens is de keerzijde daarvan ook waar: net zo min als het heffen van een paar kwartjes extra parkeergeld iemand tegenhoudt om de auto te gebruiken, heeft het invloed op de bereikbaarheid van het centrum wanneer daar een parkeerbijdrage wordt geheven. Het lid PRAASTERINK (OH): Dan gaan ze alleen nog sneller naar Uden, en dat kost het nog meer benzine e.d. Het lid HESEN (wethouder): Het is van tweeën één: of het lukt een automobilist uit de auto te krijgen door die paar kwartjes parkeergeld, of het lukt niet. In het laatste geval vinden wij elkaar in de discussie over het instrument zelf. Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Wat er hier wordt gezegd is toch niet waar? Wat er gebeurt, heeft alles te maken met de inrichting van je binnenstad, en heeft daardoor alles te maken met het beleid van wethouder Jonkers-Goedhart. Het heeft dus alles te maken met de integrale benadering die het college samen met de raad nastreeft. Het ligt niet aan dat kwartje, mijnheer Praasterink. Het ligt eraan of je als politiek een keuze wilt maken of je, om het maar plat te zeggen, het centrum autovrij wilt maken of niet. Dat is de keuze die voorligt. Dat heeft niets met kwartjes te maken, maar heeft te maken met de keuze of je van de city een wandelgebied wilt maken. Die vraag komt aan de orde in de studie van BVR. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Ik vind dat allemaal buitengewoon interessant en ik wijs erop dat wij nog een aantal discussies moeten voeren. Wij krijgen de parkeerevaluatie en wij krijgen het rapport van BVR over de bereikbaarheid van het centrum. Daarbij is de vraag of en, zo ja, in welke mate, wij de bereikbaarheid van het centrum door middel van het parkeerbeleid en het inrichten van parkeerplekken willen sturen. Daarover moet een afweging worden gemaakt. Voor mij is dat een afweging naast de afweging van de milieudoelstelling. Zoals de heer Van Heugten al stelde, gaat het hier vanavond over het milieubeleid. Ik deel zijn mening dat wij ons geen overdreven voorstelling moeten maken van het effect van een paar kwartjes verhoging van de parkeertarieven om ervoor te zorgen dat men niet met de auto naar het centrum toe komt. De discussie gaat er straks over, en dat vind ik de winst, dat het milieubeleid een aspect is naast andere aspecten en dat het milieubelang straks zal worden gewogen naast de andere belangen die aan de orde zijn dan wel kunnen komen. Deze discussie kan veel beter worden gevoerd op het moment dat wij de parkeerevaluatie en de plannen met betrekking tot het centrum met elkaar bespreken. Daarbij is het milieubelang een van de aspecten. Gegeven het succes van het instru- ment, denk ik dat het van ondergeschikt belang is. Dan kom ik aan de voetangels die de heer Van Heugten noemde. De preventie is inderdaad hooguit een secundair element van Diftar. Overigens heb ik in de commissievergadering een voorstel in de vorm van een drietrapsraket voorgelegd over hoe wij willen omgaan met de eventuele invoering van een Diftar-systeem. Ik heb dat ook uitgebreid toegelicht. In juni zijn pas alle uitkomsten van de onderhandelingen en afspraken met de contractpartners bekend. Dan kunnen wij de discussie in den brede voeren. Ik ben het eens met de heer Van Heugten dat preventie niet de eerste insteek zou moeten zijn voor de invoering van een Diftar-systeem. Dat had ik overigens al gezegd. Ik heb namelijk de raad kunnen verlokken tot de eventuele invoering van een Diftar-systeem op grond van de woonlasten en de discussie daarover. Het lid HENRAAT (SDH): Voorzitter! Ik heb begrepen dat men intern volop aan de gang is met een Diftar-systeem. Maar wordt er ook rekening mee gehouden dat in Helmond zo'n 3000 gezinnen kwijtschelding krijgen? Hoe denkt de wethouder deze gezinnen in dezelfde mate te motiveren als de andere gezinnen, die wel moeten betalen? -25- 4 april 2000. Het lid HESEN (wethouder): In de commissievergadering heb ik gezegd dat ik eerst de resultaten wil afwachten van de overdracht van de Razob naar de PNEM. In tweede instantie wil ik bekijken of er een andere manier is, bijvoorbeeld in de vorm van nascheiding, die succes oplevert. Vervolgens, dus in derde instantie, wil ik bekijken of er een Diftar-systeem wordt ingevoerd. In juni heb ik de nodige informatie binnen, als onze lieve heer mij welgezind is. Dan kunnen wi . de inhoudelijke discussie volledig voeren en zullen wij ook nog bekijken of het, gelet op de preventiedoelstelling, zinvol is om nog tot invoering van een Diftar-systeem over te gaan. Over het parkeerbeleid heb ik al gesproken. Ook dit komt terug, zoals zo vele aspecten die in het milieubeleidsplan aan de orde zijn. Daarom is het ook een integrale nota, waarin het milieu een belang is naast andere belangen. De heer Van Heugten heeft nog even gesproken over de verzuringsgevoelige gebieden. Het is correct dat in de nota wordt aangekondigd dat het de moeite waard is om te onderzoeken of er behoefte bestaat aan een verordening voor deze gebieden. Gelet op een aantal gevoelige gebieden in de regio, heb ik gezegd dat het verstandig is om tot een dergelijke verordening te komen. De discussie daarover zullen wij aan de hand van de inhoudelijke inventarisatie met de raad voeren. Dat zeg ik bij voorbaat toe. Het heffen van leges voor het verstrekken van informatie door de milieudienst is nog niet ingevoerd. Dat kan ook nog niet, want wij hebben nog maar zeer recent besloten dat wij gaan bekijken hoe wij zoiets tot stand kunnen brengen. Ik kom daar uiteraard op terug op het moment dat wij daar zinvol over kunnen spreken. Wat mij betreft is dat bij de behandeling van de voorjaarsnota. Ondernemend Helmond heeft een heel positieve instelling en de heer Praasterink ziet al een toekomst voor zich waarin wij minder geld aan het milieubeleid hoeven te besteden dan wij nu moeten doen, omdat het milieu straks, wellicht ten gevolge van onze acties, schoner zou worden. Wij hebben inderdaad al eens gesproken over het toekomstbeeld dat de oude Hesen tevreden kan terugzien op een goed milieubeleid. Ik vermoed echter dat zijn redenering de komende jaren nog niet zal opgaan en dat het omgekeerde realiteit is. De ervaring van de afgelopen jaren en het steeds verder opstapelen, ook door landelijke regelgeving, van het milieubeleid, zal ons ertoe noodzaken ermee door te gaan. Ik kan de positieve insteek van de heer Praasterink op dit moment dus niet delen. Over de handhaving zullen wij jaarlijks rapporteren. Dat doen wij trouwens al binnen de commissie stedelijk beheer. Jaarlijks wordt er verslag gedaan van alle werkzaamheden van de milieudienst, inclusief de doelstellingen, en kan men zorgvuldig vaststellen of datgene wat in het vooruitzicht was gesteld, ook daadwerkelijk is waargemaakt. De heer Praasterink gaat even in op het punt dat de verschillende nota's mogelijk strijdig zijn met elkaar. In de commissievergadering kwam een heel duidelijke strijdigheid ter sprake. Bij de vaststelling van het Meerjarenontwikkelingsplan heeft de raad besloten om de spoorweg- ontsluiting van het BZOB te laten vervallen. Zo zie je maar hoe goed het is dat de raad zich over de zaken buigt, want ondanks het feit dat alle mogelijke organisaties, intern en extern, bij het milieubeleidsplan betrokken zijn, had niemand dit gezien en heeft de raad dit punt eruit gehaald. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Het is toch interessant om te weten dat de CDA- fractie het onderdeel spoorwegontsluiting BZOB op grond van milieuoverwegingen uit het MOP heeft gehaald. Dan zal de CDA-fractie te zijner tijd wel de vraag moeten beantwoorden of zij, vanuit dezelfde milieu-overwegingen, het rondwegenstelsel gaat bekijken. Dat lijkt mij voor de toekomst een zeer interessante vraag. Ik zal het standpunt van de CDA-fractie goed onthouden, want ik vind dat de spoorwegontsluiting van het BZOB wel nodig is. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter, ik geleid deze vraag graag door naar de CDA- fractie. Het is een correcte constatering dat besluiten die op andere momenten in andere gremia zijn genomen, ook tot uitdrukking gebracht moeten worden in het milieubeleidsplan. Ik stel vast dat dit ten aanzien van het onderdeel spoorwegontsluiting BZOB niet is gelukt en schrap dit onderdeel dan ook uit het milieubeleidsplan. Op die manier probeer ik, samen met raad en college, een consistent beleid te voeren. Alle andere redenen die hierbij aan de orde kunnen zijn, laat ik graag over aan de politiek. De heer Praasterink spreekt over de vele nota's. Het milieubeleid is en blijft complex en ingewikkeld en zal telkens, stap voor stap, met de raad worden besproken. Dat betekent dat er een -26- 4 april 2000. gespreksnotitie moet worden gemaakt over de wijze waarop wij dat doen. Ik voel mij met dit milieubeleidsplan echt geen milieuradicaal. Integendeel. Voor een groot deel gaat het over de uitvoering van landelijke regelgeving. Voor een beperkt deel gaat het over beleidsvernieuwing zoals ik dat heb verwoord. Het is dus bepaald geen revolutionair stuk, maar het is wel een stuk waarin stap voor stap wordt gebouwd aan het milieubeleid in de stad. Ik ben blij met de waardering die namens GroenLinks voor het milieubeleid is uitgesproken. Ik ken ook de betrokkenheid van de diverse gremia van GroenLinks bij de totstandkoming van het milieubeleidsplan. Eigenlijk vind ik het wat jammer dat wij alsnog met een motie worden geconfronteerd, hoe zeer ik ook de doelstelling deel om een milieu-educatiecentrum een goede plek te geven. In feite heeft het college zich al jarenlang ingespannen om, door middel van het zoeken van goede combinaties, een andere plek voor het milieu-educatiecentrum tot stand te brengen. Wethouder Bethlehem zal daar ongetwijfeld nog meer over kunnen vertellen. Ik denk dat onze intenties niet verschillen, al ben ik het wel eens met de heer Van Rooij dat een zaak als deze in een breder kader moet worden afgewogen en niet individueel en sec, tijdens de behandeling van een milieubeleidsplan, aan de orde moet worden gesteld. Ook de wens om' tot een milieu- educatiecentrum te komen, moet worden afgewogen tegen andere wensen die er leven in de raad. Ik pleit dus voor een integrale afweging op dit punt. Zoals men weet, is de integrale afweging weer zeer spoedig aan de orde. Bovendien kies ik er niet voor de voorbeeldfunctie vooral gestalte te geven door middel van een institutionele verankering. De kern van het milieubeleidsplan zit hem juist in educatie en communicatie, in het inzichtelijk maken van bredere verbanden. Daar moet de aandacht op gericht zijn. Dat soort zaken vindt vooral plaats via allerlei media en, zeer belangrijk, op de scholen. Daar moeten wij onze aandacht in belangrijke mate op richten. Het winstpunt is dat wij met dit milieubeleidsplan inzichtelijk kunnen maken waarom wij het allemaal doen en wat in het licht van de grotere verbanden in feite de ambitie, ook van de jongste jeugd, voor de komende jaren zou moeten zijn. Het lid SMITS (HB): Voorzitter! Ik kan m herinneren dat mevrouw Meinardi in de . ij commissievergadering dezelfde vraag heeft gesteld. Toen kwam de wethouder met een heldere oplossing en gaf hij aan dat onze stadswinkel daarin voorzag. Ik hoor hem daar nu niets over vertellen. Is de stadswinkel geen optie meer? Het lid HESEN (wethouder): Als het gaat om informatie, pleit mevrouw Meinardi niet geheel onterecht voor bundeling van een aantal informatiestromen. Er zijn natuurlijk fantastische acties, onder andere van de Obragas of van het waterleidingbedrijf als het gaat om besparing van energie dan wel het besparen op water. Deze bedrijven verspreiden telkens weer huis-aan-huis het meest fantastische materiaal. Alles pleit ervoor om dit materiaal te bundelen. Toch denk ik niet dat daarin de kern zit van datgene wat wij met het milieubeleidsplan beogen. Wij zullen ons heel sterk moeten richten op de burger en er de boer voor op moeten om die heel concreet te bereiken met onze informatie, in aanvulling op datgene wat andere instanties al doen. Zelf heb ik niet het idee dat een milieucentrum daarvoor de oplossing is, hoewel ik de doelstelling onderschrijf dat wij tot een betere huisvesting moeten zien te komen. Het college heeft ook steeds het milieu-educatie- centrum op het oog bij ons zoeken naar alternatieven. Wethouder BethIehem zal daar straks nog kort op ingaan. De heer Klaus stelt dat een zeer brede maatschappelijke discussie noodzakelijk is. Daar ben ik het mee eens. In de commissievergadering hebben wij het daar uitgebreid over gehad. Als je de discussie voert op mondiaal of landelijk niveau, kun je tot veel verdergaande conclusies komen. Op de internationale conferentie in Rio de Janeiro is dat ook gebeurd. Lokaal steken wij vooral in op datgene wat wij kunnen doen vanuit onze eigen verantwoordelijkheid en de verplichtingen die op ons als lokale overheid rusten. Op dat niveau doen wij een beroep op de burgers en instel- lingen in de stad en op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van een ieder voor het milieu. Naar mijn idee vullen wij het deel waarvoor wij verantwoordelijk zijn in de stad, op een heel aardige manier in. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! De heer Van Rooij houdt een pleidooi om zo nu en dan als raad keuzes te maken. In het kader van het goederen- transport over spoor heeft de raad gekozen. De heren Van Heugten en Praasterink verwezen daarnaar. Ook deze keuze kan een milieudoelstelling dienen, want deze betekent dat het bestaande -27- 4 april 2000. spoor op termijn beschikbaar komt voor intensief personenvervoer. Dat lijkt mij een aardige keuze. Een tweede keuze die ik nog even onder de aandacht zou willen brengen, is de keuze om in te zetten op een beperkte toepassing van zonne-energie en deze gemeente niet te belasten met windmolens, die in mijn optiek als wethouder van ruimtelijke ordening toch iets meer ruimte vragen, terwijl iets als ruimte binnen onze gemeentegrenzen al zo beperkt aanwezig is. Over het parkeerbeleid komen wij nog te spreken. Het lid WIJNEN (SDH): Voorzitter! Ik heb begrepen dat de heer Bethlehem zou nog iets zeggen over het milieu-educatiecentrum in het kader van de motie. De VOORZITTER: Dat lijkt mij een rare procedure. De heer Hesen heeft heel duidelijk gezegd dat wij op dit moment geen behoefte hebben aan deze motie, omdat dit soort zaken integraal afgewogen behoort te worden tegen andere prioriteiten. Ik heb op het ogenblik geen behoefte aan een discussie daarover. Het lid KLAUS (SP): Voorzitter! Het is toch een beetje raar dat sommigen de motie technisch ondersteunen, maar dat ze de zaak toch ook ter discussie stellen? Je zou zeggen dat het college daar een mening over heeft. De VOORZITTER: Iedereen zal daar wel een mening over hebben. Het college heeft daar ook een mening over en vindt dat dit soort moties op dit moment de zaken niet dienen, omdat het zaken zijn die, zoals de wethouder terecht heeft gesteld, thuishoren in een integrale afweging. Daar nemen wij vanavond geen beslissing over. Het lid DAMEN (VVD): Voorzitter! Wij zijn blij met de nuancering die de wethouder aanbrengt op datgene wat op bladzijde 46 van de nota zo zwart-wit is gesteld en hopen dat een en ander integraal wordt afgestemd. Het voorstel van GroenLinks met betrekking tot het milieu-educatiecentrum klinkt sym- pathiek, maar om verdere versnippering van middelen te voorkomen - de heer Van Rooij en de wethouder hebben daar ook al op geduid - zullen wij de motie niet ondersteunen. Het ambitie- niveau is al erg hoog, misschien wel te hoog. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Ik ben blij met de beantwoording van de wethouder en zijn interpretatie van de door mij genoemde voetangels. Ik denk dat wij elkaar wel zullen vinden als het gaat om de manier waarop wij over deze zaken gaan discussiëren: de wijze waarop wij tegen Diftar kunnen aankijken en de doelstellingen van Diftar, het parkeerbeleid in de integrale context en een eventueel noodzakelijke verordening voor de verzuringsgevoelige gebieden. GroenLinks heeft een motie ingediend over een gemeentelijk milieucentrum. Als ik de heer Klaus moet geloven, zou het meteen een internationaal milieucentrum moeten zijn, want als wij de problematiek "global" gaan aanpakken, moet Helmond een internationaal centrum hebben. Het lid KLAUS (SP): Bent u nou zo dom of doet u alleen maar zo dom, mijnheer Van Heugten? Het milieu houdt toch niet op bij de gemeentegrens? Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Dat heb ik helemaal niet beweerd. Het lid KLAUS (SP): Op school hebben ze het toch ook niet alleen over dat boompje dat ze gaan planten?,Daar praten ze echt wel over meer dingen. Ik neem althans aan dat u daar ook voorstander van bent. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Zeer zeker ben ik dat, mijnheer Klaus. Maar ik ben er ook voorstander van dat wij proberen met twee benen op de grond te blijven staan. Je kunt wel heel veel willen en roepen, maar als ik hier iets roep, zullen ze dat aan de andere kant van de wereld niet horen. Het lid KLAUS (SP): Ik heb niet gezegd dat wij een hoop geld moeten uittrekken om de -28- 4 april 2000. problemen aan de andere kant van de wereld op te lossen. Wat ik heb gezegd, is dat een brede maatschappelijke discussie op zijn plaats zou zijn. Die zou dan moeten gaan over het milieu in Nederland en daarbuiten. Dat is een doelstelling die ieder zinnig mens zou moeten nastreven. Als de heer Van Heugten het alleen maar wil hebben over zeg boompjes planten, dan snap ik daar helemaal niets van. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Mijnheer Klaus, u opent een deur die al wagenwijd openstaat. Ik heb er weinig behoefte aan om daar nog een keer aan mee te doen. Voorzitter! De doelstelling van de motie van GroenLinks vinden wij heel goed, maar wij denken toch dat de middelen die wij in Helmond voor het milieu willen inzetten, beter kunnen dienen ter versterking van de infrastructuur die wij al hebben en dat wij er niet weer iets aan moeten toevoegen. Onze fractie kan zich op dat punt goed vinden in de reactie op de motie van de zijde van de wethouder. Op de opmerking van de heer Van Rooij over het BZOB is wethouder mevrouw Jonkers- Goedhart al ingegaan. Zij heeft mij het gras voor de voeten weggemaaid en ik hoef er verder niets over te zeggen. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): U mag gerust opnieuw inzaaien, mijnheer Van Heugten! Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Ik zou een hele verhandeling kunnen houden over de modal shift van vrachtvervoer naar treinvervoer en de milieu-aspecten daarbij, maar ik denk dat dit buiten de orde van de vergadering zou vallen en niet ten dienste zou staan van de bespreking van het milieubeleidsplan. Tot slot complimenteren wij het college met de opzet van het milieubeleidsplan. Wij zullen het dan ook van harte ondersteunen. Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Voorzitter! Er is geen strijdigheid tussen de brief van GroenLinks aan het college in het kader van de voorjaarsnota en het verzoek dat wij in onze motie doen. De raad is, zoals vanavond ook blijkt, heel enthousiast over het milieubeleidsplan en over de activiteiten die wij op basis daarvan de komende vijf jaar willen ontwikkelen. Het gaat dan niet om het dikke pak papier dat vanavond de kast in gaat, maar het gaat om de resultaten die wij over vijf jaar bereikt willen hebben. Wij vinden dat er een impuls nodig is in de richting van het publiek en andere partijen waardoor er niet alleen meer draagvlak ontstaat, maar wellicht ook een vliegwieleffect. Ik denk dan aan het in de markt zetten van zonne-energie, een ambitie die wij binnen het milieubeleid hebben, of het geven van voorbeelden van duurzaam bouwen. Ik kan nog een hele reeks zaken noemen waar wij beleid op voeren en waar wij de slag naar de stad makkelijker zouden kunnen maken, als wij het samen zouden doen en het wat beter zouden organiseren. Daar kun je prioriteit aan geven in het kader van het milieubeleid. Tegelijkertijd vinden wij als raad dat er snel goede plannen moeten komen voor de ontwikkeling van ons stadseentrum. Er zijn huisvestingsproblemen bij het archief, de bibliotheek en het kunstencentrum. Onze motie is niets meer dan een signaal om het komende jaar te bekijken hoe zo'n milieucentrum is in te passen in plannen voor het centrum, wellicht in combinatie met andere... Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Maar het is geen signaal, voorzitter, als je in een motie vraagt om een breed opgezet milieucentrum, waarvoor binnen een jaar een plan met ruimtelijke en financiële onderbouwing moet worden voorgelegd aan de raad. Dat is geen signaal, maar een doelstelling. Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Het is inderdaad een doelstelling, hetgeen niet wil zeggen dat er binnen een jaar ergens in Helmond een breed opgezet milieucentrum officieel moet worden geopend. Wel willen wij dat er vanaf nu wordt gewerkt aan een plan, in combinatie met de plannen voor de centrumontwikkeling en het oplossen van huisvestingsproblemen voor andere voorzieningen. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Maar in uw brief aan het college en de fractievoorzitters stelt u, mijnheer Raaijniakers, dat er prioriteiten gesteld moeten worden en dat er keuzes gemaakt moet worden, omdat niet alles tegelijk kan. Vervolgens vraagt u om een integrale afweging. Maar die -29- 4 april 2000. kunt u op dit moment niet inaken. Het lid RAAUMAKERS (GroenLinks): Wij vinden inderdaad dat niet alles tegelijk kan. Wat wij met onze motie willen, is een signaal afgeven aan het college dat het de wens om tot een voorziening als een milieucentrum te komen, meeneemt bij de ontwikkeling van andere plannen en de oplossing van huisvestingsproblemen, zodat wij er over een jaar zicht op hebben dat een dergelijk milieucentrum wordt gerealiseerd. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Die wens ligt al lang bij de raad, mijnheer Raaijmakers. Daar is indertijd nota bene een boot voor gekocht. Die boot is geloof ik gezonken... Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Die boot hebben wij niet gekocht, mijnheer Van Rooij. Wethouder Hesen zei dat het college al jaren aan het zoeken is. Naar mijn mening zijn wij met een oplossing op het niveau van de boot Jama verkeerd bezig. In ieder geval bedoelen wij dat niet met een breed opgezet milieucentrum. Overigens, als er al jaren wordt gezocht, zou je op een gegeven moment kunnen afspreken dat je binnen een bepaald tijdsbestek komt tot een resultaat. Het milieucentrum wordt nu weer vooruitgeschoven naar de voorjaarsnota, bij de integrale afweging van allerlei andere zaken. Daaruit kan ik nu al voorspellen dat dit item tussen wal en schip raakt - of dit de Jama is of een ander figuurlijk schip, laat ik in het midden. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Is de heer Raaijniakers het met mij eens dat in de voorstellen van het milieubeleidsplan voor de komende vier jaar een groot deel van het geld voor nieuw beleid is gericht op communicatie? De communicatievoorstellen zoals ze op dit moment in het milieubeleidsplan zitten, zijn voorstellen die het hoogste milieurendement opleveren, m.i. een hoger rendement dan het inrichten van een milieucentrum zou opleveren. Als de heer Raaijmakers toch nog een ambitie aan het geheel wil toevoegen in de vorm van een milieucentrum, op zich een aimabele doelstelling, dan denk ik dat wij ons, gelet op de prioriteits- stellingen en de middelen die wij hebben, iets overeten. Nogmaals: het lijkt mij dat de milieu- rendementen die wij halen door de inzet van onze middelen volgens het voorliggende milieu- beleidsplan, aardig goed verdeeld zijn, terwijl overigens de doelstellingen dezelfde zijn. Het lid KLAUS (SP): Voorzitter! Ik zit nu al tien jaar in de raad en ik heb al wat meer milieubeleidsplannen langs zien komen. Daar werd over verteld dat het allemaal heel erg goed zou komen. Nu ligt er alweer een nog beter milieubeleidsplan, maar u mag gerust van mij weten, mijnheer Van Heugten, dat ik daar niet zo'n groot vertrouwen in heb. Het is allemaal wat in de trant van: wij drinken een glas, wij doen eens een plas en wij laten alles maar zoals het was. Snapt u? Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Neen, ik snap het niet. De VOORZITTER: U wilt toch niet beweren, mijnheer Klaus, dat er geen milieubeleid in onze gemeente is? Het lid KLAUS (SP): Daar heb ik het niet over, voorzitter. Maar ik kan wel nota's tevoorschijn toveren waarin een heleboel ambities zijn neergelegd waar niet zo gek veel van terecht is gekomen. De VOORZITTER: Nu zegt u het toch zelf! Ik ben het daar niet mee eens. Het lid RAAIJMAKERS (GroenLinks): Voorzitter! Ik deel de mening van de heer Klaus niet. Op zich zijn wij heel tevreden met de ontwikkelingen op milieugebied die zich binnen de gemeente voordoen en met de ambities die wij op dat gebied hebben. De brief die ik als fractievoorzitter aan het college heb geschreven, is wat mij betreft van een heel andere orde. Deze brief wordt nu in verband gebracht met een in verhouding betrekkelijk gering probleem. Mijn brief gaat over de hoofdlijnen van het ambitieniveau van ons als raad en het stellen van priori- teiten. Ik heb met name mijn zorg uitgesproken ten aanzien van de gemeentelijke organisatie en de financiële consequenties van wat wij allemaal willen. In het kader van de motie heb ik nog niet eens over de financiën gesproken. Wij zullen de afweging moeten maken als het plan er ligt. Mijn -30- 4 april 2000. brief behelst veel meer een verzoek aan het college om te komen met een duidelijk stuk, waaruit moet blijken dat het college de problemen die er op dit moment binnen de organisatie spelen, kan tackelen en dat het ervoor zorgt dat wij niet verder springen dan onze polsstok lang is. Ook moeten wij als raad in de gelegenheid zijn om heldere prioriteiten te stellen. In relatie tot datgene wat wij nu aan de orde hebben, is het verzoek in mijn brief niet strijdig met onze motie. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! Ik heb nu verschillende mensen over de motie horen spreken. Als ik de wethouder weer hoor spreken over nieuw draagvlak en gezamenlijke verantwoordelijkheid, wil ik toch graag wijzen op wat toch ook mijn idee is bij zo'n milieucentrum. Het is misschien wat idealistisch, maar het is in zoverre ook weer niet idealistisch dat wij moeten zeggen dat wij het niet alleen kunnen. Wij hebben daar anderen bij nodig. Wij krijgen het alleen maar makkelijker wanneer wij op een goede manier mensen erbij zouden betrekken die al met het milieu bezig zijn, die zich daar behoorlijk voor inzetten en die, net zoals de gemeente dat doet, een voorbeeldfunctie zouden kunnen vervullen. Dat betekent dat onze inspanningen meer effect zullen sorteren. Ik zie die financiële consequenties dus niet zo zwaar in. Een milieucentrum zie ik vooral als een plaats waar je kunt halen en brengen, een plaats dus waar uitwisseling plaatsvindt. Dat idee zit onvoldoende in het milieubeleidsplan en werkplannen die nu voorliggen. Ik vind althans dat het er zo beperkt in is verwerkt, dat ik deze gelegenheid heb aangegrepen om duidelijk te maken dat ik in de uitvoeringsfase daar graag meer aandacht voor wil. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Wij hebben geen behoefte aan regelgeving die verder gaat dan de landelijke normen en regels voor bepaalde zaken. Ik zou graag willen dat afwijken van deze landelijke regelgeving zichtbaar werd gemaakt op het moment dat zulks aan de orde is. Voor het overige sluiten wij ons volledig aan bij datgene wat door de heer Van Rooij is gezegd met betrekking tot de motie. Wij zullen de motie niet steunen, omdat wij vinden dat er ook andere overwegingen zijn dan die welke in de motie zijn aangevoerd. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Ik beperk mij tot enkele slotconstateringen. De heer Damen zegt dat hij blij is met de nuancering die ik heb aangebracht op de zwart- witredenering zoals die staat op bladzijde 46 van het milieubeleidsplan. Ik wijs erop dat er steeds is gezegd dat het te voeren parkeerbeleid altijd rekening zal houden met de bereikbaarheid van het centrumgebied. Die zwart-witredenering heeft volgens mij dus vooral betrekking op de kleur van het papier en de letters. Ik weet dat GroenLinks heel erg enthousiast is. Ik weet ook dat GroenLinks heel goed in beeld is als het erom gaat op andere manieren, dus niet via een milieucentrum op een centrale plek, toch die groepen in te schakelen die zich betrokken weten bij het leefmilieu en het milieu in ? de stad. Dat doen wij met klankbordgroepen, dat doen wij met het natuur- en milieucommunicatie- platform, dat doen wij door gerichte communicatie en dat doen wij met inzet van een milieu- educatief centrum dat hier fungeert en in de stad aanwezig is. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! Maar als raad kennen wij de resultaten daarvan niet voldoende. Het lid HESEN (wethouder): Dat is ook de reden waarom er in het nieuwe milieubeleids- plan voor alle beleidsterreinen een tabelletje staat opgenomen dat het mogelijk maakt om zaken meetbaar te maken, waaronder een aantal punten die door GroenLinks genoemd zijn en waar de raad in feite al indicatief een aantal uitspraken over heeft gedaan, zoals de invoering van een draagbaar geheel voor zonne-energie en de keuze daarvoor die wij al eerder hebben besproken binnen de commissie of de goede voorbeelden met betrekking tot het duurzaam bouwen. Dat zijn allemaal zaken die onderdeel uitmaken van het beleid dat wij voeren en dat ook in het milieu- beleidsplan is verwoord. Als u mij nu vraagt wat de impuls is voor het milieubeleid in Helmond op al die verschillende onderdelen en of dat sec is geconcentreerd op de realisering van een milieucentrum, dan is mijn antwoord daarop: neen, dat is geconcentreerd op de inhoud van het milieubeleidsplan in brede zin. Over de Jama heb ik al eerder en ook meerdere malen informatie verstrekt en daar ga ik verder niet op in. Men kent de stand van zaken. -31- 4 april 2000. De regelgeving van het milieubeleidsplan zou niet verder mogen gaan dan de landelijke regelgeving. Gelukkig is de landelijke overheid steeds meer gaan inzien dat er lokaal en landelijk verschillen kunnen zijn en worden wij als lokale overheid steeds meer in de gelegenheid gesteld om onze gemeentelijke regelgeving af te stemmen op de problemen die zich in ons gebied voordoen. Wij willen, uitgaand van een aantal indicatoren, kijken of wij een probleem hebben. Vervolgens zullen wij samen met de raad bepalen of er een maatregel nodig is en, zo ja, wat de intensiteit daarvan moet zijn en of deze maatregel overeenkomt met landelijke regelgeving dan wel er iets boven of iets onder mag zitten. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Ik wil graag dat de wethouder zichtbaar maakt wat hij in Helmond specifiek zou willen regelen in afwijking van de landelij k- ke regelgeving. Het lid HESEN (wethouder): Daarom heb ik al aangekondigd welke voorbereidende onderzoeken daarvoor nodig zijn. Dan weten wij met elkaar precies waar wij het over hebben. De heer Praasterink komt dus volledig aan bod in de commissie stedelijk beheer en volkshuisvesting, waar wij steeds over deze onderzoeken zullen rapporteren. Hierna wordt de motie in stemming gebracht en met 26 tegen 7 stemmen verworpen. Tegen stemmen de leden: Bethlehem, Hesen, Van de Ven, Wijnen, Henraat, Damen, Dams, mevrouw Houthooft-Stockx, Smits, Kuijpers, Van Mullekom, Kuypers, Praasterink, Van Heugten, mevrouw Jurrius-Hakvoort, Klerkx, Mokadim, Van Rest, Roefs, Bekkers, Van Rooij, Van der Zanden, Yeyden, Witteveen, Prinsen en mevrouw Jonkers-Goedhart. Voor stemmen de leden: Ferwerda, Rieter, mevrouw Meinardi, Raaijmakers, Spruijt, Klaus en Verbakel. Vervolgens wordt het collegevoorstel in stemming gebracht en met algemene (33) stemmen aangenomen. 14. Voorstel tot vaststelling van de subsidieregeling verbetering van woningen in het projectgebied Beelsstraat e.o. (bijlage nr. 78). Het lid HENRAAT (SDH): Voorzitter! Graag wil ik nog even de aandacht vestigen op artikel 2 van de regeling, dat gaat over het subsidieplafond. Wij moeten als raad besluiten of wij het voorstel willen aannemen. In de commissievergadering zat een ambtenaar al te zwaaien met een aantal verzoeken die reeds binnen waren gekomen. Misschien zijn het er nu al veel meer. Mijn vraag aan de wethouder is dan ook wat hij straks gaat doen, want in lid 4 van artikel 2 staat dat het beschikbare bedrag van f 1.000.000,--, mits aan alle voorwaarden voor subsidieverlening wordt voldaan, verleend zal worden naar volgorde van aanvraag. Als je door de Beelsstraat fietst en je ziet dat een tamelijk groot aantal woningen voor subsidie in aanmerking komt, dan moet je eigenlijk hopen dat iedereen meedoet, want als dat niet zo is, verandert het aanzicht van de straat niet zo sterk, in ieder geval niet in die mate die het college voor ogen staan. Mijn vraag is wat de wethouder doet als bij het twintigste verzoek het miljoen op is. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Wij zetten deze subsidieregeling in op grond van een inventarisatie voorafgaand aan de subsidieverstrekking. Er worden op dit moment gesprekken gevoerd met alle bewoners in de Beelsstraat. Aan de hand daarvan wordt de feitelijke opgave voor deze straat bepaald. De financiering zal plaatsvinden volgens een 1/3-regeling tussen rijk, gemeente en particuliere eigenaren. Gezien de inventarisatie denken wij dat het genoemde bedrag afdoende is om de beoogde verbetering te bereiken. Tijdens de informatieavond heb ik al duidelijk gemaakt dat wij erop inzetten om zoveel mogelijk mensen te laten deelnemen en dat wij er eigenlijk van uitgaan dat iedereen deelneemt, omdat het tweede traject - ik hoop dat wij dit traject niet hoeven in te gaan - inhoudt dat wij als gemeente ons bestuurlijk instrumentarium zullen inzetten. Ik vind dat wij de mensen in de Beelsstraat moeten garanderen, zoals wij dat ook op andere plekken in de stad hebben gedaan, dat iedereen kan meedoen. -32- 4 april 2000. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 15. Voorstel tot vaststelling van de 20'- 22' 30' 32' 34' 37e 45e 5W 52e 56' en 60` wijziging van de izemeentebegroting 2000. Nr. 20 betreft Helmond 2000. Nr. 22 betreft krediet woonrijp maken hoek Kluisstraat/Noord-Koninginnewal. Nr. 30 betreft uitbreiding basisschool Lenoardus. Nr. 32 betreft bijdrage sportveld Pastoor van Leeuwenstraat. Nr. 34 betreft bijdrage extra huurlasten stichting Beursplein. Nr. 37 betreft deelname aan interactiemanagement door economische zaken. Nr. 45 betreft doorstart budgetwinkel. Nr. 50 betreft aanpassing programma, bedrag en overzicht voorzieningen onderhoud 2000. Nr. 52 betreft continuering f 11,50-bijdrage Stimulus. Nr. 56 betreft krediet HWC De Helmvaarders. Nr. 60 betreft stichting HOP. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 16. Ingekomen stukken en mededelingen. Met betrekking tot de ingekomen stukken en mededelingen wordt zonder stemming besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Ie AANVULLINGSAGENDA. 1. Voorstel tot aankoop van grond met opstallen v n de heer C.M.J. Meulendijks (bijlage nr. 85) 2. Voorstel tot vaststelling van de 63e en 65' wiizieing van de gemeentebe-groting 2000. Nr. 63 betreft horecabeleidsplan. Nr. 65 betreft subsidieregeling verbetering woningen projectgebied Beelsstraat e.o. Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. Hierna sluit de VOORZITTER, te 21:44 uur, de vergadering. Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van De raad voornoemd, De voorzitter, De secretaris, |