Raadsnotulen

Documentdatum 19-01-1999
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Raadsnotulen
Samenvatting

NOTULEN

TWEEDE vergadering van de raad der gemeente Helmond, gehouden op dinsdag 19

januari 1999 des avonds om zeven uur.

Bij aanvang der vergadering zijn aanwezig de leden: H.F.J. Bekkers, drs. S. Ferwerda, J.L.

Henraat, drs. E.R.M. Hesen, R.A.C. van Heugten, mevrouw B.M. Houthooft-Stockx, mevrouw

M.M. Jonkers-Goedhart, mevrouw J.S.A.M. Jurrius-Hakvoort, W. Klerkx, J.H.J. Kuijpers,

J.F.J. Kuypers, S. Mokadim, T.J. van Mullekom, drs. G.B. Praasterink, drs. S.H. Prinsen,

W.C.M. Raaymakers, J.L.C. van Rest, M.P.J. Rieter, F. Rietveld, J.H.J.M. Roefs, J.N.M. van

Rooij, L.M.M. Smits, P.G.M. Tielemans, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakel, A.F.H. Wijnen,

J.P. Witteveen, S.H. Yeyden en R.A.L. van der Zanden.

Later ter vergadering komen de leden: C.J. Bethlehem en M. Naoum.

Afwezig zijn de leden: J.F.C. Damen, drs. W.M.H. Dams, G.T.H. Klaus en mevrouw M.J.

Lintermans.

VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Elk, burgemeester,

SECRETARIS: mr. A.C.J.M. de Kroon.

De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede dat met kennisgeving afwezig zijn

de heren Dams, Klaus en mevrouw Lintermans.

Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (VVD): Voorzitter! De heer Damen zal ook

afwezig zijn, en wel om een zeer bijzondere omstandigheid: hij is vader geworden van een zoon.

De VOORZITTER: Ik feliciteer de heer Damen met zijn aanwinst! Hiermee is ook van zijn

absentie gewag gemaakt.

1. Aanwijzing van het lid als bedoeld in artikel 16 van het Reglement van orde 1997.

De VOORZITTER trekt nummer 30, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen

aanvangen bij het lid Verbakel.

2. Debat kernstadsvisie Helmond 2010.

De VOORZITTER: Dames en heren! De raadsvergadering zal gewijd zijn aan een debat

over de kernstadsvisie. In het beleidsteam dat dit project heeft begeleid, zijn bepaalde afspraken

gemaakt over de behandeling. Ik geef nu elke fractie de gelegenheid om een eerste reactie te

geven op de kernstadsvisie zoals deze in concept voorligt.

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! "Als je vandaag niets doet, leef je morgen als

gisteren. ` Deze kalenderspreuk is typerend voor het werken aan de stadsvisie. Je denkt daarbij

immers na over waar je staat vandaag, wat je deed of wie je was gisteren, en wat je wilt zijn

morgen. Dat klinkt eenvoudiger dan het is. Het moeilijke aan de fase waarin wij nu zitten, is om

in visies te blijven denken, en niet nu al te veel met concrete uitwerkingsstappen en plannen bezig

te zijn. Dat vereist een zeker abstractieniveau, waarbij wij de problemen en ontwikkelingen waar

wij nu dagelijks mee bezig zijn, even moeten overstijgen. Ik denk dat de werkgroepen die

gekomen zijn tot de nu voorliggende strategische keuzen die wij vanavond met elkaar bespreken,

daar zeer wel in geslaagd zijn. Of hierbij ook al meteen de juiste balans gevonden is in de

aandacht voor de diverse elementen van het grotestedenbeleid, vragen wij ons af. Met name de

sociaal-maatschappelijke kant lijkt ons nu nog te weinig uit de verf gekomen, om de toets te

kunnen doorstaan of de kernstadsvisie straks voldoende de grotestedenkarakteristiek in zich heeft.

In grote lijnen kunnen wij ons aardig vinden in de strategische keuzen. In deze eerste

-2- 19 januari 1999.

instantie zullen wij ons beperken tot het aangeven van onze CDA-accenten, nuances en enkele

aanvullingen. De rode draad die door onze beschouwingen over de diverse thema's heen loopt, is

onze algemene visie op Helmond in 2010, die zich als volgt in één zin laat samenvatten: In 2010

is Helmond een complete en toegankelijke stad, die past in zijn omgeving en waarin de kwaliteit

van leven goed is en goed blijft.

Ruimtelijk gezien is het een gegeven dat Helinond ligt waar het ligt. Daar zal het ook

blijven liggen. Helmond ligt in een landelijke regio met een sterk stedelijk centrum dat gevormd

wordt door de steden Eindhoven en Helmond zelf. Twee steden op slechts tien kilometer afstand

van elkaar, die gescheiden worden door een landschappelijk middengebied waarin een aantal

kleinere gemeenten liggen. Gegeven de verwachte bestuurlijke ontwikkelingen zien wij in de

toekomst beide steden verder naar elkaar toe groeien. Onze ambitie is daarbij om zelfstandig een

volwaardige en sterke oostflank van deze stadsregio te zijn, complementair aan Eindhoven, en niet

te worden tot een afgevlakte randwijk van Eindhoven.

De regio Zuidoost-Brabant wordt gekenmerkt door een sterke economische positie met

hoogwaardige wooiunilieus gelegen aan belangrijke vervoersassen. Als wij spreken van een stad

die past in zijn omgeving, dan zien wij deze aspecten ook voor Helmond als noodzakelijke

ambitie. Dat betekent dat naar onze inzichten bij het ontwikkelen van nieuwe en het in stand

houden van bestaande bedrijventerreinen en woonwijken, het kwaliteitsaspect prioriteit heeft boven

het kwantiteitsaspect. Creëer hoogwaardige woonomgevingen om werkgelegenheid te accommo-

deren. Focus daarbij ook op de aanwezige ontsluitingsmogelijkheden, zoals bijvoorbeeld de A67

in het zuiden. Groei van de stad mag dus niet ten koste gaan van de kwaliteit. Anders dan

streefcijfers over inwonersaantallen, is dát de context die voor ons steeds bepalend moet zijn. In

dat zelfde kader vormen ook de aanwezige landschappelijke elementen en ecologische structuren

een beperking voor ongebreidelde groei. Een,onvoorwaardelijk respect hiervoor, vormt voor ons

een `natuurlijke` grens aan groeiambities.

In onze visie op een complete stad, moet de term compleet ruim worden uitgelegd. Wij zien

in 2010 Helmond als een stad waarin je niet alleen goed kunt wonen en werken, maar waar je ook

voldoende mogelijkheden vindt om te winkelen, te recreëren, op te groeien, naar school te gaan,

een vak te leren, te studeren, uit te gaan, te sporten, kunst en cultuur te beleven, oud te worden,

verpleegd en verzorgd te worden, mobiel te blijven, enzovoort, enzovoort. Kortom een stad

waarin je een scala van voorzieningen aantreft die aansluiten bij de behoeften van de bewoners, en

niet te vergeten de gebruikers van de stad. Voorzieningen die bovendien voldoen aan de eisen en

wensen van die tijd. In onze visie zal de informatietechnologie daarop een belangrijk stempel

hebben gedrukt. Waar nu in Helmond nog sprake is van een relatief bescheiden niveau en rol van

de informatietechnologie, denken wij dat een ontwikkeling doorgemaakt kan worden waarbij de

informatietechnologie van groot belang wordt bij het vorm geven van toekomstige voorzieningen.

Een aantal daarvan wil ik kort noemen:

- De bibliotheek, die op educatief gebied en op het gebied van nieuwe media een prominente rol

kan spelen;

- Het onderwijs, zowel basis- als beroepsonderwijs, alsmede permanent onderwijs voor bij-

voorbeeld ouderen (leren in de zin van vrijetijdsbesteding);

- De ontwikkeling van de zakelijke dienstverlening;

- De toepassing van informatietechnologie in de zorgsector;

- Mobiliteitscentra voor de afhandeling van vraaggericht personenvervoer.

Wij hebben hoge verwachtingen van de vernieuwende mogelijkheden die informatietechno-

logie op de diverse terreinen in onze stad kan hebben.

Maar aan de dynamiek van onze samenleving zitten ook schaduwzijden. Onze zorg spreken

wij daarbij uit over de invloed die de ontwikkelingen van de 24-uurseconomie op de kwaliteit van

ons leven kan hebben. Het CDA blijft geloven in een gemeenschappelijk rustpunt in de week, als

een gewenst en noodzakelijk element in onze sociale ontwikkeling: tijd en ruimte voor bezinning,

om actief te zijn in het verenigingsleven, voor culturele ontspanning of om familie en vrienden te

ontmoeten.

Een ander facet dat belangrijk is in de kwaliteit van het leven van de Helmonders in 2010,

is het opleidingsniveau. Daarvoor dient tegen die tijd de positie van met name het beroeps-

onderwijs in Helmond in belangrijke mate te zijn versterkt. Dat geldt in brede zin en voor alle

geledingen, dus zowel het VBO, het MBO en het HBO, en niet alleen techniek georiënteerd, maar

ook bijvoorbeeld zorggericht. Daarvoor zullen krachtige impulsen noodzakelijk zijn, want

doorgaan op de huidige weg betekent een afkalving en verdere verslechtering ten opzichte van de

-3- 19 januari 1999.

regio. Stelling nummer 5 willen wij in dit verband dan ook nadrukkelijk onderstrepen.

Wat de positie van allochtonen in het toekomstige Helmond betreft: ook wij zien een

duidelijke relatie met het onderwijs. Meer dan nu zullen onderwijsinstellingen, en nadrukkelijk

ook het voortgezet onderwijs, actief allochtone jongeren scouten. Opleiding en zo nodig gericht

doorleiden naar betaald werk op de arbeidsmarkt verbeteren de opleidings- en inkomenspositie van

de allochtoon, en bevorderen daarmee een gelijkwaardige uitgangspositie in onze samenleving.

Ruimte voor vrijblijvendheid, zoals die voorheen in de meer welzijnsgerichte beleidsvelden

aanwezig was en die niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, zal naar onze mening minimaal

zijn. De toekomstige aanpak is zeer resultaatgericht met de nodige inspanningsverplichtingen over

en weer. Wel zal er oog zijn voor het betrekken van ouders en het opheffen van conflictsituaties

in gezinsverband, die opleiding en het vinden van werk bij allochtone jongeren in de weg kunnen

staan.

Hoe belangrijk het is dat allochtonen ook concurrerend moeten zijn op onze arbeidsmarkt,

werd recent met de lerlandroute in Helmond nog eens pijnlijk duidelijk. De Europese invloed op

de arbeidsmarkt zal het komende decennium ongetwijfeld toenemen. In de toekomst zien wij het

functioneren van een tripartiete overleg tussen lokale werkgevers, werknemers en het stadsbestuur

(in een soort SER-constructie) als een wezenlijke bijdrage in het concretiseren van doorleiding van

werklozen naar de arbeidsmarkt.

Belangrijk voor het imago en de uitstraling van een stad is zijn centrum. De visie voor

concentratie van stedelijke voorzieningen in het centrum delen wij volledig. Concentratie alleen is

echter onvoldoende. Er dient sprake te zijn van een aangenaam verblijfsklimaat, zodat er ook

leven komt in de brouwerij. Door als gemeente de ambitie te hebben dat alleen het beste in dat

opzicht goed genoeg is voor Helmond, kunnen wij op den duur spreken van een aantrekkelijk

centrum dat past bij een complete stad. Maar dat schept uiteraard verplichtingen op velerlei

terreinen in het centrum, zoals aandacht voor architectuur, handhaving van historische gebouwen

en gevels, inrichting van openbare ruimtes, scheppen van mogelijkheden voor horeca en

evenementen, en - zoals de actualiteit aantoont - vooral ook aandacht voor veiligheid.

Maar concentratie van voorzieningen en het scheppen van een aangenaam verblijfsklimaat

zijn niet voldoende. Ook de bereikbaarheid is een kritische succesfactor voor het stadscentrum.

Wat dat betreft is de visie van het CDA dat wij toegaan naar een veel intensiever ruimtegebruik.

Het benutten van ondergrondse mogelijkheden voor verkeer, parkeren en vervoerssystemen maken

een multifunctioneel gebruik van ruimte mogelijk. Overigens geldt dit in onze visie niet uitsluitend

voor het centrum. Ook elders zal meer ondergrondse aanleg van voorzieningen overwogen moeten

worden, enerzijds met het oog op een intensiever ruimtegebruik, anderzijds met het oog op het

oplossen van leefbaarheidsconflicten. Immers, bereikbaarheid en mobiliteit zullen over de hele

stad onverkort gefaciliteerd moeten blijven worden. Soms zullen dergelijke multidisciplinaire

projecten het stadsbelang overstijgen. Vandaar dat bezien moet worden of er dan, vanwege

regionaal of zelfs provinciaal belang, een breder financieel draagvlak gecreëerd kan worden. Voor

wat de toegankelijkheid via het personenvervoer betreft, zal in onze visie het station veel beter

gebruikt gaan worden. Daarvoor is een volwaardige ontsluiting en ontwikkeling van de zuidzijde

van het station noodzakelijk.

Ook op het vlak van wijkontwikkeling is in onze ogen het begrip multifunctionaliteit van

belang. In 2010 moeten wijken een hoogwaardig woonmilieu voor alle soorten bewoners kunnen

zijn. Zowel naar gezinssamenstelling, leeftijd als inkomen. Wijken dienen zogezegd levensloop-

bestendig te zijn. Dat stelt eisen aan de inrichting, de woningsamenstelling en de aanwezige

voorzieningen, zowel in de jonge als in de oude wijken. Ook een zekere mate van passende

bedrijvigheid en werkgelegenheid kan daar deel van uitmaken. Met nadruk stellen wij dat aan het

aspect ouder worden in de wijken, met de daarbij behorende mogelijkheden en voorzieningen, in

2010 goed vorm gegeven moet zijn, ook voor de lange termijn daarna. De wijken moeten niet

alleen een uitvalsbasis zijn voor de schare aan activiteiten van het moderne gezin, maar ook voor

die van de voorlopig nog groeiende groep ouderen.

De verschillen tussen stadswijken moeten wij echter niet ontkennen en zelfs respecteren.

Evenals het menselijke gegeven van soort zoekt soort. Onder meer op grond van historische

ontwikkelingen en feitelijke ligging vergen wijken van de gemeente vaak een verschillende

benadering tot en omgang met de afzonderlijke wijken.

Dat bij het realiseren van ambities en het uitwerken van onze visies op diverse terreinen en

in diverse gradaties sprake zal zijn van interactief besturen, co-productie en publiek-private

samenwerking, zoals genoemd in stelling 4, kunnen wij met stelligheid beamen. En dat onze

-4- 19 januari 1999.

gezamenlijke inspanningen dan ook daadwerkelijk leiden tot het gewenste resultaat, daar zijn wij

vast van overtuigd: in 2010 is Helmond een complete en toegankelijke stad, die past in zijn

omgeving en waarin de kwaliteit van leven goed is en blijft.

Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! Uit ons verkiezingsprogramma 1998-2002

om te beginnen het volgende citaat: `Ik ben zo verdomd benieuwd naar de toekomst, dat het leven

me niet snel genoeg kan gaan.`

Voor ons ligt de kernstadsvisie Helmond 2010. De voorbereide stukken geven binnen de

vier thema's een heldere analyse. Onze complimenten voor de ambtenaren en de intermediairen.

Een visie, een kijk, een gezicht naar het jaar 2010. Wij juichen het toe dat men zich uitdrukkelijk

heeft beperkt tot het begrip visie en dat het geen opsomming is geworden van al dan niet gewenste

voorzieningen en ingrepen. Immers, de visie komt eerst, daarna een uitwerking in plannen waarbij

dan een opsomming van voorzieningen en ingrepen behoort.

Gelet op de tijd die er ligt tussen nu en april a.s., het moment waarop de kernstadsvisie

klaar moet zijn voor de start van de onderhandelingen met minister Van Boxtel, stellen wij voor

de burgers via de gemeentelijke televisie-uitzendingen en de pagina in Traverse voor te lichten

over de uitkomsten van de na dit debat vast te stellen stadsvisie. Vervolgens moeten wij onze

burgers uitdagen daarop creatief te reageren. Werk samen met de plaatselijke pers aan een

essay-wedstrijd. Bundel deze reacties en stel ze vervolgens ook aan de fracties beschikbaar. Maak

er een samenhangende uitdaging van.

Daarnaast laat de thans voorliggende conceptvisie volgens ons ook nog voldoende ruimte

over om bij de volgende stap, de concretisering in plannen, de burgers nadrukkelijk te betrekken.

Het betrekken van de burgers is wat ons betreft dan een vereiste. Immers, deze betrokkenheid

staat bij ons hoog in het vaandel.

In zijn algemeenheid merk ik nog op, dat in de visie er op alle terreinen aandacht dient te

zijn voor een verantwoord milieubeleid en duurzaamheid. Zo had bijvoorbeeld onder het thema

wijkontwikkeling of economie ook aandacht besteed moeten worden aan het recreëren.

In de visie dient centraal te staan: de mens. Oftewel: welke ambities en verwachtingen

hebben wij voor het welzijn en de welvaart van de Helmonders in 2010? Dat is waar het om moet

gaan.

Ik kom nu namens de PvdA-fractie aan de vier thema's.

Binnen het thema wijkontwikkeling is te weinig sprake van een nieuwe visie. Het is nog te veel

gericht op volgend beleid in de hoek van het beheer. Het is te weinig vernieuwend. Een nieuwe

visie, in de zin van de in 2010 bestaande en gewenste sociale en maatschappelijke structuren in de

wijken, is te beperkt en ontbreekt op onderdelen. Wij stellen u voor daar nog extra vernieuwende

impulsen aan te geven.

In de wijkvisie moet volgens de PvdA-fractie tot uiting komen, dat de mogelijkheid van de

inwoners om te kiezen voor het wonen in een bepaalde wijk groter moet zijn. Niet uitsluitend het

inkomen en/of de maatschappelijke positie dient de keuze voor het wonen in een bepaalde wijk te

beïnvloeden. Toetssteen is voor de PvdA-fractie de kwaliteit en leefbaarheid in alle wijken, met

name de herstructurering in binnenstad-oost. Deze wijk moet naar onze mening worden om-

gebouwd tot een kwalitatieve woonwijk. Daarvoor zijn de daarbij behorende financiële middelen

natuurlijk onontbeerlijk. Het slagen van dat beleid in met name die wijk is van groot belang. Alle

nuttige en noodzakelijke projecten staan wat de PvdA-fractie betreft op afstand ten opzichte van de

herstructurering van de binnenstad. De aanpak in de binnenstad is voor de PvdA de hoeksteen van

het beleid. Met name wil ik wijzen op de noodzakelijke kwaliteitsimpuls voor de woningen die

zullen blijven staan, de inrichting van de openbare ruimte en de sociaal-maatschappelijke

voorzieningen. De PvdA kiest nadrukkelijk voor de binnenstad en doet dat niet sinds kort. Reeds

in ons verkiezingsprogramma van 1994 was dat een belangrijk punt, waar gelukkig nu ook steeds

meer andere fracties de absolute noodzaak van inzien. Naar onze mening is het welslagen van de

herstructurering de grootste politieke uitdaging sinds 20 jaar, die voor ons absoluut een topprio-

riteit heeft. Door nu aan de rand van die wijk te beginnen, kan wellicht volstaan worden met

beperkte ingrepen door gebruik te maken van de sterke punten die nu nog aanwezig zijn.

Bovendien is in de wijkvisie geen of te weinig aandacht besteed aan de naoorlogse wijken,

alsmede aan Rijpelberg en Brouwhuis. In die wijken dient zich thans nog niet de actualiteit aan om

in te grijpen. Door de bouw van Brandevoort 1 en 11 loeren met name in die wijken wel gevaren.

Vooral de wijken uit de groeistadperiode liggen voor wat betreft prijsstelling net onder Brande~

voort. Gevaren kunnen ontstaan door verhuisbewegingen vanuit deze wijken naar Brandevoort - de

-5- 19 januari 1999.

zogenoemde wooncarrière - terwijl er wellicht geen of onvoldoende aanvulling van onderop is om

in die wijken structurele leegstand te voorkomen. In de wijkvisie dient daar volgens onze ftactie

nu al op geanticipeerd te worden.

Aandacht voor de sociale en maatschappelijke structuren in de wijken is, zoals ik zojuist al

zei, onderbelicht in de wijkvisie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de optredende vergrijzing van

grote delen van wijken in onze stad, het noodzakelijke voorzieningenniveau daarvoor en een visie

op de thuiszorg, gehandicapten, jeugd- en jongeren, de omgang c.q. verhouding tussen vereni-

gingen en hun vrijwilligers.

Onze fractie kiest voor wijken met ieder een eigen identiteit, maar ook voor wijken met een

hoog kwaliteits- en onderhoudsniveau. Sociale samenhang, binding en deelname aan het maat-

schappelijke leven zijn daarbij een noodzaak.

Voor de wijze waarop de gemeente communiceert met de wijken dient een structuur

aanwezig te zijn die aansluit op de behoeften en zelfwerkzaamheid van de wijk zelf. Wijk-

bewoners moeten, zo zij dat wensen, zelf meer invloed kunnen uitoefen op de leefbaarheid in hun

eigen wijk. Op dat punt steunen wij de visie dat de gemeente zorg draagt voor een gelijkwaardige

basisvoorziening in alle wijken en dat deze door initiatieven uit de wijk zelf op een hoger niveau

kan worden getild. Daarvoor dient natuurlijk wel in financiële zin ruimte gecreëerd te zijn.

Het tweede thema in de stadsvisie waaraan wij aandacht willen besteden, is de positie van de

allochtonen in onze stad.

Laten wij vooraf vaststellen dat de problemen die wij hier in Helmond hebben, identiek zijn

aan de problemen in iedere andere stad in Nederland en ook daarbuiten. Wat dat betreft zou de

visie moeten uitblinken in een nieuwe kijk. Zo zijn wij van mening dat er een omslag moet komen

van een minderhedenbeleid naar een integratiebeleid. Uitgangspunt daarbij dient een analyse te

zijn van eventuele achterstanden per doelgroep of afkomst, waarop vervolgens gericht beleid in

gang wordt gezet. Zorg na analyse van de problemen in de verschillende groepen voor een

aanvalsplan gericht op werk en scholing. Wij spreken van doelgroepen omdat, om integratie te

bereiken, de grote groep allochtonen gedifferentieerd dient te worden in subgroepen per kenmerk:

integratie in maatschappelijke organisaties, integratie in bestuurlijke organisaties, integratie in het

werk-, woon- en leefmilieu. En dat betekent echt niet het verlies van eigen identiteit of eigen

culturele waarde. Binnen dit beleid dient aandacht te zijn voor mogelijke zwakke punten zoals een

taal- en scholingsachterstand bij veel ouders van de kinderen. Vernieuwend is het uitzetten van een

structuur die leidt van scholing naar werk.

Ook is het toe te juichen als allochtonen een eigen onderneming oprichten. Maar dat kan

niet, zeker niet in het begin, zonder een gerichte begeleiding. Situaties die zich eind jaren tachtig

begin jaren negentig hebben afgespeeld in de grote steden waarbij de allochtonen werden

gestimuleerd om een eigen zaak te beginnen en waarbij in de startfase een goede begeleiding

ontbrak, stigmatiseren de groep door mislukkingen.

Helmond moet voor de groep allochtonen het motto hebben werk, werk en scholing. Wat

ons betreft mag dat best meer verplichtend zijn. De keuze is: ga je werken of volg je scholing.

Onontbeerlijk is daarbij het beheersen van de Nederlandse taal en kennis van de samenleving en

de bijbehorende sociale vaardigheden. Er dienen nu acuut maatregelen genomen te worden in het

beleid met het oog op het belang van deze mensen.

Via de organisaties moet er beter en gerichter bemiddeld worden. Het kan niet zo zijn dat

wij hier met grote groepen werklozen - niet alleen allochtonen maar ook autochtonen - zitten,

terwijl het bedrijfsleven werkkrachten haalt uit Ierland.

Om inzicht te kri .gen in de problemen en behoeften van het bedrijfsleven, dat per slot van

rekening voor dat werk moeten zorgen, stellen wij voor een gestructureerd overleg tussen

werkgevers, werknemers en gemeente tot stand te brengen. De gemeente is hierbij regisseur en

intermediair.

Een slogan, stelling of uitgangspunt in de visie onder het hoofdstuk allochtonen kan wat ons

betreft zijn: `Helmonders met gemeenschappelijke normen en verschillende waarden."

Veel aandacht wordt er terecht besteed aan de positie van ons centrum. De PvdA kiest voor

een discussie over een visie daarop. Essentieel daarin is een versterking van het kwaliteitsaanbod

en de samenhang in het centrum met respect voor onze monumenten en versterking van het

silhouet door kwalitatief aantrekkelijke hoogbouw passend bij een stad van tussen de 100.000 en

125.000 inwoners. Een centrum met een eigen identiteit, geen kopie van een andere stad. Een

centrum van een compactheid die bij een stad van deze omvang hoort. Daaruit voortvloeiend kan

de vraag aan de orde komen of daarvoor een uitbreiding noodzakelijk is en, zo ja, in welke

-6- 19 januari 1999.

richting. Wij denken dan met name aan een ontwikkeling richting Steenweg en een ontwikkeling

in zuidelijke richting. Bij een dergelijke ontwikkeling zal de Kasteel-Traverse een sta-in-de-weg

blijken te zijn. Maar dat hadden wij al eerder gesignaleerd. Tijdens de vorige collegeperiode zijn

in deze raad al discussies gevoerd over de Kasteel-Traverse waarbij toen met name de PvdA onder

vuur werd genomen, toen er door onze fractie gesproken werd over een ondertunneling. Met

tevredenheid stellen wij vast dat er bij de fracties die ons toen over die optie aanspraken, nu

wijsheid lijkt te komen. Bij de collegeonderhandelingen in 1998 zijn wij niet voor niets overeen-

gekomen de Traverse als verkeersader en als ruimtelijk element onder de loep te nemen. De

Markt, hoe mooi ingericht ook, is nog steeds een dood element in ons centrum. Wij pleiten ervoor

op die plek meer publiekstrekkende functies te vestigen. De PvdA steunt dan ook de visie om

voorzieningen met een stedelijk enlof hoger schaalniveau zo veel als mogelijk te concentreren in

het centrum.

Essentieel voor de levensvatbaarheid van het centrum is de bereikbaarheid voor de burgers.

In de visie op weg naar 2010 dient daar dan ook nadrukkelijk aandacht voor- te zijn. Overigens

vinden wij het een noodzaak bij de ontwikkeling van de plannen voor het centrum een open

discussie te voeren met de burgers in onze stad.

Het onderwijs is voor de PvdA-fractie een belangrijk element in de stadsvisie. Op dat punt

mag wat ons de betreft de visie wel wat verder gaan. Zo zouden wij het toejuichen als in de visie

ook opgenomen zou worden dat de brede school in Helmond gemeengoed is en voor alle

Helmonders bereikbaar zal zijn.

In de conceptvisie missen wij nog de inzet om ook het volgen van wat meer HBO-oplei-

dingen in Helmond mogelijk te maken. Wij zouden het, mede gelet op de globale plannen die

reeds bekend zijn voor het creëren van een schoolcampus nabij de Keizerin Marialaan voor het

voorbereidend en beroepsonderwijs, toejuichen als in de definitieve visie ook op of nabij die

locatie vestiging zou plaatsvinden van HBO-opleidingen. Een dergelijke schoolcampus kan wat ons

betreft ook gevestigd worden in de Kanaalzone nabij de Julianabrug of, mede gelet op de daar nu

bestaande problemen, het terrein van de Haterna, waardoor ook de Anna-parochie een betere

situering krijgt in onze stad. Overigens is naar onze mening het realiseren van de plannen in het

voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs een noodzaak, temeer daar wij moeten vaststellen

dat in steeds toenemende mate leerlingen uit Helmond uitwijken naar scholen in Deurne en

Gemert. Ook de nu nog in Rijpelberg gevestigde en dus aan de rand van onze gemeente verstopte

PABO zou wat ons betreft op termijn op of nabij die locatie een vestiging kunnen vinden. Op deze

wijze brengen wij een kenniscentrum naar ons stedelijk centrum, hetgeen niet alleen een

noodzakelijke versterking is van het kennisniveau in onze stad, maar ook een versterking zal zijn

voor ons centrum. Een 1erende stad` was en is niet voor niets een uitgangspunt in ons ver-

kiezingsprogramma.

Op het punt van de economie kunnen wij ons in grote lijnen vinden in de conceptvisie. Wat

wij echter wel missen, is aandacht voor de bereikbaarheid van onze industrieterreinen. Een betere

aansluiting daarvan, met name van het BZOB, op het landelijke hoofdwegennet missen we. Ook

missen wij de verwerking van de technische ontwikkelingen in de conceptvisie. Met name de trend

van telewerken vergt aandacht. Tot slot dient door gerichte acquisitie gewerkt te worden aan een

gevarieerd aanbod in werk, zowel in de industriële sector als in de dienstensector. De PvdA wil

daarbij wijzen op de ontwikkelingen in het Ruhrgebied, waar door ruimtegebrek een ontmanteling

plaatsvindt van bedrijven die verhuizen richting Venlo en Venray. Met name van de

"industributie"-sector moet Helmond kunnen meeprofiteren door gerichte acquisitie.

Tot slot moeten wij vaststellen, dat Stimulus veel goeds heeft gebracht voor Helmond. Er

moet dan ook met kracht gewerkt worden aan het behoud van Stimulus na 2000.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Het gebruik van de term `Visie` pretendeert dat het

om méér gaat dan een optelsom van incidentele verlangens. Het gaat dus niet om een weg hier en

een gebouw daar, neen, het gaat over een richtinggevende kijk op de stad, op de Helmondse

samenleving. Nog daargelaten dat dit een redelijk pretentieuze onderneming is, kunnen politieke

partijen dan niet heen om het gedachtegoed van waaruit zij opereren en dat zij ook de kiezer

hebben voorgelegd in hun verkiezingsprogramma. Het kan dus moeilijk anders dan dat in zo'n

discussie de politieke tegenstellingen naar voren komen zoals die er nu eenmaal zijn. Zo bekeken

valt moeilijk in te zien dat een dergelijke discussie iets compleet anders oplevert dan het huidige

beleid. Dat immers is al de uitkomst van een vergelijkbare politieke discussie. Daarnaast legt het

feit dat het om een gemeentelijke discussie gaat, natuurlijk de nodige beperkingen op. Want

-7- 19 januari 1999.

niemand zal durven beweren dat Helmond wel eens even de werkloosheid binnen zijn grenzen zal

oplossen. Alleen maar een oproep aan de landelijke overheid om het minimumloon te verhogen,

vinden sommigen al te hoog gegrepen.

De discussie in het concept is opgesplitst in vier verschillende thema's. Ik wil niet

redetwisten over de keuze van deze thema's, want met een beetje fantasie is elk denkbaar

probleem wel ergens onder te brengen. Ik houd me dan ook niet strikt aan de gekozen indeling

ook al omdat er veel dwarsverbanden zijn tussen het ene en het andere thema. Ik breng enkele

punten naar voren die wij als SP belangrijk vinden om met het oog op de toekomst op in te

steken.

Samenleven doe je samen.

Eén van de gekozen thema's gaat in zijn geheel over de positie van allochtonen. De

problemen die de vertegenwoordiger van Palet in dit verband noemt, stemmen niet vrolijk. Het

heeft allemaal te maken met het falende beleid. Maar er is een omslag in denken: geen positieve

discriminatie en geen apart beleid voor de groep allochtonen, aldus één van de items die naar

voren komt. Anders gezegd: samenleven doe je samen en dat bereik je niet door allochtonen als

een aparte groep te behandelen. Dat is dus een heel andere insteek dan die er in het verleden was.

Maar politici kunnen geen mensen integreren in de samenleving. Wat de politiek wel kan doen, is

zorgen voor de beste voorwaarden om integratie kans van slagen te geven. Het laten ontstaan van

concentratiewijken en witte en zwarte scholen hoort daar niet bij. In het stuk wordt geprobeerd de

huidige concentratie allochtonen in de binnenstad te verklaren. Daarvoor worden verschillende

verklaringen aangedragen waaronder de relatie tussen inkomen en goedkope huurwoningen in deze

buurt. Hoe het ook zij, dit is een aspect aan de zaak naast andere aspecten. Het volkshuisvestings-

beleid, in het bijzonder op het punt van het betaalbaar wonen, speelt een rol. Kort gezegd: wijken

met dure woningen zijn amper of niet toegankelijk voor mensen met een smalle beurs. Dit is een

algemeen probleem, maar allochtonen lopen verhoudingsgewijs vaker tegen dit fenomeen aan,

alleen al omdat zij verhoudingsgewijs méér worden getroffen door werkloosheid, met als gevolg

lage inkomsten.

Vervelend wellicht, maar deze hele analyse loopt uit op kritiek op het Helinonds volkshuis-

vestingsbeleid. Brandevoort zal straks voor grote groepen mensen om financiële redenen niet

bereikbaar zijn. Is het aantal daar geplande huurwoningen al beperkt, het aantal betaalbare

huurwoningen is marginaal. Toch moet onder ogen worden gezien dat witte en zwarte scholen een

afspiegeling zijn van witte en zwarte wijken, en dat heeft weer te maken met de ontoeganke-

lijkheid van het wonen elders. Daarom moet veel meer geld naar de woningbouw om het wonen

over de hele linie weer betaalbaar te maken.

Voorzieningen dicht bij de mensen.

De keuze in het verleden voor `Helmond centrumstad` met een bovenlokale ftinctie, liefst

tot ver in de omgeving, zou heroverwogen moeten worden. In plaats daarvan zou veel meer

geïnvesteerd moeten worden in voorzieningen dicht bij de mensen, in de wijken. De keuze voor

`Helniond centrumstad` heeft veel gevolgen voor de toekomst waar, naarmate het beleid vordert,

maar moeilijk op is terug te komen:

- Het plaatst Helmond in een voortdurende concurrentieslag met omliggende gemeenten; een slag

waar geen einde aan komt, omdat deze gemeenten ongeveer hetzelfde doen. (Dit is zeker het

geval, ook al wordt dit door sommigen met de mond ontkend.)

- Het leidt tot overmatige aandacht voor de city, omdat die dan als bovenlokale trekker moet

fungeren.

- Dit laatste legt weer beperkingen op aan winkelcentra in de wijken, met de problemen van

dien, omdat deze als concurrent van de city worden gezien. Wethouder Jonkers zei het pas nog,

naar aanleiding van de situatie in Stiphout, erg kort en bondig: Het centrum heeft voorrang.

- Het legt een enorme druk op de paar vierkante kilometers die de city groot is, omdat er erg

veel activiteiten tegelijk plaats moeten vinden. En dat heeft bijvoorbeeld weer geleid tot de

bouw van peperdure parkeergarages, simpelweg omdat men geen kant meer uit kan.

Zoals gezegd: naarmate dit beleid vordert, valt het moeilijker het te corrigeren - als daar al

een politieke meerderheid voor zou zijn. Je gaat nu eenmaal niet de parkeergarages slopen. De

situatie die onder invloed van dit beleid is ontstaan, is er nu eenmaal. Dat neemt niet weg dat pas

op de plaats gemaakt kan worden. Dit is geen pleidooi voor dodelijke stilstand, maar voor een

kritische herbezinning van het huidige beleid met als uitkomst, als het aan de SP ligt, méér

aandacht en investeringen voor de wijken.

Grenzen aan de @Yroei?

-8- 19 januari 1999.

Nog niet zo lang geleden heeft deze raad een lastige discussie gevoerd over de verplaatsing

van een kippenboerderij van Brandevoort naar Stiphout. Hebben wij in Helmond nog wel de

ruimte voor verantwoorde herhuisvesting van zo'n bedrijf, was één van de klemmende vragen die

toen boven kwam drijven. Het feit alleen al dat die vraag opkomt, geeft aan dat er grenzen in

zicht zijn. Dat ook voor wat aantal inwoners betreft over grenzen wordt gesproken, is daar

eveneens een aanwijzing voor. En als er voor Brouwhuis plannen ter sprake komen voor een

spoorlijn of nieuwe bedrijven op het BZOB, zit de zaal vol met emotionele buurtbewoners.

Kortom, hebben wij nog genoeg ruimte, rust en natuur? En willen wij dan nog wel een nieuw

bedrijventerrein in Scheepstal, zoals gesuggereerd wordt in het stuk Economie en onderwijs? Het

finale antwoord op deze vraag heb ik nu niet. Daar zijn meer gegevens voor nodig. Wel voelen

wij er weinig voor om de `randstad van Brabant` te worden.

Werk, economie en ondgnyjis.

Initiatieven om bedrijven te stichten, uit te breiden of te verplaatsen en eventueel om

bedrijven te sluiten, gaan buiten de gemeente om. Afgezien van de eigen taken schept de gemeente

geen werk. De gemeente kan zorgen voor gunstige vestigingsfactoren op het vlak van infra-

structuur en bedrijventerreinen. Wel vinden wij het ongewenst dat de gemeente op dit vlak gaat

concurreren met andere gemeenten. Niet elkaar aftroeven maar samenwerken staat wat ons betreft

voorop. Overigens moet bedacht worden dat de daling van de werkloosheid in hoge mate het

gevolg is van herverdeling van arbeid. Als het aantal uren dat werknemers in 1997 hebben

gemaakt omgerekend zou worden in voltijdbanen, zou er een werkloosheidspercentage uit rollen

van 15%, hetzelfde werkloosheidspercentage als dat van 1983. Dat het officiële werkloosheids-

percentage veel lager is, komt vooral omdat het aantal uren is uitgesmeerd over méér werknemers

door de enorme toename van deeltijdbanen. Nederland is wat dat betreft koploper van Europa.

Met andere woorden, herverdeling van arbeid is een belangrijk middel om meer mensen aan het

werk te krijgen. Of herverdeling van arbeid wel of niet gepaard moet gaan met evenredige

inlevering van loon, is een andere vraag.

Voor wat de aansluiting onderwijs en bedrijfsleven betreft: onderwijs is een zaak van

langere termijn, terwijl bedrijven te maken hebben met de grillen van de markt. (Ik denk dan aan

de kwestie van de ijzervlechters uit Ierland, die hier voor een halfjaar naar toe worden gehaald.)

Dit bemoeilijkt de onderlinge afstemming, want men kan nu eemnaal niet vandaag lasser zijn en

volgende week ijzervlechter. Het is daarom zaak om duurzame werkgelegenheid te bevorderen.

Dat kan door flexwerk, uitzendwerk enzovoorts niet te bevorderen, maar juist terug te dringen.

Het lid RIETVELD (GroenLinks):

"De mens is hardleers. Gewoonten zijn hardnekkig. En zelfs als alom het besef groeit

dat het roer om moet, deinst de politiek terug voor politieke ingrepen; en laten wij wel

zijn: met veranderingen hebben wij het allemaal moeilijk. Veranderingen kunnen te

snel gaan, ze kunnen te laat komen, ze gaan slechts zeer geleidelijk. En... veran-

deringen kunnen ook uitblijven, als u ze niet wilt. Maar wie wacht op de toekomst

wordt door de gebeurtenissen ingehaald. Het is daarom dat Brabant er goed aan doet

na te denken over de toekomst van Helinond. Laten wij daarbij 2050 als ijkpunt

nemen. Natuurlijk, toekomst is fantasie en,mensen met fantasie zijn hard nodig en

welkom. Maar om veranderingen werkelijk door te voeren is meer nodig. Juist omdat

het om veranderingen gaat, moet er nu al nagedacht worden over een halve eeuw

verder. Waar alle andere plannen stoppen bij hooguit 20 jaar, geeft de horizon van

2050 ruimte om te fantaseren. Die fantasie is nodig om los te komen van de waan van

alle dag.`

Voorzitter, dit zijn wijze woorden, helaas zijn ze niet van mij. Het citaat is overgenomen uit

het manifest Brabant 2050.

Bij het lezen van de ambtelijk voorbereide stukken ten behoeve van deze raadsvergadering,

blijkt dat er in Helinond tot op dit moment niet voor gekozen wordt om veel verder vooruit te

kijken dan 2010. Daarbij is gekeken naar de realiteit van vandaag en de mogelijke realiteit van

2010. Daarbij ontbreekt een zeker wensbeeld, een visie op wat je met Helinond wilt op de wat

langere termijn. Waar willen wij heen?

Het citaat maakt duidelijk dat ook een andere benadering mogelijk is. Vertrekken vanuit een

wensbeeld en alle daarbij horende bedreigingen, om vervolgens terugredenerend te komen tot

keuzen die dan in de komende decennia uitgewerkt zullen moeten worden. Voor dit recept is het

wel noodzakelijk dat minimaal een tweetal ingrediënten voorhanden is:

-9- 19 januari 1999.

* Tijd nemen voor de discussie om erachter te komen wat je gezamenlijk wilt.

* Keuzen durven maken, die in sommige gevallen lef zullen vragen.

GroenLinks zou graag zien dat het goed bedoelde stellingenverhaal werd omgebouwd tot een

krachtig stuk dat ook na 2010 nog van waarde zal zijn voor Helmond. Een verhaal waar de visie

van Helmond in is terug te vinden, met een aantal wezenlijke elementen én met een motto! Wij

doen graag in de beperkte spreektijd van vanavond een poging daartoe.

Helmond, van alle markten thuis.

Waar willen wij naar toe? En met hoevelen? Hoe groot wordt onze markt?

In de natuur staat bij groei de kleur groen centraal. Ook wij willen die kleur gebruiken om

aan te geven hoe wij de groei van Helmond zien. Helmond, een stad met wijken in het groen en

met groen omringd. Met de Helmondse binnenstad als kans om ook daar de nodige groene ruimte

terug te brengen. Een groene stad, die groen moet blijven. Groen staat ook voor duurzaam en

natuur en daarmee samenhangend voor handhaving van de bestaande natuurlijke omgeving.

Met de ontwikkeling van Brandevoort blijft Helmond met groei te maken houden. Maar de

vraag is: willen wij meer?

Met de groei van Helmond door Mierlo toe te voegen, hebben wij in het licht van de

stadsprovincie altijd moeite gehad. Nu de stadsprovincie uit beeld is, is het voor de fractie van

Groen Links een logisch gevolg dat Helmond belangstelling heeft om samengevoegd te worden

met Mierlo. Met alle aandacht voor de eigenheid van Mierlo die wij moeten blijven respecteren, is

het voor een centrumstad als Helmond van belang dat er voldoende draagvlak is voor een redelijk

voorzieningenniveau in de stad. Een stad van 100.000 inwoners lijkt ons groot genoeg. Groot

genoeg om bijvoorbeeld experimenten in het kader van het openbaar vervoer te entameren. En

klein genoeg om van een menselijke maat te kunnen spreken, waarbij wij elkaar nog enigszins

kennen.

Groeien in de richting van Lungendonk vinden wij dus een stap te ver. De belangrijkste

opgave in de komende tijd zal toch moeten zijn -om van het nieuwe Helmond een meer samen-

hangend geheel te maken. Niet verder groeien, maar consolideren. Daar hebben wij onze handen

meer dan vol aan.

Groen moet ook het beleid zijn ten aanzien van het mobiliteitsprobleem, dat steeds

duidelijker aanwezig is. GroenLinks ziet niets in een geldverslindende tunnel, waaraan waarschijn-

lijk alleen al voor miljoenen guldens aan onderwaterbeton zal moeten worden uitgegeven om

dezelfde problemen als op het Boscotondoterrein het hoofd te kunnen bieden. Laat de luchtbrug in

stand en geniet van het steeds mooier wordende uitzicht.

GroenLinks ziet wel in de toekomst een ruit om het centrum ontstaan, waarbij de binnenstad

autoluw en deels autovrij zal worden gemaakt, gecombineerd met parkeermogelijkheden aan de

rand van de ring en optimale fiets en openbaarvervoersmogelijkheden tot in het centrum.

Hoewel wij er in geslaagd zijn kapitaalkrachtigen binnen onze grenzen te houden en te

krijgen, moet hun geestelijke bijdrage aan de stadscultuur nog groeien. Wij moeten ook de

nieuwkomers aan Helmond zien te binden. Er zit natuurlijk een enorme potentie onder de

nieuwkomers. Die moeten wij aanboren: nieuwe initiatieven en nieuwe impulsen voor het

bestaande verenigingsleven.

Dat brengt de fractie van GroenLinks bij de kleur rood. Rood staat voor een warm kloppend

hart; een sociale stad waar het welzijn van de mensen centraal staat, maar ook een warm kloppend

stadshart!

Om met dat laatste te beginnen: Hoe liggen wij in de markt? Wat doen wij op de Markt,

ook wel de huiskamer van de stad genoemd? Wij willen een fatsoenlijk stadseentrum, weinig

uitbreiding, compact en met voldoende vertier. Ik noem enkele elementen:

* Verdere versterking van de woensdag- en zaterdagmarkt, uitgesproken Helmonds!

* Meer aandacht voor de amateuristische kunstbeoefening op straat, al dan niet gebruik makend

van 't Speelhuis. Dit soort initiatieven verdienen meer aandacht en subsidie. Een nieuwe

schouwburg kan nog wel even wachten, 't Speelhuis is voor ons op dit moment uniek genoeg.

Een gevarieerder en kwalitatief beter winkelaanbod.

Opknappen van gevels en tegengaan van visuele vervuiling en reeds bestaande visuele

vervuiling waar mogelijk terugdringen.

Meer studenten proberen binnen te halen, met of zonder HBO-instelling.

De sociale kant van Helmond verdient ook alle aandacht. En inderdaad, een algemeen beleid

op alle maatschappelijke terreinen. In die zin delen wij de stellingen die ingaan op de positie van

allochtonen. Wat dat betreft vinden wij het ook niet nodig om speciaal in te gaan op de diverse

-10- 19 januari 1999.

doelgroepen. Wel willen wij kwijt dat het noodzakelijk is om te investeren in het zelfstandig

wonen van senioren in de wijk. In de toekomst zal met behulp van een goede organisatie de zorg

aan huis verder moeten worden verbeterd en uitgebreid. Deze trend zullen wij zeker ondersteunen.

Stelling 16 over wijkontwikkeling ondersteunen wij, maar verdient het nog verder te worden

aangescherpt. Wij vinden dat wij met volle kracht alle verbanden in de wijken moeten onder-

steunen. De ambtenaar de straat op! Het klinkt wat onvriendelijk, maar voorbeelden in o.a.

Deventer en Tilburg laten zien dat het wijkgericht werken vele succesfactoren kent en blijvende

aandacht verdient. Effectieve communicatie is nodig en zeer belangrijk. Laat de wijk onder

randvoorwaarden met een eigen budget maar aan de gang gaan, daarbij ondersteund vanuit het

stadskantoor.

Wij hebben begrepen dat na vandaag niet alles zal zijn dichtgetimmerd en dat ook na

vaststelling van de stadsvisie er nog van alles te praten overblijft met de bewoners in de stad. Wij

gaan ervan uit dat u, voorzien van deskundige adviezen, de wijken in gaat om ook de Helmonders

over de stadsvisie te laten meepraten. ;

Voorzitter, de laatste kleur die wij willen noemen, is de kleur zwart.

De kleur zwart staat indirect voor ons wat duistere industriële verleden, maar met name voor de

bedrijvigheid. Het versterken van het beroepsonderwijs en blijvende aandacht voor (langdurig)

werklozen zijn hier zeker onderdeel van. Helmond moet zich handhaven als werkgelegenheids-

centrum, maar dan vooral op duurzaam gebied. De zonnecelmarkt telt vele kramen en zou ook in

Helmond te bezoeken moeten zijn. Waarom zou Helmond geen modelstad voor zonneceltechniek

kunnen worden? "Helmond, het zonnetje van het zuiden!"

Voorzitter, tijd om af te ronden. Eén van de wensbeelden die ik heb, heeft alles te maken

met de individualistische 24-uursmaatschappij vol van haast, spanning en onvoldoende aandacht

voor elkaar. Als dat nu eens wat rustiger zou kunnen, met meer tijd voor elkaar. De procedure

inzake de kernstadsvisie heeft er in elk geval nog niet toe bijgedragen.

Een van de conclusies van vanavond zal wel zijn, dat wij samen nog veel werk te verzetten

hebben. Laten wij onszelf daarbij niet verliezen.

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! De centrale vraag is op welke manier en in welke

richting Helmond zich zal moeten ontwikkelen tot in 2010. Die vraag is pas zinvol te beant-

woorden, als wij eerst vaststellen waar wij anno 1999 als stad staan, welke sterke en zwakke

punten het resultaat zijn van de groeistadperiode en de post-groeistadperiode welke feitelijke en

nieuwe ontwikkelingen ingecalculeerd moeten worden op weg naar de volgende eeuw en hoe wij

daarmee omgaan.

Waar staan wij als stad anno 1999, en welke sterke en zwakke punten zijn het resultaat van

de groeistadperiode en de post~groeistadperiode? Lag in de groeistadperiode de nadruk op de

kwantitatieve groei van Helmond, in de periode daarna, de post-groeistadperiode, lag deze op de

kwalitatieve groei.

Een aantal resultaten uit beide periodes is positief te duiden. Ik noem er vier:

1 .De vertrekoverschotten zijn omgebogen in vestigingsoverschotten, vooral dankzij een ambitieus

woningbouwprogramma waarin het accent geleidelijk verschoof van productievolume in de

jaren tachtig naar kwaliteit van de productie in de jaren negentig. Lag in de jaren tachtig het

zwaartepunt op de huursector, in de loop van de negentiger jaren lag dat op de koopsector.

Rijpelberg is een duidelijke component van de eerste periode, Dierdonk van de tweede.

2. De sanering van de metaal- en textielnijverheid heeft ertoe geleid dat de economische mono-

cultuur gaandeweg plaats maakte voor een substantieel en gedifferentieerd aanbod van nieuwe

bedrijven.

3. De omleiding van de Zuid-Willemsvaart en de doortrekking van de S210, twee infrastructurele

megaprojecten, bieden de kans om de fysieke tweedeling van het stadscentrum op te heffen.

4. Helmond heeft zich ontdaan van de status van armlastige gemeente, mede dankzij draagvlak-

verbreding.

Dat het eind jaren zeventig in gang gezette proces van stedelijke herstructurering nog lang

niet af is en dringend toe is aan een revisie, blijkt uit feit, dat het groeiproces van de stad gepaard

is gegaan met een aantal onevenwichtigheden en tekortkomingen. Ik noem er een aantal.

Ten eerste is er de dreiging van een tweedeling van de stad in twee geheel nieuwe sociale

klassen: de ene bestaat uit een categorie hoogstmobielen, vaak huishoudens met twee inkomens die

kunnen bogen op voortgezette opleidingen en de bereidheid en het vermogen om steeds opnieuw

vaardigheden te verwerven; de andere is een marginale klasse van uitgerangeerden en degenen die

-li- 19 januari 1999.

in een precaire positie op de arbeidsmarkt verkeren. Deze groep omvat het restant van de

traditionele blauwe boorden, waaronder ook veel vroegere gastarbeiders. Zij zijn in allerlei

opzichten achterop geraakt, een situatie die zich ook over generaties heen kan bestendigen,

bijvoorbeeld bij de tweede generatie allochtonen.

Niet zelden loopt deze maatschappelijke tweedeling parallel met een ruimtelijke tweedeling.

De kansrijken zoeken de rust en de ruimte die hun geboden wordt in de nieuwbouwwijken aan de

rand van de stad, de kansarmen concentreren zich in de voor- en naoorlogse wijken in de

bestaande stad.

Eens temeer onderstreept deze tendens de noodzaak van een evenwichtige en samenhangende

ontwikkeling van de stad. De concurrentiepositie van bestaande buurten en wijken ten opzichte

van nieuwbouwwijken zal krachtiger verbeterd moeten worden dan in de afgelopen decennia is

gepoogd. Dit zal bovendien integraal en structureel moeten gebeuren. Aan de ene kant zal een

grootscheepse herontwikkeling en herstructurering van de bestaande woningvoorraad en woon-

omgeving de kwaliteit van de bestaande stad moeten opwaarderen. Aan de -andere kant zal een

geïntegreerd kansarmenbeleid, dat gericht is op een synergie van inspanningen in het kader van

het onderwijsbeleid, het arbeidsmarkt- en werkgelegenheidsbeleid en het zorg- en opvangbeleid,

de achterhoede van autochtone en allochtone kansarmen uitzicht moeten bieden op een zinvol

bestaan. Integrale wijkontwikkeling die op deze wijze is gedefinieerd, staan wij voor.

Ten tweede. Twee decennia van herstructurering hebben Helmond een stuk volwassener,

veelzijdiger en zelfbewuster gemaakt. Maar een complete stad is Helmond nog lang niet. Vooral

op het punt van het stedelijk voorzieningenniveau is Helmond nog incompleet, heeft de stad zijn

inwoners en die van de regio gewoon te weinig te bieden. Uiteraard heeft dit te maken met de

ligging in de schaduw van Eindhoven. Wat in Eindhoven al is, moet in Helmond zijn bestaans-

recht dubbel en dwars bewijzen. Neem het plan voor de vestiging van een commerciële bioscoop

op het Boscotondoterrein. Helmond kan niet om Eindhoven heen. Als Eindhoven ziek is, is

Helmond dat ook een beetje, als het met Eindhoven goed gaat, gaat het met Helmond niet slecht.

Helmond en Eindhoven zullen met elkaar rekening hebben te houden op basis van wederzijds

respect en een win-winsituatie.

Wat betekent dit nu voor de gewenste completering van het voorzieningenniveau in

Helmond? Naar onze mening zal onze stad haar uiterste best moeten doen om vooral het

onderscheidend vermogen van nieuwe stedelijke voorzieningen te stimuleren, door daar ver-

nieuwende en creatieve concepten onder te leggen, concepten die elementen zoals kwaliteit,

kleinschaligheid en klantvriendelijkheid duurzaam en eigentijds met elkaar verbinden. Concepten

die ook appelleren aan de historische identiteit van de stad en de gewenste functie als volwaardige

centrumstad van de regio de Peel.

Gewenste nieuwe voorzieningen - een nieuw stadstheater, een hotel, een evenementen-

centrum, een mediatheek, kwalitatieve uitbouw van horecabedrijven en winkelvoorzieningen en

toeristisch-recreatieve voorzieningen - zullen zich positief moeten onderscheiden qua steden-

bouwkundige/architectonische opzet, qua bedrijfsfilosofie en bedrijfsformule, qua programma, qua

marketing en profilering teneinde in een sterk concurrerende omgeving bestaansrecht en bestaans-

zekerheid te verwerven.

Wezenlijk voor het completeren van het stedelijkvoorzieningenniveau is verder, dat blijvend

werk gemaakt wordt van het structureel verbeteren van het bevolkingsdraagvlak. De vraag is welk

groeiscenario hierbij past. Moet Helmond na het realiseren van het Vinex-contract pas op de plaats

maken, of, in aansluiting op Brandevoort, inzetten op de ontwikkeling van Lungendonk als woon-

en werklocatie? (Dit gaat overigens over de grens van 2010 heen.) Wij kiezen doelbewust voor

deze laatste optie. De herindeling van het stedelijk gebied in onze regio zal de bestuurbaarheid van

het stedeli .k gebied ten goede komen. Herindeling kan echter niet voorkomen dat er op langere

termijn op de schaal van Zuidoost-Brabant een tekort optreedt aan geschikte locaties voor wonen

en werken. Vanwege zijn uitstekende ligging aan de autobaan Antwerpen/Rotterdam/Ruhrgebied is

Lungendonk bij uitstek geschikt als de regionale bouwlocatie voor de volgende eeuw. Deze locatie

past ook goed in de zogenaamde Houtskoolschets, de voorloper van de Vijfde nota ruimtelijke

ordening.

Dit neemt niet weg dat op den duur een omslag van stadsuitbreiding naar stadsinbreiding

onvermijdelijk is. Enerzijds omdat een verdere expansie van de stad op gespannen voet zou komen

staan met de bescherming van het buitengebied en de groene bufferruimte tussen stad en

platteland. Anderzijds omdat een inbreiding nodig is om de kwaliteit van de leefomgeving van het

bestaand stedelijk gebied te herstellen. Door toekomstige uitbreidings- en inbreidingsplannen te

-12- 19 januari 1999.

blijven koppelen aan duurzaamheid en hoogwaardige kwaliteit van de leefomgeving, blijft de stad

een aantrekkelijke vestigingsplaats voor een brede scala van inkomensgroepen en leefstijlen.

Het kanalenstelsel in onze stad biedt diverse potenties voor hoogwaardig wonen aan het

water. In het komende decennium dienen die potenties creatief benut te worden, zowel aan het

oude kanaal, in noordelijke en zuidelijke richting, als aan het nieuwe kanaal ter hoogte van

Helmond-Noord, en op langere termijn in Lungendonk in relatie tot het Eindhovens kanaal.

De locaties Berkendonk en het Razob-terrein zijn uitermate geschikt voor de inrichting van

een aantrekkelijke en wervende toeristisch-recreatieve infrastructuur. Een commerciële (her-

)ontwikkeling biedt meer kansen en voordelen dan een overheidsgestuurde.

Ook qua verkeers- en vervoersvoorzieningen is Helniond verre van compleet. De toe-

nemende automobiliteit begint ook in onze stad en regio zijn tol te eisen: een zwaar belast

hoofdwegennet, congestie in de binnenstad, parkeerproblemen en stank- en geluidsoverlast.

Redelijke alternatieven voor het vervoer per auto schieten tekort. Daarom moet de binnenstad

goed bereikbaar blijven voor het autoverkeer, is uitbouw van de parkeercapaciteit onontkoombaar

en is afronding van het hoofdwegennet in stad en regio onvermijdelijk om het groeiende

autoverkeer in goede banen te leiden. Tegelijkertijd is het de moeite waard om door te gaan het

flankerend beleid, zoals de non-stop fietsroutes, en om openbaarvervoersalternatieven te ontwik-

kelen die qua prijs en comfort concurrerend zijn ten opzichte van het autogebruik. Uit een

oogpunt van effectiviteit en doelmatigheid verdient het de voorkeur dit soort zaken in regionaal

verband, de verkeers- en vervoersregio, aan te pakken. De ernstige vertraging die sinds vorig jaar

maart is opgetreden in de ontwikkeling van een integraal verkeers- en vervoersbeleid vinden wij

betreurenswaardig.

Ten derde. De realisatie van diverse beeldbepalende projecten in het centrunigebied zoals

Boscotondo, 't Cour e.d., laten onverlet, dat Ons stadscentrum gebukt gaat onder achteruitgang en

verval. Ondanks een explosieve groei van de consumptieve bestedingen in de afgelopen jaren,

heeft de Hehnondse city te maken met een koopkrachtverlies van tientallen procenten. Ons

centrum heeft de gemiddelde consument te weinig te bieden: het winkelaanbod is mager, het

verblijfskliniaat onaantrekkelijk en de ambiance is ver te zoeken. Het is de hoogste tijd voor een

daadkrachtige aanpak op basis van een integrale en samenhangende visie op centrumvernieuwing.

Inzet moet zijn het bindend en onderscheidend vermogen van het stadshart te revalueren. Dat is

eerst en vooral een meersporenbeleid. Ik noem een paar aandachtspunten.

- De herontwikkeling van het Steenwegkwartier, geschoeid op de leest van het model Roermond,

heeft wat ons betreft de hoogste prioriteit.

- Onderzocht moet worden onder welke condities kwaliteitsimpulsen aan de noordzijde van de

city mogelijk zijn. Middels een stevige herontwikkeling kan het hoofdwinkelcentrum daar op

een kwalitatief hoogwaardige wijze worden afgerond.

- Met betrekking tot de Traverse dient Helinond een definitieve keuze te maken. Voor de

ontwikkeling van de stad, en meer in het bijzonder het centrum, is duidelijkheid over het

eindbeeld noodzakelijk. Samen met de andere lokale partijen heeft de SDH inmiddels opdracht

gegeven aan de Technische Universiteit Delft voor een onafhankelijk en objectief onderzoek

naar ondertunneling van de Traverse.

- De aanwezigheid van voorzieningen en evenementen in de sfeer van cultuur, recreatie en

educatie draagt bij aan het niveau van het eentrumbezoek, aan de levendigheid en aantrekke-

lijkheid en aan het fiinctioneren van detailhandel en horeca. Het in maart 1996 door de raad

vastgestelde Toeristisch Recreatief Ontwikkelingsplan heeft tot doel de toeristisch-recreatieve

functie van het centrum te vergroten. Helaas moeten wij vaststellen dat het ontbreekt aan een

goede follow-up c.q. uitvoeringsstrategie van dit plan. De iniskoop van de zogenaamde

historische schepen is illustratief hiervoor.

- Het centrummanagement zal over beduidend meer bevoegdheden en middelen moeten kunnen

beschikken om slagvaardig en van onderop te kunnen functioneren. Anders verwordt het

ininiddels gesloten convenant tot een papieren tijger.

- De ambiance en het verblijfskliniaat behoeven diverse kwaliteitsimpulsen. Te denken valt aan

revitalisering van de Markt, sfeervol straatineubilair, tegengaan van gevelreclame, gratis

parkeren tijdens evenementen, opknappen van panden enz.

Ten vierde. Tijdens de begrotingsbehandeling in oktober van het vorig jaar stelde de SDH

voor om de herwaardering van zogenaamde community values als apart thema toe te voegen aan

de discussie over de stadsvisie. Onze motivering was deze. De voortdurende welvaartsgroei in

onze 24-uurseconomie leidt tot toenemend individualisme en materialisme. De belangstelling en

-13- 19 januari 1999.

zorg, niet alleen voor de medemens maar ook voor de publieke zaak en het publieke domein,

hebben hieronder te lijden. Het is in ieders belang dat hieraan tegenwicht geboden wordt: door

opwaardering van het vrijwilligerswerk in de naaste omgeving of verder van huis, door het

stimuleren van deelname aan sociale verbanden, door het activeren van medeverantwoordelijkheid

en medebetrokkenheid van burgers bij sociale kwesties zoals het straatgeweld en door bedrijven

aan te spreken op hun maatschappelijk functioneren. Door community values op deze wijze uit te

leggen en op te pakken, kan een groot maatschappelijk rendement worden bereikt. Bovendien

vervullen ze ook een functie in het markeren van de grenzen van wat van de overheid verwacht

mag worden, waar overheidszorg ophoudt en waar individuele en maatschappelijke

verantwoordelijkheden opgenomen moeten gaan worden.

De SDH stelt voor om dit thema te incorporeren in een sociale paragraaf die deel uit moet

gaan maken van de stadsvisie. In deze paragraaf dienen daarnaast en tenminste de volgende

onderwerpen tot hun recht te komen:

- Permanente educatie. Op de arbeidsmarkt en in het werkgelegenheidsbeleid speelt de factor

geschoold arbeidsaanbod een steeds belangrijker rol, zeker in deze tijd van snelle ontwik-

kelingen in de informatie- en communicatietechnologie. Wie deze ontwikkelingen niet bijbeent,

dreigt tot de achterhoede van de samenleving c.q. de arbeidsmarkt te gaan behoren. In

samenwerking met het ROC Ter Aa en het bedrijfsleven dient gestreefd te worden naar een

School voor de Toekomst, gericht op permanente educatie.

- Vitaal grijs. De gevolgen van de vergrijzing zullen ingrijpend zijn: voor de arbeidsmarkt, de

woningmarkt, maar ook voor de zorg en opvang van ouderen met een handicap. De gemeente

dient hierop tijdig te anticiperen door de regie in handen te nemen van een integraal en

samenhangend ouderenbeleid, gericht op het zo lang mogelijk zelfstandig laten functioneren van

ouderen, en zonodig zorg op maat.

- Positie allochtonen. Met de visitatiecommissie Grotestedenbeleid zijn wij het eens dat aandacht

voor allochtonen geboden is om grote toekomstige problemen te voorkomen. De hoekstenen

van beleid - emancipatie, integratie en participatie - staan voor ons niet ter discussie, wel de

wijze waarop daaraan het meest effectief gestalte gegeven kan worden. De SDH pleit al jaren

voor een omslag van specifiek naar algemeen beleid, van doelgroepenbeleid naar individueel

maatwerk. Het huidige beleid gaat te veel uit van de probleemsituatie van allochtonen en te

weinig van de potenties en kansen.

- Sociale onveiligheid. Onder invloed van het toenemend straatgeweld staat dit onderwerp

actueel op de agenda van de politiek. Enerzijds wordt gewezen op normvervaging en gebrek-

kige sociale controle, anderzijds op onvoldoende blauw op straat en te weinig preventief

toezicht en te zacht repressief optreden. Ook wreken zich hier de gevolgen van drugsoverlast,

een tweeslachtig gedoogbeleid van softdrugs, drankmisbruik en gokverslaving. In het kader van

het integraal veiligheidsbeleid zal de inzet van onconventionele middelen overwogen moeten

worden om de onveiligheid terug te dringen.

Tot slot.

In zijn bijdrage aan de discussie pleit het college voor interactief besturen, coproductie en

publiek-private samenwerking in het kader van de ontwikkeling en uitvoering van het gemeentelijk

beleid. Ook zou de raad de stad op hoofdlijnen moeten besturen. Praatjes vullen echter geen

gaatjes. Tot onze spijt stellen wij, nu de proefperiode van het nieuwe college erop zit, vast dat het

Helmondse poldermodel aan erosie onderhevig is. De attitude bij de collegeleden achter de groene

tafel is volstrekt onvoldoende doordrongen van de wenselijkheid en noodzaak van consensus,

draagvlak en samenwerking als randvoorwaarden voor succesvol opereren binnen en buiten het

politieke bedrijf. Wat zich wreekt, is een pijnlijk gebrek aan sarnenbindend en communicatief

vermogen.

Dat de raad op hoofdlijnen moet besturen, onderschrijven wij. Maar dan moeten de

voorwaarden en instrumenten daarvoor wel tijdig en adequaat ter beschikking worden gesteld.

Helaas is dat niet het geval. De informatievoorziening schiet niet zelden tekort, regelmatig wordt

de raad pas op de valreep van de besluitvorming ingeschakeld en het controle-instrument bij

uitstek, namelijk de managementrapportage, devalueert steeds meer.

Kortom: wij verwachten geen woorden, maar daden.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! In 2010 ben ik 65. U zult begrijpen dat ik met

meer dan gemiddelde belangstelling de discussie over dit onderwerp volg.

Bij mijn voorbereiding rond dit onderwerp, schoot mij de volgende dichtregel in gedachten:

-14- 19 januari 1999.

"want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren` - Het is goed om na

te denken over het Helmond van 2010, maar wat ons betreft wel met beide benen op aardse

grond. Helmond moet geen Eindhoven willen worden, maar uitgaan van een eigen identiteit.

Daarmee komen wij aan een lastig punt: wat is eigenlijk die eigen identiteit van onze stad?

Wij kunnen niet ontkennen dat Helmond een imagoprobleem heeft. Ik ben er nog niet achter

of dat komt omdat dat ons aangepraat wordt, of dat wij wellicht zelf ook schuld hebben aan dat

imago en daaraan door woord en gebaar soms bijdragen. Er is veel reden tot klagen, maar er is

even zo veel reden om met een positieve blik de ontwikkelingen in het Helmondse te volgen en uit

te dragen. Niet door de ambities buitelend over elkaar heen te laten rollen, maar door nuchter

voor iedereen, en vooral voor de eigen bewoners, duidelijk te maken hoe het er voorstaat, waar

winst geboekt is of wordt en ook aan te geven wat nog beter kan of moet.

Vanmiddag, onder de thee, betoogde ik tegen een aantal ras-Helmonders dat ik vond dat er

in Helmond door Helmonders zoveel gekankerd werd. Men ontkende dat, maar gaf met een

voorbeeld mijns inziens wel heel duidelijk aan wat er mis is. Kijk nou eens, zei men, naar het

Speelhuisplein. Opeens wordt er door de gemeente het plan opgevat om de boel op de schop te

nemen. Voor ons had het niet gehoeven, maar alla, het ligt er nu en wij moeten zeggen: 't

Speelhuis zelf komt er mooier door uit. Maar ga nu eens kijken wat er op dit moment al aan

trapplateaus is stukgereden, wat er al aan dat ontwerp verruïneerd is en maar niet wordt op-

geknapt. Wat is nou de uiteindelijke winst? Als het die kant ook opgaat met Boscotondo, houden

wij ons hart vast. Einde gesprek.

Zoals gezegd: Helmond moet geen tweede Eindhoven willen worden. Beide steden moeten

goed met elkaar communiceren over wederzijdse ambities en, gezien de ligging, is afstemming en

complementair handelen noodzakelijk. En als Venlo daarbij ook nog een rol kan spelen, onze

zegen heeft u.

Wat ons betreft, is Helmond in 2010 een stad van 100.000 inwoners. Daarvoor volstaan,

ruimtelijk gezien, een aantal kleine grenscorrectiés. Wij vinden deze schaal optimaal, omdat wij

de groene longen die onze stad omringen en waarin wij als stad redelijk uniek zijn, in stand willen

houden en ook het landelijk karakter buiten de stedelijke gebieden in Zuidoost-Brabant niet willen

aantasten. In alle euforie over het Zuidoost-Brabant als industriële mainport met Helmond als

stralend middelpunt, als Poort van de Peel, liggend op een kruispunt van coördinaten die de

landgrenzen ver overschrijden, zou D66 graag willen waken over en oog blijven houden voor de

menselijke maat. Wij wensen van Zuidoost-Brabant geen nieuw Ruhrgebied te maken. En om dat

te bewaken zitten er, wat ons betreft, ook grenzen aan de groei.

Big is lang niet altijd beautiful. Wat voor ons veeleer van belang is, is de vraag of wij op

deze schaal in staat zijn de kwaliteit van het Helmondse leven en de Helmondse mens op een

hoger plan te brengen. Een stad is voor mensen aantrekkelijk, als er een prettig woon- en

leefklimaat heerst. Bekijken wij de stad vanuit het oogpunt van het wonen, dan zijn we, vindt

D66, op de goede weg. De kwaliteit van de nieuwe bebouwing die neergezet wordt, zorgt ervoor

dat de armoede op bouwkundig gebied aardig weggewerkt wordt. Die lijn moet worden voort-

gezet. Het impliceert ook dat er veel blijvende aandacht zal dienen te zijn voor de bestaande

wijken.

Het neerzetten van nieuwe wijken bevordert de instroom van nieuwe mensen, die door hun

komst een bijdrage leveren aan de doorbreking van de eenzijdigheid die qua sociaal-economische

situatie deze stad nog parten speelt. In die zin is er sinds het rapport-Langman, hoewel wij op de

goede weg zijn, nog onvoldoende veranderd.

Is Helmond nu een stad die als entiteit gezien moet worden of streven wij een Helmond na

dat opgebouwd is uit wijken van diverse signatuur? Ik denk dat wij met dat laatste bezig zijn. Wij

hebben ook geen bezwaar tegen de laatste benadering, mits ervan uitgegaan wordt dat iedere wijk

beschikt over een basis aan voorzieningen die ook op die wijk toegesneden is, die past bij de aard

van die wijk en die meeverandert naarmate de wijk verandert. Dat daarbij voorzieningen met een

stedelijk en hoger schaalniveau zoveel mogelijk in het Helmondse centrum zijn geconcentreerd, is

lovenswaardig, maar het moet niet gebeuren tegen iedere prijs. Wij kunnen ons best voorstellen

dat er uitzonderingen op die regel zijn.

Op weg naar 2010 ligt er een grote opgave om het centrum van Helmond aantrekkelijker te

maken. Bij een grote steekproef onder mijn kleine achterban werd het centrum van Helmond

omschreven als saai, ongezellig, niet uitdagend, geen centrum waarin je je euro's kwijt kan, te

weinig terrassen, geen logische winkelrouting, kortom: het onvoldoende aanwezig zijn van

kwaliteit. Voor een beetje winkelen gaat men naar Eindhoven; dat doet men niet in de eigen stad.

-15- 19 januari 1999.

Het is een absolute voorwaarde dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het citywinkel-

bestand wordt verhoogd. Een wezenlijke vergroting van het centrumgebied, waarbij uitgegaan

wordt van een stevige centrumrand om het huidige historische kerngebied heen, lijkt ons een optie

die zeker onderzocht zou moeten worden. Onderwijs is voor de versterking van de sociale

infrastructuur van Helmond van essentieel belang. Wil Helmond een rol kunnen spelen als

centrum voor fabricagetechnieken - wat wij een aardige gedachte vinden - dan zal er in het

onderwijs, in al zijn verschijningsvormen, fors en blijvend geïnvesteerd moeten worden. Daarbij

gaat het wat ons betreft meer om de kwaliteit van het onderwijs zelf dan om de toeters en bellen

daaromheen.

Helmond zal de komende jaren haar positie als stad aan de Zuid-Willemsvaart meer moeten

uitbuiten. Het vervoer over het water moet in 2010 een redelijk alternatief zijn voor het vervoer

over de weg. Immers, als wij de prognoses van het wegvervoer voor Zuidoost-Brabant mogen

geloven, zal autorijden tegen die tijd vooral filerijden blijken te zijn. De belasting die dat geeft

aan burger en natuur laat zich raden en zal de winst die gemaakt kan worden door het scheppen

van een aantrekkelijk woonklimaat snel tenietdoen.

Voorzitter, ook in 2010 zullen voor het stadsbestuur de wensen en de behoeftes van de

mensen niet centraal staan. Dit in tegenstelling tot stelling 3 van het discussiestuk. Dat er intensief

gecommuniceerd wordt, hopen wij, maar ook het beleid in 2010 zal vanwege de overheid

normerend zijn en een eigen karakter dragen. Wij zouden wensen dat de gemeenteraad tegen die

tijd op hoofdlijnen bestuurt. Anderzijds denken wij dat er grenzen zijn aan het overdragen van

taken aan burgers c.q. wijkverbanden. De trend van verdergaande individualisering zal over 10

jaar niet uitgewoed zijn, zoals ook de terugloop van vrijwilligers nog niet ten einde is. Dat

impliceert dat op vele terreinen van het openbare en publieke leven taken door de overheid o.i.

niet afgestoten zullen kunnen worden, maar juist door de overheid verzorgd moeten blijven

worden. En dat tegen een achtergrond van oplopende lokale lasten. En die zullen er zeker zijn,

gezien het ambitieniveau.

Wij onderschrijven de stelling dat Helmond geen minderhedenbeleid maar een gericht

achterstandenbeleid voert. Dat wij ook in Helmond een multiculturele samenleving zullen hebben,

lijkt ons evident.

Tenslotte nog iets filosofisch. Daarvoor ga ik even terug naar de vraag wat eigenlijk de

identiteit van Helmond c.q. de Helmonder is. Waarmee kunnen wij ons vereenzelvigen? Misschien

is de basis daarvoor te vinden in de cultuur en de kennis van deze cultuur. Helmond heeft een

rijke historie als stad. Maar wie kent die nog en wat kunnen wij daarvan leren voor de toekomst?

Identiteit verkrijg je niet alleen door je te richten op dat wat zou moeten komen, maar je dient ook

weet te hebben van dat wat is geweest. Misschien moeten wij daar wel mee beginnen.

Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (VVD): Voorzitter! In het schrijven van het

college, voorafgaand aan deze bijzondere raadsvergadering met als thema de stadsvisie 2010,

benadrukt het college dat er geen conclusies op voorhand getrokken mogen worden uit de notitie

die voor ons ligt. Zoals u van de VVD gewend bent, zullen wij ons daaraan houden. Wij zullen

dan ook, geheel conform onze stijl van besturen op hoofdlijnen, welke inmiddels bij iedereen

bekend moet zijn, onze visie geven met betrekking tot deze notitie.

Voorop willen wij echter stellen dat planvorming en keuzebepaling in overleg met de

Helmondse bevolking dienen plaats te vinden. Er zal immers een groot draagvlak nodig zijn om

de in een later stadium te kiezen route te verwezenlijken.

Op het omslagblad van de notitie `Kernstadsvisie Helmond 2010, Strategische keuzen` heeft

u een.tweetal motto's aangehaald. Wij zouden er graag een derde aan willen toevoegen: `We are

second, let's be first. `

Onze mening met betrekking tot de in deze notitie genoemde stellingen zullen wij, daar waar

nodig, nader toelichten. Verder zullen wij een aantal stellingen samenvoegen die in onze ogen op

hetzelfde thema betrekking hebben.

Stelling 1 en 2: Groei van Helmond.

Helmond moet centrumstad worden van het Peelgebied. Om dit te kunnen bereiken zal

Helmond zowel economisch als qua inwonersaantal moeten groeien. Dit moet echter wel een

beheersbare groei zijn die niet ten koste van gestelde kwaliteitsnormen mag gaan. Voorwaarde

daarbij is dat de groene corridor tussen Eindhoven en Helniond blijft bestaan.

Het aantrekken van meer bedrijven, werkgelegenheid en inwoners zal grote gevolgen hebben

voor de bereikbaarheid van onze stad. Aanpassing van de infrastructuur is dan ook bittere

-16- 19 januari 1 999.

noodzaak. Wellicht is het interessant te onderzoeken of er in dit kader op strategische punten aan

de grenzen van de stad grote parkeerhavens gerealiseerd kunnen worden, waarna de mensen

bijvoorbeeld per shuttleverbinding naar het centrum vervoerd zouden kunnen worden. (Het is

zomaar een idee.)

Stelling 3 en 4: Communicatie.

Er zijn talloze voorbeelden aan te halen waarin de communicatie tussen het stadsbestuur en

de bewoners van Helmond te wensen overlaat. Dit zal bij een forse groei van onze stad alleen

maar meer storingen opleveren. Er zal dus iets aan gedaan moeten worden. De gemeente

Helmond is, naar onze mening, dan ook rijp voor een communicatiespecialist. Wij willen dus een

communicatie-uitvoerende inzetten bij signalen van probleemsituaties.

In de stellingen 3 en 4 kunnen wij tussen de regels door lezen dat eigenlijk met het aanhalen

van deze stellingen een bepaalde kwaliteit nagestreefd dient te worden. Het lijkt ons dan ook heel

acceptabel in deze tijd om met een kwaliteitsprogramma á la Iso-normering te starten. Bij

Iso-normering komen al deze vraagstukken aan bod en dient er ook een adequate oplossing voor

gevonden te worden die gecontinueerd moet worden.

Stelling 5: Economie en Onderwiis.

Het beroepsonderwijs in Helmond zal nauw moeten aansluiten bij de wensen en behoeften

van het bedrijfsleven. Gezien de huidige situatie is het aantrekken van HBO-instellingen een

welkome aanvulling op de bestaande onderwijsinstellingen. De situering van de onderwijsinstel-

lingen moet zodanig zijn dat zowel de studenten als het centrum gemakkelijk bereikbaar zijn; het

idee van campus versus centrum.

Stelling 6: Werkeloosheid.

De VVD is van mening dat er preventieve maatregelen genomen moeten worden om aanwas

van de harde kern werklozen te voorkomen Via gericht beleid, zoals het voldoen aan de eis van

een startkwalificatie voor jongeren. Het huidige beleid ten aanzien van de harde kern moet

gecontinueerd worden.

Stelling 7, 8, 9 en 10: Positie van Allochtonen.

De VVD kiest niet voor een minderhedenbeleid, maar voor een gelijkwaardige behandeling

voor iedereen. Mocht blijken dat bepaalde groeperingen of mensen buiten de boot vallen, dan

behoeven deze onze ondersteuning, ongeacht afkomst en nationaliteit, middels intensieve scholing

in een verplichtende sfeer. Door uitvoering van het onderwijskansbeleid en een vervolg hierop in

het voortgezet onderwijs hebben deze groeperingen meer kans hun weg te vinden in onze

maatschappij. Op termijn zal de integratie van allochtonen, met name de tweede en derde

generatie, die min of meer een Nederlandse signatuur heeft, eenvoudiger zijn. Bovendien maakt

de aanwezigheid van allochtonen in onze samenleving het leven `kleurrijker` op alle fronten. Dat

hebben zij reeds bewezen.

Stelling 1 1 en 12: Centrumontwik~.

De bereikbaarheid van het hart van Helmond hebben wij reeds aangehaald in stelling 1.

Zoals reeds eerder in het coalitieconvenant opgetekend is, zal er volledige aandacht gegeven

moeten worden aan het ontwikkelen en uitvoeren van het centrumplan, alsmede aan plannen voor

de Traverse, met name waar het gaat om de ondertunneling. De uitstraling van het centrum met

Kasteel moet er een zijn van nostalgie. Niet dezelfde massa als in Eindhoven, maar aantrekkelijk

voor de consument door haar specialisatie, compactheid en daardoor gezelligheid. Kortom, er

moet een zuigkracht vanuit het centrum ontwikkeld worden op de eigen inwoners en het hele

Peelgebied.

Stelling 13: Centrumvoorzieningen.

Uitbreiding van allerlei soorten voorzieningen, zoals hotelaccomodatie, congres- en

zalencentrum in combinatie met Boscotondo, het Steenwegkwartier en Havenplein, moet refereren

aan het historisch kerngebied. De nadere invulling van het centrum zal qua planologie dan ook

moeten voldoen aan het woord historisch.

Stelling 14: Stedenbouwkundige opzet van het centrum.

Gezien onze mening over stelling 12, dienen er per definitie andere eisen gesteld te worden

aan de stedenbouwkundige opzet van het centrum. Het omschreven begrip is te abstract en behoeft

dan ook een nadere omschrijving.

Stelling 15 en 16: Wiikontwikkeling.

Per wijk gelden accenten omdat de wijken niet allemaal gelijk zijn en hun eigen karakter

herbergen. Daarom moeten een aantal basiselementen in elke wijk aanwezig zijn die een kwaliteit

in zich hebben waaraan de diverse wijken behoefte hebben. Er zal waakzaam toezicht gehouden

-17- 19 januari 1999.

moeten worden om verpaupering van welke wijk dan ook in Helinond te voorkomen. Het

stadsbestuur moet er alles aan doen om de leefbaarheid en de veiligheid in alle wijken te

bevorderen en te handhaven. Zie hiervoor het `Deventer model", een wijkgerichte voorziening,

waarbij de wijkraad met problemen terecht kan bij zijn eigen wijkwethouder.

Voorzitter, Helmond 2010. Dat is je prettig voelen in de stad waar je woont, werkt, je

kinderen opgroeien en onderwijs genieten. Je veilig voelen om deel te nemen aan evenementen,

om te sporten, om culturele activiteiten bij te wonen. Helmond 2010, een veilige stad waar het

goed leven is.

Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Met `Helmond, stad van ons allernaal` als kop en

pakkende titel voor onze bijdrage in onze eerste instantie, met als ondertitel: `Weet Helmondse

Belangen van geen wijken?` willen wij graag onze blik op de toekomst geven.

Voortgekomen uit het wijkgericht werken, de wijkgerichte aanpak die sinds begin jaren '90

gemeengoed is in Helmond, wil de fractie van Helinondse Belangen zich sterk maken voor de

leefbaarheid van heel Helinond, dus voor de leefbaarheid in alle wijken van Helinond, waartoe in

de visie van Helmondse Belangen ook het centrum hoort. Helinondse Belangen weet in die zin van

geen wijken, voor wat haar zorg betreft voor juist `de wijken`. De stad is in de visie van

Helmondse Belangen een stad van mensen, van alle mensen, arm of rijk, groot of klein, dik of

dun, links of rechts, jong of oud, gekleurd of niet, enz. enz. Politiek dient in die zin van, voor en

door diezelfde mensen te zijn. Met andere woorden: Helmond, stad van ons allemaal! In die zin is

stelling 3 uit de kernstadsvisie ons uit het hart gegrepen.

Het is ook een stad waar Helmondse Belangen trots op is. Wij moeten er wel voor waken

dat wij niet met oogkleppen op een visie ontwikkelen. Wil Helinond haar zelfstandigheid

behouden, dan zullen wij moeten respecteren dat Helmond het kleine broertje is van Eindhoven en

dus niet in staat is om daarmee te concurreren. Wij zullen ons meer moeten profileren als volger

en veel meer gebruik moeten maken van bestaande kwaliteit dan wel bestaande kwaliteiten moeten

uitbouwen, kwaliteiten die Helniond wel degelijk heeft.

Voorzitter, u had een motto. Ik wil hier graag een citaat inbrengen, en wel uit het NG

Magazine van 1 1 december 1998:

`Vooral in kwetsbare wijken heeft het grotestedenbeleid nog weinig succes geoogst,

stelt Van Boxtel. De bewindsman maakt zich sterk voor een wijkaanpak, omdat deze

bij uitstek geschikt is als het gaat om de combinatie van de pijlers economie, fysieke

en sociale infrastructuur."

Juist vanuit de zorg die de minister uitspreekt, moet Helmond volgens Helmondse Belangen

proberen met haar stadsvisie zoveel mogelijk GSB-middelen binnen te halen.

Wiikontwikkeling.

U zult zich kunnen voorstellen, voorzitter, dat wij onze visie beginnen met het onderdeel

wijkontwikkeling. Van de zestien stellingen die uitgangspunt zijn voor het debat dat wij vanavond

voeren, zijn slechts de laatste twee gewijd aan wijkontwikkeling. Volgens Helmondse Belangen

dienen juist de wijken het uitgangspunt te zijn van een stadsvisie. Helinondse Belangen beschouwt

in die zin overigens ook-het centrum als een van de wijken. Als hart van Helinond, mede vanwege

haar bovenwijkse voorzieningen, een wijk van ons allemaal, maar ook steeds meer een woonwijk

die heel kwetsbaar is door de druk, bijvoorbeeld van winkels,-het parkeren en uitgaan, de

veiligheid enz. Wellicht is het centrum daarom de belangrijkste wijk van Helmond, met de

hoogste prioriteit. Maar ontwikkeling van het centrum mag volgens Helmondse Belangen nooit ten

koste gaan van de andere wijken. Helinond mag geen stad worden met een goed kloppend hart,

maar met lamme ledematen. Vooralsnog is o.i. dat evenwicht er nog niet. Zonder de broodnodige

aanpak van het centrum in het gedrang te willen brengen, moeten wij constateren dat menige

andere wi .k op misschien wel grotere achterstand staat. Daar ligt wat ons betreft een uitdaging

voor de komende tien jaar.

In algemene zin zijn ten behoeve van de wijkontwikkeling de volgende punten van belang:

1. Huidige structuren met betrekking tot inspraak, overleg en betrokkenheid via klankbord-

groepen, wijkraden en buurtbeheer verder uitwerken.

2. Om kwetsbare wijken leefbaar te maken, zal er per wijk een goed team moeten komen, zowel

overdag, als 's avond en in vakanties.

3. Trachten te komen tot gestructureerde en gekozen leden, althans toegewezen vertegenwoor-

digers vanuit instellingen.

4. Gemeentelijke overheid moet sturen en controleren en zoveel mogelijk eigen verantwoorde-

-18- 19 januari 1999.

lijkheid neerleggen in of bij de diverse wijkgroeperingen.

5. Ambtenaren en bestuurders, inclusief raadsleden, zullen zich nog meer binnen de wijken

moeten manifesteren. Deze visie is vergelijkbaar met die in de PON-rapportage, die dit onlangs

ook al aangaf.

6. Zorgen dat Helmond, ondanks de eigenheid van de wijken, een geheel blijft als stad. Met

andere woorden: geen los zand. Ook dat is een uitdaging.

Uitgaande van de twee stellingen in de kernstadsvisie vinden wij dat het uitgangspunt

wijkontwikkeling op weg naar 2010 zeer positief is benaderd en dat er hoog is ingezet. Met name

omdat ervan wordt uitgegaan dat er in 2010 geen aandachtswijken meer zullen bestaan. O.i. is dat

wel wat al te optimistisch gesteld. Het zal wel mogelijk zijn dat aan bestaande aandachtswijken zo

veel opwaardering wordt gegeven, dat zij zich op een positieve manier kunnen gaan ontwikkelen.

Daarvoor is wel een extra voorwaarde nodig, namelijk het brengen van meer evenwicht in de

zogenaamde huurderswijken, met name voor wat de verhouding tussen huurders en kopers betreft.

Een eigenaarbewoner is nog meer bij -het wel en wee van de wijk betrokken dan een huurder. Zij

zijn dan ook eerder genegen om zich te organiseren, zodat kadervorming kan gaan optreden.

Ten aanzien van de werkgelegenheid in de wijken zullen er goede afspraken gemaakt moeten

worden. Niet alle vormen van bedrijvigheid zijn in een wijk mogelijk. Wat bijvoorbeeld te denken

van een bedrijf dat handelt in lompen en oude metalen? O.i. kan dat niet. Verder moet werk-

gelegenheid sowieso binnen de kaders van de vestigingsvoorwaarden en de Hinderwet passen.

Voorbeelden hiervan zijn telemarketeers, kleine praktijken en kantoren.

In de wijkvisie wordt er niet van uitgegaan dat lege plekken na sloop automatisch zullen

worden opgevuld met huizen. Ten behoeve van de leefbaarheid van bijvoorbeeld de binnenstad

zijn dan ook groenvoorzieningen, kleinschalige bedrijvigheid en koopwoningen mogelijk. Maar

ook de mogelijkheid voor bijvoorbeeld ouderen en jongeren om in de binnenstad te wonen, moet

worden overwogen. Dat geldt ook voor de groep studenten. Want naast het aantrekken van een

nieuwe HBO-instelling of zelfs universiteit of dependance daarvan, dient ook voor huisvesting van

de studenten te worden gezorgd. Daarvan zullen weer neveneffecten merkbaar zijn op bij-

voorbeeld cultureel gebied.

Wij vragen ons af wat er wordt bedoeld met de basisvoorzieningen waarover u spreekt.

Iedere wijk een school, wijkcentrum, speelvoorziening, groenvoorziening, winkelcentrums Waar

er wordt gesproken over een hogere kwaliteit, ziet Helmondse Belangen een groot gevaar. In door

(vaak historische) omstandigheden bepaalde wijken kan minder kader worden ontwikkeld dan in

andere wijken. Daardoor kan in sommige wijken sneller afkalving ontstaan, met als gevolg weer

een aandachtswijk. Bepaalde wijken, zoals de voormalige dorpskernen Brouwhuis, Stiphout en

Mierlo-Hout, blijven een historische voorsprong behouden. Daar was en is nog immer een breed

verenigingsleven. Moeten wij bij een basisvoorziening ook denken aan café's en andere horeca-

voorzieningen? In deze dorps- of wijkgelegenheden ontstaan vaak ideeën en plannen.

Centrumontwikkeling en identiteit/binding.

In algemene zin wijst Helmondse Belangen op de volgende punten:

1 .Huidige centrum afbouwen en een meer stads-dorps-karakter geven.

2 .Wekelijkse markten handhaven en uitbouwen. Dingen die goed zijn of goed bekend staan,

uitbouwen tot toeristische trekpleister. De markt op. zaterdag is al eeuwen een fenomeen in

Helmond.

3 .Sfeer op de Markt door bijvoorbeeld een goed terrassenbeleid (rieten stoelen in plaats van

plastic stoelen en gebruik maken van de bestaande historische kwaliteit).

4. Toeristische en recreatieve injectie door te profiteren van weliswaar kostenverslindende

projecten, maar straks wel heel mooie dingen als Boscotondo en Kanaalzone.

5 .Aanzien van de beeldbepalende Traverse verwijderen op langere termijn.

Voorzitter, wij moeten niet meer willen dan wij kunnen, wat nog niet wil zeggen dat wij

geen ambities te hebben (noem dit positief realisme). Wij moeten meer gebruikmaken van

aanwezige of mogelijke potenties. Er is veel meer kwaliteit in Helmond aanwezig dan waarvan nu

gebruik wordt gemaakt.

Van de industriële bouwgeschiedenis is er nog maar weinig over. Behalve het Vlisco-191 l-

gebouw, op termijn wellicht een schitterende kunsthal, heeft nagenoeg geen enkel gebouw in de

Kanaalzone enige status. Van deze specifieke identiteit is dus juist nog maar heel weinig over. En

om dat laatste restje te koesteren, moeten vaak hemel en aarde bewogen worden. Ook van het

huidige kleinschalige historische stadshart is al heel veel verloren gegaan.

Behalve uitbreiding van voorzieningen in de ring eromheen, zou Helmondse Belangen juist

-19- 19 januari 1999.

graag bepaalde voorzieningen aan de rand van de stad zien. Een evenementenhal lijkt ons beter te

passen aan de rand van de stad en minder goed te plaatsen in het centrum. Hetzelfde geldt voor

een megasporthal (te vergelijken met Valckencourt in Valkenswaard), een zwembad of een

megadisco - zonder daar overigens voor te pleiten.

Zonder dat er met twee maten gemeten mag worden als het gaat om het centrum en de

andere wijken, verdient het stadshart extra aandacht. Ondanks het grote verlies aan historische

kwaliteit - in het centrum van Den Bosch zou er, vanwege zijn historische uitstraling, twee maal

zo veel omzet zijn als in een andere stad - zijn er nog wel degelijk mogelijkheden. Het voormalige

pand van De Gruyter is bijna af, maar er zijn ook nog andere panden in de Veestraat, waarvan

19 slechts` de onderpui is verdwenen, die nog toekomst hebben. Initiatieven dan wel particulier

initiatief op die punten zouden beloond mogen worden. Men denke aan Zeezicht, het pand van

Pim Jagers, of het pand van Prins Carnaval Paul van Wetten.

Economie en onderwijs.

Eerst een aantal punten op het vlak economie.

1. Kiezen voor een bepaalde maximale groei van bijvoorbeeld niet meer dan 90.000 inwoners

(overigens komt het inwonertal bij annexatie op 100.000), omdat er anders weer een extra stap

nodig is in verband met investeringen op hoger niveau.

2. Helmond kan nooit het centrum van de Peel worden. Want hoe kan een stad die geografisch op

de rand van de Peel ligt, ooit centrum worden? Als zodanig zullen wij door de rand- en

Peelgemeenten niet worden aanvaard.

3. Wij moeten ons wel richten op deze gemeenten, zelfs nog verder buiten de regio (Venlo,

Meijerij, Noord-Limburg, Tilburg.)

4. Economie is verbonden aan een goede bereikbaarheid, waarbij ook het openbaar vervoer moet

worden meegenomen.

5. De economie van Helmond als industriestad is zeer kwetsbaar wanneer de economie achteruit-

gaat. Het is nodig te trachten meer een verzorgingsstadltransitstad te worden, gezien de

gunstige ligging.

6. De gemeente Helinond zou een voorbeeld kunnen stellen door bijvoorbeeld buurtconciërges in

gemeentelijke dienst aan te stellen. Dit zou tevens een belangrijke injectie betekenen voor het

wijkwerk.

Vervolgens een aantal punten op het vlak van het onderwijs:

1. Het is heel belangrijk dat het onderwijs het contact met het bedrijfsleven niet verliest. De

relatie onderwijs-bedrijfsleven (ROB) blijft van wezenlijk belang.

2. Veel wordt er verwacht van ROC Ter Aa-campus.

3. Uitbreiding van de HBO-opleidingen.

4. Dependance van de Technische Universiteit Eindhoven.

5. Goede onderdelen van het onderwijs verder uitbouwen.

6. Onderwijskansbeleid prioriteit geven naast de reguliere onderwijsinstellingen.

7 .Basisonderwijs en voortgezet onderwijs vormen een prima basis om aan mentaliteitsopvoeding

te gaan werken.

8 .Gezien de nieuwe Wet op het voortgezet onderwijs met betrekking tot het VMBO maar ook het

studiehuis, zou de gemeente zorg moeten dragen voor een goede huisvesting en een goed

aanbod van de verschillende leerwegen.

Positie van allochtonen.

1 .Spreiding naar alle geledingen in Helmond, over zowel huur- als koopwoningen.

2 .Integratie in alle facetten verplicht doorvoeren. Die verplichting geldt dan ook voor ons als

autochtonen. Een en ander moet wel op een goede communicatieve wijze gebeuren.

3 .Eigen cultuuropvattingen en gebruiken respecteren, maar er ook zorg voor dragen dat deze

culturen niet worden verheven boven de doorgaans Nederlandse gebruiken.

Helinond is er voor ons allemaal, ook voor de allochtone medemens. Feitelijk zou er geen

sprake moeten zijn van een allochtonenbeleid. Niet voor niets vindt menig allochtoon die wel

geïntegreerd is, werk en een maatschappelijke carrière heeft, een dergelijk beleid stigmatiserend.

Wij willen juist een probleemaanpak. Het college wijst daar ook op. Ook binnen het autochtone

deel van de Helmondse natie bevinden zich veel achterstanden, die daardoor integraal aangepakt

zouden kunnen en ook, volgens Helinondse Belangen, moeten worden. Resultaat zou moeten zijn

dat ernaar gestreefd wordt dat de onderwijskansscholen even veel toekomstmogelijkheden bieden

als reguliere scholen. Verder zouden in elke geleding van de Helmondse maatschappij allochtonen

naar verhouding vertegenwoordigd moeten zijn, want bij louter allochtone clubs, die er uiteraard

-20- 19 januari 1999.

moeten kunnen blijven, is er geen sprake van integratie. Dit betekent dat er bij een voetbalclub

geen allochtone teams maar geïntegreerde teams zullen zijn.

Het lid VAN MULLEKOM (HSP) Voorzitter! Ik meen vooraf te mogen zeggen dat wij als

HSP precies voldoen aan de opdracht die het college ons heeft gegeven: een globale visie op jaren

ver na 2000. Wij hebben een visie neergeschreven die op geen enkel punt to the point is

uitgewerkt. Ik wil dan ook graag beginnen met een inleiding.

De discussie tussen het college van B en W en het managementteam heeft geleid tot de

benoeming van een viertal thema's die aan de orde dienen te komen in de kernstadsvisie, te

weten:

1. Economie en Onderwijs;

2. De positie van allochtonen;

3. Identiteit/binding en centrumontwikkeling;

4. Wijkontwikkeling.

De kernstadsvisie van de HSP sluit echter beter aan op de drie landelijk uitgezette sporen, te

weten het ruimtelijk-fysieke spoor, het sociaal-economische spoor en het sociaal-maatschappelijk

en cultureel spoor.

De HSP wil in haar beschouwing op Helmond 1999-2010 als basis het sociaal-maatschap-

pelijk en cultureel spoor nemen. Voor de HSP staat het welzijn oftewel de mate waarin mensen

gelukkig zijn voorop. In zo'n benadering staan intermenselijke relaties centraal. Vragen daarbij

zijn: waar, wanneer en hoe kunnen mensen elkaar ontmoeten en in welke sfeer? Welke voor-

zieningen kunnen wij in Helmond aanbrengen om mensen gelukkiger te maken?

Het sociaal-economische spoor is in haar visie daaraan ondergeschikt, maar verdient toch

ook de nodige aandacht. Via sociaal-economisch beleid kan worden geprobeerd de welvaart en

koopkracht van mensen te vergroten. De relatie tussen mensen enerzijds en goederen en diensten

anderzijds dient optimaal te zijn door dit beleid. -De HSP vraagt zich in dit kader af of de stad

voldoende aantrekkingskracht heeft op haar inwoners om hun koopkracht vooral in de stad te

besteden of om daar juist koopkracht te verwerven.

Het derde landelijk uitgezette spoor, namelijk het ruimtelijk-fysieke spoor, ziet de HSP als

een instrument om invloed uit te oefenen op sociaal-economisch gebied alsmede op sociaal-

maatschappelijk gebied.

Bovenstaande uiteenzetting geeft aan dat de HSP de context te gedetailleerd vindt van de

reeds geformuleerde Helmondse thema's `De positie van allochtonen` en `Identiteit en centrum-

ontwikkeling.` De problemen van Helmond liggen op een hoger niveau. De allochtonen van

vandaag integreren, mede door moderne communicatiemiddelen, veel sneller in onze maatschappij

dan allochtonen van pakweg twintig jaar geleden. Allochtonen wensen zélf niet meer, en in de

visie van de HSP horen zij dat ook niet meer, behandeld te worden als aparte groep binnen de

maatschappij van onze stad.

Iets dergelijks gaat op voor het centrum. Het centrum vormt slechts een deelgebied binnen

de stad, terwijl het om de stad als geheel gaat. Veranderingen aan het stadscentrum zullen pas

aangebracht moeten worden, als blijkt dat het voor de stad als geheel beschouwd ook verbe-

teringen blijken te zijn. Dit is lang niet altijd het geval. .

De HSP vindt de indeling van het onderzoeksinstituut OTB van de Technische Universiteit

Delft veel inzichtelijker en uiteindelijk beter te plaatsen in de landelijk uitgezette sporen. OTB

hanteert vier hoofdcategorieën te weten:

1. Stedelijke vernieuwing: hoe is sociale cohesie in de stad tot stand te brengen? Het gaat dan

rechtstreeks om de kwaliteit van de woon- en leefomgeving.

2. Hoe is een goed woon- en leefmilieu van een stad in stand te houden? Dit onderwerp betreft de

duurzaamheid van gekozen oplossingen.

3. Stedelijke economie: op welke manier is economische vitaliteit bereikbaar?

4. Stedelijke infrastructuur: hoe is de bereikbaarheid van steden te vergroten?

Alzemene kenmerken van Helmond nu.

Geografisch bezien heeft Helmond een gunstige ligging binnen een technologisch sterke

regio, maar ook ten aanzien van de grote clusters van stedelijke gebieden: de Randstad, de

Vlaamse Ruit en het Ruhrgebied. Helmond heeft een relatief jonge bevolkingsopbouw, maar toch

een werkloosheidspereentage van meer dan 10%. Het gemiddelde opleidingsniveau is laag ten

opzichte van het landelijk gemiddelde en sluit niet goed aan bij de wensen van werkgevers.

Helmond kampt momenteel met twee grote problemen:

-21- 19 januari 1999.

1. De stedelijke economie kent een te hoge werkloosheid.

2. De stedelijke infrastructuur is niet optimaal.

Ad 1.

In Helmond is de verhouding tussen het aantal arbeidsplaatsen en de beroepsbevolking te

laag en tevens is er sprake van het niet goed aansluiten van wensen van werkgevers op datgene

wat de beroepsbevolking te bieden heeft. Door deze hoge werkloosheid is vaak niet in de

behoeften van de lokale bevolking te voorzien. Dit wekt onder meer agressiviteit, baldadigheid en

zinloos geweld op. Mensen voelen zich niet behaaglijk in zo'n omgeving. Het is onze taak als

HSP en ook de taak van u, geachte collega-raadsleden, om hier verandering in aan te brengen.

Gegeven de kenmerken van Helmond zijn er twee mogelijkheden om het werkloosheids-

vraagstuk aan te pakken. De ene is een beleid gericht op het aantrekken van laaggeschoolde

werkgelegenheid. Vaak zal het dan grootschalige industriële activiteiten betreffen die uiteraard op

onze industrieterreinen geconcentreerd dienen te worden. Laaggeschoolde werklozen kunnen dan

direct aan de slag. De andere mogelijkheid is de kwaliteiten van de Helmondse werkloze

beroepsbevolking naar een hoger niveau te tillen, waardoor deze mensen gemakkelijker een baan

in de regio kunnen vinden.

De HSP ziet op langere termijn meer voordelen in deze laatste oplossing. Helmond zal om

het werkloosheidsprobleem aan te kunnen pakken echter beide wegen moeten bewandelen en

proberen de nadruk te leggen op extra onderwijs en opleidingen. Een ruimtelijke scheiding tussen

vestigingen met specialistische, hoogwaardige werkgelegenheid en minder specialistische

werkgelegenheid is voor de toekomst wenselijk.

Samenwerking met Eindhoven en andere gemeenten uit Zuidoost-Brabant is nodig om

middels integrale afwegingen in de regio te komen tot volledige benutting van onze gunstige

ligging. De regio zou zich moeten opwerpen tot de technologische mainport van Nederland,

waarin het rijk mede extra zou moeten investeren, want momenteel blijven de rijksinvesteringen in

onze regio achter bij de investeringen in de Randstad. Een sterke regionale lobby in Den Haag en

Brussel/Straatsburg zou het stadsbestuur niet misstaan.

Ad 2.

Ongeveer 45% van het aantal arbeidsplaatsen wordt ingenomen door personen van buiten de

stad, terwijl ongeveer 35% van de Helmondse beroepsbevolking buiten Helmond werkt. De in- en

uitgaande pendels zijn relatief groot.

De stad kent een aantal fysieke breuklijnen die voor een groot deel de ruimtelijke identiteit

van Helmond bepalen. Hierdoor zijn in de loop der tijd verschillende zones met een eigen

karakter ontstaan. Kanaal en noord/zuid-verbinding Den Bosch-Weert, Traverse en spoorlijn delen

de stad op in afzonderlijke delen, waarbij de Traverse en de weg Den Bosch-Weert breuklijnen

zijn in het hart van de stad. Deze breuklijnen zullen een verdere ontwikkeling van de stad als

geheel en het centrum in het bijzonder in de toekomst bemoeilijken.

Het realiseren van een grootschalige wegeninfrastructuur in het tussengebied Helmond

Eindhoven is bezwaarlijk vanuit natuur- en milieu-overwegingen, maar ook vanuit ruimtelijk

bestemmen. Onderzoek zal moeten uitwijzen of in regionaal verband het afmaken van de

wegenruit ten oosten van Helmond de bereikbaarheid van Helmond vergroot.

Momenteel worden treindiensten niet optimaal benut. Vanuit de gemeentelijke en de

regionale overheden kan samen met de streekvervoerders gewerkt worden aan een maatschappij

die bijvoorbeeld een lijn Boxtel-Deurne exploiteert. Sinds de verzelfstandiging van de spoorwegen

is dit waarschijnlijk mogelijk.

Hoe ziet de HSP Helmond graag in 2010?

Helmond dient in 2010 een voorbeeld te zijn op landelijk niveau van een stad die vooral

leefbaar en veilig is en waar voor zinloos geweld absoluut geen plaats is. Om dit te bereiken zijn

tal van investeringen vooral in mensen van belang.

Ouderenbeleid en zorgvisie.

De HSP maakt zich sterk voor hogere uitgaven aan gezondheidszorg, ouderenzorg en zorg

voor gehandicapten, extra toezicht en recreatievoorzieningen. Ook al heeft Helmond een bevolking

met een relatief jonge leeftijdsopbouw, Helmond ontkomt niet aan de vergrijzing. In de periode

van de stadsvisie zal Helmond te maken hebben met een hoger percentage dubbele vergrijzing

(mensen boven 75), hetgeen nu al en zeker tot 2020 een zwaar beslag zal leggen op het zorg-

aanbod. Na 2020 zal de instroom van Dierdonk en Brandevoort zich melden aan het vergrijzings-

front.

Economie en onderwijs.

-22- 19 januari 1999.

Om de werkloosheidsproblematiek gericht aan te pakken zijn extra investeringen in

onderwijs en opleidingen noodzakelijk. Momenteel ontbeert Helmond nog steeds hoger beroeps-

onderwijs. In de laatste jaren is er sprake geweest van sterke concentratie van HBO-vormen in

bepaalde steden. Helmond is daarbij sterk onderbedeeld. Een van de groeisectoren in het

onderwijs, zowel op HBO- als MBO-niveau, is de zorgsector en facilitaire dienstverlening.

Helmond moet hier geen kansen laten liggen.

Het lager beroepsonderwijs heeft de afgelopen jaren een slecht imago verworven. Onder-

wijskundige innovatie, afstemming op marktsectoren en het afgeven van banengaranties kan het

LBO weer nieuw leven inblazen. Binnen het onderwijs moeten projecten gestart worden die

normvervaging van jongeren tegengaan.

Ruimtelijke positionering van Helmond.

Voor de toekomst is het van belang ook de ruimtelijke samenhang van Helmond te

verbeteren. Investeringen in stedelijk vastgoed en infrastructuur zijn voor de stedelijke economie

belangrijk. De HSP zou in 2010 graag de Traverse als breuklijn door het centrum kwijt zijn.

Tevens belemmeren de industriële activiteiten van Vlisco de verdere ontplooiing van Helmonds

centrum tot een gebied dat uitstraling heeft naar de rest van de stad toe.

De binnenstad heeft naast haar economische functies een sociale ontmoetingsfunctie. In het

centrum moet men zien en gezien worden, echter de verdere ontwikkeling van centrumfuncties

mag niet gepaard gaan met de afbouw of het niet ontwikkelen van voorzieningen in buurten

Sociale cohesie vindt de HSP belangrijk en dat heeft alles te maken met winkels, ontmoetings'

plaatsen en zorgaanbod in de eigen woonomgeving.

De voorlopige conclusie van de HSP is dan ook dat de komende tien tot vijftien jaar met

name de mensen zelf centraal worden gesteld in Helmond en dat de zwakkere groepen binnen

onze stad betere mogelijkheden worden geboden zich te ontplooien en gelukkiger te voelen.

Bij de discussies in de volgende fase rond de integrale stadsvisie zal de HSP inhoudelijk

specifieker ingaan op projecten die aandacht en zorg nodig hebben.

Het lid PRAASTERINK (OH): Wij zijn vanmorgen, mijnheer de voorzitter, allemaal

opgestaan met de gedachte het beste voor deze stad te willen. Een stad waar wij zijn geboren

en/of getogen, waar wij werken of gewerkt hebben en, wat meer is, waar wij voor willen werken.

Een stad die de laatste jaren een enorme vooruitgang en groei heeft doorgemaakt. Daar mogen en

kunnen wij trots op zijn. Een stad waar wij, maar ook alle burgers, nu en in de toekomst goed en

veilig willen wonen. Ik denk dat, als wij nu met z'n allen vanuit het heden naar de toekomst

kijken, dat de moeite waard is. Wij zullen, als wij op hoofdlijnen denken, zulks periodiek moeten

herhalen. En dan zullen wij als raad liefst met een gesloten peleton over de lijn moeten proberen

te komen. Daar waar wij naar mijn mening uitgaan van het feit dat wij het allemaal goed bedoelen

en het beste willen, zullen wij bereid moeten zijn naar elkaar te luisteren en nuanceverschillen te

accepteren. En op hoofdlijnen zullen wij elkaar wel vinden. Het wordt pas moeilijk als er ten

gevolge van gebrek aan middelen prioriteiten moeten worden gesteld. Vanuit de door mij

geschetste positieve grondhouding kunnen en mogen volgens Ondernemend Helmond kritische

kanttekeningen worden geplaatst.

Wij gaven onze mening over de gevolgde procedure en de inhoudelijke kant tot dan toe. Wij

deelden u mede zorgen te hebben over de samenstelling van commissies, inspraakprocedures,

overlegsituaties etc. Wij gaven het college mede dat debatteren over open deuren weinig zinvol

lijkt en is. Gedateerd 18 december 1998 ontvingen wij op 4 januari 1999 deelnota's die de moeite

waard waren. En hoe schoon ware het geweest als wij die voor Kerstmis hadden ontvangen en in

de tussenliggende vrije dagen hadden kunnen bestuderen! Deze deelnota's hadden onze fractie een

heel stuk werk aan analyse, inventarisering en strategiebepaling, neergelegd in onze notitie d.d. 4

januari 1999, kunnen besparen. Het enige stuk dat Ondernemend Helmond tot op dat moment had,

was het stuk `Kernstadsvisie Helmond 2010; Strategische keuzen". Van dat stuk zijn wij in ieder

geval niet vrolijker geworden. Maar ook onze achterban houdt niet van dit soort platitudes. Ter

illustratie zomaar wat stellingen:

Stelling 1: `De stad is dan ook stevig gegroeid, zowel qua inwonertal als qua werkgelegenheid`;

dat was ons echt nog nooit opgevallen...

Stelling 2: `Helmond is hét voorzieningen- en verzorgingscentrum voor inwoners van de stad`

(stel je voor dat dit niet zo was!) `en het Peelgebied"; dat is de waarheid, maar dan wel van de

negentiende eeuw en dus niet van nu!

Stelling 3: "Voor het stadsbestuur staan de mensen en behoeften van de mensen centraal". Los van

-23- 19 januari 1999.

het feit dat zulks minimaal verwacht wordt van een stadsbestuur, is deze stelling voor velerlei

uitleg vatbaar.

Zo zou ik door kunnen gaan per stelling. Dan schieten wij wel, maar niet echt op. Maar uw

stuk dwong ons wel tot nadenken. Wij werden gedwongen weer eens de realiteit van ons

verkiezingsprogramina te toetsen. Dus hebben wij, mede voor onze eigen leden, een schema

gemaakt aan de hand waarvan wij konden discussiëren. Dit schema hebben wij op 5 januari 1999

tijdens de behandeling in de commissie ter voorbereiding op deze raadsvergadering, aan iedere

fractie die dat wilde, ook gegeven.

Ondernemend Helmond stelt zich ten doel mee te werken aan het vormen van een stad die:

1 .Zelfstandig is en blijft met een eigen herkenbare identiteit (in één van de deelnota's als

"compleet` bestempeld);

2. Een goed imago heeft naar buiten toe, maar ook binnen de stad zelf (je kunt er trots op zijn er

goed en veilig te mogen wonen);

3. Een grote mate van zelfbestuur in met name wijken kent, veel verantwoordelijkheid bij zijn

burgers legt, zonder discriminatie (in één van uw deelnota's heeft u dit sociale cohesie

genoemd);

4. Een bestuur heeft dat meewerkt aan het welvaren en welzijn van burgers en bedrijven in ruime

zin; niet alleen op korte maar ook op lange termijn (en dat kan wel eens strijdig zijn, maar dan

kiezen wij voor de lange termijn).

5. Middels sociale controle en kleinschaligheid bestuurbaar en betaalbaar is en blijft;

6. Een bijpassend voorzieningenniveau heeft.

Als wij alles optellen, komen wij tot de conclusie dat het in Helinond goed is gegaan de

afgelopen jaren. Daar zijn wij trots op en daar heeft Ondernemend Helmond graag aan mee-

gewerkt. Dat goed-gaan willen wij graag zo, houden, maar dan wel in het kader van een con-

sensusinodel en niet op basis van koppen tellen. Daarvoor moeten we, en zeker als kleine fractie,

te hard werken. Wij zullen samen op weg moeten, zoals een landelijke politieke partij dat ooit

wilde.

Uit de veelheid van wensen en verlangens zullen wij keuzes moeten maken. Dat had gekund

aan de hand het S.M.B.l. of aanpassingen daarvan. Niet alles kan, kan tegelijk en kan betaald

worden. Dat betekent plannen maken en uitvoeren. Voor Ondernemend Helmond gelden dan de

volgende speerpunten:

Binnenstad.

De binnenstad, inclusief Heistraat, heeft hoge prioriteit; daarbij valt in navolging van het

zogenaamde Roermondse model te denken aan het opstellen van een meerjarentotaalvisie met als

onderdelen:

- ondertunneling Traverse;

- herbezinning museumbeleid;

- afwegen theater versus kunsthal of bioscoop;

- ruitvorming in de city, dus het gebied vergroten;

- versterken hotelfunctie;

- bereikbaarheid en zo mogelijk gratis parkeren, waaronder op de Markt

- visuele aanpassing van de Markt:

- promotiebeleid;

- drugsbeleid;

Wegenstructuur.

De auto valt niet weg te denken uit onze samenleving en dat houdt in dat wij meer aandacht

moeten hebben voor een evenwichtige verdeling van middelen en een hoge prioriteit voor ons

autowegennet (bereikbaarheid en parkeren) middels:

- verbreding kruispunten en wegen;

- rotondes in plaats van v.r.i.'s;

- multibereikbaar (niet alles via één kruispunt) enz.

Economie.

Uit de veelheid van de in de notitie van de heer Swinkels genoemde punten een keuze

maken en als speerpunt bestempelen te weten:

- Pronioten dienstensector, maar niet alleen middels concentratie in het centrum;

- Internationaal transport en overslag, ook voor wat waterwegen betreft, en samenwerking met

het lokale bedrijfsleven;

- Onderwijs versterken, bijvoorbeeld een logistieke faculteit bij ROC ter Aa;

-24- 19 januari 1999.

- Formuleren van een acquisitie- en promotiebeleid.

Wijkontwikkelinge .

Meer delegatie van verantwoordelijkheden naar wijken, dus uitwerking van de nota `Vinger

in de pap` (zowel naar bevoegdheden als naar geld) met begrip voor:

- Winkelaanbod concentreren in kernwinkelgebieden;

- Integreren wijken in de stad Helmond met behoud van het wijkeigene;

- Op peil houden van het basisvoorzieningenpakket;

- Geen kleinschalige industriële werkgelegenheidsactiviteiten in de wijken.

Promotie.

Een gestructureerd langharig plan opstellen dat in onderdelen duidelijk maakt wat Helmond

is en wil zijn in de richting van de wereld, het land, de regio en bewoners. Met andere woorden:

Hehnond op de kaart zetten en bepalen hoe dat gaan doen.

- Aansprekend periodiek terugkerend landelijk evenement organiseren;

- Meerjarig promotieplan opstellen; -

- Meerjarige gestructureerde lobby opstarten.

Naast onze speerpunten toch nog wat opmerkingen.

Een volgend Vinex-convenant, zo daar al sprake van zou zijn, hoeft voor ons niet. En als

het er dan al zou moeten komen, moet daaraan de voorwaarde worden verbonden dat er com-

pensaties zijn en komen, bijvoorbeeld op het gebied van werkgelegenheid, beroepsonderwijs en

wegenstructuur, alsook de voorwaarde dat wij in Helmond een werkend integratieprogramma

hebben dat van nieuwe burgers ook Heimonders en van in Helmond gevestigde bedrijven

Helmondse bedrijven maakt. Met andere woorden: wij kiezen onder de huidige omstandigheden

voor wat u noemt consolidatie en stabilisatie.

Annexatie, anders dan annexatie van grondgebied om efficiency-redenen, hoeft voor ons

niet. Maar laten wij dan wel bilaterale convenanten sluiten op bepaalde beleidsgebieden, zoals

woningbouw, financiën e.d.

Er zal een visie moeten komen op de ontwikkeling en samenstelling van de bevolking op

langere termijn en de consequenties daarvan. In Helmond wonen Helmonders en geen minder-

heden. Al deze Helmonders hebben gelijke rechten maar ook gelijke plichten. Het bestuur van de

stad heeft als taak een integratiebeleid te voeren. Dat geldt in principe en in gelijke mate voor

mensen die zich in Helmond vestigen vanuit Friesland, Eindhoven, Spanje, Marokko of waar dan

ook vandaan. En, inhakend op stelling 8, als mijn Fries "zin butterbred met greene cheese` wil

wegspoelen met een berenburger, vind ik dat best, zolang ik mijn glas wijn maar mag blijven

consumeren.

Wij zijn de mening toegedaan dat de binnenstad de grootste prioriteit heeft. Daar valt in

onze visie ook de Heistraat onder. Als u praat over postzegelplannen in binnenstad-oost, dan hoort

de Heistraat daar primair bij. En als u stelt dat het basispakket per wijk varieert, omdat de

problematiek per wijk verschilt, zegt u impliciet iets over de bevolkingssamenstelling van de

wijken. Geen getto's, wel differentiatie. De tijd zal wel leren of wij monoculturen afdoende

kunnen sturen. En als wij dat willen, hadden wij gisteren al moeten beginnen met beleid tegen

bepaalde aankopen in de binnenstad en pensions.

Iedere mens heeft waarde en die waarde wordt onder meer bepaald door de functie die hij of

zij binnen onze gemeenschap vervult of kan vervullen. Maar dan heeft die gemeenschap ook de

taak ervoor te zorgen dat er zinnig werk is of gemaakt wordt, om zo te vermijden dat mensen

buiten de samenleving komen te staan. Dat zo zijnde, mag de gemeenschap ook eisen stellen aan

iedereen en daarop sancties zetten. In dit licht gezien, is het bieden van passend werk een

oplossing en van ons zou dat zelfs moeten, zeker daar waar wij verwachten dat het aantal

vrijwilligers in de toekomst verder zal teruglopen en er anderzijds grote behoefte aan dit soort

medewerkers bestaat.

In dat zelfde kader zullen ook het drugsbeleid, de criminaliteit e.d. moeten worden

aangepakt.

De gemeentelijke productie aan voorbereidende stukken voor vanavond bestond fysiek uit

een kleine honderd bladzijden. Onze reactie van tien minuten bestaat uit vier pagina's. Dat

betekent dat bij ons veel is blijven liggen en er dus voldoende ruimte en vrijheid is op weg naar

2010.

Ter relativering citeer ik nu, mijnheer Ferwerda, uit een geheim stuk uit 1964, waarin de

scheidende burgemeester Sweens zijn persoonlijke visie geeft op de ontwikkeling van Helmond in

de komende vijfentwintig jaar. Hij stelt dan: `Wanneer zich geen abnormaliteiten zullen voordoen

-25- 19 januari 1999.

als oorlog, zware economische inzinkingen, groot gebrek aan financieringsmogelijkheden e.d. en

de op 31 augustus 1964 aanwezige plannen worden gehandhaafd, dan zal na vijf en twintig jaar:

- Het aantal inwoners van Helmond tengevolge van de dan plaats gehad hebbende grenswij-

zigingen zijn verdubbeld;

- Het vergrote gebied volledig met gedetailleerde plannen zijn belegd;

- Helmond zijn centrumfunctie in de streek Zuidoost-Brabant hebben versterkt, m.n. wat de

verzorgingsfuncties betreft;

- de stad bevrijd zijn uit haar isolement; de rechtstreekse verbinding met Eindhoven ten noorden

van de spoorlaan zal zijn gerealiseerd; er zullen goede aansluitingen bestaan op het Europese

wegennet;

- Hoogspoor annex een nieuw station zijn tot stand gekomen;

- De omleiding van de Zuid-Willemsvaart ten behoeve van de scheepvaart zijn gerealiseerd;

- Een modern en aantrekkelijk winkelcentrum in de omgeving Beelstraat-Heistraat worden

gebouwd;

- Het aantal woningen meer dan verdubbeld zijn;

- In verband met de toegenomen vrije tijd een grote sporthal of meerdere kleine sporthallen en

andere ontspanningsgelegenheden tot stand gekomen zijn;

- Een volledige stadsautobusdienst in bedrijf zijn.`

Regeren is vooruitzien, mijnheer de voorzitter. Maar ondanks alle vooruitzien kunnen veel

dingen anders lopen dan wij denken of gedacht hadden. Gelukkig maar!

Hierna schorst de voorzitter de vergadering voor collegeberaad.

Na heropening der vergadering spreekt de VOORZITTER als volgt:

Dames en heren! Ik zal per thema kort aangeven welke conclusies wij als college uit uw

inbreng hebben getrokken en met welke zaken wij'verder willen gaan bij het concretiseren van de

kernstadsvisie en straks de stadsvisie. Wij hebben hier en daar politieke accenten en ook politieke

tegenstellingen onderkend. Als ik spreek over conclusies, dan gaat het om zaken waarvan wij

hebben ervaren dat ze breed door u worden gedragen.

In de eerstvolgende raadsvergadering zullen wij u een en ander nader uitgewerkt op papier

voorleggen, zodanig dat u er zicht op hebt en u nog kunt aanvullen en amenderen met het oog op

de verdere uitwerking van de stadsvisie.

Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Is het niet van belang dat ook de verschilpunten op

een rijtje worden gezet? Het kan best zijn dat wij tijdens de discussie wat genuanceerder gaan

denken over een aantal zaken. Zo te horen is de instemming voor wat de visie betreft wel negentig

procent. Toch zou ik het op prijs stellen als de echte verschilpunten eruit gelicht zouden worden.

De VOORZITTER: Akkoord. Echte verschilpunten zijn door ons natuurlijk ook inzichtelijk

te maken. Voor zover wij ze hebben ervaren, zullen wij ook die aan u presenteren.

Dames en hereni- Het college zou graag zien dat de raad zich bij de discussie in tweede

instantie zou richten op drie punten. Wij willen daar graag nader commentaar van u op vernemen,

voordat wij als college aan deze punten verdere invulling geven. Allereerst echter noem ik echter,

in afstemming met het college, de zaken die ik heb ervaren als vrij algemeen gedragen stand-

punten.

Wij zullen het proces verder moeten voeren. Breed is te onderkennen geweest uw verlangen

om het open communicatieproces met de burgers zo snel mogelijk te starten, nadat in de

raadsvergadering van 2 februari a.s. de eerste uitgangspunten voor de invulling van de kernstads-

visie door u als raad zijn vastgelegd en voordat u de integrale stadsvisie ter beoordeling krijgt

voorgelegd. Op die manier kan het commentaar van de burgers bij het vaststellen van de integrale

stadsvisie in beschouwing worden genomen. Wij zullen vormen zoeken om het communicatie-

proces zo snel mogelijk na 2 februari te starten.

Dat de kernstadsvisie gaat over vier thema's, hangt samen met het proces. De stadsvisie zal

echter mede een aantal meer integrale zaken bevatten. Wij hebben goed begrepen dat met name

aspecten als duurzaamheid, milieu en recreatie daarin een plaats moeten krijgen.

Dan kom ik aan de positie van Helmond in zijn algemeenheid in de toekomst. U pleit ervoor

om Helmond een krachtige, zelfstandige stad te laten zijn die voor zijn eigen burgers een compleet

voorzieningenpakket kan bieden, een stad die goed toegankelijk en bereikbaar is teneinde zijn

-26- 19 januari 1999.

economische potenties waar te kunnen maken, die de tweede centrumstad van Zuidoost-Brabant

dient te blijven en die, samen met Eindhoven, in complementaire zin invulling zal moeten geven

op het stuk van de voorzieningen. Helmond is een belangrijke stad in het kader van het modern

industrieel complex en groeit in belangrijkheid nog steeds verder, omdat Helmond de Brabantse

stad is die qua industrie nog verder groeit.

Gevraagd wordt om veel en blijvende aandacht voor de kwaliteit van het woon- en

werkmilieu. Daar hoort bij dat onze wijken goed in het groen zullen moeten blijven liggen. Daar

zullen wij grote aandacht aan moeten besteden, omdat dit van grote waarde wordt bevonden voor

de leefbaarheid en beleving van onze stad door zijn bewoners. Wij zullen de kwaliteit die wij in

de toekomst wensen, zeker moeten bewaren en ook verder uitbouwen.

Grote aandacht is er gevraagd voor de veiligheidsaspecten in onze stad. Dat vraagt om een

veiligheidsbeleid waarbij continu de vinger aan de pols wordt gehouden om de leefbaarheid van de

stad en de kwaliteit van de leefbaarheid op peil te houden.

Ik heb begrepen dat u de groei van de stad niet benadert als doel op zictr, maar wilt zien als

voorwaarde voor de handhaving en uitbouw van de centrumpositie en het voorzieningenniveau dat

daarbij hoort. U hebt aangegeven dat dit om een substraat of inwonersaantal van tussen de

100.000 en 120.000 inwoners vraagt.

De uitbouw van de stad wordt duidelijk in zuidelijke richting gezien; richting A67 voor wat

de werkgelegenheidsmogelijkheden betreft, Lungendonk voor verdere woningbouw en ook

mogelijkheden voor de verdere afronding van de wegenstructuur van de stad. Allerwegen is

gezegd, en niet ten onrechte, dat verkeer en vervoer (dus ook vervoer over het water) aspecten

zijn die grote aandacht vragen. Het zijn aspecten die zeker knelpunten zullen opleveren en zullen

vragen om dappere beslissingen van u als raad in de toekomst, want in de jaren naar 2010 toe

zullen er heel wat problemen zijn te overwinnen.

(De - heer Bethlehem komt, te 21.20 uur, ter

vergadering.)

Dit waren de standpunten over de algemene positie van Helmond.

Ik kom nu aan het thema:

Centrumontwikkeling en identiteit.

Ik heb grote overeenstemming kunnen constateren ten aanzien van de opwaardering van het

stadscentrum. Dat vraagt om diversifiëring en kwaliteitsverhoging van het winkelaanbod. Men

heeft gesproken over een compact centrum, maar vooral ook over een Helmonds herkenbaar

centrum, met gezelligheid. Aandacht is gevraagd voor oude elementen en monumenten, die de

sfeer in de stad en de herkenbaarheid van Helmond als oude stad kunnen bevorderen, alsook voor

het bevorderen van al datgene wat met levendigheid en veiligheid in het centrum heeft te maken.

Ook hier weer speelt het grote punt van de bereikbaarheid. Dat heeft weer te maken met goede

voorzieningen, zowel openbaarvervoersvoorzieningen als parkeervoorzieningen in het centrum,

zodat een bezoek aan het centrum van de stad als aantrekkelijk wordt ervaren.

Duidelijk is dat men oplossingen die niet conventioneel zijn niet uit de weg wil gaan. Ook

ondergrondse oplossingen moeten wij niet schuwen, als wij daarmee een toegevoegde waarde

zowel uit het oogpunt van leefbaarheid als bereikbaarheid kunnen bereiken. Daarin staat de

Traverse centraal. Maar niet alleen de Traverse vraagt om een oplossing. Er zijn nog andere

knelpunten die wellicht beter zijn te verhelpen door ondergrondse oplossingen.

Voor de ontwikkeling van de zuidzijde van het station is ook aandacht gevraagd. Dat is een

nog tamelijk braak liggend gebied, zeker als wij er het Hatematerrein bij betrekken. Wij zijn in de

gelukkige omstandigheid dat Gamma Holding dit terrein in een PI'S-constructie samen met de

gemeente wil invullen. Dat lijkt aan de maat van datgene wat wij daar graag zouden zien

gebeuren.

Economie en onderwijs.

Er is met name aandacht gevraagd voor het beroepsonderwijs. De wens is geuit tot

uitbreiding van HBO-faciliteiten. Deze wens wordt imniddels ondersteund door de nodige

activiteiten van het college. Er is draagvlak voor het idee van een campus en een goede locatie

daarvoor. Vorming, opleiding, onderwijs, permanente educatie om mensen kansen te geven om te

participeren, het zijn allemaal zaken die door u centraal zijn gesteld.

In het kader van het verder terugdringen van de werkloosheid en een meer werkgelegen-

heidsgericht aanbod van arbeid zou de instelling van een tripartiete overleg tussen overheid,

-27- 19 januari 1999.

werkgevers en werknemers structureel moeten worden geëntameerd. Dit lijkt mij een goede

gedachte, die wij verder vorm zouden willen geven.

Naast upgrading van de beroepsbevolking, een punt waarvoor aandacht is gevraagd, is er de

noodzaak van acquisitie van bedrijvigheid die werkgelegenheid voor met name laaggeschoolden

biedt. In dit verband aandacht voor de industrieën, die wij als -overheid zouden moeten koesteren,

omdat het met name de industrieën zijn die in de toekomst een belangrijk werkgelegenheids-

potentieel voor de stad zouden kunnen betekenen. Gewezen is ook op het belang van optimale

ontsluiting van onze werkgelegenheidsterreinen op internationale verbindingswegen. Daar is het

overigens helemaal niet zo slecht mee gesteld, en dat moet zo blijven.

Wiikontwikkeling.

Heel centraal staat in uw bijdragen de herstructurering van achterstandswijken, met name

van de oude binnenstadswijken. Dat is niets nieuws en wij moeten de herstructurering van deze

wijken in de komende jaren sterk koesteren. Maar daarnaast moeten wij voorkomen dat andere

wijken achteruit zouden gaan. Er moet dus ook aandacht zijn voor wijken die, als er niet

voldoende aandacht voor zou zijn, in een achterstandssituatie zouden raken, want voorkomen is

nog altijd beter dan genezen.

De aandacht voor de sociale cohesie en de bevordering van interactief bestuur met de wijken

is groot. Door interactief bestuur kunnen wij precies weten wat de wijken willen en adequaat

inspelen op datgene wat in de wijken van belang wordt gevonden. Op dit punt volgt straks een

nadere vraag voor de tweede instantie.

Positie van allochtonen.

Uit de discussie is duidelijk gebleken dat wij niet meer zouden moeten spreken over een

specifiek allochtonenbeleid maar meer over een integraal beleid voor achterstandsgroeperingen met

specifieke, op de achterstanden gerichte aanvalsplannen, waarbij werk en scholing kernpunten zijn

om op termijn de positie van betrokkenen te versterken. Ik heb ook genoteerd dat er meer

maatwerk zal moeten komen en meer aandacht voor positieve aspecten die een aanzwengelend

karakter kunnen hebben om de negatieve aspecten beter te kunnen aanpakken. Daarbij geen

vrijblijvendheid, maar wederkerige verplichtingen.

Dit waren de grote lijnen die wij als college uit uw bijdragen hebben gehaald. Dan kom ik

nu op een aantal specifieke punten. Wij zouden graag zien dat u daar als raad in tweede instantie

de aandacht op zou richten, omdat het punten zijn die eventueel wat tegengestelde zaken in zich

bergen.

Ten eerste is dat het punt van de wijkautonomie. Er is gepleit voor meer wijkautonomie,

althans het leggen van meer verantwoordelijkheid voor een aantal zaken bij de wijk. Daar-

tegenover staat de niet onbelangrijke inbreng van de heer Ferwerda, die zegt dat wij op weg naar

2010 rekening moeten houden met een trend die in de komende jaren zeker invloed zal hebben,

namelijk de verdergaande individualisering. Die zal leiden tot het minder beschikbaar hebben van

vrijwilligers, minder bereidheid om, bijvoorbeeld vanwege dubbele banen, op maatschappelijk

terrein te participeren. Hoe ziet u als raad dit spanningsveld? Wij praten over een terugtredende

overheid, maar is dat wel realiseerbaar? Zou de overheid er niet juist iets aan moeten doen, als de

participatie onvoldoende is? En zo ja, hoe denkt u dat de overheid daar mee uit de voeten zou

moeten?

Een tweede punt dat wij wat nader zouden willen bediscussiëren en dat ons heeft geïntri-

geerd, is de 24-uurseconomie. De fracties van GroenLinks, CDA en SDH hebben het daar over

gehad. Wat kan de gemeentelijke overheid op dat punt wel en niet betekenen? Wat voor beleid

zou volgens u de gemeentelijke overheid op stedelijk niveau kunnen ontwikkelen om de nadelige

effecten van de 24-uurseconomie op zijn minst te minimaliseren en de positieve aspecten van een

vrij weekend (daar zijn verschillende invalshoeken voor) te kunnen handhaven?

Een derde punt houdt verband met het sociaal-maatschappelijke thema. Dat was wel geen

algemeen thema, maar u hebt met name de discussie rond de allochtonen verbreed tot het sociaal-

maatschappelijke. De heer Tielemans heeft daarbij de zogenaamde community values ingebracht.

Verlangt u meer van ons op dit punt dan wij op dit moment doen in het kader van de positie van

de allochtonen? Verlangt u van het college dat wij het breder trekken?

Ik laat het bij deze drie punten. Op grond van uw inbreng hopen wij u straks bij de

stadsvisie beter te bedienen met het oog op een verdere discussie en nadere uitgangspunten voor

het beleid naar de toekomst toe.

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! U heeft drie belangrijke punten genoemd. Ik

-28- 19 januari 1999.

begin met de vraag over de wijkautonomie. Wij hebben in onze algemene beschouwingen van het

afgelopen najaar aangegeven dat wij de wijze van benadering van de wijken een zorgpunt vinden.

Hoe kunnen wij omgaan met het leggen van verantwoordelijkheid in de wijken en het creëren van

betrokkenheid in de wijken met zaken die daar spelen? En hoe kunnen wij daar vorm aan geven?

Helmond is een bepaalde weg ingeslagen en de vraag is of die weg in de verdere toekomst

begaanbaar blijft en of het de juiste weg blijkt te zijn. Om heel eerlijk te zijn, hebben wij wat

reserves bij het verdergaan op de ingeslagen weg en bij het nog verder ontwikkelen van de

wijkautonomie. De heer Ferwerda heeft heel treffend weergegeven dat het draagvlak voor

participatie in de wijk - omdat er in de wijk maar weinig schouders zijn die de participatie dragen

en het aantal mensen dat er vorm aan geeft gering is - maar heel klein is. Naar onze mening ziet

het er niet naar uit dat het draagvlak, gezien de trends van vandaag de dag, groter zal worden.

Dat betekent dat wij niet zouden moeten toewerken naar de situatie dat slechts een heel beperkt

groepje uit een wijk uiteindelijk in conclaaf met de gemeentelijke overheid een enorme invloed

zou hebben op de invulling van allerlei zaken in de wijk. Dat lijkt ons geen goede ontwikkeling.

Wij zijn dan ook van mening dat er te allen tijde een belangrijke rol voor de gemeentelijke

overheid blijft weggelegd, in die zin dat de gemeentelijke overheid zeker zal moeten communi-

ceren over wat er wenselijk is in een wijk, waarbij het contact sterk informatief gericht zal zijn.

Dat informatieve contact zal wat ons betreft wederzijds moeten zijn: vanuit de stad naar de wijken

toe en vanuit de wijken naar de stad toe. De gemeentelijke overheid zal heel terughoudend moeten

zijn voor wat het verder ontwikkelen van het leggen van verantwoordelijkheden op een lager

niveau betreft.

Daarbij komt dat wij op dit moment, bij de huidige structuren, zien dat er een beperkt

democratisch gehalte aanwezig is in deze structuren. Juist vanwege de vrijwilligheid en vanwege

het feit dat er geen duidelijke vertegenwoordigende structuren zijn en er af en toe wat ad-

hoccerige bewegingen plaatsvinden, lijkt het ons dat de basis om daarop verder te gaan heel smal

is.

De VOORZITTER: Ik begrijp dat het ook door de CDA-fractie als een vraag wordt ervaren

hoe wij aan de wijkontwikkeling verder handen en voeten geven.

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Dat is juist. Daarbij leggen wij een duidelijk accent op de

informatieve weg.

Wat de 24-uurseconomie betreft: het is erg moeilijk om daar als gemeente een adequaat

antwoord op te geven en op te proppen te komen met een soort tovermiddel daarvoor. Wel zullen

wij als gemeente bij de ontwikkelingen die wij tot stand brengen, heel nadrukkelijk moeten

nadenken over wat voor effecten ons handelen heeft op het versterken van de 24-uurseconomie. Ik

heb namelijk het idee dat, als wij gewoon in onze dagelijkse denkwereld zouden doorgaan, wij

vanzelf zullen meedrijven op de stroom en meegaan in de vaart der volkeren. Wij zouden onszelf

moeten aanleren en aanwennen om het element van de 24-uurseconomie en welke invloed ons

beleid daarop heeft, in ons handelen op te nemen. Concreet aangeven in welke richting wij als

gemeente sturend zouden kunnen optreden om het proces te beïnvloeden, kan ik op dit moment

echter niet zeggen.

De VOORZITTER: U zegt wel heel concreet dat wij het aspect van de 24-uurseconomie bij

al onze beleidsmaatregelen zouden moeten meewegen.

Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Voorzitter! Ik zou graag iets zeggen over

het sociaal-maatschappelijke gebeuren. Het is ons opgevallen dat in de stukken die ons zijn

aangedragen, het punt van het sociaal-maatschappelijke toch wat achter is gebleven. Wij hebben

dat in onze eerste instantie ook al gezegd. Als raad zijn wij op dit moment bezig om de heer Van

Boxtel ten dienste te zijn, want het gaat om een onderdeel van de opdracht waarvoor wij hier bij

elkaar zitten. In de gesprekken die wij rond het grotestedenbeleid hebben gevoerd, hebben wij al

meerdere keren geconstateerd dat wij het sociaal-maatschappelijke nog steeds een onderbelichte

zaak vinden, althans, het is niet voldoende geïntegreerd in andere opdrachten die wij onszelf

stellen binnen het grotestedenbeleid. Wij zouden er dus voor willen pleiten om er meer aandacht

aan te besteden, indien u niet in staat bent dit aspect bij de vier thema's onder te brengen.

Nogmaals: tot nu toe is dit aspect onderbelicht gebleven.

-29- 19 januari 1999.

De VOORZITMR: Wij zullen een aanvullende notitie aanleveren over het sociaal-

maatschappelijke in bredere zin.

Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! Ik wil met het laatste punt beginnen. Van

onze kant hebben wij nadrukkelijk gezegd dat wij op een aantal punten de sociaal-maatschappelijke

aspecten in de visie misten. Wij willen het graag breed zien. U heeft ook de community values

genoemd, die door de heer Tielemans naar voren zijn gebracht. Misschien kan de heer Tielemans

toelichten wat hij daar exact mee bedoelt, voor wij hier ja of neen op zeggen.

De 24-uurseconomie is niet tegen te houden: de technologie legt ons gewoon een 24-

uurseconomie op. De 24-uurseconomie heeft gevolgen voor het gemeentelijk handelen. Ik denk

aan recreatie en het openstellen van voorzieningen, zoals sporthallen en gemeentelijke diensten.

Sprekend over de wijkautonomie verwijst u naar de opmerkingen van de heer Ferwerda. Om

te beginnen is het heel belangrijk om vrijwilligers te motiveren. Vanuit het gemeentelijke apparaat

en de instellingen kan men wel degelijk mensen motiveren om vrijwilligersweik in de wijk te gaan

doen. De betrokkenheid op de wijk is ontzettend belangrijk. Er zullen volgens ons altijd mensen

zijn, bijvoorbeeld mensen die uit het arbeidsproces treden, die zich geroepen voelen om dit

vrijwilligerswerk te doen en die zich verantwoordelijk voelen voor een stukje autonomie in de

wijk. Wij vinden dus wel dat er op het gebied van wijkontwikkeling kansen liggen. Zolang de

mensen die in de wijk wonen zelf verantwoordelijkheid willen nemen, moeten wij ze die

verantwoordelijkheid ook geven. Dat geldt niet alleen voor een wijk waar alleen maar witte

mensen wonen. Ik denk dat er ook van de allochtonen in een wijk een heel positief effect kan

uitgaan.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! In verband met de wijkontwikkeling heeft u de

steekwoorden sociale controle, vrijwilligerswerk, individualisme en verantwoordelijkheid

genoemd. Ik wil u in overweging geven om gekozen wijkraden in te stellen, want ik denk dat wij,

als wij gekozen wijkraden hebben, de verantwoordelijkheid daar neerleggen waar deze thuishoort

en dat wij dat dan bovendien doen op een democratisch gelegitimeerde manier. Dat kan een

bijdrage leveren aan een toename van de sociale betrokkenheid en aan de gewenste sociale

controle - waarmee ik geen overdadige sociale controle bedoel.

Wat kan de gemeentelijke overheid doen tegen de nadelige gevolgen van de 24-uurs-

economie? (Daar zit al een interpretatie in, want volgens sommige partijen heeft de 24-uurs-

economie alleen maar voordelen!) Naar mijn mening is de 24-uurseconornie wel tegen te houden,

maar de gemeente Helmond zal dat niet alleen kunnen. Dat is het probleem. Praktisch gezien zou

de gemeente het goede voorbeeld kunnen geven. Ik weet niet wat de juridische mogelijkheden zijn

met betrekking tot de openstellingstijden. Nog een mogelijkheid is om, als zich bijzondere

problemen voordoen, in Den Haag aan de bel te trekken. Je zou bijvoorbeeld een demonstratie in

Den Haag kunnen organiseren.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Maar niet op zondag!

Het lid VERBAKEL (SP): Neen, niet op zondag. En u zou, voorzitter, contact kunnen

zoeken met collega-burgemeesters die tegen hetzelfde probleem aanlopen en dan zou u de handen

ineen kunnen slaan. Er valt zeker wat te bedenken.

Als het over het sociaal-maatschappelijke aspect gaat, denk ik aan het armoedebeleid. Ik

weet niet of de armoede daar in uw visie bij hoort, maar ik vind dat de gemeente Helmond zeker

niet het onderste uit de kan haalt voor wat het armoedebeleid betreft. In mijn bijdrage in eerste

instantie heb ik al het heikele onderwerp van de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het wonen

in bepaalde wijken naar voren gebracht. Daar zitten ook sociaal-maatschappelijke aspecten aan.

Dat komt overigens naar voren in de onderliggende stukken, als het gaat over de concentratie van

allochtonen in bepaalde wijken. Dat hangt natuurlijk allemaal samen. Daar spelen ook gemeente-

lijke keuzes een rol bij. Die zou u ook eens kritisch tegen het licht kunnen houden.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): U zet ons even aan het werk, voorzitter, en dat is heel

goed: ik heb het in mijn eerste instantie al gehad over de rol van de fantasie en over het belang

om eens met fantasieën naar voren te komen. Dat proberen wij nu ook allemaal te doen.

Over het eerste dilemma, de wijkontwikkeling, is al een aantal zinnige dingen gezegd.

Natuurlijk kan het niet zo zijn dat een beperkt groepje in een wijk bepaalt wat daar moet

-30- 19 januari 1999.

gebeuren. Als je dat legaliseert of democratiseert door middel van deelraden, dan bereik je

daarmee nog geen oplossing. Maar daar waar de mensen het zelf willen, moeten wij ze de kans

geven. Daardoor kan het gebeuren dat de gemeente de ene wijk anders benadert dan de andere

wijk. Het lijkt mij dat wij daar naar toe moeten. Mensen die daarvoor gemotiveerd worden, willen

volgens mij best vrijwilliger zijn. Dat is iets anders dan zeggen dat er steeds minder vrijwilligers

komen, dat er sprake is van individualisering en dat wij daarom maar niet verder moeten gaan met

de wijkautonomie, omdat het draagvlak alleen maar verder afkalft. Wij moeten juist wel naar de

wijken gaan, de mensen opzoeken en kijken welke vragen ze hebben. Misschien moeten wij de

mensen wel ondersteunen bij het formuleren van hun vragen. Vraag maar eens iemand op straat of

een willekeurig raadslid wat hij of zij van iets vindt. Dan valt het niet mee daar een antwoord op

te geven. Dat merken wij nu misschien zelf. Op wijkniveau zal dat ook zo zijn. Dus: ambtenaren

de straat op en de wijk in om de mensen te helpen hun vragen te formuleren. Als wij daarop

inspelen, zal er naar mijn idee honderd procent motivatie zijn. Maar als de.vrijwilligers er niet

blijken te zijn, dan houdt het natuurlijk op.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! De heer Rietveld zegt dat het instellen van democra-

tische wijkraden het probleem niet oplost. Dat klopt. Maar bij de verkiezing van de machtigste

man van de wereld komt nog niet de helft van het aantal kiezers op. Op zich kun je daar niets aan

doen. Maar er is nog een ander probleem dat hierbij terecht is ingebracht, namelijk het probleem

van de legitimatie. Hoe je het ook wendt of keert, er is in de wijken een vrij beperkte club

mensen zonder democratische legitimatie aan de slag. Nu laat ik in het midden of zij dat goed of

slecht doen, want ik denk wel dat ze het allemaal goed bedoelen. Daar gaat het niet over; het gaat

over het punt van de democratische legitimatie. Misschien wil de heer Rietveld daar nog iets over

zeggen.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Daar was ik mee begonnen, dacht ik. Als je ziet dat een

klein aantal mensen bepaalt wat er gebeurt - en dat is de situatie die ik in de praktijk signaleer - is

de vraag namens wie zij spreken. Ik vraag mij alleen of wij op het schaalniveau van Helmond het

Amsterdamse model van de deelraden moeten gaan invoeren. Volgens mij verleggen wij daarmee

het probleem naar de wijk, terwijl ik denk dat wij als gemeente klein genoeg zijn om dit probleem

zelf aan te pakken. Voorbeelden als Deventer en Tilburg zijn ook al genoemd. Met mijn inbreng

los ik het probleem van de legitimatie niet direct op, maar ik heb wel betere argumenten voor het

probleem van het motiveren van de mensen in de wijken.

Het lid HENRAAT (SDH): Voorzitter! Ik heb het zo-even al in de woorden van de heer

Van Heugten geproefd en nu proef ik het ook in de woorden van de heer Rietveld: het is net alsof

wij nu opeens niet meer tevreden zijn over onze wijkbesturen. De wijkbesturen houden elk jaar

een jaarvergadering en worden elk jaar gekozen. Het zijn besturen van tussen de negen en twaalf

á dertien mensen. Ze zijn ontzettend actief en organiseren activiteiten waar heel veel mensen op af

komen. Bij al die activiteiten kunnen de mensen lekker tegen elkaar aankletsen. Er wordt dus echt

heel veel gedaan. De wijkbesturen zijn wel degelijk legitiem. Ik dacht zelfs dat ze staan inge-

schreven bij de kamer van koophandel. Als dat niet genoeg is, weet ik het niet.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Ik denk dat het niet genoeg is om te staan ingeschreven

bij de kamer van koophandel.

Het lid HENRAAT (SDH): Maar het maakt de besturen wel legitiem.

De VOORZITTER: Heren, ik denk dat wij deze discussie niet hier moeten voeren. Waar

het om gaat, is dat het beschikbaar-zijn van mensen, waarmee het in de ene wijk beter staat dan in

de andere wijk, bij de huidige ontwikkelingen problematisch gaat worden. Dat is de stelling die de

heer Ferwerda niet ten onrechte heeft betrokken. Het college ervaart dit probleem ook. Ik begrijp

heel goed dat een antwoord op de vraag wat daar de panacee voor zou zijn, door niemand zomaar

uit de mouw is te schudden. Toch wil het college graag weten in welke richtingen de raad een

oplossing zoekt. Naar mijn mening is dat legitiem en zijn wij daar nu mee bezig.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Voorzitter! Ik wil de inbreng van de mensen die in

besturen zitten niet bagatelliseren, want deze mensen zijn vol overgave bezig met hun werk. Wel

-31- 19 januari 1999.

is de vraag of zij degenen vertegenwoordigen die geen oog hebben voor die besturen. Je hoeft

maar te gaan kijken hoeveel mensen er komen meepraten op willekeurig welke vergadering of de

jaarvergadering van de besturen.

Dan kom ik aan een tweede vraagpunt waarmee naar mijn mening iedereen worstelt. Naar

mijn mening zou de gemeente bij het wijkgericht werken niet te veel hooi op de vork moeten

nemen, zodat de gemeente ook kan waarmaken wat de inzet van deze manier van werken is. Dat

lijkt mij beter dan als gemeente maar van alles te entameren en op te starten, waarna de verwach-

tingen niet waargemaakt kunnen worden. Een antwoord daarop kan zijn om bij de herstructurering

van de binnenstad het wonen en werken meer onder één dak te brengen - hoewel de mensen dan

misschien 24 uur per dat met hun werk bezig zouden kunnen zijn. In elk geval hoef je dan de wijk

niet uit!

Voor wat het sociaal-maatschappelijke aspect betreft, hebben wij het sociale hart genoemd.

Daaraan zou ik nog willen toevoegen het punt van de tweedeling. Ik sluit mij aan bij datgene wat

de heer Verbakel daarover heeft gezekgd. Verder is in eerste instantie het fenomeen van de brede

school genoemd. Een brede school zou juist in de binnenstad heel hard nodig zijn. Ook in de

andere wi.ken zou de brede school er moeten komen. Dat zou de trend moeten zijn, omdat een

dergelijke school de plek is waar mensen verplicht samenkomen vanwege de leerplicht. Het kan

dus een centrum zijn waar mensen elkaar ontmoeten. Dat zou niet na half vier 's middags

afgelopen moeten zijn.

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Het fundamentele probleem dat de drie door u

geformuleerde dilemma's met elkaar gemeen hebben en dat ten grondslag ligt aan elk dilemma

afzonderli .k, is naar mijn mening - en naar ik aanneem naar de mening van allen hier - het gebrek

aan medebetrokkenheid bij en medeverantwoòrdelijkheid voor de publieke zaak in het algemeen.

Dat kan betrekking hebben op het er niet in slagen voldoende mensen te betrekken bij zaken die

spelen op wijkniveau, of, als wij het vizier richteri op het verenigingsleven, op de moeilijkheid om

vandaag de dag voldoende vrijwilligers te recruteren voor allerlei hand- en spandiensten voor de

verenigingen.

Toch staan tegenover individualisme en materialisme andere ontwikkelingen die een

voedingsbodem zouden kunnen zijn voor meer betrokkenheid en meer medeverantwoordelijkheid.

Er zijn steeds meer mensen die meer vrije tijd hebben. Er is ook meer flexibiliteit. Een niet

geringe groep mensen die aan de zijlijn staat, vaak buiten eigen schuld, is in de gelegenheid om

sociaal actief te zijn. En alom klinkt steeds meer - het afgelopen weekend hebben wij dat wederom

kunnen ervaren - de roep om herwaardering van waarden en normen, zeker waar het gaat om

onderwerpen als sociale veiligheid.

Naar mijn mening is het antwoord op het fundamentele probleem niet te geven in de vorm

van een blauwdruk. Dat blijkt ook uit de discussie van zo-even. Wel is het mogelijk een aantal

constateringen te doen.

De eerste constatering die ik doe en die ik overigens al eens eerder heb gedaan, is dat de

tijd van de maakbare samenleving achter ons ligt. Laten wij dan niet proberen daarop terug te

komen. De maakbare samenleving is een illusie gebleken en dat is een fait accompli dat wij onder

ogen moeten zien.

De overheid kan, wil en mag niet alles, en zeker niet tegelijkertijd. Wel mag je van burgers

die in een volwassen en welvarende samenleving acteren, zeker in de situatie dat een overheid

kampt met een gebrek aan middelen, meer medebetrokkenheid en meer medeverantwoordelijkheid

verwachten voor een aantal sociale zaken. De vraag is dan hoe je dat organiseert. Ik denk dat de

tijd van "algemene betrokkenheid` voorbij is. Het wordt steeds moeilijker om mensen te

interesseren voor zaken op algemeen wijkniveau. Het zal een stuk makkelijker zijn om mensen te

interesseren voor heel specifieke kwesties die in de buurt spelen. Als voorbeeld noem ik de groei

en de bloei van de buurtpreventieprojecten die in de nabije omgeving, op het werk of thuis spelen.

Een zekere specialisatie qua belangstelling en betrokkenheid lijkt mij nodig om te appelleren niet

alleen aan medebetrokkenheid, maar ook aan actieve inzet. Dat is de richting waarin wij naar mijn

mening moeten gaan. Als er wijken zijn waar het sociale gehalte wel is te organiseren in de vorm

van voldoende vrijwilligers en voldoende draagvlak, dan vind ik dat prima. Maar als er wijken

zijn waar dat niet het geval is, dan zij dat zo. Wij moeten niet geforceerd proberen om in alle

wijken hetzelfde en op hetzelfde niveau te realiseren. Dat is gewoonweg niet haalbaar.

Het voorgaande is zo'n beetje de achtergrond van het verzoek dat ik afgelopen oktober bij

de begrotingsbehandeling heb gedaan en dat ik vanavond heb herhaald, namelijk het verzoek om

-32- 19 januari 1999.

een discussie op gang te brengen over wat ik gemakshalve de community values noem. Er is

sprake van een sociaal gat. Een fors aantal activiteiten op buurtniveau, op schoolniveau, op niveau

van het werk blijft gewoonweg liggen. Zoals gezegd: de overheid heeft niet de instrumenten om

alle problemen op te lossen en aan te pakken. Toch vraagt iedereen, vanuit zijn eigen belevings-

waarde en verantwoordelijkheidsgevoel, om een zekere aanpak van bepaalde problemen. Wat wij

hebben beoogd met het op de agenda zetten van het thema community values, is dat wij met z'n

allen proberen nog meer werk te maken van zaken als het vrijwilligerswerk, hoe wij mensen (niet

alleen niet-actieven, maar ook actieven) meer gemotiveerd krijgen om de handen uit de mouwen te

steken, en ook hoe wij het bedrijfsleven attenderen op maatschappelijke verantwoordelijkheden en

proberen het bedrijfsleven te activeren op dat gebied. Anders gezegd: het gaat om een soort

sociale contributie. Een discussie hierover moet op gang komen, niet alleen omdat de overheid het

niet allemaal alleen kan, maar ook omdat er dingen ter tafel liggen die niet gebeuren maar wel

moeten gebeuren vanuit het oogpunt 'van een beter sociaal functioneren van de-samenleving.

Overigens vind ik dat een ander dilemma onbesproken is gebleven, een dilemma dat u heeft

samengevat in die zin dat op het betreffende punt redelijk overeenstemming heerst. Ik doel dan op

de vraag of wij toe willen naar een complete stad met een breed stedelijk voorzieningenniveau en

wat wij, als consequentie daarvan, bereid zijn in termen van groeiscenario te accepteren en na te

streven.

De VOORZITTER: De kwestie van de complete stad is wel verbonden aan de complimen-

tariteit ten opzichte van Eindhoven.

Het lid TIELEMANS (SDH): Dat begVijp ik, voorzitter. Ik heb al gezegd dat wij met de

realiteit te maken hebben dat wij als Helmond in de schaduw van Eindhoven verkeren en dat wij

niet precies hetzelfde voorzieningenniveau hoeven,te hebben dat Eindhoven heeft. Maar willen wij

de stedelijke identiteit en de zelfstandigheid waar iedereen om vraagt ook de facto inhoud geven,

dan is een substantiële verbreding van het stedelijke voorzieningenniveau, linksom of rechtsom,

nodig. Ik houd vol, ook nu, dat dit staat of valt met een behoorlijk groeiscenario. Als wij daar

serieus werk van willen maken en kans van slagen aan willen geven, anders gezegd als wij willen

doorgaan op de ingeslagen weg van substantiële groei en meer middeninkomens binden aan de

stad, hebben wij de plicht...

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter, ik wil hier graag op reageren. Ik ben het

gedeeltelijk wel eens met de heer Tielemans, in die zin dat een stuk groei draagvlakverbreding

voor voorzieningen betekent. Toch zie je het te eng, als je je daartoe beperkt. In onze bijdrage

hebben wij dan ook geprobeerd te verwoorden dat, door een stuk kwaliteit na te streven, ook in

het centrum, er meer mogelijkheden komen om participanten voor dit proces te vinden, want het

is geen proces dat de gemeente alleen en uitsluitend zal dragen. In een van de stellingen hebben

wij gezien dat het ook gaat om coöperatie en dat zich publiek-private mogelijkheden van

samenwerking zullen moeten aandienen. Wanneer je als gemeentelijke overheid in staat bent om

een aantrekkelijk niveau en een aantrekkelijke kwaliteit in je stad te creëren, dan kun je daarmee

de power neerzetten om groei mogelijk te maken en voorzieningen te dragen. Groei alleen is dus

te eng bekeken; groei zal wel degelijk een tweede dimensie moeten hebben.

De VOORZITTER: Ik heb het zo geformuleerd dat u de groei niet wilt benaderen als doel

op zich, maar dat u de groei ziet als een voorwaarde voor de handhaving en uitbouw van de

eentrumpositie en het voorzieningenniveau dat daarbij hoort.

Het lid TIELEMANS (SDH): Dat klopt, voorzitter, en ik ben het overigens ook eens met

hetgeen de heer Van Heugten op dat punt te melden had. Maar als wij inzetten op een substantiële

verbreding van het stedelijke voorzieningenniveau, waarbij wordt gesproken over heel concrete

zaken die in de private en de publieke sfeer liggen (stadstheater, hotel, evenementencentrum,

educatieve initiatieven), dan is daarvoor ook draagvlak, zeg markt, nodig. Dat geldt in het

bijzonder, zij het niet alleen, voor de commerciële stedelijke voorzieningen. Als wij in deze stad

een klimaat willen creëren waarbij investeerders en beleggers bereid zijn om risicodragend te

participeren in dit soort voorzieningen, dan ontkomen wij er niet aan om - niet alleen binnen de

grenzen van de stad maar ook binnen de grenzen van de regio - daarvoor voldoende draagvlak te

creëren. Dat is niet doel op zich, maar een middel om de investeringen aan te jagen en voldoende

-33- 19 januari 1999.

condities te creëren voor marktpartijen om erin te stappen. Dat geldt ook voor de kwalitatieve

uitbouw van het hoofdwinkelcentrum en voor allerlei andere zaken die ermee samenhangen: de

zaken grijpen op elkaar in. Ik vind dat wij ons van dit soort consequenties bewust moeten zijn. Ik

pleit dus niet voor Lungendonk als toekomstige locatie van de volgende eeuw, omdat ik zo graag

Lungendonk wil inlijven ten koste van Someren. (Overigens is uit studies in het kader van het

regionaal structuurplan uitdrukkelijk gebleken dat het de laatste volwaardige locatie is om wonen

en werken in regionaal verband te bundelen en de verstedelijking van het platteland tegen te gaan.)

Ik pleit ook voor Lungendonk omdat wij op die manier de verbreding van het draagvlak, de markt

nodig voor de commerciële stedelijke functies, op de meest doelmatige manier kunnen invullen.

Het lid PRAASTERINK (OH): Voorzitter! Wij verplaatsen op die manier het arbeidsterrein,

om het zo maar even te zeggen. Ondernemend Helmond heeft gekozen voor het niet verder

uitbouwen van de Vinex-locaties, tenzij. Dit tenzij stoelt op twee voorwaarden, namelijk 1. er

moet compensatie komen voor datgene wat wij als gemeente doen aan verstedelijkingsbeleid 2. er

moet een integratiebeleid komen met als uitgangspunt dat de gemeente ervoor zorgt dat de mensen

die hier wonen, zich ervan bewust zijn dat zij wonen in een stad met een eigen identiteit, dat zij

Helmonders zijn. Als de gemeente daar geen plannen voor heeft, hoeft er wat mij betreft niet te

worden gegroeid, want dan hebben wij op dit moment genoeg aan onze eigen problemen.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Misschien mag ik nog

een element in de discussie inbrengen. Helmond is op dit moment een van de weinige gemeenten

die nog ruimte heeft om economische bedrijvigheid te accommoderen. Daar vormen wij een

uitzondering in. Het feit dat wij in die ruimte hebben, betekent dat wij een uitbreiding van de

werkgelegenheid realiseren. Dan kun je ervoor kiezen hoe je het aspect wonen gaat accommo-

deren: doe je dat in de stad of doe je dat niet en dwing je de mensen naar de regio te trekken? Het

feit dat wij ervoor kiezen nieuwe werkgelegenheid op ons grondgebied te huisvesten, stelt ons dus

voor de vraag waar de mensen die daar werken moeten wonen. Ik ben het eens met de heer

Tielemans dat, waar wij in ons herindelingsvoorstel heel nadrukkelijk een locatie opnemen die op

termijn de mogelijkheid biedt om de nodige woningbouw te plegen, wij als gemeente wel goed

gek zouden zijn wel een complete stad na te streven, maar deze kans voorbij te laten gaan.

Daarmee zitten wij iets over 2010 heen, maar de vraag is ook aan de orde om te kijken naar de

toekomst op de wat langere termijn. Als wij op termijn geen huisvesting willen bieden voor

nieuwe burgers, dan moeten wij zo consequent zijn de werkgelegenheidslocaties te schrappen.

Wonen en werken hangen samen in het licht van de ontwikkeling van Helmond en zijn gewoon

niet los van elkaar te zien.

De VOORZITTER: Als wij de groei beperken, is er ook geen verdere uitbouw van

voorzieningen, omdat wij dan als stad heel veel inkomsten zullen missen.

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Mijn stelling is dat Lungendonk op langere

termijn nodig is niet alleen in het kader van de verbreding van het voorzieningenniveau en van de

verbreding van het bevolkinsgdraagvlak, maar ook @oin de suburbanisatie van het Brabantse

platteland in te dammen en in goede banen te leiden. De keuze is niet Lungendonk wel of

Lungendonk niet, de keuze is Lungendonk binnen de stadsgrenzen van Helniond op een ver-

antwoorde en duurzame manier ontwikkelen of het ongebreideld verder groeien van de dorpen, de

verstedelijking van het platteland. Voor deze keuze staan wij. En, voor deze keuze geplaatst, zeg

ik...

Het lid PRAASTERINK (OH): Dat is de keuze verengen. Daar ben ik het niet mee eens!

Het lid TIELEMANS (SDH): Ik ben het er wel mee eens dat wij de groei als instrument om

draagvlak te verbreden en om voorzieningen uit te bouwen, moeten kunnen conditioneren. In het

kader van een nieuw Vinex-contract of een post-Vinex-contract zouden wij misschien kritischer

moeten kijken naar andere elementen die wij wellicht hebben onderschat of over het hoofd gezien

in het kader van het doorlopende Vinex-contract. Dat vind ik heel goed bespreekbaar. Voor mij

staat echter vast, en dat is voor mij een essentieel punt in de discussie over stadsvisie en

kernstadsvisie, dat wij in ruimtelijk opzicht in elk geval de door mij aangegeven kant op moeten.

Dan moet er een goede balans zijn in de ruimtelijk-fysieke ontwikkeling, niet alleen binnen de stad

-34- 19 januari 1999.

maar ook aan de randen van de stad, en ook voor wat de sociale kwesties betreft.

Overigens, voorzitter, bent u één sociale kwestie vergeten te noemen, zeer tot ongenoegen

van de Seniorenpartij naar ik mag aannemen, en dat is de hele vergrijzingsgolf die eraan komt en

hoe daarop in te spelen. Overigens zullen wij het daar wel over eens zijn.

De VOORZITTER: Ik heb niet alles benoemd, zeker als het zaken betreft waarover wij het

eens zijn. Op papier zal een en ander wat meer in detail worden aangegeven. In de opbouw van

de wijken, de woonmogelijkheden en het voorzieningenniveau in de wijken moet natuurlijk

rekening worden gehouden met de ouderen. Dat is een beleid dat het college geheel onderstreept.

Het zou gek zijn als wij dat niet zouden doen.

Verder ben ik blij met uw inbreng, want u geeft exact weer hoe het college erover denkt.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Met mijn opmerking over de grenzen aan de groei

bij het overdragen van taken aan burgers heb ik niet willen zeggen dat ik mensen zou willen

frustreren in het doen van vrijwilligerswerk - overigens heb ik dat niemand horen zeggen. Maar

als je de maatschappelijke tendensen ziet en je vertaalt ze, dan kun je niet anders concluderen dan

dat er aan vrijwilligheid een einde komt.

Ik zie nog een ander signaal: ik zie dat er steeds meer hulptroepen nodig zijn om aan de

vrijwilligheid nog enigszins gestalte te geven. Als er in termen van de gemeente gedacht wordt

aan het overdragen van wijkbudgetten, vind ik dat je wel eens heel diep mag nadenken over de

vraag wat je daarmee als gemeente een wijk oplegt om te gaan doen en of dat überhaupt wel zal

gaan lukken. Ik heb daar zelf grote twijfels bij. In die setting heb ik mijn opmerkingen gemaakt.

Ik geloof dus niet zo in de terugtredende overheid op diverse gebieden. Integendeel. Ik vind

juist, en dan gaat het over de normen en waarden, dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft,

zeker in deze tijd. Misschien heb ik stelling 3 verkeerd opgevat, maar als u stelt dat voor het

stadsbestuur de wensen en behoeftes van mensen centraal staan, bedoelt u dat dan echt zo? Neen.

U luistert goed en u weegt af, maar u heeft uw eigen beleid. Want stel je voor dat u dat niet had.

Dan kon u weg!

De VOORZITTER: Wij zullen de tekst van stelling 3 wijzigen in de door u aangegeven

richting. Ik ben het volstrekt met u eens!

Het lid FERWERDA (D66): U weegt af en u luistert goed. Akkoord.

Wat de 24-uurseconomie betreft: op dat punt - misschien wordt ik nu wel door de heer

Praasterink ondersteund - ben ik een calvinist. Ik vind dat je als overheid niet altijd aan die

gekkigheid mee hoeft te doen. Zo vind ik het niet nodig dat het stadskantoor op zondag open is,

omdat het voor de burger zo makkelijk is. Ik zou wensen dat in een tijd waarin er alleen maar

gehold wordt, waarin de mensen problemen hebben met werkdruk, waarin de werkdruk wordt

aangewezen als een van de belangrijkste oorzaken voor de uitval van mensen, de overheid het

voorbeeld geeft en rustmomenten kan aanbrengen in de samenleving. Wat mij betreft blijft het

stadskantoor op zondag dicht.

De VOORZITTER: Ik ben blij dat D66 nog oude calvinisten kent. Ik ben het graag met u

eens, mijnheer Ferwerda.

Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! Wij horen nu wel een heel ander geluid

van de kant van D66 bij monde van de heer Ferwerda dan het geluid dat wij hoorden van de

vorige minister van economische zaken, de heer Wijers!

Het lid FERWERDA (D66): Ja, maar wij hebben het vandaag over het gemeentelijke

niveau. Wij hebben ook een duaal systeem, dus wat dat betreft moet het kunnen.

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Gelukkig heeft de minister van volksgezond-

heid, ook een minister van D66-huize, aangegeven dat volksziekte nummer één, de stress waaraan

velen van ons lijden, wordt veroorzaakt door het moeilijk van elkaar kunnen scheiden van werk en

privé, zakelijke verplichtingen en gezinsverplichtingen. Deze scheiding stelt ook een grens aan een

ontwikkeling als telewerken. Aan de hoeveelheid telewerkers zit op een gegeven moment een

grens, omdat je de scheiding tussen werk en privé nodig hebt om een stuk rust voor jezelf te

-35- 19 januari 1999.

kunnen creëren en stress tegen te gaan.

Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (VVD): Voorzitter! Ook ik zal op het punt van

de 24-uurseconornie ingaan vanuit gemeentelijk niveau. Het zou natuurlijk heerlijk zijn wanneer je

als gemeente een heel terughoudend beleid op de 24-uurseconomie zou kunnen voeren. Landelijk

zal het heel moeilijk zijn, want daar is het 24-uursbeleid er. Als gemeente kun je ook weer niet op

een eiland gaan zitten. Economisch gezien kan dat zeker niet, als Helmond groter wil worden.

Dan zullen wij helaas moeten deelnemen aan de 24-uurseconomie. Maar als het enigszins kan, wat

mij betreft heel graag een beetje terughoudendheid bij het beleid op de 24-uurseconomie.

De VOORZITTER: Ik vind het heerlijke ontwikkelingen!

Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (VVD): Wat het wijkbeleid betreft: als het

draagvlak in een wijk niet groot genoeg is en als de mensen zich niet interesseren voor het

wijkgebeuren, dan moet je je als gemeente op dat vlak terugtrekken. Dat moet je echter pas doen

nadat je verschillende pogingen hebt ondernomen. Wij hebben het Deventermodel genoemd.

Daarbij is een wijkwethouder verantwoordelijk voor een wijk, ongeacht welke onderwerpen hij in

zijn portefeuille heeft. Een wijkwethouder zal intelligent genoeg zijn om te signaleren wanneer het

in een wijk niet goed gaat of als er niet genoeg draagvlak voor wijkgericht beleid is. Dan kan de

gemeente op dat punt een terughoudender beleid gaan voeren. Ik denk echter dat je in eerste

instantie de wijken de kans moet geven om voldoende draagvlak te creëren, zodat er toch nog een

wijkbestuur of wijkorgaan kan functioneren.

Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Wie zal er wijkwethouder worden in Stiphout, denkt u,

mevrouw Houthooft?

Het lid mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (VVD): Ik niet, want ik ben geen wethouder!

Wie laten wij wethouder in Stiphout worden? Allemaal! Dan gaat het goed.

Het is wat moeilijker iets te zeggen over de sociaal-maatschappelijke problemen. Ik vind

onderwijs en de startkwalificatie van jongeren een heel groot en belangrijk goed. In Helmond zijn

wij daar naar mijn mening heel goed mee bezig. Wij hebben het onderwijskansbeleid, het vervolg

erop en het voortgezet onderwijs. Het lijkt mij ook heel belangrijk om te beginnen bij de

allerjongsten, om ervoor te zorgen dat er later zo min mogelijk mensen uit de boot vallen.

De VOORZITTER: U wilt dus een verbreding van het sociaal-maatschappelijke thema in die

zin.

Het lid RIETER (1113): Voorzitter! Voor wat het sociaal-maatschappelijke thema betreft,

hebben wij gewezen op de mentaliteitsbéïnvloeding waarmee wij in het onderwijs moeten

beginnen, op het onderwijskansbeleid en op de verbreding van de betrokkenheid van de school en

het onderwijs. Indirect kun je daarvoor bij het wijkwerk een belangrijke aanpak realiseren.

Als het gaat om de 24-uurseconomie op stedelijk niveau, ben ik het eens met hetgeen de

heren Praasterink en Ferwerda daarover hebben gezegd. Ik denk dat de gemeente een handvat

heeft om te bepalen of wij naar 52 koopzondagen toe gaan of dat wij het houden op het huidige

aantal van 12 dan wel het aantal reduceren tot nul. Als raad kunnen wij op dat punt sturen. Wel

moeten wij ons afvragen wat de consequenties zijn. Ik kan mij voorstellen dat het beleid inzake de

koopzondagen effect zal hebben op de vestiging van bedrijven. Die gaan misschien niet naar

Helmond, omdat ze daar op zondag niet open kunnen zijn.

Het wijkgebeuren omvat een heel web van instellingen en organisaties, waardoor je de zaken

niet heel eenvoudig kunt oplossen of regelen. En als er geen draagvlak is, dan wordt het wel

verrekte moeilijk om de wijk te laten meepraten. Toch vinden wij het van belang dat de betrok-

kenheid van de burgers bij hun wijk zoveel mogelijk wordt gestimuleerd. Gezegd is al dat de

buurtpreventieprojecten een ideale invalshoek bieden. Als lokale overheid hebben wij er alle

voordeel bij als die projecten in de wijken plaatsvinden. En dan denken wij aan meer dan alleen

maar inbraakpreventie. Er zijn legio voorbeelden te geven, ook in het Helmondse, waar buurt-

preventie een bepaalde sociale betrokkenheid van de mensen oplevert. Ik kan mij voorstellen dat

deze betrokkenheid van mensen bij hun straat, een effect heeft in de richting van het wijk-

gebeuren, waardoor de mensen zich ook binnen de wijk actiever gaan opstellen. Er zijn een aantal

-36- 19 januari 1999.

voorbeelden uit het verleden te noemen, men denke aan het project `Een wijk te winnen` in

Helmond-West, of aan andere projecten waarbij er vanaf de basis aan is getrokken om een en

ander op te zetten.

Ook het Deventermodel is genoemd. Misschien kunnen wij een keer naar Deventer gegaan.

Zelf ben ik er al wel eens geweest, maar misschien kunnen wij als raad nog eens gaan kijken,

omdat wij het wiel niet opnieuw hoeven uit te vinden.

Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Ik vind de discussie op zich zeker interessant, want

wij hebben op dit moment zeker geen gebrek aan betrokkenheid. Wat de heer Ferwerda en

anderen hebben geconstateerd, is dat de betrokkenheid misschien verschillende vormen aanneemt.

In die zin lijkt het mij goed om eens na te gaan wat voor verschillende vormen dat zouden kunnen

zijn voor wat de wijkontwikkeling betreft. Misschien zijn die vormen wel verschillend voor de

verschillende wijken en moeten wij voor de wijkontwikkeling meer de aansluiting zoeken bij

initiatieven die wel (of niet) aanwezig zijn in de wijken zelf. Dat moeten wij -niet doen vanuit de

suggestie dat er onvoldoende betrokkenheid zou zijn, want die betrokkenheid is er wel bij een

regulier model. Ik vond de bijdragen uit de raad juist zo inspirerend en interessant, toen er werd

gezegd dat wij eens zouden kunnen kijken naar verschillende participatiemodellen. Je kunt je de

vraag stellen of er voor Helmond misschien niet één model bestaat volgens welk je de participatie

kunt regelen. Misschien kun je de participatie regelen op manieren die per wijk verschillen of

zelfs binnen een wijk nog verschillen. Dat betekent dat wij als overheid moeten gaan nadenken

over andere vormen om de participatie vorm te geven.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Zou de wethouder stedelijk beheer dan willen dat

in de ene wijk een overdracht zou plaatsvinden van zeg een onderhoudsbudget van groen, omdat

er daar draagvlak voor was, en dat dit in de andere wijk niet zou gebeuren?

Het lid HESEN (wethouder): Dat zou ik best een interessante uitdaging vinden. Bij de

evaluatie van het buurtbeheer heb ik een dergelijke gedachte even op tafel gelegd, omdat ik bij

mijn werk als wethouder stedelijk beheer zie dat er in de verschillende wijken heel verschillende

behoeftes zijn en ook heel verschillende ideeën zijn over hoe ver men met inzet vanuit de wijk wil

gaan. Misschien is het een belangrijke conclusie van het debat dat er meer gericht ingespeeld moet

worden op de verschillen tussen de wijken en dat wij moeten aansluiten bij patronen die in wijken

aanwezig zijn en de wijken niet iets moet opleggen. Dan zou je dus helemaal niet over een model

moeten spreken.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Het debat wordt heel interessant. Stel dat er

onderhoudsbudgetten kunnen worden gegeven en dat Stiphout daar geen zin in heeft en Helmond-

Oost er wel zin in heeft. Helmond-Oost krijgt dus een onderhoudsbudget en Stiphout niet. Maar

dan blijkt dat de kosten voor de gemeente om in Stiphout het onderhoud te blijven doen,

aanmerkeli .k hoger worden dan ze waren voor Helmond-Oost. Zou de gemeente de wijk Stiphout,

omdat Stiphout de gemeente meer kost, dan ook meer mogen belasten?

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Ik herinner aan de inbreng van GroenLinks

dat je bij het vaststellen van de stadsvisie niet te beperkt moet denken. Naar mijn mening moeten

wij ervoor zorgen dat de mogelijkheden breed beschouwd worden en moeten wij niet meteen te

veel beren op de weg zien. Bij een evaluatie van welke kant het allemaal kan opgaan, mag de

fantasie zeker een wat ruimere plaats krijgen, mijnheer Ferwerda.

De VOORZITTER: Er zou ook een voorbeeldwerking van wijken kunnen uitgaan. Stel dat

het groen in de wijk waaraan het onderhoud is overgedragen er veel beter uit zou zien dan het

groen in andere wijken. Dat zou inspirerend kunnen werken en een stimulans kunnen geven om de

participatie te vergroten. Daarmee wil ik aangeven dat het ervan afhangt vanuit welke invalshoek

je de zaak benadert. Experimenten op dat punt zijn heel goed mogelijk en ik vind dat wij als

bestuur experimenten niet zouden moeten schuwen.

Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Ik ben blij dat mijn bijdrage zo veel stof doet opwaaien.

Overigens moet ik stellen dat mijn inbreng er niet op was gericht om te komen tot één aanpak

voor alle wijken. Het gaat mij juist om een stuk maatwerk. In die zin spreekt datgene wat de

-37- 19 januari 1999.

wethouder stedelijk beheer en u, voorzitter, hebben gezegd mij wel aan. Goed voorbeeld doet

goed volgen. Wij zitten hier om voor de mensen in de wijken de zaken in de steigers te zetten.

Als een wijk op een gegeven moment iets wil en om bepaalde zaken vraagt, zullen wij moeten

bezien of wij hun wensen wel of niet kunnen realiseren.

Het lid VAN MULLEKOM (HSP) Voorzitter! Het wordt steeds interessanter, maar het

wordt ook steeds moeilijker voor mij om een duidelijk antwoord te geven op uw vraag.

Recent is er een publicatie verschenen over de vrijwilligers. Er zouden minder vrijwilligers

zijn ten gevolge van de vergrijzing. Maar ik geloof daar niet zo in. Ik geloof er meer in dat, als

de wijkontwikkeling gelijk opgaat met de centrumontwikkeling en als dat in een goede mate

gebeurt waardoor de mensen zich hartstikke happy voelen in de wijk, de instroom van vrij-

willigers gewoon zal doorgaan en er geen problemen bij het vinden van de nodige vrijwilligers

zullen zijn. Want vrijwilligers zijn er wanneer het goed gaat. Wanneer het niet goed gaat en de

mensen als vrijwilliger geen succes kunnen boeken - want het gaat er natuurlijk ook om dat de

vrijwilligers zelf het succes kunnen proeven wanneer zij zich ergens voor inzetten - dan blijven zij

gewoon weg.

Het sociaal-maatschappelijke aspect heeft alles te maken met hoe de mensen zijn onder

elkaar. Wij leven in een maatschappij waarin het heel belangrijk is dat men meedoet in de heftige

strijd van kapitalen verdienen, dure auto's hebben enz. Dat betekent ook dat het nagapen en

jaloers zijn een enorme potentie hebben. Als de tegenstelling op het materiële vlak tussen de

mensen groot is, dan ontstaat er maatschappelijke onrust. Daarom moeten wij al het mogelijke

doen aan het werkloosheidsprobleem, waardoor er meer samenhang en minder tegenstelling komt.

De 24-uurseconomie is een wilde kreet. De 24-uurseconomie is geboren uit het feit dat een

grootwinkelbedrijf zo nodig op zondag open, wil. Maar dat moet helemaal niet. Jongens die al

jarenlang sport beoefenen en die een hecht team vormen, zouden door zo'n 24-uurseconomie uit

elkaar worden gerukt. Ik durf hier te stellen dat maatschappelijk gezien de 24-uurseconomie in de

toekomst een loze kreet zal blijken te zijn en geen enkel draagvlak zal blijken te hebben. Voor mij

is het gewoon een wilde kreet zoals er zo veel wilde kreten worden geslaakt. Uiteindelijk zijn het

allemaal luchtbellen die uit elkaar spatten.

De VOORZITTER: Ik ben nog niet zo ver dat ik dat onderken, moet ik eerlijk zeggen.

Misschien is het in 2010 zo ver, mijnheer Van Mullekom. Wij zullen het afwachten.

Het lid PRAASTERINK (OH): Voorzitter! Wanneer je als laatste mag spreken, bestaat het

gevaar dat alles al is gezegd.

Ten eerste mag ik stellen dat iedere wijk niet gelijk is. Je kunt zeggen dat de ene wijk rijper

is voor wijkbeheer dan de andere wijk. Als je kijkt naar hoorzittingen, een kavelgroep of een

kavelverdeelgroep of naar Brandevoort en dat soort zaken, is er heel duidelijk sprake van een

enorm grote belangstelling op het moment dat er belangen op het spel staan. Op het moment dat

die belangen er niet zijn, gelooft iedereen het wel. Maar als wij toe zouden willen naar een soort

wijkraad of wijkvertegenwoordiging, waarbij uitgangspunt is de diversiteit van de verschillende

wijken, dan zou ik willen zeggen: maak die in hemelsnaam niet politiek, maar maak er een

belangengroepering van. Het is heel goed mogelijk om vanuit een belangengroepering wijkdiver-

sificaties te maken. De ene wijk zal meer huurders of winkeliers hebben dan de andere wijk. Daar

kun je iets mee. Nu voel ik iets - dat stond overigens ook al in ons verkiezingsprogramma - voor

een wijkwethouder die maar eens dergelijke strapatsen moet gaan uithalen en die moet gaan kijken

of er draagvlak voor te vinden is. Stel dat wij morgen verblijd worden door het bericht dat Mierlo

bij Helmond wordt gevoegd. Dan zou ik mij kunnen voorstellen dat wij als gemeente een deel van

de structuur van Mierlo in stand zouden laten en niet ogenblikkelijk het geheel in het Helmondse

zouden integreren.

Een tweede punt waarover ik nog iets wil zeggen, is het vrijwilligerswerk. Het vrijwilligers-

werk loopt terug. Ook het verenigingsleven loopt terug. Het wordt steeds moeilijker om mensen in

het verenigingsleven vast te houden. Enerzijds kun je dat opvangen door een stukje passende

arbeid in te zetten. Anderzijds zullen wij over tien jaar eens heel serieus moeten kijken wat wij

met al die sportvelden en combinaties van verenigingen moeten doen.

De 24-uurseconomie is er volgens mij gewoon al. Daar kun je verder kort of lang over zijn.

Maar er zijn ook heel veel technieken, zoals internet, die het koopgedrag van mensen gaan

beïnvloeden. Als gemeente zullen wij moeten inspelen op dit soort moderne technieken, dus kabels

-38- 19 januari 1999.

gaan leggen en ons verdiepen in de techniek die erachter zit.

Over de verbreding naar het sociaal-maatschappelijke gebied zou je heel veel kunnen

zeggen. Ik denk dat wij moeten nadenken over de vraag wat wij op het gebied van het onderwijs

op dat front kunnen doen. Maar wij zullen ook met rechten en verplichtingen moeten gaan

rekenen en zeggen dat het niet alleen maar geven is en dat het ook een kwestie is van nemen.

Naar mijn mening moeten wij ons ook eens heel voorzichtig in die richting gaan profileren.

Het lid YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik zou graag nog iets willen zeggen over de positie

van de allochtonen. Dat punt is vanavond wat onderbelicht gebleven. Nederland was een

migratieland, is een migratieland en zal ook een migratieland blijven. Vandaar dat wij een

ombuiging willen van het minderhedenbeleid naar het integratiebeleid. Met alleen maar een

algemeen achterstandenbeleid komen wij er niet, want het veralgemeniseringsbeleid van de

afgelopen periode vanuit een welzijnsbenadering heeft de problematiek niet kunnen oplossen.

Vandaar dat wij kiezen voor een integratiebeleid. Binnen dat beleid willen wij specifiek beleid

overeenkomstig de doelgroepen, afkomst of andere zaken. Of je praat over onderdanen uit de

Europese Unie als Spanjaarden of Portugezen, over statushouders of over de grote groep Turken

en Marokkanen, er zijn specifieke kenmerken die de groepen van elkaar onderscheiden. De ene

groep kan best geïntegreerd zijn in de Helmondse samenleving, terwijl de andere groep helemaal

aan het begin van de rit staat. Dat wilde ik hier graag benadrukken.

De VOORZITTER: Dank voor uw verduidelijking. Zo hadden wij het ook bedoeld. Het

gaat niet meer om algemeen minderhedenbeleid, maar om een specifiek op achterstand en kansen

gericht beleid.

Ik besluit met u te danken voor uw inzet in deze raadsvergadering, die brainstormend van

karakter was. Ik vind dat wij zo'n soort debat in de toekomst, wanneer het om werkelijk majeure

zaken gaat, meer zouden moeten voeren. Het weekt, zoals vanavond is gebleken, zaken los die

niet direct partijpolitiek gebonden zijn, waarbij meer creativiteit en vrijheid in de meningsuiting

naar voren komen dan wij wel eens gewend zijn. Dat vind ik een winstpunt.

Hierna sluit de VOORZITTER, te 22.27 uur, de vergadering.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van

De raad voornoemd,

De voorzitter,

De secretaris,

Uw Reactie
Uw Reactie