• Bestuur
  • Commissienotulen Bijeenkomst BJ Brabant locatie Molenstraat

Commissienotulen Bijeenkomst BJ Brabant locatie Molenstraat

Documentdatum 21-02-2005
Bestuursorgaan Commissie Samenleving
Documentsoort Commissienotulen
Samenvatting

Gemeente Helmond

SAMENLEVING

Commissie S

Notulen bijeenkomst: 21 februari 2005, 19.30 uur

BJ Brabant, locatie Molenstraat

Aanwezig:

Voorzitter:

Cie.griffier:

Leden:

Adviseurs:

Notuliste:

BJ Brabant:

Home-Start:

Mantelzorg:

Afwezig:

mevr. M.M. de Leeuw (vice-voorzitter)

C.G.H.J. Dahmen

J.F.C. Damen (WD), H.M.J.M. van Dijk (SDHOH), P.LH. van Duppen (SDHOH),

R.S. Groenendal (PVDA)(vervanging L den Breejen), J.L Henraat (SDHOH), ER.

Luyben (CDA), mevr. MAJ. Mattheij (CDA), mevr. A Meinardi (GL/D66), S.

Mokadim (CDA), A Spruijt (SP), P.H.C. Streeder (WD), MA Tijani (PVDA)

Mevr. A Fonseca, mevrouw J. van Meer, F. Vliegen berg

Mevr. N. Marcus

Dhr. Berkers, dhr. Eggenhuizen

o.a. mevr. Emons, mevr. Merrienboer, mevrouw Neef

Dhr. Jonk, dhr. Jonkheer, mevr. Strijbosch

LHA van Aerle (HSP), L den Breejen (PVDA), EAH. van Kilsdonk (HB/LH), mevr.

F.H.P.M. Maas (HB/LH), T.J. van Mullekom (HA), M. Naoum (FMN), LJA Ristenpatt

(WD), AF.H. Wijnen

De voorzitter heet iedereen van harte welkom op deze locatie van BJ Brabant.

Voor de commissie zullen presentaties gegeven worden over BJ Brabant, Home-Start en Stichting

Mantelzorg.

.

Presentatie BJ Brabant (Bijzonder Jeugdwerk Brabant) na de reorganisatie/defusering, door de

heer Eggenhuizen. Zijn presentatie is als bijlage bij de notulen gevoegd.

De heer Mokadim vraagt of project allochtone jongeren in detentie effect bereikt.

De heer Eggenhuizen legt uit dat het project inderdaad effect heeft. Reclassering komt pas in actie na

detentie. BJ Brabant treedt bij aanvang van de detentie reeds in contact met de jongeren in de

gevangenis. De jongeren zijn dan gevoeliger voor hulp en staan meer open voor begeleiding en

contacten. Na de detentie zorgt BJ Brabant voor huisvesting en dagbesteding of werk en gaat met

deze jongeren aan de slag. De praktijk wijst uit er minder terugval is.

Op een vraag van de heer Van Duppen over het project ervarend Ieren geeft de heer Eggenhuizen

aan dat constant 15 personen op deze manier in begeleiding zijn.

De heer Eggenhuizen geeft aan dat voor de toekomst ingezet zal worden op de volgende zaken:

Verdere versterking van het lokaal beleid.

Verdere versterking en uitbreiding samenwerking opvang en zorg, waaronder:

samenwerking met SMO aan een project voor zwerfjongeren die woonruimten zoeken

samenwerking met SMO voor zorg voor goede crisisopvang van jongeren

Op het gebied van landelijk beleid wordt gewerkt aan plaatsingen van jongeren met een

civielrechtelijke procedure in de jeugdgevangenissen. Het kabinet heeft besloten geld hiervoor

over te hevelen van het Ministerie van Justitie naar het Ministerie van VWS. BJ Brabant heeft

hierop ingeschreven voor realisatie van 20 plaatsen.

Notulen Commissie Samenleving

blz. 1

Verder zijn 3 zaken daarbij belangrijk:

Voor lokaal beleid afspraken maken met partners en bepalen wie regievoerder is voor

expertiseontwikkeling. Partners moeten daarop aangesproken kunnen worden.

OTS jongeren

Vindplaatsen; er voor zorgen snel bij de jongere te zijn als hulp noodzakelijk is.

De heer Mokadim informeert hoe ouders met opvoedingsproblemen betrokken worden en hoe

voorlichting gegeven wordt.

De heer Eggenhuizen geeft aan dat getracht wordt ouders te betrekken via JIP, via het onderwijs, via

voorlichtingsessies die gegeven worden waar ouders met hun opvoedingsproblemen terecht kunnen,

via het club- en buurthuiswerk in samenwerking met SWH, via algemene voorlichting e.d.

Bureau Jeugdzorg heeft een fors aandeel in het geval jongeren zelf om hulp vragen. Sommige ouders

willen echter wel betrokken worden en anderen niet. Het is een probleem als ouders volhouden niet

betrokken te willen worden.

Mevrouw Meinardi geeft aan dat ROe ter Aa projecten heeft voor schooluitval van jongeren en voor

jongeren die niet meer weten welke richting ze uit willen. Ze vraagt of BJ Brabant aan outreaching

doet.

De heer Berkers geeft aan dat outreaching hoog in het vaandel staat bij jeugd beleid en jeugdzorg.

Daarom is er veel samenwerking met wijken, onderwijs en ouders. Geïndiceerde zorg kan pas

verleend worden als Bureau Jeugdzorg hiervoor geaccordeerd heeft. Ook dan worden ouders er

zoveel mogelijk bij betrokken. Is meer hulp noodzakelijk dan kan de jeugdrechter ingeschakeld worden

voor toepassing van de kinderbeschermingsregeling zodat met enige druk hulp verleend kan worden.

Mevrouw Meinardi geeft aan de hand van een praktijkvoorbeeld aan dat bij langdurige problemen

geen van de instanties zich op een gegeven moment meer verantwoordelijk voelt en naar elkaar

gewezen wordt. Welke instantie is in welk geval verantwoordelijk?

De heer Berkers geeft aan dat ouders en jongeren in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn.

BJ Brabant biedt zoveel mogelijk hulp om niet tot de kinderbeschermingsregeling te hoeven komen.

Gewerkt wordt aan een pilotproject om de hulpverlener gericht naar de jongeren in te zetten

De heer Groenendal vraagt hoe overdracht plaatsvindt als de jeugdige 18 jaar wordt.

De heer Berkers legt uit dat hulpverlening dan niet meer geleverd wordt door de jeugdzorg, maar via

de reguliere zorg in de stad.

Op een vraag vanuit de commissie geeft de heer Berkers aan dat, gezien de vraag bij JIP en het

onderzoek in Helmond, er in Helmond zo'n 50 zwerfjongeren zijn (jongeren die niet op straat leven,

maar minstens 3 maanden geen vaste woonplaats hebben). Het gaat dan om de jongeren die bekend

zijn.

De heer Henraat verwijst naar een bezoek van deze commissie aan Vreekwijk enkele jaren geleden

en naar de nieuwsbrieven over jeugdzorg die de commissie wekelijks ontvangt. Veel geld en tijd wordt

gestoken in jeugdwerk en jeugdzorg maar de situatie lijkt niet te verbeteren.

De heer Eggenhuizen legt uit dat binnen de jeugdzorg op 3 niveaus besluiten worden genomen: rijk,

provincie en gemeente. Hij maakt zich zorgen over de ontwikkeling dat de provincie een aantal zaken

aan gemeenten overdraagt. Gemeenten staan hiervoor open als de middelen dan ook mee overgaan.

Hij noemt het voorbeeld van schoolmaatschappelijk werk waarbij discussies over en weer gingen

tussen de verschillende niveaus. In principe is er geen onwil, maar meer mensen trekken aan de

touwtjes met mogelijk andere belangen dan de jongeren.

Jeugdhulpverlening biedt zeer goed werk maar wordt in principe gezien als een vrij ondankbaar

product omdat het gaat om zwerfjongeren en probleemjongeren. De beeldvorming is niet geheel de

werkelijkheid zoals die plaatsvindt.

De heer Van Duppen vraagt of structuurverandering noodzakelijk als de verantwoordelijkheid verder

bij de gemeente komt te liggen.

De heer Eggenhuizen geeft aan dat waarborging van continuïteit van groot belang is.

De verantwoordelijkheid kan wel bij de gemeenten gelegd worden, maar dan moet wel gezamenlijke

afspraken vastgelegd worden met een jarenplan waar partijen en gemeenten aan vasthouden. Anders

maakt hij zich zorgen.

De heer Tijani geeft aan dat de laatste jaren veel bezuinigd is. Wat heeft dit voor consequenties voor

de uitvoering van het beleid van BJ Brabant? Zijn er taken afgestoten?

De heer Eggenhuizen geeft aan dat BJ Brabant, ingegeven door het provinciale beleid en

bezuinigingen, meer productie en hulp moet leveren voor hetzelfde geld. BJ Brabant moet zich

daarmee redden. De organisatie is op dit moment in gesprek met mensen over hun huidige

Notulen Commissie Samenleving

blz. 2

arbeidscontract.

De heer Tijani informeert naar de afstemming met partners en instellingen.

De heer Eggenhuizen geeft aan dat de samenwerking met de gemeente goed is. De samenwerking

met SMO wordt steeds beter. Er wordt meer gedacht vanuit de jongeren. Er schuilt wel een gevaar in

gunningen die gemeenten tegenwoordig verlenen waar instanties op in kunnen schrijven. Men gaat

tegen elkaar opbieden en onder de prijs bieden. Daar wordt niemand beter van en is nadelig voor de

te leveren kwaliteit.

Op de vraag van de heer Tijani of het juist is dat BJ Brabant activiteiten in Deurne gaat concentreren,

geeft de heer Eggenhuizen aan dat dit niet juist is. Alleen de recepties en financiële administraties

van Deurne en Helmond worden samengevoegd vanwege de schaalgrootte en als efficiencyslag.

Gekozen is voor Vreekwijk omdat concentratie hier praktisch mogelijk is.

De heer Van Dijk gaat in op de keten binnen de jeugdzorg. De ervaring is dat een grotere keten meer

overleg vergt, er meer aan de 'strijkstok blijft hangen' en minder zorg en middelen aan de jeugd

besteed kunnen worden. Dit moet zo veel mogelijk worden voorkomen.

De heer Eggenhuizen geeft aan dat er goede samenwerking met partners is en onderschrijft dat een

vergadercultuur voorkomen moet worden.

De heer Groenendal informeert naar de wachtlijsten en of er projecten zijn die mislukken.

De heer Eggenhuizen geeft aan dat de wachttijd voor Vreekwijk ongeveer 6 tot 8 maanden bedraagt.

Ook voor de intensieve thuisbegeleiding is er een wachtlijst. Andere wachtlijsten worden vanuit de

provincie opgesteld, maar omdat deze op sommige gebieden niet geheel uitgefilterd worden,

fluctueren deze lijsten sterk.

De heer Berkers geeft aan dat het niet lukt alle probleemjongeren binnen het reguliere voortgezet

onderwijs hulp te verlenen, bijv. bij jongeren die niet op een ZMOK-school terecht kunnen. Een groot

aantal van deze jongeren redt het in de praktijk uiteindelijk toch wel, en moeten slechts door een

moeilijke periode in de puberteit geholpen worden.

De heer Groenendal informeert naar de ontwikkeling van gezinscoaches en in hoeverre de omgeving

van de jongeren bij de hulpverlening georganiseerd wordt.

De heer Eggenhuizen geeft aan BJ Brabant met gemeente werkt aan een pilotproject voor de

ontwikkeling van gezinscoaches.

De heer Berkers geeft aan dat de contacten met thuis en de thuisbegeleiding nog belangrijker zijn

dan een aantal jaren geleden. Het straathoekwerk houdt zich niet alleen bezig met de jongeren op de

staat, maar ook nadrukkelijk met de ouders en de omgeving van de jongeren. Soms is het wel moeilijk

ouders en omgeving er bij te betrekken.

Een kort pauze wordt ingelast.

.

Presentatie Home-Start, door mevrouw Merriënboer.

Haar presentatie is als bijlage bij de notulen gevoegd.

De heer Van Duppen vindt het opvallend dat de vrijwilligers zo lang bij een gezin blijven, ruim 270

uur. Hij is verbaasd dat dit nodig is gezien alle instanties die er zijn.

Mevrouw Van Merriënboer benadrukt dat deze vorm van ondersteuning echt noodzakelijk is. De

trend is dat de vraag van gezinnen steeds zwaarder wordt. Er moet voor gewaakt worden dat de

vrijwilligers van Home-Start geen hulpverleners worden. In sommige gevallen worden gezinnen

ondersteunt bij de stap naar professionele hulpverlening of in de afbouwfase van professionele

hulpverlening.

De heer Henraat vraagt zich af of andere organisaties gefaald hebben, gezien de noodzaak van het

werk van Home-Start. Veel geld is geïnvesteerd in AMW waar dit soort werk was ondergebracht. Toch

ontstaan uit noodzaak deze initiatieven.

Mevrouw Van Merriënboer geeft aan dat Home-Start zich richt op andere situaties. Het werk van

Home-Start is te vergelijken met de vroegere buurvrouw die soms in situaties bijsprong. In de huidige

samenleving is dit niet meer zo vanzelfsprekend. Home-Start voorkomt dat deze gezinnen de stap

naar AMW zetten.

Op een vraag van de heer Groenendallegt mevrouw Van Merriënboer uit dat de coordinator

beoordeeld of een gezin voor Home-Start in aanmerking komt. Gezinnen melden zich bij AMW, die

vervolgens deze gezinnen informeert over Home-Start. De gespecialiseerde gezinszorg bestaat nog

en daar wordt goed nauw mee samengewerkt.

Op een vraag van de heer Streeder geeft zij aan dat het niet uitsluitend een-ouder-gezinnen

betreffen. Dit aandeel is wel wat groter.

Notulen Commissie Samenleving

blz. 3

Mevrouw Meinardi merkt op dat ondanks de weggevallen buurvrouw er toch wel genoeg vrijwilligers

zijn gevonden die dit werk willen doen.

Mevrouw Van Merriënboer geeft aan dat er toch meer vrijwilligers nodig zijn om aan de vraag te

kunnen voldoen. Met de inloop wordt geprobeerd dat te ondervangen en ouders komen daar bij

elkaar, ontmoeten en ondersteunen elkaar. Het werven van vrijwilligers vergt constante aandacht.

Het is mevrouw Mattheij bekend dat Home-Start graag samenwerking met ROe ter Aa en aansluiting

bij wijkhuis Brede School zou willen opzoeken. Is hier iets over te melden? .

Mevrouw Neef, consulent bij het districtsbureau van Humanitas, geeft aan dat een aantal Home-

Startprojecten zijn opgestart. Samen met de Uilen burcht is bij de gemeente een projectvoorstel

ingediend gebaseerd op Home-Start en gekoppeld aan de Brede School met de bedoeling voor

ouders een vindplaats te creëren voor laagdrempelige initiatieven. In de Brede School kan de

keten relatie dan vorm gegeven worden. De eerste stappen daarin zijn gezet.

Mevrouw Emons geeft een toelichting op de ondersteuning die zij gezinnen biedt als vrijwilligster van

Home-Start.

Zij gaat daarbij in op de situatie van een gezin waar ze nu bij betrokken is. Home-Start leert haar

vrijwilligers hun eigen grenzen te bepalen in de ondersteuning die zij bieden, en er voor te zorgen dat

de druk niet te groot wordt. Dit gebeurt ook in overleg met de coordinator. Het voorbeeld geeft tevens

aan waarom de trajecten zo lang doorlopen.

De heer Mokadim vraagt of de vrijwilligers na de cursus die ze krijgen voldoende zijn toegerust om

zich in te laten met deze soms zware problematiek. .

Mevrouw Van Merriënbroek geeft aan dat het erg belangrijk is een goede koppeling te maken van

vrijwilliger en gezin. Deze moeten bij elkaar passen. Dit is van wezenlijk belang voor het welslagen

van de ondersteuning.

.

Presentatie Platform Belangenbehartiging Mantelzorg Zuidoost-Brabant, door de heer Jonk, de

heer Jonkheer en mevrouw Strijbosch. De presentatie is als bijlage bij de notulen gevoegd.

De heer Henraat voorziet dat het mantelzorg probleem in de toekomst alleen maar groter wordt. In de

huidige samenleving met kleinere gezinnen zal mantelzorg geen garantie meer bieden. Mantelzorg is

in deze samenleving geen automatisme meer. Verder beseffen veel mensen nog niet dat wat ze doen

mantelzorg is.

De heer Jonk geeft aan dat in de regio het onderzoek "Mantelzorgers in beeld" gaande is. Enerzijds

voor de bewustwording van mantelzorgers, anderzijds omdat de problematiek groter wordt.

De heer Groenendal vraagt wat de mantelzorg zou wensen als de gemeente geld of zaken

beschikbaar zou stellen om mantelzorg goed te laten verlopen.

De heer Jonk geeft aan dat dat veelomvattend is. Te denken is aan ondersteuning van de vrijwillige

thuiszorg en mantelzorgondersteuning. Bij dat laatste is te denken aan het helpen van mantelzorgers

bij gebruikmaking van de mogelijkheden, emotionele ondersteuning e.d. De kosten hiervan worden

betaald uit de Awbz, maar veel gemeenten ondersteunen dit extra. Helmond kiest hier niet voor, maar

trekt wel budget uit voor de jaarlijkse mantelzorgdag. Een dag die door de mantelzorgers gewaardeerd

wordt.

Mevrouw Meinardi merkt op dat veel zaken pas duidelijk worden als er plan ligt in de vorm van een

aantal concrete hulpvragen met onderbouwing van gevraagde middelen.

De heer Jonkheer geeft aan dat het onderzoek uitwijst dat Helmond schraal afsteekt t.O.v. andere

gemeenten.

De heer Jonk geeft aan dat de vrijwillige thuiszorg ook in Helmond aanwezig is. Deze neemt de taak

van de mantelzorger even over, zodat de mantelzorger er even uit kan. Dit gebeurt bij chronisch

zieken, gehandicapten, dementerenden en bij terminale zorg, overdag maar ook 's nachts.

De heer Vliegen berg vult aan dat de gemeente een product voor mantelzorg ondersteuning van het

SWOH financieel ondersteunt. De nadruk ligt dan weliswaar op ouderen.

Mevrouw Strijbosch geeft aan dat mantelzorg echter erg divers is en niet alleen voor ouderen geldt.

De heer Van Dijk merkt op dat vanwege landelijke bezuinigingen en het gevolg dat gemeenten geen

geld krijgen problemen ontstaan. Als de mantelzorg geen steun geboden wordt, zullen deze

problemen alleen maar groter worden omdat de hulpbehoeftigen op de reguliere zorg terug zullen

moeten vallen.

Mevrouw Mattheij geeft aan dat 80% van de zorg in Nederland geleverd wordt door de mantelzorgers.

Iedereen moet zich goed bezinnen op de gigantische investeringen die dat vergt, in menselijk en

Notulen Commissie Samenleving

blz. 4

financieel kapitaal en hoe zinvol werk mantelzorg is.

Wat de WMO betreft merkt zij op dat de in de presentatie genoemde punten hierin inmiddels

uitgebreid aan de orde zijn geweest en verwerkt worden in een notitie die in januari 2006

gepresenteerd zal worden. Zij vraagt of het platform bekend is met de provinciale uitgave inzake 10

punten voor de mantelzorg.

De heer Jonk geeft aan hiermee bekend te zijn. Hij deelt mee dat een definitief concept van het

rapport van het onderzoek bij 21 gemeenten in de regio gereed is. Het rapport zal in april verschijnen

en zal o.a. aangeven waar het in Helmond op het gebied van mantelzorg aan ontbreekt met daarbij

concrete aanbevelingen.

Mevrouw Mattheij onderschrijft nog eens de waardering van deze commissie voor het werk van de

mantelzorg.

Mevrouw Neef geeft aan dat Humanitas landelijk verschillende projecten op het gebied van

mantelzorgondersteuning heeft. Wellicht kunnen het platform en Humanitas hierin voor elkaar wat

betekenen in Helmond of regio. .

De voorzitter bedankt de mensen van BJ Brabant, Home-Start en Humanitas en de Mantelzorg

hartelijk voor hun goede en zinvolle toelichtingen en voor deze ontvangst bij BJ Brabant.

Verder bedankt zij iedereen voor hun aanwezigheid.

De bijeenkomst wordt om 21.50 uur beëindigd.

Notulen Commissie Samenleving

blz. 5

Uw Reactie
Uw Reactie