• Bestuur
  • Commissiestukken Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven

Commissiestukken Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven

Documentdatum 09-03-2004
Bestuursorgaan Commissie Ruimtelijk Fysiek
Documentsoort Commissiestukken
Samenvatting

Rr~b

E

Samenwerkingsverband

Regio Eini:!heven

"De Stuurgroep RSP biedt u aan: het pre..ccmcef)t Regionaal StructuurplanR~gioEindhoven"

Geachte dame/heer,

De Stuurgroep Regionaal Structuur Plan heeft besloten om nu u al in de gelegenheid te stellen om

kennis te nemen van het pre-concept Regionaal Structuur Plan en daar opmerkingen over te maken.

Dit betreft dus een extra mogelijkheid om uw reactie te geven, bovenop de officiele inspraakprocedure.

Hierbij treft U het pre-concept Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven aan. Het is de tussenstand

van de regionale planvorming per januari 2004. Dit pre-concept wordt aangeboden aan de colleges

van B&W van de SRE-gemeenten en de instanties en organisaties die bij het totstandkomen van het

RSP zijn betrokken.

Voor een goede beoordeling is het goed om te weten dat het pre-concept op onderdelen nog niet

compleet is. Een aantal zaken zal in de periode tot 1 april 2004 nader worden onderzocht en

uitgewerkt door de Stuurgroep RSP:. Het betreft:

. Fasering, kwantitatieve en kwalitatieve invulling van woningbouwlocaties en

bedrijventerreinen in perioden van vijf jaar. De in het pre-concept genoemde aantallen (Bijlage

3) kunnen op wijzigen.

. Aanvullende/nieuwe locaties of uitbreiding van locaties op de plankaart, om de afspraken die

worden gemaakt in het Bestuurlijk Overleg Randgemeenten (BOR) in ruimtelijke zin te

accommoderen (aanpassing plankaart en/of Bijlage 3);

. Beschrijving en uitwerking van het Uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 7) op het onderdeel

'regionale projecten';

. Resultaten van de discussies of acties die in hoofdstuk 4 in blauwe kaders zijn weergegeven.

. Resultaten van in hoofdstuk 6 vermelde afspraken over de locaties Sonniuswijk, Diesdonk en

Lungendonk.

Als Stuurgroep RSP nodigen wij U graag uit om voor 1 april uw reactie op het pre-concept RSP

te leveren. U kunt uw reactie richten aan het Samenwerkingsverband regio Eindhoven, ter

attentie van de Stuurgroep RSP, dhr. J. van Dijk, Postbus 985, 5600 AZ Eindhoven.

De Stuurgroep zal Uw reactie beoordelen en mogelijk wijzigingen doorvoeren in het concept RSP. De

wijzigingen worden in een Nota van wijzigingen opgenomen. Deze wordt U eind april toegezonden.

Hierna zal de Stuurgroep het concept RSP aanbieden aan het Dagelijks Bestuur van het SRE en aan

Gedeputeerde Staten. Het is de bedoeling dat het voorontwerp RSP medio juni 2004 wordt

gepubliceerd. Gedurende vier weken kunnen alle belanghebbenden vervolgens hun zienswijze

indienen. Volgens planning zal de regioraad op 23 september 2004 het RSP vaststellen. Daarna wordt

het plan ter goedkeuring toegezonden aan GS. Op 1 januari 2005 zal het RSP als uitwerkingsplan van

het Streekplan in werking treden.

,,' EI~ripre"COnêeptRSpWdrdfalsgedrulstrappor;tin;k,e9~aan u,'aangebode!'l:'eij hefr;;Jpp()rti~een Cd-

romgelevêrdwááropheFrappórt integraal is opgenomen. Bovendien is een standé:1ardpó'lierPoint

presentatie opgenomen. Extra exemplaren van de CD-rom kunnen vanaf maandag 2 febfuari worden

',nabesteld via het servicecentrum van de provincie Noord-Brabant, tel. 073-6812525. ,

Voor inhoudelijke informatie kunt u contact opnemen met de projectleiders van het RSP:

. SRE, dhr. Van Zeeland, tel. 040 2594558, e-mailj.vanz~_el<1nd@r~~:k:~n:.J..ll

.", 'ProVincie,dh'r. Hassirik, tel. d73681284'8;\é:mail' áhassiIik@bráb;hJt.Ïil

Hoogachtend,

De Stuurgroep Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven

ij( f 6 - g, ~ ,0 4-

Pre-Concept Regionaal Structuurplan

Regio Eindhoven

E... -.. S. a. m.... . enwer. k.. ingsverband

Regio Eindhoven

Provincie Noord-Brabant

~

Pre-Concept versie 2.0

Januari 2004

Colofon

Titel

Pre-Concept Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven

Pre-Conceptversie 2.0

Januari 2004

Uitgegeven door:

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) en Provincie Noord-Brabant

Projectleiding

SRE, Ing. JA van Zeeland

Provincie Noord-Brabant, Ir. A.R.J. Hassink

.

Samenwerkingsverband Re . Ein

Provincie Noord-Brabant

Gemeente Asten, Bergeijk, Be ad , Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop-

Mierio, Gemert-Bake eeze-Lee He arbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel De

Mierden, Someren, el, enswaard, Veldhoven, Waalre

Waterschap De Aa, wa ha I

(Maatschap ani . s: BMF, Eindhoven, MKB, SEOB, ZL TO, FNV, BZW Kring

Eindhove Wo nd Regio Zuid, NVM, NEPROM, HERMES, ROVER

Zuidoost- s, on Noord-Brabant, Zorg kantoor Zuidoost-Brabant, Helpt

Elkander, S, D Plaatse, PCS.VO zorg en woonstichting, RPCP.

Ri' water n EZ, Ministerie van Defensie directie Zuid, LNV-Zuid, VROM

te I beleid, Samenwerkingsverband Interregio Brabant Limburg,

rovinciebest

~

Redactie

M. Boogaard, A. Hassink, H. Roozen, G. Stabel, J. van Zeeland

Hoofdredactie pre-conceptversie 2.0

L.L.E.F. Kooijmans MA

Eindredactie pre-conceptversie 2.0

Ir. A.R.J. Hassink

Ing. JA van Zeeland

Het pre-concept Regionaal Structuurplan (R

gekomen met medewerking van:

, januari 2004, is tot stand

.

.

.

.

2

Voorwoord

Een gezamenlijk voorwoord van

. De heer F. Jacobs, namens het SRE

. De heer RGpp, namens Provincie Noord-Brabant

Met vriendelijke groet,

Namens het SRE

De heer F. Jacobs

Voorzitter Stuurgroep Ruimtelijke Regionale Visie

Namens Provincie Noo

De heer RGpp

Gedeputeerde St

3

Inhoudsopgave Regionaal Structuur Plan

Voorwoord

1 Inleiding

1.1. Opbouw van het plan

1.2. Aanleiding en plangrens

1.3. Relatie met overige plannen

1.4. Doelstelling en doelgroep

1.5. Positionering van het plan

1.6. De watertoets in relatie tot het RSP

1.7. Totstandkoming van het plan

1.8. Van regioplan naar uitwerkingsplan Streekplan

2 Beschrijving plangebied

2.1. De regio Eindhoven

2.2. (Inter)nationaal perspectief

2.3. Provinciaal perspectief

3 Ontwikkelingen en speerpunten

3.1. Regionale ambitie

3.2. Economisch kapitaal

3.3. Sociaal-cultureel kapitaal

3.4. Ecologisch kapitaal

3.5. Sterktes en zwaktes, kansen en bedreiginge

3.5.1. Sterktes en zwaktes voor de regi . dho

3.5.2. Kansen en bedreigingen voor ind

3.6. Speerpunten van beleid

3.6.1. Economisch speerpunt

3.6.2. Sociaal-cultureel spee unt

3.6.3. Ecologisch speerpunt

4. Ruimtebehoeften

4.1. Werken

4.2. Wonen

4.3. Verkeer

4.4. Groen

4.5. Voorzien i

4.6. Samenva

5

5.

ag, uurlijk systeem

ag, de infrastructuur

, occupatie

elijk Structuurbeeld (DRS)

water

aart milieu

6 Ruimtelijk Ontwerp

6.1. Inleiding

6.2. Randvoorwaarden integraal ontwerp

6.2.1. Speerpunten

6.2.2. DRS

6.3. Het ruimtelijk ontwerp

6.4. Infrastructurele dragers

6.5. Aanzet plankaart

Plankaart

6.6. Verantwoording ruimtebehoefte

6.7. Fasering

7

8

9

10

11

12

13

15

32

34

37

42

44

50

51

52

55

56

57

59

60

62

63

63

65

66

68

68

73

74

76

3

6

16

21

31

51

62

4

7. Uitvoering

7.1. Inleiding

7.2. Monitoring

7.3. Financiering

7.4. Het uitvoeringsprogramma

7.5. Fasering locaties

77

77

77

78

79

8. Synchronisatie RSP en Streekplanuitwerking

Bijlagen

Bijlage 1: Opbouw van DRS

Bijlage 2: Afwegingskaarten

Bijlage 3: Toetsing ruimtebehoefte aan plankaart

Bijlage 4: Legenda DRS- en plankaart

77

80

5

Hoofdstuk 1. Inleiding

Voor u ligt het pre-concept Regionaal Structuurplan (RSP) voor de regio Eindhoven. Dit pre-concept

wordt u aangeboden door de Stuurgroep Ruimtelijke Regionale Visie. Het RSP is tot stand gekomen

dankzij uw hulp en actieve inbreng. Zoals u weet, is de projectleiding voor dit plan in handen van het

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) en de Provincie Noord-Brabant.

Dit pre-concept RSP vormt het uitgangspunt voor een beslissingsestafette. Een estafette die u gaat

opstarten.

Wanneer alle reacties verwerkt zijn, wordt het conce

aangeboden aan het Dagelijks Bestuur van het SRE.

Het Dagelijks Bestuur van het SRE legt ver'/,

voor aan de Regioraad SRE ter vaststellin

krijgt dit plan de formele naam Regionaal

éJefinitieve conceptrapport

oraad SRE in september 2004

n Gedeputeerde Staten om het plan te

04. Na goedkeuring krijgt het RSP de

treedt in werking op 1 januari 2005.

In dit rapport beschrijven SRE

ruimtelijke ontwikkel"

en de Gedeputeer

de gemeenten in

ov rabant enerzijds de gewenste toekomstige

derzijds t het plan, na vaststelling door de regioraad SRE

end ontwikkelings- en toetsingskader op het Streekplan voor

regio Eindhoven.

Een aantal zaken dient in de periode tot 1 april nader onderzocht

ulling van locaties (paragraaf 7.5.)

ac aanvullende locaties, teneinde de BOR-afspraken ruimtelijk te

(paragraaf 6.6. en paragraaf 6.7.)

chrijven regionale projecten (paragraaf 7.4.)

jke Regionale Visie wenst u veel leesplezier en ziet uw reactie graag tegemoet

6

1.1.

Opbouw van het plan

Mede gelet op de vereisten in artikel 21b uit het Besluit Ruimtelijke Ordening, is het RSP opgebouwd

uit drie hoofdonderdelen:

1. een beschrijving van de hoofdlijnen en een toelichting op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling

tot het jaar 2020;

2. een Plankaart waarop de strategische en regionaal belangrijke locaties, tracés en ruimtelijke

structuren staan afgebeeld voor genoemde ontwikkelingen;

3. een Regionaal Uitvoeringsprogramma waarin de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen verder

zijn uitgewerkt naar taakstelling, segmentering en fasering in de tijd.

De nadruk in hoofdstuk twee tot en met vier ligt op die zaken, die voor de ontwikke' g van de regio

van strategisch belang zijn. Hiertoe vindt u in hoofdstuk twee een globale besch . g van het

plangebied. In hoofdstuk drie wordt allereerst de regionale ambitie aangegev et begint met

ambitie". Daarna wordt de ambitie uitgewerkt tot speerpunten van beleid. . rdt een SWOT-

analyse uitgevoerd. De SWOT-analyse geeft nader inzicht in het bestaan n deze regio

en de daaruit af te leiden sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen. SWOT)

analyse zijn de speerpunten van beleid geformuleerd. Deze speer rijke

basis voor het ruimtelijk ontwerp, dat in hoofdstuk 6 wordt beha

et voor bedrijventerreinen aangegeven.

e van het SRE. In dit RSP is van de

v kken gemeenten. Dit betreft de

elen tukken rond (specifieke) werkmilieus,

edrijven. In het Streekplan is de ambitie

uim ders te voorzien dan door middel van nieuwe

is dit verder uitgewerkt.

In hoofdstuk vier wordt de programmatische ruimtebehoeft

bedrijventerreinen, infrastructuur, voorzieningen en groe

hoofdstuk worden niet alleen kwantitatieve uitspraken

Streekplan geeft een indicatie van de ruimtebehoeft

Die ruimtebehoefte is uitgewerkt in programma's. De p

de planperiode tot 2015, en geven minimaal ijk

wonen, vormt de provinciale bevolkings- en hoefte

2002 het uitgangspunt voor dit plan.

Bij het opstellen v

het Streekplan op

als gevol ie

en uitv aar

's vo onen en werken is invulling gegeven aan de daarvoor in

sregels. Het programma voor het RSP kan na verloop van tijd

eranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning

SP wordt aangegeven, hoe hiermee wordt omgegaan.

Hoof k vijf gaat v Igens dieper in op de randvoorwaarden voor het ruimtelijk ontwerp. Een

belan e randvoo rde is hierbij het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS), waarin de

bestaa uimtelijke liteiten worden beschreven. Als onderdeel van de planvorming voor het RSP

is een Du R' lijk Structuurbeeld (DRS) ontwikkeld. Het DRS is de basis voor de ruimtelijke

ontwikkelinge ocatiekeuzen, om te voorzien in de ruimtebehoefte voor woningen en

werklocaties. Het DRS is opgesteld aan de hand van de methodiek die ontwikkeld is in het kader van

de Structuurvisies Plus. Hierbij wordt de lagenbenadering toegepast, zoals die beschreven staat in het

Streekplan. Basis voor het DRS is de basisstructuurkaart van Brabant. Bij het opstellen van het DRS

zijn de diverse kaartlagen, die relevant zijn voor de ruimtelijke ordening van het gebied, geanalyseerd.

Het DRS vormt het duurzame ruimtelijk referentiekader voor de lange termijn en geeft aan waar de

zoekruimten liggen voor de situering van het functionele programma. In het plan wordt de periode tot

2015 als planperiode gehanteerd met een doorkijk naar 2020.

De kaarten zijn gebaseerd op de geactualiseerde topografische kaart. Voor het RSP is gekozen voor

de schaal 1 :50.000, die aansluit op het regionale schaalniveau en voldoet aan de Wro. De

aanduidingen op de plankaart en de overige kaarten zijn indicatief en globaal. (zie voor betekenis

tevens hoofdstuk 8).

7

In hoofdstuk zes worden de speerpunten van beleid, regionale ambities en de ruimtebehoeften

geconfronteerd met het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld. Het resultaat van dit hoofdstuk is een

Plankaart waarop strategische locaties, tracés en structuren zijn opgenomen. De opname van deze

locaties (in het bijzonder tracés) geven de ruimtelijke voorkeur weer van het SRE. Nog te verrichten

tracéstudies zullen moeten uitwijzen of dat zo blijft, of dat het RSP zal moeten worden herzien (op

onderdelen).

In hoofdstuk zeven staat het Uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is gebaseerd op de

voorgaande hoofdstukken en geeft een prioritering, taakstelling, segmentering, financiering en

fasering in de tijd aan. Hierbij wordt uitgegaan van vijfjaarsperioden, passend met de

herzieningstermijn van het RSP. Het uitvoeringsprogramma is niet per definitie statisch, maar kan

tussentijds worden aangepast.

In hoofdstuk acht staan expliciete provinciale beleidsstandpunten, om het RSP

uitwerkingsplan van het Streekplan mee te geven.

1.2.

Aanleiding en plangrens

In dit rapport beschrijven SRE en Provinci

ruimtelijke ontwikkeling in de regio. erzij

en Gedeputeerde Staten, een wettelij er

de regio, Het goedgekeurde RSP doet t s

Eindhoven,

erz de gewenste toekomstige

a goedkeuring door de regioraad SRE

oord-Brabant en voor de gemeenten in

Inciaal Uitwerkingsplan Regio

Dit rapport is het result

maatschappelijke 0

beleidsbeslissing

regio Eindhoven.

Plangre

Het sa gsv dhoven omvat het grondgebied van eenentwintig

same erkende gemee ebied is opgedeeld in de stedelijke regio Eindhoven-Helmond en

drie I elijke regio' oot empen, Heeze-Leende Cranendonck en De Peel. De stedelijke regio

Eindh n-Helmond I 'n het zuidoosten van de Provincie Noord-Brabant. Deze stedelijke regio

omvat i ofdzaak h rond gebied van de gemeenten Eindhoven, Helmond, Veldhoven, Best, Son

en Breug nen" Geldrop-Mierlo, Waalre en Valkenswaard. Ook delen van een aantal

aangrenzen ten maken deel uit van de stedelijke regio. De plangrens van de stedelijke

regio, die in het Streekplan staat opgenomen is indicatief.

8

1.3.

Het RSP is niet het enige plan met ruimtelij

ruimtelijke consequenties:

.

Voor de hele regio Zuidoost B t v planvorming plaats in het kader van de

Reconstructiewet en t daaruit eid vitalisering Landelijk gebied. Bij het

opstellen van het D tem plaatsgevonden met de planvorming in het kader van

project Revitalisering C t RSP Regio Eindhoven ligt binnen vier

reconstructie (d ijerij, , Beerze-Reusel en Boven Dommel). Het

reconstruc 'nh een zeer belangrijke input voor de Streekplanuitwerkingen.

Het is in bo teen waarvan de relevante onderdelen worden

overgeno

. aal rPlan (RVVP). In dit plan staat het beleid van het

erki io Eindhoven (SRE) op het gebied van verkeer en vervoer

eschreven. He ericht op de totstandkoming van een doelmatig, veilig en duurzaam

functioneren erkeers- en vervoerssysteem. Het plan legt de basis voor het regionaal

erkeers- en oersbeleid en benoemt de belangrijkste regionale projecten, die in

merking k n voor regionale financiering uit de Gebundelde Doel Uitkering plus (GDU+)

rede I Uitkering (BDU). In relatie tot het RSP, waarin de thematische hoofdlijnen

omen, is het RVVP veel gedetailleerder.

Bereikbaarheid Oostelijk deel Stadsregio Eindhoven (BaSE): Het SRE wil in samenwerking

met gemeenten een oplossing vinden voor het bereikbaarheids- en leefbaarheidsprobleem op

de wegen ten oosten van Eindhoven en rond Helmond. Hiertoe voert ze momenteel een

Tracéstudie uit. Het project is opgenomen in de planstudiefase van het Meerjarenprogramma

Infrastructuur en Transport (MIT). In het RSP worden de varianten, die in de Tracéstudie

worden onderzocht op de Plankaart opgenomen als 'tracé in studie'. Afhankelijk van de

uitkomst van de studie en het daarop volgende tracébesluit, zal de Plankaart in het RSP

worden aangepast. Vooruitlopend op de uitkomst van de studie zullen geen

ontwikkelingslocaties worden benoemd, die qua ontsluiting afhankelijk zijn van de uitkomst

van BaSE.

Intentieverklaring N69: De zeer beperkte doorstroming op de huidige rijksweg 69 zorgt voor

veel bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen in het gebied ten zuiden van de A6? en

.

9

1.4.

.

oostelijk van de A2). Het SRE, de provincie en de gemeenten Bergeijk, Eersel, Eindhoven,

Valkenswaard, Veldhoven en Waalre hebben een intentieverklaring ondertekend, waarin ze

inzetten op een integrale aanpak met HOV-, fiets-, carpoolvoorzieningen en vervangende

weginfrastructuur voor rijksweg 69. Het 'zoekgebied' voor een nieuwe N69 is beperkt. Als het

niet lukt om binnen het zoekgebied een geschikt tracé te vinden, zal het zoekgebied worden

uitgebreid. In het RSP wordt het voorlopige zoekgebied op de Plankaart opgenomen als 'tracé

in studie'. Afhankelijk van de uitkomst van de studie en het daarop volgende besluit, zal de

Plankaart in het RSP worden aangepast. Vooruitlopend op de uitkomst van de studie zullen,

m.u.v. de locaties aan de lage Heideweg in Valkenswaard, geen ontwikkelingslocaties

worden benoemd, die qua ontsluiting afhankelijk zijn van de uitkomst van de studie.

OV netwerk BrabantStad: De vijf Brabantse steden, het SRE en de Provincie Noord-Brabant

hebben gezamenlijk een verkenning uitgevoerd naar de bijdrage, die Openbaar Vervoer (OV)

kan leveren aan het verminderen van de bereikbaarheidsproblemen en de uurzame

ontwikkeling van het stedelijke netwerk BrabantStad. Binnen het RSP w de uitkomsten

van de verkenning, vertaald in structuurdragers en concrete kansrijke eten, gebruikt als

input en afwegingskader voor het ruimtelijke ontwerp.

ORlON 11: Het SRE heeft het beleidsdocument ORlON II vastgest . In cument staat

het openbaar vervoer beleid van het SRE nader uitgewerkt. H cument als basis voor

de aanstaande aanbesteding van het openbaar vervoer in het RS den de

benoemde Hoogwaardig Openbaar Vervoer assen gebr' afweging er voor

het ruimtelijke ontwerp. De eerste HOV as, die daadwe wordt geno en in

2004, wordt gebruikt als structuurdrager voor het ru' elij

Regionale Woonvisie: Het SRE heeft een region oonvisl

een planhorizon tot 2010, legt het SRE haar b neer °ll het

naast kwantitatief beleid, vooral een kwalitat' eleid. I belel

concrete uitvoeringsprojecten benoemd. De h ijn n de regio

input gebruikt voor het RSP.

Bestuurlijk Overleg Randgemeente . e mi nlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zijn ndpunt ten aan et niet doorgaan van de

voorgenomen gemeentelijke herin 'ng in de regi eg . Hij heeft de provincie verzocht

om in samenspraak met de rokk emeenten t pporteren over niet-vrijblijvende

oplossingsmogelijkheden vo rui "'ke pro bie n van Eindhoven. De minister voorziet,

dat de kaderwetgebieden - waa er E - gaan in een WGR-plusregio. Inmiddels

hebben de samenw e geme n ( Overleg Randgemeenten! BOR) en de

provincie een antwo r de minister. In dit antwoord is een kader geschapen

voor de pianoio ische nm gionale opgaven, die voortvloeien uit de

ruimtelijke g 00 dhoven vo de komende 25 jaar (2005 tot 2030).

Binnen he rui '"ka afweging van locaties gemaakt. Aangezien het RSP een

plantermij et doorkijk naar 2020 en aangezien de BOR afspraken lopen

tot 2030, wom gbouwlocaties voor de laatste tien jaar niet 'hard' in het

R ge ze locaties worden in dit RSP echter wel als zoeklocatie voor de

mij

roject 'Tusse ti': de Stichting Natuur en Milieu en de Brabantse Milieufederatie

hebben, met n biJ ge van het ministerie van VROM, onderzoek gedaan naar inhoudelijke

anbevelinge an lokale overheden ten aanzien van de thema's 'ontwikkelingsplanologie' en

ionale par' naast procesmatige voorstellen voor samenwerking, gericht op

s hang kwaliteitsontwikkeling van groen en rood. De resultaten betreffen een

on er gebruikers van groen, een kansenverkenning van gebieden voor

procesmatige uitwerking en voorstellen voor inbedding van een groene agenda. De resultaten

van deze studie zijn gebruikt in de ambtelijke voorbereiding van het groene programma en het

ontwerp. Met name in de uitvoering zijn belangrijke procesideeën vorm te geven.

Ikkeld. In deze visie, met

'ed van wonen. Het betreft

n worden een aantal

e woonvisie wordt als

Doelstelling en doelgroep

De centrale doelstelling van het RSP voor de regio zuidoost Brabant is om een heldere en duidelijke

ruimtelijke visie te ontwikkelen voor de gehele regio,

Het centrale motto hierbij is: 'Stad en land verbonden'. De krachten bundelen in het belang van de

regio als geheel. Een sterke stad is goed voor het platteland. Een sterk platteland is goed voor de

10

stad. Beiden hebben elkaar hard nodig om een sterk samenhangend geheel te vormen, waarbij

bestaande potenties maximaal worden benut.

Naast deze algemene doelstelling kent het RSP enkele belangrijke planningsprincipes en

randvoorwaarden.

De planningsprincipes zijn:

1. meer aandacht voor de onderste lagen

2. zuinig ruimtegebruik;

3. concentratie van verstedelijking;

4. grensoverschrijdend denken en handelen.

Ad 1

Meer aandacht voor de onderste lagen betekent, dat de onderste laag (natuurlij

moet worden en dat de tweede laag (infrastructuur) beter benut moet worden

locatiekeuze. Het grote belang van de onderste lagen hangt samen met de

daarmee samenhangende onvervangbaarheid. Deze lagen zijn in kaart g

Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld. Het DRS is als het ware een foto

elementen in de regio.

eem) beschermd

urend moet zijn in

productietijd en de

t zogenaamde

ardevolle

Ad2

Zuinig ruimtegebruik betekent dat bij het zoeken naar ruimt

werken en voorzieningen, de mogelijkheden binnen de b

mogelijk moeten worden benut. Het beleid is gericht 0

meervoudig ruimtegebruik.

Ad 3

Concentratie van verstedelijking betekent d

werklocaties zijn plaats moet vinden in de

mogelijk ontzien worden bij het aanwijzen

hebben in dit gebied de overhand. eco

ondersteunen dit principe.

Ad4

In dit plan wordt aandacht be

plangebied liggen.

P aat uit diegenen, die betrokken zullen zijn bij de verdere

it ooral de deskundigen en bestuurders, die werkzaam zijn

nwe ingsgebied. Veelal gaat het hierbij om ambtenaren en

erkzaam zijn bij gemeenten. Voor mensen buiten het werkveld

RSP een beeld van de duurzame regionale ruimtelijke

et RSP een redelijk hoog abstractieniveau heeft, zijn de

voo urgers ('het rechtsgevolg') moeilijk af te lezen uit het plan. Die

idelijk bij de verdere uitwerking cq. invulling in bestemmingsplannen.

1.5.

Het RSP is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau, dat zowel een kader vormt voor de

toetsing van gemeentelijke plannen als een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Streekplan heeft een globaal karakter. Dit komt vooral tot uitdrukking in de beleidslijnen voor de

verstedelijking. Deze beleidslijnen bestaan uit de aanduiding van stedelijke en landelijke regio's,

algemene en regiospecifieke uitwerkingsregels, en de opdracht het verstedelijkingsbeleid uit te

werken. Om de verstedelijkingsopgave vorm te geven, is in het Streekplan de opdracht verwoord tot

het opstellen van uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio's van Brabant. In deze

plannen wordt vastgelegd, hoe het programma voor wonen en werken verdeeld wordt, welke locaties

worden ontwikkeld en in welke volgorde en tempo dat programma gerealiseerd wordt. Voor de

stedelijke regio's gaat het om integrale uitwerkingsplannen, omdat deze plannen een bredere

11

strekking hebben dan de bepaling van woon- en werklocaties. Voor de landelijke regio's zijn

thematische uitwerkingsplannen opgesteld. Deze beperken zich tot woon- en werklocaties.

Als gevolg van het Bestuursakkoord 2003 - 2007 is een herziening van het Streekplan 2002 in

voorbereiding. De ruimtelijke hoofdstructuur uit het Streekplan blijft het uitgangspunt voor het

ruimtelijke beleid. Voor de landelijke regio's blijft het uitgangspunt 'bouwen voor migratiesaldo-nul'.

Binnen dit beleidskader mag elke gemeente zoveel woningen bouwen, die minstens nodig zijn voor de

opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. Ook binnen de stedelijke regio wordt gestreefd naar het

kunnen opvangen van de eigen behoefte binnen de verschillende gemeenten. In het RSP is het

Bestuursakkoord al als uitgangspunt genomen.

Het RSP sluit aan bij het Streekplan Noord-Brabant en heeft dezelfde inhoud als het Provinciaal

Structuurplan Regio Eindhoven (PSPE). Het RSP krijgt na goedkeuring door Gede uteerde Staten

(GS) de functie van het Provinciaal Structuurplan Regio Eindhoven (PSPE).

Het RSP doet ook dienst als kader voor ruimtelijke ontwikkelingen. De sam

brengen immers hun gezamenlijke beeld van de toekomst tot uitdrukking'

is het kompas voor toekomstige ontwikkelingen. SRE en gemeenten w'

het kompas gebeurt. Daarom kent het RSP een Uitvoeringsprogra

strategische regionale projecten worden benoemd. Hierbij wordt

verantwoordelijk is voor de planvorming, uitvoering en financien

het SRE in belangrijke mate afhankelijk van de initiatieven an

particuliere initiatief, al dan niet ondersteund door subsid' (jen va

richten op bestuurlijke inzet namens de regio in de on ndelin en

marktpartijen. Daarnaast zal ze zich in hoofdzaak rio op str che

zonder de inzet van het SRE, moeilijk van de grond ko . V gaat het hl

overschrijdende projecten of projecten zonder' oka ng.

In het RSP zijn de ruimtelijke ontwikkelinge e ar 20 ngeg met een doorkijk naar

2020. Bovendien krijgen de verstedelijking praken, die ge tussen de regio en de

rijksoverheid, een ruimtelijke vertaling in di an. Het uitw 'ngs is een ruimtelijk plan op het

regionale schaalniveau. Het vormt e kad or ruimtelij ntwi kelingen en maakt onderdeel uit

van het provinciale toetsingskader, 0 nd rvan ruimt e plannen en initiatieven van

gemeenten worden beoordeeld. Hierbij he e a ring over structuurvisies(plus) en de

advisering en goedkeuring v temmin ann .19 verzoeken. Gedurende de looptijd van

het RSP kunnen zich nieuwe ingen voordoen, die niet in het plan zijn opgenomen.

Deze ontwikkelingen kunnen be ee n de hand van de plankaart en het daarin

opgenomen DRS. dt inste een de vier jaar geëvalueerd en zo nodig (gedeeltelijk)

herzien of eerder Is puteerde Staten dat nodig vinden. Het gespreksplatform

hiervoor is de reg" n ingsoverleggend, waarin de provincie samen met de

betrokken gemee ikke ngen bespreekt en nader vormgeeft.

1.6.

Met h van de wijziging op het Besluit ruimtelijke ordening 1985, bestaat met

ingang 03 een wettelijke verplichting, om de gevolgen op de waterhuishouding te

beschrijve lijk plan (waaronder bestemmingsplan, regionaal of gemeentelijk

structuurplan, gsplan en Streekplan). Ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het

gebied van veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging moeten zoveel mogelijk worden

voorkomen en zo nodig worden gemitigeerd en gecompenseerd.

Verder is het van belang om de betreffende waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium bij de

planvorming te betrekken, om in gezamenlijk overleg met de initiatiefnemer te bepalen, welke

waterhuishoudkundige aspecten aan de orde zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Voor de

wateraspecten wordt bekeken, op welke wijze ze doorwerken in de locatiekeuze, de inrichting en het

beheer van de ruimtelijke ontwikkeling.

In het RSP hebben we hier invulling aan gegeven door:

12

.

Het opnemen van de waterschappen in de ambtelijke projectgroep en stuurgroep. Zij zijn

vanaf het begin nauw betrokken bij de opstelling van het concept RSP, zoals dat straks door

de stuurgroep aangeboden zal worden aan Gedeputeerde Staten. De waterschappen hebben

gedurende het hele proces kunnen adviseren over de manier, waarop het aspect water in het

integrale afwegingsproces van het uitwerkingsplan kan worden meegenomen.

In het hoofdstuk DRS van het RSP, is in een aparte paragraaf aangegeven, hoe het aspect

water is meegenomen in dat afwegingsproces. Aangegeven is welke soort waterinformatie als

laag in het kaartbeeld is opgenomen en welke niet, inclusief een motivatie. Met betrekking tot

de ruimtelijke ontwikkeling in hoofdlijnen, heeft dit een uitwerking gekregen, door het opnemen

van gebieden in het landschappelijk raamwerk. Op deze wijze stuurt water mede de

locatiekeuze van de verstedelijking. Binnen dat raamwerk is verstedelijking in principe

uitgesloten.

Soms heeft de globale, integrale afweging in het kader van het structuurbe Id geleid tot een

minder optimale keuze, bezien vanuit het aspect water. In die gevallen in hoofdstuk 7

van dit RSP 'Ruimtelijke ontwikkeling per deelgebied/gemeente' gem erd, hoe de

waterhuishoudkundige aspecten globaal doorwerken binnen de ge aar transformatie

naar een stedelijke functie op termijn af te wegen is en hoe in hoo ling gegeven

moet worden aan mitigatie en compensatie.

Met betrekking tot het specifieke beleid voor inrichting en b

(hydrologisch neutraal bouwen, scheiding schoon en vu.

de verdere uitwerking van de stedelijke ontwikkelingen I

gemeentelijke structuurplannen moeten overlegge t d

betrokken waterbeheerders. De watertoets is ee plicht 0

bestemmingsplan. Dan kunnen ook mitigatie mpens ie n

van toepassing.

.

.

.

1.7.

Totstandkoming van het pl

Aangezien het SRE voor de uitvoerin van nke is van gemeenten en particuliere

partijen, is het plan van onder af, 0 otto komen met hulp en actieve inbreng van

genoemde organisaties. Om dit proces et Iniveau te leiden, is in 2002 een

projectorganisatie in het leve eroepen, rin SRE de projectleiders hebben geleverd

en gemeenten, waterschapp sch lijke organisaties de ambtelijke ondersteuning. Een

projectorganisatie, die aan het orden opgeheven. Aan het hoofd van de

projectorganisatie st stu Stuur uimtelijke Regionale Visie, voorgezeten door de

portefeuillehouder de van het SRE. De Stuurgroep wordt ondersteund door een

ambtelijke Project gro ordt vervolgens ondersteund door diverse ambtelijke

sectorale Taakgr ing maatschappelijke organisaties heeft plaatsgevonden in

een Klankbordgro eeft alvorens te rapporteren aan het Dagelijks Bestuur van het

SRE de eb eerd.

13

Figuur 2: de projectorganisatie

14

Om in 2004 te komen tot een afgestemde ruimtelijke regionale visie, is in 2002 door alle

bovengenoemde partijen besloten om de volgende mijlpalen te benoemen:

Mijlpalen

oorbereidingsfase Stuurgroep

Samenwerkingsovereenkomst SRE en Provincie

mei 2002 - mei 2004

mei 2002

Programmatische bouwstenen

Oplevering DRS

Oplevering (bouw)programma

juni 2003

juni 2003

Besluitvorming Algemeen Bestuur

Vaststellen voorontwerp RSP door DB

Inspraak en verwerken reacties

Vaststellingsbesluit RSP door Regioraad

Goedkeuring RSPI

Provinciaal Uitwerkingsplan Regio Ein

Ontwerp

Workshops subregionaal ontwerp

Regiodag

Workshops regionaal ontwerp

Oplevering concept ontwerp

juni 2003

september 20

oktober 20

oktober 20

Afstemming

Afstemming reconstructie, verstedelijking en RSP

Inspraak concept RSP door gemeenten en klankbord

Aanbieden concept RSP aan Dagelijks Bestuur SRE

1 januari 2005

1 januari 2005

1.8.

n Streekplan

Wegens organisa ijn edelijke regio Eindhoven-Helmond en de landelijke regio's

Groot-Kempen, H ndo ck, De Peel opgenomen in één RSP. Het RSP is

gezamenlï et d emeenten, waterschappen en belangenorganisaties voorbereid.

Aange' uït groot belang is, zijn het Stads Regionale Uitwerkingsplan

Eindh n-Helmond 1 onale Structuurplan regio Eindhoven, inclusief gs-beslissing 1997

en de centere regio' ies ructuurvisiesPlus als bouwstenen gebruikt. Bij het opstellen van het

RSP i t in het Stre lan 2002 neergelegde beleid leidend. Voor de stedelijke regio gaat het om

integra 'twerkingspl nen. Voor de landelijke regio zijn thematische uitwerkingsplannen opgesteld,

die zich t5 en tot n- en werklocaties. Bij de opstelling van het RSP is rekening gehouden met

de planvorm ader van het project 'Revitalisering Landelijk Gebied'. De uitwerkingsplannen

moeten verder voldoen aan een aantal algemene en regiospecifieke regels die in het Streekplan

Noord-Brabant 2002 zijn opgenomen. Veel van bovengenoemde eerdere visies, gemaakte afspraken

en vastgelegde waarden zijn geactualiseerd en bevestigd in dit RSP.

Het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven (RSP) zal vóór 1 januari 2005 als Streekplanuitwerking

worden vastgesteld door Gedeputeerde Staten als Provinciaal Uitwerkingsplan Regio Eindhoven.

In het volgende hoofdstuk wordt het plangebied uitgebreid beschreven.

15

Hoofdstuk 2. Beschrijving van het plangebied

2.1.

De regio Eindhoven

De regio Eindhoven omvat het grondgebied van 21 samenwerkende gemeenten. De regio is

overeenkomstig het Streekplan Noord-Brabant opgedeeld in de stedelijke regio en de landelijke regio.

De landelijke regio bestaat uit drie subregio's (De Peel, Groot Kempen en Heeze-Leende

Cranendonck). De regio heeft een oppervlakte van 1460 km2. Er wonen circa 720.000 inwoners en er

werken circa 300.000 personen in 45.000 bedrijven.

Figuur 3: gemeenten behorend bij samenwerkingsverband regio Eindhoven

.....

egi;'

egio Groot Kempen

regio Heeze-Leende Cranendonck

regio De Peel

Sted Kempen en Heeze-Leende Cranendonck

Als w kijken, zien we vooral een erg groene regio. In de stedelijke regio, Groot

Kempen de Cranendonck overheersen de droge naaldbossen, de vennen, de open

heiden me en eiken en op enkele plaatsen de beekdalen (de Dommel, de Aa, de Beerze

en Reusel) me rlangs de akkers en weilanden. Dit afwisselende groene landschap van dichte

bossen en groene weiden, wordt door de mensen intensief gebruikt om te wandelen en te fietsen. Een

uitgebreid knooppuntensysteem van recreatieve fiets- en wandelpaden maakt verdwalen nagenoeg

onmogelijk. Bovendien liggen de dorpen in dit gebied op zeer korte afstand van elkaar. Het is moeilijk

om tien minuten te rijden, zonder al weer in het volgende dorp te staan of zonder langs een café met

terras te komen, waar de Brabantse gemoedelijkheid overheerst. Verblijven kan men o.a. in enkele

grote bungalowparken en op, ook internationaal, goed aangeschreven vijfsterrencampings. Veel van

de inwoners in het gebied zijn ter plaatse geboren en getogen. Hierdoor is er sprake van een grote

sociale samenhang. Dit heeft in elke kern een sterk en bloeiend verenigingsleven tot gevolg gehad.

Het is er prettig wonen in een rustige groene omgeving. Alleen in het centrum van de verschillende

hoofdkernen zien we de laatste jaren een meer stedelijke ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld in de vorm

van de bouw van appartementen. Vanwege hun ligging, omvang en voorzieningenniveau worden

16

Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel als hoofd kern gezien. Een uitgestorven platteland waarin

de jeugd naar de stad trekt, zul je hier echter niet aantreffen. Dit komt ook, omdat de centrale stad

Eindhoven binnen handbereik ligt van de dorpen. Het is alleen de enorme verkeersdrukte en de files

die deze kwaliteit geweld aan doen. Dagelijks zorgt het verkeer voor veel overlast en ergernis, ook in

de landelijke regio.

Direct tegen Eindhoven aan ligt een aantal grote kernen. Deze kernen maken deel uit van de

stedelijke regio (het gebied waar het meeste is en wordt gebouwd), maar rden nog steeds

gekenmerkt door hun groene karakter. Eindhoven zelf is ook een groene . Een stad die is

ontstaan door het aan elkaar groeien van vijf dorpen. Eindhoven en Vel kennen een sterke

concentratie van high-tech bedrijvigheid (Philips, ASML Veldhoven, TUI 0 iekenhuizen) met

daaraan gelieerde dienstverlening, die veel werkgelegenheid voor de inwoners de regio biedt.

Eindhoven kent echter nog niet die problemen, die zo kenmerke or de 'g stad', zoals

bijvoorbeeld Rotterdam. Daarom is het ook nog steeds goed 'ndhoven. hoven is

gemoedelijk, maar ze vervult wel een belangrijke stedelijke Eindhoven ordt o.a.

gekenmerkt door een sterk recreatief winkelaanbod (Heu al erk op de jeugd gericht

uitgaanscentrum (Stratumseind) en toonaangevende ur ( e, Stadsschouwburg en

Muziekcentrum Frits Philips).

on eel, een uniek veengebied met vennen,

dat e n was aan wie in De Peel de kost moest

et zijn echte plattelandsgemeenten, prachtig in

vers heid en prachtig in gemoedelijkheid en

ensenhanden gemaakt. De sterke agrarische sector, waarin

is erkend en overheersend aanwezig, ook in het landschap.

er . De reconstructie van het landelijke gebied met nieuwe

I van groot belang. Daarnaast is er de industriële traditie, waarin

ijd herkenbaar zijn. Dit uit zich ook in het gegeven, dat in het

gekende activiteit aan kleine en middelgrote ondernemingen is

In het el is de ruimtelijke ontwikkeling geconcentreerd in een hoefijzer van kernen

ten ooste . De kernen liggen op redelijke afstand van de stad en zijn sterk op zichzelf

gericht. Bet meenten proberen de leefbaarheid te behouden, door in te zetten op behoud

van werkgelegenheid en de realisatie van woningbouw en passende voorzieningen. Dit is momenteel

vooral in de gemeente Deurne duidelijk zichtbaar, waar onder andere in het centrum tot vijf bouwlagen

is gebouwd.

Helmond is dus ten opzichte van de Peel een redelijk op zichzelf staande stad. De ontwikkeling van

Helmond is lange tijd bepaald door de ligging aan de Aa en Zuid-Willemsvaart. Langs het kanaal

ontstond midden door het centrum een concentratie van fabrieken. De vestiging van de Vlisco

(stoffen) is één van de laatste overblijfselen uit deze tijd. Het spreekt voor zich, dat de woningbouw in

Helmond altijd gericht is geweest op de fabrieksarbeiders. Helmond stond in de volksmond dan ook

decennia lang bekend als stad voor de 'laagste klasse'. Deze kwalificatie is echter honderd procent

omgedraaid door recente nieuwbouw- en herstructureringsprojecten. De ontwikkeling van de Vinex-

locatie Brandevoort gooit (inter)nationaal zeer hoge ogen en is kenmerkend voor Helmond 'nieuwe

17

stijl'. Eenzelfde kwalificatie komt het 'Boscotondo' complex toe. Door middel van toonaangevende

architectuur en uitgekiende stedenbouw, is Helmond een sterke inhaalslag aan het plegen ten

opzichte van Eindhoven. Ongeveer 40% van de inwoners van Brandevoort komt uit Eindhóven.

2.2. (Inter)nationaal perspectief

Het Zuidelijk deel van Nederland ligt midden in het economisch en demografisch zwaartepunt van

Noordwest-Europa. Het gebied is grofweg gelegen tussen de Randstad, de Vlaamse ruit en Noordrijn-

Westfalen, die deze regio door de eeuwen heen hebben mee gevormd. Het vor armee een

'voorland' waar het relatief groen is en veel transportstromen het gebied door n.

,

Als gevolg van deze ligging, li

elkaar komen maken deze i

. Transport as A58 en

0 Rotte re

0 An

. Personen

0 A

. Personen

w

teren. De snelwegen die in de regio bij

sch, Eindhoven, Maastricht, Luxemburg, Frankrijk.

gen, Eindhoven, Maastricht, Luxemburg, Frankrijk

sen drie omvangrijke metropolitaanse gebieden in Noordwest-

tropolitan Area') met verschillende mainports (Rotterdam, Antwerpen),

n administratieve centra (Londen, Frankfurt, Amsterdam, Den Haag,

len) roept vragen op over de banden, interacties en samenhang met deze

n. Er bestaat een toenemende trend tot grensoverschrijdende samenhang

elgische en Duitse grensregio's. De banden met de Randstad zijn het meest.

De grote economische dynamiek en de centrale ligging van Brabant zorgen voor een versnelde

ontwikkeling van de 'netwerksamenleving' in Brabant. Dit zorgt voor extra (grote) ruimtelijke opgaven

en de noodzaak om voor de (inter)nationale, regionale en lokale verkeers- en vervoersproblematiek

met oplossingen te komen. Het is de plaats in vervoers- en communicatienetwerken die de

samenhang met andere plekken in de wereld bepaalt. Om de bestaande economische positie en de

ruimtelijke kwaliteiten van Brabant te behouden en te versterken is het dus noodzakelijk om ook de

vervoers- en communicatienetwerken hierop aan te laten sluiten. Om als 'schakels' tussen de

netwerken op de verschillende schaalniveaus te kunnen functioneren, hebben de grote steden

optimale verbindingen nodig: met andere (inter)nationale netwerken, binnen BrabantStad en binnen

de stedelijke regio's.

18

2.3. Provinciaal perspectief

De ontwikkeling van stedelijke netwerken is één van de speerpunten van de Vijfde Nota over de

Ruimtelijke Ordening. Brabantstad is, na de Deltametropool, het tweede stedelijke netwerk in

Nederland. Hoofddoelstelling van het concept 'stedelijk netwerk' is het bevorderen van stedelijkheid in

de netwerksamenleving en het geschikt houden of maken van de steden voor de netwerkeconomie.

Binnen BrabantStad zijn de zogenaamde B5-steden Breda, Eindhoven, Helmond, 's-Hertogenbosch

en Tilburg, elk vanuit hun eigen oriëntatie, profiel en specialisme, de brandpunten. Het zijn, gelet op

de ligging van Brabant tussen de grote stedelijke agglomeraties Randstad, ROhrgebied en Vlaamse

Ruit, de centrale 'knopen' in het internationale en nationale stedelijke netwerk. De vijf steden zijn ieder

in verschillende mate op elkaar gericht. Op grond van een functionele analyse blijkt dat de steden in

West-Brabant (Tilburg, Breda, Bergen op Zoom, Roosendaal) sterk op elkaar geri t zijn en

bovendien een sterke relatie hebben met steden in de provincie Zeeland. De st In Zuidoost

Brabant (Den Bosch, Eindhoven/Helmond) hebben een sterke relatie met de n in Noord- en Zuid

Limburg. Het functioneren van een stedelijk netwerk hangt nauw samen m liteit van de

verbindingen binnen het netwerk. Optimale verbindingen zijn een voorwaa oede

afstemming tussen de steden mogelijk te maken over hoogstedelijke ingen.

e railinfrastructuur

er de andere steden, complementaire steden. Eindhoven

een rke internationale positie, onder meer in ICT en

ie. Campus, TUle en Science Park dragen bij aan dit

Eindhoven eveneens naam als brandpunt voor design en

oog springende kwaliteit, evenals zakelijke dienstverlening.

g maakindustrie en kent daarmee gepaard gaande dienstverlening.

k woonkwaliteit een steeds prominenter 'unique selling proposition'. Tevens

Is centrum voor bovenregionale beroepseducatie.

Binnen de io's van BrabantStad kan het OV-netwerk BrabantStad een belangrijke drager

voor de accomm atie van de ruimtevraag zijn. Hier bestaat natuurlijk een sterke relatie met de

omliggende stedelijke regio's en netwerken. Daarnaast is belangrijk dat ook vervoer van goederen in

juiste banen geleid wordt. Het benutten van multimodale kansen voor goederenvervoer is een

belangrijke opgave voor de stedelijke regio's. Ingezet wordt op het investeren in (goederen)

infrastructuur om BrabantStad heen en aanhaking op Europese netwerken van met name spoor- en

luchtverkeer. In hoofdstuk vier wordt het beoogde netwerk OV BrabantStad nader toegelicht.

Ook de vervoersbewegingen in Brabant groeien exponentieel. Omdat de beroepsbevolking en de

werkgelegenheid in de voorbije jaren fors zijn gegroeid, is het pendelverkeer -alleen al tussen

verschillende gemeenten in Brabant- in absolute zin sterk toegenomen. Bij benadering met 20% in vijf

19

jaar tijd.1 Ruim 60% van de inwoners gebruikt de auto om het werk te bereiken. De rol van het

openbaar vervoer is klein.

Rij n mond & Drechtsteden

Utrecht

lt

....

..

..

.

.

.

Belgie

Figuur 6: ligging in Brabant (functionele relaties

bron: Naar gebiedsgerichte economisch roei,

ft de status van (inter)nationaal stedelijk

Ru rdening Extra. De taakstelling die daarbij

het gebied van hoogwaardige dienstverlening door

(zoals telecommunicatie) en de verbetering van

ui KB, 4 december 2003) wordt Zuidoost Brabant, naast

otter mse haven I Rijnmond, aangemerkt als één van de drie

N'ersterking en behoud van de economische dynamiek, kracht en

is van grote betekenis voor Nederland als geheel. N'anuit deze

ruimtelijk-economische structuur van Nederland als oogmerk,

mg aandacht aan Zuidoost Brabant.

1 Etin Adviseurs, Pendel in Brabant, Waar gaat dat heen?, 2002

20

Hoofdstuk 3. Ontwikkelingen en speerpunten

In dit hoofdstuk wordt allereerst de regionale ambitie aangegeven: "het begint met ambitie". Daarna

wordt de ambitie uitgewerkt tot speerpunten van beleid. Hiertoe wordt een SWOT-analyse uitgevoerd.

De SWOT -analyse geeft nader inzicht in het bestaande kapitaal van deze regio en de daaruit af te

leiden sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen. Op basis van deze (SWOT) analyse zijn de

speerpunten van beleid geformuleerd. Deze speerpunten vormen een belangrijke basis voor het

ruimtelijk ontwerp, dat in hoofdstuk 6 wordt behandeld.

Het bestaande kapitaal voor de regio Eindhoven kent een sterke verweving van het economisch

kapitaal (high-tech), het sociaal cultureel kapitaal (voorzieningen) en het ecologisc kapitaal (rust,

ruimte en groen).

3.1. Regionale ambiti

Ambitie 1: positie ern Technologisch Complex behouden en uitbouwen

Zuidoost-Brabant erschei 0 er) nationaal niveau als kern gebied van het Modern

Technologisch C lex, met de Ei ven als zwaartepunt. Deze kwaliteit is de motor van de

regionale econom n dient geko rd te worden, om Zuidoost-Brabant zijn (inter)nationale

beteken. h en en verd e laten ontwikkelen. Hier ligt de belangrijkste ambitie van de

regio. ude deze tie vergt een aantal noodzakelijke acties:

De hoogwaard.ge ische ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied faciliteren en de

uimte biede or voldoende en gevarieerde vestigingsmogelijkheden te bieden en de

eikbaarhei verbeteren.

E Ig stedelijk woonklimaat waarborgen (Quality of life) door stimulering van

gediffe erde woonmilieus, voorzieningen op het gebied van detailhandel, sociale

voorzieningen, cultuur en een groene woonomgeving.

. De regio bereikbaar houden over de weg, per spoor en door de lucht.

- Realisatie van OV netwerk BrabantStad (spoor en uitbreiding HOV-netwerk).

- Aanpakken van knelpunten in het (hoofd-)wegennet, aanleg nieuwe infrastructuur (indien

nodig) en aandringen op hoogfrequente spoorverbindingen met de rest van Nederland en de

buurlanden.

- Het vliegverkeer vanaf Eindhoven Airport de ruimte geven voor de internationale relaties.

21

Ambitie 2: De twee 'gezichten' van de regio behouden

De regio Zuidoost Brabant toont enerzijds een gezicht van dynamische stedelijkheid, met een

(inter)nationale oriëntatie en een kennisintensieve technologisch gerichte industrie en zakelijke

dienstverlening. Anderzijds is er het gezicht van kwalitatief hoogwaardige kleinschalige rustige groene

woon- en werkmilieus. Het hoog-dynamische profiel van de regio kan niet zonder de kwaliteit van het

meer laag-dynamische landelijk gebied. Juist dit hoog-dynamische economische profiel is, naast

goede stedelijke woonvormen en voorzieningen, zeer gebaat bij groene woonmilieus,

landschappelijke kwaliteiten en recreatiemogelijkheden. Anderzijds zijn de kleinere kernen weer

gebaat bij de geboden werkgelegenheid en een regionaal topvoorzieningenniveau dat het

economische profiel met zich mee brengt. Het mondiale staat naast het lokale. Deze twee gezichten

vormen elkaars complement. Het vasthouden van deze waarde vormt de tweede belangrijke ambitie in

de regio.

Het lokale en mondiale in de regio verbonden; een regio nastreven die zic

de (lokale) kwaliteit van het dagelijkse leven, als in de internationaal geo

technologisch gerichte industrie en kennisontwikkeling.

. Stad en land verbonden: het beeld van de regio als enerzijds lande.

kernen, anderzijds stedelijk gebied met groene dooraderingen en

stedelijke voorzieningen verder ontwikkelen en uitbuiten.

Ambitie 3: De belevingswaarde van het landelijk gebied be

De agrarische sector heeft het moeilijk. De al ingezette liber lise

uitbreiding van de Europese Unie betekenen, dat er minde sidi

de sector. Dierziektes en de zorg om het dierenwelzijn t milieu t

van de sector eveneens aan.

Hiernaast is er een dreiging van een afnemende vita

kernen. Een herbezinning op de positie van de a rarisc

onvermijdelijk. Via de reconstructie-aanpak ch

ondervangen. Indien nodig zal aanvullende Ie on ernome

ambitie van de regio.

nodig, ver ken.

rische sector en de

baar zullen komen voor

de economische betekenis

De landelijke gebieden vold

sociale ontwikkeling om de lee

een functionele, economische en

uden.

De stedelijke regi ste ofiel. Sterk in economische betekenis en kennisontwikkeling

ten opzichte van 's i bant. Deze kracht is niet alleen te danken aan de hechte

relatie tussen de delij e regio, maar ook aan haar strategische ligging aan diverse

snelwege ter De regio Zuidoost Nederland is de meest uitgesproken

techno egio n Tilburg tot Venlo en van 's-Hertogenbosch tot Maastricht zijn

krach technologiscfl en instituten te vinden, die internationaal concurreren en veel

waar toevoegen a onze conomie. De regio is bovendien gericht op innovatie in bedrijfsleven,

kenni tellingen en nstensector. De regio is de derde Europese innovatieregio, na Helsinki en

Kopen n. Kortom, stedelijke regio vormt de kern voor de verdere ontwikkeling van een modern

technolo compl n heeft de potentie om naast de Rotterdamse haven en de luchthaven

Schiphol, de mport van Nederland te worden, en wel op het gebied van technologie.

Eindhoven heeft een legendarisch industrieel verleden. Na de crisis in het begin van de jaren 'gO is

Eindhoven herrezen tot een internationaal zwaartepunt voor technologie, elektronica en Research en

Development (Philips, DAF, ASML Veldhoven). Het industriële complex wordt onder meer

ondersteund door de Technische Universiteit Eindhoven en door TNO. Momenteel is het gebied langs

de Westcorridor en de A2 sterk in ontwikkeling (stedelijkheid). Ook rondom Eindhoven Airport

ontwikkelt zich een brandpunt van economische bedrijvigheid.

De Helmondse katoen nijverheid kent een roemrijk verleden. Deze bleef lange tijd gebaseerd op

huisnijverheid. Na 1866 voltrok zich hier de overgang naar fabrieksnijverheid, met het gereedkomen

van de aansluiting op het spoorwegnet. Helmond heeft zich inmiddels verbreed tot een gevarieerde

22

industriële kern met een belangrijke exportfunctie (oa. Vlisco, Shell Solar). De stad is voortvarend

bezig zich aan te passen aan de eisen van de moderne samenleving.

Ongeveer 80% van de agrarische werkgelegenheid is in de niet-stedelijke gebieden (Groot Kempen,

Heeze-Leende Cranendonck en De Peel) geconcentreerd (de agri-business). In 1998 kwam de

Brabantse agri-business ernstig onder druk te staan, door enerzijds de varkenspest en anderzijds de

herstructureringswet varkenshouderij en de Reconstructiewet. Vooral de geconcentreerde

varkensveehouderij in De Peel kreeg te maken met deze ontwikkelingen. Ondanks de sterke en

beeldbepalende positie van de agrarische sector in de landelijke regio kan zeker niet alleen van een

'puur' agrarisch gebied gesproken worden. De grootste werkgever in de landelijke regio is de industrie

(22%). Andere belangrijke sectoren zijn de bouwnijverheid, de handelssector en de horeca. Op dit

moment is het Reconstructieproces in volle gang, met als doel om de plattelandseconomie te

versterken en de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te verhogen. In het verl gde hiervan

neemt het belang toe om het toerisme in het landelijke gebied te versterken. In Kempen en

Heeze-Leende Cranendonck kan hierbij worden aangesloten op de bestaand rke

verblijfsrecreatie.ln De Peel verdient deze sector een extra impuls.

3.3. Sociaal-cultureel kapitaal

el in het c st

tad als platteland en

t vooral het groen en de

om relatief extensieve

blijf in de regio.

De gehele regio onderscheidt zich op het gebied van de vrijetijd

tussen stad en land. Een uitgebreid recreatief fietsroutenetwerk

maakt zo het contrast beleefbaar. Voor de reguliere toerist ecre

rust die haar of hem naar de regio lokken. De regio is in waar het

vormen van recreatie (fietsen, wandelen, etc.), al da gekopp' d aa

De gehele regio vertoont een sterke samenhang en ev

sociaal- cultureel kapitaal. De regionale spre. . het

bevolking.

w r het gaat om het

k met de spreiding van de

In Groot Kempen, Heeze-Leende Cranend e r 0 hebben de meeste dorpen een

zodanige omvang, dat er voldoende is is n voor haar inwoners te kunnen

zorgen. Toch zijn er kernen met een I 00 (scholen, winkels, postagentschappen,

banken, sportaccommodaties huisartse, .aa ). Tal van kernen werken momenteel aan

uitbreiding of verbetering va um el de rden, Bladel, Eersel, Bergeijk, Oirschot en

Mierio). Een aantal grotere ke regio heeft een bovenlokale verzorgingsfunctie

(Valkenswaard, Veldh es Dit uit zich in winkelvoorzieningen, recreatieve en

culturele voorzieni

it gebied. Hieronder volgt een opsomming van het

.

et meest recreatieve winkelcentrum in de regio. Als relatieve

et geringe onderscheidende vermogen genoemd worden.

rgende en zelfs landsgrensoverschrijdende functie op het gebied

eidszorg met het Catharinaziekenhuis, het Maxima Medisch Centrum, het

ekenhuis De Grote Beek en het revalidatiecentrum Blixembosch.

modaties met een landsdeelverzorgende functie, zoals het Philips stadion

en recreatiegebied Genneper Parken (zwemparadijs Tongelreep, ijsstadion,

voetb n EVV, hockeycomplexen, indoor-wedstrijdsporthal, tenniscomplex).

Van Abbe museum, Stadsschouwburg en Muziekcentrum Frits Philips.

Horeca. De stad fungeert als concentratiepunt van hotels, restaurants en café's. Stratumseind

geniet landelijke bekendheid als uitgaansgebied.

Een aantal accommodaties gericht op beurzen en congressen, zoals het Beursgebouw,

Tradeforum in Eindhoven en Koningshof in Veldhoven.

.

.

.

.

.

In De Peel liggen veel kleine kernen, die geconfronteerd worden met een laag en afnemend

voorzieningen niveau. Gemeenten proberen verdere afbraak en isolatie te voorkomen, door

woningbouw in alle kleine kernen te realiseren, gecombineerd met behoud van werkgelegenheid en

passende voorzieningen. Een aantal kernen werkt aan de uitbreiding en verbetering van het

winkelcentrum (Asten, Deurne). Deurne vervult een boven lokale functie en is, misschien meer nog

23

dan Helmond, het hart van De Peel. Dit uit zich o.a. in de dependance van het Elkerliek ziekenhuis,

dat in Deurne is gevestigd.

Helmond is ten opzichte van De Peel een redelijk op zichzelf staande stad. Een stad, die echter wel

een groot regionaal verzorgend karakter heeft. In Helmond tref je op dat gebied diverse voorzieningen

aan:

Mega bioscoop

Theater

Regionaal verzorgend winkelcentrum

Concentratie horeca

. Ziekenhuis Elkerliek

Voetbalstadion Helmond Sport

Daarnaast onderscheidt Helmond zich (inter)nationaal met de nieuwbouwwijk Bran

In het zandgebied in de regi

heeft gevestigd. Op de plekke

het zand de dorpen 0 . De

landschappelijke s s.

typerend voor het

vormen een fijnm

. ninge ook de plekken, waar de mens zich het eerste

ekgronden en de droge (woeste) gronden zijn op

ostwes e occupatie voor wonen staat vaak haaks op de

eg en en dorpen in de oksels van beken en wegen zijn

ndschap. De dorpen gezamenlijk en het landgebruik

3.4. Ecologisch kapitaal

Lange tijd is het ontbreken van grote contrasten tussen stad en plat

de ruimtelijke structuur in de gehele regio. Ook nu nog werkt dit g

ordening. Vooral in het landelijke gebied is de historische

structuurbepalend. Maar ook in de stedelijke regio zijn no e

structuren herkenbaar. Het contrast tussen de stedelijk io e

gebied is een belangrijk aanknopingspunt voor toekoms . uimtelijk

.

.

In het oosten ligt De Peel. Dit is een gebied, dat gekenmerkt wordt door grote heideontginningen en

vennen (Peelven). Ook De Peel heeft beschermd natuurgebied, zoals de Deurnese en Lieselse Peel

en De Stippelberg. Dit gebied kenmerkt zich in hoge mate door rust en ruimte. In het landschap is de

agrarische invloed duidelijk zichtbaar en voelbaar.

3.5. Sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen (SWOT)

3.5.1. Sterktes en zwaktes voor de regio Eindhoven

Op basis van hoofdstuk 2 en de beschrijving van het economisch (3.1.), het sociaal-cultureel (3.2.) en

het ecologisch kapitaal (3.3.), zijn de volgende sterktes en zwaktes voor de regio af te leiden.

24

Sterktes Economisch kapitaal

Kenniscluster (Eindhoven)

Excellente kennisinfrastructuur

Ligging aan achterlandverbindingen

Ondersteunende dienstverlening

Aanwezigheid vliegveld (Eindhoven Airport)

Cluster metaalelectro (Eindhoven)

Cluster agribusiness (De Peel)

Cluster verblïfsrecreatie Groot Kem en

Sterktes Sociaal-cultureel kapitaal

Sterke samenhang en evenwichtige opbouw

Eindhoven onderscheidt zich op gebied van

kennisinstellingen, gezondheidszorg, sport,

cultuur en horeca

Helmond onderscheidt zich met woonlocatie

Brandevoort

Sterke verweving stad-platteland I

fietsroutenetwerk

Rust en ruimte in de landelijke regio

Hoge arbeidsmotivatie in De Peel

Bour ondische levenswïze De Kem en

Sterktes Ecologisch kapitaal

Robuust bos- en natuurgebied Zuidelijke

Kempen

Beekdalen met oude besloten

ontg i nn i ng slandscha p pe n

Peelvennen als gebied met veel rust en

ruimte

Groene steden

Verwevenheid stad-platteland

Rust en ruimte in de landelïke re io

Kansen Economisch kapitaal

Verdere uitbouw kenni

innovatieve hoogtechnolo

Herstructureri ise

vrijkomend

Behoud en

dragers (Ia

kapitaal

spilfunctie Eindhoven

io nadruk op natuur en

tie

als recreatief uitloopgebied

Kansen Ecologisch kapitaal

Beekdalen beter zichtbaar en bereikbaar

maken

Natuurontwikkeling door instellen van

robuuste verbindingszones

Contrast tussen stedelijke regio en landelijke

regio behouden

Zwaktes Economisch kapitaal

Grote gevoeligheid voor economische

conjunctuur

Beperkte spreiding en kwaliteit

verblijfsrecreatie De Peel

Zwaktes Sociaal-cultureel kapitaal

Voorzieningenniveau kleine kernen De Peel

Geen hoog stedelijke ambiance Eindhoven

ingen Economisch kapitaal

Groeiend tekort technisch personeel

Beperkte innovatiekracht MKB

Verschuiving (Iow value) productie-industrie

naar lage Ionen landen

Teruglopende doorstroming op

achterlandverbindingen (A2, A58, A6? en

N69) en op het onderliggend wegennet

Onvoldoende beschikbaar bedrijventerrein

Gevolgen afbouw intensieve veehouderij

Aantasting leefbaarheid door afname

voorzienin enniveau

Bedreiging Sociaal-cultureel kapitaal

Sectorale bezuinigingen

Gelijkmatige spreiding ondermijnt draagvlak

centrum stad

Schaalvergroting ondermijnt leefbaarheid

kleine kernen

Habitatrichtlijnen maken intensiever gebruik

in het Middengebied moeizaam

Bedreiging Ecologisch kapitaal

Contrast tussen stad en platteland vervaagt

bij toenemende verstedelijking

Rust en ruimte landelijke regio staat onder

druk van toenemende verstedelijking

Natuurlijke verbindingen stedelijke regio

staan onder druk van verstedelijking

25

Toelichting SWOT economisch kapitaal2

De aanwezigheid van veel innovatieve bedrijven in hoogwaardige technologie brengt met zich mee,

dat er een grote afhankelijkheid is van de conjunctuur. In tijden van hoogconjunctuur presteert de

economie bovengemiddeld. Daarentegen krijgt het gebied bij een conjuncturele neergang

verhoudingsgewijs sterke klappen te verwerken. Zo werd de regio begin jaren '90 getroffen door de

problemen bij Philips en DAF. Thans ondervindt de regio de gevolgen van de neergang in de ICT- en

telecomsector. De grootste bedreiging voor het verder ontwikkelen van de technologische capaciteiten

ligt in het tekort aan technisch personeel. Deze tekorten zijn bij een conjuncturele opleving een

structureel probleem en een krachtige rem op de bedrijfsontwikkeling.

De economische groei van de laatste jaren heeft tot een aanzienlijke toename van de mobiliteit geleid.

Bij slechts geringe verbeteringen in de weginfrastructuur heeft dit geleid tot aanzie lijke problemen in

de autobereikbaarheid, die zich concentreren in de A2 corridor van 's-Hertogenb via Eindhoven

naar Maastricht. De Randweg Eindhoven wordt daarbij als het grootste knelp aren. De

kwetsbaarheid van de A2 corridor nabij Eindhoven is hoog. Indien zich op d' punt van

snelwegen een calamiteit voordoet, ligt het gehele netwerk plat en zijn ve de doorstroming

tot ver buiten de regio voelbaar.

Voor een technologische regio, waar de vra

aanwezigheid van rust en ruimte een bela

gemeenten duidelijk een hoogwaardig woo

heeft momenteel echter een duidelij robl

belangrijk gebrek aan stedelijke amb

Andere vervoersmodaliteiten vormen in de regio slechts een bep

vervoer is buiten de hoofdassen relatief zwak ontwikkeld en de

deze modaliteit gebruik te maken is laag. De aanwezigheid n h

Airport en de geringe afstand tot nabij gelegen buitenlan iegvel

echter een gunstige invloed op het investeringsklimaat r het goede

over water (Zuid Willemsvaart) een alternatief. Het g renve over

Eindhoven en Helmond is in verband met externe veil! 'd e geen alte

De sterke economische groe' . ove erde in een toename in de uitgifte aan

bedrijventerreinen. In de jare echter deze uitgifte terug tot circa 20 hectare per

jaar. Enerzijds door een veel te aa erzijds door de stagnerende economie. Mochten

alle plannen gereali en, tot beste ngsplancapaciteit en tot zachte capaciteit behoren,

dan is in de regio ke een ernstig tekort voor de lange termijn. De regio kent ook

een aantal sterk v nt . en, vaak midden in het centrum van de steden. Het

herstructureren v n ve aatsen van bedrijven naar nieuwe bedrijventerreinen

maakt de r naa erreinen extra groot. Het zoeken naar nieuwe, goed ontsloten

locatie del! ute noodzaak om geen rem op de verdere groei te vormen.

Toeli iaa - reel kapitaal

Op he ieningen valt op, dat de regionale spreiding van het aanbod gelijk loopt met

de spr Iking. Wanneer echter de trends van schaalvergroting, concentratie en

integratie I er een aanzienlijke verschuiving in de spreiding optreden. Leegstand,

waardever ontwrichting van de verzorgingsstructuur dreigen voor de kleinere

winkelcentra in e andelijke regio.

Er ligt een bedreiging op de loer waar het gaat om de spilfunctie van Eindhoven. Door de gelijkmatige

spreiding van voorzieningen over de regio, kan het draagvlak voor specialistische hoogwaardige

voorzieningen in het stadshart te marginaal worden (bij gebrek aan bezoekers). Bovendien zijn een

aantal voorzieningen (vooral de culturele met boven regionale uitstraling) duur in onderhoud en

beheer. Deze voorzieningen draaien veelal met forse steun van de gemeente. Bij toenemende

bezuinigingen ligt ook deze sector zwaar onder druk.

2 Ministerie van Economische Zaken, Naar gebiedsgerichte economische perspectieven, december 2002

26

Het Middengebied ligt tussen Eindhoven en Helmond in. Door deze ligging, heeft dit gebied een

bijzondere potentie als recreatief uitloopgebied voor de stedeling. Dit gebied zou een duidelijk andere

functie kunnen krijgen dan de robuuste natuurgebieden in de landelijke regio. Tegelijkertijd ligt er in

het Middengebied echter wel een bedreiging op de loer in de vorm van Habitatrichtlijnen. Deze

richtlijnen werken belemmerend in relatie tot intensieve recreatie (bijvoorbeeld grootschalige

evenementen)

Toelichting SWOT ecologisch kapitaal

De beekdalen in de steden en stedelijke regio zijn lange tijd niet meer dan een 'open' riool geweest.

Bovendien zijn ze vaak nu nog moeilijk bereikbaar. Als de beekdalen niet bereikbaar zijn, hebben de

mensen er weinig aan. Dit betekent, dat het draagvlak om de natuurwaarden van de beekdalen te

bewaren, af dreigt te kalven.

Recent hebben de steden ingezien, dat de beekdalen een grote potentie hebben, aar het gaat om

het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving. Beken als structuurdragers e stad is het

nieuwe motto. Hier ligt een grote kans, zeker omdat steden er geld voor over en om deze kans uit

te nutten.

Het contrast tussen stad en stedelijke regio enerzijds en platteland en

klein en dreigt te vervagen. De zo kenmerkende rust en ruimte in h

Dit komt door de toegenomen verstedelijking van de landelijke re

milieu in de steden. Het Streekplanbeleid zal aan genoemde on

verstedelijking zo veel mogelijk te laten landen in de stedeli' reg

Met dit beleid komt de natuur in de stedelijke regio uit

echter wel kansen om in dit gebied anders met natu

behouden blijven. De kunst is om de ideale maat te vi

k te staan. Er liggen

estaande waarden toch

lijke verbindingen.

3.6. Speerpunten van beleid

Het uitgangspunt voor deze paragr

speerpunten naar voren, die voor het

it deze SWOT analyse komen

langrijke basis gelden.

Het b ngrijkste speer u e regio is het behouden van de positie als knooppunt. Hiervoor heeft

de be baarheid va e regio de hoogste prioriteit. Zonder goede verbinding kan het netwerk niet

functio n. Enerzijd de bereikbaarheid binnen het stedelijke netwerk belangrijk. Zowel openbaar

vervoer' dividuee rvoer over de weg moet optimaal functioneren. Anderzijds is de externe

bereikbaar netwerk belangrijk. Het stedelijke netwerk heeft daartoe aanhaking op

hoogwaardige aar)vervoersystemen nodig. De realisatie van OV netwerk BrabantStad is

daarbij van belang, waarbij het bestaande spoorwegtracé wordt ingezet voor personenvervoer. Het

gevolg is dat een ander tracé voor het transport van gevaarlijke stoffen moet worden gevonden

(Betuwelijn). Het oplossen van de problemen op de Randweg Eindhoven, de kennis-as A2, heeft

topprioriteit. De Randweg wordt omgebouwd van 2x2 tot 4x2 rijstroken. Het project heeft nationale

betekenis, vanwege het karakter van de A2 als achterlandverbinding. De bereikbaarheid van de

Oostzijde van Eindhoven heeft eveneens prioriteit. Door het integraal aanpakken van de

bereikbaarheidsproblematiek aan de oostzijde (BOSE), kan een sterke verbetering optreden in het

investeringsklimaat. Daarnaast zullen er uitstekende verbindingen met de internationale omgeving

(Randstad, Ruhrgebied, Antwerpen/Brussel en Hasselt) moeten zijn. Hiervoor kan de regio aan het

vliegveld Eindhoven-Airport, in de vorm van een goed geoutilleerde burgerluchthaven, de ruimte

geven binnen de contouren zoals verwoord in de Regionale overeenkomst Eindhoven-Airport

(augustus 2000).

27

Het versterken van de technologische know how is eveneens een belangrijk speerpunt.

Embedded systems wordt hierbij gezien als een belangrijke technologie van de nabije toekomst.

Aangesloten wordt bij de activiteiten op de Philips High Tech Campus, die als een magneet kan

fungeren. De ruimte bieden aan en faciliteren van deze Campus in de relatie met ASML Veldhoven en

met andere gebieden aan de kennis-as A2, behoort tot de speerpunten.

Om de hoogwaardige economische ontwikkelingen binnen het stedelijke gebied te faciliteren en de

ruimte te bieden, zullen er vooral in de stedelijke regio voldoende en gevarieerde

vestigingsmogelijkheden moeten worden aangeboden die goed ontsloten zijn door auto infrastructuur.

De ruimte voor bedrijvigheid groeit op een gepaste manier mee met de economische ontwikkeling van

de regio. Zorgvuldig ruimtegebruik bepaalt het maken van kwalitatief aantrekkelijke werklocaties,

zowel voor de technologische kennissector als voor de overige bedrijventerreine

Herstructurering dient plaats te vinden voor verouderde bedrijventerreinen. D

aantrekkelijke werklocaties worden ingepast in het landschap van Zuidoost

van het grondgebruik is daarbij het uitgangspunt. Vanzelfsprekend blijft e

spreiding belangrijk.

Behoud en verbetering van de leefbaarheid en economische vita'

reconstructie van de landelijke regio. De economische vitaliteit i

leefbaarheid van gemeenten en (kleine) kernen. Bij het ver ren

het om:

. Behoud van een concurrerende duurzame int

. Behoud en versterking van bestaande en ni

zakelijke dienstverlening, ict, enz.);

. Behoud en versterking van regionale

business;

. Ontwikkeling van de toeristische s

ast moeten nieuwe

. De concentratie

ch verantwoorde

3.6.2. Sociaal-cultureel spe

Het werken aan centrumvorming vormt e ela apunt. Het beleid moet gericht zijn op het

ontwikkelen van hoogwaard' mili die in mplementariteit functioneren.

Complementariteit is een bela ' de samenwerking van Eindhoven met de

omliggende steden. H erst en a n van 'unique selling propositions' is een

belangrijk aspect. on eving van de binnenstad van Eindhoven blijft op dit moment

sterk achter bij de ie n bij een centrum van een toptechnologische regio. De

wensen van inter dat buiten de regio wordt aangetrokken, dient leidend te zijn

bij het wegnemen en van de binnenstad. Die behoefte Iaat zich vangen in de term

"quality it er op een aantrekkelijk woonklimaat, een knusse binnenstad met

(klein) ter en kwalitatieve topwinkels met op relatief korte afstand een

aantr ge landschappelijke kwaliteiten en (intensieve)

recre

Naast h entrummilieus is het behoud van de huidige hoge belevingswaarde van het

landelijk g ngrijk. De verdergaande druk op de ruimte in de regio Zuidoost vraagt om een

heldere ruimte ofdstructuur. Voorkomen moet worden, dat de regio dichtslibt en dat waardevolle

groene gebieden blijvend worden aangetast. Ook als het gaat om waardevolle gebieden, is het

ontwikkelen van hoogwaardig groen, die in complementariteit functioneren, het streven.

Complementariteit is een belangrijk uitgangspunt in de samenwerking van de regio Eindhoven met de

omliggende kernen. Het ondersteunen en afstemmen van 'unique selling propositions' is een

belangrijk aspect. Het zal duidelijk zijn, dat het groene gebied tussen Eindhoven en Helmond midden

in de stedelijke regio een totaal andere potentie en waarde heeft dan een gebied als Het Groene

Woud of De Strabrechtse Heide. De ambitie is om dat verschil te versterken.

Aangezien het RSP een uitwerking is van het Streekplan, bestaat er geen twijfel dat de leidende

principes uit het Streekplan ook leidend zijn in het RSP. Dus: meer aandacht voor de onderste lagen,

zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking, zonering van het buitengebied en

grensoverschrijdend denken en handelen.

28

Het afkalven van het voorzieningenniveau in de landelijke regio is niet wenselijk. Teneinde dit proces

zo lang mogelijk voor te blijven, moet ruimhartig omgesprongen worden met (gemeentelijke

initiatieven). Veelal zullen dergelijke initiatieven in het proces van de reconstructie meegenomen zijn

of worden. In het RSP zal uitsluitend de ruimtelijke neerslag daarvan een plaats krijgen. Concreet

betekent dit, dat gemeenten woningbouw voor eigen behoefte moeten kunnen realiseren in alle

kernen en de extensiveringszones (transformatiezones), als afronding van de kernranden of

geleidelijke overgang naar het landelijk gebied. Bij een aantrekkelijk buitengebied in de landelijke

gemeenten hoort ook aantrekkelijk 'Brabants' wonen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom.

Brabants wonen betekent ook een passend woonaanbod voor de lokale vraag met aandacht voor

starters, ouderen en bijzondere doelgroepen. In ruimtelijke planvorming worden de woonwensen van

doelgroepen gekoppeld aan locatiekeuzes.

3.6.3. Ecologisch speerpunt

Een belangrijk agendapunt van de stedelijke regio om de positie als ecolo

behouden, is de waarborg van de ruimte voor de huidige en toekoms .

bos- en landbouwgebied én de bereikbaarheid voor water, plant e

regio's. Vooral de stedenregionale landschapsecologische zone

middengebied en noordelijk middengebied voor groen. Het mott

is daarbij prima inpasbaar. Hiervoor liggen een aantal kans 'n d

Groen).

29

Hieronder zijn alle speerpunten samenvattend in een tabel opgenomen.

Ecologisch

Speerpunten

Positie als knooppunt behouden en uitbouwen door het oplossen van

de bereikbaarheidsproblemen

Aanleg Randweg A2/kennisas, BOSE en N69

Aanhaken op hoogwaardige openbaarvervoerssystemen

Goed geoutilleerde luchthaven Eindhoven Airport onderhouden

Kennisas als ontwikkelingsas (tevens herstructureringsopgave)

Voldoende gevarieerde vestigingsmogelijkheden

Herstructurering van verouderde terreinen

Behoud en verbetering van de leefbaarheid en economische vitaliteit

(landelijke regio)

Ruimte bieden aan kennis erelateerde terreinen

Ontwikkelen hoogwaardig centrummilieu (qualit

Behoud hoge belevingswaarde landelijke reg.

Middengebied toeristisch recreatief ontwik

met landelijke regio)

Voorzieningenniveau in de landelijke reg

woningbouw voor eigen behoefte

kernen en extensiveringszone

Intensief en zuini ruimte ebr

Druk op landelijke regio bep

in de stedelijke regio

Middengebied als ec

Groene steden me

ife)

st, ruimte en natuur)

.n contrast brengen

Economisch

Sociaal cultureel

30

Hoofdstuk 4. Ruimtebehoeften

Na een beschrijving van het plangebied, een analyse van de sterkten en zwakten van de regio,

inclusief speerpunten in beleid en de regionale ambitie, volgt nu een beschrijving van de kwantitatieve

en kwalitatieve ruimtebehoefte van het RSP. Kortom, welke ruimtelijke vragen, claims en beleid zijn

van betekenis voor Zuidoost Brabant. Meer informatie en toelichting op dit hoofdstuk staat in de

bijlagen en is eveneens beschikbaar op de cd-rom. Indien het uitgewerkte beleid in dit RSP duidelijk

afwijkt van het beleid, zoals geformuleerd in het Streekplan, is dat duidelijk weergegeven in de

gekleurde tekstvakken.

De planningsmethodiek van het Streekplan is er op gericht, dat:

. er voor de komende 3 tot 5 jaar voldoende woningbouwlocaties en uitgeefbaar

bedrijventerrein in bestaande plannen zijn vastgelegd en dat het od ervan

gedifferentieerd is en aansluit op de kwalitatieve behoefte;

. er voor de komende 10 jaar bestemmingsplannen worden 0

woningbouwlocaties en bedrijventerreinen met een eerst

invulling;

. er voor de periode daarna zoekgebieden worden a

de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlo

afweeg baar is.

Aan deze planningsmethodiek is een cyclus van monitori

maakt het mogelijk tijdig ontwikkelingen te signaleren e

planningscapaciteit, zodat er tijdig nieuwe bestemmi

overcapaciteit wordt voorkomen. Indien op basis van

plan uitval of resultaten uit nieuwe behoefterami aa

periodiek worden bijgesteld. Hiertoe worden plan

langere termijn in de tijd naar voren gehaal r is op die ma

op basis van voortschrijdend inzicht. De af aken over m .ton

Uitgangspunt zijn de verstedelijkings ve n, samen te vatten met zuinig

ruimtegebruik, inbreiding voor uitbreidi w roepen. De woningbouwprognose 2002

geeft een actueel beeld van komstige olkl elingen, van veranderingen in de

bevolkingssamenstelling en . ee enhangende woning behoefte. Op basis hiervan wordt

per stedelijke en landelijke regl I ven van het aantal woningen aan dat netto aan de

woningvoorraad mo toe egd (du usief sloop en vervangende nieuwbouw). Voor de

stedelijke regio zij tellend; de huidige achterstanden in de woningbouw nopen

dan ook tot een e tij e voorzien in de berekende woningbehoefte. Dit

woningbouwprogr ewe . Bezien is welke woningbouwcapaciteit al beschikbaar is

in vigerende ruimt uto beschikbaar kan zijn in plannen waarvoor nog nieuwe ruimte

gevond or gt hierbij op inbreidings- en herstructureringslocaties in het

besta e stedelijke g lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik.

Verv ns wordt aan eg Ike capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is

onder ht met welk alitatieve aspecten rekening moet worden gehouden.

De groot s van de toekomst zijn bedrijventerreinen en woningbouwlocaties. Om de

regio berei baar te houden, bestaat daarnaast de noodzaak nieuwe infrastructuur aan te

leggen. De ruim e raag die daarmee gepaard gaat, zal nader onderzocht worden in diverse uit te

voeren Tracéstudies. Het behoud en de ontwikkeling van groen als belangrijke uit te bouwen kwaliteit

voor de (stedelijke) regio, levert ook een ruimtevraag op.

Het verstevigen en uitbouwen van de voorzieningenstructuur levert daarentegen nauwelijks een

ruimtevraag op.

31

4.1. Werken

Kwantitatieve ruimtebehoefte

De totale planningsopgave voor de regio Zuidoost Brabant voor de periode 2000-2015 is berekend op

645 hectare netto uitgeefbaar terrein3. De in het RBSV 2000 vastgestelde regionale segmentering

wordt met de inwerkingtreding van het RSP terug gebracht tot de vier segmenten, zoals vermeld in

tabel 1. Voor de periode daarna tot 2020 wordt een behoefte geraamd op basis van een lineair

toenemende vraag in de toekomst. Dit komt uit op 236 hectare, welke op de plankaart aangeduid

wordt als zoekruimte.

Aangezien vooraf geen realistische berekening te maken is van de te behalen ruimtewinst met

intensief en zorgvuldig ruimtegebruik (Streekplan vermeldt als streefbeeld 30% ruimtewinst), brengt de

regio vooraf geen hectaren in mindering op het netto uitgeefbaar terrein. Wel word ooraf 70% van de

netto uitgeefbare grond aangemerkt als plancapaciteit (451,5 hectare) en 30% serveringsruimte

(193,5 hectare). Door middel van een nader te ontwikkelen regionaal monitor" ysteem, zal worden

ingezet op een voldoende intensieve bebouwingswijze.

Stedelijke regio 59

De Peel 26

Groot Kempen 29

162

56

Tabel 1. Ruimtevraa

80

Heeze-Leende 7

Cranendonck

1) Inclusief 60 hectare voor het Kempisch Be

grotere, niet lokaal gebonden bedrijven

Uit het ontwikkelingsprogramma bij het Streekplan 2002 is het project Grensoverschrijdende

Regiovisie Oost Kempen opgestart. Bij de verkenning van onderdelen van deze visie is door

provincies ter weerszijden van de grens geconstateerd, dat beiden niet wachten op een grote

uitbreiding op Lommel voor regionaal gebonden bedrijvigheid. De aandacht is daarbij

verschoven naar de onderdelen infrastructuur als verbinding tussen Eindhoven-Helmond en

Hasselt- Genk, mede in verband met de stopzetting van de planning rond de ijzeren rijn in

België, en de problematiek van de waterkwaliteit van grensoverschrijdende beken. Mogelijk

dat op langere termijn, na realisatie van de N69, sprake zal zijn van mobiliteit van regionale

3 Regionale Bedrijventerrein Structuur Visie (RBSV) 2000

32

bedrijvigheid. Vastgesteld is, dat er dan duidelijkheid zal moeten komen over het gewenste

profiel van Lommel en de mogelijkheden voor Nederland.

Multimodaliteit

In toenemende mate is er aandacht voor multimodale bedrijventerreinen, waar goederen via meer dan

één modaliteit kunnen worden aan- en afgevoerd. Bestaande kanalen hebben in dit verband, zeker in

combinatie met de regionale wegenstructuur en/of het spoor op een zogenaamd overslagstation, een

bijzondere potentie voor goederenvervoer (zie paragraaf 4.3. Verkeer), die met het oog op de

capaciteitsproblemen op de weg moet worden verzilverd.

Duurzame bedriiventerreinen

Het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck is geen terrein, dat primair zal voorzien in de reguliere

behoefte van de subregio Heeze-Leende Cranendonck. Het zal minimaal een regi ale of

bovenregionale functie moeten krijgen, afhankelijk van de te kiezen segmenteri

.

Het Stimuleringsplan Revitalisering Bedrijventerreinen w

regie hiervan ligt bij het SRE.

Om herstructurering op nieuwe terreinen in de en en om herstructurering

van bestaande terreinen beter mogelijk te m mee regelen dat vanaf 2005

alle nieuw te realiseren bedrijventerreinen bij parkmana ent organisatie

hebben en voorts dat in de grondexp, wordt 0 omen ten behoeve van de

vorming van een gemeentelijk revit gemeente kan inzetten voor

de herstructurering van bestaande nterreinen. Het is aan de

gemeente om e.e.a. uit te wen. s een beheersvorm om terreinen vitaal

te houden. Het is aan de gem e 0 vestigingskandidaten keuzes te maken

over ambities en takenpakket va t pa ent.

Herstructurering sta om er onvo doende uitwijkmogelijkheden zijn voor zittende

bedrijven. Daarom wor stimuleringsregeling, of het organiseren van

regionale ri . rkomen.

Parkmanaqement en herstructurerinQ

Een inventarisatie bij gemeenten in de regio toont aan, dat herstructurerin

grond komt. Bovendien leidt herstructurering niet tot aantoonbare rui

voor de vestiging van nieuwe bedrijven.

t in overleg met SRE en Provincie een afsprakenpakket uit te

imtegebruik op bedrijventerreinen, in welk kader zij in ieder

tiebeleid;

e van bestemmingsplannen;

egstand en wachtlijsten voor bedrijfskavels.

rden vastgelegd in een intentieovereenkomst. Het SRE zal voor de

ende rol vervullen.

Kantoorlocaties

Indien alleen wordt gekeken naar de gehele kantoorlocatie voorraad, dan is er in de periode tot 2020

voldoende ruimte voor de kantoren. Echter, de voorraad op centrummilieus (tekort 187.400 m2

bedrijfsvloer oppervlakte) blijft achter bij de vraag, vooral in gemeente Eindhoven. Overschotten doen

zich met name voor op snelwegmilieus en luchthavenmilieus4. Voor het huisvesten van

kantooractiviteiten zal binnen de grenzen van de stedelijke regio, en in de bestaande en nieuw te

ontwikkelen centrummilieus (met name Eindhoven), gemengde milieus en binnenstedelijke locaties

voor solitaire vestigingen, voldoende en goed ingerichte ruimten moeten worden (her)ontwikkeld.

4 ECORYS-Kolpron, kantorenprogramma Stadsregio Eindhoven, mei 2003

33

.

Verbeteren van het aanbod voor kantoren op bestaande locaties, fasering van uitgifte en

ontwikkeling van nieuwe locaties in centrum milieus vormen het uitgangspunt.

Ontwikkeling stimuleringsprogramma in overleg met private aanbieders om verouderde

kantorenlocaties te herstructureren, dan wel om te vormen tot een ander segment van

bedrijvigheid.

Regionale monitoring en afstemming tussen de betreffende gemeenten blijft in de toekomst

gewenst.

.

.

In en nabij de dorpskernen van het landelijk gebied is een tekort aan ruimte voor kleinschalige

arbeids- en bezoekersextensieve kantooractiviteiten (28.600 m2 b.v.o.).

Grote bedriiven en de 5000 m2 qrens

Grote bedrijven (groter dan 5000 vierkante meter kaveloppervlakte), die zich wi

regio, zullen zich uitsluitend mogen vestigen op regionale bedrijventerreinen

bedrijventerreinen binnen de stedelijke regio. Voor lokaal gebonden bedrij'

boven de 5000m2, is maatwerk mogelijk.

4.2. Wonen

Ruimtebehoefte kwantitatief

De woningbouwaantallen zijn opgesteld aa

voor de periode 2010-2020 aan de hand v

woningbehoefteprognose Noord-Sr nr.

getallen zijn richtinggevend voor de 0 rp

deel kan worden ondergebracht in viger

inbreidings- en uitbreidingsl ezocli

Doorkijk

2015-2020

Doorkijk (BaR)

tot 2030

8.500

1.260

1.730

310

11.250

n.v.t

n.v.t

n.v.t

rdt de vervangende nieuwbouw gerealiseerd op de locatie van de gesloopte

ieuwbouw is derhalve niet meegenomen als 'ruimtevraag' in de toekomst.

De huidige verste elijkingsafspraken lopen tot 2010. De taakstelling voor de stedelijke regio na 2010,

zal (al dan niet geamendeerd) opgenomen worden in de verstedelijkingsafspraken voor de stedelijke

regio. Aangezien behoefte bestaat aan gedifferentieerde woonmilieus, zal niet overal in dezelfde

dichtheden kunnen worden gebouwd. Voor stedelijke (herstructurerings)gebieden zullen hogere

dichtheden wenselijk zijn, dan in de randgemeenten waar groenstedelijke woon milieus de overhand

zullen hebben. Voor de stedelijke regio wordt vooralsnog gestreefd naar een gemiddelde dichtheid

van 30 woningen per hectare. De resterende plancapaciteit en de inbreidings- en

verdichtingscapaciteit in de periode van 2005 tot 2020 wordt gebruikt om een inschatting te kunnen

maken van de benodigde extra ruimte voor de woningbouwtaak. In de landelijke regio, waar vooral

gebouwd wordt in de extensiveringszone, ligt de dichtheid lager (gemiddeld 20 woningen per hectare).

34

Bestuurlijk Overleq Randqemeenten

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zijn standpunt ten aanzien van

het niet doorgaan van de voorgenomen gemeentelijke herindeling in de regio toegelicht. Hij heeft de

provincie verzocht om in samenspraak met de betrokken gemeenten te rapporteren over niet-

vrijblijvende oplossingsmogelijkheden voor de ruimtelijke problemen van Eindhoven. Concreet

betekent dit een opgave voor de komende 25 jaren (2005-2030).

In het bestaande woningbestand is het aandeel huurwoningen in de centrale steden aanzienlijk hoger

dan in de randgemeenten. Omdat de voorraad goedkope woningen bijna geheel bestaat uit

huurwoningen, zijn in de randgemeenten woningzoekenden in de sociale sector veelal niet in staat

een passende woning te vinden. Zij oefenen hierdoor druk uit op de Eindhovense en Helmondse

woningmarkt. Tot op heden werd deze opvang in belangrijke mate als een soort au omatisme aan

Eindhoven en Helmond overgelaten. Eindhoven en Helmond zijn daardoor gedw n voor een deel

de sociale opgave van de omliggende gemeenten op te vangen en onvoldoe staat

kapitaalkrachtige inwoners aan zich te binden. Dit leidt tot een onevenwich .

bevolkingssamenstelling en een gebrekkig economisch draagvlak.

eefgroei terug te dringen in

Is gemeente en de

spra n gemaakt over twee bestuurlijke

gaven in de komende jaren:

de sociale sector op binnen hun lokale

Inmiddels hebben de samenwerkende gemeenten (Bestuurlijk Ove[

provincie een antwoord geformuleerd aan de Minister. In dit an

planologische verkenning voor de regionale opgaven, die voort

voor Eindhoven voor de komende 25 jaar (2005 tot 2030):

De realisatie van 20.000 woningen, waarvan 1

Eindhoven;

. Terugdringing van de scheefheid sociale/v

randgemeenten.

Tussen de gemeenten bestaat overeenste

de samenstelling van het woningbestand t

randgemeenten. De betrokken gemeenten

uitgangspunten voor de kwalitatieve llin

1 De randgemeenten vangen ten mi de

woningbouwopgave;

2 De Eindhovense behoeft

overloopopgaven van de r

bou ordt gelijkelijk verdeeld over de

opgave die gerealiseerd wordt in Eindhoven.

In Eindhoven en H

woonmilieus'. De

moeten invullen n

Het RSP heeft ee

woningb tie

worde el al

e locatieaanbod van 'groen-stedelijke

delijke regio zullen een belangrijk deel van dit tekort

O. De BOR-afspraken lopen tot 2030. Dit betekent dat de

en jaar niet 'hard' in het RSP opgenomen worden. Deze locaties

or de lange termijn opgenomen.

Ruim atief

Woon oei

In de st zonder aandacht moeten zijn voor het opheffen van de stedelijke

problemat ijn in maart 2002 afspraken gemaakt in de Intentie-afspraken, getekend

tussen het rijK secretaris Remkes), de provincie Noord-Brabant, het SRE en de steden

Eindhoven, Helmond en Veldhoven. Concreet betekent deze afspraak, dat binnen de grote steden van

de stedelijke regio onvoldoende locatieaanbod aan 'groen-stedelijke woonmilieus' is. Binnen de

stedelijke regio zullen de randgemeenten een belangrijke rol hebben, na invulling van de

mogelijkheden binnen de steden Eindhoven en Helmond, om dit tekort na 2010 op te heffen. In de

fasering en afweging is dit uitdrukkelijk aan de orde.

Zuidoost Brabant is een kennisregio met internationale uitstraling. Deze uitstraling moet ook in de

woningmarkt terug te vinden zijn. De woningmarktpartijen willen de woon kwaliteit in Zuidoost Brabant

behouden en verbeteren en de woningmarkt meer op de vraag van de burgers aan laten sluiten. In het

verleden kreeg de woningkwantiteit vooral de aandacht: hoe meer woningen, hoe beter. De laatste

jaren streeft de regio naar een kwaliteitsslag in het wonen, namelijk:

35

.

Meer aandacht voor wonen en zorg en voor de behoeften van de verschillende doelgroepen,

zoals ouderen, starters, éénpersoonshuishoudens en lagere inkomens.

Meer aandacht voor de leefbaarheid, zowel in de oudere stadswijken als in de landelijke

kleine kernen.

Meer evenwicht in de woningvoorraad tussen de stad en de randgemeenten. De steden

hebben relatief teveel sociale sectorwoningen en te weinig duurdere huur- en koopwoningen.

In de randgemeenten is dit andersom. Zij willen hun woningvoorraad meer naar elkaar toe

laten groeien.

.

In de regionale woonvisie, die apart van het RSP wordt opgesteld, zal worden beschreven en

vastgelegd, hoe de kwaliteitsslag vorm gaat krijgen. Daarvoor is de inspanning van alle

woningmarktpartijen nodig. In de komende jaren zal daarom veel aandacht gaan naar afstemming van

de activiteiten van de verschillende partijen. Bijvoorbeeld door het instellen van ee Platform Wonen

en door een (sub-)regionaal woningbouwprogramma op te stellen.

.

Naast het oplossen van de stedelijke problematiek zullen de rand

grote steden, hun eigen vraag naar woningen voor doelgroepen e

moeten oplossen. Hiervoor zijn vooral inbreidingslocaties int

dat voldoende aanbod gecreëerd moet worden voor de

ouderen en woon-zorg woningen.

, even als de

ingbouw zelf

t concreet

sector,

Per subregio moet vijftig procent van

(grens 1996) gerealiseerd worden5. Zow

accent op inbreiden en hers

ingen binnen bestaand bebouwd gebied

io als in de landelijke regio's ligt het

.

te vo de behoefte aan wonen, werken en

lijkheden binnen de bestaande bebouwde ruimte zo goed

mandacht worden besteed aan de mogelijkheden, die

s het ouwen in de hoogte en steeds vaker in de diepte (de

n om het ruimtegebruik te intensiveren. Vanzelfsprekend zullen

aansluiten op de specifieke ruimtelijke karakteristieken en

egio geldt dat het lokale bouwprogramma is te realiseren op basis van

mig uI. Dit betekent, dat gemeenten op basis van een goed onderbouwd

volkshuisvestingsplan mogen bouwen voor eigen opvang. Belangrijke input bij het opstellen

van een volkshuisvestingsplan is het kwalitatieve woningmarktonderzoek en het

doelgroepenverhaal (ouderen, jongeren en starters op de woningmarkt)6.

In het kader van zuinig ruimtegebruik moet een optimale benutting van de bestaande voorraad

worden nagestreefd. Gemeenten mogen een eigen afweging maken, ten aanzien van de

bundelinggedachte (hoofd kern, neven kern en kleine kern). Inbreiding heeft hierbij voorrang

boven uitbreiding. Gemeenten mogen verliesgevende bouwprojecten in de bebouwde kom

5 Provincie Noord-Brabant, Streekplan, 2002

6 SRE, Wonen in Beweging, 2002

36

vlot trekken met winstgevende uitbreidingsplannen. Gemeenten moeten hiervoor wel de

financiële noodzaak van de koppeling "inbreiding-uitbreiding" aantonen. Binnen deze kaders

wordt voor de landelijke regio een afwegingsinstrument woningbouw ontwikkeld (zie bijlage 3),

op basis waarvan de verdeling van de woningbouwtaakstelling over de kernen binnen de

landelijke regio door de gemeenten worden ingevuld. De resultaten hiervan worden in de

woningbouwprogrammering van het RSP overgenomen.

Tot 26 mei 2008 hebben de gemeenten Bladel en Heeze-Leende een status aparte, vanwege hun

deelname aan de pilot 'Bouwen binnen contouren' van de provincie Noord-Brabant. Dit betekent, dat

deze gemeenten tot 26 mei 2008 zelf bepalen hoeveel woningen men er bouwt (voor de eigen

opvang) binnen een vooraf bepaald gebied.

.

Andere interessante gemeentelijke en regionale initiatieven met betrek.

die al in ontwikkeling zijn en verder uitgewerkt en vermarkt kunnen w

Boekelse regeling;

Marktplaats Bladel, verzilverd wonen;

Woonzorgboerderij Vessem;

Focus.

4.3. Verkeer

37

Naast problemen op het nationale wegennet, ontstaan er ook grote problemen op het regionale

wegennet. Deze problemen doen zich voor in het noordoostelijk deel van de regio tussen Eindhoven

en Helmond (Bereikbaarheid Oostzijde Stadsregio Eindhoven/ BOSE) en op de aansluitingen met de

A2 en op de stedelijke Ring Eindhoven.

Buiten de stedelijke regio, gaat het in de Kempen om de rechtstreekse ontsluiting van het Kempisch

Bedrijventerrein op de A6? en in de Peel over de verbinding Deurne-Liessel-A6? Momenteel loopt er

een onderzoek naar de aanpak van de verkeersproblemen op de weg Eersel-Reusel; niet uitgesloten

is, dat er één of meer omleidingen zullen worden voorgesteld. In de zuidelijke Kempen wordt de

overlast van de ontbrekende N69 in negatieve zin gevoeld (leefbaarheid/verkeersveiligheid). Een

project is opgestart om de bestaande infrastructuur optimaal te gaan benutten. Alle wegbeheerders

zijn bij dit project betrokken.

Openbaar vervoer?

orden opgelost.

enutten van

tuur aangelegd

De problemen als gevolg van ontbrekende schakels in het hoofdwegen net moet

Deze problemen zijn van dien aard, dat er niet volstaan kan worden met het b

infrastructuur of beprijzing. Met andere woorden; er moet ook nieuwe wegi

worden:

.

N69 (tracéstudie rijksweg 69). Gemeenten, SRE en Provin'

genomen om de verkeersproblematiek op te lossen. Hie

intentieverklaring opgesteld, waarin het zoekgebied vo

studie wordt ook een eventuele nieuwe aansluiting dho

Afhankelijk van de uitkomst van de studie en het opvolg

RSP een aanpassing behoeven;

BOSE (tracéstudie BOSE). SRE is een trac'

tracés om de bereikbaarheids- en leefbaarhei

Eindhoven en rond Helmond op te los an

daarop volgende tracébesluit, zal h rende

Aanpak stedelijke Ring Eindhoven gelijkvloerse kr

naar een groter aantal ongelijkvloe kruisingen ez

gezame het initiatief

e betrokk een

aangegeven. In deze

/ASML meegenomen.

esluit, zal het voorliggende

.

'es n alniveaus:

t (inter)nationale stedelijk netwerk. Het is belangrijk

u a . Voor openbaar vervoer wordt het (inter)nationale

ST en inte Ityverbindingen. De meerwaarde van een O.V.-

g en in een verbinding met de omliggende stedelijke netwerken

olg n de congestie op de zogenaamde Randstadcorridors.

Ie m eau in Brabant en zijn direct omliggende stedelijke

netwerk van Nederland. Functies met een brongebied op dit

boven)regionale knooppunten ontwikkelen. Op het niveau van de

t geen zelfstandig openbaar-vervoersysteem. Dit vervoer wordt

rcity n mindere mate door de stoptrein gedragen. De meerwaarde van het

en in de ontwikkeling van BrabantStad tot evenwichtige netwerkstad en de

ng voor ruimtelijke ontwikkeling.

lomeratie; het derde relevante niveau is het stedelijk gebied met uitlopers tot

een sted gio. De OV infrastructuur op dit niveau bestaat uit stoptreinen, streekbussen en

HOV. De meerwaarde van het o.v.-netwerk op dit schaalniveau bestaat uit:

. schaalsprong hoogwaardig openbaar vervoer;

. vitaliteit en leefbaarheid binnenstad;

. aansluiten op bestaande lokale projecten;

. complementair per stad o.v./auto/fiets.

Binnen Brabantstad vormen knooppunten van openbaar vervoer uitgangspunt voor de ruimtelijke

ontwikkeling. Hierbij worden drie soorten locaties onderscheiden:

7 85 partners Verkeer en Vervoer, Eindrapport Verkenning CV-netwerk BrabantStad, 5 december 2003

38

1. Intensiveringslocaties: condities scheppen voor stedelijke intensivering

Op de centraal gelegen stationslocaties ligt de nadruk op stedelijke intensivering. Deze plekken

hebben een uitstekende bereikbaarheid per openbaar vervoer. Daarnaast is een goede

autobereikbaarheid veelal een randvoorwaarde om tot vastgoedontwikkeling te komen. Daartoe moet

de kwaliteit van de autobereikbaarheid voor bestemmingsverkeer worden verbeterd en de beschikbare

verkeersruimte gereserveerd worden voor dat bestemmingsverkeer. Een zo groot mogelijke

intensivering van de ruimtelijke ontwikkeling rond de knoop is gewenst.

De meest intensieve functies worden gekoppeld aan de knopen met de beste bediening en aansluiting

op het (inter)nationale netwerk. Er ontstaan snellere verbindingen met andere stedelijke gebieden

door aansluiting op het net van hogesnelheidstreinen (HST-shuttles). De bereikbaarheid van deze

knopen verbetert sterk doordat in de ruimtelijke opbouw van stad en stedelijke regio een groter deel

daarvan door openbaar vervoer ontsloten wordt. De Hoogwaardig Openbaar Vervoer-verbindingen

(HOV) binnen de stedelijke regio spelen hier, naast de nieuwe treinstations, een b ngrijke rol.

Lopende projecten zijn:

. Helmond Brandevoort (nieuw

. Philips High Tech Ca us (HO

. Philips Vredeoord (

Lopende projecten zijn:

. West corridor en A2 passage (HOV I Phileas Eindhoven - Veldho

. Herontwikkeling stationsgebied Helmond (Helmond Centraal).

2.

Kansrijke projecten ZOO

. Ekkersrijt

Stadsran

Doorstro

Oedenrod

3. ooppunten: voldoende mogelijkheden voor Park+Ride

Op al ewestelijke knooppunten moet de transferfunctie goed georganiseerd worden.

Hier k ark & Ride als 'Kiss & Ride') een grote rol spelen in het voor- en natransport

om zodo betering van de totale reisketen te komen. Op de P&R-Iocaties zijn ruimtelijke

ontwikkelin ewenst, maar wel ondergeschikt aan de transferfunctie. Parkeervoorzieningen

zijn dan ook vo oor transferreizigers bedoeld.Uit het onderzoek transferia (2002), uitgevoerd door

BS-partners en provincie, is de kansrijkheid van transferia als overstappunt naar voren gekomen.

Kansrijke projecten zijn:

Ekkersrijt Eindhoven (Son en Breugel);

Tradeforum Eindhoven.

. Stedelijk knooppunt Woensel, Veldhoven zuid, Veldhoven centrum,

Welschap/Meerhoven, Ekkersrijt.

Na het gereed komen van de vier sporen tussen Eindhoven en Boxtel zijn er geen grote

spoorwegknelpunten meer. Zeker als er rekening mee gehouden wordt, dat er vanaf 2007 nadrukkelijk

minder goederentreinen door de regio zullen rijden, vanwege het in gebruik nemen van de Betuwelijn.

39

Figuur 9: kansrijke projecten OV netwerk BrabantStad

ORlON 11

Het SRE heeft het beleidsdocument ORlON 11 vastges

vervoerbeleid van het SRE nader uitgewerkt.. me

aanbesteding van het openbaar vervoer in glo. p on

zichtbaar, die na januari 2006 operationeel n. De volgorde v

onderzocht en opgenomen in het program van eisen, t oor

aanbesteding.

"

40

Figuur 10: HOV-structuur

ti",...",

D-

N

~'";.J ,.=,' <.= '" -"

I' ., I' . ,

. ,. ..,

, ,. ,..

. ., ..,

, ,. ".

, '. ...

jt5.:~~'llu.,~.L",

; ;; :~,-:::;,~,-

11: : j i

: :: ~: i

S""',

-HOY

- Vubind..d

-OnlSLuitend

n._.. Buudb..

~S',,"u"""""m'

- B"",-OY-,ulo"',

~-

.......

---

'., ..."'_.=,~..,~'.~ .

HOV-as:

Eindhoven CS - Winkelcentrum Woensel-E

Eindhoven CS - Veldhoven zuid

Eindhoven CS - Tradeforum-Veldhoven-W

Fiets

In de loop der jaren is in Zuidoost Bra

behoeve van het utilitair als v n het recre

nog enkele belangrijke scha die

netwerk heeft prioriteit. De ver

ruimtelijke ontwikkeli

ee et tot stand gekomen, zowel ten

)Ie knooppuntensysteem). Wel ontbreken

n He nd en Eindhoven. Het vervolmaken van het

n het regionale fietsnetwerk zal volgend zijn op de

ina al hebben in theorie nog veel capaciteit beschikbaar; het

ordat alleen met kleinere schepen gevaren kan worden. Het

aarvoor (om)gebouwde schepen lijkt nieuwe perspectieven te

Berzob zijn er drie kansrijke locaties:

Vlie verke

Ten aanzien v rie vliegvelden in Zuidoost Brabant, wordt geconstateerd, dat ze mogelijkheden

hebben, om het aantal vluchten uit te breiden. In de Regionale overeenkomst Eindhoven-Airport

(augustus 2000) zijn de geluidscontouren vastgelegd. Geleidelijke uitbreiding van het aantal

vliegtuigbewegingen is mogelijk door het stiller worden van vliegtuigen. Eindhoven Airport mag de

komende vier jaren het aantal passagiers verdubbelen tot ongeveer 800.000. Het vliegveld kan

daardoor uitgroeien tot een regionale luchthaven met internationale betekenis. Vliegveld Kempen

Airport Budel is een burgerluchthaven voor kleine vliegtuigen ten behoeve van zakelijk luchtverkeer,

opleiding (80%) en recreatie (10%). Het zakelijke verkeer is -naar verwachting- de belangrijkste

groeier. Vliegveld De Peel is een militair vliegveld, dat thans niet als vliegveld in gebruik is.

41

Kwalitatieve ruimtebehoefte

Regio Eindhoven zal een pakket aan maatregelen opstellen en uitvoeren, die de bereikbaarheid,

leefbaarheid en veiligheid in de toekomst waarborgen en die kunnen rekenen op een zo breed

mogelijke acceptatie. Dit pakket zal in het nu in ontwikkeling zijnde Regionaal Verkeers- en

Vervoersplan verder gestalte krijgen. De aanpak is in grote lijnen bekend. Deze gaat uit van een

aantal stappen in de volgende volgorde:

Inzetten op betere benutting van de huidige infrastructuur. Hierbij zal de toepassing van

ICT belangrijk zijn; .

Inzetten op beprijzing van het gebruik van infrastructuur. De weggebruiker betaalt voor

zijn of haar keuze om ergens op een bepaald moment te gebruik van te maken;

. Inzetten op mobiliteitsmanagement;

Bouwen van nieuwe infrastructuur.

Deze ontwikkelingen vinden plaats onder d

dragen bij aan het beter benutten van de b

ingezet ter ondersteuning van beprij , 0

(spitstarief, doorstroomtarief, verblijfs

blijven beperkt.

vigheid en high-

novatie, zowel op

ikkeling kan

De stedelijke regio kenmerkt zich door een grote concentratie kennisintensieve

tech bedrijven. Daarom wordt bij de te ontwikkelen maatregelen sterk ingezet

het gebied van voertuigontwikkeling als ICT-toepassingen. Wat betreft voe

worden genoemd:

Phileas project: ontwikkeling van een hoogwaardig, energi

voertuig op banden, dat elektronisch geleid wordt in co

infrastructuur. De eerste voertuigen gaan vanaf 200

Veldhoven en vliegveld Eindhoven Airport.

n,

Wat betreft ICT toepassing staan de ontwikkelingen nog.

Ontwikkeling van floating car-datasystem

Real-time informatie naar gebruikers th .

informatie);

Gebruik van informatie voor bijstu.

4.4. Groen

Kwantitatieve rui

De verstedelijking ntr in de landelijke regio's. Dit betekent een beleidsmatige

waarborg voor het van de huidige hoge belevingswaarde van het landelijke gebied

en de m .. id delijken in de stedelijke regio. Een belangrijk ruimtelijk contrast

op reg. e saai e nhang, een complementair hoog gewaardeerd contrast in het

SRE- ied. De ambitie erschil te versterken. Voorliggend RSP kent geen taakstelling voor

de gr e ontwikkel i ~an de landelijk regio's. Het belang van het groen en de kwaliteit, de

revitah .ng, de reco uctie in de landelijke regio's is evident, maar wordt geleid met de

doelstel n vanuit econstructiewet.

Voor het gebi e stedelijke regio heeft zowel het RSP, als de vier reconstructieplannen Boven-

Dommel en Peel (beide grotendeels), Meierij (klein deel) en Beerze-Reusel (miniem deel) de opgave

gekregen om het groen te ontwikkelen. Binnen de stedelijke regio gaat het qua groen vooral om het

behoud en de (groene) inbreiding in bestaand groen gebied bij bestaande en nieuwe (stedelijke)

structuren. De groene opgave is, om regionale groene projecten te ontwikkelen voor de verandering

van gebieden binnen de groene structuur.

De verdergaande druk op de ruimte in de stedelijke regio vraagt om een heldere regionale groene

structuur. Er moet een sterke groene structuur als landschappelijk kader voor stedelijke ontwikkeling

worden geboden. Groene gebieden moeten zoveel mogelijk worden gekoppeld en/of ontsnipperd.

Daarnaast moet de aanvullende waarde van gebieden worden versterkt. Er is geen sprake van

uitbreiding van landelijk gebied in bestaand stedelijk gebied. Wel van verandering van het ene soort

groen in het andere.

42

Bij het regionale groene programma in de groene structuur gaat het om het versterken van de

noordzuid-gerichte landschappelijke hoofdstructuur en het kwalitatief inbreiden van groen in het

buitengebied van de stedelijke regio:

0

Versterken Dommelzone tot en met Gijzenrooi als natuurzone en

landschapsecologische zone en de Goorloopzone als natuurzone;

Versterken Middengebied als landschapsecologische zone met bossen en

dagrecreatie.

Verbrede plattelandsontwikkeling en recreatie in het noordelijke Middengebied en het

zuidwestelijke gebied tussen Veldhoven en Valkenswaard;

Recreatieve ontsluiting van groene stedenregionale en landelijke regiogebieden;

recreatiepoort naar het Groene Woud; recreatiepoort aan de oostzijde van Helmond

(Groene Peelvalleibeleid);

Versterken van de ecologie langs het Eindhovensch Kanaal, bij

(lokale) plaatsen als dwarsverband tussen de noordzuid-geri

hoofdstructuur.

0

0

0

0

Figuur 11: de groenstructuur in de stedelijke re .

~ ~tA'T1IS ~ . .

"~1)ItO~ ...n'w.sa.~~.\JO:wt~':R .

~

Ruimt

Natuur netie van leefgebied voor plant en dier in hun ecologische omgeving en

daarnaast gsfunetie voor de (boven)regionale ecologische relaties. Natuur en landschap

worden ook ge s positieve vestigingsvoorwaarden voor wonen en werken; groen met

economisch rendement. Planologische basisbescherming wordt geboden in overeenstemming met

Streekplanbeleid.

. De aangewezen Ecologische Hoofd Structuur is niet overal daadwerkelijk tot reservaats- en

beheersgebied ontwikkeld. Dit moet nog gebeuren. Daarnaast moet bosgebied met recreatief

medegebruik worden toegevoegd.

Ruimte voor landQoederen

Nieuwe landgoederen en buitenplaatsen kunnen een goede aanvulling vormen voor bestaande

groene structuren.

43

Landelijk gebied, dat in het kader van natuurwaarden minder waardevol is, en in de omgeving

van stadsranden en de prioritaire ontwikkelingsgebieden ligt, kan bij voorkeur worden gebruikt

om een landgoed tot ontwikkeling te laten komen. Ook oude instituutsterreinen hebben een

bijzondere potentie in deze. Het grote voordeel is een groene aankleding met een recreatieve

nevenfunctie.

Ruimte voor verbrede landbouw

De landbouw heeft een kwalitatieve en kwantitatieve productiefunctie. Door de relatie met de stad,

heeft landbouw in de stedelijke regio een extra kans. In de stedelijke regio is op een aantal plaatsen

het verschil tussen de stad en het land een karakteristiek kenmerk. Een afweging in het licht van de

gebiedskarakteristiek geeft meer mogelijkheden voor sturing, om de karakteristiek van het

waarneembare verschil tussen land en stad te behouden of te ontwikkelen. Biologi che landbouw kan

in het algemeen en ook in een aantal prioritaire gebieden gestimuleerd worden.

agrarische

oeten krijgen

n het behoud

Verbrede vormen van landbouw op bestaande agrarische bedrijven en vrij

bedrijfslocaties in de AHS-Iandbouw, zou - juist in een stedelijke regio -

ten opzichte van de landelijke regio's. Behoud van een duurzame eco

van het cultuurhistorisch landschap zijn aandachtspunten.

Ruimte voor stadsranden

Aan de randen van de steden en dorpen k

Hier moeten voor gebieden, waar

voor de hand ligt, de mogelij ede

worden.

Naar verwachting zullen het overgangs

nabije duurzame groen(blau ens. In

plan gebied liggen.

inggebieden ontstaan.

ctie of een stedelijke functie

)-rode verweving gestimuleerd

ocaties tussen stedelijk gebied en een

al bekend worden waar deze locaties in het

Ige e verschijningsvorm, bijzondere kwaliteiten. Te denken valt

en ogische waarden, aan identiteitbepalende

aard, aan duurzame gebruiksmogelijkheden voor diverse

eheer en recreatie en toerisme.

ch op het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteiten

lijkheden voor het ontstaan van nieuwe landschappelijke

Kwantitatieve en kwalitatieve behoefte

Detailhandel

Eindhoven is de economische motor en het koopcentrum van de provincie Noord-Brabant. In de

binnenstad van Eindhoven zitten circa 450 winkels, die samen ca. 100.000 m2 winkelvloer beslaan.

Een sterk punt van de Eindhovense binnenstad is, dat naast de bekende landelijke trekkers (Bijenkorf

en V&D), driekwart van de meters gericht is op recreatief winkelen. Een groot deel hiervan is

gevestigd in het overdekte winkelcentrum de Heuvelgalerie. Als relatieve zwakte van het Eindhovense

aanbod in de binnenstad, kan het geringe onderscheidende vermogen genoemd worden. De centrale

stad van de regio kent weinig specialistische en exclusieve kwaliteitswinkels, zoals boetieks en

galerieën.

44

De KvK en het MKB hebben hiervoor een visie ontwikkeld op de winkelstructuur, met de volgende

punten8:

Omdat het aantal winkels, afgezet tegen het aantal inwoners in de regio, relatief laag uitvalt, is

een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het centrum van Eindhoven gewenst.

. Om de recreatieve winkelfunctie te behouden is vergroting van de variëteit van het

winkelaanbod in Eindhoven noodzakelijk. Hierbij moet ingezet worden op exclusieve

kwaliteitswinkels (mede door stimulering van koopstromen naar de binnenstad).

Voor Eindhoven is het van belang om het accent te blijven leggen op een stadshart met een

moderne uitstraling en de aanwezigheid van technologie en design.

Daarnaast is het van belang dat de winkelstructuur I routing in het centrum verbetert, evenals

de sfeer en het verblijfsklimaat.

In de Visie Centrumgebied Eindhoven heeft de stad een basis gelegd voor progra

die het doel hebben om het centrum aantrekkelijker te maken voor bezoekers, b

ondernemers en werkgevers.

.

Het centrum van Helmond verdient een kwantitatie

Helmond heeft een beperkte regionaal verzorgende functie voor De Peel.

gebrek aan concentratie van winkels in het centrum van Helmond en

Eindhoven. In het centrum van Helmond bevindt zich 40.000 m2 wi

huidige centrum zijn onder andere de compactheid en een goed

In de stedelijke regio liggen een aantal gemeenten, di

hebben. In volgorde van belang: Valkenswaard cent

Deze centra worden momenteel kwantitatief en kwalit

In de Peel heeft de kern Deurne een duideli'

detailhandelsapparaat recentelijk substanti

e. In deze kern is het

Op het gebied van detailhandel valt

spreiding van de bevolking. Wanneer

aanhouden, zal er een aanzienlijke vers

waardevermindering en on van

winkelcentra.

ing van het aanbod gelijk loopt met de

aalvergroting, concentratie en integratie

g optreden. Leegstand,

ctuur dreigen voor de kleinere

a

d.).

Id v orzieningenniveau in kernen, is bij uitstek een

jkheid.

het functioneren van winkelcentra in de regio is nader onderzoek

inzicht in koopstromen, staat aan de basis van de intentie voor

nlof sturing ten aanzien van detailhandel(vestiging).

Groots tailhandelsvestin en PDV en Grootschali e detailhandelsvestin en GDV

Vanwege en en hoge huren in de centra en vanwege het grote voordeel van clustering,

zijn grootse ere detailhandelsvestigingen ontstaan. De eerste branche die hierin de toon

aangaf, was de meubelbranche.

Meubelplein Ekkersrijt in de gemeente Son en Breugel behoort met haar 70.000 m2 verkoopvloertot

de grootste meubelboulevards van Nederland.

.

De meubelboulevard in Ekkersrijt kan haar regiopositie nog verder uitbreiden. Ekkersrijt kan

uitgroeien tot hét meubelcentrum van Brabant. Hierbij dient aandacht te worden besteed aan

de kwaliteit van het aanbod, de ruimtelijke omgeving en het verblijfsklimaat. De keuze voor

8 KvK en MKB, Winkel Kompas Oost-Brabant, visie winkelstructuur, 2002

45

Ekkersrijt leidt tot een beperking van de groei van het meubelaanbod elders in de regio. Voor

grootschalige ontwikkelingen is daar geen plaats meer9.

Helmond heeft aan de Engelseweg een PDV-concentratie. Hier bevinden zich grootschalige

winkels in onder andere woninginrichting en doe-het-zelf. Eventuele inpassing van

grootschalige detailhandel in Helmond wordt bij voorkeur ingepast op deze locatie.

De toenemende schaalvergroting vond ook plaats in detailhandelvestigingen. In de markt ontwikkelen

zich steeds meer branches tot winkelgroottes van 1.000 tot 4.000 m2 vvo, met een zeer breed en

compleet assortiment en een zeer groot verzorgingsbereik (soms 500.000 inwoners en meer). De

opkomst van deze megastores staat aan de basis van het Grootschalige Detailhandels Vestigingen

beleid.

Door zich te richten op de doorontwikkelin

regio Eindhoven zich verder onderscheide

en design is hierbij van belang.

s- en netwerkeconomie zal de

~. Doorontwikkeling van kennis

lIing geeft aan deze gewenste

.

ems Institute (EESI) tot internationaal topinstituut.

cessen met toegepaste software) is dé

ook goed aan bij de Philips High Tech Campus die

.

.

.

.

.

De kennisinstellingen hebben hun eigen ruimtelijke inpassing en zijn niet de grote ruimtevreters van

de toekomst. Het hergebruiken van bestaande bedrijventerreinen en gebouwen én vestigingen in

andere gebouwen, waar de functie van wijzigt (bijvoorbeeld kloosters), maakt dat de ruimteclaim voor

kennisinstellingen minimaal is. De trend naar meer duaal Ieren (werken en Ieren tegelijk) leidt

bovendien ook tot een minder grote ruimtebehoefte voor onderwijs.

9 KvK en MKB, Winkel Kompas Oost-Brabant, visie winkelstructuur, 2002

46

Het feit dat er voor kennisinstellingen vrijwel geen ruimteclaim hoeft te worden gemaakt, wil niet

zeggen, dat ze niet van belang zijn. Voor het bedrijfsleven is een hoog kennisniveau in de regio

immers een groot pluspunt. Indirect kan het ontwikkelen van de kennisinstellingen daardoor leiden tot

een grotere ruimtevraag voor bedrijvigheid.

Gezondheidszorq

Eindhoven vervult een belangrijke landsdeelverzorgende en zelfs landsgrensoverschrijdende functie

op het gebied van de gezondheidszorg met het Catharina ziekenhuis, het psychiatrische ziekenhuis

De Grote Beek en het revalidatiecentrum Blixembosch. Ook het Maxima Medisch Centrum in

Veldhoven, het St. Annaziekenhuis in Geldrop, Kempenhage en het Elkerliek in Helmond, met de

dependance in Deurne, vervullen een belangrijke rol in de regio.

Bundeling van het organisatorische vermogen van de bestaande medische instellingen, de

beschikbare technologische kennis en de bestaande productiecentra, bi potentie

mogelijkheden voor het ontstaan van nieuwe innovatieve voorziening en dergelijke

ontwikkeling zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de v . g van de

verzorgende positie die de regio inneemt.

In de regio zijn een aantal grote instellingen gevestigd op het gebie

verstandelijke gehandicapten en ouderenzorg. Deze instellingen

karakter (Meare, Kempenhage, Severinus, Donksbergen, De PI

instellingen krijgen in belangrijke mate te maken met extra lis

doelgroep zal zo lang mogelijk zelfstandig wonen). Deze kan b

of gedeeltelijk gaan verdwijnen (bijvoorbeeld Donksbe in Eersel).

instellingsterreinen zijn in principe beschikbaar voor rse rui ims.

van de terreinen is altijd afhankelijk van de lokale situ n der van

(samenhangend aanbod op één plek) zullen 0 an aande te

nieuwe functies moeten worden toegevoeg een 1:5 rijke'

be e landelijke regio. Centraal

n, vooral in kleine kernen. De oplossing

den van een bepaald

verantwoordelijkheid.

De zorg is sterk in verandering, die vooral

probleem is het kleiner wordende dr vla

kan gezocht worden in het combiner n f

voorzieningenniveau in kernen is bij uits en

.

sterreinen moet afstemming en samenhang

heid vervult hierin een sleutelrol.

on ingen, als het gaat om bestaande vrijetijdsvoorzieningen,

en UI luitend de meest onderscheidende voorzieningen

1. Re

De b

land.

contras

of hem n

extensieve

regio.

Het recreatietoervaartproduct is in deze regio nauwelijks ontwikkeld. De aanlegvoorzieningen zijn

miniem. Dit terwijl de doorvaartmogelijkheden zowel van noord naar zuid als van oost naar west over

het algemeen goed te noemen zijn.

n e glo op het gebied van vrijetijdsbesteding is het contrast tussen stad en

eatief fietsroutenetwerk ontsluit zowel stad als platteland en maakt het

de reguliere toerist en recreant zijn het vooral het groen en de rust, die haar

. okken of juist in de regio houden. De regio is in trek waar het gaat om relatief

recreatie (fietsen, wandelen, etc.), al dan niet gekoppeld aan verblijf in de

Qua recreatieve voorzieningen moet de inzet gericht zijn op complementariteit ten opzichte

van elkaar, dus niet meer van hetzelfde, maar juist onderscheidende voorzieningen. De stad

moet stedelijker en het landelijk gebied moet landelijker:

0 In de stedelijke regio geldt als uitgangspunt, dat voorzieningen grootschalig en

bezoekersintensief zijn. Ruimte wordt geboden aan voorzieningen met een

(boven)regionaal verzorgingsgebied. Grootschalige evenementen passen in dit beeld.

47

.

0 In de landelijke regio's geldt als uitgangspunt, dat voorzieningen kleinschaliger en

bezoekersextensiever zijn en bij voorkeur kunnen worden gemengd met andere

functies. Ruimte wordt geboden aan voorzieningen met een lokaal en subregionaal

verzorgingsgebied. In de landelijke regio is echter ook ruimte voor grootschalige

voorzieningen en evenementen die i.v.m. hinder en bereikbaarheid niet te plaatsen

zijn in de stedelijke regio. In de reconstructieplannen wordt beslist, wat daadwerkelijk

mogelijk en gewenst is in de landelijke regio (recreatieve ontwikkelingsvisies).

Het fietsroutenetwerk moet en kan (dankzij zijn flexibele opzet) zich blijven aanpassen aan

ontwikkelingen in de regio. Nadrukkelijk moet daarbij aandacht zijn voor het toevoegen van

pleisterplaatsen met horecafunctie, vooral in De Peel.

De recreatietoervaart verdient een serieuze impuls. Van belang daarbij zijn de bereikbaarheid

van de stedelijke centra van Helmond en Eindhoven en de aanwezigheid van terzake

benodigde voorzieningen.

2. Verblijf

Eindhoven telt absoluut en relatief het grootste aantal hotels en pensions i

regio Eindhoven. Ook de kleinere kernen zijn voldoende vertegenwoordig

Helmond is een duidelijke achterblijver. Op een bevolking van 85.000 ..

middenklasse hotels te vinden, waarmee een fors marktpotentieel

omliggende kernen. Met name in de Kempen, en in mindere mat

forse bungalowcomplexen. Daarnaast zijn, verspreid over de re

groepsverblijven te vinden.

De positie van Eindhoven in het verblijfssegmen

zakelijke markt, verder te verstevigen.

Daarnaast is in Helmond, ook in de eerste p

mate ruimte voor toevoeging van hotelbedden.

In de Peel moet daarnaast gewerkt w an

toeristische doelgroepen; te denke en k

camping.

erblijfscapaciteit voor

aardig bungalowpark en/of

port en sportieve recreatie vervult

e Iverzorgende functie zijn het Philips

w v psportzwembad) en het

mond is het stadion van Helmond Sport

De een subregionaal verzorgingsniveau heeft.

emert, hoven en binnenkort Asten) beschikken over sport-

rzieningen met een subregionaal verzorgingsniveau.

ie Eindhoven inneemt op het gebied van sport en recreatie

.

Imond dient op een hoger niveau getild te worden. Afgemeten

ge inwoneraantal van deze gemeente, schieten de bestaande

4. Cul

Op het rinstellingen heeft Eindhoven een belangrijke troef in handen met het

vernieuw useum, de Stadsschouwburg en het Muziekcentrum Frits Philips. Met haar

collectie op van moderne kunst past het Van Abbe museum perfect in het innovatieve en

kennisintensieve imago, dat de regio rondom Eindhoven nastreeft.

Ook Helmond is met het onlangs verbouwde Speelhuis en het Gemeentemuseum in het kasteel en

het Boscotondocomplex stevig verankerd in het culturele segment. Het culturele klimaat wordt verder

versterkt door tal van kleinere musea, kunst- en muziekpodia en galerieën in de regio.

. De culturele spilfuncties van Eindhoven en Helmond dienen behouden en verder versterkt te

worden.

5. Cultuurhistorie

Sporen uit het verleden zijn in de regio op verschillende plekken, zowel in de steden en dorpskernen

als op het platteland, nog herkenbaar. Voorbeelden zijn het industriële erfgoed in Helmond en

Eindhoven en de gebouwen en landschappen in en rondom Nuenen c.a. en de beschermde stads- en

dorpsgezichten, zoals Helenaveen.

48

Het nog aanwezige erfgoed kan ingezet worden bij het creëren van nieuwe toeristische of

recreatieve attracties. Bij ingrepen in het landschappelijk of stedelijk milieu dienen de

aanwezige (en nabije) cultuurhistorische waarden nadrukkelijk in ogenschouw te worden

genomen. De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is hierin

leidend.

6. Horeca

Op het gebied van horeca spelen Eindhoven en Helmond beide op hun eigen manier een belangrijke

rol. Eindhoven fungeert als concentratiepunt van restaurants, cafés en discotheken. Stratumseind

geniet landelijke bekendheid als uitgaansgebied voor de jeugd. In Helmond is het Havenplein en

omgeving Steenweg sterk in opkomst als uitgaansgebied. Echter een discotheek wordt in Helmond

node gemist. De uitgaansgelegenheden in de dorpskernen in de regio hebben voornamelijk een

zelfverzorgende functie, m.u.v. mega discotheek Time Out in Gemert-Bakel.

Behoud en uitbouw van de positie, die Eindhoven en Helmond innemen

horeca, is gewenst.

7. Attracties

Op het gebied van dagattracties zijn er geen landelijke, grote aanspre

kleinere regionale voorzieningen. Recent is in het Middengebied he

ontwikkeling genomen. Dit park heeft een duidelijk bovenregiona

een aantal recreatieplassen, veelal publiek toegankelijk, met da

mate voorzieningen ten behoeve van strand-, land- of water rea

verdeeld over de subregio's De Kempen (E3) en de sted regio

nieuwe recreatieplas Berkendonck aangelegd.

. Met het sluiten van het Evoluon is een bela e toeris. e tre

techniek verloren gegaan. Het beleid is erop g t, en toeristi

voorziening gericht op techniek en re . te

. Om de toeristische aantrekkingskra a Pee ook daar behoefte aan een

trekker van bovenregionale omvan

Figuur 12: Regionale voorzienin8I.J ~

Legenda

Zie"",,!,.n

~ z.,""'..-"'.~""

V"elijd...",,;.n;n..n

* ""'~""

* _.

Kenn;.;n"e"n.en

() ""'~nd

. _.

Deleilhandel

.

""'~".""",,"""nl~

. SUH"'"=.."",,,,"um

. OW""""W""""",,,,~~

. ""H""'=,"""""""'u""we

. OW""""w"",,,ond...,n""'.'"

49

4.6. Samenvatting kwantitatieve ruimtevraag

Taakveld

Voor-

Zieningen

Oorzaak

Economische ontwikkeling

(Regionale Bedrijventerrein

Structuur Visie 200)

Groei bevolking en

gezinsverdunning

(Bevolking en woningbehoefte

prognoses Noord-Brabant)

Slechte bereikbaarheid

en leefbaarheid bij

toenemend verkeer

(RVVP en verkeersmodel SRE)

Verstedelijkingsdruk

Gevol

Vraag naar gevarieerde

terreinen neemt toe

Woningvraag stijgt

Ru i mte behoefte tot 2015

451 hectare plancapaciteit

193 hectare reserveringsruimte

236 hectare zoekruimte na 2015

- herstructurering: levert geen

lanca aciteit 0

31.000 woningen stedelijke regio

+15.750 woningen na 2015

11.140 woningen landelijke regio

op basis v 'migratiesaldo nul'.

: 50% van de opgave,

ht voor doelgroepen

middeld 30

rwegend

Be

Lan jke regio: geen

stelling/reconstructie bepaalt

edelijke regio: ontwikkelen

- Dommeldal en Gorloopzone

- Middengebied

- Noordelijk Middengebied

- Noordwest Eindhoven

- Zuidwestelijke regio

- Eindhovenskanaal

Detailhandel, sport en cultuur:

versterken stedelijke centra.

Uitbouw Ekkersrijt.

Recreatie en verblijf: contrast stad

- latte land versterken.

50

Hoofdstuk 5. Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld

In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) als basis

voor het ruimtelijk ontwerp voor het samenwerkingsgebied regio Eindhoven. Daarnaast komen in

paragraaf 5.3. en 5.4. de afwegingskaarten water en milieu aan de orde. Deze afwegingskaarten

worden gebruikt om toekomstige plannen te toetsen. Zij vormen, naast het 'statische' DRS, de

afwegingskaders in de beoordeling van ruimtelijke plannen. Een uitgebreide toelichting op het DRS en

de afwegingskaarten treft u aan in de bijlage.

5.1. Inleiding

De onderste laag is, samen met de infrastru

zogenaamde Duurzaam Ruimtelijk Structu

waardevolle elementen in de regio. Het ge

ontwikkelingsmogelijkheden liggen v. r on

opgaven in de stedelijke regio. Het Ia hte

is geen eindontwerp met een bepaalde

ontwerp.

gelegd aan de

rlijke systeem (de

tie (de derde

In het DRS worden de ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken van een gebied

hand van de lagen benadering. De lagenbenadering behandelt drie lagen: het

abiotische ofwel de onderste laag), de infrastructuur (de tweede laag) en d

laag).

In de centrale doelstelling van het RSP staat dat er meer aandacht

Deze onderste lagen zijn het natuurlijk systeem (bodem- en wat

samenhangende natuur, landschap en cultuurhistorie) en de inf

meer sturend zijn in het ruimtelijk ontwerp. De onderste laa rte

beschermd moet worden. Het grote belang van de onder ag ha

reproductietijd en de daarmee samenhangende onve aarheid. D

waar de grootste potenties liggen om locaties te on elen, m toog

woorden: de bestaande infrastructuur gebruiken om nr els te ontsl

oor de 0

de daarm

onderste lag n moeten

een hoge waarde, die

en met de lange

structuurlaag Iaat zien

obiliteit. Met andere

n.

Als basis voor het DRS is gebru ma 1 :50.000 ondergrond voor de regio. Deze

kaartschaal en de t ke . e bevatte eel detail, maar zijn in het plan proces niet gebruikt

of te gebruiken op u. analysekaarten leveren zij een grote hoeveelheid informatie.

Voor de planvorm lob kaartbeeld noodzakelijk. Deze wordt afgeleid van de

analysekaarten. I er st eds de occupatielaag als ondergrond gebruikt (stedelijke

occupatie kaa ort verschaald naar een hanteerbaar formaat.

0

e locatie is niet geschikt voor woon- of werklocaties)

NEE TENZIJ (de locatie is in principe niet geschikt, tenzij er geen reële alternatieven

voorhanden zijn)

JA MITS (de locatie is in principe geschikt, mits aan bepaalde voorwaarden wordt

voldaan)

JA (de locatie is geschikt).

0

0

Hierbij geldt steeds dat, bij overlap van verschillende spelregels, de zwaarste regeloverheerseo.

De drie deelkaarten samen vormen het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS), dat dienst zal

doen als basis voor het ruimtelijk ontwerp.

10 'NEE gaat boven NEE, TENZIJ', 'NEE, TENZIJ gaat boven JA MITS' en 'JA MITS gaat boven JA'.

51

5.1.1. Eerste laag, het natuurlijk systeem (landschappelijk raamwerk)

Ruimtelijke principes voor het natuurliik systeem

Laag 1, natuurlijk systeem bestaat uit een landschappelijk raamwerk, waarin ruimte wordt geboden

aan de belangrijke kenmerken van bodem, water, landschap en natuur. De landschappelijke

ruimtelijke principes zijn gebaseerd op de bestaande herkenbare kwaliteiten van het landschap in

Zuidoost-Brabant.

Versterken van de contrasten en identiteiten van het Brabantse landschap

Versterken van contrasten en behoud van identiteit is een belangrijke leidraad uit het Streekplan. Het

Brabantse landschap is de laatste decennia sterk genivelleerd. Alle kernen groeiden ongeveer op

dezelfde manier en overal op het platteland verschenen dezelfde varkensschuren, bungalows en

boerderijen. Oorspronkelijke verschillen in dichtheid van het wegennet en de ecol . che en

cultuurhistorische waarde van het gebied zijn afgenomen. Door de oorspronker' erschillen meer te

koesteren en als ontwerpuitgangspunt te nemen, kunnen nieuwe ontwikkeli ïdragen aan de

identiteit van het Brabantse landschap. Dit betekent, dat de contrasten tu n laag, open en

besloten en tussen nat en droog vanuit de onderste laag in hoofdlijnen bep or nieuwe

ontwikkelingen zoals verstedelijking.

Globaal doorsnijden de beken het zandgebied van zuid naar no

zandgronden. Het zandgebied is meer besloten, dan het zee lei

open gebieden komen vooral in de jongere zandontginnin oor,

zandgebieden in de regio. In de meer recente periode i uimtelijke

de infrastructuur en occupatie.

ussen kernen

'0 is he karakter en de verspreide ligging van de kernen

an elkaar gescheiden door groene ruimten. In de meeste

. ten genoemd. Dit is een belangrijke kwaliteit van het

twikkeling.

Versterken en behouden esse

Een belangrijk kenm eze

in het buitengebie or

structuurvisies wo

plangebied en uit

Verster: hil rsus landelijke regio's en ontwikkeling complete stedelijke regio

In de elijke egio I occupatie goed zichtbaar. Eindhoven en Helmond zijn

dyna che steden van ede gegroeid door de bereikbaarheid via de nationale

hoofd astructuur. tedelijking langs verbindingswegen en knooppunt- of corridorachtige

ontwik . gen en Vin locaties zijn voorbeelden. De hoofd infrastructuur is een structurerend

principe, aanvulIe p de ondergrond een eigen dynamiek genereert. De stedelijke regio met

infrastruct al groen vormt een contrast met de omliggende landelijke regio. Behoud en

versterking van ntrast is van belang. De noord-zuid landschapsstructuren zijn structuurdragers in

de regio.

Het is van belang om de groene inbreiding in de stedelijke regio een plek te geven in een duurzame

groene noord-zuid landschapsstructuur. De landschapsontwikkeling voor een complete stedelijke

regio dient gericht te zijn op het versterken van ecologische en landschapswaarden in combinatie met

beekherstel, ruimte voor waterberging en opvang van grote recreatieve druk. Kansen voor

ontwikkeling zijn te koppelen aan de landschapsecologische zones en de uitwerking daarvan, inclusief

voorstellen vanuit de agrarische sector.

Bouwstenen vanuit het provinciale beleid

In het Streekplan zijn al een aantal belangrijke waarderingen gemaakt, die iets zeggen over

verstedelijking in het gebied in relatie tot natuur, water en cultuurhistorie. Het Streekplan beleid is

52

daarom een belangrijke bouwsteen voor het DRS. Voor laag 1, natuurlijk systeem betreft het de

volgende onderwerpen:

. Groene hoofdstructuur

De groene hoofdstructuur uit het Streekplan is van groot belang voor het bepalen van mogelijke

uitbreidingslocaties voor het wonen en het werken. Aan de groene hoofdstructuur is een

beschermingsregiem gekoppeld, waaruit voortvloeit, dat de ruimte voor uitbreiding van de dorpen en

steden alleen gevonden kan worden in de AHS-Iandbouw.

. Water

Het water is een belangrijk onderdeel in de lagenbenadering. De waterschappen zijn daarom bij de

opstelling van het RSP betrokken. Het waterbeleid met de ruimtelijk relevante aspecten is opgenomen

in het Streekplan. Ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het gebied van eiligheid,

wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging moeten zoveel als mogelijk worden vamen en zo

nodig worden gemitigeerd en gecompenseerd. In de beleidskaart is kwel ond eidend van

intermediair en infiltratiegebied. Het intermediair en infiltratiegebied zouden' . e geschikt zijn en

het gebied met kwel ongeschikt voor een stedelijk uitbreidingsprogramma.

Het betreft vooral de beekdalen met herstel van het natuurlijke beekd teem en a

laaggelegen gebieden. In deze gebieden geldt het "nee, tenzij-prin . erstedeh

Streekplan zijn daarnaast globaal de potentiële natte gebieden a 'er is verst

alleen mogelijk als het elders niet kan en er duidelijke ruimtelijk vast zitten.

g 1. Deze kaart geeft in vier

bale streekplan beleid geschikt

Cultuurhistorie en aardkundige waarden

Het Streekplan houdt rekening met historisch landsch

waarden. Ook de archeologische monumenten moe

waardevolle gebieden. Het merendeel van deze gebie

spelregels, de zwaarste regel overheerst 11.

II 'NEE gaat boven NEE, TENZU', 'NEE, TENZIJ gaat boven JA MITS' en 'JA MITS gaat boven JA'.

53

Figuur 13: natuurlijk systeem

_.~._.~~-

: "",1oI1d.... ,..

, I.IW',."~",'L."I",,L...I;L>....,

. j~::"

iii~;'"

. ~ ~::::~

. ~:.:"",,~-.,-",,~~ "~~ .~

Dit kaartbeeld geeft geen Ia

De geïnventarise roen oofdstructuur, kwelgebieden en cultuurhistorische en

aardkundi e eb ie n. Aanvullend zijn natte gebieden, volgens de waterkaarten van

de wat n g zoveel mogelijk toegepast bij de begrenzing van het

lands pelijk raam end op de nieuwe Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) zijn

gebie n met een ho cu storische waarde en (bolle) akkers opgenomen. Daarnaast zijn de

visue en gebiede et overeenkomstige schaaluitersten opgenomen.

Er is ru opgenom oor de landschapsecologische zones in het gebied tussen Eindhoven en

Helmon. e ruimt bedoeld voor de groene hoofdstructuur in de stedelijke regio en voor de

ecologische appelijke verbinding tussen de aangrenzende landelijke regio's. De gebieden

bestaan uit een combinatie van grondgebonden land- en bosbouw, natuur en recreatie.

De Basisstructuurkaart12 is toegepast met een selectie van droge en natte waardevolle

landschapstypen, met bos, heide, en coulisselandschap, beekdalsystemen, broekbossen, oude en

jonge broekontginningen. Deze landelijke landschappen kennen een lange ontwikkelingstijd, hoge

vervangingswaarde en hebben kwaliteit door hun type en soms zeldzaamheid. Het kaartbeeld geeft

een (cumulatie van) waarden aan en een samenhangende structuur van landschappelijke en

stedelijke kwaliteiten en contrasten.

12 Zie ook het document 'De Structuurkaart van Noord-Brabant' (feb.2003)

54

De vele gemeentelijke Structuurvisies Plus in de landelijke regio's zijn gerespecteerd en toegepast

voor de opbouw van het landschappelijk raamwerk.

Figuur 14: landscha elïk raamwerk

-~,=,,~~ ..-.-

_Zuidooot ,.

"',d"hoppoJiik~""

- .

~--

--

-----

-'

n op basis van de ruimtelijke principes, bouwstenen

truc lus, waarbinnen een groene programmering (in

'e) gewens IS en waarbinnen in principe geen verstedelijking

De t de laag infrast uc t de kansen voor ontwikkelingsplanogie, voor economische en

socia ulturele vers elijking. Overigens ook langs ecologische wegen (de nationale EHS). In de

centra I elstelling v het Regionaal Structuurplan staat dat de gebruiksmogelijkheden van

infrastru moeten rden geïntensiveerd. Om in de groeiende mobiliteitsbehoefte te voorzien en

tegelijkertij reikbaar en leefbaar te houden moet infrastructuur meer sturend zijn in de

ruimtelijke ontwl Ing. Hiertoe wordt gekeken naar de kansen die bestaande infrastructuur biedt voor

ontwikkelingen met betrekking tot wonen en werken. De afstand van te ontwikkelen gebieden tot op-

en afritten cq. aansluiting op internationale en regionale infrastructuur is hierbij bepalend evenals de

huidige bezettingsgraad van de wegen. Die bezettingsgraad bepaalt immers de uitbreidingsruimte.

Allereerst is een basiskaart opgesteld, waarop bestaande nationale, provinciale en regionale

infrastructuur (weg, spoor en water) is aangegeven, inclusief harde plannen die uitgevoerd gaan

worden. Er is gestreefd naar een samenhangend beeld van rail infra, HOV- en busnetwerk en

wegenstructuur.

Vervolgens is de kans ruimte bepaald, welke wordt gevonden door de op- en afritten en de

bezettingsgraad van wegen. De bezettingsgraad van wegdelen is de basis voor een nadere

interpretatie van de uitgangssituatie. Immers daar waar ruimte op het wegdeel bestaat voor meer

55

verkeersbewegingen is in principe functioneel ook ruimte te bieden. Getracht is, op grond van

beleidstendensen en voorbeelden uit andere provincies, in een tabel criteria voor beoordeling van

infrastructurele ruimte voor het stedelijke programma te vatten (zie bijlage). Deze cijfermatige exercitie

is deels arbitrair, maar geeft wel een goed beeld van de systematiek en zal bij overeenstemming

binnen de regio tot een gedragen en werkbare kaart leiden. De gekozen bandbreedtes zijn niet

absoluut bedoeld maar een indicatie.

Er wordt onderscheid gemaakt naar gebieden waar per definitie goede verstedelijkingsmogelijkheden

zijn, gebieden die in potentie goede mogelijkheden vanuit verkeer hebben en overige gebieden waar

in principe nee, tenzij geldt.

Figuur 15: infrastructuur

~

I~%~.:'" r~¥J:~~ 'M .

. ',"'>-

. ~."

-"'r~'

'm';;"::':,':'

Voor occupatie in de derde laag is de verstedelijkte ruimte op regionaal abstractieniveau onderzocht.

Uitgangspunt voor de kaart is de kwaliteit van de verstedelijkte ruimte in aanvulling op kwaliteit van het

landelijke gebied (eerste laag van de beleidskaarten en landschapskaart).

Op basis van beschikbare kennis en reacties van gemeenten wordt een beeld gegeven met bestaand

stedelijke functies met de kansen voor stedelijke inbreiding. Naast wonen en werken zijn

centrumgebieden en stedelijk gelieerde functies opgenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld

vliegvelden, recreatieterreinen, militaire oefenterreinen, terreinen voor waterwinning en

rioolwaterzuivering, zandwinning, instituten, stortplaatsen, sportterreinen en recreatieterreinen. Kleine

locaties staan niet op de kaart. Ook vigerende, maar nog niet gerealiseerde plannen zijn opgenomen,

56

evenals plannen met een positief advies van de provinciale planologische commissie (peildatum

september 2003),

F~uur16:occupaue

5.2. DRS

_. ,~.."'-_.

bglDZuóIoo.. ,.

10 ..... ~ ~"'"',.

.'~¥i,...

~~;~~~~,,:~.~~i

Door de

elkaar

weh

geen

plaats

ruimtelij

andere be

wel altijd moe

keuzes

abiotische laag, de infrastructuurlaag en de occupatielaag op

gg , wor ar de kansruimten liggen voor de verstedelijking in de regio. Als

amengestelde K , oftewel de Basisontwerpkaart of DRS, bezien, dan valt op dat er

'delijke struc of houvast waar te nemen is, waarlangs de verstedelijking zou kunnen

en. Indien h RS leidend en enig principe zou vormen, ontstaat geen evenwichtig

erp. De sruimte is daardoor niet absoluut, maar moet altijd worden afgewogen tegen

et programmatische belang en de voor de regio geformuleerde ambities. Wat

ren, is het benoemen en helder omschrijven van de afweging en de gemaakte

Het DRS zal in de toekomst dienst blijven doen ter beoordeling van ruimtelijke plannen, Plannen, die,

ten tijde van het opstellen van het RSP, nog niet bekend waren. Daarmee heeft het DRS naast de

plankaart een status als toetsings- en ontwikkelingskader.

Het DRS met de structuurkaart van landschappelijke mal, infrastructuurkansen, verstedelijkt

landschap biedt een duurzaam beeld met ruimte voor ontwikkeling. Binnen dit beeld zijn strategieën

aan te wijzen voor een logische groeiwijze van het gebied met ontwerpopgaven voor de opvang van

het programma. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS) vormt het kader voor ruimtelijke

ontwikkelingen in het plangebied. Voor het stedelijk gebied betreft het strategieën voor beheer,

intensivering, herstructurering en centrum ontwikkeling en stedelijke groene dragers. Voor het

57

landelijke gebied betreft het beekdalsysteem, landschapsbeheer. In de landelijke regio speelt in het

kader van dit plan geen ontwikkelingsstrategie van het landschappelijk raamwerk, aangezien dit een

opgave is via het spoor van de reconstructieplannen. .

Een uitgebreide beschrijving van het DRS treft u aan in bijlage 1 en bijlage 2.

Figuur 17: DRS

K:

i

fi

~

~

\.i

lid"

] mm

U Gnoee j

: 1111 ti., If jJ .

: jl1 tijH t 1 li! J H II

. i;tdHff~m~!~Ht~i~

58

5.3.

Afweg i ngskaart water

De afwegingskaart water vormt geen onderdeel van het DRS, maar is te beschouwen als de

'watertoets', waarin rekening wordt gehouden met de doorwerking van waterhuishoudkundige

aspecten, mitigatie en compensatie en afspraken over fasering en uitvoering. Om een afweging te

vergemakkelijken is een belemmeringenkaart water opgesteld. De belemmeringen kaart water

stimuleert tot het in eerste instantie bouwen op droge hoge zandgronden en pas in laatste instantie op

de natte re gronden. In feite komt het er op neer, dat bestaande lage gebieden, die gebruikt worden als

waterberging, voor dit doel behouden moeten blijven. Indien daarvan afgeweken wordt, volgt een

compensatieplicht.

Voor de landelijke regio's geldt het reconstructieplan met haar waterparagraaf als

stedelijke ontwikkeling. Het RSP volgt het reconstructieplan. Voor de stedelijke [

Het aangeven van locaties voor het stedelijk programma, binnen de zoekg

waterberging, is pas mogelijk, wanneer uit een watertoets is gebleken, da

van het zoekgebied voor waterberging niet verloren gaat. Indien de 10

zoekgebied wordt aangesneden, dan dient de waterbergingslocati

Hiermee is in principe in de fasering en locatiekeuze rekening te

Voor bedrijvigheid met grootschalige productie of grootsch

stoffen, die zich via het grond- en oppervlaktewater kun

onvoldoende kunnen worden ingedamd, wordt besch

uitgevoerd. Deze bedrijvigheid wordt geweerd uit int"

voeding van grondwatervoorraden en uit boven- en mi

stroomgebieden van natuurbeken.

Potentieel natte gebieden zijn gebieden, di

vanwege hoge grondwaterstanden en de ri

stedelijke regio's zijn in potentieel n geb

toegestaan, als op basis van een wat ts I

beheer afdoende rekening wordt gehou e

waterbeheer. Er is vanuit g t bij ee

inspanningen nodig zijn ten a

ophoogzand moet binn anva

bouwen mag de G 0

.d m imte voor waterberging, beek en kreekherstel, natuur en

eomorfologische grens van het beekdal binnen een locatie te

watertoets blijkt, dat deze ruimte toch nodig is, kan in overleg

an het terrein, een beek- of kreekherstelgebied in de

de Peel is rekening te houden met wijstgronden. Deze zijn in de

n en als zodanig veiliggesteld.

Bij de locatie en de voor het stedelijke programma noodzakelijke omvang geldt, dat de

hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. Hierbij mag de

oorspronkelijke landelijke afvoer niet overschreden worden en mag de natuurlijke GHG niet verlaagd

worden. Onder hydrologisch neutraal wordt ook verstaan:

Bij het omgaan met hemelwater in het stedelijk programma wordt de voorkeursvolgorde

"hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer" gehanteerd. Eventuele ruimteclaims hiervoor zijn

voor conto van de locatieontwikkeling.

Scheiding van vuil water en (schoon) regenwater is uitgangspunt. Ook deze ruimteclaims zijn

voor conto van de locatie-ontwikkeling.

.

59

5.4. Afwegingskaart milieu

De afwegingskaart milieu vormt geen onderdeel van het DRS, maar kan worden gezien als de

milieutoets, waarin rekening wordt gehouden met de doorwerking van milieu op de ruimtelijke

ordening. Om een afweging te vergemakkelijken, is een belemmeringenkaart milieu opgesteld. De

belemmeringen kaart stimuleert tot het in eerste instantie bouwen in die gebieden, waar geen

belemmeringen zijn. In feite komt het er op neer, dat gestreefd wordt naar een veilige, duurzame

leefomgeving in Zuidoost Brabant.

Daarnaast moet de additionele milieubelasting door realisatie van het stedelijke programma zoveel

mogelijk worden beperkt. Hiervoor is de gekozen benadering, met aandacht voor de samenhang van

sociaal cultureel kapitaal, ecologisch kapitaal en economisch kapitaal uit hoofdstuk 3, een bruikbaar

uitgangspunt.

De Belemmeringenkaart milieu

Als afwegingskader voor mogelijke verstedelijkingslocaties is de b

opgesteld. Deze kaart geeft voor dit plan een actueel beeld.

geactualiseerd en dient als toetsinstrument voor gemeen

legenda toegelicht.

nkaart milieu

end

wordt de

Figuur 18: belemmeringenkaart milieu

1-

--

Naast de functies, die zijn opgenomen op de belemmeringen kaart, spelen een aantal andere

mogelijke belemmeringen:

.

Waterwingebieden;

25 jaarzone vastgesteld en in inspraak;

100 jaarszone in inspraak;

.

.

60

-~-

.

boringsvrije zone;

stiltegebieden;

habitat- en vogelrichtlijngebieden;

intensivering landbouw;

bedrijventerreinen a-inrichting;

stortplaatsen;

buisleidingen;

nato-olieleiding;

militaire terreinen;

veiligheidszone munitiecomplex (Czone);

35 KE geluidcontouren;

57 BKL-zones;

bouwhoogtebeperking bij vliegvelden;

hoogspanningsleidingen;

spoorwegen (i.v.m. externe veiligheid);

wegennet (i.v.m. externe veiligheid);

knelpunt NO2 vervuiling sanering woningen;

bebouwing.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

.

61

Hoofdstuk 6. Ruimtelijk Ontwerp

6.1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de kracht en ambitie van de regio Zuidoost Brabant, zoals omschreven in

hoofdstuk 3, omgezet in een ruimtelijk ontwerp. Het ruimtelijk ontwerp wordt opgesteld voor de periode

tot 2020. Er wordt echter ook over deze periode heen gekeken naar 2030. Dit is belangrijk omdat voor

deze periode verstedelijkingsafspraken zijn gemaakt met de rijksoverheid. Het is zaak om deze

verstedelijkingsafspraken in ruimtelijke zin een plek te geven in het RSP.

Het ruimtelijk ontwerp voor de stedelijke regio bestaat uit ruimte voor werken, wonen, verkeer, groen

en voorzieningen (recreatie). Het ruimtelijk ontwerp voor de landelijk regio besta sluitend uit ruimte

voor werken en wonen. De overige ruimte in de landelijke regio, wordt door he onstructieplan

ingevuld.

De basis voor het ruimtelijk ontwerp ligt in de ruimtebehoeften voor de voof genoem

Zonder ruimtebehoeften is er immers geen noodzaak aanwezig om en. Voo

uitgebreide beschrijving van de ruimtebehoeften wordt verwezen k 4. Hiero

een samenvatting van deze ruimtebehoeften.

Taakveld

Oorzaak

Economische ontwikkeling

(Regionale Bedrijventerrein

Structuur Visie 200)

Groei bevolking en

gezinsverdunning

(Bevolking en woningbehoeft

prognoses Noord-Br nt)

Groen

Groen structuur als

sturend element

Voor-

Zieningen

Grote dynamiek/

concurrentie in de markt

(Winkel Kompas Oost-Brabant)

(Horizon)

Vraag naar sturing en

afstemming neemt toe

- inbreiding: 50% van de opgave,

met aandacht voor doelgroepen

- uitbreiding: gemiddeld 30

wo/hectare, overwegend

roenstedelïk

Aanleg N69

Aanleg BaSE

Verbreding A2

Aanpak stedelijke Ring Eindhoven

av netwerk BrabantStad

Multimodaal overslagpunt

Benuttin

Landelijke regio: geen

taakstelling/reconstructie bepaalt

Stedelijke regio: ontwikkelen

- Dommeldal en Gorloopzone

- Middengebied

- Noordelijk Middengebied

- Noordwest Eindhoven

- Zuidwestelijke regio

- Eindhovenskanaal

Detailhandel, sport en cultuur:

versterken stedelijke centra.

Uitbouw Ekkersrijt.

Recreatie en verblijf: contrast stad

- latteland versterken.

Hiernaast zijn er verstedelijkingsafspraken gemaakt tussen de regio en de rijksoverheid. Deze

afspraken houden een verplichting in om een groot aantal woningen te bouwen in de periode van

2005 tot 2030. Daarmee overschrijdt deze afspraak de looptijd van het RSP. In dit RSP zullen ook

62

locaties worden aangeven die pas na 2020 worden ontwikkeld, maar waarvan de planvorming voor

2020 start.

6.2. Randvoorwaarden integraal ontwerp

De randvoorwaarden voor het integraal ontwerp worden gevormd door de speerpunten van beleid,

oftewel de ambitie en het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld.

6.2.1. Speerpunten

In hoofdstuk 3 zijn, na het uitvoeren van een SWOT-analyse, een aantal centrale speerpunten voor de

regio benoemd. Deze speerpunten vormen een belangrijke randvoorwaarde voor ruimtelijk

ontwerp:

Ecologisch

Economisch

Sociaal cultureel

Ambitie 1: positi od Technologisch Complex behouden

Zuidoost-Brabant p (inter) nationaal niveau als kerngebied van het Modern

Techno om Eindhoven als zwaartepunt. Deze kwaliteit is de motor van de

region econ mie e erd te worden, om Zuidoost-Brabant zijn (inter)nationale

betek s te laten houden er te laten ontwikkelen. Hier ligt de belangrijkste ambitie van de

regio. t vasthoude n deze positie vergt een aantal noodzakelijke acties:

. hoogwaar economische ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied faciliteren en de

biede oor voldoende en gevarieerde vestigingsmogelijkheden te bieden en de

berei a te verbeteren.

. Een hoogwaardig stedelijk woonklimaat waarborgen (Quality of life) door stimulering van

gedifferentieerde woonmilieus, voorzieningen op het gebied van detailhandel, sociale

voorzieningen, cultuur en een groene woonomgeving.

De regio bereikbaar houden over de weg, per spoor en door de lucht.

- Realisatie van OV netwerk BrabantStad (spoor en uitbreiding HOV-netwerk) en

aanhoudende aandacht voor (regionale) fietsverbindingen.

- Aanpakken van knelpunten in het (hoofd-)wegennet, aanleg nieuwe infrastructuur (indien

nodig) en aandringen op hoogfrequente spoorverbindingen met de rest van Nederland en de

buurlanden.

- Het vliegverkeer vanaf Eindhoven Airport de ruimte geven voor de internationale relaties.

63

Ambitie 2: De twee 'gezichten' van de regio behouden

De regio Zuidoost Brabant toont enerzijds een gezicht van dynamische stedelijkheid, met een

(inter)nationale oriëntatie en een kennisintensieve technologisch gerichte industrie en zakelijke

dienstverlening. Daarnaast echter, is er het gezicht van kwalitatief hoogwaardige kleinschalige rustige

groene woon- en werkmilieus. Het hoog-dynamische profiel van de regio kan niet zonder de kwaliteit

van het meer laag-dynamische landelijk gebied. Juist dit hoog-dynamische economische profiel is,

naast goede stedelijke woonvormen en voorzieningen, zeer gebaat bij groene woonmilieus,

landschappelijke kwaliteiten en recreatiemogelijkheden. Anderzijds zijn de kleinere kernen weer

gebaat bij de geboden werkgelegenheid en een regionaal topvoorzieningenniveau dat het

economische profiel met zich mee brengt. Het mondiale staat naast het lokale. Deze twee gezichten

vormen elkaars complement. Het vasthouden van deze waarde vormt de tweede belangrijke ambitie in

de regio.

Het lokale en mondiale in de regio verbonden; een regio nastreven die'

de (lokale) kwaliteit van het dagelijkse leven, als in de internationaal

technologisch gerichte industrie en kennisontwikkeling.

Stad en land verbonden: het beeld van de regio als enerzijds I

kernen, anderzijds stedelijk gebied met groene dooraderin

stedelijke voorzieningen verder ontwikkelen en uitbuite

.

or een functionele, economische en

. stand te houden.

Ambitie 3: De belevingswaarde van het landelijk gebi

De agrarische sector heeft het moeilijk. De al ingezette

uitbreiding van de Europese Unie betekenen, dat er

de sector. Dierziektes en de zorg om het dierenwelzij

van de sector eveneens aan.

Hiernaast is er een dreiging van een afnem

kernen. Een herbezinning op de positie va

onvermijdelijk. Via de reconstructie-aanpa

ondervangen. Indien nodig zal aanv nde

ambitie van de regio.

64

6.2.2. DRS

Naast de speerpunten, vormt het DRS een belangrijke randvoorwaarde bij het opstellen van het

ontwerp. In de centrale doelstelling van het RSP staat dat er meer aandacht moet zijn voor de

onderste lagen. Dit betekent dat deze lagen (natuurlijk systeem en infrastructuur) meer sturend

moeten zijn in het ruimtelijk ontwerp.

Figuur 19: DRS

--

10.",","","'.1",""","""""",,

~.....---

-

~F.~ 1f5~~;_m.

~~~ g =='~.

:~

iE,.=-:-

,,--

0_._-

.~,.~

------

---.----

~i

i

,~=-I

------.-_u --..-1

In de landelijke re

werklocaties aan

aanwijzing in het

g uit het DRS zeer veel ruimte om nieuwe woon- en

De reconstructie bepaalt welke ruimte wordt ingevuld. De

Voord

kleine

struct

infrast

mobilite

infrastruc

duurzame 10

Naast bestaande infrastructuur, moet er ook nieuwe hoogwaardige infrastructuur komen, om de

positie van de regio te behouden (zie speerpunten en ruimtebehoefte). Van deze nieuwe infrastructuur

is niet exact bekend, waar die komt liggen (Bose en N69). Dat wordt immers bepaald in een

tracéstudie. Het is voorbarig om ruimtelijke ontwikkelingen te koppelen aan tracés, die nog niet vast

staan.

65

6.3. Het ruimtelijk ontwerp

In het ruimtelijk ontwerp wordt een zo duurzaam mogelijke balans gevonden tussen ruimtebehoefte,

ambitie/speerpunten van beleid en het DRS. Om dit te bewerkstelligen is ook de samenhang van de

stedelijke met de landelijke regio's in het ontwerp tot uitvoering gebracht.

Concrete denklijnen bij het ruimtelijk ontwerp zijn:

Concentratie van verstedelijking in de stedelijke regio. Het benutten van bestaande stedelijke

ruimtes voor intensivering, herstructurering, revitalisering en transformatie heeft de hoogste

prioriteit. Minimaal 50% van de bouwopgave moet in bestaand stedelijk gebied worden

gebouwd (inbreiding als planningsprincipe).

. De landelijke regio mag in de extensiveringszones, die in het reconstructieplan zijn

aangegeven, bouwen cq. uitbreiden voor migratiesaldo nul. Eventuele ove DOp van stedelijke

regio naar landelijke regio wordt zo veel als mogelijk voorkomen. Minim % van de

bouwopgave moet in bestaand stedelijk gebied worden gebouwd (in ng als

planningsprincipe). Als gemeenten uitbreidingslocaties nodig hebb reidingslocaties te

financieren, diene ze dat aan te tonen. Pas daarna krijgen ze toes de provincie.

Het is hierbij toegestaan om als cluster van gemeenten geza

(bijvoorbeeld cluster Groot Kempen).

De stedelijke regio Eindhoven-Helmond is een zelfstand"

Breeburg, Uden-Veghel, Weert en Hasselt-Genk. Eindh

functionele relatie onderling en met de randgemee en

zover dat er in ruimtelijke zin meer samenhang at tuss

randgemeenten (het ontstaan van één stad). erstedel""king

echter op te lossen met haar randgemeente OR afs n). D

Helmond is op te lossen met de Peelgemeente

. Bestaande OV- en weginfrastructuur' ha eter worden benut. De

infrastructuur is bepalend voor het I lebe id. Ov OV netwerk BrabantStad

(kansrijke projecten gekoppeld aa oor en HOV) en s kennis/technologie as

(herstucturering en ontwikkeling a et 'venster de 0'). Daarnaast zijn de A58 en de

A5? als ontsluitingsas voor na egtranspo palend.

. Naast 'rode' infrastructuur, is k e infrastr uur. De stedelijke regio vraagt om een

heldere ruimtelijke groene hoof ctu appel ijk kader voor stedelijke

ontwikkeling. Groen en mo zov gelijk gekoppeld/ en of ontsnipperd worden.

Bestaande waarden worden versterkt. Er is ook sprake van

functieverander" van . BIJ n van de groene hoofdstructuur gaat het om het

versterken erichte lan schappelijke hoofdstructuur en het kwalitatief

inbreiden ebied van de stedelijke n~gio.

- '

~tI: 1U:1Ift1fS . .

lIoo~.:"P-.o~ ~~ ~'tooS 1JUIiJf.\IIJSCO(.Q

66

De confrontatie van deze zich ontwikkelende verbindingen en concentratie van verstedelijking is

uitgewerkt in een modelbeeld. Het motto van het model is 'compacte bundeling van verstedelijking,

gekoppeld aan bestaande infrastructuur rondom een centraal gelegen groen park'. De typering/titel

voor dit model is 'compacte parkstad'. Het sturend thema is ontwikkelingen gekoppeld aan rode en

groene infrastructuur met behoud van het groene Middengebied.

Samengevat per aspect ontstaat het volgend beeld:

Profiel

Motto

infrastructuur en

en latteland.

t bij elkaar betrokken

t op korte afstand

intensieve

Economische

ontwikkeling

Infrastructuur

Middengebied

Koers

landelijk

gebied'

67

6.4. Infrastructurele dragers

Om sturend met infrastructuur om te gaan is een onderscheid in verbindingsassen,

ontwikkelingsassen en ontwikkel punten gewenst. De typering van een as geeft aan in welke mate

realisatie van het ruimtelijk programma in locatiebeleid mogelijk is.

.

Verbindingsas betekent dat de weg twee gebieden met elkaar verbindt maar geen ruimtelijke

doorwerking heeft in locatiebeleid;

Ontwikkelingsas betekent dat de weg over de lengte van het wegdeel direct zijn doorwerking

heeft in locatiebeleid;

Ontwikkelpunt betekent dat een aansluiting op die weg een potentie heeft voor locatiebeleid

direct bij dat punt.

.

In onderstaand model worden de rode en groene infrastructuur assen voor Z .

aangegeven met mogelijkheden voor ontwikkelings- cq. uitbreidingsgebied

uitwerking/ invulling worden de daadwerkelijke mogelijkheden voor ontwik

onderste laag uit de DRS.

6.5. Aanzet plankaart

Het model van de Compacte Parkstad kan niet maximaal ingevuld worden, omdat de onderste laag uit

de DRS met name voor de 'rode functies' niet de mogelijkheid biedt. Er zijn een aantal hoge waarden,

die niet verloren mogen gaan. Het model van de Compacte Parkstad hoeft bovendien niet maximaal

ingevuld te worden, omdat die ruimtebehoefte in de periode tot 2030 niet bestaat.

Bij het 'invullen' van het model met locaties, gekoppeld aan infrastructuur, en gewogen aan de

onderste laag, ontstaat een aanzet voor de Plankaart voor de stedelijke regio.De geformuleerde

speerpunten van beleid en ambities zijn ruimtelijk vertaald op een Plankaart. Om deze ruimtelijke

vertaling mogelijk te maken, zijn de speerpunten van beleid en ambities aan elkaar gekoppeld:

68

1. Ontwikkeling en bereikbaar houden van de technologische as A2 en het bieden van voldoende

ruimte voor bedrijvigheid in het netwerk van de bedrijfsketen in de directe omgeving van de as, goed

ontsloten en regionaal verdeeld: .

. A2 als kennis-as. Het gaat hier om een herstructurerings- en ontwikkelingsopgave aan de

belangrijkste as die door de regio Zuidoost Brabant loopt, namelijk de A2. Langs deze as

presenteert Eindhoven zich als technologische topstad:

Ontwikkeling "BEA2" en "Eindhoven Acht" (werk);

Ontwikkeling "Strijpse Kampen" (werk);

Herontwikkeling A2 zone tussen "BEA2" en "Poot van Metz" (wonen en werk);

. Herstructurering "Poot van Metz" en "De Run" (werk).

De verbreding van de A2 is hiervoor noodzakelijk. Tevens is de aanleg van twee extra

verbindingen op de parallelbanen met het achterland noodzakelijk, ter hoogte van Eindhoven

Acht GDC (goederendistributiecentrum) en De Hurk (Meerenakkerweg). D locatie Strijpse

Kampen betekent de afronding van de westelijke uitbreiding van Eindho

. A67 als transport-as. Het gaat hier om een nieuwe ontwikkelingsopg

bedrijventerreinen binnen en buiten de stedelijke regio:

Ontwikkeling "Diesdonk", Asten (werk, stedelijke regio);

Ontwikkeling "Kempisch Bedrijvenpark", Bladel (werk, lan

Deze weg heeft voorlopig voldoende ruimte voor vervoerss

ontwikkelen locaties. Voor de locaties Diesdonk en Bedr".

bijzondere mogelijkheden zijn met vervoer over water.

locatie Diesdonk.

. Zuid Willlemsvaart en Wilhelminakanaal. De ka

binnen het SRE. Beide kanalen bieden, confo

voor versterking van vervoer over water. Er

ontwikkelen van multimodale overslagpunten:

. Diesdonk;

. Deense Hoek;

. Scheepstal.

Het Wilhelmina kanaal heeft naast

waarde.

OV-bestaa rlh beter benutten. Deze reeds bestaande infrastructuur biedt, na

het treffe ge oor goederenvervoer en afleiding daarvan over de

Betuwelij kan voor geconcentreerde verstedelijking binnen de stedelijke

regio. Da n mogelijkheden voor het stedelijk programma binnen een

'r .. e' a s. Deze afstand is gedefinieerd op de DRS-kaart, tweede laag

risc stations). Het gaat hier om herstructurerings- en

ntwikkelingslo e nadruk op wonen. Met het oog op het bieden van een

hoogstedelij ilieu, ligt er een grote uitdaging in de binnensteden:

Intensiver binnenstad Eindhoven (wonen en kantoren);

Intensiver" binnenstad Helmond (wonen en kantoren);

nsiv Best centrum (wonen);

ng Best noord (wonen);

. Ontwikkeling Best oost (wonen);

. Brandevoort 2 (wonen);

Ontwikkeling "Goor", Helmond zuid (wonen);

. Ontwikkeling Lungendonk, Helmond zuid (wonen).

.

.

Voor openbaar vervoer wordt ingezet op realisatie van OV netwerk BrabantStad. Deze

ontwikkeling is van groot belang voor de gehele regio. Hier is een wervend hoogstedelijk

milieu gewenst, globaal begrensd door de stedelijke Ring van Eindhoven.

De intensivering van de binnenstad van Helmond is van een lager schaalniveau. Hiermee

wordt de positie van Helmond als grotere kern in de Peel gewaarborgd. Overige locaties zijn

ontwikkelingslocaties met goede ontsluitingsmogelijkheden op het openbaar vervoer. Met de

OV-ontsluiting alleen, zijn de ontwikkellocaties niet optimaal te ontsluiten. Hiervoor is

69

.

aanvullende infrastructuur noodzakelijk. Er wordt gerekend op de aanleg van het nog te

bepalen voorkeursalternatief van de BOSE-studie.

Bestaande HOV-as beter benutten. De HOV-mogelijkheden betekenen nu al een potentiële

kans voor verstedelijking. Het gebruik maken van een bestaande HOV-verbinding past

uitstekend bij de concentratiegedachte van verstedelijking. Alleen door optimaal gebruik te

maken van deze infrastructuur, kan het draagvlak worden behouden.

Intensivering "Strijp S (West Corridor en A2-passage)", Eindhoven (wonen en werk);

Intensivering Veldhoven-centrum (wonen)

Ontwikkeling "Zonderwijksche Akkers", Veldhoven west (wonen);

. Ontwikkeling "Meerhoven 2" (wonen);

. Ontwikkeling "Habraken", Veldhoven noord (werk).

Momenteel is er geen zicht op de realisatie van een tweede HOV-as. Met de herstructurering

en intensivering van "Winkelcentrum Woensel", dient zich echter een kans an. Deze kans is

wellicht te combineren met het iets noordelijker gelegen (herstructurerin bied

(meubelboulevard) Ekkersrijt in combinatie met een transferium. Nad aaibaarheidsstudies

zijn noodzakelijk.

In OV netwerk BrabantStad is ook een andere kansrijke HOV-as

Eindhoven CS - Veldhoven zuid.

3. Kracht van de regio Zuidoost Brabant versterken door grenso

segmenten van bedrijvigheid, bufferbeleid en infrastructuur.

. Werking N69 en ASO. Voor het economisch profiel

Hasselt Genk en daarmee Luik van groot belan

stedelijke regio's elkaar. Gewenste uitwisseli

en eventuele gezamenlijke ontwikkeling in s

verwachting is dat op termijn aanvullende infra

tussen Eindhoven en Hasselt. In de I tu

beperkt zoekgebied. Het is niet mo om, oorui

locaties aan te wijzen, die qua ont ing afhankelijk z

Ook in de stedelijke regio Uden-Ve el is met de leg

voor bedrijven in de toptech gis keten.

. "Sonse Heide" (werk).

De ontsluiting van deze locatie

Sonse Weg richting 'ting op

. In zuidelijke richting 11

Duurzaam Indu 'egebi

bemoeilijkt we

. Verde

. Verd

raken in

huidige infrastructuur (Beste Weg,

, is ielontoereikend.

or de A2, het lokale bedrijventerrein Airpark en het

rane verdere ontwikkeling van Airpark wordt

id van een grondwaterbeschermingsgebied,

2", Cranendonck (werk, landelijke regio)

endonck (werk, landelijke regio)

.

d en lokaal landschap versterken en benutten voor het crëeren

, werken, recreëren en landschap.

el en Goorloop. Naast verbindingen voor verkeer zijn er

en van betekenis. Deze verbindingen horen bij de integrale planvorming van

elijke ontwikkeling binnen de stedelijke regio. Zij betekenen het achterland

el van de woon- en werkgebieden. Behoud en versterking van de

n et een deels recreatief profiel, is noodzakelijk. Deze verbindingen vangen

een van het groene programma op voor de regio.

Een Landschapsecologische zone Gulbergen. Naast de twee natuurverbindingen wordt er in

het Middengebied nog een andere lijn gevonden, in de vorm van een landschapsecologische

zone. Deze zone bestaat uit bestaande bossen met een natuurwaarde waarin verschillende

recreatieve en extensieve stedelijke functies (recreatie etc.) zijn gevestigd.

Recreatie poort Groene woud en Groen Pee/vallei. De recreatieve ontsluiting van groene

gebieden in de stedelijke- en landelijke regio in relatie tot elkaar, vindt z'n vertaling in een

'recreatie poort' naar het Groene Woud en een 'recreatie poort' aan de oostzijde van

recreatieplas Berkendonk (Groene Peelvallei in de landelijke regio).

Verbrede plattelandsontwikkeling en recreatie noordelijk Middengebied. Het noordelijk

Middengebied is vanwege de bestaande structuur erg karakteristiek voor het verschil tussen

stad en platteland. Het beschermen van deze karakteristiek en het verder ontwikkelen van

.

.

.

70

.

daaraan gekoppelde functies (agrotoerisme en agrarisch natuurbeheer) is in dit gebied

kansrijk. .

Eindhovens kanaal. Dit kanaal vormt een duidelijke oost-west ecologische verbinding tussen

de groene gebieden in het Middengebied (Dommel, Gorloop en Gulbergen). Deze verbinding

heeft ook duidelijke recreatieve functie.

5. Het ruimtelijk tot uitdrukking brengen van de relatie tussen stad en land door co

verstedelijking, zonering van programma en het behouden van de onderlinge b

op een leefbare regio.

. N615. Het gaat hier om een nieuwe ontwikkelingsopgave voor lok

buiten de stedelijke regio. Bovendien is de combinatie met het ka

bedrijven.

. Ontwikkeling "Lieshoutsche Beemster" (wonen landelij

Ontwikkeling "Hooge Akkers", Aarle-west (wonen);

. Ontwikkeling "Deense Hoek", Lieshout-zuid (werk).

. Middengebied. In het Middengebeid liggen vier uitb ing

RSP zijn opgenomen:

. Nuenen Eeneind (werk);

. Nuenen west (wonen);

. "Luchen", Mierio west (wonen);

. "Genoenhuis", Geldrop zuid (won

Deze locaties liggen strategisch, op

wonen en werken langs bestaande

Hierbij verdient de afronding naar

BOSE De ve op ter vullende infrastructuur wordt gerealiseerd in het

gebied tus Imond. In de lopende tracéstudie zijn diverse varianten in

beeld. He ruitlopend op de uitkomst van de studie, locaties aan te

wijzen, di an 'k zijn van een BOSE-variant.

N279 als t hier om een nieuwe ontwikkelingsopgave voor bovenlokale

te buiten de stedelijke regio.

0 ikke Laarbeek (werk landelijke regio);

Ontwikkeling tal", Helmond (werk);

Ontwikk MOB complex, Deurne (werk landelijke regio).

.

.

6. Het z inpassing van de reconstructieplannen in stedelijke, dan wel landelijke

regio, waa aarde van beide planvormen expliciet wordt gemaakt.

. De Jan regio mag in de extensiveringzones, die in het reconstructieplan zijn

aangegeven, bouwen cq. uitbreiden voor migratiesaldo nul. De beoogde locaties zijn reeds

door gemeenten aangegeven op de plankaart. Ook in de landelijke regio dient in het kader

van intensivering, maximaal en tenminste 50% van de bouwopgave, in bestaand stedelijk

gebied te worden gebouwd (inbreiding). Als gemeenten uitbreidingslocaties nodig hebben om

inbreidingslocaties te kunnen financieren, dienen ze dat aan te tonen. Pas daarna krijgen ze

toestemming van de provincie.Het is hierbij toegestaan om als cluster van gemeenten

gezamenlijk op te trekken (bijvoorbeeld cluster Groot Kempen).

71

stap 1: het groter verband

Oranje: herst en intensiveringsopgave

Rood: plancapaciteit wonen tot 2020

Paars: plan capaciteit werken tot 2020

Lichtgroen: recreatieve natuur

Donkergroen: natuurlijke recreatie

72

Er is een fout opgetreden tijdens het OCR'en van dit image.

Bestand C:\Program Files\ZyLAB\ZyIMAGE\Jobroot\000000YI\tiff\00000WAI.tif is twee keer geprobeerd, zal nu overgeslagen worden

De verbreding van de A2 (Tangenten Eindhoven) wordt in het jaar 2010 afgerond;

Op de stedelijke Ring Eindhoven wordt de doorstroming verbeterd;

Het bestaande spoor wordt ingezet als stadsgewestelijke rail;

De HOV-structuur is op de plankaart aangegeven en wordt gefaseerd uitgebouwd;

Kansrijke locaties OV netwerk BrabantStad ingevuld;

Op de plankaart zijn de multimodale overslagpunten aangegeven;

Realisatie aansluiting Kempische Bedrijventerrein op de A6?

Groen

In de stedelijke regio wordt invulling gegeven aan vijf prioritaire groene gebieden;

In de landelijke regio is het reconstructieplan leidend.

Voorzieningen

Het draagvlak onder het voorzieningenniveau in de stedelijke

door intensivering I inbreiding;

In de landelijke regio biedt de reconstructie plannen aan

In het DRS is de beleidskaart water ingevoegd. D

liggen niet op onoverkomelijke waterprogramm

Wel verdient water nadere aandacht in de on

Beek en Donk noord oost, Gemert Bakel t e

wordt versterkt

Water

'Dubbele claim' op locatie

Op een enkele locaties ligt een 'dubbele' claim. Voo

standpunt innemen (een ontwerpbesluit nemen), moet

concreet dat de periode tot april 2004 benut de

Sonniuswiik

Toelichting: Hier bestaat een claim vanuit voo 0 woningen, een claim vanuit de

reconstructie voor landbouwontwikk sg e heeft nog geen eenduidig voorstel of

mening, maar wil daar wel versneld i ee 2004 aan werken. In het huidige

voorstel RSP staat voor de Sonniuswijk ~ol ven: Zal in de fasering naar verwachting

pas na ongeveer 2010 aan komen r be rrein. In het reconstructieplan zal

vooralsnog het landbouwont den gehandhaafd. Essentieel is afstemming met de

gemeente Best, menin svormin nen te (eventueel ondersteund door het SRE of

provincie) gericht 0 idi breng van e gemeente Son en Breugel.

Procesvoorstel: Z

aangeduid. De ge

wordt bij eg!

uc in het RSP wordt deze locatie als nader uit te werken

ugel al hierover een uitspraak moeten doen. Deze uitspraak

Sonniuswijk betrokken.

Diesd

Het a ijke en bestuurlijke afstemmingsoverleg hierover loopt nog. Over Diesdonk is

goed 0 okkenen gaande. Onderwerp van gesprek is de ruimteclaim voor bedrijven

binnen en: ruimte voor waterberging, natuur en ruimte voor recreatie.

Ook over Id van een (regionaal) bedrijventerrein nabij de A6? is goed overleg gaande.

De bestuurlijke Itvorming rond Diesdonk loopt vertraging op. In januari vindt bestuurlijk overleg

plaats, samen met gedeputeerde ROpp, om hierover tot een standpuntbepaling te komen. De

resultaten van dit overleg worden afgewacht.

Procesafspraak: Besluitvorming ljanuari) afwachten. Voorlopig wordt de ruimte ten noorden van de

A67 aangegeven als voorkeurslocatie. De ruimte ten zuiden van de A67 wordt aangegeven als

alternatieve locatie, indien de locatie ten noorden van de A67 niet als bedrijven terrein wordt

aangewezen.

Procesafspraak: In opdracht van de gemeenten Asten, Someren en Helmond wordt voor 1 april 2004

een Telos duurzaamheidsonderzoek opgeleverd naar de locaties, Lungendonk, Diesdonk en

stadsinbreiding Helmond.De uitkomst van deze studie is richtinggevend voor de besluitvorming.

75

6.7. Fasering

De locaties zoals opgenomen op de Plankaart komen niet allemaal tegelijk in ontwikkeling. Er moet

een bepaalde fasering worden afgesproken. Criteria die bepalend zijn in de fasering zijn:

. Ontsluiting/aanwezigheid van infrastructuur (bijvoorbeeld Deense Hoek - Bose)

Ontwikkeling reconstructieplannen (Iocaties landelijke regio)

Ontwikkeling grondwaterwingebieden (bijvoorbeeld Airpark)

. Ontwikkeling externe veiligheid (herstructureringslocaties A2/Tangenten en bestaand spoor)

. Verstedelijkingsafspraken BOR

In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 7), krijgt de fasering nader uitwerking.

76

Hoofdstuk 7. Uitvoering

7.1. Inleiding

Het RSP moet geen plan worden, dat uitsluitend gebruikt wordt als kader voor gemeentelijke plannen

of een plan, dat gebruikt wordt om andere plannen te toetsen. Het SRE en de provincie zijn

voornemens om sterk in te zetten op de daadwerkelijke realisering van projecten. Daartoe is het

Uitvoeringsprogramma opgesteld.

7.2. Monitoring

In het samenwerkingsverband regio Eindhoven wordt door SRE en provincie ee

planningsoverleg in het leven geroepen. In het regionale planningsoverleg w

Uitvoeringsprogramma gemonitord. Het regionale planningsoverleg komt

bijeen. Het resultaat zal worden gebruikt om het Uitvoeringsprogramma m

actualiseren, of zoveel eerder als ontwikkelingen noodzakelijk maken

planningsoverleg de voortgang van de benoemde projecten in par

wordt het regionale planningsoverleg gevoed door sectorale pla

ionaal

et

één maal per jaar

e vier jaar te

regionale

arnaast

.

Wonen: Afstemming tussen vraag en aanbod. SR

op diversiteit in woningbouw, gekoppeld aan do

Vinex afspraken: SRE houdt de woningbouw

ISV: SRE is budgethouder (m.u.v. B5 geme

worden afgestemd.

Bedrijventerreinen: Afstemming tuss

aan de hand van het RSP (en Regi

gemeentelijk uitgifte beleid, de mis

planologisch regiem van bestemmi

Verkeer: Er wordt gelet op lann

van de verschillende ontwikk tie

waarbij SRE qua infrastructuur vo

samen met de provincie

urvisie) letten op het

achtlijsten voor kavels en het

.

rele projecten in relatie tot de fasering

g is alleen van toepassing op projecten

naa

tge en heeft dus een aanwijzingsbevoegdheid. Dit verandert

elijke Regeling (Wgr+) die eraan zit te komen. In de nieuwe

enstructuur ingesteld. De inzet is er op gericht om per 1 januari

ds en een Regionaal Mobiliteitsfonds te hebben.

R ings onds met als toetsingskader het Rgp

Het R gsfonds is vooral bedoeld om belangrijke projecten die van regionaal belang

zijn van n. Het Regionaal Stimuleringsfonds wordt gevoed uit een bijdrage per

inwoner oraad nader zal worden vastgesteld. Denk hierbij aan een basisbijdrage

(bedrag per I p basis van solidariteit en anderzijds van aanvullende gemeentelijke bijdragen

op basis van een nadere verdeelsleutel, mede gebaseerd op het profijtbeginsel. Een gefaseerd

toegroeien naar een uniform voor alle gemeenten geldende bijdrageregeling heeft de voorkeur. Wat

betreft de voeding is het van belang dat tussen de gemeenten in het stedelijk gebied en de

gemeenten in het landelijk gebied een verschil in ambitieniveau bestaat. Als landelijke gemeenten

problemen hebben met het leveren van bijdragen in een fonds dat financiering van probleemvelden in

de stedelijke regio behelst, kan hier benadrukt worden dat, bij het inwilligen van de meest 'stedelijke'

financieringsbehoefte (verevening van bouwlocaties), een gedifferentieerde toepassing van regionaal

grondbeleid mogelijk is. Deze zal dan alleen gelden voor gemeenten in de stedelijke regio!

Voorts wordt het fonds gevoed uit diverse deelbudgetten. Deze budgetten

worden ondergebracht in het Stimuleringsfonds, maar blijven specifieke doeluitkeringen:

Financieringschap, Vinex, ISV, ILG en Stimulus.

77

Projecten komen uitsluitend in aanmerking voor een bijdrage uit het Regionaal Stimuleringsfonds op

basis van door de Regioraad vastgestelde beleidsdocumenten zoals het RSP, Regionale

Bedrijventerreinenstructuurvisie en de Regionaal-economische ontwikkelingsstrategie. Daarbij kan ook

de provincie worden genoemd ten aanzien van middelen voor projecten in Zuidoost Brabant.

Voor de instelling van dit fonds is een overgangsfase van 5 jaar voorzien. De combinatie van een

gedifferentieerde inzet van instrumenten van regionaal grondbeleid en een regionaal

stimuleringsfonds maakt het mogelijk voor de negen randgemeenten gemeenten in de stedelijke regio,

overeenkomstig hun wens, de tijdelijke gemeenschappelijke regeling van het Financieringsschap op te

heffen en hun samenwerking op de terreinen waarop het financieringsschap zich nu nog beweegt

voort te zetten in het grotere verband van het SRE.

Ten behoeve van de realisatie van de regionale projecten, staat het SRE volgen

1 januari 2005 op basis van de Wgr+, het instrument van het regionale grond

De Kaderwet geeft aan welke onderdelen van het regionaal grondbeleid ku

Kaderwet en per

ter beschikking.

rden geregeld.

. Regionaal Mobiliteitsfonds met als toetsingskader het RWP

Het Regionaal Mobiliteitsfonds wordt gevoed uit een bijdrage van d

nader zal worden vastgesteld. Voorts wordt het fonds gevoed do

Doel Uitkering en Brede Doel Uitkering).

7.4.

programma

Het RSP de ambitie die de regio zich heeft gesteld met betrekking tot de ruimtelijke

ontwikkeling. voeringsprogramma staan strategische projecten opgenomen, die van belang

zijn om de regionale speerpunten van beleid en de regionale ambitie waar te maken. Dit betekent dat

onderscheid wordt gemaakt tussen een aantal typen projecten:

Lokale projecten; uit te voeren door de gemeenten zelf. Er is geen rol voor SRE en/of

provincie weggelegd. Deze projecten worden niet opgenomen in het Uitvoeringsprogramma;

Lokale projecten met een regionale uitstraling; uit te voeren door één of meerdere gemeenten

waarbij SRE en/of provincie faciliteren.

Regionale projecten; uit te voeren door SRE in samenwerking met gemeenten en provincie.

SRE heeft vooral een rol in de planbegeleiding en financiering.

. Bovenregionale projecten; uit te voeren door rijksoverheid of provincie in samenwerking met

SRE.

Het uitvoeringsprogramma is gericht op het sterker uitvoeren en sturen op regionale projecten.

78

Er is een fout opgetreden tijdens het OCR'en van dit image.

Hoofdstuk 8. Synchronisatie RSP en Streekplanuitwerking

Binnen de provincie wordt gestreefd naar uniformering van inhoud van de Streekplanuitwerkingen. Dit

is slechts deels mogelijk voor het RSP, omdat dit tevens geldt als regionaal structuurplan voor het

SRE. Recent is een eerste doorloop van een standaard Streekplan uitwerking ontwikkeld. Geprobeerd

wordt, om de inhoudsopgave van het RSP zoveel mogelijk parallel te laten lopen met andere

Streekplan uitwerkingen. Hierbij is de inhoud uitgebreider en soms specifiek voor het SRE. Soms is de

inhoud specifiek voor de provincie. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen hetgeen de

provincie en hetgeen het SRE als beleidstekst beschouwt, is er een hoofdstuk 8 toegevoegd. De

verdere synchronisatie zal redactioneel de komende maanden plaatsvinden.

80

~f 6 - l~t~.O(}

BIJLAGEN

Pre-Concept Regionaal Structuurplan

Regio Eindhoven

I

E" Sa, ,m, en"wer, kingsverband

, Regio Eindhoven

-~"~

i

Provincie Noord-Brabant

N

.\

~

BIJLAGEN

Bijlage 1: Opbouw DRS

Bijlage 2: Afwegingskaarten

Bijlage 3: Toetsing ruimtebehoefte aan plankaart

Bijlage 4: Legenda DRS- en plankaart

Bijlage 1. Opbouw DRS

1. Eerste laag: Natuurlijk systeem

De eerste of onderste laag wordt gevormd door het watersysteem, de bodemtypologie en de geomorfologie

en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (Iandschaps)-waarden. Het

grote belang van de onderste laag vindt zijn oorzaak in de lange reproductietijd en daarmee de

onvervangbaarheid van deze waarden en systemen. Per aspect water, natuur en landschap is een subkaart

gemaakt. De drie subkaarten worden samengebracht in één eind kaart van de onderste laag.

Subkaart Water

Door het tijdenlang aanpassen van omstandigheden van bodem en waterhuishouding aan de behoeften van

het ruimtegebruik, is er sprake van verdrogingschade en vervuiling, zijn natuurwaarden verdwenen en zijn de

risico's op het ontstaan van wateroverlast en overstromingen toegenomen. Het Regionaal Structuurplan

streeft daarom naar een robuust water- en bodemsysteem, waarop ruimtelijke plannen zowel qua

locatiekeuze als qua inrichting zoveel mogelijk aansluiten.

Voor wat betreft grondwater wordt aansluiting gezocht bij het systeem van kwel en infiltratie. Voor het

oppervlaktewater wordt uitgegaan van stroom- en afwateringsgebieden (deelwatersystemen), waarbij

afvoerpieken worden afgevlakt door water vast te houden in de 'haarvaten' van de stroomgebieden en ruimte

te geven aan waterberging in laag gelegen delen, het meanderen van beken en overstromen van beken in de

beekdalen. Deze aspecten zijn terug te vinden op de basiskaart water die in het kader van het DRS Zuidoost-

Brabant is gemaakt (over de witte gebieden op de subkaart zijn geen gegevens bekend):

.

De subkaart water bestaat uit de volgende onderdelen:

- INFIL TRA TIE+INTERMEDIAIR+KWEL + DEELSTROOMGEBIED -

Intermediair: ja

In de intermediaire gebieden wordt een groot deel van het grondwater snel door waterlopen afgevoerd.

Afhankelijk van het seizoen zijn ze afwisselend droog en nat. In intermediaire gebieden vindt zo min mogelijk

wateronttrekking plaats om doorstroom naar kwelgebieden te bevorderen.

De spelregel voor intermediaire gebieden is 'ja'. Overigens moet met dit aspect wel rekening gehouden

worden in de ontwerpfase.

Infiltratie: ja, mits

Infiltratiegebieden liggen op de hoge, droge zandgronden. Hier zakt het water in de grond en wordt het

diepere grondwater gevoed. Het water wordt hier zoveel mogelijk vastgehouden. Potentieel vervuilende

functies dienen geweerd te worden uit infiltratiegebieden (omdat deze gebieden belangrijk zijn voor voeding

van de grondwatervoorraden) en uit boven- en middenstroomse gebieden van beken. De spelregel voor

infiltratiegebieden is 'ja, mits'.

Kwel: nee, tenzij

De kwelgebieden liggen in de lage, natte gebieden. Het grondwater kwelt hier op als gevolg van opwaartse

druk door hoogteverschillen ten opzichte van de infiltratiegebieden. Hier is sprake van een hoog

(grond)waterpeil waardoor het water kansen biedt voor natte natuurontwikkeling. Potentieel natte gebieden,

zijn van nature niet of minder geschikt voor bebouwing. Bouwen is hier lastiger en duurder. Bovendien is er

een nauwelijks uit te sluiten risico op (schade door) wateroverlast. Maatregelen om tot bebouwing over te

gaan (ophoging, bemaling) zijn daarom als minder duurzaam te beschouwen. De spelregel voor

kwelgebieden is 'nee, tenzij'.

Kanttekening die hierbij geplaatst dient te worden, is dat het Regionaal Structuurplan in de stedelijke regio

onder voorwaarden grootschalige kapitaalintensieve functies toestaat in kwelgebieden.

l'=:?:"::~:;"~;>"~"""""

-

i":~':"-

-~-

> -:-:'::::::;;'-'-"~-~-

B;r~

=-,-~..,--,,>",-~ ..

Abiotische laag, subkaart water

Subkaart natuur

Voor het bepalen van mogelijke toekomstige uitbreidingslocaties voor wonen en werken vormt de

planologische bescherming van natuur- en landschapswaarden een belangrijke randvoorwaarde. Ondanks

inspanningen komt het herstel van de Brabantse natuur maar moeizaam op gang: natuurgebieden blijven te

klein en versnipperd, er verdwijnen nog steeds planten- en diersoorten en de natuur wordt over het geheel

genomen als te mager gezien. Het huidig natuurbeleid richt zich op verbetering van de ecologische kwaliteit

en verhoging van de belevingswaarde van de natuur. Hiertoe is een Groene Hoofdstructuur benoemd. Dit is

een samenhangend netwerk van waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden, voornamelijk

landbouwgebieden, met aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Binnen de Groene Hoofdstructuur

worden verschillende gebiedscategorieën onderscheiden waarvoor het beschermingsregime verschilt,

afhankelijk van type natuur en aard van de ingreep.

.

De subkaart natuur bestaat uit de onderdelen:

NA TUUR = Regionale Natuur en Landschapseenheid+Groene Hoofdstructuur-

NA TUUR&LANDBOUW+Agrarische Hoofdstructuur LANDSCHAP&LANDBOUW-

Regionale Natuur- en Landschapseenheden en GHS natuur: Nee

RNLE staat voor regionale natuur- en landschapseenheid. Deze eenheden bestaan grotendeels uit GHS en

uit een gedeelte van de AHS. Een RNLE is een gebied van ten minste enkele duizenden hectaren die voor

circa tweederde uit bos en natuur bestaan met daaromheen landbouwgronden als buffer. Hierbij is met name

gelet op hydrologische en landschappelijke samenhangen.

De RNLE wordt nader begrensd in het kader van het project Revitalisering van het Landelijk Gebied (RLG).

Reconstructie heeft hierin het primaat, maar niet het alleenrecht (dit laatste geldt vooral in de stedelijke regio).

In het DRS-proces wordt zoveel als mogelijk in de tijd aangesloten bij de (her)begrenzing van de RNLE in het

kader van reconstructie. Voorlopig is in de basiskaart natuur voor het DRS Zuidoost de indicatieve begrenzing

voor de RNLE uit het streekplan opgenomen.

De GHS natuur omvat de ecologische verbindingszone, natuurparels en overige bos- en natuurgebieden. De

spelregel voor RNLE en de ecologische verbindingszone en natuurparels is 'nee'.

AHS landbouw: Ja

Ruimte voor uitbreiding van stedelijke functies kan in beginsel enkel worden gevonden in de AHS-Iandbouw.

De spelregel voor AHS landbouw is 'ja'.

GHS landbouw en AHS landschap: Nee tenzij

De GHS landbouw omvat het leefgebied kwetsbare soorten, leefgebied struweelvogels en

natuurontwikkelingsgebied. De spelregel voor de GHS landbouw is 'nee tenzij'. Datzelfde geldt voor overige

bos- en natuurgebieden uit de GHS natuur. Uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag is enkel toelaatbaar als

daar zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen en pas nadat een onderzoek heeft

aangetoond dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten deze categorieën.

De AHS landschap omvat het leefgebied dassen, waterpotentiegebied. De AHS landbouw biedt ruimte voor

uitbreiding van stedelijke functies. De spelregel voor GHS landbouw en AHS landschap is 'nee tenzij'.

Toelichting op subkaart:

In de kaart natuur vallen met name de RNLE'en op, die een grote belemmering vormen voor verstedelijking.

Daarnaast is vanuit het oogpunt natuur in de stedelijke regio relatief minder ruimte voor verstedelijking dan in

de landelijke regio.

"""r¥~"='="H~~'"

,",-."."

i::_-

.;..

- ~=--::.:"~' -~"---

c:!~-

D~---"

,.

-----.-.---

-----

Abiotische laag, subkaar! natuur

Subkaart Landschap

Ter verhoging van de landschappelijke kwaliteit van het onbebouwde en bebouwde gebied dienen de

landschappelijke en cultuurhistorische (Iandschaps)waarden te worden gerespecteerd en benut als

inspiratiebron. De kunst is een goed evenwicht te vinden tussen behoud van waardevolle landschappelijke

karakteristieken, structuren en elementen, inclusief boven- en ondergrondse cultuurhistorische

(Iandschaps)waarden, en de vernieuwing van het landschap: 'behoud door ontwikkeling'.

Op de basiskaart Landschap komen de volgende eenheden voor: aardkundig waardevol gebied, historisch

landschappelijk gebied met zeer hoge en hoge waarde, beekdalen en archeologische monumenten.

.

De subkaart landschap bestaat uit de volgende onderdelen:

LANDSCHAP = AARDKUNDIG+HIST.LANDSCHAPPELlJK +BEEKDALEN+

ARCH.MONUMENTEN -

Aardkundig waardevolle gebieden: ja mits

Het streekplan stelt aardkundig waardevolle gebieden (zoals beekdalen, kreekgebieden, stuifzand- en

landduinen) te willen behouden. Het merendeel van deze gebieden ligt in de GHS en de AHS-Iandschap.

Voor onomkeerbare ruimtelijke ingrepen geldt hier het 'nee, tenzij-principe'. In aardkundig waardevolle

gebieden buiten de GHS en de AHS-Iandschap is het uitgangspunt 'behoud door ontwikkeling', waarbij in het

geval van een ruimtelijke ingreep een hoogwaardige inpassing moet worden verzekerd. Omdat het 'nee,

tenzij-principe' is afgedekt via de GHS- en AHS-gegevens in de beleidskaart natuur, is de spelregel voor

aardkundig waardevolle gebieden 'ja, mits'.

Historisch landschappelijke vlakken: nee tenzij

Ten aanzien van de CultuurHistorische Waarden kaart (CHW) geldt dat in het bijzonder rekening moet worden

gehouden met historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarde. In beginsel zijn in deze

vlakken enkel ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op voortzetting of herstel van de historische

functie en die leiden tot behoud of versterking van de cultuurhistorische (Iandschaps)waarden. De spelregel is

hier 'nee, tenzij'.

Archeologische monumenten: nee tenzij

In navolging van het beleid van de Rijksoverheid, is het uitgangspunt dat archeologisch erfgoed moet worden

beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit houdt in dat voor terreinen met eenmaal bekende

archeologische waarden, zoals deze door het Rijk zijn aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart

(AMK), de spelregel nee-tenzij van toepassing is.

Beekdalen: nee

Beekdalen zijn zeer bepalend voor het landschappelijke beeld van Zuidoost-Brabant. Omdat beekdalen

echter meer kwaliteiten bezitten dan enkel visuele, is in deze kaart bredere informatie opgenomen uit de

geomorfologische kaart. Beekdalen krijgen de spelregel 'nee'.

In de kansenkaart landschap vallen vooral de beekdalen op, die een sterke belemmering vormen voor

verstedelijking. Daarnaast kan in principe niet gebouwd worden in de historisch landschappelijke vlakken, de

beekdalen en de archeologische monumenten. Vanuit het aspect landschap zijn er veel mogelijkheden voor

verstedelijking in Zuidoost.

Abiotische laag, subkaart landschap

~~~:J.:,;",,""d,d'~"""F'

-.

!!li::;:.,.

..:'"

-=--~::.~._~!.~-

8=~.

JIIII

-""--'-,---'---

--.------

Eindkaart eerste laaq

De eind kaart van het 'natuurlijk systeem' geeft inzicht in de kansen voor verstedelijking. Hierbij geldt steeds

dat de zwaarste spelregel (bv. nee) boven de minder zware spelregel gaat (bv. nee, tenzij). Hierdoor wordt

een kaart verkregen waaruit in een oogopslag (tussen de wimpers door) de grootste kansen te lezen zijn

vanuit de eerste laag voor ontwikkelingen ten behoeve van wonen en werken. Het is niet de bedoeling de

kaart te lezen tot op kavelniveau. Bij de confrontatie met het programma zal de druk hiervan op een gebied

voor een deel bepalen hoe omgegaan wordt met de verschillende (on)mogelijkheden die door de lagen

worden opgeworpen. De druk zal in de stedelijke regio groter zijn dan in de landelijke regio's. Bedoeling is

echter de discussie helder te houden. De kaarten zijn uitdrukkelijk bedoeld als 'eerste filter'.

Toelichting op de eindkaart Natuurlijk Systeem:

Uit de eind kaart van de eerste laag blijkt onder andere dat er in de stedelijke regio relatief weinig

verstedelijkingsruimte overblijft.

Eindkaart eerste laag

_."H '="'==- ...

Regio Za;,loo" "

load."""we

=~.,.-"

--

2. Tweede laag: Infrastructuur

In de centrale doelstelling van het Regionaal Structuurplan staat dat de gebruiksmogelijkheden van

infrastructuur moeten worden geïntensiveerd. Om in de groeiende mobiliteitsbehoefte te voorzien en

tegelijkertijd Brabant bereikbaar en leefbaar te houden moet infrastructuur meer sturend zijn in de ruimtelijke

ordening. Hiertoe wordt gekeken naar de kansen die bestaande infrastructuur biedt voor ontwikkelingen met

betrekking tot wonen en werken. De afstand van te ontwikkelen gebieden tot op- en afritten cq. aansluiting op

internationale en regionale infrastructuur is hierbij bepalend evenals de huidige bezettingsgraad van de

wegen. Die bezettingsgraad bepaalt immers de uitbreidingsruimte.

Allereerst is een basis kaart opgesteld, waarop bestaande nationale, provinciale en regionale infrastructuur

(weg, spoor en water) is aangegeven, inclusief harde plannen die uitgevoerd gaan worden. In een

afzonderlijke kaart is ook nog geïnventariseerd welke zachte plannen er mogelijkerwijs in de toekomst een rol

kunnen spelen bij de afweging van ruimte voor verstedelijking. Omdat het geen bestaande kwaliteit betreft

wordt deze kaart niet gebruikt bij het DRS, maar levert het extra informatie op bij de confrontatie. In de

confrontatiefase kan de inventarisatie en de stand van zaken t.a.v. onderzoeken naar die plannen

meegenomen worden. Het betreft de BOSE-studie en de planvorming. Er is gestreefd naar een

samenhangend beeld van rail infra, HOV- en busnetwerk en wegenstructuur.

Vervolgens is de kansruimte bepaald, welke wordt gevonden door de op- en afritten en de bezettingsgraad

van wegen. De bezettingsgraad van wegdelen is de basis voor een nadere interpretatie van de

uitgangssituatie. Immers daar waar ruimte op het wegdeel bestaat voor meer verkeersbewegingen is in

principe functioneel ook ruimte te bieden. Getracht is, op grond van beleidstendensen en voorbeelden uit

andere provincies, in een tabel criteria voor beoordeling van infrastructurele ruimte voor het stedelijke

programma te vatten. Deze cijfermatige exercitie is deels arbitrair, maar geeft wel een goed beeld van de

systematiek en zal bij overeenstemming binnen de regio tot een gedragen en werkbare kaart leiden. De

gekozen bandbreedtes zijn niet absoluut bedoeld maar een indicatie.

Er wordt onderscheid gemaakt naar locaties waar per definitie goede mogelijkheden zijn (ja), locaties die in

potentie goede mogelijkheden vanuit verkeer hebben (ja, mits) en overige terreinen waar in principe nee,

tenzij geldt. Deze waardering is in de tabel verwerkt.

Tabel 1: zonering ten opzichte van infrastructuur

Station Multimo- HOV

Hoofd Milieu daal relatie

Functie knooppunt

Wonen Centrum 3km 2km Nvt Nvt 3km Nvt 1 km

Groen- 3km 2km 2km 1 km 6km Nvt 3km

stedelïk

Landelijk Nvt Nvt 2 km 1 km Nvt Nvt

Werken Kantoren 2km 2 km (in Nvt nvt 3 km 2km 1 km

mix met

andere

bedrijvigh

eid

Nvt Nvt 2km 1 km Nvt Nvt 3 km

3km Nvt 2km 1 km Nvt Nvt Nvt

3km 2km Nvt nvt Nvt 3km 1 km

Toelichting op de eindkaart Infrastructuur:

De eindkaart Infrastructuur geeft de bestaande infrastructuur (inclusief harde plannen) en de beschikbare

verkeersruimte voor verstedelijking in Zuidoost-Brabant aan met een waardering van nee-tenzij, ja mits en ja.

Zoals eerder opgemerkt staan zachte plannen (BaSE en rijksweg 69) niet op de kaart opgenomen. Dat wil

echter niet zeggen dat ze op zichzelf geen potentie als ontwikkelingsas in zich hebben. Het tegendeel is waar.

~

~~

~~w:;,ZI;"

+~ë'

;"ó;;".~

::-.;:::~:;:,.

".......,.-

¿f:;=;;;!~;:,:~"'"

8 [=-:::5*"--

-.-----

;til ~~-

, A

Eindkaart infrastructuurlaag

3. Derde laag: Occupatie

Voor occupatie in de derde laag wordt gekeken naar de verstedelijkte ruimte op regionaal abstractieniveau.

Uitgangspunt voor de kaart is de kwaliteit van de verstedelijkte ruimte in aanvulling op kwaliteit van het

landelijk gebied (eerste laag van de beleidskaarten en landschapskaart).

Op basis van reacties van gemeenten en kennis van de provinciale planteams wordt met de occupatiekaart

een beeld gegeven van de huidige 'stedelijke' occupatievormen die een belemmering kunnen vormen voor

toekomstige stedelijke ontwikkelingen. Ook harde plannen zijn opgenomen (vastgestelde plannen met een

positief advies van de PPC).

Naast wonen en werken zijn centrumgebieden en stedelijk gelieerde functies opgenomen. Hieronder vallen

bijvoorbeeld recreatieterreinen, militaire oefenterreinen, rioolwaterzuiveringsinstallaties of waterwinbedrijf,

zandwinning, instituten (verzorgingstehuizen, kloosters etc.), stortplaatsen, sporttereinen aan de rand van het

stedelijk gebied en vliegvelden. Er is uitgegaan van een minimale maat om occupatievormen op te nemen in

de kaart. Zeer kleine hoeveelheden of aanduidingen worden niet opgenomen op de kaart. Locaties van

bijvoorbeeld meer dan 100 woningen of meer dan 5 hectare worden wel op de kaart gezet evenals

bijvoorbeeld een regionaal stedelijk centrum of grote in- en uitbreidingslocaties. Een klein centrum in een dorp

daarentegen wordt niet op kaart gezet.

Toelichting eindkaart:

De eind kaart biedt een overzicht van de huidige occupatie van Zuidoost-Brabant op regionaal niveau, als

aanvullend kader voor de afweging van het programma. Wat opvalt is dat het verstedelijkingspatroon erg

amorf is en enige structuur of algemeen bindende elementen niet te duiden zijn.

Regio ZuMlooot

10. loog 3 ~ropati.

,.

-.

=:::::.-

:~::~ ,~~ I

I :::;'=""-'---- A

Eindkaart Occupatielaag

4. DRS

Door de drie deelkaarten, het natuurlijk systeem, de infrastructuurlaag en de occupatielaag op elkaar te

leggen, wordt inzichtelijk waar de kansruimten liggen voor de verstedelijking in de regio. Als we het

samengestelde kaartbeeld, oftewel DRS bezien, dan valt op dat er geen duidelijke structuur of houvast waar

te nemen is waarlangs de verstedelijking zou kunnen plaatsvinden. De kansruimte is derhalve niet absoluut,

maar moet altijd worden afgewogen tegen andere belangen zoals bijvoorbeeld het programmatisch belang en

de voor de regio geformuleerde ambities. Wat wel altijd moet gebeuren, is het benoemen en helder

omschrijven van de afweging en de gemaakte keuzes (zie hoofdstuk 6).

Het DRS zal in de toekomst dienst blijven doen ter beoordeling van ruimtelijke plannen die ten tijde van het

opstellen van het Regionaal Structuurplan nog niet bekend waren. Daarmee heeft het DRS naast de plankaart

een status als toetsings- en ontwikkelingskader.

Figuur DRS

-- - ---1

'-'"-.---

, -,..@

'1111

!

i

i

1

I

1

i

.;tU ~ 1

-- ..--.----IA

. r' rË~-.

=;:::::::t"~

i 8-"--

, n,-_.-

, -----.-

'

Bijlage 2. Afwegingskaarten

1. Water

De watertoets (bestuursakkoord) geldt voor het opstellen van het regionale en provinciale plan. Wij bieden

hiervoor een platform en bieden een plek in de afwegingskaarten. In aanvulling op de waterkaart in het DRS

is een kaart opgesteld door Waterschappen De Aa en De Dommel. Dit is feitelijk een verfijning van de DRS-

waterkansenkaart en vormt als afwegingskaart water onderdeel van het ontwikkelings- en toetsingskader voor

verdere planvorming.

Ten aanzien van de locatiekeuze worden de volgende waterhuishoudkundige belangen onderscheiden,

waarvoor ruimte gereserveerd moet worden om er voldoende invulling aan te kunnen geven. Om een

afweging te kunnen maken hanteren waterschappen waterkansenkaarten en / of functiegeschiktheidskaarten:

1. Potentieel natte gebieden. In de uitwerkingsplannen worden de potentieel natte gebieden door het

waterschap momenteel ingevuld met behulp van de belemmeringenkaart c.q. de

functiegeschiktheidskaarten. Hierbp staan o.a. gegevens van kwel, infiltratie en GHG (Gemiddeld

Hoogste Grondwaterstand) die vertaald zijn naar een "ja, mits" of een "nee", tenzij" principe.

2. (Zoekgebieden) regionale waterberging. In eerste instantie geldt een "nee, tenzij" principe

3. Ruimte voor beekherstel. Binnen de "geomorfologische grenzen" (of binnen de gebieden die op de IHS-

kaart staan) van een beek geldt een nee, tenzij principe.

4. Wijstgronden. "nee, tenzij principe"

5. Watergebonden EVZ. "nee, tenzij"

Daarnaast worden bufferzones voor grondwaterkwaliteit beschermd door een vestigingsbeleid ten aanzien

van bedrijvigheid met grootschalige productie of grootschalige opslag van (potentieel) vervuilende stoffen, die

zich via het grond- en oppervlaktewater kunnen verspreiden en waarvan de risico's niet of onvoldoende

kunnen worden ingedamd. Deze functies worden geweerd uit infiltratiegebieden die belangrijk zijn voor de

voeding van grondwatervoorraden en uit boven- en middenstroomse gebieden van beken en stroomgebieden

van natuurbeken. Op deze wijze wordt onbeheersbare verontreiniging van grond- en oppervlaktewater bij

calamiteiten voorkomen. Aangezien er een kwalitatieve eis ten aanzien van bufferzones van grondwater geldt,

wordt dit in een "ja, mits" principe vertaald.

Om een afweging te kunnen maken hanteren waterschappen waterkansenkaarten en / of

functiegeschiktheidskaarten. Op deze kaarten staan alle relevante waterhuishoudkundige belangen. In de

bijlage wordt nader omschreven op welke wijze waterhuishoudkundige ruimtelijke kwaliteiten worden

gewogen binnen het ontwerpproces van locatiekeuze van het uitwerkingsplan.

WATERKANSENKAART

De waterkansenkaart is een toelichtende kaart bij de beleidskaart water van de eerste laag. In de beleidskaart

is kwel onderscheidend van intermediair en infiltratiegebied. Al het intermediair en infiltratiegebied is volgens

de beleidskaart in principe geschikt voor stedelijk programma.

Vanuit het waterschap is aangedragen dat dit slechts ten dele het geval kan zijn omdat geen relatie is gelegd

met de grondwaterstanden. Bouwen van stedelijk programma, uitgaande van droge kruipruimten, is mogelijk

bij een gemiddelde grondwaterstand van -80 cm onder maaiveld. Grote delen van Zuidoost Brabant hebben

een gemiddelde grondwaterstand van minder dan -80 cm onder maaiveld.

Door nu de beleidskaart te koppelen aan de informatie van de grondwaterstanden is een waterkansen kaart te

maken, die uitgaande van de huidige bodemsetting, gebieden aangeeft waar optimaal tot slecht is te bouwen.

Daarmee krijgt een lokatie-afweging in het kader van het regionaal ruimtelijk plan een nieuwe dimensie.

Vanuit een duurzaamheidsperspectief, rekening houdend met klimaatverandering, zeespiegelrijzing en

ongeveer 20% meer neerslag, kan deze kaart een verhelderende rol spelen en is terdege rekening te houden

met het bestaande uitgangspunt.

T b I

d'

a e met verantwoor Inq:

Leqenda beleidskaart Waterstand Grondwatertrap

Kwel Nvt Nvt OnQeschikt

Intermediair <40 cm - maaiveld 1-3 Ongeschikt

40-80 cm - maaiveld 4 Matiq qeschikt

>80 cm - maaiveld >5 Zeer qeschikt

InfiltratieQebied <40 cm - maaiveld 1-3 OnQeschikt

40-80 cm - maaiveld 4 Matig geschikt

>80 cm - maaiveld >5 Zeer qeschikt

2. Landschap

De provincie heeft een (concept)Basisstructuurkaart1 opgesteld die de huidige ruimtelijke verschijningsvormen

van Brabant in kaart brengt. Deze ruimtelijke hoofdstructuur geeft aan hoe een regio ruimtelijk gezien

samenhangt en wat de dragers zijn van die samenhang. Er wordt ook inzicht gegeven in landschappelijke

contrasten tussen gebieden. De gekozen landschapstypen geven een samenhangend en ruimtelijk zichtbaar

beeld in samenhang met de ondergrond en menselijke occupatie in de tijd. De kaart vertelt het verhaal van

landschappelijke én stedelijke kwaliteiten.

De Basisstructuurkaart is gebaseerd op de drie lagen uit de lagenbenadering. Hij kan het best worden

begrepen door hem tussen de oogharen te bekijken, omdat overgangen tussen de gebieden in werkelijkheid

vaak geleidelijk zijn.

KARAKTERISTIEKEN ZUIDOOST-BRABANT

De Basisstructuurkaart benoemt een aantal kenmerken van Zuidoost-Brabant. De verspreide bebouwing in

Brabant over het gehele grondgebied vormt een uniek vestigingspatroon in Nederland (de Brabantse

nevelstad).

De peelrandbreuk met ten oosten daarvan de Peelontginningen vormt een specifieke landschappelijke

overgang naar de Maasvlakte. Het zandgebied in zuidoost is een stuk besloten er dan bijvoorbeeld het open

zeekleigebied en komgronden in het noordwesten. Belangrijkste structuurdrager van het zandgebied zijn de

beken. De beken doorsnijden het zandgebied van zuid naar noord en geven reliëf en geleding aan de

zandgronden. Tussen de beken liggen de hogere gronden. Juist op de overgang van de natte beekgronden

naar de hogere droge gronden zijn de oude zandontginningen te vinden: de gebieden die de mens als eerste

in gebruik heeft genomen en die worden gekenmerkt door fijnmazige en organische patronen. De jongere

zandontginningen zijn grootschaliger en opener van karakter en zijn te vinden op de hogere en drogere

zandgebieden, van oudsher vaak de woeste gronden.

In het oosten van Brabant ligt op de oudere veenontginningen een hoefijzer van kernen. Kernen van waaruit

de Peel is ontgonnen en nog steeds de plekken waar dorpen op korte afstand van elkaar liggen, afgewisseld

door de beslotenheid van boscomplexen.

Eindhoven en Helmond zijn op het zand explosief gegroeid, wat mede te verklaren valt uit de ligging ten

opzichte van de hoofdinfrastructuur. De hoofd infrastructuur is een structurerend principe dat aanvullend op de

ondergrond een eigen dynamiek genereert van waaruit het ontstaan en de groei van de Brabantse nevelstad

valt te begrijpen.

UITSNEDE VAN DE BASISSTRUCTUURKAART VOOR ZUIDOOST-BRABANT

Bij de opstelling van de Basisstructuurkaart is vast komen te staan dat deze kaart in de streekplanuitwerking

tegen het licht moet worden gehouden en zo nodig aangescherpt dan wel aangepast. Niet alle deelaspecten

onder de hoofdindeling van de kaart zijn van toepassing op het plangebied. Daarom is de basisstructuurkaart

eerst vertaald naar een kaart voor Zuidoost-Brabant. Niet-relevante legendaeenheden (die bijvoorbeeld te

maken hebben met het rivierengebied en de overgang van zand naar klei) zijn hier weggelaten.

1.1

De kaart is een eerste basis voor de landschapskaart en het landschappelijk raamwerk van het DRS

Zuidoost-Brabant, gericht op het benoemen van kwaliteiten gekoppeld aan landschapstypen. De

Basisstructuurkaart heeft overeenkomsten met de StructuurvisiePlus-kaarten van gemeenten. Aanvullingen

van gemeenten die betrekking hebben op de feitelijke onjuistheden van de kaart worden verwerkt.

1.2

Belangrijke leidraad vanuit het streekplan is het streven naar het versterken van de contrasten en identiteiten

van het Brabantse landschap. De selectie van landschapstypen die opgenomen worden in de

1 Zie ook het document 'De Structuurkaart van Noord-Brabant' (feb.2003)

landschapskaart voor Zuidoost-Brabant is gebaseerd op de vervangingswaarde ervan. De geselecteerde

landschapstypen hebben allemaal een grote benodigde ontwikkelingstijd in verband met hun ouderdom en

dus een hoge vervangingswaarde. Deze gebieden zijn onder andere van cultuurhistorisch belang. De

landschapskaart voor Zuidoost-Brabant bestaat uiteindelijk uit de volgende eenheden:

Droge waardevolle landschapstypen. Hieronder vallen de volgende eenheden uit de Basisstructuurkaart:

0 Bos: dit zijn alle op de topografische kaart herkenbare grotere aaneengesloten naald- en loofbossen,

veelal gelegen op een dekzandrug.

0 Coulisselandschap: gebieden waarvan de verschijningsvorm wordt bepaald door een afwisseling van

kleinere bospercelen en bossen, veelal gelegen op een dekzandrug.

0 Heide: de in het verleden door de mens gecreëerde heidevelden (mede als gevolg van het

potstalsysteem)

0 Jonge Peelontginningen: de jonge Peelontginningen van het centrale Peel plateau uit de periode ca. 1850-

1900

Natte waardevolle landschapstypen. Hieronder vallen de volgende eenheden uit de Basisstructuurkaart:

0 Beekdalsystemen: dit zijn de vaak lager gelegen, landschappelijke systemen behorend bij de beek

(bijvoorbeeld kleine overstromingsvlakten).

0 Broekbos: dit zijn loofbossen gelegen op de natte en laaggelegen delen van Brabant

0 Oude en jonge broekontginning: oude respectievelijk jonge ontginning van natte, laaggelegen voormalige

heidevelden.

Het zandgebied en stedelijk gebied komen niet terug in de landschapskaart. Hierbij is uiteraard wel van

belang dat bij de afweging van een mogelijke ontwikkeling in deze gebieden op regionaal niveau rekening

gehouden wordt met de waarden die de Basisstructuurkaart aangeeft.

LANDSCHAPSKAART

INLEIDING

In de landschapskaart worden groene en landschappelijke kwaliteiten benoemd met als doel om de

karakteristieken van de regio te behouden en verder te ontwikkelen. Het is een soort groene landschappelijke

mal tegenover het stedelijk landschap, waar op grond van de kwaliteiten van provinciaal belang, landelijke

ontwikkeling gewenst is en verstedelijking minder gewenst is.

De landschapskaart wordt afgeleid uit de waardering van de basisstructuurkaart, de beleidskaarten, oude

akkers die in ,het kader van de herziening CHW worden onderzocht, open gebieden, landschappelijke

afronding en StructuurvisiesPIus.

De te gebruiken begrenzing op de kaart is globaal en niet te herleiden tot concrete kaartaanduiding op lager

schaalniveau dan 1 :50.000. De gebruikte ondergrond is de Basisstructuurkaart. Er worden in het

landschappelijk raamwerk gebieden opgenomen met een maat die op schaal 1 :50.000 van belang is.

De landschapskaart biedt een landschappelijk raamwerk met bestaande en samenhangende groene cq

landelijke landschappelijke kwaliteiten om te gebruiken bij ruimtelijke afwegingen.

SAMENSTELLING VAN DE LANDSCHAPSKAART

Waardering van de basisstructuurkaart

De landschapskaart heeft als basis de waardevolle droge en natte landschapstypen uit de

basisstructuurkaart, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven.

Aan de droge en natte landschapstypen zijn gebieden toegevoegd die een combinatie van een aantal

waardevolle aspecten van provinciaal belang in zich dragen. Hierbij is gekeken naar de aspecten water,

natuur, landschap, harde kernrand, landschappelijke buffers tussen kernen, afronding van de kern en

openheid. De deelgebieden met hun kenmerken zijn genummerd en opgenomen in een tabel, zodat

gemakkelijk terug te vinden is waarom een bepaald gebied onderdeel uitmaakt van de landschapskaart.

Technische kaarten

Aan de hierboven beschreven gewaardeerde basisstructuurkaart is de technische waardering toegevoegd

van de eerste laag, zoals beschreven in hoofdstuk 3. Daarmee wordt op het schaal niveau 1 :50.000 de

begrenzing verbeterd. Het gaat dan om onder andere kwel, RNLE, GHS natuur, GHS landbouw, AHS

landschap, beekdalen, historisch landschappelijke vlakken en archeologische monumenten. In een tabel is

deze benadering herleidbaar (inzichtelijk per waarde) weergegeven.

Oude akkers

Anticiperend op de vaststelling van de nieuwe Cultuurhistorische Waarden kaart (CHW) zijn in de

landschapskaart gebieden opgenomen die met een hoge waarschijnlijkheid op de nieuwe CHW worden

opgenomen. Het gaat dan om gebieden met een zeer hoge tot hoge cultuurhistorische waarde en om akkers

die verschillende waarden combineren betreffende openheid, relief en archeologische waarde.

Over het algemeen zijn deze gebieden reeds door de aanwezigheid van andere waarden (waaronder natuur)

opgenomen in het raamwerk, op enkele uitzonderingen na.

Regionale openheid

In het streekplan is openheid als een van de onderdelen van de lagenbenadering opgenomen. 1991 is door

het staringcentrum een rapport gemaakt voor de provincie Noord-Brabant waarin de openheid versus

dichtheid in een kaartbeeld is uitgedrukt. Binnen de regio Zuidoost Brabant zijn daarbij vier gebieden met

openheid van regionale betekenis voor de zandgebieden. De openheid qua formaat heeft geen referentie met

de zeeklei en rivierengebieden omdat dat andere gebieden met betreft. De betreffende opengebieden zijn op

de kaart van het DRS toegevoegd. Het betreft de gebieden:

ten noorden van het bosgebied tussen Son en Best.

Het landbouwgebied ten (noord)oosten van Deurne,

Het landbouwgebied ten zuidoosten van Asten tot aan de Groote Peel

Het landbouwgebied ten oosten van Someren en Someren Eind rond Someren Heide tot aan de

bosgebieden.

Aanvullende cultuurhistorische waarden

In de cultuurhistorische waardenkaart was op nog onvoldoende wijze geïnventariseerd welke bolle akkers van

betekenis zijn voor Zuidoost Brabant. In een veldonderzoek van najaar 2003 zijn alle resterende bolle akkers

van betekenis opgenomen. Deze bolle akkers verkrijgen een bescherming die vergelijkbaar is met de

bescherming van de op de beleidskaart opgenomen cultuurhistorische elementen en worden dus ook op de

kaart van het DRS toegevoegd. Het betreft in Zuidoost de volgende gebieden:

Aarle Rixtel zuidwest

Moorse! (Someren)

Gebergte (Someren)

Kasteel Asten en omgeving

Schoordijk (Budel)

Winkel (Soerendonk)

Cranendonkse bossen

Hazenhurk (Heeze-Leende)

Kreijl (Heeze-Leende)

Strater akkers (Borkel en Schaft)

Akkers rond Riethoven

Heikant (Waalre)

Kleine Vliet (Veldhoven)

Goorland (Bladel)

Halfmijl (Vessem)

Omgeving HilIestraat (Oostelbeers)

Middelbeers zuid

Boterwijk oost (Oirschot)

Heeze (Oirschot noordoost)

Visueel open gebieden

Openheid is een belevingswaarde van de schaal uiterste in het landschap dat meegewogen kan worden in de

ruimtelijke ontwikkeling naar een contrastrijk Brabant. Het streekplan geeft (openheid van provinciaal belang)

in de zeekleigebieden open visueel gebied aan.

Op regionale schaal is een gedetailleerder beeld te geven voor het contrast in de zandgebieden. In 1995 was

de 'Landschapstypering naar visuele kenmerken Noord-Brabant' nog bruikbaar voor de toedeling van de

regionale openheid in de stadsregio, nu is geactualiseerd onderzoek beschikbaar. De openheid is globaal

aangegeven op de basisstructuurkaart van Brabant in de open jonge en oude zandontginningen. De

provinciale en regionale openheid is nauwkeuriger bepaald in de provinciale Nota Landschapsbeeld Uanuari

2000)2. Uit de kaart blijkt welke gebieden in zuidoost-brabant zeer verdicht zijn door beplanting of bebouwing

en welke gebieden vrij van verdichting zijn. De open ruimten zijn veelal herkenbaar in de heideontginningen

op de dekzandwelvingen tussen de beekdalen. Een typisch herkenbaar landschappelijk kenmerk in het

zandgebied van Brabant.

In zuidoost-brabant treffen we in de landelijke regio's gebieden aan met overeenkomstige schaaluitersten als

in het zeekleigebied (hoewel minder talrijk en in kleinere oppervlaktes). Voorbeelden zijn De Holle Reijt en

Beerse Heide in de Kempen; de Sonniuswijk en de Lieshoutse Heide in de Meierij; de Somerense Heide en

Deurnese Heide in de Peel. Deze gebieden zijn vanwege deze karakteristiek opgenomen in de

landschapskaart van het DRS onder de noemer van 'provinciale openheid'.

In een aantal gebieden is sprake van een openheid op regionale schaal, vaak erkend in structuurvisiesplus en

bestemmingsplannen. Deze gebieden, zoals de Broekeindse en Landschotse Heide zijn niet zonder meer

opgenomen in de landschapskaart. Enkel indien er ook een andere landschappelijke of natuurkarakteristiek is

aangetroffen (dus na cumulatie) is het betreffende gebied toegevoegd aan het duurzame landschappelijke

raamwerk. De Broekeindse en Landschotse Heide is bijvoorbeeld begrensd op het vlak met regionale

openheid én groene hoofdstructuur. Andere voorbeelden van open regionaal gebied zijn de Heelse Akkers en

Aardhorst in de Kempen.

Toepassing van de openheid betekent niet het terugbrengen van het landschap van een eeuw geleden, maar

wel een zorgvuldige situering van bebouwing en landschapselementen en aandacht voor kenmerkende

verschillen in het fysieke milieu.

Landschapsecologische zone

Ook is de ruimtereservering voor de twee landschapsecologische zones opgenomen in de landschapskaart.

Een landschapsecologische zone is een structurerende groene bufferzone tussen twee stedelijke kernen in

een stedelijke regio, die bestaat uit een combinatie van gebieden voor de grondgebonden landbouw, de

natuur en de recreatie, en een verbindende functie heeft voor aangrenzende landelijke regio's, zowel in

landschappelijk als in ecologisch opzicht. Naast het Dommeldal moet in Zuidoost volgens de regiospecifieke

uitwerkingsregels van het streekplan ook het open gebied tussen Helmond en Nuenen als een

landschapsecologische zone worden ingericht. Dit sluit aan op de zuid-noord gerichte groenstructuren in de

stedelijke regio en op de natuur- en landschapswaarden in de omliggende landelijke regio's.

Vereenvoudiging kaartbeeld

In verband met het schaal niveau 1 :50.000 waarop wordt gewerkt, worden kleine gebieden opgenomen in de

grotere eenheden op de landschapskaart. Dit vergroot tevens de leesbaarheid van de kaart.

2 Noot: [n de Nota Landschapsbeeld van PNB en adviesbureau Nieuwland is een onderzoek van het Staringcentrum toegepast. De maat van het

landschap is berekend aan de hand van de aanwezigheid van driedimensionale ruimtevormende elementen in grid-cellen van de landgebruikkaart van

Nederland. Met een classificatie is de verhouding tussen massa en niet-massa bepaalt met een legenda van open; matig open; matig gesloten en zeer

gesloten.

StructuurvisiesPIus

De aldus opgebouwde landschapskaart is gelegd naast de beschikbare gemeentelijke StructuurvisiesPIus,

waarbij is gekeken of het provinciale raamwerk globaal overeenkomt met de verzamelde landschappelijke

waarden in het lokale raamwerk. Zonodig is het landschappelijk raamwerk op basis van deze informatie

aangevuld.

Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld wordt opgesteld volgens de structuurvisie+ methodiek. De provincie

heeft gemeenten via het streekplan gevraagd hun eigen structuurvisies+ te maken. Deze zijn van grote

waarde bij de detaillering van het DRS. Voor de volgende gemeenten is een duurzaam ruimtelijk

structuurbeeld, onderdeel van de structuurvisie+ beschikbaar en gebruikt:

'Bladel, op weg naar de toekomst'

Structuurvisie plus gemeente Reusel-De Mierden

Structuurvisie plus gemeente Eersel

Structuurvisie plus Oirschot

Structuurvisie plus gemeente Deurne

Structuurvisie plus gemeente Bergeijk

Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld gemeente Gemert Bakel

Structuurvisie plus Laarbeek

Groenstructuurplan Eindhoven

Groenstructuurplan Helmond

Structuurvisie Valkenswaard

Structuurschets 2001-2005 gemeente Best

Structuurvisieplus gemeente Asten (in aanzet)

Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld gemeente Cranendonck

Structuurvisie plus gemeente Heeze-Leende

Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld gemeente Someren

3. Milieu

De belemmeringenkaart milieu geeft inzicht in aspecten die vanuit milieu randvoorwaarden kunnen stellen

aan ruimtelijke ontwikkelingen cq stedelijke ontwikkelingen. Een uitgebreid pakket van items is

geïnventariseerd.

Op de kaart zijn opgenomen:

. Waterwingebieden

. 25 jaarzone vastgesteld en in inspraak

. 100 jaarszone in inspraak

. boringsvrije zone

. stiltegebieden

. habitat- en vogelrichtlijngebieden

. intensivering landbouw

. bedrijventerreinen a-inrichting

. stortplaatsen

. buisleidingen

. nato-olieleiding

. militair terreinen

. veiligheidszone munitiecomplex (Czone)

. 35 KE geluidcontouren

. 57 BKL-zones

. Bouwhoogtebeperking bij vliegvelden

. Hoogspanningsleidingen

. Spoorwegen (i.v.m. externe veiligheid)

. Wegennet (i.v.m. externe veiligheid)

. Knelpunt NO2 vervuiling sanering woningen

. Bebouwing

Bijlage 3. Toetsing ruimte behoefte aan Plankaart

Woningbouwtaak Stedelijke regio

Vinex Woningbouwtaak Woningbouw Doorkijk Extra

opgave

(BOR)

2000-2005 2005-2015 2015-2020 2020-2030

Vinex

Aarle-Rixtel 101 * * *

Best 1113 1973 773 1074

Eindhoven 5793 7824 3103 9073

Geldrop - 713 1730 600 689

Mierio

Helmond 4359 5305 2305 4500*

Nuenen c.a. 226 1128 453 164

Son en 405 462 130 65

Breugel

Valkenswaard 563 1101 308

Veldhoven 1197 2378 703 162

Waalre 277 565 115 25

Totaal 14747 22.466 8.490 11.252

* Aarle-Rixtel is onderdeel van laarbeek

* Helmond maakt geen onderdeel uit van de BaR afspraken

Toelichting:

(3.820-1.973-773)

(20.000-7.824-3.103)

(3.019-1.730-600)

(geen BaR!)

(1.745-1.128-453)

(657-462-130)

(3.835-2.378- 703)

(705-565-115)

BOR afspraken

(Bron: rapportage regionale samenwerking in het stedelijk gebied regio Eindhoven, Utrecht 4 december 2003, Andresson

Ellfers Felix)

Eigen en aanvullende opgave woningbouw 2005-2030

Eigen opgave Aanvullende opgave

woningbouw (aantal) woningbouw (aantal)

Eindhoven 20.000 - 10.000

Son 657 3.000

Veldhoven 3.835 2.000

Best 3.820 2.000

Nuenen 1.745 1.500

Waalre 705 1.000

Geldrop/Mierlo 3.019 500

Andere gemeenten

Totaal 33.781 0

De aanvullende opgave is de BaR afspraak van betreffende gemeenten om 10.000 woningen voor

Eindhoven (eigen opgave Eindhoven) te bouwen (omdat daar in Eindhoven geen plek voor is). Dit naast de

eigen opgave in betreffende gemeenten zelf.

PM. Demografische onderbouwing gegevens BaR ontbreekt vooralsnog.

Woningbouwtaak Landelijke regio

Groot Kempen, Heeze-Leendel Cranendonck en De Peel

Gemeenten 2000-2005 2005-2015 2015-2020

Bergeijk 409 620 260

Bladel 340 603 258

Eersel 363 518 223

Oirschot 323 680 280

Reusel- De 270 535 235

Mierden

Sub-totaal 1705 2956 1256

Cranendonck 441 500 190

Heeze- 199 288 118

Leende

Sub-totaal 640 788 308

Laarbeek 426 755 300

Gemert-Bakel 534 1145 500

Deurne 706 833 333

Asten 486 725 310

Someren 284 633 288

Sub-totaal 2436 4091 1731

Totaal 4781 7835 3295

WONEN

Stedelijk gebied Uitbreiding Inbreiding Totaa12005-2015 Behoefte 2005-2015 T ekortJoverschot

Sonniusdriehoek 200

Son 400 600 462 138

Best noord 2300

Best oost 3000

Best 1000 6300 1973 4327

Veldhoven noord 600

Veldhoven west 900

Veldhoven 2500 4000 2378 1622

Waalre-(noord) 1000 600 1600 565 1035

Valkensw. (zuid) 300 1300 1600 1101 499

Geldrop (west) 150 100

Mierio LuQen 1000 10

Geldrop-Mierlo 1260 1730 -470

Nuenen (west) 1500 400 1128 1128 0

Brandevoort 2* 3000

Brandevoort 3 500

Goor 1000

Helmond 2500 7000 5305 1695

Lungendonk* 1500 1500 1500

Meerhoven* 2000

Eindhoven 9000 11000 7824 3176

Lieshoutsche B* 1000

Hooge Akkers 400

Laarbeek 50 1450 755 695

Totaal 20350 17860 37438 23221 14217

* Lungendonk; eigen behoefte Someren niet meenemen voor deze locatie

* Lieshoutse Beemden; toevoegen aan stedelijke regio

* Brandevoort 2 en Meerhoven; harde plancapaciteit

BaR overschot 9828 woningen

Helmond e.o. overschot 3890 woningen

WONEN

dec-04

Stedelijk gebied Uitbreiding Inbreiding Totaal 2005-2030 Behoefte 2005-2030 T ekortJoverschot

Sonniusdriehoek 200

Son 400 600 675 -75

Best noord 2300

Best oost 3000

Best 1000 6300 3820 2480

Veldhoven noord 600

Veldhoven west 900

Veldhoven 2500 4000 3835 165

Waalre-(noord) 1000 600 1600 705 895

Valkensw. (zuid) 300 1300 1600 191

Geldrop (west) 150 100

Mierio Lugen 1000 10

Geldrop-Mierlo 1260 3019 -1759

Nuenen (west) 1500 400 1900 1745 155

Brandevoort 2 3000

Brandevoort 3 500

Goor 1000

Helmond 2500 7000 12110 -5110

Lungendonk 1500 1500 1500

Meerhoven 2000

Eindhoven 9000 11000 20000 -9000

Lieshoutsche B* 1000

HooQe Akkers 400

Laarbeek 50 145~ 395

Totaal 20350 17860 38210 48373 -10163

* Lungendonk; eigen behoefte Someren niet meenemen in de berekening

* Lieshoutse Beemden; toevoegen aan stedelijke regio

doorkijk 2015- 2030 ontbreekt

BaR tekort:

Tekort Helmond e.o.

-7139 woningen

-3215 woningen

Bedrijventerreinen taak Stedelijke regio

Overzicht zachte plannen STEDELIJKE REGIO uit tussenrapportage Werken, aangevuld cursief met nieuwe locaties uit

ti . f: / k h (9 1203)

con rontatle ase wor s ops

Gemeente nieuwelzacht plannen overige evt. plannen vlgs RSP Evt. nieuwe locaties n.a. v. ontw. stadium nw plan Oppervlakte Opp. netto Segmentering start jaar

vlgs opgave Etin Enq.2003 1997 en RBSV 2000 confrontatief ase NettolBruto Uit te werken uitgifte

Geldrop Uitbreiding Spaarpot locatie in studie 3,5 ha nertto 3,5 2004

Bogardeind -A67 plan in voorbereiding 2,7 ha netto 2,7 2003

De Hooge Akker 11 voorontwerp plan 4,3 ha netto 4,3 2003

Nuenen Eeneind west plan in voorbereiding 30 ha netto 30 2008

Uitbreiding Eeneind voorontwerp plan 7 ha netto 7 2004

Valkenswaard Valkenswaard Zuid locatie in studie 35 netto 35 Onbekend

Mierio Noordzijde Geldropsew. plan in voorber; 3 netto 3 na 2003

Laarbeek Deense Hoek 20 20 Onbekend

Waalre -- Ekenrooij Noord; hoogwaardige -- 10 bruto 7 --

bed

Veldhoven De Run 2000+ 7000 locaties in studie 10,5 netto 10,5 Onbekend

Habraken plan in voorbereiding 80 bruto 56 2004

Noordrand ggk globaal ontwerp 3,5netto 3,5 2003

Best Uitbreiding 't Zand ) plan in voorbereiding 3,5 ha 3,5 2004

Heide Oost (gk. Onthouden 0 0

Son en Breugel Geen Sonniuswijk - 140 100 Onbekend

Helmond Berenbroek locatie in studie 50 bruto 35 2006

(Asten) Idem 200 bruto 140

Zuidwillemszone/Diesdonk

Scheepstai 30 netto 30

Eindhoven BEA2 locatie in studie 50 netto 50 Onbekend

Esp Noord locatie in studie 30 ha. bruto 21 Onbekend

zie Oirschot, Strijpse Kampen Idem 50bruto 35

TOTAAL NETTO 597

Bedrijventerreinen taak landelijke regio

Overzicht zachte plannen landelijke regio' s

TI t f f; / k h (9 12 03)

uit tussemapportage Werken, aangevuld cursief met nieuwe locaties uit

con ron a Ie ase wor s ops.

HEEZE-LEENDE Nieuwe Izachte plannen overige evt. plannen vlgs Evt. nieuwe locaties n.a.v. ntw. Stadium nw plan oppervlakte Opp. netto start jaar Segmentering

CRANENDONCK vlgs opgave Etln Enq.2003 RSP 1997 en RBSV 2000 onfrontatiefaselworkshops nieuwe plannen Tbv subregio uitgifte Nader te bepalen

Bruto/netvto HL-CR IDlannina

Cranendonck DIC plan in voorbereiding 100 ha bruto 0 *) onbekend

(airpark 2 al meegenomen bij ) 0

harde plannen)

Airoark 3 en vo/oende 401?1 28 I?)

Heeze Leende -- PM -- PM -- --

TOTAAL 28 (1)

GROOT KEMPEN Nieuwe Izachte plannen overige evt. plannen vlgs Evt. nieuwe leGaties n.a.v. ntw. Stadium nw plan oppervlakte Opp. bruto start jaar

vlgs opgave Etin Enq.2003 RSP 1997 en RBSV 2000 Confrontatief ase nieuwe plannen Tbv subregio uitgifte

Bruto/netvto De KemDen IDlannlna

OIrschot Scheper fase 2 locatie in studie 20 ha bruto 14 ha onbekend

Strijpse Kampen Idem (Strijpse Kampen) 0

Noord(grens

aebied met Ehv.

Bergeijk Uitbreiding Waterlaat Locatie uit structuurvisie 19 bruto 13 --

Uitbreiding

LeemskuilenlWesterhoven Deels uit structuurvisie 10 ha bruto 7

Bladel Kempisch bedrijvenpark voorontwerp 166/63 63 onbekend

Reusel De Kleine Hoeven plan in voorbereiding 10 netto 10 2004

Mierden

Eersel Meerheide 11 plan in voorbereiding 4,5 ha netto 4,5 2003

Meerheide (uitbr) 25 ha bruto 17,5

Totaal 129

DE PEEL Nieuwe Izachte plannen overige evt. plannen vlgs Evt. nieuwe leGaties n.a.v. ntw. Stadium nw plan oppervlakte Opp netto start jaar

vlgs opgave Etin Enq.2003 RSP 1997 en RBSV 2000 Confrontatief ase nieuwe plannen Tbv subregio uitgifte

Bruto/netvto De KemDen IDlannina

Deurne Binderen Zuid Ontwerp afgekeurd 0 0 7

MOB complex (etin 2000) Idem mob Locatie in studie 15 netto 15 ha 7

Uitbreiding spoorzonbruto 7 ha

laarbeek Bemmer 4 locatie in studie 20 ha netto 20 ha 2006

Van Thiel Herstructurering 87 6 ha

Locatie li2 ha

Deense Hoek 0 (stadsregionale 0

behonetto 15 onbekend

Toevoeging Wolfsveld oost 3 bruto 2

Uitbreiding Hilakker plan in voorbereiding 4 3 onbekend

Locatie Pee/dijk 6 4

Sameren -- Someren Eind en Someren plannen in voorbereiding 11 ha 11 onbekend

Dom

Asten Bedrijventerrein Campina voorontwerpplan 3,5 netto 3.5 2003/2004

Zuldwillemszone Behoefte stadsregio 0 0

(grensgebied tegen

Helmond

Nieuw terrein Asten Someren 100 (?) 70

??

Totaal 133,5

Bijlage 4. Legenda DRS- en plankaart

4.1. Aard en schaalniveau van het RSP

Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) en het Programma voor de regio komen samen in dit RSP.

Het programma is ingepast in het DRS. De plankaart van dit plan is het ontwikkelings- en toetsingskader voor

gemeentelijke planvorming. De plankaart bestaat uit een meer duurzaam deel, het DRS, en een dynamisch

deel, het programma. Periodiek stelt de provincie een nieuwe prognose op voor de behoefte aan woningbouw

en bedrijventerreinen. Op basis van nieuwe prognoses, monitoring en evaluatie kan het nodig zijn het

programma aan te passen. Binnen het duurzame kader van de plankaart (het DRS) kunnen dan, indien nodig,

nieuwe ruimten gevonden aangegeven worden die voorzien in de ruimtebehoefte. Gedeputeerde Staten zijn

bevoegd om zonder ter inzage legging het plan aan te passen. Alvorens het plan te wijzigen vragen zij wel

advies hierover aan de PPC. In het geval dat wijziging van het programma leidt tot aantasting van het

landschappelijk raamwerk is herziening van het RSP nodig volgens de normale procedure.

Het RSP en het Streekplan vormen samen het regionale en provinciale ruimtelijk beleid voor Zuidoost

Brabant. Het beleid in het RSP vervangt het Streekplan niet, maar werkt het op onderdelen uit. In dit plan

wordt uitwerking gegeven aan de verstedelijkingsopgave m.b.t. het wonen en werken (in de stedelijke regio

inclusief infrastructuur en een groen programma ), binnen de leidende principes uit het Streekplan (zie

paragraaf 1.3). Dit betekent dat het beleid voor bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen,

golfbanen, landgoederen, recreatie en semi-agrarische bedrijvigheid in het Streekplan staat.

Het plan heeft een globaal karakter. De aanduidingen op de kaart die samen het duurzame

ontwikkelingskader vormen, hebben alleen betekenis op een schaal 1 :50.000.

In het algemeen geldt voor de aanduidingen die op de Plankaart en overige kaarten zijn aangegeven dat deze

indicatief en globaal van karakter zijn. Een nadere begrenzing van de gebieden dient op perceelsniveau

plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan. Op deze manier blijft het onderscheid tussen

regionale en gemeentelijke planvorming behouden en heeft het regionale plan een flexibel karakter. In de

tekst van dit plan is beschreven op grond van welke waarden en kansen de grenzen in het plan zijn

getrokken. Soms ligt een grens op een herkenbare structuur in het landschap, zoals een weg of een beek

aangegeven op de DRS-kaart 1 :50.000. In dat geval is er weinig of geen speelruimte bij de vertaling naar

perceel niveau. In andere gevallen wordt een marge aangehouden die gerelateerd is aan het schaalniveau

van het plan3 . In hoofdstuk 4 wordt in hoofdlijnen en in hoofdstuk 7 wordt per deelgebied beschreven met

welke waarden bij eventuele verschuivingen rekening moet worden gehouden. Bij het opstellen van het

bestemmingsplan dient zorgvuldig rekening te worden gehouden met de aanwezige waarden.

Het programma is abstract (met symbolen als vierkantjes en rondjes) aangegeven op de kaart omdat in het

kader van de gemeentelijke planvorming het ruimtelijk ontwerp voor de verschillende bouwlocaties moet

worden opgesteld. Een aanduiding met een grote van 5 hectare is de kleinste die op dit schaal niveau nog

relevant en leesbaar is. Zo is op de kaart leesbaar in welk gebied binnen de planperiode een stedelijke claim

ligt en hoe groot die claim is. Ontwikkelingen die kleiner zijn, zijn niet op de plankaart vastgelegd. Ze worden

toegelicht (voorzover gewenst) in de tekst en op overige afbeeldingen.

4.2. DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader

Het duurzame deel van de plankaart (het DRS) is samengesteld uit het landschappelijk raamwerk, de

stedelijke structuur en de infrastructuur.

De plankaart vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Een belangrijk element van de

plankaart is het landschappelijke raamwerk. Met het landschappelijke raamwerk zijn de groene en de blauwe

kwaliteiten van het gebied aangegeven die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen

stedelijke functies gesitueerd worden. De identiteit en kwaliteit van het landschap en het infrastructureel

netwerk is sturend voor de ontwikkeling van de steden en dorpen. Stedelijke ontwikkelingen kunnen

3 Bij een schaal van 1 :50.000 is een lijn met een dikte van één millimeter op de kaart in werkelijkheid een strook met een

breedte van vijftig meter. Een indicatieve lijn op de kaart is niet op de millimeter nauwkeurig getekend, maar geeft wel

binnen een marge van enkele millimeters aan waar de begrenzing van het vlak ongeveer ligt.

locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en andere stedelijke functies worden gepland. Voor deze

gebieden blijft het vigerende planologisch (Streekplan)beleid en het gemeentelijk bestemmingsplan voor het

buitengebied van kracht. Vooruitlopend op een eventuele planmatige stedelijke ontwikkeling worden er geen

mogelijkheden gecreëerd voor nieuwbouw van incidentele woningen of bedrijven welke niet aansluiten op het

bestaand stedelijk gebied en blijven bijvoorbeeld ook de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande niet-

buitengebied gebonden bedrijven beperkt. Het is belangrijk dat deze gebieden ook in de toekomst geschikt

blijven voor uitbreiding van het stedelijk gebied en niet verworden tot zogenaamde rommel- of gedoogzones

voor ontwikkelingen die niet in het buitengebied thuishoren.

Binnen de stedelijke regio zijn twee soorten zoekgebieden voor verstedelijking onderscheiden, namelijk

'transformatie afweeg baar' en 'integratie stad-land'.

Transformatie afweeg baar:

De aanduiding transformatie afweeg baar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk

grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig

ruimtegebruik) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. Aanvullende

voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen binnen deze gebieden moeten voldoen zijn:

. De voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur

van de kern

. Bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied

en de omgeving.

. Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan.

Hierbij vormen de vijf leidende principes uit het Streekplan de basis (zie 1.3).

Integratie stad-land

Verstedelijking is in deze gebieden afweeg baar indien verweving van stedelijke- en landelijke functies op een

creatieve en doordachte wijze gelijktijdig plaatsvindt. Een in omvang beperkte stedelijke ontwikkeling moet

samengaan met landschapsontwikkeling in het gebied. Een integrale visie op het gebied is nodig om de

integratie van stad- en land veilig te stellen.

Transformatie afweeg baar onder voorwaarden Streekplan

In deze gebieden is transformatie van functie en inrichting alleen afweeg baar indien voldaan is aan de

volgende randvoorwaarden: uit onderzoek bij de totstandkoming van dit plan is gebleken dat uitbreiding van

het stedelijk ruimtebeslag hier nodig is omdat er zwaarwegende belangen aan ten grondslag liggen. Ook is uit

onderzoek gebleken dat er geen goede alternatieve locaties zijn buiten de GHS en de AHS-Iandschap, of

andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt voorkomen. Bij de

bestemmingsplan procedure dient inzichtelijk gemaakt te worden dat de aantasting van natuurwaarden en de

aanwezige landschapswaarden tot het minimum wordt beperkt. De overblijvende aantasting dient te worden

gecompenseerd overeenkomstig het provinciale compensatie beleid. Hiervoor zijn een drietallocaties

gekozen in afwijking van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld. Het betreffen de locaties Sonniuswijk (met

uitwerkingskader 'strategische gebiedsontwikkeling', zie 6.3), Lieshoutse Beemden en Hooge Akkers.

4.3. Verstedelijking

Het deel van het verstedelijkingsprogramma waarvoor geen ruimtelijke mogelijkheden gevonden kon worden

binnen het bestaand stedelijk gebied staat indicatief aangegeven binnen de verschillende zoekruimten voor

verstedelijking op de plankaart voor zover het ontwikkelingen betreft die meer dan 5 hectare ruimtebeslag

omvatten. Weergave op de plankaart betekent dat Gedeputeerde Staten er van uit gaan dat binnen de

plan periode de betreffende locatie in de betreffende omvang wordt gerealiseerd. In beginsel is dit het

afspraken kader dat Gedeputeerde Staten met de gemeenten hebben gemaakt. Het beleid is erop gericht de

realisering van de locaties te ondersteunen en te stimuleren. Indien een gemeente uiteindelijk toch afziet van

de betreffende ontwikkelingslocatie dan wordt dit besproken in het regionaal planningsoverleg (in de landelijke

regio alleen als het een werklocatie betreft). In overleg wordt bezien of een nieuwe verstedelijkingslocatie

moet worden aangewezen. Gedeputeerde Staten zullen zo nodig het plan aanpassen.

De volgende stedelijke ontwikkelingen zijn onderscheiden:

Te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied

Bedrijventerrein of woongebied groter dan 5 hectare. De maat van de aanduiding op de plankaart past bij de

omvang van het programma.

Te reserveren bedrijventerrein

De ruimte die eventueel eerder in ontwikkeling mag worden genomen als uit monitoring van het

bedrijventerreinbeleid en het bijbehorende beleid voor efficiënt ruimtegebruik blijkt dat het nodig is binnen de

planperiode meer bedrijventerrein aan te leggen

Binnenstedelijke bouwlocatie

Een grote woningbouwlocatie (vanaf ca. 100 woningen) in het bestaand stedelijk gebied, die buiten de

herstructureringsgebieden en gebieden voor centrumontwikkeling ligt.

Stedelijk knooppunten

Op de plankaart zijn 'stedelijke knooppunten' aangegeven. Dit zijn tevens knooppunten van vervoersystemen.

Er wordt een onderscheid gemaakt naar van knooppunten met de aanduiding IC (InterCitystatrion) en zonder.

Op Stedelijke knooppunten met de aanduiding IC wordt ontwikkeling van intensieve vormen van werken met

meervoudige en publieke functies voorgestaan.

Strategische locatie op lange termijn

Dit is een ruimtelijke mogelijke strategische locatie voor de lange termijn. Het kan zowel een woon- als

werklocatie betreffen. Indien in de tijd het nut en noodzaak daartoe zijn aangetoond kan deze locatie

ontwikkeld worden onder de voorwaarden zoals die beschreven zijn in paragraaf 4.2.1

Strategische gebiedsontwikkeling

Dit betreft een gebied waarvoor een complexe ontwerpopgave ligt. Een omvangrijke nieuwe stedelijke

ontwikkeling zal in samenhang met het omringende landschap, de infrastructuur en de bestaande stad

ontwikkeld moeten worden. Die uitwerking is nodig alvorens concrete bestemmingen voor stedelijke functies

op het gebied kunnen worden gelegd. In hoofdstuk 7 staat nader beschreven hoe met deze strategische

gebieden wordt omgegaan.

4.4. Infrastructuur

Op de plankaart is de voor de regio belangrijke bestaande infrastructuur aangegeven. Daarnaast is de

infrastructuur die binnen de planperiode aangelegd gaat worden aangegeven als infrastructuur in ontwikkeling

of in studie. Realisering hiervan wordt voorgestaan voor de ontwikkeling van een goed functionerend

vervoersysteem. In hoofdstuk 4 is beschreven om welke ontwikkelingen het gaat in deze regio.

4.5. landbouw

Op de kaart zijn de voor de stedelijke regio relevante landbouwontwikkelingen aangegeven zoals nadere

begrenzing van de vestigingsgebieden glastuinbouw. Voor deze gebieden geldt het Streekplanbeleid. De

locaties voor intensieve veehouderij worden voor zover ze voortkomen uit het reconstructieplan en voor de

stedelijke regio relevant zijn indicatief op de plankaart aangegeven. Het beleid dat hiervoor geldt, staat in de

betreffende reconstructieplannen.

Uw Reactie
Uw Reactie