- Bestuur
- Commissiestukken Implementatieplan en garantieverklaring experiment G26
Commissiestukken Implementatieplan en garantieverklaring experiment G26
Documentdatum | 08-03-2004 |
---|---|
Bestuursorgaan | Commissie Samenleving en Economie |
Documentsoort | Commissiestukken |
Samenvatting |
Behoort bij agenda nr. SV~ datum vergadering 8- 3-04 Gemeen te H Commissie-format Verzoek College van 8 en W voor Commissiebehandeling. Vastgesteld in 8 en W vergadering van: 17 februari 2004 Onderwerp: Vaststelling Implementatieplan en afgifte Garantieverklaring i.h.k.v. experiment G26 bevordering doorstroom vanuit gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid. Inhoud: De gemeente heeft een Convenant Agenda van de Toekomst gesloten met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In het landelijke convenant is een bedrag van ¿ 13.000.000.- opgenomen voor een gezamenlijk G26 experiment. In G26 verband is de afspraak gemaakt deze middelen in te zetten voor bevordering doorstroom vanuit gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid. Voor de gemeente Helmond is in dat kader een bedrag ad ¿ 243.020,- beschikbaar. De hoogte is afgeleid van de toegekende budgetten van de voormalige Wlw en Besluit ID. Voor de inzet van de middelen moet een Implementatieplan ingediend worden bij de gemeente Hengelo. De gemeente Hengelo fungeert als contactgemeente namens de G26 naar het ministerie. Bijgaand wordt u het . gezamenlijk G26 project alsmede het Implementatieplan 'Kansen zien en benutten' aangeboden. Gelet op de eventuele risico's die kunnen optreden als gevolg van een onjuiste uitvoering van het experiment respectievelijk implementatieplan en het eventueel achterblijven van resultaten, wil de gemeente Hengelo een garantieverklaring voor deze risico's voorzover het de gemeente Helmond betreft. Dit om te voorkomen dat de gemeente Hengelo hierop wordt aangesproken. Financiering: De financiering betreft deels extra rijksmiddelen (subsidie) die tot maximaal ¿ 243.020,- ingezet kunnen worden en die op basis van resultaat worden afgerekend. Inzet vindt plaats overeenkomstig gestelde criteria in experiment en implementatieplan. Het totale plan gaat uit van een bedrag ad ¿ 288.700.-. Er is een bedrag ad ¿ 243.020,- aan subsidiale middelen vanuit de Agenda voor de Toekomst beschikbaar. Het verschil ad ¿ 45.680.- wordt bekostigd uit het werkdeel Wwb 2004. Door het college is bijgaand concept Implementatieplan 'Kansen zien en benutten' vastgesteld. Voorts is door het college besloten een garantieverklaring tot een bedrag ad ¿ 243.020.- m.b.t. activiteiten in het kader van experiment en Implementatieplan Kansen zien en benutten af te geven. De gemeenteraad voorstellen begrotingswijziging 52 vast te stellen. Met dit verzoek mee te zenden stukken: Gezamenlijk G26 project Kansen zien en benutten en het Implementatieplan Kansen zien en benutten. Het college van 8 en W verzoekt: om behandeling in de raad op 6 april 2004 waarbij rekening gehouden dient te worden met de adviezen van: de commissie MO op 11 maart 2004. en ter kennisname in de commissie SE op 8 maart 2004. Implementatieplan Pagina 1 van 2 Gemeen te Helmond DIENST SAMENLEVING EN ECONOMIE , ;; f' f Kansen zien en benutten Experiment bevordering doorstroom vanuit gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid Lh.k.v. Agenda voor de Toekomst Implementatieplan december 2003 ..; Inhoud Inlaiding[[[3 Aanleiding en achtergrond ................'[[[3 Probleemstelling voor de gemeente [[[3 De urgentie van nieuw beleid[[[3 Omvang situatie ...,..... ..... ...... .......... ............ .... ............ ..... ..... [[[ ....... ....4 Iets over het aantallD- en WIW-banen[[[ 4 Iets over de maatschappelijke relevantie van gesubsidieerde banen ............,.................................... 4 Deelproject Helmond. ....... ....... .................... .... ....................... ....... .... .... ...... ..... ........ .... ...................... ......4 Inzet activiteiten ........... .................... ............ ...... ...,.............. ....... ................................. """"""""" ......4 Nieuwe uitstroomgerichte reïntegratia-instrumenten......................... .......... """"""""""'" ............... ...... 6 Inleiding Aanleiding en achtergrond In het door de gemeente Helmond met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesloten convenant in het kader van de Agenda voor de Toekomst is onder andere opgenomen een extra impuls van activering en uitstroom door middel van casemanagement te leveren. In het experimentvoorstel 'Kansen zien en benutten' wordt een voorstel gedaan voor activiteiten gericht op doorstroom vanuit gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid. De gemeente onderschrijft de uitgangspunten in dit experimentvoorstel. In de Agenda voor de Toekomst is een uitstroompercentage van 30% opgenomen. Deze 30% is vastgesteld in een periode met gunstigere economische omstandigheden. Dit betekent dat in de huidige situatie het lastiger zal zijn een uitstroom van 30% te realiseren. De gelden beschikbaar voor de uitvoering van het exper!ment zullen worden ingezet om de uitstroomtaakstelling te realiseren. Probleemstelling voor de gemeente Het gegeven is nu dat op rijksniveau van de gemeenten een veel sterkere focus op reïntegratie wordt verlangd om daarmee het aantal gesubsidieerde banen te verminderen ten gunste van reguliere banen. Het directe neveneffect daarvan is echter dat een groot aantal maatschappelijk relevante, goedkope banen op de tocht komt te staan. Na meer dan tien jaar groei worden gemeenten en maatschappelijke instellingen voor het eerst geconfronteerd met een beleid dat inkrimping van deze banen vergt. Dit moet vorm krijgen, zowel door reductie van het absolute aantal, alsook door het leggen van grotere nadruk op reïntegratie. Voor deze banen moet immers veel sterker dan tot nu toe de uitstroomkans maatgevend worden en niet de maatschappelijke relevantie van de verrichte arbeid. Ook kan het gevolgen hebben voor de mensen die nu deze banen bezetten. . Een en ander plaatst de gemeente Helmond voor de nadrukkelijke vraag: hoe balans te brengen tussen de gewenste grotere nadruk op reïntegratie bij gesubsidieerde arbeid en hoe om te gaan met de bredere maatschappelijke effecten daarvan. De gemeente is per 1 januari 2004 verantwoordelijk voor de invulling van het beleid en is bovendien financieel risicodrager. Hoewel het Rijk in hoge mate de koers en de marges voor het gemeentelijke beleid heeft bepaald, wordt de gemeente daarop afgerekend, zowel maatschappelijk als financieel. Dit vergt een zorgvuldig en helder vormgegeven beleid met een herkenbaar evenwichtige benadering langs twee sporen: . inzet van reïntegratiemiddelen primair voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, namelijk toeleiding van mensen met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt naar regulier werk; . oog voor de maatschappelijke relevantie van gesubsidieerde arbeid voor meer doelen dan alleen de reïntegratie. De urgentie van nieuw beleid Per 1 januari 2004 is de nieuwe Wet Werk en Inkomen in werking getreden. Daarmee is de Algemene Bijstandswet komen te vervallen, evenals een aantal specifieke regelingen, met name ook die voor ID- en WIW-banen. Als de gemeente Helmond haar verantwoordelijkheid nu niet oppakt, dan ontstaat er een ongewenst beleidsvacuOm: . de betrokken werkgevers en werknemers weten niet waar zij aan toe zijn; . de maatschappelijke doelen die thans met de inzet van gesubsidieerde banen zijn gediend komen in de lucht te hangen; . de gemeente loopt onaanvaardbare risico's. Zorgvuldig handelen van de gemeente vraagt niet alleen het tijdig gereed hebben van nieuw beleid, om te voorkomen dat het geschetste vacuOm ontstaat, het vergt tevens een tijdige voorbereiding daarvan in dialoog met alle betrokkenen. Daarbij doet zich de complicatie voor dat de termijn waarop dit alles moet gebeuren uiterst kort is. Implementatieplan Kansen zien en benutten Gemeente Helmond 3 Omvang situatie AantallD- en WIW-banen enomen. Totaal Helmond 463.46 De maatschappelijke relevantie van gesubsidieerde banen De maatschappelijke relevantie van de gesubsidieerde arbeid is tweeërlei: . het nut van de arbeid die wordt verricht voor bredere maatschappelijke doeleinden . de betekenis van de baan voor de werknemer die ze bezet. Beide aspecten komen hierna, met name voor de JO-banen, kort aan de orde. Het merendeel van . werknemers gesubsidieerde arbeid is werkzaam in het onderwijs, in toezicht in de sfeer van veiligheid en leefbaarheid, in de zorg en in de welzijnssector. In beperkte mate is er sprake van banen in de cultuursector, in sport en recreatie en in de natuur- en milieusector. In de onderstaande tabel is dit inzichtelijk gemaakt. Het betreft vooral banen in de toezichthoudende, administratieve, verzorgende en technisch-uitvoerende sfeer; relatief eenvoudige, maar zinvolle banen, omdat hiermee de vaak zwaar belaste, reguliere arbeidskrachten flink ontlast worden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de spreiding van deze banen. Sector waarin de banen zijn ingevuld Procentueel Overheid (Gemeente Helmond) 7% WerkvoorzieninQ 2% Toezicht veiligheid en leefbaarheid (Stadswacht Helmond) 18 % Onderwijs 28% Zorainstellinaen .. 19% Professionele welziinsinstellinQen 14% OveriQe welzijnssector 3% Culturele instellinQen 2% Overiae instellihQen (sport, recreatie, natuur en milieu, etc.) 5% Het is de vraag in hoeverre de (kleinere) werkgevers in de genoemde sectoren, in staat zullen zijn de kosten voor de JO-banen van in totaal bijna 6,4 miljoen euro binnen een termijn van 3 a 4 jaren voor een substantieel deel op te brengen. Dit in het perspectief van de nadrukkelijke eis om de gesubsidieerde banen op termijn in reguliere banen om te zetten. Voor de werknemer zijn de gesubsidieerde banen in meerdere opzichten van betekenis. Er is niet alleen sprake van een zinvolle, reguliere dag besteding samen met andere collega's in 'gewone' banen, maar ook van een zinvolle bijdrage aan maatschappelijk relevant werk. Dit bevordert het gevoel van eigenwaarde en brengt, mits goed begeleid, het zicht op meer volwaardige arbeidsdeelname dichterbij; immers (start- )kwalificaties worden vergroot en uitstroomkansen wordeh bevorderd. Dit is des te meer van belang, omdat het veelal mensen betreft met grote afstand tot de arbeidsmarkt, die deze afstand niet zomaar op eigen kracht kunnen overbruggen. Deelproject Helmond. Het voor de gemeente Helmond beschikbare budget bedraagt ¿ 243.020.-. Inzet activiteiten " Binnen de looptijd van het experiment tot 2006 stelt de gemeente zich als taakstelling overeenkomstig de Agenda voor Toekomst een (streef)percentage van 30% uitstroom uit de gesubsidieerde arbeid te . realiseren. Dit betekent een uitstroom realiseren van 92 10 werknemers (30% van 306,46) naar een reguliere baan. Van de in totaal 463,46 werknemers gesubsidieerde arbeid wil de gemeente een uitstroom van 139 personen (30% van 463,46) realiseren per 1 januari 2006. Implementatieplan Kansen zien en benutten Gemeente Helmónd 4 .. \. Met name in de ID baan en gedeeltelijk Wiw (o.a. ex-banen poolers) zitten werknemers vast in een gesubsidieerde baan. Voor hen zal het zeer moeilijk worden, ondanks verbetering kwalificaties, om een plaats te verwerven op de reguliere arbeidsmarkt. Een deel van de werknemers in de gesubsidieerde arbeid (ID en Wiw) zal door verbetering van kwalificaties voldoende capaciteiten kunnen verkrijgen om regulier werk te verrichten. Op individueel niveau moet dan worden gewerkt aan verbetering van startkwalificaties. Daartoe wordt tussen gemeente (c.q. reïntegratiebedrijf), werkgever en werknemer een individueel contract gesloten. In dit contract zijn doelstellingen, rechten en plichten opgenomen. Gelet op beperkte beschikbare middelen zal in eerste instanties een beperkt aantal werknemers een analyse inclusief loonwaardebepaling uitgevoerd worden op potentiële mogelijkheden. Middels trajecten ter verbetering van kwalificaties worden werknemers vervolgens beschikbaar gemaakt voor de reguliere arbeidsmarkt. Voor die werknemers waarbij loonwaarde verhoging plaats vindt en dit uiteindelijk, ondanks het streven, niet leidttot uitstroom, zal door de werkgever een hogere eigen bijdrage in de loonkosten opgebracht moeten worden. De ervaring die hiermee opgedaan wordt zal gebruikt worden als inzet bij verdere ontwikkeling van het nieuwe model gesubsidieerde baan volgens loonwaarde model. De gemeente wil integraal, derhalve ook op het deel dat niet uitstroomt, het loonwaarde model toepassen. De gemeente gaat er vanuit gedurende de looptijd van het experiment bij ongeveer 150 kandidaten een analyse inclusief loonwaarde vaststelling uit te voeren waaruit 100 trajecten voortkomen. Extra inzet Aard Omvang Bedrag Analyse werknemer (incl.loonwaarde vaststellina) 150 87.000.- Trajecten tOO 201.700.- De totale kosten overschrijden de voor de gemeent~ beschikbare experiment middelen. Het verschil zal worden vrijgemaakt uit het werkdeel Wwb. Voorts wil de gemeente bovenstaande aantallen als taakstelling neerzetten met dien verstande dat verschuiving kan plaats vinden in de aantallen indien tijdens de uitvoering daartoe de noodzaak gaat ontstaan in het kader van de randvoorwaarden en doelstellingen binnen het experiment in relatie met een optimaal resultaat. De gemeente wil zich vanuit het oogpunt van het experimentele karakter en het realiseren van een optimaal resultaat in relatie tot de inzet van middelen, niet vastleggen op het concrete aantal trajecten per aandachtsgebied, te weten vraagoriëntatie, regionale oriëntatie en klantoriëntatie. 1 Zie voor omschrijving van de punten onder a,b,c de nota 'Kansen zien en benutten' Implementatieplan Kansen zien en benutten Gemeente Helmond 5 Nieuwe u itstroomgerichte reïntegratie-instrumenten . In het perspectief van de nieuwe Wet Werk en Bijstand gaat het erom, met de beperkt beschikbare middelen een maximum aan rerntegratiebanen beschikbaar te hebben voor werkzoekenden. Dit betekent dat langjarig 'vaste' banen niet wenselijk zijn. Er zijn dan onvoldoende rerntegratiemogelijkheden, zeker bij een groeiend aantal werkzoekenden. Als er in de toekomst al 'vaste' banen in bepaalde sectoren en I of bij bepaalde maatschappelijk instellingen (blijven) bestaan, dan is dat eigenlijk alleen maar aanvaardbaar als deze door steeds weer nieuwe werkzoekenden worden bezet. De baan is dan 'vast', de werknemer stroomt door. Deze principes hebben geleid tot de ontwikkeling van een aantal, deels nieuwe arrangementen. Zoals weergegeven in de uitgangspunten, zijn maatWerkafspraken op basis van betrokkenheid en commitment van alle betrokkenen noodzakelijk om het nieuwe beleid ten aanzien van de huidige ID werknemers succesvol te laten zijn. Daartoe wordt de dialoog aangegaan, in eerste instantie met name met de werkgevers in de ID- en WIW-sector. . De gemeente wiJ zich ook richten op verdere ontwikkeling van onderstaande instrumenten die passen binnen de drie aandachtsgebieden. Loonwaardemodel met uitstroomperspectief Het loonwaardemodel met uitstroom perspectief is een instrument, waarbij de werkgever gedurende een beperkte tijd ervaring kan opdoen met een potentiële werknemer, zonder dat daarbij direct de volledige loonkosten voor zijn rekening komen. Het model gaat er van uit dat iedere werkzoekende een bepaalde arbeidscapaciteit heeft die wordt uitgedrukt in zijn of haar loonwaarde. Verondersteld wordt dat iedere werknemer minimaal 30% van het voor die functie geldende CAO-loon inclusief werkgeverslasten kan opbrengen. Met begeleiding en eventueel scholing moet dit in een periode van in principe 2 jaar verhoogd kunnen worden naar 100%. Omdat het leveren van maatwerk vooropstaat, worden het feitelijke percentage (de feitelijke loonwaarde) en de uiteindelijke periode afgestemd op de capaciteiten van de desbetreffende werkzoekende. Als extra ondersteuning kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de potentiële werknemer eerst werkoriëntatie en werkervaring te laten opdoen door te werken met behoud van uitkering (voorbereidingsovereenkomst zoals bedoeld in het experimentvoorstel). Dit omdat het startniveau voor sommige werkzoekenden aan de hoge kant kan zijn en de mogelijkheden niet altijd geheel duidelijk zijn. De periode waarin hiervan sprake is zou beperkt moeten blijven tot 6, hooguit 9 maanden. De werkgever wordt aldus niet direct met kosten geconfronteerd, waardoor de drempel om iemand aan te nemen wordt verlaagd. Na de gesubsidieerde periode van maximaal 2 jaar neemt de werkgever de werkzoekende in vaste dienst. Een en ander wordt vastgelegd in een contract, dat bij aanvang van de inhuurperiode wordt gesloten met werkgever en werknemer. Hierin zijn de doelstellingen, de termijnen en. de afwegingscriteria en -procedures helder en eenduidig vastgelegd. Door de gemeente zal, in samenwerking met rerntegratiebedrijven, acquisitie worden gepleegd om bedrijven te bewegen tot het beschikbaar stellen van zulke arbeidsplaatsen. Een goed instrument daarvoor is het sluiten van convenanten met of via brancheorganisaties. .~ 30% loonkostensubsidie 100% . \ ~ . werk mbv uitkering maximaal 2 jaar ~ Implementatieplan Kansen zien en benutten Gemeente Helmond 6 Drie soorten werkstages Kortdurend werk in ondersteunde, soms sterk aangepaste werksituaties biedt uitkeringsgerechtigden de mogelijkheid om te wennen aan werk en om op werk gerichte vaardigheden te ontwikkelen, danwel te behouden. Wanneer het aanbod van zulke werkstages, inclusief een intensieve persoonlijke begeleiding, goed is ontwikkeld, kunnen ook mensen met ernstige belemmeringen passende werkervaring opdoen, waardoor hun reïntegratie kansen aanzienlijk toenemen. Ervaringen opgedaan in verschillende reïntegratieprojecten laten steeds opnieuw zien dat de combinatie van werken, Ieren en een goede begeleiding 'op de werkplek' kans op succes biedt. Met name het behoud of herstel van een normaal dag- en werkritme is een eerste vereiste om (opnieuw) toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. Met het oog daarop kunnen werkstages een nuttige aanvulling op het huidige instrumentarium vormen. De verschillende soorten stages zijn als volgt te categoriseren: . 'gewone' werkstages, gericht op het behoud of opdoen van werkervaring, zoals 'Direct Werk', een concept waar tot nu toe goede resultaten mee geboekt worden (landelijk veel aandacht voor); . intensieve werkstages, gericht op arbeidstraining en werkgewenning voor zeer moeilijk plaats bare uitkeringsgerechtigden, zoals aangepaste arbeid en arbeidstraining bij de Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO); . . leerwerkstages, gericht op de vervulling van specifieke vacatures. De 'gewone' werkstages zijn bedoeld om de brede groep van uitkeringsgerechtigden contact te laten houden met werk. Een breed aanbod van stageplaatsen stelt uitkeringsgerechtigden bovendien in staat om verschillende typen werk in de praktijk uit te proberen, waardoor ze zich beter kunnen oriënteren op regulier werk. Dit motiveert uitkeringsgerechtigden om gebruik te maken van bij de werkactiviteiten aansluitende scholingen en trainingen. Werkstages kunnen op maat worden ingezet in individuele reïntegratietrajecten, maar kunnen ook systematisch worden aangeboden aan alle arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden als verplicht onderdeel van een reïntegratieprogramma. Het is zinvol om de duur van werkstages te beperken tot 6, hooguit 12 maanden, vooral wanneer er sprake is van werk met behoud van de uitkering. Als blijkt dat na deze periode geen bemiddeling naar regulier werk mogelijk is, dan is wellicht een intensieve werkstage geboden. De leerwerkstage is een kortdurende rekruteringstraject dat gericht is op de vervulling van specifieke vacatures. De trajecten worden in nauwe samenwerking met bedrijven of brancheorganisaties ontwikkeld en bestaan meestal uit een beroeps gerichte training en een stagefase. In leerwerkstages kunnen ook werktrainingen worden opgenomen, zodat uitkeringsgerechtigden met belemmeringen eveneens kunnen deelnemen. Met verschillende brancheorganisaties zijn inmiddels contacten gelegd om te komen tot maatwerk- arrangementen. Wanneer de gemeente erin slaagt om als onderdeel van het lokale reïntegratiebeleid een omvangrijk en continu rekruteringsprogramma te ontwikkelen, dan heeft dat voordelen voor alle betrokken partijen. Detacheringmodel met uitstroomperspectief Bij detachering treedt de uitkeringsgerechtigde in dienst bij de werkgever via een detacheringcontract dat een gespecialiseerd reïntegratiebedrijf voor hem I haar sluit. Het contract biedt een concreet uitstroom perspectief naar een reguliere baan na afloop van de detacheringperiode Het reïntegratiebedrijf neemt deze verplichting op zich. Daarmee wordt uitstroom uit de uitkering gerealiseerd. De werkgever vergoedt (een deel van) de loonkosten aan het reïntegratiebedrijf. Het overige deel van de loonkosten wordt vergoed door de gemeente. Voor deze constructie wordt per cliënt een overeenkomst opgesteld, analoog aan het contract bij het loonwaardemodel. In deze constructie bestaat eveneens de mogelijkheid een aantal maanden te werken met behoud van uitkering voordat de detacheringconstructie ingaat. Een aantal zaken verdient zeker nog verdere uitwerking; zoals fiscale en juridische vraagstukken. . Dit model sluit aan op het tussenwerkgeverschap zoals aangegeven in de experimentbeschrijving. Startsubsidie werkgever In de praktijk is er behoefte aan een instrument waarbij de werkgever een gering bedrag meekrijgt als tegemoetkoming in de aanloopkosten bij het aannemen van een werknemer vanuit een gesubsidieerde baan respectievelijk werkzoekende zonder baan. De werkgever wil in de praktijk vaak wel iemand aannemen maar wil niet dat de kosten voor de baten uitgaan. Een startsubsidie kan hierin Implementatieplan Kansen zien en benutten Gemeente Helmond 7 v. > -; soelaas bieden. Een dergelijk subsidie kan in hoogte variëren per werkgever. Ook dit instrument dient nog nader ontwikkeld te worden. Implementatieplan Kansen zien en benutten \ Gemeente Helmond 8 KANSEN ZIEN EN BENUTTEN EXPERIMENT BEVORDERING DOORSTROOM VANUIT GESUBSIDIEERDE ARBEID NAAR REGULIERE ARBEID " ) .- " " In het kader van: Ag.enda voor de Toekomst 2003-2006 Pijler Economie & Werk septerraber 2003 . INDELING PAG. I. Inleiding 3 11. Kansen zien en benutten 3 111. Aansluiting experiment op het reguliere beleid voor gesubsidieerde arbeid. 3 IV. Doelstellingen 4 V. Doelgroepen 5 VI. Kenmerken 6 VII. Plan van aanpak 6 VIII. Algemene afspraken en intenties 7 J IX. Inhoud 7 X. Randvoorwaarden 9 XI. Ambities en resultaten 9 XII. Organisatie 10 XIII. Financiën 12 2 II INLEIDING In het kader van de Agenda voor de Toekomst kan de G 26 beschikken over een experimenteerbudget van ¿ 31,76 miljoen. Daarvan is ¿ 13 miljoen gereserveerd voor een landelijk experiment, dat gericht moet zijn op de doorstroom vanuit gesubsidieerde naar reguliere arbeid. De G 26 heeft in deze aanvraag het experiment ~~~oo. . 111 KANSEN ZIEN EN BENUTTEN I De werkgelegenheid in ons land daalt voor het eerst sinds jaren. Tegelijkertijd stijgt het aantal werkloze mensen. Geen florissant beeld van de arbeidsmarkt. Toch zien wij als G 26 kansen om mensen met een gesubsidieerde baan door te laten stromen naar een reguliere baan. Bij kansen denken wij dan bijvoorbeeld aan vervangingsvacatures en aan de vraag naar personeel in de zorgsector. Wel zijn wij er ons van bewust, dat de kansen per regio en per sector ve'rschillen. Daarom moet het experiment voldoende ruimte hebben om op de seCtorale en regionale verschillen in te kunnen spelen. Concreet betekent dit, dat de invulling van het experiment als het gaat om activiteiten gestalte moet krijgen op lokaal, sectoraal en regionaal niveau. . , Bij het benutten van de kansen moet niet alleen met de vraagzijde van de arbeidsmarkt sterk rekening worden gehouden, maar ook met de aanbodzijde. Opvallende kenmerken van de aanbodzijde zijn: een groeiend aantal langdurig werklozen met veelal problemen op meerdere leefterreinen; een opkomende jeugdwerkloosheid; een hardnekkige werkloosheid onder een aantal specifieke doelgroepen, zoals allochtonen, . alleenstaande vrouwen, W.A.O.'ers, e.d. Specifieke arrangementen met werkgevers moeten het mogelijk maken, dat ook in het G 26-experiment aandacht wordt geschonken aan werkzoekenden, die één of meerdere van deze kenmerken vertonen. De . G 26 is zich daarbij bewust, dat het dan gaat om intensieve en langdurige aandacht met financiële gevolgen voor de arrangementen. Maar juist ook deze doelgroepen verdienen de aandacht van de gemeenten, niet alleen omdat ze veelal afhankelijk zijn van een uitkering, maar ook omdat ze burgers zijn van een gemeente. III AANSLUITING EXPERIMENT OP HET REGULIER BELEID VOOR GESUBSIDIEERDE ARBEID Oe G 26 heeft net als andere gemeenten de gesubsidieerde arbeid van meet af aan benut als instrument om werkzoekenden te laten doorstromen naar reguliere banen. Door de situatie op de arbeidsmarkt met gunstige ontwikkelingen rond de werkgelegenheid (stijging) en de werkloosheid (daling) heeft het instrument gemiddeld genomen een aanbodsgericht karakter gekend. Maar de arbeidsmarktomstandigheden zijn, zoals bekend, behoorlijk veranderd. Deze verandering betekent, dat de doorstroom naar reguliere banen voor de gemeentelijke doelgroep van werkzoekenden moeilijker wordt. Meer dan voorheen moeten de gemeenten dan ook vroegtijdig met werkgevers de doorstroommogelijkheden, inclusief de daarbij behorende voorwaarden, bespreken. Naast een aanbodgerichte inzet van gesubsidieerde arbeid moet dan ook een vraaggerichte inzet verder ontwikkeld worden. Bij deze ontwikkeling speelt het experiment een belangrijke rol: door middel van het experiment wil de G 26 vernieuwingen tot stand brengen met werkgevers voor de inzet van gesubsidieerde arbeid. Bij deze vernieuwingen wil de G 26 optimaal gebruik maken van de beleidsruimte, die de gemeenten per 1 januari 2003 bij de uitvoeri"g van de'ID-regeling. hebben gekregen. Want de aard en de regelgeving waren tot 2003 grote belemmeringen om juist vanuit de JO-regeling doorstroom naar reguliere banen af te dwingen. Gegeven de veranderende omstandigheden op de arbeidsmarkt én de bezuinigingen op gesubsidieerde arbeid zou de volgende situatie bij de G 26 ontstaan: 3 1. nieuwe kandidaten zouden geen gesubsidieerde baan krijgen. (Juist, omdat een gesubsidieerde baan voor vooral werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een effectief instrument is voor doorstroom naar een reguliere baan, is het van groot belang, dat nieuwe kandidaten gebruik kunnen maken van dit instrument); 2. de 'samenloop van een veranderende arbeidsmarkt en de bezuinigingen zou leiden tot gedwongen ontslagen onder gesubsidieerde arbeidskrachten; 3. het streefpercentage van 30% voor de positieve uitstroom uit gesubsidieerde arbeid conform de AGENDA voor de TOEKOMST zou onder druk komen te staan; 4. de kwaliteit van de dienstverlening aan burgers zou afnemen. (Werkgevers in diverse sectoren hebben in het proces rond de sectorconvenanten te kennen gegeven, dat zij door een forse daling van het aantal gesubsidieerde medewerkers problemen zien opkomen in hun dienstverlening aan burgers.). De gemeenten proberen in hun reguliere beleid zo goed mogelijk de voorgaande situatie het hoofd te bieden. Het experiment moet daarbij nieuwe ruimte creëren door extra-doorstroom naar reguliere banen. op basis van een vraaggerichte oriëntatie. Deze ruimte betekent, dat: gedwongen ontslagen zo veel mogelijk voorkomen worden, het streefpercentage gehandhaafd wordt, ,nieuwe instroom in bepaalde mate mogelijk is en de kwaliteit van de dienstverlening minder afneemt. Het experiment moet er ook toe leiden, dat het reguliere beleid rond gesubsidieerde arbeid geactualiseerd wordt waarbij de, G 26 vooral denkt aan vernieuwingen voor wat betreft de doorstroom naar reguliere banen. Gezien de budgettaire begrenzingen vanaf 2003 biedt het reguliere beleid onvoldoende ruimte om de ' gevraagde vernieuwingen op experimentele wijze in gang te zetten. Om het voorgaande daadwerkelijk te kunnen realiseren is de analyse van het huidige bestand een eerste stap in het experiment. Deze analyse is nodig om effectieve doorstroom afspraken te maken met werkgevers en om geëigende activiteiten op te zetten voor doorstroornkandidaten. IIV DOELSTELLINGEN I De G 26 wil met het experiment in eerste instantie de volgende doelstellingen realiseren: 1. de doorstroom vanuit gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid versterken; 2. de functie van gesubsidieerde arbeid versterken als instrument om de instroom van nieuwe of specifieke doelgroepen op de reguliere arbeidsmarkt te bevorderen. De G 26 wil hierbij een directe relatie leggen naar de beheersing van de gemeentelijke bijstandsrisico's, en dat op twee manieren: a. Mensen met een uitkering zo snel mogelijk laten instromen in een gesubsidieerde baan met reguliere baangarantie als sluitstuk waarbij nazorg nadrukkelijk tot het traject behoort en hiertoe ook faciliteiten worden geboden. Juist deze nazorgfase is van groot belang om de reguliere , arbeidssituatie tot een blijvend succes te maken. b. Voor mensen, die door het C.W.I. naar de gemeente worden doorverwezen voor een uitkering, eerst onderzoeken of ze via een gesubsidieerde baan relatief snel naar een reguliere baan kunnen doorstromen. De G 26 hanteert daarbij het volgende uitgangspunt: eerst een reguliere baan , dan een gesubsidieerde baan of directe reïntegratie in een reguliere baan ---- en tenslotte een uitkering. Gesubsidieerde arbeid moet ook een bijdrage leveren aan de volgende doelstellingen: 1. terugdringen (structurele) werkloosheid en bevorderen van arbeidsplaatsen; 2. verbeteren van de aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt; 3. versterken van de sociale infrastructuur; 4. verbeteren van de veiligheid. Het is logisch, dat het experiment met name aan de eerste twee doelstellingen een bijdrage levert. 4 De G 26 wil met het experiment ook nu al opkomende vraagstukken in de uitvoering concretiseren, waarbij die met het C.W.I. en de U.W.V. vooral in het oog springen. Deze verdere concretisering moet ertoe leiden, dat op bestuurlijk niveau landelijke afspraken moet worden gemaakt met het C.W.I. en de U.W.V. over samenwerking en afstemming. De G 26 rekent de bestuurlijke afspraken niet tot het experiment; deze afspraken worden ondergebracht in het "Actieplan Economie en Werk" van de G 26. Wel wil de G 26 uitvoerende afspraken maken met het RW.I. en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over respectievelijk de toepassing van de S.V.W.W.-regeling en de benutting van E.S.F.-middelen. V DOELGROEPEN ". De G 26 wil het experiment op meerdere doelgroepen richten, echter wel met een prioriteitsvolgorde daarin. Dit, omdat binnen de begrensde looptijd van het experiment resultaten moeten worden geboekt, de gemeentelijke bestanden voor wat betreft gesubsidieerde arbeid en bijstand behoorlijk zijn afgeroomd en de experimenteergelden een éénmalig karakter hebben. Om deze redenen ligt de hooQste prioriteit bij mensen, die nu een Qesubsidieerde baan hebben. Binnen deze prioriteitsgroep wordt het eerst gekeken naar mensen met een IO-baan en dan naar mensen met een W . LW .-baan, omdat in de voorafgaande jaren al extra- landelijke activiteiten zijn uitgevoerd rond de W.I.W. Echter, om twee redenen is de aanvankelijke optie om het experiment alleen te richten op de JO-banen losgelaten: 1. De landelijke omzettingsoperatierond de 10.000 banen en de sectorconvenanten hebben ook al betrekking op de IO-banen; 2. de gemeenten hebben geen directe invloed op de bestaande arbeidsovereenkomsten in het kadervan de JO-regeling. De nieuwe beleidsruimte per 1 januari 2003 biedt de gemeenten wel mogelijkheden, maar de daadwerkelijke invoering daarvan zal enige tijd vergen door juridische en bestuurlijke complicaties. De G 26 is van plan om de intensieve aandacht voor de doorstroom uit gesubsidieerde arbeid mede te gebruiken om een analyse uit te voeren naar het blijvende bestand in gesubsidieerde arbeid. Onderwerpen, die met deze analyse samenhangen zijn: 1. het participatievraagstuk (met name van mensen met een bijzonder grote afstand tot de arbeidsmarkt); 2. de betekenis van gesubsidieerde arbeid voor de sociale infrastructuur; 3. het belang van deze groep voor werkgevers in de collectieve sector. De tweede prioriteit ligt bij mensen met een Qemeenteliike uitkerinQ, die binnen de experimenteemeriode de kans hebben om via een gesubsidieerde baan door te stromen naar een reQuliere baan. Zoals al eerder is opgemerkt is er sprake van afroming van de doelgroep. Om de slaagkans te vergroten wil de G 26 de mogelijkheid hebben om op basis van een voorbereidingsovereenkomst van maximaal 6 maanden kandidaten met een bijstandsuitkering voor te bereiden op een gesubsidieerd dienstverband. Het voordeel daarvan is, dat het gesubsidieerde dienstverband effectiever benut ~an worden met een snellere doorstroom !laar een regulier dienstverband als gevolg. Vooral voor specifieke doelgroepen is deze opzet van groot belang. Uiteraard wordt per individuele gemeente besloten om het instrument "voorbereidingsovereenkomsten" toe te passen. Deze voorbereidingsovereenkomsten hebben uitdrukkelijk niet het karakter "werken met behoud van uitkering", maar een werknemersoriënterend doel. '. } Naast de prioritaire doelgroepen kan per gemeente ook aandacht worden besteed aan mensen, die door het C.W.J. worden doorverwezen naar gemeenten voor een uitkering en die eerder in aanmerking komen voor een gesubsidieerd dienstverband in plaats van een uitkering. Ook kan op kostendekkende basis een gemeente besluiten om mensen met een U.W.V.-uitkering op te nemen in het experiment. De G 26 zal binnen de groepen specifiek aandacht besteden aan: (in willekeurige volgorde): 1. allochtonen; 2. . jongeren tot 23 jaar; 3. alleenstaande ouders; 4. mensen met een gecombineerde WAO/Abw-uitkering. 5 I VI KENMERKEN y Het experiment bevat een zestal specifieke kenmerken. 1) Het experiment is landeliik opgezet. Het landelijk karakter komt vooral tot uiting in: a: de opzet en de uitvoering in G 26 verband; b: de aansluiting op landelijke ontwikkelingen rond gesubsidieerde arbeid; c: de aanpak; d: de richting van de trajecten; e: de inzet van de middelen. 2) Het experiment heeft een experimenteel karakter. Het experimentele karakter blijkt uit: a: de regionale samenwerking met werkgevers; b: de integrale benadering van de bijstand en de gesubsidieerde arbeid; c: de vraagoriëntatie als basis voor de doorstroom uit gesubsidieerde arbeid; . d. de voorbereidingsovereenkomsten. 3) Het experiment heeft meerwaarde. De meerwaarde van het experiment blijkt uit: . a: het gezamenlijk ontdekken van nieuwe wegen om de doorstroomfunctie van gesubsidieerde arbeid te versterken; b: het uitwisselen van kennis (niet steeds het wiel hoeven uit te vinden); c: het maken van landelijke afspraken met de RW.I.; d: het gezamenlijk ontwikkelen van een integrale aanpak voor de toekomst voor wat betreft: het bijstandsvolume, de gesubsidieerde arbeid en de doorstroom naar reguliere banen. 4) Het experiment heeft een complementair karakter. Het complementaire karakter houdt in, dat de inhoud en de inzet van middelen van het experiment niet overlappend is naar: de omzetting van de 10.000 banen, de sectorconvenanten, de Agenda voor de Toekomst en de S.V.W.W.-regeling van de RW.I. 5) Het experiment heeft mede een reQionaal karakter. Het regionale karakter komt op twee manieren tot uiting. Allereerst door regionale samenwerkingsverbanden aan te gaan, zoals al eerder in de aanvraag is aangegeven. Maar ook door andere gemeenten, waarmee de G 26 een samenwerkingsverband heeft als het gaat om de uitvoering van gesubsidieerde arbeid, te laten vallen onder de werking van het . experiment. De G 26 denkt daarbij vooral aan de doorstroom naar reguliere banen bij instanties met een subregionale betekenis (ziekenhuizen, voortgezet onderwijs, bedrijven,e.d.). 6) Het experiment heeft een inzichtsversterkend karakter. Het inzichtsversterkend karakter heeft te maken met de eerdere opmerkingen in deze aanvraag over de betekenis Van gesubsidieerde arbeid, zowel als doorstroom instrument als voor wat betreft participatie-instrument. lVII PLAN VAN AANPAK Zoals we al aangegeven hebben zullen we een tijdsvolgorde hanteren als het gaat om de realisatie van de doelstellingen. De planninQ van de realisatie van de doelstellinQen ziet er als volgt uit: 1. Versterking functie van gesubsidieerde arbeid als doorstroominstrument op experimentele basis. . Bestandsanalvse. 2. Versterking van de regionale samenwerking. 3. Realisatie G.S.B.-doelstellingen. Nadenken over de toekomst van gesubsidieerde arbeid. Analvse belanQen blijvend bestand in gesubsidieerde arbeid. De G-26 hanteert een gezamenlijke strategie, die de volgende onderdelen bevat: 1) voorop staat de deelnemer, die op basis van individuele kwaliteiten moet doorstromen naar een . reguliere baan. De rechten en plichten van de deelnemer zijn verankerd in de Algemene Bijstandswet, de Wet Inschakeling Werkzoekenden en de Regeling In- en Doorstroombanen; 2) de doorstroom van de deelnemer is gericht op duurzame (d.w.z. tenminste 1 jaar) arbeidsparticipatie. In . dit kader worden de beroepskwalificaties van de deelnemer versterkt, zodat terugval in de . uitkeringssituatie zoveel mogelijk voorkomen wordt; . 3) de aanpak is integraal en resultaatgericht in combinatie met een vraaggeoriënteerde benadering op lokaal en regionaal niveau; 6 4) met werkgevers worden meerjarige afspraken gemaakt over de vervulling van vacatures voor de instroom van eerst het zittend gesubsidieerde bestand en daarna het nieuwe bestand; 5) subsidiemogelijkheden vanuit de Agenda voor de Toekomst, de Tijdelijke stimuleringsregeling voor de omzetting van 10.000 ID-banen, de Stimuleringsregeling Vacaturevervulling voor werklozen en met werkloosheidbedreigde Werknemers (S.V.W.W.), de sectorconvenanten en het E.S.F. moeten zoveel mogelijk complementair aan de experimentmiddelen worden ingezet; 6) De G 26 hanteren in het experiment het principe, dat de deelnemer voorop staat en dat daarmee gekozen wordt voor een aanpak van onderop. Dit betekent, dat: . eerst lokaal activiteiten worden geïnitieerd en uitgevoerd; . en parallel daaraan de activiteiten verbreed worden naar het regionale en branchegerichte niveau. I VIII ALGEMENE AFSPRAKEN EN INTENTIES I '" ,/ 1) De G 26 streven naar een efficiënte en sluitende aanpak, zowel nu als in de toekomst, voor wat betreft de toeleiding van werkzoekenden en mensen met een gesubsidieerd dienstverband naar reguliere banen waarbij: a. in samenwerking met het C.W.I. een goede invulling wordt gegeven aan de poortwachtersfunctie, waarin het principe "regulier werk boven gesubsidieerd werk en gesubsidieerd werk boven een uitkering" wordt gehanteerd; b. voor klanten zonder startkwalificaties wordt primair gekozen voor duale trajecten met de mogelijkheid tot de combinatie "(gesubsidieerd) werken - (praktijkgericht) Ieren". Op termijn moet doorstroom naar hoger gekwalificeerde functies daardoor mogelijk zijn, zodat lager gekwalificeerde functies beschikbaar komen als instroomplaatsten; c. gemeenten willen samenwerken met het U.W.V. om de arbeidsparticipatie in de stad en de omliggende regio te bevorderen en uitkeringsgerechtigden, die door leeftijd, zorgtaken of andere, persoonlijke omstandigheden (nog) geen arbeidsverplichting hebben een aanbod te doen in het kader van activering en/of zorg, zodat bestaande belemmeringen zoveel mogelijk worden weggenomen en verdere probleemcumulatie en/of sociaal isolement voorkomen wordt; d. de G 26 de bestaande samenwerking met omringende gemeenten doortrekken in het experiment voor wat betreft de doorstroom naar reguliere banen. Deelnemers van de deelnemende gemeenten kunnen dan ook vallen onder het experiment. Dit ter beoordeling van de individuele G 26-gemeente; 2) Op basis van de regionale arbeidsmarktanalyses wordt op regionaal niveau bepaald in welke sectoren een vraaggerichte aanpak kans van slagen zal kunnen hebben. Zo mogelijk wordt aangesloten bij bestaande projecten in het kader van de S.V.W.W. Eventueel worden in regionaal verband nieuwe projectaanvragen voorbereid. ," " 3) Binnen het werkgebied van de RP.A.'s, moet in samenspraak met de verschillende " " uitvoeringsorganisaties W.I.W.II:D. worden onderzocht of het zinvol is om voor de met werkloosheid bedreigde werknemers met een gesubsidieerd dienstverband een aanvraag voor een S.V.W.W-bijdrage in te dienen bij het RW.!. 4) Gezamenlijk op basis van de wederzijdse kennis de E.S.F.-mogelijkheden benutten. IIX .INHOUD De G 26 heeft de ambitie om ook kwalitatieve vernieuwingen in gesubsidieerde arbeid door te voeren. Deze, vernieuwingen moet er toe leiden, dat blijvend een effectieve doorstroom naar reguliere arbeid plaatsvindt. De G 26 wil deze effectiviteit ook verhogen door een drieslag te kiezen in de aanpak: vraagoriëntatie, regionale oriëntatie, en aanbodoriëntatie. " 7 A) werkqeversqerichtheid (vraagoriëntatie). De werkgeversgerichte activiteiten zijn gericht op individuele werkgevers, die bereid zijn om actief mee te werken aan de plaatsing van gesubsidieerde medewerkers op reguliere vacatures met een duurzaam karakter. De volgende vernieuwingen staan de G 26 voor ogen, waarbij onderling wordt afgesproken welke gemeente deelneemt aan één (of meerdere) van de hierna genoemde vernieuwingen. I . Verruiminqsmoqeliikheden van het tussenwerkqeversschap. Het kan voorkomen, dat een werkgever het risico te groot vindt om iemand zelf in dienst te nemen in verband met individuele omstandigheden. En dat, terwijl de betrokken kandidaat zijn werk goed uitvoert. De betrokken kandidaat wordt dan geplaatst bij een tussenwerkgever voor maximaal1.jaar en gedurende die periode wordt ervoor gezorgd, dat de individuele belemmeringen zoveel mogelijk worden weggenomen. Ook als een werkgever niet in staat is voldoende tijd te besteden aan het werkgeversschap (bijv. in het M.K.B.) dan kan de kandidaat geplaatst worden bij een tussenwerkgever. In dit kader kunnen parttime werkzaamheden zodanig met elkaar worden gecombineerd, dat een fulltime baan ontstaat voor een kandidaat. De parttime werkzaamheden moeten dan bijeen worden gebracht bij een tussenwerkgever, bij wie de kandidaat in dienst komt. Een derde vorm van verruiming van het tussenwerkgeverschap is om nieuwe combinaties van zorg en arbeid mogelijk te maken. In de loop van het experiment wordt deze verruiming verder uitgewerkt aan de hand van concrete voorbeelden bij een aantal G 26 gemeenten, die daarmee ervaring hebben opgedaan. . Jobcoachinq OP de werkvloer. Individuele werkgever kunnen ter wille van snelle inpassing van gesubsidieerde medewerkers in reguliere banen ondersteund worden door een deel van de personeelslasten ten behoeve van inwerken en begeleiden te betalen tot maximaal na de datum van de reguliere aanstelling. . Functiesplitsinq. . Werkgevers, die door functiesplitsing reguliere vacatures scheppen voor gesubsidieerde medewerkers kunnen beloond worden met een extra éénmalige bijdrage. . PlaatsinqsarranQementen met werkQevers. . De G 26 is bereid om met individuele (of een groep van) werkgevers meerjarige geïntegreerde afspraken te maken over de volgende onderwerpen: maximale mogelijkheden voor doorstroom naar reguliere banen, inclusief de daadwerkelijke realisatie en de wederzijdse inspanningsverplichtingen; de combinatie van reguliere en gesubsidieerde banen in combibanen; het aantal blijvende gesubsidieerde banen in de vorm van participatiebanen; het (tussen) werkgeversschap; de financiële aspecten (de gemeentelijke bijdrage, de hoogte van de inleentarieven,e.d.). B) sectofQerichtheid (regionale oriëntatie). . De sectorgerichte activiteiten hebben betrekking op het maken van regionale afspraken met daarvoor in aanmerking komende branches over de doorstroom van gesubsidieerde medewerkers naar reguliere vacatures. De reguliere vacatures worden gezamenlijk door de gemeenten ingevuld, waarbij de condities vanuit de deelnemende gemeenten naar werkgevers uniform zijn (hoogte inleentarieven, duur gesubsidieerd dienstverband, hoogte vergoeding werkgevers kosten, e.d.). De sectorQerichte activiteiten zullen zoveel mogelijk in combinatie of in samenhang met de S.V.W.W.- projecten en initiatieven worden opgezet en uitgevoerd. De G 26 kan op 4 manieren in deze projecten en initiatieven participeren: . als toeleverancier van potentiële kandidaten, waarbij de gemeente binnen de door de S.V.W ~W.- projectleider gestelde termijn mogelijk geschikte kandidaten aanlevert, toezegt te zorgen voor het casemanagement en bij voorbaat toestemming geeft voor het volgen van het scholingstraject in het S.V.W.W. project of initiatief; . als samenwerkingspartner, waarbij de gemeente zich bij voorbaat verplicht tot cofinanciering van de goedgekeur<;!e trajectkosten; . als aanvrager, waarbij de gemeente als belanghebbende werkgever optreedt en kandidaten werft voor bestaande of op korte termijn bij de gemeente te verwachten vacatures; . als aanvrager, waarbij de gemeente optreedt in de hoedanigheid van werkgever van werknemers die met ontslag worden bedreigd en voor wie een scholings- en bemiddelingstraject nodig is om te kunnen doorstromen naar een bestaande vacature bij een andere werkgever. 8 KANSEN ZIEN EN BENUTTEN Gemeente Contact ersoon lefaan ailadres helmond. nl 100 97 oom Aantal deelnemers aan trajecten dat naar verwachting zal uitstromen Minimaal te realiseren uitstroom vol ens verdeelsleutel 35 29 -subsidie bruik gaat maken van ESF-subsidie, heeft u dan fte aan een ezamenlïke aanvraa G26? ¿ 288.700,00 ¿ 243.020,00 ¿ 45.680 00 Ja neen Ja I neen Ja Ja Ja 14 J 18 1 Zie voor omschrijving van de punten onder a,b,c de nota 'Kansen zien en benutten' rsussen EVC en POP's Anders: Ja Ja Ja 22 Getekend voor akkoord 2: Naam: J. Vrieswijk Functie: Hoofd van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg Plaats: Helmond Datum: 14 januari 2004 Terugsturen aan: Stichting StimulanSZ Postbus 85932 2508 CP Den Haag 2 door de tekeningsbevoegde laten ondertekenen. C) aanbodsversterkino (klantoriëntatie). De aanbodsversterkende activiteiten moeten gericht zijn op de kwaliteitsverbetering van de deelnemers/- neemsters, waarbij de inhoud van de activiteiten bepaald wordt door enerzijds de individuele achtergronden van de deelnemers/-neemsters en anderzijds de concrete plaatsingsmogelijkheden van werkgevers. De volgende vernieuwingen staan de G 26 voor ogen, waarbij onderling wordt afgesproken welke gemeente deelneemt aan één (of meerdere) van de hierna genoemde vernieuwingen. . Voorbereidinostraiecten. Zoals al eerder is aangegeven kan een G 26 gemeente voorbereidingstrajecten in het aanbod van activiteiten opnemen. . Werknemerscursussen. Werknemerscursussen kunnen een onderdeel zijn van het experiment. . E.V.C. en P.O.P.'s. Voor de concrete invulling van individuele trajecten maakt een G 26 gemeente ook naar behoefte gebruik van de E.V.C.-methode. Met individuele werkgevers, die concrete vacatures aanbieden, kan een G 26 gemeente afspraken maken over de samenstelling van P.O.P.'s voor kandidaten, die in aanmerking komen voor de beschikbare vacatures. Per gemeente wordt bekeken w~lke onderwerpen in een individueel traject worden opgenomen Ix RANDVOORWAARDEN I ., De G 26 vindt, dat de volgende randvoorwaarden moeten worden gerealiseerd om het experiment te kunnen laten slagen: 1) De monitorino van het experiment gebeurt via de jaarlijkse beleidsverslagen van de G 26 over de voortgang in het kader van de AGENDA voor de TOEKOMST. De G 26 wil onderzoeken in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van de monitoring door STIMULANSZ van de omzetting van 10.000 ID-banen naar regulier werk. . 2) De looptijd van het experiment moet gelijk lopen met de Agenda voor de Toekomst: 2003-2006; conform de AGENDA voor de TOEKOMST gaat de G 26 er vanuit, dat de definitieve resultaten, gezien de veranderende omstandigheden op de arbeidsmarkt en de gemiddelde afstand van relatief veel gesubsidieerde medewerkers tot reguliere banen, ook aan het einde van de periode tot 2006 gehaald kunnen worden. 3) Gezien de veelheid aan taken en werkzaamheden, de breedte van het experiment en de afstemming van het experiment op andere ontwikkelingen rond gesubsidieerde arbeid wil de G 26 op offertebasis gebruik maken van de diensten van STIMULANSZ. Daarbij moet allereerst een afstemming plaatsvinden op de taken van STIMULANSZ voor het project "Uitstroom in goede banen". . 4) De G 26 kiest naast een lokale ook voor een regionale aanpak van de doorstroom uit gesubsidieerde arbeid, waarbij samenwerkende gemeenten het experimentenbudget ook kunnen inzetten voor kandidaten uit één van de betrokken gemeenten. . 5) De G 26 handhaaft onverkort de doelstellingen, zoals geformuleerd in de meerjarenontwikkelingsprogramma's van de G 26 en de bestuurlijke afspraken rond de AGENDA voor de TOEKOMST. lXI AMBITIES EN RESULTATEN De G 26 ziet het experiment als .een extra mogelijkheid om doorstroom van gesubsidieerde arbeid naar reguliere arb~id te realiseren. Een extra-mogelijkheid, omdat meerdere activiteiten met hetzelfde doel lopen. Kortom, de G 26 heeft als het gaat om het experiment een hoog ambitieniveau, maar is tegelijkertijd ook realistisch. Niet alleen, omdat meerdere doorstroom activiteiten naast elkaar lopen, maar ook omdat de arbeidsmarkt behoorlijk veranderd is. 9 '- De G 26 moet veel aandacht besteden aan doorstroom kandidaten om ze een blijvend perspectief te kunnen geven op reguliere arbeid. Dit betekent, dat de kandidaat-doorstromers intensief begeleid moeten worden, dat de gemiddelde doorlooptijd van doorstroom activiteiten langer is dan in het recente verleden en dat flexibiliteit en creativiteit nodig zijn. De G 26 heeft eerst overwogen voor wat betreft haar ambities en de te behalen resultaten een onderscheid te maken tussen de ID-regeling en de W J.W., maar bij nader inzien doet ze dat niet, omdat beide regelingen conform de AGENDA voor de TOEKOMST vallen onder de term "gesubsidieerde arbeid" zonder uitsplitsing naar regelingen. Voor wat betreft specifieke doelgroepen sluit de G 26 het experiment ook aan op de AGENDA voor de TOEKOMST en wel in die zin, dat de resultaten in het experiment bijdragen aan de realisatie van de afspraken over de evenredige uitstroom van allochtonen. "') De G 26 spreekt voor wat betreft het experiment de volgende ambities uit. In kwantitatieve zin wordt de positieve uitstroom uit gesubsidieerde arbeid naar reguliere arbeid zodanig opgehoogd, dat deze boven het landelijk gemiddelde komt te liggen. Daarbij houdt de G 26 rekening met de eerder aangegeven verslechterde arbeidsmarkt én de gemiddeld genomen moeilijker regulier te plaatsen doelgroep. Het in de AGENDA voor de TOEKOMST genoemde percentage van 30 is daarbij richtinggevend. De kwantitatieve meerwaarde van het experiment komt allereerst tot uitdrukking dat ondanks de eerder genoemde verslechterende omstandigheden op de arbeidsmarkt de G 26,het percentage van 30 blijft hanteren. Op grond van de bestandsanalyse per gemeente wordt de kwantitatieve doelstelling verder geconcretiseerd. Ook deze verdere concretisering is aan te merken als de kwantitatieve meerwaarde van het experiment in relatie tot het topende beleid. In kwalitatieve zin moet het experiment leiden tot vernieuwingen, die structureel bijdragen tot een effectieve benutting van het instrument "gesubsidieerde arbeid", zodat ook in de toekomst het instrument haar waarde bewijst voor wat betreft de plaatsing van de "moeilijke" doelgroepen in reguliere banen. In het experiment worden 5.000 trajecten gerealiseerd. Het streven van de G26 is dat uiterlijk in de loop van 2005 30% van de trajecten geslaagd kan worden afgerond, of wel dat 30% van de deelnemers een reguliere , baan heeft met een duurzaam karakter. Het daadwerkelijke realisatieniveau bedraagt 30% conform de Agenda van de Toekomst. Schematische weergave: Aantal trajecten Ambitieniveau Realisatieniveau 5.000 3.000 reguliere plaatsingen met een duurzaam karakter (in streefcijfers) 1.500 daadwerkelijke reguliere plaatsingen. Het ambitieniveau wordt onder voorwaarde van de economische ontwikkelingen gesteld en bij de beoordeling van de realisatie worden regionale en plaatselijke economische ontwikkelingen meegewogen. '. De G 26 spannen zich in om voor 1 juli 2003 een implementatieplan op te stellen, waarin de uitwerking van dit kaderplan per individuele gemeente is opgenomen op het punt van aantal trajecten en de resultaatsverplichtingen. Dat implementatieplan wordt gebaseerd op een analyse van het bestand die als onderdeel van het experiment zal worden uitgevoerd. Op basis van dit implementatieplan, waarin de . individuele opgaven per gemeente zijn verwerkt, wordt de gemeente Hengelo als coordinatiepunt voor 100% bevoorschot. lXII ORGANISATIE I De G 26 wil bij de organisatie van het experiment zoveel mogelijk aansluiten op de bestaande organisatie rond het G.S.B.. Daarnaast vormen de besluiten in het Bestuurlijk Overleg van de G 26 pijler Economie en Werk rond gesubsidieerde arbeid de verdere basis voor de organisatie. Uitgangspunten bij de organisatie " vormen ook nog de keuze van de G 26 om zoveel mogelijk samen te werken met daarbinnen een maximale ruimte per gemeente voor maatwerk en de voorwaarde van het Ministerie van S.Z.W. om één aanspreekpunt te hebben vanuit de G 26. Het vertrekpunt bij de organisatie is dat de besluitvorming geschiedt door het bestuurlijk overleg G 26-pijler Economie en Werk. Het bestuurlijk overleg heeft een klankbordgroep opgericht rond het thema "gesubsidieerde arbeid" met een vooral meedenkende, beoordelende en meewerkende rol. 10 . Inmiddels hebben 12 gemeenten zich gemeld voor deelname aan de klankbordgroep. Deze groep is feitelijk te groot om effectief op te treden en samen te werken. Daarom is een splitsing aangebracht in: . a. een kopgroep van maximaal 5 gemeenten, die meewerkt aan het opstellen en uitwerken van voorstellen; b. een klankbordgroep van gemeenten, die reageren op de voorstellen en verslagen van de kopgroep. Het verkeer tussen de kopgroep en de klankbord groep gaat per e-man met een reactietermijn van één week. De klankbordgroep wordt ook volledig geïnformeerd over de werkzaamheden en activiteiten van de kopgroep en van de trekkende gemeente, i.c. Hengelo. Gezien de omvang, de belangen, de verbreding van het experiment wijzen alle G 26 gemeenten een vaste . contactpersoon aan, die . a. commentaar geeft op de stukken, die door de klankbordgroep zijn vastgesteld. Ook hier geldt weer, dat ter wille van de effectiviteit de contactpersonen binnen 1 week na ontvangst per e-mail commentaar geven; ervoor zorgt, dat de respectievelijke dienstdirecteuren akkoord gaan met de inhoud van de stukken c.q. met het commentaar daarop; zorgt voor de afstemming met de regionale partners op de arbeidsmarkt en 'contacten onderhoudt met de projectleiders in de regio, die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van S.V.W.W.- projecten. Hierbij moeten de RP A's worden ingeschakeld; zorgt voor de samenwerking tussen de gemeenten onderling in de regio en tussen gemeenten en keten partners voor wat betreft de activerings-, arbeidstoeleidings- en zorgtrajecten. Hierbij kunnen de RP .A.'s worden ingeschakeld. b. c. d. Het Ministerie van S.Z.W. heeft aangegeven bereid te zijn om over het experiment te overleggen en indien gewenst aan te willen schuiven bij het overleg van de klankbordgroep. Het Ministerie ontvangt dan ook alle stukken, die de klankbordgroep ook ontvangt. Verder ligt het voor de hand, dat de V.N.G. deel uitmaakt van de klankbordgroep. De gemeente Hengelo is trekkende gemeente voor gesubsidieerde arbeid binnen de G 26 en is daardoor aangewezen als coordinerende gemeente. Deze coordinerende taak houdt in ieder geval het volgende in: 1) de kopgroep en de klankbordgroep: . bijeenroepen . verslaan bijeenkomsten . informeren . adviseren . betrekken bij ontwikkelingen; . voorbereiden van stukken .' 2) optreden als intermediair van en naar het Ministerie van S.Z.W.; 3) het bestuurlijk overleg van de G 26 pijler Economie en Werk: . informeren . adviseren na meningsvorming via de kopgroep, de klankbordgroep en de contactpersonen; 4) het maken en uitvoeren van afspraken met het RW.I. over: . de periodieke informatie aan de G 26 over goedgekeurde projectplannen en nieuwe initiatieven van werkgevers of brancheorganisaties; . de periodieke informatie aan de RW.I. over de wijze waarop de G 26 in de hiervoor aangegeven projecten en initiatieven willen participeren en over initiatieven vanuit de RP .A.'s. Inmiddels heeft in maart 2003 een eerste oriënterend overleg met het RW.!. samen met de secretaris van de G 26 pijler Economie en Werk plaatsgevonden. Daarin zijn de volgende korte termijnafspraken gemaakt: - het projecten- en initiatievenoverzicht in het kader van de S.V.W.W.-regeling met bijbehorende vacaturegebied wordt ter beschikking gesteld van de G 26; . - in april 2003 wordt het overzicht onder de G 26 verspreid. In het verlengde van deze afspraken kunnen de volgende verdere stappen worden gezet; beoordeling van de mogelijkheden (inclusief de wijze) tot aansluiting op de S.V.W.W.- projecten en initiatieven door de G 26 (streefdatum: juni/juli 2003); 11 .. vaststelling van kansrijke sectoren voor regionale S.V.W.W.-projecten en initiatieven (oktober 2003); . 5) het volgen van de realisatie van de afgesloten sectorconvenanten en in overleg met de klankbordgroep overleg initiëren over de samenhang met het experiment; 6) het optreden als intermediair naar overige partijen op landelijk niveau. Dit in overleg met de klankbordgroep. . Binnen het experiment staat kennisuitwisseling centraal. Daarom wil de G 26 tenminste 3 kennisateliers organiseren in samenwerking met het Kenniscentrum Grote Steden en Iocale en regionale projecten publiceren op internet (bijvoorbeeld op Wizplaza). . . In aanvulling op de taken en werkzaamheden, die de G 26 zelf uitvoeren is ondersteuning door een extern bureau wenselijk. Oriënterend is daarvoor contact gelegd met STIMULANSZ. Dit, omdat STIMULANSZ het. project "Uitstroom in goede banen" uitvoert en daarvoor het project "Uitstroom ex-banenpoolers". De G 26 willen STIMULANSZ voor twee hoofdtaken inschakelen: 1) uitvoeren van taken ter aanvulling op de taken, die de G 26 zelf uitvoert. Het gaat hierbij o.a. om de volgende taken: ondersteunen van individuele gemeenten of groepen van gemeenten om deelname aan het experiment en de resultaten te optimaliseren. STIMULANSZ kan afzonderlijke gemeenten of de . G 26 adviseren over de wijze, waarop belemmeringen weggenomen kunnen worden; verzorgen van directe communicatie tussen de gemeenten via de bestaande website's www.uitstroominQoedebanen.nl of www.wizplaza.nl; verzorgen van publicaties in WIZ-Viszie en andere vaktijdschriften; 2) verzorgen van afstemming en samenhang op, resp. met vergelijkbare projecten, zoals het project "Uitstroom in goede banen". . Bij de inschakeling van STIMULANSZ gelden de volgende voorwaarden: kosten, die al vergoed worden in het kader van het project "Uitstroom in goede banen" mogen niet worden opgevoerd tem laste van het experiment; STIMULANSZ moet op een nog nader gezamenlijke vast te stellen wijze verantwoording geven over haar uitvoerende activiteiten; STIMULANSZ moet bereid zijn om op aanvullende offertebasis andere taken in het experiment uit te voeren. Het is nog onduidelijk, in welke gemeente gebruik wordt gemaakt van de diensten van STIMULANSZ. Daarom wil de G 26 de opdracht aan STIMULANSZ splitsen: een basisdienstverleningspakket, dat bestaat uit gemiddeld 1112 dag per week adviserende ondersteuning vanaf 1 september 2003 tot 31 december 2005; een eventueel in de loop van het experiment aanvullend in te kopen pakket. . , . " I XIII FINANCIEN I De G 26 hanteren bij de inzet en toedeling van het experimentenbudget de volgende uitgangspunten. 1) Het budget wordt zo veel mogelijk benut voor de realisatie van activiteiten en trajecten. Het beschikbare budget bedraagt ¿ 13 miljoen. Dit budget wordt opgesplitst in kosten voor de realisatie van activiteiten en trajecten en overheadkosten. 2) De toedeling van het experimentenbudget naar de afzonderlijke G 26- gemeenten vindt plaats naar rato van hun aandeel in het landelijk W.1.W.- en ID-budget. 3) De G 26 ontvangen uiterlijk 1 juli 2003 een voorschot van 75% van het toekomende budget, op voorwaarde dat zij voor die datum aan Hengelo als coordinerende gemeente hebben laten weten dat zij dit bedrag zullen inzetten en welk aantal trajecten en plaatsingen ze denken te realiseren. 12 ,. 4) De G 26-gemeenten moeten individueel: a. een evenredig aandeel leveren in het aantal toeleidingstrajecten en de beoogde doorstroom naar regulier werk; b. uiterlijk 1 oktober 2003 aan Hengelo als coordinerende gemeente laten weten in welke mate zij naar verwachting gebruik zullen maken van de Tijdelijke Stimuleringsregeling met betrekking tot de omzetting van 10.000 IO-banen en de daarop gebaseerde sectorconvenanten en of zij mogelijkheden zien om aan te haken aan bestaande S.V.W.W .-projecten; c. uiterlijk 1 oktober 2003 aan Hengelo als coordinerende gemeente laten weten of om zo ja voor welke sectoren in regionaal verband S.V.W.W.-projecten gestart worden en wie daarbij de samenwerkingspartners zijn; d. eens per kwartaal Hengelo als coordinerende gemeente informeren over het aantal feitelijk gestarte trajecten en het dusver bereikte doorstroomresultaat. 5) Als uit de gerealiseerde aantallen trajecten per januari 2004 blijkt, dat bepaalde gemeenten hun quotum niet zullen realiseren, vindt nader overleg plaats over .een herverdeling van het niet benutte budget. . ; 6) De G 26 raamt de overheadkosten 1;lIsvolgt: . STIMULANSZ ¿ p.m. . Coordinerende gemeente ¿ 85.000,- . Kennisateliers ¿ 25.000,- . Publicaties ¿ 30.000,- . Accountant ¿ 30.000,- . Kosten inzet kopgroep: ¿ 40.000,- TOTAAL ¿ 210.000,- + p.m. 7) In het volgende overzicht zijn de maximale bijdragen aan de individuele gemeenten weergegeven en het daarbij behorende aantal te realiseren trajecten. ,. 8) De G 26 wil nog bekijken, of:ie gezamenlijk gebruik kunnen maken van het E.S.F. 13 IG26 gemeenten ID en WIW - Subsidies Aantal Trajecte11 Ambitieniveau Realisatieniveau Realisatieniveau I NRIIGEMEENTE 11 ID - SUBSIDIE 11 WIW - SUBSIDIE 11 TOTAAL II % I 5.000 3.000 1.500 * tarief 1 Alkmaar ¿ 6.252.841,00 £ 1.295.478,00 £ 7.548.319,00 2,074% 104 62 31 259.780,00 2 Ahnelo ¿ 9.684.037,00 £2.042.177,00 £ 11.726.214,00 3,222% 161 97 48 402.240,00 3 Amersfoort ¿ 5.037.300,00 £ 1.491.603,00 £ 6.528.903,00 1,794% 90 54 27 226.260,00 4 Arnhem ¿ 20.603.573,00 £ 5.274.950,00 £ 25.878.523,00 7,110% 356 213 107 896.660,00 5 Breda £ 12.173.360,00 ¿ 2.442.200,00 £ 14.615.560,00 4,016% 201 120 60 502.800,00 6 Deventer ¿ 9.320.962,00 ¿ 1.801.732,00 ¿ 11.122.694,00 3,056% 153 92 46 385.480,00 7 Dordrecht ¿ 10.519.214,00 ¿ 3.059.779,00 ¿ 13.578.993,00 3,731% 187 112 56 469.280,00 8 Eindhoven ¿ 17.107.533,00 ¿ 3.113.884,00 ¿ 20.221.417,00 5,556% 278 167 83 695.540,00 9 Emmen ¿ 7.198.259,00 ¿ 2.266.592,00 ¿ 9.464.851,00 2,601% 130 78 39 326.820,00 10 Enschede ¿ 19.422.345,00 ¿ 5.170.440,00 ¿ 24.592.785,00 6,757% 338 203 101 846.380,00 11 Groningen ¿ 29.672.381,00 ¿ 8.377.229,00 ¿ 38.049.610,00 10,454% 523 314 157 1.315.660,00 12 Haarlem ¿ 8.687.558,00 ¿ 2.618.530,00 ¿ 11.306.088,00 3,106% 155 93 47 393.860,00 13 Heerlen ¿ 8.832.938,00 ¿ 2.370.739,00 ¿ 11.203.677,00 3,078% 154 92 46 385.480,00 14 Helmond ¿ 5.569.556,00 ¿ 1.505.250,00 ¿ 7.074.806,00 1,944% 97 58 29 243.020,00 15 Hengelo ¿ 7.793.989,00 ¿ 1.725.120,00 ¿ 9.519.109,00 2,615% 131 78 39 326.820,00 16 s - Hertogenbosch ¿ 12.276.473,00 ¿ 2.832.133,00 ¿ 15.108.606,00 4,151% 208 125 62 519.560,00 ' 17 Leeuwarden ¿ 12.474.753,00 ¿ 3.051.993,00 ¿ 15.526.746,00 4,266% 213 128 64 536.320,00 18 Leiden ¿ 6.218.661,00 ¿ 1.942.908,00 £ 8.161.569,00 2,242% 112 67 34 284.920,00 19 Lelystad ¿ 4.906.640,00 ¿ 1.429.149,00 ¿ 6~335.789,00 1,741% 87 52 26 217.880,00 20 Maastricht ¿ 11.158.323,00 ¿ 2.776.829,00 ,¿ 13.935.152,00 3,829% 191 115 57 477.660,00 21 Nijmegen ¿ 21.295.916,00 £ 6.226.533,00 £ 27.522.449,00 7,562% 378 227 113 946.940,00 22 Schiedam ¿ 6.253.612,00 ¿ 1.615.675,00 ¿ 7.869.287,00 2,162% 108 65 32 268.160,00 23 Tilburg ¿ 19.314.237,00 ¿ 3.800.433,00 ¿ 23.114.670,00 6,351% 318 191 95 796.100,00 24 Venló £ 5.473.201,00 £ 1.526.143,00 £ 6.999.344,00 1,923% 96 58 29 243.020,00 25 Zaanstad ¿ 5.105.597,00 ¿ 1.564.692,00 ¿ 6.670.289,00 1,833% 92 55 27 226.260,00 26 Zwolle ¿ 7.452.243,00 ¿ 2.828.523,00 ¿ 10.280.766,00 2,825% 141 85 42 351.960,00 TOTAAL ¿ 289.805.502,00 £ 74.150.714,00 £ 363.956.216,00 100,000% 5.002 3.001 1.497 12.544.860,00 verschil ',', -2 5000 -1 3000 3 1500 , 25.140,00 12.570.000,00 . . , postbus 85932 2508 CP Den Haag Nassaulaan 2A Den Haag T (070) 346 93 00 F (070) 36173 72 www.stimulansz.nl stimu!ansz@vng.nl KVK 2719 43 11 s,~ stimulansz I Gemeente Helmond Dienst Samenleving en Economie T.a.v. de heer G. Wunderink Postbus 232 5700 AE HELMOND GEMEENTE HELMOND 1 Nr: ,...---- CLnr.: PORT Datum: 1 8 DE C 2003 ,V AC ..,\..:u\-)urdtiji' . --.--.,-. D':::-r:::~I~ r<::.."",r I PAZ KOPIE datum ons kenmerk : 17 december 2003 : 03/12/u/0622 . "", :; bijlagen onderwerp :3 : Inventarisatie Implementatie Plannen Geachte heer Wunderink, U heeft namens uw gemeente laten weten deel te willen nemen aan het plan "Kansen zien en benutten". Het experiment in het kader van de Agenda voor de Toekomst voor de bevordering van de uitstroom vanuit de gesubsidieerde arbeid naar de reguliere arbeid. De coordinerende gemeente Hengelo, heeft inmiddels de subsidie beschikking van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ontvangen. De toedeling van het beschikbare budget, in totaal ¿ 13 miljoen, kan dus " .hu gaan plaatsvinden. Dit gebeurt naar rato van het aandeel van uw gemeente in het landelijk WIW- .' > en JO-budget. Daarnaast wordt uiteraard gelet op het aantal daadwerkelijk gerealiseerde trajecten en de behaalde resultaten. StimulanSZ is gevraagd hierbij enige ondersteunende werkzaamheden te verrichten. Vandaar dat u nu deze brief van ons ontvangt. :) -" Om tot een toedeling van het budget te kunnen komen is het noodzakelijk dat de gemeente Hengelo in staat is uw activiteiten of voornemens te toetsen aan de subsidieaanvraag en de daarop gebaseerde subsidievoorwaarden van het ministerie van SZW. Hiervoor moeten we beschikken over een aantal concrete gegevens. Deze zijn niet altijd te herleiden uit de ingediende implementatieplannen. Temeer deze vaak bij indiening nog de status van een concept hadden. Ik verzoek u dan ook het bijgaande formulier in te vullen en te laten ondertekenen door de persoon binnen uw organisatie of gemeente die bevoegd is de subsidie aan te vragen en de daaruit voortvloeiende verplichtingen aan te gaan. . In ,het formulier is reeds aangegeven welk bedrag voor uw gemeente maximaal beschikbaar is en welke inspanningsverplichting daar tegenover staat. Het formulier dient te worden geretourneerd aan StimulanSZ. Volledigheidshalve treft u bij deze brief ook nog een exemplaar aan van de subsidieaanvraag "Kansen zien en benutten". De belangrijkste elementen voor de budgettoedeling zijn: . Het experiment moet leiden tot vernieuwingen die structureel bijdragen tot een effectieve benutting van het instrument 'gesubsidieerde arbeid', zodat ook in de toekomst het instrument haar waarde bewijst voor wat betreft de plaatsing van de "moeilijke" doelgroepen in reguliere banen. KENNIS, KWALITEIT EN SERVICE IN DE LOKALE SOCIALE ZEKERHEID ) J ") ;'. . sr A stimulansz ",' . ' I . Het experimentele karakter moet blijken uit: e de regionale samenwerking met werkgevers, e de integrale benadering van de bijstand en de gesubsidieerde arbeid, e de vraagoriëntatie als basis voor de doorstroom uit gesubsidieerde arbeid, e de voorbereidingsovereenkomsten. . In het experiment moeten 5.000 trajecten worden gerealiseerd die minimaal moeten leiden tot 1.500 daadwerkelijke reguliere plaatsingen. ' . Op basis van een analyse van het bestand dienen de deelnemende gemeenten een implementatieplan op te stellen. In het bijgevoegde formulier dient u derhalve o.a. aan te geven: . het aantal trajecten dat u voornemens bent te realiseren door inzet van deze subsidie, . de uitstroom die u verwacht daarmee te realiseren, . het benodigd budget en . de verdeling van de trajecten over de drie aandachtgebieden die in de subsidieaanvraag zijn opgenomen. Voor alle duidelijkheid wijs ik er nog op dat het experiment een complementair karakter heeft. Dit houdt in dat de middelen van het experiment niet overlappend kan zijn naar de Stimuleringsregeling voor de omzetting van de 10.000 ID-banen, de sectorconvenanten en de Agenda van de Toekomst. De subsidie richt zich op de financiering van trajecten. Dus ook niet op de financiering van overhead of (re )organisatiekosten. Mocht u nog vragen hebben bij de invulling van het formulier, dan kunt u contact opnemen met StimulanSZ. U kunt ook een beroep doen op StimulanSZ indien u ondersteuning wenst bij het opzetten van het noodzakelijke implementatieplan. Contactpersonen bij StimulanSZ zijn: Annelies van Mechelen en Wim Vonk. Met vriendelijke groet, ~&~~ directeur |