- Bestuur
- Nota Welstandsnota
Nota Welstandsnota
Documentdatum | 10-02-2004 |
---|---|
Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
Documentsoort | Nota |
Samenvatting |
WELSTANDSNOTA GEMEENTE HELMOND LOKETCRITERIA voor veel voorkomende kleine bouwplannen Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm (: Deze deel nota is deels gebaseerd op de nota 'Sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen' die in opdracht van de provinciaal werkende welstandsorganisaties onder supervisie van Stichting Dorp, Stad & Land is opgesteld door SCHOUT, ruimtelijke vormgeving en beleid, te Rotterdam. Veel inhoudelijke aspecten, foto's en afbeeldingen zijn integraal overgenomen uit deze nota. Projectnummer: BOE03-HELOOOO6-03B Word bestand: WSN03-HELOOO06-03B Datum: november 2003 CROONEN ADVISEURS Croonen Adviseurs b.v. . strategie. ordening & vorm Hoft van Hollantlaan 7 Postbus 435 . 5240 AK Rosmalen tel (073) 523 39 00 . fax (073) 523 39 99 - e-mail bureau@croonen.nl . internet www.croonen.nl Welstandsnota Gemeente Helmond' loketcriteria INHOUD 1 INLEIDING 1 1.1 Algemeen 1 1.2 Toepassingen en gebruik 1 1.3 Uitgangspunten 3 1.4 Precedentwerking 6 2 LOKETCRITERIA 9 2.1 Algemeen 9 2.2 Aan- en uitbouwen 9 2.3 Bijgebouwen en overkappingen 13 2.4 Kozijn- en gevelwijzigingen 15 2.5 Dakkapellen 17 2.6 Erfafscheidingen 21 Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Indeling welstandsnota Gemeente Helmond Gemeente Helmond ALGEMEEN DEEL Juridisch/organisatorisch kader en basisdeel welstandsnota Bebouwingstypen LOKETCRITERIA (lichte bouwvergunningsprocedure) Uitwerking Stiphout Uitwerking NoordwestlWest Uitwerking 't Hout Uitwerking Noord/Oost GEBIEDSUITWERKING (reguliere bouwvergunningsprocedure) Uitwerking Binnenstad Uitwerking Rijpelberg/ Brouwhuis Uitwerking Dierdonk! Brandevoort Uitwerking Werkgebieden Uitwerking Buitengebied 1.1 ALGEMEEN Met de inwerkingtreding van de Woningwet 2002 heeft ook de bouwvergunningprocedure een wijzi- ging ondergaan. De Woningwet 2002 kent een tweedeling naar type bouwwerk, te weten vergun- ningvrije en vergunningplichtige bouwwerken. Met betrekking tot vergunningplichtige bouwwerken is bovendien een lichte en een reguliere bouwvergun- ningprocedure geïntroduceerd. Bij Algemene maatregel van bestuur (AMvB) is het onderscheid tussen bouwvergunningvrije bouwwer- ken en bouwwerkzaamheden waarvoor een lichte bouwvergunningprocedure dient te worden gevoerd, verder uitgewerkt. Deze AmvB betreft het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergun- ningplichtige bouwwerken (het Bblb), welk besluit gelijktijdig met de Woningwet 2002 op 1 januari 2003 in werking is getreden. Een aanvraag om een bouwvergunning voor een licht-bouwvergunning-plichtig bouwwerk moet binnen 6 weken worden afgehandeld. Bij over- schrijding van deze termijn is een vergunning van rechtswege verleend. Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken betref- fen kleine, veel voorkomende bouwwerken zoals dakkapellen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen, dakramen, antennes en dergelijke, die in beginsel bouwvergunningsvrij zijn, maar die niet voldoen aan de kenmerken, verbonden aan het bouwver- gunningsvrij zijn. Zij zijn bijvoorbeeld te groot of te hoog of zijn gesitueerd op een andere plaats dan vereist om bouwvergunningsvrij te kunnen zijn. De bouwvergunningvrije bouwwerken zijn limitatief opgesomd in de artikelen 2 en 3 van het Bblb. In de artikelen 3 en 4 van het Bblb is vervolgens bepaald, dat deze bouwwerken niet meer bouw- vergunningvrij zijn, maar licht-bouwvergunning- plichtig. Met betrekking tot een aantallicht-bouwvergun- ningplichtige bouwwerken is in artikel 7 van het Bblb de verplichting neergelegd tot het in de wel- standsnota vastleggen van zogenaamde loketcrite- ria. Het gaat hier om objectieve welstandscriteria die de planindiener vooraf zoveel mogelijk duidelijk- heid dienen te geven over de aanvaardbaarheid van het bouwplan vanuit oogpunt van welstand. Loketcriteria kunnen dus worden gezien als een verzameling 'standaardoplossingen' die in elk geval uit oogpunt van welstand geen bezwaren zullen oproepen. Wanneer een bouwplan in overeenstem- ming is met de loketcriteria kan de vergunning binnen zeer korte termijn worden verleend. Loketcriteria zijn slechts voor een beperkt aantal van de in het Bblb genoemde licht-bouwvergun- ningplichtige bouwwerken verplicht. Het betreft namelijk enkel de licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken die zijn genoemd in artikel 4 juncto artikel 2 van het Bblb. Het gaat om de volgende bouwwerken: aan- en uitbouwen; bijgebouwen en overkappingen; kozijnen, kozijninvullingen, luiken en geveIpa- nelen; dakkapellen; erf- en perceelsafscheidingen. -1- Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria INLEIDING Eén van de meest onderscheidende kenmerken, waardoor hier sprake is van een licht-bouwvergun- ningplichtige situatie, in plaats van een bouwver- gunningsvrije situatie, betreft de situering aan de voorkant, dan wel aan zijkant, voor zover gren- zend aan de weg of openbaar groen, alsmede wanneer sprake is van een monument of ligging binnen een beschermd stads- of dorpsgezicht. 1.2 TOEPASSINGEN EN GEBRUIK De loketcriteria kunnen gebruikt worden voor: preventieve toetsing van licht-vergunningplichti- ge bouwplannen; repressieve toetsing van vergunningvrije bouw- plannen; vrijwillige toetsing van vergunningvrije bouw- plannen. Preventieve welstandstoetsing Als sprake is van een bouwvergunningplichtig bouwplan, wordt aan de hand van het Bblb (zie bijlage 2) bepaald of een lichte of reguliere proce- dure dient te worden gevolgd. Alle vergunning- plichtige bouwplannen dienen in elk geval te wor- den getoetst aan het bestemmingsplan, de bouw- verordening, het bouwbesluit en aan redelijke eisen van welstand. Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena Bij de lichte bouwvergunning procedure heeft het college van burgemeester en wethouders de moge- lijkheid om zelf te toetsen aan redelijke eisen van welstand zonder advies te vragen aan de welstands- commissie. Het college kan deze toets in haar naam door een ambtenaar van bouw- en woningtoezicht laten verrichten overeenkomstig het advies van haar welstandscommissie en met verwijzing naar de loketcriteria. Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet of wanneer sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria, kan het bouwplan alsnog aan de welstandscommissie of een door de commissie gemandateerd lid worden voorgelegd. De welstandscommissie zal in deze gevallen met inachtneming van de gestelde loketcriteria en van onder andere de gebiedsgerichte of de algemene welstandscriteria beoordelen of het bouwplan vol- doet aan redelijke eisen van welstand. Op deze manier kunnen licht-bouwvergunningplich- tige bouwwerken die in eerste instantie niet vol- doen aan de loketcriteria alsnog door de wel- standscommissie bezien worden in relatie tot de context van het gebied, waarin het bouwplan wordt geplaatst. Van een bijzondere situatie is in elk geval altijd sprake bij bouwen in door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezichten en bij bou- wen bij, op of aan door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten. Repressieve welstandstoetsing Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van die strijdige situatie bevoegd is, aanschrijven om die strijdigheid op te heffen (behoudens in welstandsvrije gebieden en bij wel- standsvrije objecten). Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand, indien sprake is van excessen. Dat wil zeggen ingeval van buitensporig- heden in het uiterlijk, die ook voor niet-deskundi- gen evident zijn. Vaak heeft dit betrekking op het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden, armoedig materiaalgebruik, toe- passing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is. De excessenregeling geldt ook voor vergunningvrije bouwwerken. Vergunningvrije bouwwerken die vol- doen aan de loketcriteria, zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijkin- gen daarvan zullen burgemeester en wethouders desgevraagd beoordelen of het bouwwerk in ern- stige mate met die criteria in strijd is. Vrijwillige welstandstoetsing Om te voorkomen dat men achteraf wordt gecon- fronteerd met redelijke eisen van welstand, kan een initiatiefnemer van een te bouwen vergunning- vrij bouwwerk het plan daarvoor uit eigen bewe- ging ('vrijwillig') laten toetsen aan redelijke eisen van welstand. De loketcriteria kunnen in een derge- lijk geval dan ook dienen als adviserend kader. - 2- , Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria 1.3 UITGANGSPUNTEN Bij het opstellen van de loketcriteria zijn de volgen- de uitgangspunten gehanteerd: Relatie met het bestemmingsplan In artikel 44 van de Woningwet 2002 is bepaald dat een bouwvergunning slechts mag en moet wor- den geweigerd als deze niet voldoet aan onder andere de bouwverordening, bestemming plan of redelijke eisen van welstand. De welstandstoetsing dient alleen betrekking te hebben op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zich- zelf als in verband met de omgeving of de te ver- wachten ontwikkelingen daarvan. Vaste jurispru- dentie is dat indien een bouwwerk in overeenstem- ming is met het bestemmingsplan, dit bouwwerk Als niet wordt voldaan aan de loketcriteria. bij twijfel of in geval van door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezichten en bij. op of aan door het Rijk. de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten. Toetsin naast loketcriteria ook aan overige in de welstandsnota opgenomen beoordelingskaders (afhandelingtermijn van 6 weken blijft) Welstandstoetsing door gemandateerde ambtenaar of lid welstandscommissie. In beginsel alleen toetsing aan: -loketcriteria Bij verwijzing toetsing aan: -gebiedsgerichte criteria -criteria spec. bouwwerken uit oogpunt van welstand niet meer kan worden afgewezen op basis van plaatsing en maatvoering zoals in het bestemmingsplan is vastgelegd. Bestemmingsplanvoorschriften gaan dus voor op de welstandscriteria. Een en ander is vastgelegd in artikel 12, lid 3 van de Woningwet 2002. Dit houdt in dat welstandscriteria in beginsel geen eisen kun- nen stellen aan zaken die al geregeld zijn in het bestemmingsplan of in het Bouwbesluit. Wel kun- nen de welstandscriteria een aanvullende werking hebben op het geregelde in het bestemmingsplan of in het Bouwbesluit. Voor de in deze nota opgenomen loketcriteria is ervan uitgegaan dat het bestemmingsplan maatge- vend is. Dat wil niet zeggen dat er geen loketcriteria Welstandstoetsing door welstandscommissie en monumentencommissie Toetsing aan: -gebiedsgerichte criteria -criteria spec. bouwwerken -algemene criteria -criteria vastgelegd in plannen voortvloeiend uit WRO, Mw, WSDV en Nb - 3- I:r'JI JElr)Ir~~' over plaatsing en maatvoering zijn opgenomen. Deze hebben dan echter betrekking op de visuele kwalitatieve hoedanigheid van het bouwwerk. Bij het bestemmingsplan ligt het primaat voor wat betreft functie, plaatsing en maatvoeringen van kleine bouwwerken. Voor. en achterkant benadering (Bblb) De voor- en achterkant benadering houdt in dat er met het oog op stedenbouw en welstand in een aantal gevallen verschil moet worden gemaakt tus- sen het bouwen aan de voorkant en aan de achter- kant van een bouwwerk. Vanuit welstandsoptiek is het bouwen aan de voorkant in het algemeen kwetsbaarder dan het bouwen aan de achterkant. Onder voorkant wordt in dit verband verstaan de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voor- zijde van een gebouw alsmede de zijgevel, het zij- erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) is gekeerd naar de weg of naar het openbaar groen. Onder achterkant wordt verstaan de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw alsmede de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) .!ligj; gekeerd is naar de weg of naar het openbaar groen. Voor het begrip 'weg' wordt aangesloten bij de regeling in de Wegenverkeerswet. Bij het begrip 'openbaar groen' moet worden uitgegaan van het- geen daaronder in het normale spraakgebruik wordt verstaan, zoals parken, plantsoenen en speelveldjes die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria 'Gekeerd naar de weg of het openbaar groen' impliceert dat tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen een directe feitelijke relatie is. Die relatie is er niet, indien tussen het gebouw of het erf en de weg of het openbaar groen andere begrenzende elementen aanwezig zijn, zoals het erf van de buren, bos, (bij)gebouwen of water. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij een sloot als scheidend element ondanks het feit dat een zijkant is gekeerd naar de weg of het open- baar groen, toch sprake is van een achterkant in plaats van een voorkant. Met het oog op behoud van kwaliteit worden bouwwerken aan de voorkant altijd kritischer beoordeeld dan bouwwerken aan de achterkant. In de loketcriteria is daarom voor een aantal bouw- werken onderscheid gemaakt tussen bouwwerken aan de voorkant en bouwwerken aan de achter- kant. Voor dakkapellen, aan- en uitbouwen, bijgebou- wen en overkappingen is daarop aansluitend in de welstand criteria onderscheid gemaakt in criteria voor de voorkant en criteria voor de achterkant, zoals deze begrippen in het Bblb zijn vastgelegd. Opvallend is dat er sprake is van een overlap tussen voor- en achterkant. Dit vloeit met name voort uit de definities zoals die in het Bblb worden gegeven voor de begrippen erf, achtererf, voorerf en zijerf. Als gevolg van deze definities is er in werkelijkheid ook sprake van een gedeeltelijke overlap van de onderscheiden erven. Uit de Nota van toelichting bij het Bblb kan wor- den geconcludeerd, dat het voorerf in deze maat- gevend is voor de bepaling van de voorkant. Een bouwplan dat is gesitueerd in het overlapgebied erf/zijerf, zal dus als een bouwplan aan de voor- kant moeten worden beoordeeld. - 4- Met de in het Bblb opgenomen definities wordt overigens nog niet de vraag beantwoord welke gevels nu als voor-, achter- en/of zijgevel moeten worden aangemerkt. Voor het antwoord op die vraag is bepalend welke gevel in het concrete geval als voorgevel moet worden beschouwd. Wanneer is vastgesteld welke gevel de voorgevel is, kan vervol- gens eenvoudig worden bepaald welke gevel de achtergevel is en dus ook welke gevels zijgevels zijn. Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Er zijn gevallen denkbaar waarin discussie kan ont- staan. In dergelijke gevallen moet voor het bepalen welke gevel de voorgevel is, primair worden afge- gaan op de ligging van de voorgevelrooilijn, zoals die in het bestemmingsplan of in de bouwverorde- ning is aangegeven. Als ook dan nog twijfel bestaat zal de feitelijke situatie doorslaggevend zijn voor de vraag waar zich de voorgevel bevindt. één voorgevel heeft. Onder verwijzing naar de jurisprudentie inzake het bouwvergunningvrij bou- wen bij hoekwoningen kan dus niet gesteld wor- den dat een hoekwoning, waarbij sprake is van twee voorgevelrooilijnen, ook twee voorgevels heeft. Mede aan de hand van de jurisprudentie kunnen daarvoor als aanknopingspunten worden gehan- teerd de systematiek van huisnummering (waar zich het huisnummer bevindt), de zijde van het gebouw waar zich de voordeur of hoofdingang bevindt, de plaats waar de brievenbus is aange- bracht en de plaats waar zich de hoofdontsluiting van het perceel bevindt. Voor de goede orde wordt erop gewezen dat voor de toepassing van dit besluit een gebouw slechts 'Objectieve' loketcriteria De intentie van de Woningwet 2002 is dat gemeen- ten een toetsbaarder, objectiever en transparanter welstandsbeleid formuleren en uitvoeren. Dit bete- kent enerzijds dat er een grote duidelijkheid moet zijn over het welstandstoezicht, en anderzijds dat de criteria een bepaalde eenduidigheid moeten hebben, met andere woorden 'objectief' toetsbaar moeten zijn. Dit hoeft niet te betekenen dat de loketcriteria altijd 100% meetbaar, dus absoluut van aard, zijn. Absolute criteria leveren slechts één mogelijk - 5- ~ ..iL resultaat op, terwijl objectieve loketcriteria ook relatief van aard kunnen zijn, dus naar verhouding meer mogelijke oplossingen bieden in relatie tot omgeving, tijdsbeeld en/of gewenste ontwikkelin- gen. Omdat veel van deze factoren locatieafhanke- lijk zijn, is het opstellen van absoluut meetbare cri- teria niet eenvoudig. Absoluut meetbare criteria met betrekking tot materiaal, kleur en detaillerin- gen kunnen bijvoorbeeld alleen per gebied of bouwstijl geformuleerd worden. Waar door de omgevingsafhankelijke factoren absoluut meetbare criteria niet mogelijk zijn, worden relatieve criteria gebruikt. Daarbij wordt veelal verwezen naar ver- gelijkbare kenmerken van het hoofdgebouw, belendende bebouwing of bouwblok. Helderheid en herkenbaarheid van gebouwen Een gebouw heeft vaak een herkenbare hoofd- vorm of is opgebouwd uit meerdere in samenhang ontworpen delen. Elk deel is meestal zelf ook weer zorgvuldig opgebouwd uit massa's en vlakken en die zijn vervolgens ook zelf weer in samenhang met de rest ontworpen. Bij de toetsing van plan- nen wordt gekeken of deze samenhang en zorgvul- digheid in het plan aanwezig zijn dan wel geres- pecteerd worden. In de loketcriteria is dit thema als uitgangspunt gehanteerd. Bij de loketcriteria is in het algemeen uitgegaan van een standaard plan voor het betreffende type bouwwerk. Alle uitzonderingen daarop verdienen extra aandacht en worden dus door een welstands- commissie beoordeeld op redelijke eisen van wel- stand. Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena 1.4 PRECEDENTWERKING In veel gevallen wordt door de aanvrager verwezen naar eerder uitgevoerde en dus vaak goedgekeur- de bouwwerken. Een dergelijk bouwwerk kan als precedent werken voor overige bouwplannen. Dit levert voornamelijk bij uitgevoerde bouwwerken die achteraf niet voldoen aan redelijke eisen van welstand, problemen op. Hierdoor wordt de onge- wenste willekeur van de welstandscommissie alleen maar versterkt. Door een gebiedsgericht beleid te voeren kan de gemeente voor een groot deel bear- gumenteerd de verwijzingen naar eerder uitgevoer- de bouwwerken ter zijde leggen. Enkel verwijzin- gen door bouwaanvragers naar eerder uitgevoerde bouwwerken in de omgeving van het geplande bouwwerk kunnen vervolgens nog eventuele een rol spelen. Dit sluit niet echter alle precedentwer- king uit. Ook in de directe omgeving zijn namelijk vaak voorbeelden aan te dragen die niet voldoen aan redelijk eisen van welstand. Het op deze manier volledig uitsluiten van precedentwerking van 'slechte' voorbeelden is dan ook een illusie. Aanvragers zullen altijd met voorbeelden aanko- men. Om hierin te sturen kunnen in het gebiedsge- richt of objectgericht welstandsbeleid beleidsrichtin- gen worden opgenomen. Daarbij zijn drie beleids- keuzes aan te geven: 1 Bestaande situatie is maatgevend. 2 Nieuw beleid is maatgevend (uitsterfregeling). 3 Vastgelegde trendsetter is maatgevend. Ad 1 Bestaande situatie is maatgevend. Met de vaststelling dat de bestaande situatie maat- gevend is, kiest de gemeente ervoor dat eerder toegestane bouwwerken bepalend zijn voor wel- standstoetsing. Een bouwplan voldoet dan in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan: een in het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder gerealiseerd exem- plaar, een door de welstandscommissie goedgekeurd exemplaar, of een door B&W gedoogd of via handhaving niet 'aangepakt' exemplaar. Zo zullen bijvoorbeeld dakkapellen aan de voor- kant die reeds gebouwd zijn, bepalend zijn voor nieuwe bouwaanvragen. Dit heeft tot gevolg dat reeds gebouwde bouwwerken die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand, ook bepalend zijn. Ad 2 Nieuw beleid is maatgevend (uitsterfregeling). In tegenstelling tot de bestaande situatie kan de gemeente ook kiezen om het nieuwe beleid als richtinggevend vast te stellen. Eerder toegestane bouwwerken zullen niet verwijderd worden, maar langzamerhand verdwijnen (uitsterven) doordat het nieuwe beleid bepalend is. Het door bouwaan- vragers verwijzen naar deze eerder toegestane exemplaren gaat niet meer op, omdat de gemeen- te een duidelijk beleidsstandpunt heeft bepaald. Het nieuwe beleid ten aanzien van bouwplannen dient in dit geval wel duidelijk te worden vertaald in welstandscriteria, waaraan consequent getoetst dient te worden. Indien er desondanks wordt afge- weken van de opgenomen welstandscriteria, dan dient het welstandsadvies van een goede argumen- tatie te zijn voorzien. Een dergelijke afwijking zal "7 " bovendien vervolgens worden beschouwd als een nieuwe uitzondering/mogelijkheid. Bij deze beleids- keuze, is het gevaar aanwezig dat er nieuwe prece- dentvoorbeelden ontstaan. Ad 3 Vastgelegde trendsetter is maatgevend. Een tussenoplossing bestaat in de introductie van zogenaamde trendsetters. Eerder door de gemeen- te geselecteerde voorbeelden zijn dan richtingge- vend voor de gewenste ontwikkelingen. Bij een bouwaanvraag dienen deze trendsetters als voor- beeld, waarnaar verwezen kan worden. Een trend- setter kan afwijken van de nieuwe welstandscrite- ria als (min of meer) geaccepteerde uitzonderin- gen. Deze oplossing vraagt om een goed beheer van eerder goedgekeurde bouwplannen. Nieuwe trendsetters ontstaan meestal als een bouwplan afwijkt van de welstandscriteria, maar door de welstandscommissie niettemin als accepta- bel wordt goedgekeurd. Tijdens de jaarlijkse evalu- atie van het welstandsbeleid kunnen dergelijke bouwplannen als trendsetter worden vastgelegd. Het gevaar is echter wel aanwezig, dat er te snel en te veel trendsetters worden vastgesteld, waardoor nog steeds een bepaalde willekeur kan ontstaan. 2.1 ALGEMEEN In dit hoofdstuk worden loketcriteria gegeven voor de bouwwerken, waarvoor ingevolge artikel 7 Bblb loketcriteria verplicht zijn, namelijk: aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen, en erfafscheidingen, Een bouwplan voor een bouwwerk als hiervoor genoemd voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als: het bouwwerk voldoet aan de door de gemeente vastgestelde loketcriteria, of; het bouwwerk bij vervanging qua plaatsing en vormgeving identiek is aan het oorspronkelijke bouwwerk, mits de vervanging geen gevolg is van repressief welstandstoezicht, of; het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving identiek is aan een in het betreffende bouw- blok of straat eerder (afgelopen 3 jaar) als zodanig door de welstandscommissie goedge- keurd exemplaar (bij gelijkvormige kapvormjwoningtype), of; het bouwwerk qua plaatsing en vormgeving voldoet aan een door een architect vooraf ont- worpen en door de gemeente geaccepteerde optionele toevoeging of wijziging voor een woonwijk. Als er voor een bepaald type licht-bouwvergunning- plichtig bouwwerk geen loketcriteria zijn opgeno- men, zal het bouwplan door de welstandscommis- sie getoetst worden aan redelijke eisen van wel- stand. De welstandscommissie zal het bouwplan dan beoordelen op basis van de gebiedsgerichte enjof de algemene welstandscriteria zoals opgeno- men in de welstandsnota. Het kan voorkomen dat een bouwwerk in strijd is met de criteria, maar wel een waardevolle enjof kwalitatieve toevoeging vormt voor het hoofdgebouw of de omgeving. Daarnaast kan het voorkomen dat juist het hoofd- gebouw of de omgeving zich niet leent voor het voorgestelde bouwwerk. Om dit soort situaties te voorkomen is een vangnet gebruikt door het toe- voegen van de regel: 'Deze criteria gelden, tenzij er sprake is van een bijzondere situatie en er gerede twijfel mag bestaan over de toepasbaarheid van de genoemde criteria'. Bij het gebruik van dit vangnet dient deugdelijk gemotiveerd te worden, waarom er een uitzondering wordt gemaakt op de opge- stelde criteria. Deze afwijkingsbevoegdheid is geba- seerd op artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De hierna genoemde afstanden worden loodrecht en maten buitenwerks (buitenzijde bouwwerk) gemeten, tenzij anders is aangegeven. 2.2 AAN- EN UITBOUWEN Omschrijving en uitgangspunten Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoe- ging van één bouwlaag aan (een gevel van) een gebouw. Voor wat betreft de situering (rooilijnen) en maximale afmetingen van bouwvergunning- plichtige aan- en uitbouwen geldt primair de rege- ling in het bestemmingsplan. Aan- en uitbouwen worden in grote aantallen gerealiseerd. - 9- Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria La KETCRITERIA - - -TI-- - - - - - - - - -- --- - --- g> s; Q) ro .0 c Q) D.- o ~~ openbare weg li ,,+ --- --- Q) - - :<2. 's Q) 1:: () Cl> - # 1<2001 I >1.00 1 ~ ~ ~ bouwvergunningsvrij ~ licht vergunningsplichtig Mogelijkheden binnen loketcriteria Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een aan- of uit- bouw aan de achterkant: op achtererf of zijerf, mits dit niet gekeerd is naar de weg of het open- baar groen. Om het straatbeeld te respecteren en intact te houden dient er bij de mogelijke toepas- sing van aan- en uitbouwen aan de voorkant een bufferzone aanwezig te zijn tussen gevel van de aan-juitbouw en straat. De gemeente streeft in gebieden met een samen- hangende ruimtelijk-formele karakteristiek naar een herhaling van gelijkvormige exemplaren die passen bij het karakter van de straat en de gebou- wen. Belangrijk is dat de contour en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zicht- baar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstra- ling en volume ondergeschikt is aan het oorspron- kelijke gebouw. Welstandscriteria voor aan. en uitbouwen aan de voorkant Een aan- of uitbouw aan de voorkant voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een aan- of uitbouw niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstands- commissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie om advies gevraagd. Alaemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behoren- de tot deze bebouwingstypen worden voorge- legd aan de welstandscommissie en door de commissie getoetst op de gebiedsgerichte crite- ria. De aan- of uitbouw is een ondergeschikte toe- voeging aan het hoofdgebouw. Geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld een nieuwe aan- of uitbouw aan een bestaande aan- of uitbouw). Oppervlakte: inclusief overige op het zijerf aan- wezige bebouwing, mag maximaal 50% van het oorspronkelijk zijerf zijn bebouwd. Aan de voorgevel: Hoogte: niet hoger dan eerste bouwlaag van het hoofdgebouwen minimaal 1 meter onder de gootlijn. Breedte: maximaal 50% van de breedte van de oorspronkelijke voorgevel. Diepte: maximaal 1.00 m gemeten vanaf oor- spronkelijke voorgevel. Plaatsing en aantal: Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot het voorerf minimaal 3.00 m. De aan- of uitbouw aan de voorgevel mag niet buiten de zijgevel uitsteken, geen hoekaan- bouw. Afstand van de aan- of uitbouw aan zijgevel tot zijerfgrens minimaal 2.00 m. Er is geen andere aan- of uitbouw aan de betreffende gevel aanwezig. Vormgeving: Vormgegeven in één bouwlaag met een recht- hoekige plattegrond. Plat afgedekt. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. Bij erkers betekent dat, dat de erker in het gat past van het oorspronkelijke gevelelement, zowel qua breedte als qua hoog- te. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofd- gebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei- den overstek, boeiboord en ornamenten. Geen koppeling met een entreeluifel. Maatvoering: Aan de zijgevel: Hoogte: niet hoger dan eerste bouwlaag van het hoofdgebouwen minimaal 1 meter onder de gootlijn. Breedte: maximaal 75% van de breedte van de oorspronkelijke zijgevel. Diepte: maximaal 3.00 m gemeten vanaf oor- spronkelijke zijgevel. -10 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria achterkant (.Ijkent niet nn wog af oponbaar uroan) achIerkant niet aan woU of openbaar groon Materiaal en kleur: Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie- len hoofdgebouw. Aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% openingenjglasvlak. Bij tussenwoningen een eenvormige en onder- geschikte overgang door bijvoorbeeld gemetsel- de muur op erfgrens (muurdam) of met behulp van scheidende penant. Welstandscriteria voor aan- en uitbouwen aan de achterkant Een aan- of uitbouw aan de achterkant voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan onder- staande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een aan- of uitbouw niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria, dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de wel- standscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie om advies gevraagd. Algemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd aan de welstandscommissie en door de commis- sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria. De aan- of uitbouw is een ondergeschikte toe- voeging aan het hoofdgebouw. Geen secundaire aan- of uitbouw (bijvoorbeeld een nieuwe aan- of uitbouw aan een bestaande aan- of uitbouw). Plaatsing en aantal: Afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot voorerf minimaal 3.00 m. Aan- of uitbouw aan de achtergevel mag niet buiten de zijgevel uitsteken, tenzij er sprake is van een hoekaanbouw (geen hoekaanbouwals zijerf grenst aan weg of openbaar groen). Er is geen andere aan- of uitbouw aan de betreffende gevel aanwezig. Maatvoering: Hoogte: in ieder geval niet hoger dan eerste bouwlaag van hoofdgebouw. Breedte achteraanbouw maximaal 100% van de breedte van de oorspronkelijke achtergevel van hoofdgebouw. Breedte: zijaanbouw maximaal 3.50 m gemeten vanaf de oorspronkelijke gevel. Oppervlakte: inclusief overige op het achter- of zijerf aanwezige bebouwing, mag maximaal 50% van het oorspronkelijk achter- respectieve- lijk zijerf zij bebouwd. -11- j~A() I(F:'Y C Rrl~~E llI}1,. Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Vormaeving: Vormgegeven in één bouwlaag met een recht- hoekige plattegrond. Plat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting; serres met een enkelvoudig flauw- helIend transparant dak. Geen doorgetrokken dakvlak van hoofdge- bouw over aan- of uitbouw. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw, behalve bij serres. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevel ramen en kozijnen van hoofd- gebouw; bij serres een regelmatige verdeling van kozijnstijlen. Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei- den overstek, boeiboord en ornamenten. Materiaal en kleur: Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie- len hoofdgebouw. Aan- of uitbouw bestaat uit minimaal 20% en maximaal 75% openingenjglasvlak, bij serres zijn dak en achtergevel volledig transparant. Bij tussenwoningen een eenvormige en onder- geschikte overgang door bijvoorbeeld gemetsel- de muur op erfgrens (muurdam) of m.b.v. scheidende penant; serres worden op de erf- grens beëindigd met een horizontaal beëindig- de, gemetselde gevel die dak en achtergevel volledig opsluit. LOKETCRITERIA VOOR ERKERS IN DIERDONK In het Welstand gebied Dierdonk bestaat behoefte aan duidelijkheid omtrent wat mogelijk of wense- lijk is op het gebied van vormgeving en beeldkwa- liteit. De welstandscommissie heeft hiertoe voor een tweetal erkervormen een aantal richtlijnen opgesteld. Hieronder worden deze beschreven. Toetsingskader "horizontale" erker bij asymme- trisch tweekapper in Dierdonk. Opdat de oorspronkelijke ontwerp kwaliteit zo goed mogelijk gehandhaafd kan worden, heeft de welstandscommissie voor de realisatie van een erker ter vervanging van een bestaand "horizon- taal" kozijn, de volgende uitgangspunten geformu- leerd: 1. Het ontwerp voor een erker dient aan te slui- ten bij de ( architectonische) karakteristiek van Dierdonk zowel qua vormgeving, maatvoering, positionering, detaillering, materialisatie en kleurgebruik. 2. Asymmetrie in het gevelbeeld is karakteristiek voor vele twee aan twee geschakelde wonin- gen; hiermee wordt het beeld van een grote vrijstaande villa gecreëerd. Dit principe is mede- bepalend voor de vormgeving en plaatsing van een erker of dakkapel. 3. Het erkerontwerp dient zich te baseren op het onderscheid dat gemaakt wordt tussen horizon- tale en verticale kozijnelementen in het oor- spronkelijke gevel beeld. -12 - Wordt aan de voorzijde op de begane grond een kozijn met een overwegend horizontale vormge- ving vervangen, dan dient in de vormgeving van de erker die daarvoor in de plaats komt eveneens het horizontale aspect benadrukt te worden. 4. Randvoorwaarden voor een erker waarin de horizontale vormgeving wordt benadrukt: a maximale breedte buitenwerks: het bestaande kozijn vermeerderd met 30 cm b minimale breedte: de breedte van het oor- spronkelijke kozijn c symmetrisch gepositioneerd t.O.V. de oor- spronkelijke gevelopening d de kozijnhoogte van de erker is gelijk aan de hoogte van het oorspronkelijke kozijn e de bovenkant van het erkerkozijn ligt op dezelfde hoogte als het oorspronkelijke kozijn f de erkerdiepte is buitenwerks gemeten maximaal 1 meter m.u.v. het dakoverstek g de dikte van het dakoverstek is 25 cm h het luifeloverstek is rondom gelijk: 25 cm toepassing van een gemetselde borstwering overeenkomstig het metselwerk onder het bestaande kozijn met een gelijke hoogte. de kozijn- en raam indeling is vrij, mits hori- zontaal gericht Toetsingskader "verticale" erker bij asymmetri- sche tweekapper in Dierdonk. Opdat de oorspronkelijke ontwerpkwaliteit zo goed mogelijk gehandhaafd kan worden, heeft de welstandscommissie voor de realisatie van een Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena erker ter vervanging van een bestaand "verticaal" kozijn, de volgende uitgangspunten geformuleerd: 1. Het ontwerp voor een erker dient aan te slui- ten bij de (architectonische) karakteristiek van Dierdonk zowel qua vormgeving, maatvoering, positionering, detaillering, materialisatie en kleurgebruik. 2. Asymmetrie in het gevelbeeld is karakteristiek voor vele twee aan twee geschakelde wonin- gen; hiermee wordt het beeld van een grote vrijstaande villa gecreëerd. Dit principe is mede- bepalend voor de vormgeving en plaatsing van een erker of dakkapel. 3. Het erkerontwerp dient zich te baseren op het onderscheid dat gemaakt wordt tussen horizon- tale en verticale kozijnelementen in het oor- spronkelijke gevelbeeld. Wordt aan de voorzijde op de begane grond een kozijn met een overwegend horizontale vormgeving vervangen, dan dient in de vorm- geving van de erker die daarvoor in de plaats komt eveneens het horizontale aspect bena- drukt te worden. 4. Randvoorwaarden voor een erker waarin de verticale vormgeving wordt benadrukt: a maximale breedte buitenwerks: 2,90 meter b minimale breedte buitenwerks: de breedte van het oorspronkelijke kozijn (ca 2.30 m) c symmetrisch gepositioneerd t.O.v. de oor- spronkelijke gevelopening d de erkerhoogte buitenwerks is gelijk aan de bovenkant van de bestaande latei boven het kozijn e de erkerdiepte is buitenwerks gemeten maximaal 1 meter f de kozijnstijlen lopen zichtbaar door tot de bovenkant van de erker g bij de dakrand kunnen panelen worden toegepast die terugliggen t.O.V. de voor- kant van de doorlopende stijlen h de kozijn- en raamindeling is vrij, mits verti- caal gericht 2.3 BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN Omschrijving en uitgangspunten Een bijgebouw of overkapping is een grondgebon- den gebouw van één bouwlaag. Een bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouwen is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als car- port of luifel boven een deur of raampartij. Het bestemmingsplan treedt in eerste instantie rege- lend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als bijgebouwen of overkappingen zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. De voorkeur gaat daarom uit naar een bijgebouw of overkap- ping aan de achterkant (achtererf of zijerf als deze niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen). -13 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcritena De gemeente streeft in principe naar een beschei- den uiterlijk van de bijgebouwen en overkappin- gen; materialen en kleuren van gevels en dakvlak- ken afgestemd op die van het hoofdgebouw, een- voudige kapvorm en geen onnodig grote dakover- stekken of versieringen. Bijgebouwen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke hoofdgebouwen afgestemd wor- den op het karakter van het hoofdgebouw of de erfinrichting. Een belangrijk kenmerk van een over- kapping is de transparantie. Overkappingen mogen niet met wanden worden dichtgezet. tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd aan de welstandscommissie en door de commis- sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria. Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld een overkapping aan een reeds bestaande aan- , uitbouw of bijgebouw). Bijgebouwen of overkappingen die contrasteren met het hoofdgebouw zullen altijd aan de wel- standscommissie worden voorgelegd. Plaatsing en aantal: Geen bijgebouw of overkapping op het voorerf (voor advies naar de welstandscommissie). Afstand tot voorerf minimaal 3.00 m. Afstand tot erfgrens minimaal 0.50 m (achter erfafscheiding), tenzij het bijgebouw voor wat betreft materialisering is geïntegreerd in de erf- afscheiding (bijvoorbeeld beiden metselwerk). Afstand tot gevels van het hoofdgebouw mini- maal 2.00 m voor bijgebouwen. Niet meer dan twee bijgebouwen en/of over- kappingen op het gehele erf. Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkap- pingen aan de voorkant Een bijgebouw of overkapping aan de voorkant voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande sneltoetscriteria wordt voldaan. Voldoet een bijgebouw of overkapping niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bij- zondere situatie of gerede twijfel aan de toepas- baarheid van de sneltoetscriteria, dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscom- missie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie om advies gevraagd. Maatvoering: Hoogte: maximaal 3.00 m gemeten vanaf het aansluitend terrein. Oppervlakte: maximaal 10 m2 per bijgebouw/overkapping met dien verstande, dat - inclusief overige op het achter- of zijerf aanwezige bebouwing - maximaal 50% van het oorspronkelijk achter- respectievelijk zijerf mag zijn bebouwd. Vormgeving: Vormgegeven in één bouwlaag met een recht- hoekig plattegrond. Overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels hoofdgebouwen minimaal aan twee zij- den open. Algemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende -14- Plat afgedekt. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofd- gebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei- den overstek, boeiboord en ornamenten. Materiaal en kleur: Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op tuinkarakter (metselwerk of hout). Geen golf- plaat, betonplaten of damwandprofielen. Bij integratie met erfafscheiding materiaal en kleurgebruik gelijk aan erfafscheiding. Gevels bijgebouw bestaan uit maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak. Welstandscriteria voor bijgebouwen en overkap- pingen aan de achterkant Een bijgebouw of overkapping aan de achterkant voldoet aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een bijgebouw of overkapping niet aan onderstaan- de criteria of is sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria, dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie om advies gevraagd. Algemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria aan de welstandscommissie en door de commis- sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria. Geen secundaire overkapping (bijvoorbeeld een overkapping aan een reeds bestaande aan-, uit- bouw of bijgebouw). den open. Plat afgedekt of desgewenst een van het hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en nokrichting. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van het hoofdgebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei- den overstek, boei boord en ornamenten. Plaatsing en aantal: Afstand tot voorerf minimaal 3.00 m. Afstand tot erfgrens minimaal 0.50 m (achter erfafscheiding) tenzij bijgebouw wat betreft materialisering is geïntegreerd in erfafscheiding (bijvoorbeeld beide metselwerk). Afstand tot gevels hoofdgebouw minimaal 2.00 m voor bijgebouwen. Niet meer dan twee bijgebouwen en overkap- pingen op het gehele erf. Materiaal en kleur: Materiaal en kleur gevels, kozijnen en profielen gelijk aan het hoofdgebouw of afgestemd op tuinkarakter (metselwerk of hout). Geen golf- platen, betonplaten of damwandprofielen in het zicht. Bij integratie met erfafscheiding: materiaal en kleurgebruik gelijk aan erfafscheiding. Gevels bijgebouw bestaan uit maximaal 75% gevelopeningen/glasvlak. Maatvoering: Hoogte: maximaal 3.25 m gemeten vanaf het aansluitend terrein. Bij toepassing van een zadeldak goothoogte maximaal 3.00 m en nokhoogte maximaal 5.00 m gemeten vanaf het aansluitend terrein. Oppervlakte: maximaal 30 m2 per bijgebouw/overkapping, met dien verstande dat - inclusief overige op het achter- of zijerf aanwezige bebouwing - maximaal 50% van het oorspronkelijk achter- respectievelijk zijerf mag zijn bebouwd. Vormgeving: Vormgegeven in één bouwlaag met een recht- hoekige plattegrond Overkapping met maximaal twee zijden tegen gevels hoofdgebouwen minimaal aan twee zij- -15 - voorkont voorkant «iJkant aan woB of opanbaar groen) achterhnt nlot ..an wOB oIoponboor groon achterkant (liJkaat al..t oan woB of oponb..r groon) Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria -----.-.----.----.-.------..--..-..----..--.- 2.4 KOZIJN EN GEVELWIJZIGINGEN Welstandscriteria voor kozijn- en gevelwijzigingen aan de voorkant Een kozijn- of gevelwijziging is niet in strijd met redelijke eisen van welstand als aan onderstaande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een kozijn- of gevelwijziging niet aan onderstaande criteria of is er sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria, dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de wel- stands-commissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht zal altijd de welstandscommissie om advies worden gevraagd. Omschrijving en uitgangspunten Van een kozijn- of gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, kozijnin- vulling, luik of gevelpaneel. Een kozijn- of geveIwij- ziging is in principe bouwvergunningvrij. Licht- bouwvergunningplichtig is een dergelijke bouwkun- dige ingreep, indien de wijziging plaatsvindt aan de voorkant en indien de bestaande gevelopening wij- zigt. Omdat de opbouwen indeling van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw enjof de straatwand moeten ook de kozijn- of gevelwijzigingen zorgvul- dig worden ingepast. Samenhang en ritmiek in straatwanden mogen niet worden verstoord door incidentele kozijn- of gevelwijzigingen. Met name een kozijn- of gevelwijziging in de voorgevel of zij- gevel, als deze gekeerd is naar de weg of het open- baar groen, vraagt om een zorgvuldige vormge- ving. Een kozijn- of gevelwijziging moet passen bij het karakter van het hoofdgebouwen de karakte- ristiek van de omgeving. Een naoorlogse woning vraagt bijvoorbeeld om andere vormgeving dan een historisch pand uit de 19de eeuw. Wijzigingen aan de voorgevel of zijgevel, als deze gekeerd is naar de weg of openbaar groen, zijn altijd van grote invloed op het straatbeeld. Dergelijke kozijn- of gevelwijzigingen zullen dan ook altijd aan de welstandscommissie worden voor- gelegd, aangezien de gevelindeling bepalend is voor de kenmerken en karakteristieken van de meeste bebouwingstypen. Het uitgangspunt van de loketcriteria is dat de oor- spronkelijke of originele vormgeving in elk geval niet strijdig is met redelijke eisen van welstand. Belangrijke te handhaven kenmerken daarbij zijn de maatvoering van de negge en profilering van het kozijn en het raamhout. De materialisering en (mate aan) detaillering is voornamelijk afhankelijk van het gebiedsgerichte beoordelingskader. Wijzigingen in de gevel die contrasteren met het hoofdgebouw of de directe omgeving zullen altijd aan de welstandscommissie voorgelegd. Algemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd aan de welstandscommissie en door de commis- sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria. Plaatsing en aantal: Niet aan voorgevel of zijgevel als zijerfj-gevel gekeerd is naar de weg of openbaar groen. -16 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Maatvoering: Oorspronkelijke maatvoering kozijnen en ramen behouden. Diepte van negge gelijk aan bestaande situatie. De oorspronkelijke profielafmetingen van het kozijn en/of het raamhout behouden. Materiaal en kleur: Materiaal- en kleurgebruik overeenkomstig de reeds aanwezige materialen en kleuren van het hoofdgebouw. Stalen kozijn- en raamprofielen vervangen door aluminium renovatieprofielen; alleen aluminium kan de dimensionering en profilering van staal benaderen. Zeer terughoudend met de toepassing van kunststof bij vervanging van houten kozijnen, en zo ja, verdiept of oorspronkelijk profiel van houten kozijn toepassen. Geen opvallend en/of contrasterend kleurge- bruik. Vormgeving: Gevelwijziging blijft in overeenstemming met de architectuur en/of het tijdsbeeld van de oor- spronkelijke gevel. Een individuele wijziging leidt niet tot een wijzi- ging van de oorspronkelijke geleding en inde- ling van de gehele gevel, m.a.w. verticale of horizontale indeling van de gevel handhaven. Samenhang en ritmiek van de straatwand wor- den niet verstoord. De gevel van de begane grond en de verdie- ping(en) blijft samenhangend. De hoofdindeling komt overeen met de oor- spronkelijke indeling. Onderling raamhout behouden. Eventuele roedeverdeling alleen met authentie- ke roedes. Toegevoegde of vervangende draaiende of schuivende delen zijn mogelijk. Gevelopeningen niet geblindeerd met panelen of schilderwerk. Bestaande lateien, onderdorpels, raamlijsten, speklagen en/of rollagen in originele staat of in ieder geval in overeenstemming met de vor- mentaal van andere in de gevel voorkomende lateien, onderdorpels en/of raamlijsten. VOortHloldkOZI",on voor 191H1 '" 8, _n'M.d ~ -...""-..'.! .cc........ -""..'" """"u"'"'" .....",,",1.. m.t __ud .-"..".0 .O..,b...ldltolljot ....0..' oi,...19ao "".md In' "".'ij""'1 .-""'" "'""'4'.. ..,..-,.. ""u"". d..,mol_............ .""'."""'..."'_,.""" "'."n...".'.. -17 - ...tllo.ldIt"'IJn ..an 01..."1915 . 1t~ .........(.,......""." ....,lHIoldkOzljn wodoropboltW ........~.. .....,....." ........... ..,....... --""'.'" ... ...m.."" d_"".."""'."." d_""... uil_"'. I. ou.....,,, .....",... ..,....... -u""'ne'" ....n'NI.. .OM _'_0........,.." ...... In ...". ...... "". ","'.ut Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria 2.5 DAKKAPELLEN Omschrijving en uitgangspunten Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoetreding te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepa- lend. Later toegevoegde dakkapellen zijn zelden een verrijking van het straatbeeld. Wanneer het mogelijk is, zal de welstandscommissie dan ook adviseren de dakkapel aan de achterkant van de woning aan te brengen: op het achter- of zijdak- vlak als het zijerf of de -gevel niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. Dakkapellen moeten een ondergeschikte toevoe- ging zijn aan een dakvlak. Het plaatsen van een dakkapel mag dus niet ten koste gaan van de karakteristiek van de kapvorm. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak, afhankelijk van straatprofiel, vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Herhaling binnen een blok (van dezelfde architec- tuur/bouwstijl) kan rust en samenhang brengen. In plaats van een dakkapel kunnen ook dakramen worden aangebracht. Deze zijn minder dominant in het straatbeeld. Indien sprake is van een gebouw met combinaties van verschillende kapvormen, wordt altijd de Welstandscommissie om advies gevraagd. Zie hier- na onder 'Aanvullende criteria voor dakkapellen per kapvorm'. Welstandscriteria voor dakkapellen aan de voor- kant Een dakkapel aan de voorkant voldoet aan rede- lijke eisen van welstand als aan onderstaande wel- standscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onderstaande criteria of is sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepas- baarheid van de criteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monu- ment of een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie om advies gevraagd. Algemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behorende tot deze bebouwingstypen worden voorgelegd aan de welstandscommissie en door de commis- sie getoetst op de gebiedsgerichte criteria. De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaat- ste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok. De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. Geen dakkapel op bijgebouw, aan- of uitbouw. -18 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Plaatsing en aantal: Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouw- blok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt. Bij een individueel hoofdgebouw gecentreerd in het dakvlak of gelijk aan geleding voorgevel. Minimaal 1.00 m dakvlak boven, onder en aan weerszijden van de dakkapel, afstand tot boven en onderkant dak verticaal gemeten, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijdejdakvoet van de dakkapel). Niet meer dan één dakkapel per woning op het betreffende dakvlak. Maatvoering: Hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.35 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of dak- trim. Breedte in totaal maximaal 30% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 2.00 m gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers geme- ten aan de onderzijdejdakvoet van de dakka- pel). Vormgeving: Plat afgedekt. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofd- gebouw. L () I{E '1' C llrr 'f~ HJ1\. Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei- den overstek, boeiboord en ornamenten. De dakkapel is gelijkvormig aan eerder geplaat- ste dakkapellen op het betreffende dakvlak van het bouwblok. De dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het hoofdgebouw. Materiaal en kleur: Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie- len hoofdgebouw. Beperkte toepassing van dichte panelen in het voorvlak, eventueel alleen in ondergeschikte mate tussen de glasvlakken. Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afge- werkt in kleur van het dakvlak. Plaatsing en aantal: Bij meerdere dakkapellen in hetzelfde bouw- blok regelmatige rangschikking op horizontale lijn, dus niet boven elkaar gerangschikt. Bij individuele woningjpand gecentreerd in het . dakvlak of gelijk aan geleding achtergevel. Achterdakvlak: minimaal 0.50 m dakvlak boven, onder en aan weerszijden van de dakkapel, afstand tot boven en onderkant dak verticaal gemeten, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers geme- ten aan de onderzijdejdakvoet van de dakka- pel). Zijdakvlak: minimaal 1.00 m dakvlak boven, onder en aan weerszijden van de dakkapel, afstand tot boven en onderkant dak verticaal gemeten, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel (bij kilkepers geme- ten aan de onderzijdejdakvoet van de dakka- pel). Bij meerdere dakkapellenjdakramen een tus- senruimte van minimaal 1.00 m. Niet meer dan twee dakkapellen per woning op het betreffende dakvlak. Welstandscriteria voor dakkapellen aan de achter- kant (voor zover niet vergunningvrij) Een dakkapel aan de achterkant (voor zover niet vergunningvrij) voldoet aan redelijke eisen van wel- stand als aan onderstaande welstandscriteria wordt voldaan. Voldoet een dakkapel niet aan onder- staande criteria of is sprake van een bijzondere situatie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monu- ment of een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie om advies gevraagd. Algemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behoren- de tot deze bebouwingstypen worden voorge- legd aan de welstandscommissie en door de commissie getoetst op de gebiedsgerichte crite- ria. -19 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Maatvoerina: Plat afgedekte dakkapellen: hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1.50 m gemeten vanaf voet dakkapel tot bovenzijde boeiboord of dak- trim; breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3.50 m gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bo- venzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijdejdakvoet van de dakkapel). Aangekapte dakkapellen: afstand tussen de voet van de dakkapel en de gootlijn van de dakkapel maximaal 90 cm, tota- le hoogte maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak; breedte in totaal maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3.50 m gemeten tussen midden woningscheidende bouwmuren of eindgevels gemeten aan de bo- venzijde van de dakkapel (bij kilkepers gemeten aan de onderzijdejdakvoet van de dakkapel). Vormgeving: Plat afgedekt of, bij een dakhelling groter dan 45° desgewenst een aangekapte dakkapel met een minimale dakhelling van 25°. Gevelgeleding gelijk aan de gevelgeleding van hoofdgebouw. Indeling en profielen van kozijnen gelijk aan die van de gevelramen en kozijnen van hoofd- gebouw. Geen overmaat aan detailleringen, dus beschei- den overstek, boeiboord en ornamenten. -..-----.-----.--....-..---.-----'--'----- Materiaal en kleur: Materiaal- en kleurgebruik gevels, kozijnen en profielen gelijk aan gevels, kozijnen en profie- len hoofdgebouw. Materiaal- en kleurgebruik van kap bij aange- kapte dakkapel gelijk aan kap hoofdgebouw. Voorvlak grotendeels gevuld met glas, beperkte toepassing van dichte panelen. Zijwanden dakkapel in donkere kleur of afge- werkt in kleur van het dakvlak. achtc>rkant (zijkant niot aan weg of openbaar groen) Aanvullende criteria voor dakkapellen per kap- vorm Bij een aantal afwijkende kapvormen zijn naast bovenstaande loketcriteria voor de voor- en achter- kant een aantal aanvullende welstandscriteria van toepassing. In geval van combinaties van verschil- lende kapvormen zal door de welstandscommissie per situatie een afweging gemaakt worden van de toelaatbare uitbreidingen. Zadeldak met hellingshoek <30° Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe - 20- te passen. Door de flauwe helling wordt de boven- zijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk met de nok. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast, daarom is het plaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30° welstandshalve ongewenst. Een reguliere dakkapel is hier dus niet goed mogelijk. Als de vrije hoogte onder de nok ten minste 2.00 meter bedraagt, kan soms een oplossing worden gevonden door de nok te verplaatsen en te verho- gen. In dat geval is sprake van een dakopbouw. Plaatsing valt dan onder een reguliere vergunning- procedure en zal door de welstandscommissie wor- den getoetst op redelijke eisen van welstand. Zadeldak met hellingshoek> 30° De algemene loketcriteria voor dakkapellen zijn hier van toepassing. Hiervoor gelden dus geen aan- vullende loketcriteria. Zadeldak met wolfseind De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt en dienen behandeld te worden als het zadeldak. Hierbij dienen de wolfseinden geres- pecteerd te worden. Dakopbouwen zijn daarom niet gewenst. Zadeldak met vliering De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of -opbouw te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm dus geen dakkapellen op dakvlak. Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Schild-, tent- of piramidedak Het karakter van deze kapvormen, met naar de nok toelopende hoekkepers, vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering van de dakkapel dienen de hoekkepers te worden gerespecteerd en dient minimaal een meter dak- vlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel. Mansardedak Een daktoevoeging aan de achterkant is toege- staan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. In beide gevallen dient de bovenaanslui- ting met het dakvlak op de knik van het dakvlak plaats te vinden. lessenaardak Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelf- de uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok- en goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel wel- standshalve niet wenselijk. Bij een hoek kleiner dan 45° is een dakkapel aan- vaardbaar, als de vrije hoogte onder de nok meer dan 2.70 m meet, zodat de dakkapel voldoende ver onder de nok zal blijven. Asymmetrisch dak Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en is welstandshalve niet gewenst. Het advies hier is omzetten naar het andere dakvlak. In het alge- meen worden dakkapellen onder in het dakvlak Oij""~.""""""""")""'.'-'" ....... .....>IJ.. oo.-.. ,olijk """ m...."",,"""""'.."'" ........... ...,.......,... ..... o_.p w..."... ..... .. ",-..... .... .""""'N""" ... ."",'... -..-...,....--,.-... bij ,""'.."'R.""""""" mln""'" -... .......... -,"u.. ...-.... Oij_.~......._..."",,, Ol""'" ....,..o.,..OM........... ,"u_........."'-""" _,,""'_0.'_......." ......",....."....... ........".. toegepast. Door de grootte van het dakvlak ont- staat hiermede een goed en evenwichtig beeld. Door de hoogte van het dakvlak is hier een dakka- pel met een inwendige hoogte tot de verdiepings- vloer voorstelbaar. Dakkapellen in Dierdonk In het Welstandgebied Dierdonk bestaat behoefte aan duidelijkheid omtrent wat mogelijk of wense- lijk is op het gebied van vormgeving en beeldkwa- - 21 - 1dO liteit. De welstandscommissie heeft hiertoe voor een dakkapellen een aantal richtlijnen opgesteld. Hieronder worden deze beschreven. Het toetsingskader is er op gericht de oorspronke- lijke ontwerpkwaliteit zo goed mogelijk te handha- ven. Dit heeft voor de realisatie van een dakkapel in Dierdonk geresulteerd in de volgende randvoor- waarden: Het ontwerp voor een dakkapel dient aan te sluiten bij de (architectonische) karakteristiek van Dierdonk zowel qua vormgeving, maatvoe- ring, positionering, detaillering, materialisatie en kleurgebruik. 2 Bij de woningen waar in het oorspronkelijke ontwerp niet is voorzien in de bouw van een dakkapel, kan alleen onder strikte voorwaarden alsnog een dakkapel worden toegevoegd. Daarbij moet een onderscheid gemaakt worden tussen de zogedefinieerde voorzijde en achter- zijde van de woning overeenkomstige de woningwet van 2003 3 Achterzijde van de woning. Voorzover de dak- kapel niet vergunningvrij kan worden geplaatst zal deze worden getoetst aan de volgende aspecten: a De positie van de dakkapel in het dakvlak (afstand tot dakvoet, dakrand en nok) dient overeenkomstig bestaande dakkapellen van hetzelfde woningtype te worden gekozen. b De breedte van de dakkapel gelijk houden aan bestaande dakkapellen van hetzelfde woningty- pe (maximaal de helft van de breedte van de woning bij een zadeldak; bij een schilddak maximaal de helft van het dakvlak ter hoogte van de bovenkant van de dakkapel). Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria c De hoogte van de dakkapel (maximaal 1,5 meter) gelijk houden aan bestaande dakkapel- len in hetzelfde woningtype. d De kozijnindeling gelijk houden aan bestaande dakkapellen in hetzelfde woningtype. e Dakoverstek: 25 cm of gelijk houden aan de oorspronkelijke maat van het overstek bij het- zelfde woningtype. f Hoogte van de dakrand: 25 cm of gelijk hou- den aan de oorspronkelijke maat van de dak- rand bij hetzelfde woningtype. g Dakkapellen op meerdere niveaus in één dak- vlak zijn niet passend. 4. Voorzijde van de woning. Hier gelden dezelfde eisen als aan de achterzijde, aangevuld met de volgende randvoorwaarden: Vrijstaande woningen 4a Bij vrijstaande woningen is plaatsing van een dakkapel aan de voorzijde alleen mogelijk indien geen sprake is van verstoring van de bestaande architectuur en gevelcompositie. Vormgeving, plaatsing, materialisatie, detaille- ring en kleurgebruik dienen afgestemd te wor- den op bestaande dakkapellen van hetzelfde woningtype. Twee-onder-ee n-ka p-woningen Asymmetrie in het gevelbeeld is karakteristiek voor vele twee aan twee geschakelde wonin- gen; hiermee wordt het beeld van een grote vrijstaande villa gecreëerd. Dit principe is mede- bepalend voor de vormgeving en plaatsing van een dakkapel of erker. 4b Heeft een asymmetrisch blokje van twee wonin- gen alleen een langskap, dan kan slechts één van de twee woningen aan de voorzijde van een dakkapel worden voorzien. 4c Heeft het blokje een samengestelde kap (langs- en dwarskap), dan zal toevoeging van een dak- kapel aan de voorzijde in de regel ten koste gaan van de architectonische expressie van de samengestelde kap, wat niet aanvaardbaar is. 4d Voor blokjes met een symmetrisch gevelbeeld geldt dat beide woningen van een dakkapel kunnen worden voorzien mits afgestemd op bestaande dakkapellen van hetzelfde woningty- pe. Rijtjeswoningen 4e Voor rijtjeswoningen met een langskap (zadel- dak) geldt in principe dat elke woning in aan- merking komt voor plaatsing van een dakkapel onder dezelfde voorwaarden als genoemd voor de achterzijde van de woning (zie 3) 2.6 ERFAFSCHEIDINGEN Omschrijving en uitgangspunten Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten wor- den gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan, zal de gemeente zich terughou- dend opstellen. Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwa- liteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk als gevolg van een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Vooral in nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt, omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is. - 22- Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. In het buitengebied bijvoorbeeld zijn dichte, gebouwde erfafscheidingen bijna altijd storend. Hier dient bij voorkeur te worden gewerkt met hagen en windsingels, eventueel in combinatie met onopvallend open gaaswerk zonder puntdraad. In sommige gevallen is een open hekwerk ook voor- stelbaar, zoals bijvoorbeeld bij landgoederen. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uit- straling. Welstandscriteria voor erfafscheidingen Het plaatsen van een erf- of perceelafscheiding vol- doet aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande loketcriteria wordt voldaan. Voldoet een erf- of perceelafscheiding niet aan onderstaan- de criteria of is er sprake van een bijzondere situa- tie of gerede twijfel aan de toepasbaarheid van de loketcriteria dan kan de bouwaanvraag voor advies aan de welstandscommissie worden voorgelegd. In geval van een beschermd monument of een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt altijd de welstandscommissie om advies gevraagd. Algemeen: Voor bebouwing behorende tot de bebouwing- stypen H1, H2, H3, W1, W3, W4 en W5 gelden afwijkende welstandscriteria. Plannen behoren- de tot deze bebouwingstypen worden voorge- legd aan de welstandscommissie en door de commissie getoetst op de gebiedsgerichte crite- ria. Materiaal en kleur: Terughoudend materiaal- en kleurgebruik: ver- mijden van contrast met bebouwing in omge- ving. Kleur en materiaal aansluitend op erfafschei- ding van naburig perceel, tenzij deze niet vol- doet aan de hier genoemde loketcriteria voor erf- en perceelafscheidingen. Houtwerk om en om aangebracht, indien geplaatst achter de voorgevelrooilijn op de zij- of achtererfgrens als deze niet gekeerd is naar de weg of openbaar groen. Metselwerk conform het hoofdgebouw, waar- boven mogelijk metalen stijlen in donkere kleur of schotten van houten planken tussen gemet- selde penanten. Geen toepassing van beton, kunststof, staal, golfplaat, damwand profielen, rietmatten of vlechtschermen. Geen felle contrasterende kleuren. Maatvoering: Hoogte maximaal 1.25 mals erfafscheiding wordt geplaatst voor of op minder dan 1 meter afstand tot het voorerf. Hoogte maximaal 2.50 mals erfafscheiding wordt geplaatst op minimaal 1 meter afstand tot het voorerf. Vormgeving: Vormgeving afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel. tenzij deze niet voldoet aan de hiervoor en hierna genoemde loketcriteria voor erf- en perceelafscheidingen. Volledig te begroeien gazen hekwerken, als drager voor beplanting. Geleding houten erfafscheiding afgestemd op erfafscheiding van belendend perceel of reeds bestaande erfafscheiding in de omgeving. Rechte vormgeving, geen toogvormen. a""torIU"'~ ""n wou of openllolu,r groen yoorkant (.tIjkant "1001 wo. of openbaar groen) -23 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria A Aanbouwen: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Aangekapt: Met kap bevestigd aan dakvlak. Achterkant: De achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) niet gekeerd is naar de weg of het openbaar groen Afdak: Hellend dak, hangend of op stijlen aangebracht tegen een gebouw of een muur, om als gedeelte- lijke beschutting te dienen. Afstemmen: In overeenstemming brengen met. Antennedrager: Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne. Antenne-installatie: Installatie bestaande uit een antenne, een antenne- drager, de bedrading en de al dan niet in een tech- niekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie. Asymmetrisch dak: Zadeldak met twee ongelijke dakvlakken. BIJLAGE 1: BEGRIPPENLIJST Authentiek: Overeenstemmend met het oorspronkelijke, origi- neel, eigen kenmerken dragend, oorspronkelijk. B Band: Horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen, kunststeen of bak- steen Bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of andere bouwwer- ken. Beschot: Houten bekleding van een muur, inwendig als een lambrisering, meestal niet tot de volle hoogte. Bedrijfsbebouwing: Gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werkplaatsen en loodsen; hebben meestal een utili- tair karakter. Behouden: handhaven, bewaren, in stand houden. Belendende: Naastgelegen, (direct) grenzend aan. Bijgebouwen: Grondgebonden gebouw meestal van één bouw- laag dat los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. - 25- Blinde wand, muur of gevel: Gevel of muur zonder raam, deur of andere ope- ning. Boeiboord: Opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal. Boerderij: Gebouw/gebouwen op een erf met een (oorspron- kelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis. Borstwering: Lage dichte muur tot borsthoogte. Bouwblok: Een geheel van geschakelde bebouwing. Bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk. Bouwlaag: Horizontale reeks ruimten in een gebouw. Bouwvergunning: Vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid van de Woningwet. Bouwperceel: Een aaneengesloten terreinoppervlak, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan. Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Bouwwerk: Algemene benaming voor alle soorten gebouwde objecten. Bovenbouw: Bovenste, uit een oogpunt van gebruik meestal belangrijkste gedeelte van een gebouw, meestal in tegenstelling tot de onderbouw, het dragende gedeelte, fundament. Bungalow: Meestaal vrijstaande woning waarvan alle vertrek- ken op de begane grond zijn gesitueerd. C Carport: Afdak om de auto onder te stallen, meestal bij of grenzend aan een woning. Classicisme: Stroming in de bouwkunst, bouwstijl. Conformeren: Zich voegen naar, gelijkvorming maken, aanpassen aan, afstemmen op. Context: Omgeving, situatie, geheel van omringende ruimte- lijke kenmerken. Contrasteren: Een tegenstelling vormen. D Dak: Overdekking van een gebouw of onderdeel ervan, bestaande uit één of meer hellende vlakken (schil- den) of uit een horizontaal vlak. Dak:afdekking: Vlak of hellend dak van een gebouw, waarop dak- bedekking is aangebracht. Dakhelling: De hoek van het dakvlak. Dakkapel: Ondergeschikte toevoeging aan een dakvlak, voor- al bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Daknok: Hoogste punt van een schuin dak. Horizontale snij- lijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak Dakopbouw: Een toevoeging aan de bouwmassa door het ver- hogen van de nok of dakrand van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert. Dakraam: Raam in een dak. Daktrim: Afwerking bovenzijde dakrand ten behoeve van waterkering. - 26- Dakvlak: Een vlak van het dak/kap. Dakvoet: Laagste punt van een schuin dak. Het snijpunt van de daklijn en de onderliggende gevellijn. Damwandprofiel: Metalen beplatingmateriaal met een damwandpro- filering. Detail: Ontmoeting/aansluiting van verschillende bouwde- len zoals gevel en dak of gevel en raam. Detaillering: Uitwerking, weergave van de verschillende onder- delen c.q. aansluitingen. Diversiteit: Verscheidenheid, afwisseling, variatie. Drager en invulling: De drager is de constructie van een gebouw, waar- aan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden). Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria E Ensemble: Architectonisch en stedenbouwkundig composito- risch geheel. Erf: al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daar- van,dat direct is gelegen bij een gebouwen dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, de bestemming deze inrichting niet verbiedt. Voorerf: gedeelte van het erf dat aan de voorzijde van het gebouw is gelegen Achtererf: gedeelte van het erf dat aan de achter- zijde van het gebouw is gelegen Zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen Eerste verdieping: Tweede bouwlaag van de woning of het woonge- bouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen. Erker: Kleine toevoeging van meestal één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, op de begane grond meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en glas. F Flat: Groot gebouw met meerdere verdiepingen/woon- lagen. De appartementen in de flat zijn meestal gelijkvloers en worden op hun beurt flat/flatjes genoemd. G Galerij: Gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen. Gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Gepotdekseld: Horizontaal gedeeltelijk over elkaar vallende geveI- beplating (oorspronkelijk houten planken). Gevel: Verticaal scheidingsvlak van een gebouw tussen buiten en binnen. (Gevel)geleding: Onderverdeling van de gevel in kleinere vlakken. Verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metsel- werk, verspringingen of andere gevel kenmerken en -detailleringen. Gevelmakelaar: Decoratieve bekroning van een geveltop. - 27- 1: JB)E Goot: Waterafvoer, veelal tussen gevel en dakvlak. Goothoogte: Gootklos: Zie klossen. Gootlijn: Veelal horizontale lijn die een goot of meerdere goten aan de gevel vormen. H Hoekaanbouw: Grondgebonden toevoeging meestal van één bouwlaag aan de hoek van een gebouw. Hoek- en kilkeper: snijlijn van twee aansluitende dakvlakken. Hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouw- werk valt aan te merken I Industriebebouwing: Bebouwing met een industriële bestemming. Installatie: set van beeld- en/of geluidsapparatuur, het aan- brengen van technische toestellen (montage) en/of deze toestellen zelf K Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Kap: Samenstel van houten, ijzeren of betonnen onder- delen dat de dakbedekking draagt. Kavel: Grondstuk, kadastrale eenheid. Keper: Snijlijn van twee aansluitende dakvlakken. Kern: Veelal kleinschalig stedelijk gebied, ook wel cen- trum van een dorp of stad. Klossen: Uit de muur stekende houten of gemetselde blok- jes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten. Kop: In het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw. l lak: Afwerklaag van schilderwerk. landschappelijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, geken- merkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onder- linge samenhang en beïnvloeding van (niet levende en levende) natuur. latei: Draagbalk boven gevelopening. lessenaarsdak: Dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak. Lichtkoepel: Raamconstructie meestal in een plat dak, in de vorm van een koepel. Lijst: Een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel. Kroonlijst, gootlijst. Lineair: Rechtlijnig, langgerekt. Lint(bebouwing): Langgerekte lijn van (veelal vrijstaande) bebouwing langs een weg of waterverbinding. luifel: afdak buiten tegen de muur van een gebouw aan- gebracht en verder niet ondersteund, meestal boven een deur, raam partij of gehele pui. M Maaiveld: Bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht, de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, op het tijdstip van de aanvraag om bouwvergunning. - 28- Mansardekap: Een dak met aan twee zijden onder een stompe hoek geknikt of gebroken dakvlak. Markies: Opvouwbaar zonnescherm. Massa: Zichtbaar volume van bebouwing. Metselverband: Het zichtbare patroon van metselwerk. Middenstijl: Verticaal deel in het midden van een deur- of raam- kozijn. Monument: Aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3 van de Monumentenwet 1988, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leg- gen van het ontwerp van dit plan. Muurdam: Op de erfgrens aan de gevel gemetselde muur. N Natuurlijke waarde: De aan een gebied toegekende waarde, geken- merkt door geologische, geomorfologische, bodem- kundige en biologische elementen, zowel afzonder- lijk als in onderlinge samenhang. Negge: Het vlak c.q. de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn. 0 Ondergeschikt: Voert niet de boventoon. Onderbouw: Het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met meerdere verdiepingen. Ontsluiting: De toegang tot een gebouw, gebied of een terrein. Oorspronkelijk: Origineel, aanvankelijke vorm, authentiek. Oorspronkelijke gevel: Gevel behorend tot de oudste gevels van een gebouw, gevel van een gebouw in zijn oorspronke- lijke staat. Openbaar groen: Met het openbaar groen wordt bedoeld hetgeen daaronder in het normale spraakgebruik wordt ver- staan, zoals parken plantsoenen en speelveldjes, die het gehele jaar (of een groot deel van het jaar) voor het publiek toegankelijk zijn. Een weiland, bos of water kan in dit verband niet worden aange- merkt als openbaar groen. Orthogonaal: Rechthoekig. Profilering: aangebrachte vorm en maatvoering van profiel Oriëntatie: De hoofd richting van een gebouw. Portiek: Gemeenschappelijke trappenhuis en/of een terug- springende ruimte voor de straat- of toegangsdeur. Overstek: Bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel. R Raamdorpel: Horizontal stenen element onder de onderdorpel van een houten kozijn, dat ervoor zorgt dat water onder het kozijn buiten het muurvlak wordt afge- voerd. P Paneel: Rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting. Penant: Gemetselde steunpilaar van het fundament van een gebouw, metselwerk in een gevel langs ope- ningen. Raamhout: Hout waaruit ramen vervaardigd worden of omlijsting waarbinnen het paneel van een deur of beschot wordt ingesloten. Ook wel draaiende of schuivende delen van kozijn/post. Pilaster: Weinig uitspringende muurpijler, die dient om een boog of hoofdgestel te dragen. Referentiekader: Het geheel van waarden en normen binnen een bepaalde groep waarnaar verwezen kan worden. Plaatmateriaal: Materiaal van kunststof, staal, hout meestal ten behoeve van gevelbekleding. Renovatie: Vernieuwing. Plint: Een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw. Respecteren: Met eerbied behandelen, eerbiedigen, waarderen. Profiel: omtrek van een gebouw of bouwdeel (bijvoor- beeld kozijn) of een doorsnede daarvan Rijenwoningen: Geschakelde eengezinswoningen in een rij. "29 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria Ritmiek: Regelmatige herhaling. Rollaag: Een in verband gemetselde laag van op hun kant of kop gemetselde stenen. Horizontale of gebogen rij stenen of betonbalk boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand. Rooilijn: Lijn die in het bestemmingsplan of bouwverorde- ning aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden. S Schilddak: Dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde. Slagenlandschap: Een landschap met langgerekte ontginningslinten met haaks daarop een stelsel van smalle kavels gescheiden door afwateringssloten. Situering: Plaats van het bouwwerk in zijn omgeving. Speklaag: lichte natuurstenen band als afwisseling in bak- steenmetselwerk, doorgaans van Brabantse arduin, later ook van zandsteen. Stijl: Architectuur of vormgeving uit een bepaalde perio- de of van een bepaalde stroming. T Tactiel: Met de tastzin verbonden. Tent-, punt- of piramidedak: Dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen. Textuur: De waarneembare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk). Tympaan: Driehoekig of segmentvormige bekroning van een (klassiek) gebouw of van een onderdeel daarvan. U Uitbouw: Aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat recht- streeks vanuit het gebouw toegankelijk is. - 30- Welstandsnota Gemeente Helmond' Loketcriteria V Verdieping: bouwlaag Volant: Strook stof als afronding en versiering van zonne- scherm of markies. Voorgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorge- vel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen. Voorgevelrooilijn: Voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmings- plan dan wel de gemeentelijke bouwverordening. Voorkant: De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde (zijdelings) gekeerd is naar de weg of het openbaar groen. W Weg: Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994. Windveer: Plank bevestigd langs de kanten van een met riet of pannen gedekt dak ter afdekking van de voor- rand. Worden soms aan de bovenzijde over elkaar gekeept. - 31- Woning: Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding. Wolfdak/wolfeinden: Meestal een zadeldak waarvan één of beide dak- schilden op de kop een afgeknot dakschild heeft (wolfeind). Z Zadeldak: Een dak dat aan twee zijden schuin is met een sym- metrisch profiel. Zijgevellijn: Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen. WELSTANDSNOTA GEMEENTE HELMOND BEBOUWINGSTYPEN Algemeen deel Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm ("'" "~' Projectnummer: 80E03-HELOOOO6-028 Word bestand: WSN03-HELOOO06-O28 Datum: november 2003 CROONEN ADVISEURS - Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm Hof! van Hollantlaan 7 . Postbus 435 . 5240 AK Rosmalen tel (073) 523 39 00 . fax (073) 523 39 99 e-mail bureau@croonen.nl . internet www.croonen.nl Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel INHOUD 1 INLEIDING 1 2 OVERZICHT BEBOUWINGSTYPEN 3 Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm r' \...:W Indeling welstandsnota Gemeente Helmond LOKETCRITERIA (lichte bouwvergunningsprocedure) GEBIEDSUITWERKING (reguliere bouwvergu n ningsprocedure) Gemeente Helmond Loketcriteria Uitwerking Stiphout Uitwerking NoordwestlWest Uitwerking 't Hout Uitwerking Noord/Oost Uitwerking Binnenstad Uitwerking Dierdonkl Brandevoort Uitwerking Rijpelberg/ Brouwhuis Uitwerking Werkgebieden Uitwerking Buitengebied In dit hoofdstuk worden de gebiedsgerichte wel- standscriteria genoemd die worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Helmond. Deze criteria zijn gebaseerd op het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie wordt aangetroffen. Voor het opstellen van de gebiedsgerichte wel- standscriteria is een gebiedsindeling gemaakt, gebaseerd op de waarneembare verschijningsvorm van de bebouwing. De gebiedsindeling heeft plaatsgevonden naar aanleiding van verschillende bebouwingstypen die in Helmond zijn te onder- scheiden. De indeling in bebouwingstypen is geba- seerd op de indeling die Welstandszorg Noord- Brabant heeft gemaakt. Binnen een bebouwingsty- pe kunnen daarnaast verschillende stedenbouw- kundige enjof architectonische deeltypen voorko- men. Per bebouwingstype zijn welstandscriteria opge- steld. Hierbij is een onderscheid gemaakt in gemeenschappelijke welstandscriteria die voor alle deeltypen binnen dat bebouwingstype gelden en aanvullende, specifieke welstandscriteria die gelden voor de stedenbouwkundige enjof architectonische deeltypen. -1- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel INLEID IN G In dit boekje wordt per bebouwingstype een beschrijving gegeven, die uitmondt in een gebieds- gericht beoordelingskader. In deze thematische beschrijvingen komen telkens de volgende onder- delen aan bod: Een beschrijving van de kenmerken van het type, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, de typering van de bebouwing op zich, het materiaal- en kleur- gebruik en de detaillering. Daarnaast vindt een beschrijving plaats van de verschillende steden- bouwkundige enjof architectonische deeltypen binnen het bebouwingstype en de kenmerken per deeltype. De waardering per bebouwingstype. De gefor- muleerde bebouwingstypen zijn één-voor-één gewaardeerd waaruit zal blijken waarop het gekozen basiswelstandsniveau gebaseerd is. Als basis voor de keuze voor het basiswelstandsni- veau zijn per bebouwingstype specifieke kwa- liteiten en kenmerken benoemd (zie 3.4 van het algemene deel; juridisch en organisatorisch kader). Hierbij is zoveel mogelijk aangegeven waar, bij welke ontwikkelingen, rekening mee dient te worden gehouden, zodat deze ken- merken en kwaliteiten behouden blijven of ver- sterkt worden .- De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in gemeenschappelijke welstandscriteria die geI- den voor het gehele bebouwingstype en wel- standscriteria per deeltype (indien aanwezig). Per deeltype zijn criteria opgesteld betreffende de ligging van het bouwwerk in de omgeving, het gebouw op zich en het materiaal, de detail- lering en kleur. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 2- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel Hl HISTORISCHE DORPSGEBIEDEN KENMERKEN Bebouwing en omgeving Veel dorpen zijn ontstaan als agrarische nederzet- tingen. Iedere regio heeft zijn eigen typen zoals brinkdorpen, de gestrekte langstraatdorpen en wegdorpen bij jonge ontginningen. Daarnaast zijn er ook dorpen met een andere ontstaansgeschiede- nis zoals marktplaatsen, strategische vestigingen of nederzettingen met een meer industriële oor- sprong. De oude dorpsgebieden kenmerken zich door rela- tief open en kleinschalige bebouwing met daar- binnen een zekere variatie. Binnen deze gebieden zijn vaak nog onbebouwde percelen in gebruik als weiland of moestuin. Op enkele plaatsen en met name langs kruisingen van belangrijke wegen komt verdichting voor. Er komen veelal verschillende functies voor in de historische dorpsgebieden zoals wonen, detailhandel en verschillende ambachten. De historische dorpsgebieden vormen een waarde- vol gebied voor de huidige gemeenten. De histori- sche dorpsgebieden vormen de historische context van veel objecten van cultuurhistorische waarde. Tevens vormen ze belangrijke schakels binnen het netwerk van wegen en ondersteunen ze de ruimte- lijke oriëntatie binnen de gemeente. Bebouwing op zich De bebouwing in de historische dorpsgebieden is zeer divers van vorm en karakter. In sommige gevallen komen nog molens, kerken en boerderijen voor. De gebouwen zijn individueel ontworpen en dateren uit verschillende tijdsperioden. De bebou- wing bestaat overwegend uit één of twee lagen met een kap. Materiaal, detailleringen kleur De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken in baksteen, het dak is bedekt met riet of pannen. De detaillering van de bebouwing is zeer divers, ornamenten (aparte rollagen, metseltechnieken, luiken e.d.) komen voor. Er is overwegend gebruik gemaakt van sobere, rustige en donkere kleuren. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De karakteristiek van de bebouwing dient aan te sluiten op de karakteristiek van de omliggen- de historische bebouwing. De situering of wijziging van de bouwmassa enjof de oriëntatie mag het historische straat- beeld niet verstoren. WAARDERING Het totaalbeeld van de bebouwing in relatie tot de omgeving, maar ook de bebouwing op zich is histo- risch gezien van onschatbare waarde voor het afle- zen van de ontstaansgeschiedenis van het dorp of de stad. Naast dit over-all beeld zijn ook de indivi- duele panden cultuurhistorisch van grote waarde en dient er derhalve ook op detailniveau zorgvul- dig met nieuwe ontwikkelingen worden omge- sprongenWeliswaar is de bebouwing vaak zeer divers van aard, maar doordat het beeld organisch is gegroeid, vallen dissonanten onmiddellijk als sto- rend element op in het totaalgezicht. Bebouwing op zich De bebouwingseenheden dienen individueel herkenbaar te blijven. Samenvoeging van bouwmassa' s is ongewenst. De bestaande bouwmassa is leidend bij veran- dering. Materiaal, detaillering en kleur Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit- gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk, mits passend binnen de karakteristiek van het individuele pand en de omgeving. De historische (dorps)gebieden zijn uit cultuurhisto- risch, architectonisch en stedebouwkundig oogpunt van belang. Vergelijkenderwijs verdient de bebou- wing een relatief hoog welstandsniveau, waarvoor ook de openbare ruimte in aanmerking komt. Vandaar dat dit bebouwingstype valt in het basiswelstandsniveau 1. - 3- Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm -4- H2 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel KENMERKEN Bebouwing en omgeving Historische bebouwingslinten zijn de eerste bebouwingsconcentraties langs historische verbin- dingswegen. Rond een aantal van deze linten heb- ben zich de huidige dorpen en steden ontwikkeld. Meestal is het lint langs een belangrijke route ont- staan. De bebouwing is perceelsgewijs tot stand gekomen waardoor een wisselend straatbeeld is ontstaan. De rooilijn is dikwijls individueel bepaald en hierdoor verspringend. De bebouwingsstructuur is open, met veel doorzichten naar het achterliggende gebied. De openbare ruimte, de straat en de begeleidende bomen enerzijdsen anderzijds de voortuinen of de aanstrating en stoep zijn, bepalend in het straat- beeld en zorgen voor de samenhang. Hierdoor vor- men de perceelsgewijze, individuele invullingen één straatwand terwijl ze onderling veel van elkaar ver- schillen. De kavels hebben vaak diepe achtertuinen en kleine of geen voortuinen. Woningen, kleine ambachtelijke werkplaatsen, win- kels, horeca en boerderijen zijn de diverse functies die je aantreft in de lintbebouwing. Soms heeft een functieverandering plaatsgevonden. Als dit heeft plaatsgevonden met behoud van de oorspronke- lijke bebouwingsmassa wordt dit niet als storend ervaren Bebouwing op zich De bebouwing in de historische bebouwingslinten is zeer divers van karakter. De gebouwen zijn indi- vidueel ontworpen en dateren uit verschillende tijdsperioden. De bebouwing bestaat overwegend uit één tot twee lagen met langskap. Soms is er sprake van intensievere bebouwing richting het HISTORISCHE BEBOUWINGSLINTEN centrum. Dit zijn smallere percelen en de woningen bestaan hier uit een dwarskap. Kenmerkend is de brede en lange massa waarbij horizontaliteit bepa- lend is voor de opbouw van de gevel. De raamope- ningen zijn echter verticaal opgebouwd. Materiaal, detaillering en kleur De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken uit baksteen, soms gestukadoord, het dak is bedekt met riet of pannen. De detaillering van de bebou- wing is afhankelijk van de ontstaansperiode Men treft diverse ornamenten, detailleringen in het met- selwerk (strek- en rollagen) en diverse gevelbeëindi- gingen aan. Kenmerkend is het contrast tussen de kleur van het metselwerk en die van de kozijnen. WAARDERING Evenals bij H1 zijn de cultuurhistorische, architecto- nische, en stedebouwkundige aspecten als zeer waardevol aan te merken. Aanvullend kan gesteld worden dat met name bij de linten de relatie met het buitengebied karakteristiek is. Deze relatie komt tot stand door de vele doorzichten in het lint door de individuele panden. Deze doorzichten die- nen behouden te blijven, evenals de eerder genoemde aspecten. De noodzaak tot welstand- stoetsing op detailniveau wordt versterkt doordat de details van de individuele panden juist een beeld geven van de ontstaansperiode en daarmee de ontstaansgeschiedenis van het lint. - 5- Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing in histo- rische dorpse bebouwingslinten een relatief hoog welstandsniveau. Ook de openbare ruimte komt voor dit hoge niveau in aanmerking. Bebouwing van dit bebouwingstype valt in basiswelstandsni- veau 1. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De huidige mate van open- en geslotenheid is leidend voor veranderingen. De situering en oriëntatie van de bebouwing mogen de continuïteit van de samenstellende ruimtevormende elementen van de openbare ruimte van het lint, de weg en de bomen, niet verstoren. De diversiteit in gevelwanden staat in relatie met de karakteristiek en de ontstaansperiode (van de bebouwing) van de omgeving. Bebouwing op zich De individualiteit van de bebouwing staat cen- traal. De bestaande bouwmassa is leidend bij veran- deringen. Samenvoeging van bouwmassa's is ongewenst. Materiaal, detaillering en kleur Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit- gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk, mits passend binnen de karakteristiek van het individuele pand en de omgeving. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 6- H3 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel KENMERKEN Bebouwing en omgeving In vergelijking met de historische bebouwingslin- ten kent de historische stedelijke bebouwing een veel hogere dichtheid. Smallere kavels, hogere bebouwing (vaak meer dan twee lagen), een geslo- ten straatwand en een relatief grote bebouwings- en perceelsdiepte -met af en toe een eigen voor- ruimte aan de straat- bepalen het beeld. Van ouds- her volgen de hoofdstraten de historische, kronkeli- ge routes. De rooilijn, waarin de voorgevels zijn gebouwd vertoont kleine verspringingen. De geveI- wanden bepalen hier duidelijk het straatbeeld. Door de grote intensiteit van bebouwing ontstaat als het ware een dakenlandschap. De smalle, diepe bebouwing wordt met dwarskappen afgedekt. De beëindigingen van de gevels worden over het alge- meen gevormd door fraai gedetailleerde goot- lijsten, waarboven dakschilden met hier en daar een dakkapel. Ook topgevels komen, zij het minder frequent, voor. Op de bredere percelen wordt de bebouwing wordt achter de -eveneens uitgewerk- te- gootlijst middels een samenstel van langs- en dwarskappen afgedekt. Bebouwing op zich De historische stedelijke bebouwing bestaat uit twee of meer lagen met kap. Kenmerkend is het veel voorkomend hoogteverschil tussen de begane- grond laag en de overige verdiepingen. Dit verschil is in zijn oorsprong te verklaren vanuit een typische plattegrond- en doorsnedenopbouw, die het moge- lijk maakte de hogere werkruimte aan de straatzij- de (lichttoetreding) vanuit een insteekverdieping te kunnen overzien. De functie van winkels en werk- ruimten op de begane grond met daarboven gele- HISTORISCHE STEDELIJKE BEBOUWING gen woningen leidt in de gevels tot een verschil in voorkomen van de eerste laag (etalages) ten opzichte van de verdiepingen (ramen). Van ouds- her ontstond, mede vanuit bouwtechnische nood- zaak, een duidelijke architectonische relatie tussen begane grond en verdiepingen in de gevels. Raamopeningen zijn duidelijk verticaal gericht. De straatwand vertoont een grote samenhang, veroor- zaakt door parcellering, gevel behandeling, materia- lisering, detail lering en kleurstelling. De rijk gede- tailleerde gevelbeëindiging speelt daarbij een belangrijke rol. Net als in de bebouwingslinten is de bebouwing perceelsgewijs ontstaan, waardoor er veel onderlin- ge verschillen tussen de panden zijn. Materiaal, detaillering en kleur Het materiaal- en kleurgebruik is divers en verschilt per pand. Over het algemeen worden gevels samengesteld uit baksteen dan wel in een lichte kleur gestukadoord. Mede hierdoor blijven de afzonderlijke panden in de gesloten bebouwings- wand herkenbaar. De individuele gevels hebben een harmonische opbouw. In een aantal gevallen is de begane grondlaag op nogal brute wijze, ter wille van de winkelfunctie, gewijzigd, waardoor sprake is van disharmonie in de gevels, veroorzaakt door een duidelijke architectonische scheiding naar de bovenliggende verdiepingen. De oorspronkelijke gevelornamenten en detailleringen zijn in veel gevallen bewaard gebleven. - 7- WAARDERING Doordat bij de historische bebouwing een veel hogere dichtheid is gerealiseerd is de relatie met het de omgeving klein. De wand die gevormd wordt door afzonderlijke (en afzonderlijk te her- kennen) veelal aaneengesloten panden biedt een brede variatie aan bouwstijlen, met name in de daktuinen/hoven. Hierdoor ontstaat een aantrek- kelijk stedelijk silhouet; een eenheid in verscheiden- heid. Daar waar de plint, die van oudsher vaak als werkruimte werd gebruikt, gewijzigd is ten behoe- ve van een winkelfunctie is in veel gevallen een dis- harmonie ontstaan. De welstandstoetsing dient hier dan ook in het gevolg minutieus te gebeuren om het historische, karakteristieke beeld te behou- den dan wel te versterken. Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing in de historische stadskern een relatief hoog welstandsni- veau. Ook de openbare ruimten komen voor het hoge niveau in aanmerking. Voor dit bebouwing- stype geldt derhalve basiswelstandsniveau 1. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel ,'~ 'CC"" LJ -9 - WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving Veranderingen aan het gevelbeeld mogen de straatwand als geheel niet verstoren. Bebouwing op zich De verhoudingen in de gevelopbouw mogen niet verstoord worden. De schaal van de gevel indeling dient speciale aandacht te krijgen. De oorspronkelijke parcel- lering moet herkenbaar blijven. De oorspronkelijke kapsituatie moet leesbaar blijven bij verandering aan de bouwmassa. Ingrepen op begane grondniveau mogen de harmonie van de individuele gevel als geheel niet verstoren. Materiaal, detaillering en kleur Het materiaal- en kleurgebruik mag de bestaan- de harmonie van de gehele gevelwand niet ver- storen. Veranderingen in materiaal- en kleurgebruik van de individuele bebouwing dient in relatie te staan met de gevelwand als geheel. De oorspronkelijke ornamenten en detaillerin- gen in de gevel dienen herkenbaar en zinvol te blijven. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm -10 - Wl Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel KENMERKEN Bebouwing en omgeving Aan het einde van de 1ge eeuwen het begin van de 20e eeuw zijn in de meer stedelijke gebieden uitbreidingswijken gebouwd in een compacte, dik- wijls rijk gedetailleerde woonbebouwing. Dit gebeurde in (gesloten) historische (woon)bebou- wing waarbij de hoekoplossingen vaak bijzonder zijn uitgewerkt. Het gesloten bouwblok wordt omsloten door straten met een formele, stedelijke inrichting (rijbaan en trottoir) en een symmetrisch profiel. Kenmerkend aan het straatbeeld is de verticale geleding van de over het algemeen hoge geveI- wand, dit komt extra tot uitdrukking bij een ver- springingen in de straatgevelwand. Bebouwing op zich De bebouwing bestaat uit twee of meer lagen. De woningen over het een (flauwe) langskappen of topgevels. Soms treffen we boven- en benedenwo- ningen aan waardoor de woningdichtheid in deze gebieden relatief hoog is. De straatgevels zijn gesloten en hebben relatief kleine, verticaal gerich- te gevelopeningen waardoor een vlakke straat- wand ontstaat. Entreepartijen, balkons, verspringin- gen in de gevel e.d. vallen hierdoor extra op en voegen zich naar het verticale karakter van de gevel. De bebouwing is met zorg ontworpen en vormt in totaliteit de vlakke straatwand, waarbij de architectuur van de individuele woning onderge- schikt is aan die van het totale straatgevelbeeld. Bijzonder bij de relatief strakke gevelwand zijn de hoekoplossingen. In het gesloten bouwblok vor- men zijn zij vaak prominent in het straatbeeld aan- (GESLOTEN) HISTORISCHE (WOON)BEBOUWING wezig en vormen in veel gevallen een afsluiting van het blok. Materiaal. detaillering en kleur De architectuur van dit zorgvuldig ontworpen en uitgevoerd bebouwingstype komt vooral tot uit- drukking in de kenmerkende detaillering in samen- hang met het kleur- en materiaalgebruik. De bebouwing is veelal opgetrokken uit een donkere baksteen met lichte kozijnen. Veel gevels hebben nog oorspronkelijke ornamenten zoals gietijzeren balkons en gevelversieringen. Wanneer er sprake is van een kap, is deze afgedekt met pannen. Deeltype 1: (gesloten) historische (woon)bebou- wing eind 1ge eeuw Eind 1ge eeuw ontstonden de eerste uitbreidingwij- ken naast het historisch centrum. Dit gebeurde over het algemeen in (gesloten) historische (woon)bebouwing in navolging op de historische stedelijke bebouwing. Hoewel veelal met een aan- tal woningen tegelijk gebouwd, was de individuele parcellering nadrukkelijk herkenbaar. Kenmerkend aan de bebouwing binnen dit deeltype is de fraaie detaillering. Art- nouveau of Jugendstil was de toe- gepaste stijlvorm. Er werd gebruik gemaakt van smeedijzeren balkons en erfafscheidingen wat het statige karakter van het geheel ondersteunt. Het straatbeeld wordt bepaald door de strakke geveI- wand waarin de hoektorentjes, erkers en entree- partijen de gevel verfraaien en soms een bijzonde- re functie binnen de woning aanduiden. -11- Deeltype 2: (gesloten) historische (woon)bebou- wing jaren '30 De latere uitbreidingen kwamen meer projectmatig tot stand in complete, als één geheel ontworpen bouwblokken. Er is sprake van meer samenhang en rust in het straatbeeld, waarbij de parcellering min- der nadrukkelijk in de straatwand tot uitdrukking komt. De stedenbouwkundige structuur heeft een ruimere opzet waardoor weer plaats is voor voor- tuinen en groene erfafscheidingen. De bouwblok- ken uit deze periode kenmerken zich door het in het oog springend ambachtelijke metsel- en tim- merwerk. Nauwkeurig gedetailleerd werden deze woningen in baksteen uitgevoerd. De kap maakt meer deel uit van het straatbeeld dan in het eerste deeltype waardoor de straat een minder stedelijke sfeer krijgt. De individuele woning (of een aantal woningen tezamen) profileert zich in het straat- beeld door verschillen in gevelopbouw, maar vooral door verspringingen, het dakoverstek en toevoe- gingen aan de straatgevel. Dikwijls worden hori- zontale ramen toegepast. Waardering In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat dit bebouwingstype zeer zorgvuldig en met veel aan- dacht voor detail is ontworpen. In de stedelijke structuur neemt dit bebouwingstype veelal een prominente positie in. Het is van groot algemeen belang de karakteristiek en de authenticiteit van dit bebouwingstype te waarborgen. Gezien de invloed van het individuele blok op de straatwand als geheel, zelfs tot op het niveau van de detaille- ringen geldt hier basiswelstandsniveau 1. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel c' " " WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving Voor het straatbeeld is de bestaande geleding van de gevel uitgangspunt Veranderingen in het gevelbeeld mogen de straatwand als geheel niet verstoren. Bebouwing op zich Bij aanpassingen dient de huidige geleding van de gevel herkenbaar te blijven Materiaal, detaillering en kleur De bestaande kleurstelling, donkere gevels met lichte (witte) kozijnen, is uitgangspunt. De oorspronkelijke ornamenten en de zorgvul- dige, ambachtelijke detaillering dienen herken- baar en zinvol te blijven. Welstandscriteria deeltype 1: Ingrepen aan de gevel mogen de harmonie van de individuele gevelwand niet verstoren. Welstandscriteria deeltype 2: De oorspronkelijke kwaliteit (ambachtelijk met- sel- en timmerwerk, dakoverstek, plasticiteit in de gevelwand) is leidend bij aanpassingen, toe- voegingen of (ver)nieuwbouw. De individuele woningen dienen herkenbaar te blijven in het straatbeeld. -13 - Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm \ \, -14 - W2 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel P ARKACHTIGE (WOON)BEBOUWING KENMERKEN Bebouwing en omgeving Met parkachtige (woon}bebouwing worden ruim opgezette woonwijken met veel groen bedoeld. De brede groene lanen door de wijk met opgaand groen en de maat van de bouwmassa's en het groen zijn zeer kenmerkend voor deze gebieden. Vaak zijn de parkachtige (woon}bebouwing zeer divers betreffende de woningtypologie. Vaak is er ook een grote diversiteit in de grootte van de kavels. De traditionele parkachtige (woon}bebou- wing zijn ontstaan tussen 1860 en 1940. De wonin- gen hebben over het algemeen een eigen gezicht waarbij veel aandacht is besteed aan de architecto- nische kwaliteit en uitstraling. Ook na 1945 zijn er woningen gesitueerd in een parkachtige setting. Veelal bestaan deze naoorlogse parkachtige (woon}bebouwing uit vrijstaande woningen en bun- galows. De architectuur is vaak ingetogen van stijl en minder expressief dan in de oude villaparken. Vaak zijn in dit thema groepen woningen te her- kennen die in architectuur sterke overeenkomsten vertonen. Bebouwing op zich De woningen hebben over het algemeen een ruime voortuin. De grens tussen privé en openbaar wordt vaak gemarkeerd met een heg of een hek. De erven hebben een groen karakter, vaak met grote- re bomen waardoor de woningen niet altijd vanaf de straat volledig zichtbaar zijn. Niet alle woningen zijn georiënteerd naar de straat. De monumentale villa's en herenhuizen uit de peri- ode 1860-1940 hebben vaak een complexe hoofd- massa met incidenteel een serre of erker aan de -15 - straatzijde. Deze woningen hebben vaak hoge ver- diepingshoogten en een statig individueel karakter. De woningen die gebouwd zijn na 1945 hebben een meer ingetogen karakter en lagere verdie- pingshoogten dan de oudere villa's. De woningen zijn eenvoudig van vorm. Ook deze woningen heb- ben een individueel karakter. Materiaal, detaillering en kleur De bebouwing heeft meestal gevels van bakstenen met kozijnen en betimmering van hout. Sommige gevels zijn afgewerkt met een stuclaag. Het kleur- gebruik is overwegend zorgvuldig gekozen. Vaak is er sprake van schilderwerk in twee kleuren die zorgvuldig op elkaar afgestemd zijn. De villa's en herenhuizen uit de periode 1860-1940 zijn rijk bedeeld met details. De naoorlogse wonin- gen zijn soberder van karakter. WAARDERING In deze ruim opgezette, overwegend groene wij- ken wordt het beeld bepaald door brede groene lanen waaraan woningen met een sterk individueel karakter op een grote diversiteit aan kavels. Niet alle woningen hebben een oriëntatie naar de straatzijde en vaak hebben ze een ruime voortuin, waardoor ze niet altijd volledig zichtbaar zijn vanaf de straat. Er is veel aandacht besteed aan de archi- tectonische kwaliteit en uitstraling. De welstand- toets zal voornamelijk betrekking hebben op de bebouwing op zich, in relatie met de detaillering. Hiervoor geldt dan ook een basiswelstandsniveau 2. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel G. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De bebouwing dient qua korrel aan te sluiten op de omgeving. De bebouwing dient het parkkarakter te res- pecteren. De woningen dienen individualiteit uit te stra- len. Aanpassingen aan de bebouwing mogen de verhouding bebouwing-groen niet ernstig ver- storen. Een duidelijke verstening van de wijk dient voorkomen te worden. Materiaal, detaillering en kleur Bij aanpassingen aan de bestaande bouwwer- ken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uitgangspunt. Het kleurgebruik dient passend te zijn bij de oorspronkelijke architectuur. De bebouwing op het perceel dient als individu- ele eenheid samenhang te tonen qua materiali- satie, kleurgebruik en detaillering. Hierbij hoeft niet aangesloten te worden bij het materiaalge- bruik, detaillering en kleurgebruik van bebou- wing in de omgeving. Bebouwing op zich De bebouwing dient qua massaopbouwaan te sluiten bij de omliggende bebouwing. Aan- en bijgebouwen mogen het open karakter niet frustreren. De bebouwing op het perceel dient als individu- ele eenheid samenhang te vertonen qua archi- tectuur. Qua architectuur hoeft geen aanslui- ting gezocht te worden bij de omliggende bebouwing. -17 - Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm -18 - W3 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel KENMERKEN Bebouwing en omgeving De tuinstad gedachte is ontstaan aan het begin van de negentiende eeuwen was een reactie op de overbevolking en 'grote stedelijkheid' van destijds. Het idee dat hieraan ten grondslag ligt, is de bevrij- ding van het industrieproletariaat uit de ongezon- de woonomstandigheden. Als alternatief voor de stenige, overvolle stad werden woonwijken gebouwd waarin de menselijke maat en de indivi- duele woning weer een grote rol spelen. In Nederland was vooral het gedachtegoed van archi- tect Granpré Moliere bepalend voor de tuinwijkge- dachte. Kenmerkend is dat ze oorspronkelijk als samenhangend geheel zijn ontworpen met specifie- ke architectonische en stedenbouwkundige ken- merken. Het accent binnen de wijken ligt vooral op de straatruimte zelf. De straatgevels vormen een intieme, kleinschalige openbare ruimte. De wonin- gen zijn nagenoeg allemaal georiënteerd op de straat, bovenwoningen werden gemeden. Elke woning heeft zijn eigen tuintje. De tuin vormt een belangrijke schakel in de oorspronkelijke tuinwijk- gedachte. Uitgangspunt was een menswaardige huisvesting voor iedereen waarbij de verbonden- heid met de natuur belangrijk was. De overgang van de privé-ruimte naar de openbare ruimte is zeer zorgvuldig vormgegeven. Zeer kenmerkend op grote schaal is de uniformiteit van de stedenbouw- kundige indeling en architectuur van de wijken en op een lager schaalniveau het oog voor detail en individualiteit. In dorpen treft men de tuinwijk vaak aan in kleine clusters aan straten. Door de samenhang binnen de wijken en de groeninrichting van de straten, pleintjes en voortuinen is een aan- TUINDO RPEN EN TUINWIJKEN genaam en vriendelijk omgevingsbeeld ontstaan. In de loop van de jaren '30 is binnen deze wijken meer plaats gekomen voor parkeerplaatsen en veili- ge speelplaatsen, ten koste van het groen. Bebouwing op zich De massavorm is bepalend voor de straat en het straatbeeld. De grote daken spelen hierin een grote rol. De gevel en het dakvlak hebben een horizontaal karakter wat voornamelijk tot uitdruk- king komt in een doorlopend dak, de lage, liggen- de dakkapellen en de doorlopende goot met over- stek. De dakkapellen zitten vaak onder in het dak- vlak en zijn daarin opgenomen als losse elementen waardoor het vlak als geheel niet onderbroken wordt. Bijgebouwen zijn in het oorspronkelijk plan veelal achter de hoofd massa gesitueerd. Materiaal, detaillering en kleur De architectuur is overwegend ingetogen en sober van opzet met een verfijning in de kleurtoepassing en detaillering. De huizen zijn opgetrokken uit bak- steen, soms gestukadoord in lichte kleuren en heb- ben een pannendak, meestal een langskap. De bebouwing is met zorg ontworpen en heeft ken- merkende details en ornamenten in de gevel en het dak. De gevels zijn versierd met ornamenten en zijn voorzien van houten kozijnen, rechthoekig van vorm, verticaal gericht en regelmatig onderver- deeld met stijlen en roeden. Opvallend en kenmer- kend zijn de dakoverstekken, de brede goten, erkers en entreepartijen. -19 - WAARDERING Op grote schaal is de uniformiteit van stedebouw- kundige indeling en architectuur, terwijl op een lager schaalniveau juist veel oog is voor detail en individualiteit. Kenmerkend voor dit type is dat de kwaliteit bepaald wordt vanuit alle aspecten: stede- bouwkundige samenhang, architectuur en oog voor detail. Tuinwijken en -dorpen zijn zeer zorgvuldig ontwor- pen en vertonen een grote samenhang. De omge- vingskwaliteit is hoog, er is sprake van een intieme sfeer met menselijke maat. Vergelijkenderwijs ver- dient de bebouwing een redelijk hoog welstandsni- veau; basiswelstandsniveau 1. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De architectuur en de openbare ruimte zijn in samenhang ontworpen. Deze samenhang dient behouden te blijven. Voor het straatbeeld is de massavorm van de bebouwing uitgangspunt. De woningen dienen gericht te zijn op de straa- truimte. Zorgvuldig vormgegeven overgangen privé - openbaar zijn zeer kenmerkend en dienen behouden te blijven. Met name in de voorge- bieden is verdichting of verstening ongewenst. Bebouwing op zich De huidige massavorm is uitgangspunt. Hierin spelen de grote daken een belangrijke rol. De gevelopeningen dienen verticaal gericht te zijn. De dakvlakken dienen als een geheel herken- baar te blijven. Dakkapellen worden onder in het dakvlak, maar wel los van de goot, geplaatst. Liggende dakkapellen kunnen passen in het architectuurbeeld. Aanbouwen aan de voorzijde dienen onderge- schikt te zijn aan de gevel als geheel en te pas- sen in de architectonische identiteit van het complex. - 21- Materiaal, detaillering, kleur Het kleurgebruik dient sober en ingetogen te zijn en passend bij de oorspronkelijke architec- tuur. Afwijkend, niet oorspronkelijk kleurge- bruik is mogelijk, mits passend binnen de karak- teristieken van het gehele complex. Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uit- gangspunt. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 22- W4 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel KENMERKEN Bebouwing en omgeving In 1901 werd de Woningwet vastgesteld. Als gevolg hiervan werd de woningbouw niet alleen genormaliseerd, maar trad er ook een schaalvergro- ting in het ontwerpproces op. In de jaren dertig nam de bouwproductie toe om de groeiende woningnood op te vangen. De industrialisatie in de bouw kwam op en de eerste geprefabriceerde bouwonderdelen deden hun intrede. De stan- daardisatie ging meer en meer de architectuur en de maat van de woningen bepalen. Met name na de Tweede Wereldoorlog wordt deze bouwstijl gebruikt om de dan ontstane woningnood op te vangen. In de jaren '50 en '60 zijn op deze wijze veel uit- breidingswijken gerealiseerd met een eenvoudig patroon van rechte straten met een symmetrisch straatprofiel. Deze wijken zijn optimaal op de auto- bereikbaarheid ontworpen met voetpaden (trot- toirs) langs de straten. De straten zijn opgebouwd uit rijen woningen van drie woningen of meer die afgewisseld worden met geschakelde en vrijstaan- de woningen Deze woongebieden hebben een overzichtelijk, rustig en relatief groen karakter. De wijken zijn in hun oorspronkelijke opzet architecto- nisch en stedenbouwkundige met zorg ontworpen. Soms is sprake van een stempeling van het straten- patroon van de buurt. Erfafscheidingen van de voor- en eventueel zijtuin zijn eenvoudig en laag. Bebouwing op zich Binnen de wijken komt voornamelijk laagbouw voor, maar ook gestapelde bouw komt op kleine schaal voor. De grondgebonden woningen zijn opgebouwd uit één of twee lagen met (Iangs)kap. TRADITIONELE STROKENBEBOUWING Sporadisch komen binnen de wijken gestapelde woningen voor die opgebouwd zijn uit drie of vier lagen en plat afgedekt dan wel met een flauw hel- lende langskap. Alle woon bebouwing is op de openbare ruimte georiënteerd. De architectuur binnen dit bebouwingstype kenmerkt zich door ambachtelijk metselwerk en relatief kleine, verticaal gerichte gevelopeningen in het metselwerk. De rust in het bebouwingsbeeld ontstaat door eenvoudige hoofd massa's en de eenheid in kapvorm. In de meeste gevallen is sprake van langskappen. De balans in het blok zit hem dan ook in de ritmiek van de gevels ondersteund door de schoorstenen op het dak. De indeling van de woningen is duide- lijk afleesbaar in de gevel. De gelijkvormige koppen van de bebouwingsstroken geven de zijstraten een karakteristiek beeld. Typerend aan de architectuur is de verticale gevelopbouwen de horizontale mas- saopbouw. Dit laatste komt vooral tot uitdrukking wanneer de woningen geschakeld of in rijen gebouwd zijn. De herhaling van gelijkvormige kop- pen van bouwblokken geven een karakteristiek beeld naar de zijstraten. Aanbouwen aan achterge- vels voegen zich simpel binnen de hoofdkarakte- ristiek van het bebouwingstype. De toevoeging van dakkapellenjdakopbouwen is afhankelijk van de dakhelling en de nokhoogte. De architectuur en uit- straling van de verschillende woningen binnen één blok zijn nagenoeg gelijk. Verstoringen van het bebouwingsbeeld doen zich met name voor bij hoekwoningen, omdat aanbouwen, bijgebouwen en schuttingen in de zijtuinen vaak op gespannen voet staan met de stedenbouwkundige karakte- ristiek van de woonwijk. Er is sprake van een geslo- ten, blinde zijgevel omdat vaak de bebouwing direct aansluit op het trottoir. - 23- Materiaal, detaillering en kleur De samenhang in het straatbeeld ontstaat onder meer door een eenvoudig materiaal- en kleurge- bruik. Het ambachtelijk metselwerk (jaren '50) en dakpannen zijn hierbij de meest gebruikte materia- len. Gebruik van de eerste prefab elementen (jaren '60) is al zichtbaar. WAARDERING Kenmerkend voor dit bebouwingstype is de rust en overzichtelijkheid van het straatbeeld. De bebou- wing is eenvoudig qua opzet, massa en detaillering en vertoont daarmee veel samenhang. Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing een redelijk hoog welstandsniveau, hier geldt basiswel- standsniveau 2. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving Het stedenbouwkundig patroon dient in de toekomst leesbaar te blijven, zowel naar de straat ruimte en groenstructuur en de aanslui- ting daarop, als naar de rangschikking van de bebouwing. De bebouwing dient gericht te zijn op de open- bare ruimte. Veranderingen mogen het beeld van de bouw- blokken, met name de horizontale massaop- bouw en de duidelijke ritmiek, niet verstoren, wel versterken. Bebouwing op zich- Uitgangspunt is de huidige verticale, eenvoudi- ge gevelopbouw van de individuele woningen; het principe van gaten in het metselwerk. Er dient een afleesbare relatie te zijn tussen de gevelindeling en de achterliggende functies. Op- en aanbouwen moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbouwmassa, het gevelbeeld enjof het dakvlak. De maat van de gevelopeningen is leidend voor de maatvoering van aanbouwen aan de voorzij- de. Materiaal, detaillering, kleur Het ambachtelijk gedetailleerd metselwerk, al dan niet met (prefab) ornamenten, dient te worden gehandhaafd Bij aanpassingen is bestaande kleur- en materi- aalgebruik uitgangspunt. -25 - Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 26- W5 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel GEÏND U STRIALI SEERD E (WOON) BEBO UWIN G KENMERKEN Bebouwing en omgeving Dit bebouwingstype kan beschouwd worden als een verdere voortzetting van de industrialisatie in de bouw zoals dit reeds in kleine schaal werd toe- gepast bij de traditionele strokenverkaveling. In de jaren '60 en '70 zijn op basis hiervan uitbrei- dingswijken gerealiseerd die qua verschijningsvorm afwijken van wat tot dan toe gebouwd werd. Ook treffen we experimentele verkavelingvormen aan. Ook wordt gebruik gemaakt van stedenbouwkun- dige stempels waarbij een bepaalde compositie van gebouwen meerdere keren terugkomt binnen de wijk. Deze stempels zijn vaak opgebouwd uit ver- schillende soorten woningen. In de opbouw van de gebieden is een duidelijke functiescheiding aange- bracht tussen wonen, werken, winkelen, groen en verkeer. In het verkeerssysteem is een hiërarchie aanwezig en naast parkeren aan de straat komt ook meer geconcentreerd parkeren voor. Bebouwing op zich De bebouwing binnen dit thema bestaat uit veel verschillende types. Naast grond gebonden wonin- gen zijn er gestapelde woningen te vinden. De geïndustrialiseerde bouwmethoden krijgen steeds meer invloed op de architectonische vorm. Tussen de betonnen dragers heeft de gevel een horizonta- le, eenvoudige opbouw. De genormeerde platte- gronden lenen zich uitstekend voor geprefabriceer- de bouwsystemen. De aldus genoemde woning- scheidende wanden geven aan de buitenzijde rit- miek in de straatgevel. Daartussen worden de puien gemonteerd als voor- en achtergevel. De gevel is horizontaal verdeeld in borstweringen en - 27- gevelopeningen. Hierdoor zijn de verschillende' functies binnen de woning niet altijd afleesbaar in de gevel. De dakvorm verschilt per blok waarbij de helling en hoogte maatgevend zijn voor de mogelijkheid van een dakkapel. Materiaal, detaillering en kleur Het kenmerk van de seriematige bouw is het gebruik van prefab-elementen op grote schaal. Tussen de geprefabriceerde woningscheidende dra- gers is de gevel voornamelijk opgebouwd uit pre- fab puien. Deze opzet is maatgevend voor de gevelopbouwen zorgt voor een opvallend kleurge- bruik. Het ambachtelijke metselwerk is vrijwel hele- maal verdwenen. WAARDERING De bebouwing is zeer eenvoudig van opzet en detaillering. De architectonische waarde van dit type is gering. De straatwanden vertonen echter veel samenhang en de omgevingskwaliteit is rede- lijk hoog. De strakke gevelopbouw vergt daarom veel aandacht bij individuele initiatieven. Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing een redelijk hoog welstandsniveau; evenals W4 geldt hier basiswelstandsniveau 2. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving Het stedenbouwkundig patroon dient in de toekomst leesbaar te blijven, zowel naar de ver- keers- en groenstructuur en de aansluiting daar- op, als naar de rangschikking van de bebou- wing. De bebouwing dient gericht te zijn op de open- bare ruimte. Bebouwing op zich De architectonische identiteit van een complex dient behouden te blijven. De ritmiek en compositie van de straatgevel is uitgangspunt. Bij aanbouwen aan de straatzijde dient het onderscheid tussen drager en inbouw herken- baar te blijven. De helling en de hoogte van het dak zijn maat- gevend voor het al dan niet kunnen toevoegen van dakkapellen. Materiaal, detaillering en kleur Materiaal en kleurgebruik dienen passend te zijn bij de oorspronkelijke architectuur. Afwijkend, niet oorspronkelijk kleurgebruik is mogelijk, mits passend in het complex. Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uit- gangspunt. - 29- Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 30- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel W6 WOONERVEN KENMERKEN Bebouwing en omgeving Als reactie op de strakke blokverkaveling ontstaan in de jaren '70 en '80 wijken die gebouwd zijn met het gedachtegoed van de Forumbeweging; de woonerven. De menselijke maat en schaal vormt de basis voor deze nieuwe woonwijken. Intimiteit, her- bergzaamheid, ruimte voor de kinderen waren de thema's op basis waarvan nieuwe woongebieden werden ontworpen. Grote gebaren en lange stra- ten werden vervangen door korte, bochtige straten en erven waaraan de woningen zijn gelegen. De erven zijn informeel ingericht en de auto is te gast. Binnen de wijken komen veel verschillende woningsoorten en financieringskiassen voor. Anders dan het geval was in de tot dan toe bestaande wijken is bewust gekozen voor een mix aan woningtypes. De wijken hebben dan ook geen 'gouden randje' zoals dat tot die tijd vaak wel het geval was. Binnen de woonerven is veel openbaar groen, vaak matig van kwaliteit door de verspreide ligging. De woonerven zijn sterk naar binnen gericht, een groot aantal woningen is niet op de straat, maar op de privé- buitenruimte georiënteerd. De over- gang van privé naar openbaar, de aansluiting van de bebouwing op de groen- en verkeersstructuur, wordt op verschillende manieren opgelost en speelt een grote rol bij de uiteindelijk betekenis van de bebouwing op de opbouw van de wijk. Het straatbeeld wordt bepaald door aaneenge- bouwde en geschakelde woningen waarbij ver- springingen in de rooilijn de diversiteit en kleinscha- ligheid in de openbare ruimte ondersteunen. Daar waar bergingen vóór de huizen geplaatst zijn ont- staat vaak een onoverzichtelijk straatbeeld. De wij- ken uit deze periode bestaan meestal uit een aan- tal intern gerichte bebouwingsclusters. De clusters zijn uit een aantal woningen samengesteld die een grote onderlinge samenhang vertonen. Deze samenhang is vooral terug te vinden in de mate van de verwevenheid van de bouwmassa's. Bebouwing op zich Alhoewel er sprake is van verschillende woningty- pen, heeft het beeld, qua architectonische opzet, een grote eenduidigheid. De architectuur is over- wegend ingetogen en introvert. De wens om klein- schalig te bouwen en een op de individuele bewo- ner gerichte woonomgeving te realiseren is vaak zo groot dat de wijk onoverzichtelijk wordt. Meestal ontbreekt het aan visueel- ruimtelijke aanknopings- punten voor de oriëntatie in de wijk. De woningen zijn kleinschalig en vooral op de achtertuin georiënteerd. Naar de straatzijde is de gevel dikwijls zeer gesloten. Kenmerkend is de situ- ering van keukens en bergingen aan de voorzijde van de woningen. De bebouwing bestaat uit één of meer laag met kap. Deze kap loopt in een aan- tal gevallen door tot over de bijgebouwen. De woningen zijn samengesteld uit verschillende massa's die met elkaar verweven zijn waardoor de hoofdmassa vaak niet duidelijk te herkennen is. Materiaal, detaillering en kleur De woningen in de woonerven zijn te herkennen aan over het algemeen de donkere materialen; donkere of rode baksteen, pannen en geschilderd - 31 - hout. Hoofdmassa en bijgebouwen kennen hetzelf- de kleur- en materiaalgebruik. De woningen heb- ben een eenvoudige detaillering. WAARDERING Door de kleinschaligheid en informaliteit hebben individuele initiatieven slechts beperkte invloed op het totale beeld. Mede vanwege het overheersen- de belang van de openbare ruimte in plaats van de bebouwing kan het bebouwingstype worden vol- staan met een regulier welstandsniveau; hier geldt basiswelstandsniveau 3. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel ,,' b WELSTANDSCRITERIA Bebouwingen omgeving Het oorspronkelijke stedenbouwkundig patroon dient in de toekomst leesbaar te blij- ven. De bestaande aansluiting op en overgan- gen van de bebouwing naar de verkeers- en groenstructuur zijn uitgangspunt. De bestaande oriëntatie van de bebouwing op de openbare ruimte dient te worden gehand- haafd. Veranderingen kunnen niet individueel plaats- vinden, maar altijd in onderlinge samenhang. Bebouwing op zich Veranderingen mogen niet leiden tot een ver- groving van massa- enjof gevel beeld De verwevenheid van de bouwmassa's dient gerespecteerd te worden Materiaal, detaillering en kleur De terughoudende materialisering en kleurstel- ling dient gerespecteerd te worden, waarbij de samenhang niet mag worden verstoord. '> - 33- Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 34- W7 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel THEMATISCHE INBREIDING KENMERKEN Bebouwing en omgeving Door verlies van de functie zijn stukken grond binnen het bebouwde gebied vrijgekomen, waar nieuwe woongebieden of woongebouwen zijn ver- rezen. Er is veel aandacht besteed aan de architec- tonische en stedenbouwkundige uitstraling. De inbreidingen hebben daarom een duidelijke ver- schijningsvorm. Tegelijkertijd kan geconstateerd worden dat veelal een relatie met de stedenbouwkundige context van de buurt/wijk als geheel ontbreekt. De inrichting van het openbaar gebied en de woningen zijn als samenhangend geheel ontworpen en vormen één geheel. In de verkavelingopzet is gestreefd naar een helder onderscheid tussen openbaar en privé. Bebouwing op zich De architectuur is expressief en onderscheidend van aard als reactie op de vaak monotone architectuur van de directe omgeving. In het algemeen heeft deze woningbouw een frisse en gevarieerde uitstra- ling. De inbreidingen zijn te beschouwen als com- plex met veelal dezelfde woningen. De complex- waarde is hierbij belangrijk. De massa en de archi- tectonische vormgeving zorgen voor een samen- hang in de bebouwing. Materiaal, detaillering en kleur Het kleur- en materiaalgebruik is complexgebonden en dus niet onder één noemer te brengen. In het algemeen kan gesteld worden dat deze complexen door de keuze van materiaal, detaillering en kleur de eigen identiteit versterken en daarmee onder- scheidend zijn ten opzichte van de omgeving. - 35- WAARDERING De meeste thematische inbreidingen hebben een zeer specifieke, goed afgestemde verschijnings- vorm. De samenhang is groot en de beeldkwaliteit hoog. Vergelijkenderwijs verdient de bebouwing van de thematische inbreidingen een redelijk hoog wel- standsniveau basiswelstandsniveau 2. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De architectuur en de directe openbare ruimte zijn in samenhang ontworpen. Deze samen- hang dient te worden behouden. Bebouwing op zich De complexwaarde is bepalend voor aanpassin- gen, toevoegingen of (ver)nieuwbouw. Veranderingen moeten passen binnen de (stijl)kenmerken, het imago en de expressiviteit van het complex. De gevelopbouwen -indeling en de repetitie van de samenstellende elementen zijn uitgangs- punt bij veranderingen, aanpassingen en toe- voegingen. Materiaal, detaillering, kleur Het bestaande kleur- en materiaalgebruik is bepalend voor de complexwaarde; zij dragen wezenlijk bij aan de expressiviteit ervan en zijn uitgangspunt voor aanpassingen. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 36- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel W8 THEMATISCHE UITBREIDING KENMERKEN Bebouwing en omgeving Als reactie op de woonerven uit de jaren '70 ont- staat in de jaren tachtig een veelvormige postmo- derne stedenbouw en architectuur. Klassieke the- ma's uit de geschiedenis van de stedenbouw zoals crescents (halfronde cirkels), symmetrie en straal- vormig gegroepeerde straten vormen de inspiratie voor de nieuwe uitbreidingswijken. Het creëren van een wervend, hoogwaardig woonmilieu is het uit- gangspunt bij de thematische uitbreidingen. In toe- nemende mate is, in tegenstelling tot de inbrei- dingswijken, de landschappelijke context de basis voor het stedenbouwkundig plan. Er is veel aan- dacht besteed aan de architectonische en steden- bouwkundige uitstraling. Door de landschappelijke en stedenbouwkundige context in het plan te ver- weven worden verschillende woonmilieus onder- scheiden. Het openbaar gebied en de woningen zijn inte- graal ontworpen en vormen één geheel. In de ver- kavelingopzet is gestreefd naar een helder onder- scheid tussen openbaar en privé. Bebouwing op zich Binnen de uitbreidingen zijn verschillende woonmi- lieus enjof architectuurstijlen te onderscheiden. Er zijn diverse complexen aan de architectonische vorm van bebouwing te herkennen binnen de wijk. Deze complexen bestaan uit een wisselend aantal woningen. De complexwaarde is hierbij belangrijk, waarbij de gevelopbouw, dakvorm e.d. zorgen voor samenhang in de bebouwing. In het algemeen heeft deze woningbouw een frisse en gevarieerde uitstraling. Materiaal. detaillering en kleur Er is een grote variatie in architectonische vormge- ving te zien. Het materiaal- en kleurgebruik is erg verschillend per complexen en mede daardoor ook de detaillering. Vanwege herkenbaarheid en iden- titeit speelt de complexwaarde een grote rol; het kleur- en materiaalgebruik en de detaillering wordt hierdoor bepaald. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De architectuur en de directe openbare ruimte zijn in samenhang ontworpen. Deze samen- hang dient te worden behouden. WAARDERING De bebouwing is zorgvuldig op elkaar afgestemd, de samenhang is groot en de omgevingskwaliteit is hoog. Vergelijkenderwijs verdient dit bebouwing- stype een redelijk hoog welstandsniveau; in dit geval basiswelstandsniveau 2. Bebouwing op zich De complexwaarde is bepalend voor de vorm- geving van aanpassingen, toevoegingen of (ver)nieuwbouw. Veranderingen moeten pas- sen binnen de (stijl)kenmerken, het imago en de expressiviteit van het complex. De gevelopbouwen -indeling en de repetitie van de samenstellende elementen zijn uitgangs- punt bij veranderingen, aanpassingen en toe- voegingen. Materiaal. detaillering, kleur Het bestaande kleur- en materiaalgebruik is bepalend voor de complexwaarde; zij dragen wezenlijk bij aan de expressiviteit ervan en zijn uitgangspunt voor aanpassingen. - 37- Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 38- W9 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel KENMERKEN Bebouwing en omgeving Buurten en gebieden met individuele woningbouw bestaat uit vrijstaande en twee-onder-één-kapwo- ningen, die onderling een grote variatie vertonen. Er is meestal sprake van woningen van verschillen- de leeftijd. In de loop der jaren zijn de invloeden van diverse stedenbouwkundige, architectonische en markttechnische stromingen in de wijken inge- bracht. De straten en buurten waar individuele woningbouw aanwezig is hebben meestal een groen en dorps karakter. De architectuur heeft overwegend een dorpse uitstraling. Het idee van projectmatige woningbouw komt in dit soort buur- ten niet voor. Het groene karakter van dit soort wijken en buur- ten wordt niet alleen bepaald door de aankleding van de openbare ruimte, maar ook door de inrich- ting en maat van de tuinen van de woningen. Over het algemeen wordt in dit soort wijken veel aan- dacht besteed aan de inrichting van tuinen. Bebouwing op zich De woningen bestaan meestal uit één tot twee lagen met kap. De woningen zijn veelal individueel ontworpen en dateren uit verschillende tijdsperio- den. Hierdoor heeft elke woning een eigen en her- kenbaar gezicht. De variatie ontstaat door verschil- len in situering, stijl, vorm, kleur, materiaal, detaille- ring, etc. De bebouwing is overwegend op de openbare ruimte georiënteerd. Materiaal, detaillering en kleur De oudere individuele woningbouw is in de meeste INDIVIDUELE WOONBEBOUWING gevallen opgetrokken in bakstenen gevels en afge- dekt met pannen daken. In de loop der tijd deden moderne materialen hun intrede, waardoor dit beeld veranderd is. Er worden steeds modernere materialen toegepast. Het kleurgebruik is gevari- eerd, afhankelijk van de toegepaste materialen. De mate van detaillering is gerelateerd aan de ont- staansperiode van de bebouwing. Deeltype 1 :'wonen in het bos' Een aantal individuele woningen is gesitueerd op grote kavels in een bosrijke omgeving. De openba- re ruimte die informeel en eenvoudig is ingericht, zorgt tezamen met de bosrijke omgeving dan wel de grote tuinen voor het bindend element tussen de overigens "losse" bebouwing. Het beeld wordt voornamelijk gevormd door het aanwezige groen. Ook de meestal informele inrichting van de open- bare ruimte -een rijbaan met aan weerzijden gras- bermen- zorgt voor deze samenhang. Daarentegen is er weinig samenhang in architec- tuur tussen de (meestal zorgvuldig ontworpen) woningen. Omdat de woningen zich op redelijke afstand van elkaar bevinden, worden contrasten tussen de woningen niet als storend ervaren. De verscheidenheid gaat niet ten koste van de samen- hang vanwege de bindende groenstructuur. Deeltype 2: 'wonen in samenhang' In dit geval wordt het straatbeeld voornamelijk gevormd door de woningen gezamenlijk. Het groen is minder overheersend dan in deeltype 1. De inrichting van de openbare ruimte is formeler dan in deeltype 1; in vele gevallen is sprake van een straat die begeleid wordt door een trottoir, - 39- aangekleed met straat bomen. In dit deeltype is er sprake van enige samenhang in de architectuur die wordt behaald door diverse aspecten zoals dakrich- ting, dakvorm, materiaal- en kleurgebruik in de gevel. Ook de wijze van situering van de woningen kan een bijdrage leveren aan samenhang. De woningen zijn gebouwd op minder grote kavels. Het woongebied is compacter van opzet. Een grote diversiteit in de verschijningsvorm van de woningen werkt veelal negatief en daardoor kunnen rommeli- ge, onsamenhangende straten ontstaan. Deeltype 3: 'wonen zonder samenhang' In dit deeltype wordt het beeld bepaald door de individuele verschijningsvorm van de woningen. Er is relatief weinig ruimte tussen de woningen; het groen speelt een minder grote rol in het straat- beeld dan in de eerste twee deeltypes. In dit deel- type is er nauwelijks sprake van samenhang in de verschijningsvorm van de individuele woningen. Kortom: door al deze aspecten werkt dit deeltype uit in een rommelig beeld. WAARDERING Gezien het individuele karakter van het bebouw- ingsthema hebben individuele initiatieven minder invloed op het totale beeld. Alleen bij deeltype 2 is sprake van samenhang. Vergelijkenderwijs verdient deeltype 2 een redelijk hoog basiswelstandsniveau 2 en kan voor de deeltypes 1 en 3 worden volstaan met een regulier basiswelstandsniveau 3. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving Bouwplannen moeten passen binnen de karak- teristiek van de individuele woning, zoals die gekenmerkt wordt door de situering, de lande- lijke uitstraling en het groen en dorps karakter. De vorm van het perceel is leidend voor de situ- ering en bouwmassa van hoofd- en bijgebou- wen. Materiaal, detaillering, kleur Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik uit- gangspunt. Samenhang in het bestaande straatbeeld (situe- ring, dakvorm, dakrichting, kleur- en materiaal- gebruik) is uitgangspunt voor veranderingen. In verband met het behoud van het open karakter dienen de bijgebouwen en uitbreidin- gen bij voorkeur achter het hoofdgebouw gere- aliseerd te worden en in ieder geval achter de voorgevelrooilijn. Aan de voorkant en zijkant van de woningen, gericht naar de openbare ruimte, zijn slechts ondergeschikte uitbreidingen, zoals erkers, dak- kapellen en entreepartijen toegestaan. Welstandscriteria deeltype 1 De woning dient in zijn verschijningsvorm de karakteristieken van het deeltype te respecte- ren. De oriëntatie van de woning is vrij indien de woning vanaf de openbare weg niet goed zichtbaar is. Als de woning vanaf de weg duide- lijk waarneembaar is, dient deze hierop geori- ënteerd te zijn. De aandacht richt zich op de architectonische opzet van de individuele bebouwing. Welstandscriteria deeltype 3 Voor de bebouwing binnen dit deeltype gelden alleen de algemene welstandscriteria. Welstandscriteria deeltype 2 De woning dient georiënteerd te zijn op de weg. Op straathoeken dient sprake te zijn van een tweezijdige oriëntatie. Nieuwe bebouwing dient te reageren op de kwaliteiten van de belendende bebouwing. Scherpe contrasten met de bestaande bebou- wing in de omgeving moeten worden verme- den. -41- Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 42- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel Tl HOOGBOUW KENMERKEN Bebouwing en omgeving Hoogbouw heeft gezien de omvang en uitstraling een grote invloed op zijn directe omgeving. In een aantal gevallen is de hoogbouw een stedenbouw- kundig accent binnen stad of dorp. De visuele aan- wezigheid van de bebouwing werkt structurerend op de omgeving en is belangrijk voor de oriëntatie binnen en rond de kern. Er wordt in dit verband ook wel gesproken over een 'landmark'. Gestapelde bouw heeft een grote impact op de directe omgeving, dit neemt toe naarmate de bebouwing hoger is. Door stapeling van (woon}functies kunnen parkeer- problemen ontstaan. Hiervoor zijn vele oplossingen te bedenken. Bij gestapelde bouw tot vier lagen is het nog mogelijk voldoende parkeerplaats langs de straten te realiseren. Bij bebouwing hoger dan vier lagen wordt vaak gezamenlijk geparkeerd op een parkeerplaats. Deze kan zowel op het maaiveld als in een parkeergarage worden opgelost. Zeker de eerste vorm heeft veel invloed op het straatbeeld. De maat van de bebouwing is van invloed op de ste- denbouwkundige opbouwen inrichting van de omgeving. Zeker een gebouw dat hoger is dan vier lagen werpt een aanzienlijke schaduw op zijn omge- ving. Naast parkeerplaatsen ontstaan in de directe omgeving van hoogbouw vaak onbebouwde terrei- nen die worden ingericht als groenvoorziening. Bebouwing op zich Over het algemeen kenmerkt de bouwmassa van dit thema zich door zijn hoogte, maar ook door een lange, horizontale gevel. Het dak is plat of heeft een flauwe langskap. -43 - Gestapelde woningen worden over het algemeen ontsloten via een centraal stijgpunt. Op één of meerdere plaatsen in de gevel is een entreepartij aanwezig die de bovenliggende woningen ontslui- ten. De woningen kunnen op verschillende manie- ren ontsloten worden: portiekontsluitingen, etage- ontsluitingen met centraal stijgpunt, via een binnenstraat of een galerij. De manier waarop de woningen worden ontsloten is kenmerkend voor het uiteindelijke gevelbeeld. De gevel kenmerkt zich door een hoge mate van repetitie en verticaliteit. Uitzonderingen in het ritme zijn voornamelijk te vinden rond entreepartij- en en hoekoplossingen. De architectuur van de bebouwing verschil onder- ling veel. Hierdoor zijn geen gemeenschappelijke architectonische kenmerken te benoemen. Materiaal, detaillering en kleur Het materiaal- en kleurgebruik van de bebouwing verschil onderling veel. Hierdoor zijn geen gemeen- schappelijke architectonische kenmerken te benoe- men. WAARDERING De visuele invloed van hoogbouw op zijn omgeving is groot, hierdoor is zij vaak zorgvuldig geplaatst en verankerd in zijn omgeving. Bebouwing en omliggende ruimte worden vaak gezien als één geheel, moeten ook in samenhang gezien worden en zijn van groot belang voor de kwaliteit van de omgeving. Vergelijkenderwijs verdient dit bebouw- ingstype daarom minimaal een basiswelstandsni- veau 2. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel -H WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De maat van het gebouwen de directe omge- ving dienen op elkaar te worden afgestemd. De hoofdentree dient op de openbare ruimte gericht te zijn. De openbare ruimte of de onbebouwde privé- ruimte en de bebouwing op zich dienen als geheel te worden gezien. Materiaal, detaillering en kleur Bij aanpassingen aan bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik het uitgangspunt. Bij detaillering en kleurstelling dient te worden uitgegaan van de oorspronkelijke idee. Bebouwing op zich De huidige massavorm is maatgevend voor de architectonische eenheid. De huidige indeling van de gevel, de ritmiek, is maatgevend. Aanpassingen aan de woningen dienen voor alle woningen op vergelijkbare wijze te gebeu- ren. Een opbouw op het platte dak is toegestaan, mits het overal op vergelijkbare wijze gebeurt. Extra ramen in de zijgevel zijn toegestaan, mits dit in overeenstemming is met de karakteristiek van het bouwwerk. Reclame-uitingen dienen zoveel mogelijk in de architectuur te worden geïntegreerd. Het verschil in karakter tussen de begane grond en de lagen erboven dient te worden gerespec- teerd. Een andere uitstraling van de begane grond is mogelijk, mits passend bij de lagen erboven. -45 - Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm -46 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel T3 INSTITUTEN KENMERKEN Bebouwing en omgeving Onder instituten worden grotere bebouwingscom- plexen verstaan die min of meer solitair binnen een stedenbouwkundige enjof landschappelijke struc- tuur liggen. De instituten hebben een relatief groot eigen terrein welke parkachtig is ingericht en afge- stemd op de desbetreffende functie. Het terrein is intern gericht en min of meer afgesloten van de omgeving. De bebouwing op het terrein heeft functioneel en vaak ook qua vorm en architectuur een grote mate van samenhang. Kenmerkend op deze terreinen is vaak de ensemblewerking tussen de solitaire gebouwen en het aansluitende land- schap. De relatie die het gebouw aangaat met de omge- ving, de oriëntatie en aansluiting van de bebou- wing naar de onbebouwde ruimte dan wel de overgang is bepalend voor de beleving en de kwa- liteit. Dit bepaalt in de meeste gevallen dan ook de ensemblewaarde. Bebouwing op zich De bebouwing van instituutsterreinen heeft een grote mate van samenhang, mits deze in dezelfde periode zijn gerealiseerd. Indien de realisatieperio- de over een langere tijd is uitgespreid is er sprake van diverse architectuurstijlen binnen één instituut. De bebouwing heeft een individueel karakter en niet aangepast op de bebouwing in de omgeving. De architectuur vertoont een grote verscheiden- heid. De bebouwing geeft in de meeste gevallen uiting aan het architectonisch denken uit de ont- staansperiode. De bebouwing is als een afgietsel van de architectonische stijlkenmerken uit de ont- staansperiode te beschouwen. Materiaal, detaillering en kleur De gevels zijn in de meeste gevallen opgetrokken uit baksteen, het dak is bedekt met pannen. De detaillering van de bebouwing is zeer divers. Het kleurgebruik is gevarieerd. De stijlkenmerken uit de bouw periode zijn vaak tot in het laagste schaalni- veau doorgevoerd. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De openbare ruimte in de directe omgeving van de gebouwen en de bebouwing op zich dienen als geheel te worden gezien en ook zodanig te worden gezien. De gebouwen dienen op de openbare ruimte gericht te zijn. De oorspronkelijke ensemblewaarde is leidend bij veranderingen. WAARDERING De bebouwing en omgeving zijn vaak zorgvuldig en in samenhang ontworpen. Ook de gebouwen onderling vertonen qua vorm en architectuur vaak een grote mate van samenhang. De bebouwing is in belangrijke mate sfeer- en beeld bepalend voor de omgeving. Deze vaak rijke architectuur in com- binatie met de ensemblewerking met het land- schap zorgt voor basiswelstandsniveau 1. Bebouwing op zich Bij veranderingen en (ver)nieuwbouw is de opbouwen uitstraling van het oorspronkelijke complex het uitgangspunt. Aanpassingen aan de bebouwing dienen onder- geschikt te zijn aan de gevel als geheel en aan te sluiten op de architectonische uitstraling. De hoofdmassa dient als uitgangspunt. Materiaal, detaillering en kleur Bij aanpassingen van bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik het uitgangspunt. Het materiaal- en kleurgebruik dient bij te dra- gen aan de herkenbaarheid van de bebouwing. -47 - Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm -48 - T4 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel KENMERKEN Bebouwing en omgeving Gebouwen binnen dit thema zijn centraal gelegen binnen een wijk of kern en hebben een individueel karakter. Zij onttrekken zich vaak uit de steden- bouwkundige context van de omliggende wijk. Voorbeelden zijn kerken, scholen, wijkgebouwen, winkelcentra, dokterspraktijken e.d. Door de cen- trale ligging en individuele karakter zijn de gebou- wen goed herkenbaar en belangrijk voor de oriën- tatie. Bebouwing en de openbare ruimte in de directe omgeving zijn als één gehele ontworpen. De bebouwing is op de openbare ruimte georiën- teerd. Bebouwing op zich De architectuurstijl is verschillend, afhankelijk van de periode waarin deze gebouwd zijn en welke functie er gehuisvest wordt. De bebouwingsstruc- tuur is open, de bebouwing is vrijstaand of in een klein aantal gevallen geschakeld. Materiaal, detaillering en kleur Het materiaal- en kleurgebruik verschil per object en hangt nauw samen met de periode waarin het gebouwd is en de soort functie die gehuisvest wordt. In sommige gevallen wordt gebruik gemaakt van moderne materialen en felle kleuren. Deeltype 1: 'winkelcentrum' Voor deze bebouwing geldt dat zij vaak in een gro- tere verschijningsvorm voorkomen en vaak ook net een andere uitstraling hebben dan de bovenstaan- de elementen. Winkelcentra zijn in twee vormen OP ZICHZELF STAANDE BEBOUWING onder te verdelen. Allereerst de intern gericht win- kelcentra. Deze zijn voornamelijk gebouwd in de jaren '60 en '70. De winkels zijn gelegen aan een intern. overdekte straten stelsel en hebben nage- noeg geen uitstraling naar de omgeving. De twee- de vorm is meer ingebed in de stedenbouwkundige situatie en wordt vaak gecombineerd met wonin- gen boven of naast de voorzieningen. Deze centra zijn opgenomen in de stratenstructuur van de omliggende wijk, vaak gelegen aan en georiën- teerd op de hoofdontsluiting. De bebouwing binnen deze vorm heeft hier een zeer gevarieerde functie en uitstraling. Door de functiemenging heeft de begane grond een geheel andere uitstra- ling heeft als de lagen erboven. WAARDERING De gebouwen zijn goed herkenbaar en belangrijk voor de oriëntatie. Bebouwing en de openbare ruimte in de directe omgeving zijn als één geheel ontworpen. Van de bebouwing wordt een basiskwaliteit ver- wacht waarbij de relatie met de omgeving er welis- waar minder toe doet. Met het oog op de herken- baarheid en het belang voor oriëntatie mag van de bebouwing toch een redelijke hoge kwaliteit wor- den verwacht. Dit resulteert in een basiswelstands- niveau 2. -49 - WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De openbare ruimte in de directe omgeving van de gebouwen en de bebouwing op zich dienen als geheel te worden gezien en ook zodanig te worden gezien. De gebouwen dienen op de openbare ruimte gericht te zijn. Bebouwing op zich Aanpassingen aan de bebouwing dienen onder- geschikt te zijn aan de gevel als geheel en aan te sluiten op de architectonische uitstraling. De hoofdmassa dient als uitgangspunt. Materiaal, detaillering en kleur Bij aanpassingen van bestaande bouwwerken is het bestaande kleur- en materiaalgebruik het uitgangspunt. Het materiaal- en kleurgebruik dient bij te dra- gen aan de herkenbaarheid van de bebouwing. Welstandscriteria deeltype 1 Voor de bebouwing binnen dit deeltype gelden de algemene welstandscriteria Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 50- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel T5 WOONWAGENLOCATIE KENMERKEN Bebouwing en omgeving Woonwagenlocaties ontstaan vaak spontaan binnen het stedelijk weefsel op niet gebruikt en onbebouwde terreinen. De kampen zijn in opzet van een tijdelijke aard, terwijl dit in veel gevallen een permanente behuizing is geworden. Over het algemeen zijn ze aan de rand van de bebouwde kom gelegen. Woonwagenlocaties zijn duidelijk als geheel te onderscheiden door de aparte verschijningsvorm van de bebouwing en de afrastering op de grens van het kamp. Door de spontane ontstaanswijze is er over het algemeen geen verweving met de omliggende wij- ken en gebieden. De bebouwing richt zich naar binnen waardoor het woonwagenkamp vaak een gesloten indruk maakt. Binnen de woonwagenlocaties is er naast de privé- buitenruimte veel gezamenlijke buitenruimte. Deze ruimte is centraal in het terrein gelegen, de woon- wagens zijn hier rond geschakeerd. Bebouwing op zich De bebouwing kent een grote uniformiteit in uit- straling en opbouw. De bebouwing bestaat over het algemeen uit één laag met een flauw hellend dak. De opbouw van de gevel is erg verschillend. De gevelopeningen maken een groot deel van de gevel uit. De woningen zijn vrij klein, alhoewel dit per woning erg kan verschillen. Materiaal, detaillering en kleur Het materiaalgebruik verschil erg per woning of - 51 - gebouw. De meeste gebouwen zijn opgetrokken uit HSB- wanden met een kunststof bekleding of . houten planken. Het dak is bekleed met bitumen of een plaatmateriaal. Het kleurgebruik is natuurlijk en licht. De kozijnen hebben vaak een lichte kleur. De detaillering verschilt per woning, de oorspron- kelijke detaillering is vrij simpel, maar individuele aanpassingen zorgen voor grote verschillen per woning. WAARDERING Vaak ontstaan als tijdelijke vestiging op de onbe- bouwde terreinen binnen het stedelijk weefsel heb- ben deze in de loop der tijd een permanent karak- ter gekregen. Over het algemeen zijn ze aan de rand van de bebouwde kom gelegen. Doordat ze spontaan zijn ontstaan en ze door hun aparte ver- schijningsvorm en afrastering is er geen verweving met de omliggende gebieden. De bebouwing richt zich naar binnen waardoor het geheel een gesloten indruk maakt. Gezien de afzondering van het ste- delijk weefsel en het naar binnen gerichte karakter geldt hier basiswelstandsniveau 3. WELSTANDSCRITERIA Voor de bebouwing binnen dit bebouwingstype. gelden alleen de algemene welstandscriteria. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 52- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel B2 BED RI]FSBEBO UWIN G KENMERKEN Bebouwing en omgeving In de loop der jaren is er een duidelijke verschui- ving te zien in de situering van de bedrijventerrei- nen. Van oorsprong waren bedrijven gelegen langs de ontsluitingsroutes over het water en het spoor. Veel bedrijven waren gevestigd aan rivieren, kana- len, weteringen en de spoorlijn. Toen het vervoer over de weg een belangrijkere plek innam werd de afhankelijkheid van de waterwegen en het spoor kleiner. Meer bedrijven vestigden zich langs provin- ciale en rijkswegen. Tegenwoordig is de situering van een bedrijf op een goed bereikbare en vooral door veel mensen zichtbare locatie belangrijk geworden voor een ondernemer (o.a. in verband met naamsbekendheid). Langs de autosnelwegen zijn zogenaamde "zichtlocaties" ontstaan. Nabij de grotere kernen en nabij autosnelwegen hebben zich de laatste decennia logistieke trans- portcentra ontwikkeld. Deze centra worden gebruikt voor het opslaan, Iaden en lossen van diverse goederen. Het transport geschiedt met vrachtwagens. Aan de rand van de grotere kernen worden vaak gebieden aangetroffen waar perifere detailhandel is gevestigd. Hiermee worden de grotere doe-het- zelf, kluswinkels, auto showrooms, alsook diverse groothandels mee bedoeld. Naast deze grotere locaties zijn de kleinere bed rij- venlocaties nabij de kleinere kernen aanwezig. Hier zijn overwegend Iocale bedrijven gevestigd. Bebouwing op zich De bebouwing op de zichtlocaties zijn vaak domi- nant in uitstraling. De bebouwingsmassa's hebben veelal een extravert karakter met het doel het oog van de voorbijganger te trekken. Dit kan door middel van uitgesproken architectuur maar ook met behulp van grote uithangborden aan de gevel(s). De bebouwing op de plaatselijke bedrijventerrei- nen bestaat veelal uit eenvoudige loodsen met een klein kantoor- en kantinegedeelte. De bebouwing van de logistieke transportcentra worden geken- merkt door de aanwezigheid van grote opslaglood- sen met rijen "Ioadingdocks". In sommige gebieden zijn op de bedrijfspercelen bedrijfswoningen geplaatst. Vaak staan deze woningen aan de voorzijde van het bedrijfsperceel. Veelal is er bij de vormgeving van de bedrijfswonin- gen geen rekening gehouden met de beeldaspec- ten van de directe omgeving en de bedrijfsbebou- wing. Hierdoor vormen de bedrijfswoningen vaak vreemde elementen op een bedrijventerrein. De hoofdentree van de bedrijfsbebouwing is vaak middels borden aangegeven. Niet in alle gevallen is de entree tevens ruimtelijk en architectonisch dui- delijk vormgegeven. Materiaal, detaillering en kleur Op de bedrijventerreinen komt in de gevels een zeer grote diversiteit aan materialen voor. Ook in detaillering en kleurgebruik zijn er grote verschillen te herkennen. Er is over het algemeen weinig samenhang in materialisering, detaillering en kleur- gebruik tussen de verschillende bedrijfspercelen. Per perceel is deze eenheid vaak juist wel te her- - 53- kennen. Elk (cluster van) bedrijfsgebouw(en) vormt een individuele eenheid en heeft een eigen iden- titeit. WAARDERING Op de bedrijventerreinen is sprake van een menge- ling van middelgrote bedrijfskavels met (zorgvuldig ontworpen) bedrijfsgebouwen. Vaak zijn er thema- tische architectonische kenmerken en wordt veel aandacht besteed aan erfafscheidingen en presen- tatie. Door de thematische architectonische kenmerken, de aandacht voor presentatie en de zorgvuldige situering en inrichting, is er sprake van een relatief hoge omgevingskwaliteit. Echter vanwege de indi- vidualiteit en aangezien er geen beleid is ontwik- keld voor dergelijke zichtlocaties, wordt volstaan met basiswelstandsniveau 3. Welstandsnota Gemeente Helmond. Algemeen deel - 55- "\i1.".). D WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De architectuur van de bebouwingsmassa dient rekening te houden met de situering van het gebouw ten opzichte van de stedenbouwkundi- ge structuur. De bebouwing dient zich te oriënteren naar de openbare weg. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient er dan ook naar twee zijden georiënteerd te worden. Bebouwing op zich De hoofdentree dient duidelijk herkenbaar te zijn. Wijzigingen aan het gebouw dienen qua archi- tectuur aan te sluiten op de bestaande bouw- massa. Indien er sprake is van afzonderlijke bouwmas- sa's dient de bebouwing per bedrijf(eenheid) een herkenbare eenheid te zijn. Er dient sprake te zijn van samenhang in archi- tectuur tussen de eventuele bedrijfswoningen en de bedrijfsbebouwing. Materiaal, detaillering en kleur Er dient per perceel sprake te zijn van samen- hang in materiaal, detaillering en kleurgebruik. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 56- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel B3 KANT 0 0 RBEBO UWIN G KENMERKEN Bebouwing en omgeving Kantoorlocaties zijn gebieden waar voornamelijk bedrijven in de kantorensfeer zich hebben gevestigd. Deze terreinen zijn vaak zodanig inge- richt dat ze de toestroom en aanwezigheid van grote aantallen werknemers kunnen opvangen. Vaak is er in dit type gebieden veel aandacht besteed aan de buitenruimte om een prettige ver- blijfssfeer te creëren. De gebouwen oriënteren zich overwegend naar de ontsluitingsstraat. Vaak zijn in één gebouw meerdere bedrijfskantoren gevestigd. Aan de buitenzijde is deze diversiteit veelal niet merkbaar. De architectuur van de kantoren speelt veelal zorgvuldig in op de stedenbouwkundige positie van het gebouw. Naast de bebouwing van de kantoren en de ertus- sen liggende buitenruimten zijn de voorzieningen voor het parkeren van auto's en in mindere mate het stallen van fietsen beeldbepalend op deze loca- ties. Veelal zijn de voorzieningen voor het parkeren van auto's en fietsen in bebouwing opgenomen. Parkeren van auto's vindt vaak plaats onder het kantoorgedeelte. De fietsenstalling is veelal in een bij- of aanbouw geplaatst. Bebouwing op zich De gebouwen oriënteren zich veelal middels een duidelijke representatieve entree partij naar de ont- sluitingsstraat. Doordat het gebouw over het alge- meen veel bureauwerkplekken huisvest zijn er veel (grote) ramen in de gevels geplaatst. Vaak is er sprake van een duidelijk ritme in het gevelbeeld. De gebouwen hebben vaak aan alle zijden ramen. Vaak zijn de kantoorgebouwen gestapeld uitge- voerd. De parkeerdekken en de kantoorvloeren zijn hierbij duidelijk van elkaar te onderscheiden. Indien er meerdere bedrijven gehuisvest zijn in één kan- toorgebouw is dit vaak niet in de gevel herken- baar. Materiaal, detaillering en kleur Over het algemeen bestaan de kantoorlocaties uit representatieve gebouwen. Vooral bij de nieuwere kantoorlocaties komt het voor dat de verschillende kantoorgebouwen samen een eenheid vormen in architectuur. Hierbij is er sprake van een bebouw- ingscomplex. Bij de meeste kantoorlocaties is getracht een chique beeld te creëren. Het kantoor- gebouw wordt vaak als visitekaartje van een onder- neming gezien. Er wordt gebruikt gemaakt van zeer diverse materi- alen. Per kantoorgebouw zijn de materialen, details en het kleurgebruik zorgvuldig op elkaar afge- stemd. WAARDERING Veelal speelt de architectuur in op de stedebouw- kundige situatie, is de uitstraling gericht op repre- sentativiteit en is er veel aandacht besteed aan bui- tenruimte en ontsluiting, is de omgevingskwaliteit redelijk hoog en de samenhang redelijk groot. Hieruit volgt basiswelstandsniveau 2. - 57- WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De architectuur van de bebouwingsmassa dient rekening te houden met de situering van het gebouw ten opzichte van de stedenbouwkundi- ge structuur. De bebouwing dient zich te oriënteren naar de openbare weg. Indien er sprake is van een hoeksituatie dient er dan ook naar twee zijden georiënteerd worden. Bebouwing op zich De hoofdentree dient duidelijk herkenbaar te zijn. Wijzigingen aan het gebouw dienen qua archi- tectuur aan te sluiten op de bestaande bouw- massa. Eventuele bebouwde parkeeroplossingen die- nen qua architectuur samenhang met de overi- ge bebouwing te vertonen. Materiaal, detaillering en kleur Bij wijzigingen van de bebouwing zijn het bestaande materiaal- en kleurgebruik uitgangs- punt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk, mits passend binnen de karakteristiek van het gebouw. Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 58- Gl Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel PARKEN, GROENGEBIEDEN EN SPORTCOMPLEXEN KENMERKEN Bebouwing en omgeving Stadsparken komen in veel gevallen voor op voor- malige verdedigingslinies die aan het eind van de 1ge eeuw zijn geslecht. Ook voormalige landgoede- ren zijn in het verleden als wandel park voor het publiek opengesteld. Groengebieden komen ver- spreid in de dorpen en steden voor. Met name vanaf de jaren zestig werden ruime groene lobben in de stedenbouwkundige structuur opgenomen als scheiding tussen verschillende wijken of buurten. Sportcomplexen komen van oudsher voor aan de randen van kernen. Oudere sportcomplexen zijn later ingebouwd door nieuwere uitleggebieden en daardoor midden in de bebouwde kom komen te liggen. Op deze complexen is meestal bebouwing aanwezig in de vorm van kantines met kleedloka- len, sporthallen en tribunes. Bebouwing op zich De bebouwing in deze gebieden bestaat voorna- melijk uit solitaire bebouwing. In de parken komen o.a. kiosken en voormalige landhuizen voor. In de groengebieden is slechts zelden sprake van bebou- wing. In sommige gebieden zijn spelelementen geplaatst. Op de sportcomplexen is meestal bebou- wing aanwezig in de vorm van kantines met kleed- lokalen, sporthallen en tribunes. De bebouwing bestaat vaak uit één laag met een plat dak. Materiaal, detaillering en kleur De bebouwing in de stadsparken is veelal rijk gede- tailleerd met ornamenten. De eventueel nog aan- wezige landhuizen zijn veelal opgetrokken in bak- steen. Voor de overige bebouwing wordt een ver- scheidenheid aan materiaal gebruikt (hout, metaal, glas, steen). Het kleurgebruik is overwegend sober. De bebouwing in de groengebieden beperkt zich overwegend tot spelobjecten. Deze bestaan vaak uit hout, metaal enjof kunststof. Veelal in vrolijke en heldere kleuren. Op de sportterreinen is vaak sprake van bebou- wing van metselwerk, hout of van plaatmateriaal van kunststof of metaal. Er is veelal sprake van sober kleurgebruik. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De bebouwing dient het karakter van het omliggende park, groengebied of sportcomplex niet te domineren. Bebouwing op zich De bebouwing dient in uitstraling een ensemble te vormen met de bestaande bebouwing op het perceel. WAARDERING Parken, sportcomplexen en begraafplaatsen zijn openbare ruimten. De omgevingskwaliteit is veelal hoog. De bebouwing valt op, omdat de panden er solitair of in relatief beperkte omvang aanwezig zijn. Gezien de grote invloed op de omgeving en het openbare karakter van dit bebouwingstype wordt aan de bebouwing een basiswelstandsniveau 2 toegekend. Materiaal, detaillering en kleur Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit- gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk, mits passend binnen de karakteristiek van de omgeving. - 59- Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 60- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel G3 BOERENERVEN KENMERKEN Bebouwing en omgeving Er is een rijke verzameling van gebieden die zijn ontstaan uit verschillend agrarisch grondgebruik. Diverse methoden van akkerbouw en veeteelt zijn in de loop der eeuwen in de vorming van het land- schap tot uitdrukking gekomen en worden nu als cultuurhistorische gebieden beschermd. De oudere erven nemen een eigen positie in binnen het landschap. Meestal liggen ze op de overgang van hoge naar lage gronden. Het zijn clusters van relatief forse bouwmassa's; onregelma- tig ten opzichte van elkaar geplaatst. Veel oude erven zijn daarnaast belangrijke schakels in de landschappelijke structuur. De oude gebouwen vor- men een waardevol cultuurhistorisch erfgoed. De "jongere"erven liggen langs een weg. Meestal is het voorhuis naar de weg gekeerd en liggen daar- achter de schuren in een rechthoekig patroon. Sommige erven maken deel uit van een bebouw- ingslint. Bebouwing op zich De laatste jaren vindt er een ingrijpende schaalver- groting plaats in de agrarische bebouwing. De oudere schuren maken plaats voor grote loodsen. Deze verhouden zich vaak moeizaam met de schaal van het landschap. Ook vindt er op voormalige boerenerven een functieverschuiving plaats naar wonen en andersoortige bedrijvigheid. De oor- spronkelijke karakteristiek van de erven staat hier- door eveneens onder druk. De bebouwing bestaat overwegend uit één bouwlaag met een kap. Materiaal, detaillering en kleur De oudere agrarische bebouwing bestaat uit bak- stenen boerderijen en schuren. De boerderijen zijn in sommige gevallen rijk aan details. De oudere, bakstenen schuren hebben in een aan- tal gevallen plaats gemaakt voor grote damwand loodsen. Deze loodsen zijn vaak in grijs, groen of bruintinten uitgevoerd WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De bebouwing op de boerenerven dient teza- men een ensemble te vormen. De bebouwing dient in schaal en karakter aan te sluiten op het omliggende landschap. Bebouwing op zich Het karakter van de bebouwing dient behou- den te blijven. Bij een aanpassing of wijziging van de bebou- wing dient zorgvuldig omgegaan worden met de historische en cultuurhistorische waarde van de bebouwing. WAARDERING Boerenerven nemen een belangrijke positie in binnen het landschap. Een aantrekkelijk buiten ge- bied is van groot belang als tegenhanger van de bebouwde (stedelijke) gebieden. Bebouwing in het landschap valt op omdat de panden solitair of in relatief beperkte omvang aanwezig zijn. Hoewel aan de bedrijfsbebouwing zelf veelal geen hoge architectonische waarde kan worden toegekend, verdient de bebouwing, gezien zijn invloed op het landschap, toch de nodige aandacht. Vergelijkenderwijs verdient deze bebouwing dan ook een redelijk hoog basiswelstandsniveau; niveau 2. Materiaal, detaillering en kleur Het bestaande materiaal- en kleurgebruik en detailleringniveau is uitgangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk, mits passend binnen de karakteristiek van het hele perceel. -61- Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm - 62- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel G4 NATUURGEBIEDEN KENMERKEN Bebouwing en omgeving Natuurgebieden worden gekenmerkt door de beschermde status die ze genieten. Vaak worden deze gebieden beheerd door instanties zoals Staatsbosbeheer, Stichting Natuurmonumenten en het Brabants Landschap. Van overheidswege wordt de situering van nieuwe bebouwing tegengegaan ter bescherming van het natuurgebied. Bebouwing op zich In deze gebieden komt vrijwel geen bebouwing voor. Op enkele plaatsen is nog bebouwing aanwe- zig die geplaatst is voordat het gebied een beschermde status kreeg. Deze bebouwing heeft vaak de verschijningsvorm van een boerderij bestaande uit één laag met een kap. Ook zijn er vaak enkele gebouwen aanwezig ten behoeve van natuureducatie, voorlichting en onderhoud. Deze gebouwen hebben vaak een zeer duidelijk natuur- vriendelijk en ecologisch verantwoord karakter. Materiaal, detaillering en kleur De bebouwing die gebouwd is voordat het gebied de status kreeg van natuurgebied heeft vaak de verschijningsvorm van een boerderij. Vaak zijn de gevels opgetrokken van steen en bestaat de bebouwing uit één laag met een kap. De bebou- wing die geplaatst is ten behoeve van het natuur- gebied (bebouwing ten behoeve van natuureduca- tie, voorlichting en onderhoud) is vaak opgetrok- ken van hout en bestaat uit één laag. - 63- WAARDERING Natuurgebieden hebben een steeds grotere bete- kenis gekregen als ruimte waar de mens het land- schap en de natuur kan beleven. Deze gebieden worden vooral beleefd vanaf de routes. De bebou- wing is ondergeschikt en mag de landschappelijke ruimte niet storen of domineren. Deze gebouwen, die overigens nauwelijks in deze gebieden voorko- men, hebben vaak een duidelijk natuurvriendelijk en ecologisch verantwoord karakter. Volstaan kan worden met basiswelstandsniveau 3. WELSTANDSCRITERIA Bebouwing en omgeving De bebouwing dient het karakter van het omliggende natuurgebied niet te domineren. Bebouwing op zich De bebouwing dient in uitstraling aan te sluiten op het karakter van de omgeving. Materiaal, detaillering en kleur Het bestaande materiaal- en kleurgebruik is uit- gangspunt. Afwijkingen hiervan zijn mogelijk, mits passend binnen de karakteristiek van de omgeving. Het kleurgebruik dient afgestemd te zijn op de directe omgeving. WELSTANDSNOTA GEMEENTE HELMOND JURIDISCH KADER EN BASIS WELSTANDSNOTA Algemeen deel Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm COLOFON Projectnummer: BOE03-HELOOOO5-01B Word bestand: W5N03-HELOOO06-01 B Datum: november 2003 CRooNEN ADVISEURS - Croonen Adviseurs b.v. . strategie, ordening & vorm Hof! van Hollantlaan 7 . Postbus 435 . 5240 AK Rosmalen tel (073) 523 39 00 . fax (073) 523 39 99 e-mail bureau@croonen.nl . internet www.croonen.nl 1 INLEIDING 2 JURIDISCH EN ORGANISATORISCH KADER 3 BEOORDELINGSKADER 3.1 Opzet beoordelingskader 3.2 Samenhang van de criteria 3.3 Geografische uitwerking per welstandsgebied (9 delen) 3.4 Welstandsniveau 3.5 Toetsingstraject 4 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA 4.1 Algemeen 4.2 Toepassing algemene criteria 4.3 Beoordelingsaspecten en criteria 5 BEBOUWINGSTYPEN 5.1 Toepassing welstandscriteria bebouwingstypen Bebouwingstyperingen 5.2 1 5 19 19 21 21 22 25 27 27 27 27 31 31 31 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel INHOUD 6 WELSTANDSCRITERIA SPECIFIEKE OBJECTEN EN ENSEMBLES Algemeen 33 Beoordelingskader specifieke objecten en ensembles 33 7 WELSTANDSCRITERIA VEEL VOORKOMENDE KLEINE BOUWPLANNEN (LOKETCRITERIA) 7.1 Algemeen 7.2 Toepassingen en gebruik 6.1 6.2 8 INSPRAAK- EN VASTSTELLINGSPROCEDURE 9 BEGRIPPENLIJST 10 BRONVERMELDING 33 35 35 36 37 39 43 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel GEBIEDSIJ\JDE,I~ING VV~ELSTi~~J'JI)S~JO>-rr\ I-IEL,rviOJSfD Indeling welstandsnota Gemeente Helmond LOKETCRITERIA (lichte bouwvergu n ningsprocedure) Loketcriteria GEBIEDSUITWERKING (reguliere bouwvergunningsprocedure) Uitwerking Stiphout Uitwerking NoordwestlWest Uitwerking 't Hout Uitwerking Binnenstad Uitwerking Rijpelbergl Brouwhuis Uitwerking Dierdonk! Brandevoort Uitwerking Werkgebieden Uitwerking Buitengebied AANLEIDING VOOR DE ONTWIKKELING VAN WELSTANDSBELEID Op 1 januari 2003 is de Woningwet 2002 in wer- king getreden. De gewijzigde wet beoogt een zodanige verbetering van de bouwregelgeving dat deze in vergelijking tot de oude regelgeving: meer aansluit op maatschappelijke behoeften en wensen; over een breder maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak beschikt in de praktijk beter hanteerbaar en handhaaf- baar is. 1.1 Als gevolg van deze wetswijziging is de systematiek van het huidige bouwvergunningstelsel ingrijpend veranderd. Een van de wijzigingen betreft het gemeentelijk welstandstoezicht. Op grond van de Woningwet 1991 oefende de gemeente reeds toezicht uit op de aanvaardbaar- heid van het uiterlijk van afzonderlijke bouwwer- ken. Gegeven het belang van een goede ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving brengt de wetswijziging dan ook geen fundamentele wijzi- ging in die taakstelling. Steeds meer wordt onderkend dat ruimtelijke kwa- liteit belangrijk is voor de waardering van bouw- werken op zichzelf en in relatie met hun omgeving. Die ruimtelijke kwaliteit omvat niet alleen de gebruikswaarde van bouwwerken, maar ook hun culturele waarde (belevingswaarde) en toe- komstwaarde. Een goede ruimtelijke kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving kan bijdragen aan leef- baarheid en is ook vanuit oogpunt van duurzaam- heid en als cultureel erfgoed van belang: opvolgen- de generaties moeten niet worden opgezadeld met een gebouwde omgeving van onvoldoende ruimte- lijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit heeft bovendien een economische dimensie. De uitoefening van het welstandstoezicht door de gemeente gaat onvermijdelijk gepaard met begren- zing van de keuzevrijheid van burgers en bouw- praktijk, alsmede met administratieve en bestuur- lijke lasten. Het belang van een goede ruimtelijke kwaliteit maakt die consequenties aanvaardbaar, mits die begrenzing en belasting niet groter zijn dan noodzakelijk. In dat verband is verbetering van de doelmatigheid en de inzichtelijkheid van het welstandstoezicht mogelijk en wenselijk. De wetswijziging gaat uit van een verdere verdui- delijking en aanscherping van het wettelijke regime ten aanzien van het welstandstoezicht met een grotere transparantie van welstandscriteria en dif- ferentiatie van deze criteria naar gebieden. Burgers en bouwpraktijk mogen aan het eind van ruimtelijke planvormingsprocessen niet worden ver- rast door de welstandscriteria die door de gemeen- te worden gehanteerd. Dit betekent dat de gemeenteraad: burgers vooraf zo concreet mogelijk duidelijk moet maken wat het wettelijk criterium 'rede- lijke eisen van welstand' inhoudt ('wat kan en wat kan niet'); vooraf een zo concreet mogelijk inhoudelijk toetsingskader moet bieden; het wetsvoorstel voorziet in de verplichting voor de gemeente- raad om zulke criteria vast te leggen in een gemeentelijke welstandsnota. -1- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel INLEIDING In opdracht van de Rijksbouwmeester is het onder- zoek "Welstand op een nieuwe leest" verricht, dat voor gemeenten die een welstandsnota gaan opstellen waardevolle onderdelen bevat. In dat onderzoek is onder meer naar voren gekomen dat het in principe mogelijk is om met een gebiedsge- richte benadering een meer toetsbaar welstand- stoezicht te voeren alsmede om voor kleine bouw- werken en karakteristieke gebouwen objectgerich- te criteria op te stellen. Een verdere uitwerking van de aanbevelingen is opgenomen in het werkdocu- ment "Naar een gemeentelijke welstandsnota". Voor de onderscheiden gebieden kunnen verschil- lende welstandsregimes worden vastgesteld. Met het welstandsregime geeft het gemeentebestuur in feite aan welk kwaliteitsniveau 'redelijk' wordt geacht in een bepaald gebied, wat de bestuurlijke visie is op het gebied en via welke strategie deze visie verwezenlijkt zou kunnen worden. Naast reeds door het rijk aangewezen beschermde stads- en dorpsgezichten kunnen gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit gewenst is, worden benoemd als bijzonder wel- standsgebied. Gebieden waar geen bijzondere, expliciete eisen worden gesteld aan de ruimtelijke kwaliteit kunnen worden benoemd als regulier wel- standsgebied, of zelfs welstandsvrij gebied. In het kader van de vermaatschappelijking voorziet de wetswijziging verder in openbaarheid van de vergaderingen van de welstandscommissie en in het afleggen van verantwoording in de vorm van jaarverslagen van burgemeester en wethouders en van de welstandscommissie over de toepassing van hun bevoegdheden in het kader van het welstand- stoezicht. Die jaarverslagen kunnen mede dienen Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel INLEIDING als evaluatiemiddel ten behoeve van eventuele bij- stelling van de welstandscriteria door de gemeente- raad en als hulpmiddel voor burgers en bouwprak- tijk bij de ontwikkeling van bouwplannen. Ook is de mogelijkheid gecreëerd om 'leken' tot lid van de welstandscommissie te benoemen. Uiterlijk achttien maanden na inwerkingtreding van de Woningwet 2002 (dus vóór 1 juli 2004) dient de welstandsnota te zijn vastgesteld en bekendge- maakt. Zonder vastgestelde welstandsnota is het niet langer mogelijk bouwplannen en bestaande bouwwerken te beoordelen op redelijke eisen van welstand. 1.2 HET DOEL VAN DE WELSTANDSNOTA In deze welstandsnota is het kader voor het wel- standsbeleid van de gemeente Helmond na de wetswijziging neergelegd. Doel van de welstandsnota is het vertalen, waar- borgen en versterken van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving en het openbaar gebied in stedenbouwkundig, cultuurhistorisch, architectonisch en landschappelijk opzicht. Dit door middel van transparante, objectieve en daarmee voor een ieder begrijpelijke criteria. Het welstandsbeleid vormt daarbij de basis voor een actief, inspirerend en open architectuurbeleid conform de doelstellingen van de wetgever. Met deze welstandsnota wordt beoogd de burgers vooraf te informeren over de criteria en uitgangs- punten, die de welstandscommissie bij de beoorde- ling van een haar om advies voorgelegd bouwplan zal hanteren. Bovendien wordt inzicht gegeven in de hoofdlijnen en procedures waarbinnen de wel- standscommissie handelt en waarbinnen de wel- standsadviezen worden gevormd. Wanneer het welstandsbeleid daarnaast ook nog eens - bestuur- lijk en maatschappelijk - breed gedragen wordt, zal dit zeker leiden tot de indiening van 'passende' ont- werpen van bouwplannen en zal repressief optre- den (handhaving) uitzondering worden. PROCES VAN TOTSTANDKOMING VAN DEZE WELSTANDSNOTA Eind 2000 is de startnotitie voor het ontwikkelen van de gemeentelijke welstandsnota door het colle- ge vastgesteld. Deze startnotitie is eveneens behan- deld in de Commissie Stedelijke Ontwikkeling. Het uitwerken van het welstandsbeleid is een intensieve en tijdrovende zaak. Dit geldt met name voor het formuleren van de algemene, gebieds- en objectge- richte criteria. Om deze reden is voor de verdere ontwikkeling tevens een stedenbouwkundig bureau ingeschakeld (Croonen Adviseurs uit Rosmalen). In samenspraak met dit bureau is een 'Plan van Aanpak Welstandsnota gemeente Helmond' opge- steld. 1.3 Het plan van aanpak heeft de basis gelegd voor de verdere uitwerking van het welstandsbeleid in de thans voor u liggende welstandsnota. In het plan van aanpak is aangegeven op welke wijze de uit- voering, de organisatie, de welstandscriteria en de implementatie van het welstandsbeleid tot stand is gekomen. -2- De uitwerking van de welstandsnota is geschied onder de begeleiding van een klankbordgroep die de grote lijnen en de beleidskaders aangeeft. De klankbord groep bestond uit de verantwoordelijke portefeuillehouder, hoofden van de direct betrok- ken afdelingen, de projectleider en deskundigen uit het vakgebied. Voor de daadwerkelijke uitwerking en het uiteindelijke schrijfwerk is de werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de relevante gemeentelijke disciplines, afgevaardigde(n) van de welstandscommissie en van Croonen Adviseurs, ver- antwoordelijk. Tijdens het proces van beleidsvoorbereiding en vor- ming heeft zowel naar het bestuur als naar de betrokken commissie(s) regelmatig een terugkop- peling plaatsgevonden. PM: Na afronding procedure en totstandkoming wel- standsnota zal deze paragraaf worden aangevuld met: raadsvaststelling publicatie inwerkingtreding nota - 3- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel INLEIl)lNG 1.4 LEESWIJZER Hoofdstuk 2 van de nota beschrijft het juridisch en organisatorische kader van de welstandsnota. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het beoordelingskader voor bouwplannen. Hier wordt de systematiek van de welstandscriteria beschreven en wordt tevens aangegeven hoe de criteria dienen te worden toegepast. Hoofdstuk4 gaat in op de algemene welstandscrite- ria. In Helmond treffen we verschillende woon- en werkgebieden aan, die ieder eigen stedenbouw- kundige en architectonische eigenschappen bezit- ten. Dit leidt tot een aantal bebouwingstypen, die worden beschreven in hoofdstuk 5. Er zijn bouwwerken te benoemen die zo gebiedsei- gen zijn, dat daarvoor een afzonderlijk beoorde- lingskader met welstandscriteria wordt ontwikkeld. Op deze specifieke objecten wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan. In hoofdstuk 7 worden welstandscriteria voor de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwwer- ken geformuleerd. Hoofdstuk 8 beschrijft de resultaten van de inspraak- en vaststellingsprocedure Hoofdstuk 9 betreft een bronnen- en begrippen- lijst, waarin gebruikte bronnen en begrippen wor- den benoemd. 2.1 INLEIDING De Woningwet 2002 beoogt een inzichtelijker en duidelijker welstandstoezicht door het vaststellen van concreet uitgewerkte en expliciet omschreven welstandscriteria, gekoppeld aan transparante pro- cedures. Daarbij speelt ook controle op de uitvoe- ring van het welstandbeleid door het gemeentebe- stuur en de openbaarheid van dat beleid voor de burger een belangrijke rol. Voor deze zaken is in de Woningwet 2002 het wettelijk kader vastgelegd via inhoudelijke en procedurele vereisten. Deze vereisten betreffen de inhoud van de wel- standsnota en de procedurele totstandkoming ervan. Daarbij is tevens een koppeling gemaakt tus- sen het nieuwe welstandsbeleid en de vernieuwde indeling van de vergunningplicht van bouwwerken. HET WELSTANDSTOEZICHT VÓÓR 1 JANUARI 2003 De basis van het 'oude' welstandstoezicht was ondergebracht in artikel 12 van de Woningwet 1991. De welstandseisen waren gespecificeerd tot welstandscriteria, opgenomen in de gemeentelijke bouwverordening. De Woningwet 1991 bood ook de mogelijkheid om welstandsvrije gebieden aan te wijzen. De gemeen- teraad van Helmond heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. 2.2 Wel is in het kader van het "Handhavingsbeleid ruimtelijke kwaliteit" uit 1997 voor een aantal items specifiek welstandsbeleid ontwikkeld (erfafscheidin- gen, schotelantennes, handelsreclames, rolluiken). Daarnaast is voor bepaalde (ontwikkelings)gebie- den een specifiek welstand beleid vastgesteld door Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel JURIDISCH EN ORGANISATORISCH KADER middel van zogenaamde beeldkwaliteitplannen. Met name kunnen in dat kader worden genoemd de beeldkwaliteitplannen voor Brandevoort, Dierdonk, Akkers en Centrum en Suytkade. Om in de gebouwde omgeving het fenomeen reclame beheersbaar te houden is het voor gemeenten van belang hierover een afgewogen beleid voor te for- muleren. Deze paragraaf verschaft duidelijkheid omtrent de wijze waarop de welstandscommissie in voorkomende gevallen toetst. Elke aanvraag wordt echter, zoals de wet dat eist, individueel beoordeeld zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving. In Helmond is de advisering over redelijke eisen van welstand opgedragen aan de welstandscommissie. Afdoening middels mandatering aan een lid van de commissie of aan een subcommissie was mogelijk. De (tweewekelijkse) vergaderingen van de wel- standscommissie waren niet openbaar. Wel bestond voor de aanvrager of zijn architect mogelijkheid om het bouwplan in de vergadering toe te lichten. 2.3 PROCEDURE VAN TOTSTANDKOMING EN WIJZIGING WELSTANDSNOTA De welstandsnota betreft een gemeentelijk docu- ment met beleidsregels als bedoeld in Hoofdstuk 4 titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bij de voorbereiding van een nieuwe welstandsnota, maar ook bij een wijziging of aanvulling ervan wor- den de inwoners van de gemeente en andere belanghebbenden betrokken. Zij krijgen via de inspraakprocedure, zoals vastgelegd in de gemeen- telijke inspraakverordening, vooraf de gelegenheid om op de inhoud van het beleidsvoorstel te reage- ren. - 5- In de Woningwet 2002 is de verantwoordelijkheid voor het gemeentelijke welstandsbeleid expliciet neergelegd bij de gemeenteraad. In artikel12a lid 1 van de nieuwe Woningwet wordt dan ook bepaald dat de gemeenteraad de welstandsnota vaststelt. Bij deze vaststelling worden de resultaten van de inspraak meegewogen. Na de vaststelling wordt de welstandsnota via publicatie algemeen bekendgemaakt. Deze bekendmaking geschiedt in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen enjof op andere geschikte wijze. In de bekendmaking wordt aange- geven wanneer de welstandsnota in werking treedt. Het raadsbesluit tot vaststelling van de welstands- nota is op grond van artikel 8:2 Awb uitgesloten van de mogelijkheid van bezwaar en beroep. Wijziging of aanvulling van de welstandsnota vindt plaats via dezelfde procedurele weg als de tot- standkoming ervan. 2.4 VERANTWOORDING WELSTANDBELEID De gemeenteraad bepaalt als hoogste gemeente- lijke bestuursorgaan de beleidskeuzen over vorm, inhoud en reikwijdte van het welstandsbeleid en stelt daarvoor de instrumenten vast. De uitvoering van het welstandsbeleid ligt bij het college van burgemeester en wethouders. Dit bestaat primair uit de uitoefening van het wel- standstoezicht bij de verlening van de bouwvergun- ning. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel TURIDISCII EN ORGr\I'fISitTORISCf:l :KAieDER ..r De advisering in het kader van het welstandstoe- zicht ligt bij de welstandscommissie. De Woningwet 2002 biedt de keuze uit een meervoudige wel- standscommissie en een enkelvoudige commissie in de vorm van een stadsbouwmeester. In de gemeente Helmond is gekozen voor advise- ring door een meervoudige welstandscommissie. Met het oog op een betere controleerbaarheid van het welstandstoezicht heeft de wetgever in de Woningwet 2002 de verplichting neergelegd van een jaarlijkse verslaglegging van de welstandscom- missie aan de gemeenteraad met betrekking tot de door de commissie verrichte werkzaamheden. In het verslag dient ten minste te worden aangege- ven op welke wijze de commissie is omgegaan met de vastgestelde welstandscriteria. Het college van burgemeester en wethouders dient eveneens jaarlijks een verslag voor te leggen aan de gemeenteraad. In dit verslag dient ingevolge artikel12c ten minste aangegeven te worden: 1 de wijze waarop zij zijn omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie; 2 in welke categorieën van gevallen zij de aan- vraag voor een lichte bouwvergunning niet aan de welstandscommissie hebben voorgelegd en op welke wijze zij in die gevallen zelf toepas- sing hebben gegeven aan de welstandscriteria; 3 in welke categorieën van gevallen en op welke wijze zij tot aanschrijving op grond van de excessenregeling (ernstige mate van strijdigheid met redelijke eisen van welstand) zijn overge- gaan en in welke gevallen zij daarbij bestuurs- dwang hebben toegepast. Beide jaarverslagen zullen uiterlijk 1 juli van het jaar volgende op het verslagjaar aan de gemeente- raad worden aangeboden. Aan de hand van de beide jaarverslagen wordt de uitvoering van het welstandstoezicht in de gemeen- teraad geëvalueerd. De evaluatie kan vervolgens aanleiding zijn tot bijstelling van het welstandsbe- leid en aanvulling dan wel wijziging van de wel- standsnota. WIJZIGING/AANVULLING VAN DE WELSTANDSNOTA Zowel de jaarlijkse evaluatie als een ingrijpende verandering in de oorspronkelijke feiten en omstandigheden waarop het welstandsbeleid was gebaseerd, kunnen aanleiding geven tot aanpas- sing van het gemeentelijke welstandsbeleid en dus van de welstandsnota. De aanpassingen kunnen partiële dan wel themati- sche wijzigingen en aanvullingen betreffen. 2.5 Een partiële wiiziging/aanvulling kan nodig zijn naar aanleiding van zodanige fysieke veranderin- gen in een gebied, dat het bestaande, specifiek voor dat gebied vastgelegde welstandsbeleid niet meer voldoet. Dit als gevolg van bijvoorbeeld een totale herinrichting van een gebied of het verdwij- nen van een markant, voor een omgeving beeldbe- palend gebouwd object. Een thematische wiiziging geschiedt meestal als gevolg van de verandering van een algemene visie voor een bepaald gebied dan wel gebouwd object, zoals dakkapellen en erkers. - 6- Een wijziging/aanvulling van de welstandsnota vindt plaats op dezelfde wijze als de totstandko- ming ervan (zie paragraaf 2.3). Aanvullingen op de welstandnota kunnen ook tus- sentijds plaatsvinden bijvoorbeeld in de vorm van concrete welstandscriteria voor bepaalde (her)ont- wikkelingsprojecten. Een dergelijk (her)ontwikkelingsproject dient voor- afgegaan te worden door een beeldkwaliteitplan dat zal worden vastgesteld door de gemeenteraad. Hierbij wordt de inspraak gekoppeld aan de regu- liere inspraak conform de gemeentelijke inspraak- verordening. Expliciet zal hierbij aangegeven wor- den op welke punten/aspecten de welstandsnota gewijzigd is. De wijziging/aanvulling van de welstandsnota zal als apart document aan de oorspronkelijke nota worden toegevoegd. Via een telkenmale aan te passen overzichtskaart wordt inzicht geboden voor welke gebieden van de gemeente de diverse wijzi- gingen/aanvullingen van de welstandsnota gelden. JURIDISCHE STATUS VAN DE WELSTANDSNOTA Met de welstandsnota wordt invulling gegeven aan de in artikel 12 van de Woningwet 2002 neergeleg- de verplichting tot vaststelling van een gemeente- lijke welstandsnota door de gemeenteraad. De in de welstandsnota neergelegde criteria zijn geen algemeen verbindende voorschriften, maar beleidsregels als bedoeld in Hoofdstuk 4 titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). 2.6 Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel Als beleidsregels vormen zij het kader waarbinnen burgemeester en wethouders het welstandstoe- zicht uitoefenen. Afwijking van deze beleidsregels is mogelijk, mits deugdelijk gemotiveerd. De welstandsnota bevat dus het toetsingskader voor bouwaanvragen voor wat betreft de preven- tieve beoordeling aan redelijke eisen van welstand. Daarnaast kunnen de in de welstandsnota opgeno- men criteria grond vormen voor repressief toe- zicht, d.w.z. voor handhaving via aanschrijving, indien een bestaand bouwwerk in ernstige mate in strijd is met de redelijke eisen van welstand. 2.7 HET WELSTANDSTOEZICHT Burgemeester en wethouders zijn belast met de bestuurlijke uitvoering van het welstandstoezicht. Voldoet een bouwplan aan redelijke eisen van wel- stand en zijn er voor het overige geen weigerings- gronden dan moet op grond van het imperatief- limitatief stelsel zoals dat is neergelegd in artikel 44 van de Woningwet, de bouwvergunning voor het bouwplan worden verleend. De advisering over de welstandsaspecten van een bouwplan is opgedragen aan de welstandscommis- sie. De adviezen van deze commissie op basis van de in de welstandsnota opgenomen criteria spelen een belangrijke rol bij de besluitvorming over bouwaanvragen. De uiteindelijke besluitvorming met betrekking tot bouwaanvragen berust bij het college van burgemeester en wethouders. Deze bevoegdheid kan worden gemandateerd. In bepaalde gevallen kan het college gemotiveerd afwijken van het welstandsadvies (zie paragraaf 2.12). SCR E!~ OltGAJ'JISi\~rO}tISCH KADER 2.7.1 Supervisie Voor sommige gebieden (w.o. Brandevoort) wordt gewerkt met supervisie. Dit met het oog op de bewaking van de stedenbouwkundige en architec- tonische kwaliteit van het betreffende gebied, die veelal is vastgelegd in een beeldkwaliteit- of masterplan. Hiertoe is van gemeentewege een zelf- standig supervisor aangesteld. De supervisor voert als extern of ambtelijk deskundige de eerste gesprekken - het vooroverleg- met de gemeente, planindieners, ontwerpers en andere belangheb- benden, verzamelt relevante informatie en bereidt de behandeling van bouwplannen in de welstands- commissie voor. De plannen worden door de super- visor van een bindend advies voorzien en vervol- gens ter formele vaststelling aan de welstandscom- missie voorgelegd. Op verzoek kan de supervisor in de bouwplanont- wikkeling begeleiden, waarbij de criteria als neer- gelegd in de welstandsnota het kader vormen. De supervisor staat in nauw contact met de wel- standscommissie, maar maakt er - gezien het ver- eiste van onafhankelijkheid - geen deel van uit. 2.8 WELSTANDSTOEZICHT EN DE INDELING VERGUNNINGPLICHT BOUWWERKEN Op het welstandstoezicht zoals dat in de Woningwet 2002 zijn basis vindt, is de in de wet neergelegde nieuwe indeling voor bouwwerken van invloed. In de volgende paragrafen (2.8.1 tot en met 2.8.7) wordt dit onderscheid nader uiteengezet. 2.8.1 Onderscheid in vergunningplicht voor bouwwerken - 7- De Woningwet 2002 kent de volgende indeling in bouwwerken: 1 vergunningvrije bouwwerken; 2 licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken; 3 regulier-bouwvergunningplichtige bouwwerken. Met deze nieuwe indeling is de tot 1 januari 2003 bestaande categorie meldingsplichtige bouwwer- ken op grond van het Besluit meldingsplichtige bouwwerken komen te vervallen. Deze bouwwer- ken zijn grotendeels onder de nieuwe categorie vergunningvrij ondergebracht en voor het overige onder de categorie licht-vergunningplichtige bouw- werken. 2.8.2 Vergunningvrije bouwwerken Ingevolge artikel 43 lid 1 van de Woningwet is geen bouwvergunning vereist voor het bouwen: a ingevolge een aanschrijving van burgemeester en wethouders b dat tot het gewone onderhoud behoort, of c dat bij algemene maatregel van bestuur is aan- gemerkt als van beperkte betekenis, waarbij tevens voorschriften kunnen worden gegeven omtrent het gebruik van het bouwwerk of de standplaats. Bedoeld zijn hier in de het Besluit bouwvergun- ningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken aangewezen vergunningvrije bouwwerken. Het bouwen in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of een monu- ment als bedoeld in een provinciale of gemeente- lijke monumentenverordening of in een beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988 is nooit vergunningvrij. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel JTTR' lD'I"'CI-:Jr E'~T ORr.A~'J1fS, ~'\ . L c "'" L", J. JI. ,-,.L ""J -,-' 'LIf ...L "', Jl.... i J,- '" De bouwvergunningvrije bouwwerken zijn opgeno- men in de artikelen 2 en 3 van het Besluit bouwver- gunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken d.d. 13 juli 2002 (Stb. 410, 2002). Het betreft een landelijk uniforme lijst met een uit- puttende opsomming. Gemeenten mogen van deze lijst niet afwijken of er eigen regels aan toevoegen. Bouwvergunningvrij betekent dat de betreffende bouwwerken niet aan enige preventieve gemeente- lijke toets zijn onderworpen. Dit geldt voor de voorschriften van de gemeentelijke bouwverorde- ning, de bebouwingsvoorschriften van het bestem- mingsplan en de redelijke eisen van welstand. Wel kan repressief worden getoetst aan de con- structie-eisen van het Bouwbesluit. Verder zijn ook het zogenaamde Burenrecht zoals neergelegd in Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en de onge- schreven (gedrags)normen van toepassing. Bouwvergunningvrije bouwwerken worden dus niet aan een preventieve welstandsbeoordeling onderworpen. 2.8.3 Beperkingen in vergunningvrij bouwen Ten aanzien van het vergunningvrij bouwen zijn enkele beperkingen van toepassing. Het betreft op de eerste plaats de plaatsgebonden randvoor- waarden opgenomen in de artikelen 2 en 3 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergun- ningplichtige bouwwerken: a de anti-cumulatieregeling: om ongewenste dichtslibbing en een aaneenscha- keling van vergunningvrije bouwwerken te voorkomen is in het Besluit de randvoorwaarde opgenomen dat het bouwen van deze - in arti- p IS,. Cf.! TI A, DE. 4 -R: " "'- ~ - x"..rJl."-,,., J Jo- kei 2 opgenomen - bouwwerken niet tot gevolg mag hebben dat het oorspronkelijk bij het gebouw aansluitende zij- of achtererf voor meer dan 50% mag zijn bebouwd met een maximum van 30 m2 aan bouwvergunningvrije bouwwerken. b recreatiewoningen en tijdelijke bouwwerken: vanuit planologisch oogpunt en permanent gebruik is het ongewenst dat aan, bij of op recreatiewoningen en tijdelijke bouwwerken bouwvergunningvrij aan- en uitbouwen, bijge- bouwen, overkappingen en dakkapellen kun- nen worden gerealiseerd. Met het oog daarop is het bouwen van deze bouwwerken in die gevallen niet bouwvergunningvrij, maar licht- bouwvergunningplichtig aangemerkt. Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken wor- den wel aan een welstandstoets onderworpen, zoals hierna in paragraaf 2.8.5 blijkt. 2.8.4 Voor. en achterkantbenadering Naast de in paragraaf 2.8.3 genoemde beperkin- gen is voor het daadwerkelijk bouwvergunningvrij zijn ook nog bepalend de situering van een bouw- vergunningvrij bouwwerk namelijk gebouwd aan de voorkant of aan de achterkant van een gebouw. Onder de 'voorkant' wordt verstaan: 1 de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw, en 2 de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zij- kant van een gebouw voor zover die zijde (zij- delings) gekeerd is naar de weg of het open- baar groen. - 8- Aan de voorkant is een bouwwerk minder snel bouwvergunningvrij en wordt meer preventief toe- zicht gehouden dan aan de achterkant. Dit heeft te maken met het bewaken van een goede opbouw van de omgeving met groen, bestrating en bebou- wing (stedenbouwkundige redenen) en het uiterlijk van het bouwwerk (welstandsaspect). Het gaat om de volgende bouwwerken: aan- en uitbouwen (zoals erkers en serres), bijgebouwen en overkappingen (zoals schuur- tjes, garages en carports), kozijn- en gevelwijzigingen, dakkapellen en erf- of perceelsafscheidingen hoger dan 1 meter en vanaf 1 meter achter de voorgevellijn hoger dan 2 meter. Wanneer een in beginsel bouwvergunningvrij bouwwerk onder bovengenoemde opsomming valt en aan de 'voorkant' is gesitueerd, is het niet bouw- vergunningvrij, maar licht-bouwvergunningplichtig en moet er dus wel sprake zijn van preventief wel- standstoezicht. 2.8.5 Licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken Het licht-bouwvergunningplichtig bouwen is onder- gebracht in de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken. Onder de lichte bouwvergunning plicht zijn gebracht: 1 het bouwen in, op, aan of bij een monument als bedoeld in de Monumentenwet 19~8 of een monument als bedoeld in een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening, dat in beginsel bouwvergunningvrij is; 2 het bouwen in een beschermd stads- of dorps- gezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988, dat in beginsel bouwvergunningvrij is; bouwwerken die niet op alle punten voldoen aan de ruimtelijke randvoorwaarden zoals die voor vergunningvrij bouwen zijn gesteld (te groot, te hoog etc.). Voor een aantal van deze bouwwerken zijn in het Besluit nadere criteria gegeven (zie ook paragraaf 2.8.4). 3 tijdelijk bouwwerken of recreatiewoningen. Aanvragen om een lichte bouwvergunning worden vooraf getoetst aan het bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen, de steden- bouwkundige voorschriften van de bouwverorde- ning en de constructieve veiligheidsvoorschriften van het Bouwbesluit. Ook dient toetsing plaats te vinden aan de redelijke eisen van welstand. Burgemeester en wethouders hoeven het bouw- plan echter niet voor te leggen aan de commissie (art. 48, lid 1 Woningwet), maar mogen beoorde- ling overlaten aan een daartoe gemandateerde ambtenaar. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel El~~ ORGi\l'JISi\'TORISCH I(AJ)F~R Beslistermiin aanvraag lichte bouwvergunning Burgemeester en wethouders moeten op een aan- vraag om een lichte bouwvergunning beslissen binnen 6 weken na ontvangst van de (ontvanke- lijke) aanvraag. Een mogelijkheid tot verdaging van de beslissing is er niet. De beslistermijn betreft een fatale termijn: over- schrijding ervan leidt tot een bouwvergunning van rechtswege. De fatale termijn geldt echter niet in die gevallen waarin de aanvraag om lichte bouw- vergunning in strijd is met bestemmingsplan. 2.8.6 Regulier-bouwvergunningplichtige bouwwerken De reguliere bouwvergunning is een bouwvergun- ning als bedoeld in artikel 44 lid 1 van de Woningwet. Alle bouwwerken die niet vergunning- vrij of licht-bouwvergunningplichtig zijn, zijn regu- lier-vergunningplichtig. De toetsingscriteria voor de reguliere bouwvergun- ning betreffen op grond van artikel 44 van de Woningwet de voorschriften van: 1 het (geldende) bestemmingsplan of de krach- tens zodanig plan gestelde eisen; 2 het Bouwbesluit; 3 de bouwverordening; 4 de redelijke eisen van welstand; 5 indien van toepassing: de vereiste aanwezig- heid van een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening. Beslistermiin aanvraag reguliere bouwvergunning Burgemeester en wethouders moeten op een aan- vraag om een reguliere bouwvergunning beslissen -9- binnen 12 weken na ontvangst van de (ontvanke- lijke) aanvraag. Zij kunnen hun beslissing eenmaal met ten hoogste 6 weken verdagen. De (verdaagde) beslistermijn betreft een fatale ter- mijn: overschrijding ervan leidt tot een bouwver- gunning van rechtswege. De fatale termijn geldt echter niet in die gevallen waarin de aanvraag om reguliere bouwvergunning in strijd is met bestem- mingsplan. 2.8.7 De gefaseerde (reguliere) bouwverg u n ni ngverle ni ng In de Woningwet is in de artikelen 56a en 56b een regeling opgenomen met betrekking tot een gefa- seerde vergunningverlening. Deze betreft alleen bouwwerken waarvoor een regulier bouwvergun- ning nodig is. Wordt een bouwaanvraag gefaseerd ingediend, dan dient daarop door burgemeester en wethou- ders ook gefaseerd te worden beslist. Een gefaseerde vergunningverlening kan tijd- en kostenbesparend werken, aangezien met de defini- tieve bouwtechnische uitwerking van een bouw- plan kan worden gewacht tot het moment dat zekerheid is verkregen over de aanvaardbaarheid van het bouwplan voor wat betreft de welstands- en planologische toetsing. Eerste fase In de eerste fase wordt getoetst aan de steden- bouwkundige bepalingen van de bouwverorde- ning, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Als die toetsing positief uitvalt, resul- teert dat in de 'bouwvergunning eerste fase'. In deze fase komt dus het welstandsadvies tot stand. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel ]URIDISCI-I EN ORG.AJ'IISA'T()RISCI-I I(ADER De 'bouwvergunning eerste fase' betreft een beschikking waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid van bezwaar en beroep open staat. Tweede fase In de tweede fase vindt toetsing plaats aan het Bouwbesluit en de niet-stedenbouwkundige eisen van de bouwverordening (o.a. toetsing op bodem- verontreiniging). In de tweede fase kan niet meer worden getoetst aan de weigeringsgronden van de eerste fase, tenzij er wijzigingen in het bouwplan optreden (art. 56a lid 8 Woningwet). Ook de ver- gunning tweede fase is een beschikking waartegen de mogelijkheid van bezwaar en beroep openstaat. De indiening van een bouwaanvraag tweede fase dient binnen 2 jaar na onherroepelijk worden van de vergunning eerste fase te worden ingediend. Wordt deze termijn overschreden, dan vervalt de vergunning eerste fase. Met de uitvoering van het bouwplan mag pas wor- den begonnen als beide gefaseerde vergunningen zijn verleend. Termiinen De beslistermijn voor zowel de eerste als de twee- de fase bedraagt voor elke fase maximaal 6 weken. Burgemeester en wethouders hebben de mogelijk- heid om in beide fasen éénmaal de behandeling te verdagen met 6 weken. De totale maximale beslistermijn bedraagt derhalve 12 respectievelijk 24 weken ingeval van verdaging. 2.9 DE WELSTANDSCOMMISSIE 2.9.1 Samenstelling De welstandscommissie van de gemeente Helmond bestaat ten minste uit een voorzitter en twee leden, waarvan ten minste twee leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie. Voor de voorzitter en leden worden twee plaats- vervangers aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen. De welstandscommissie kan slechts adviezen uit- brengen indien ten minste de voorzitter en twee leden aanwezig zijn en waarvan ten minste twee leden beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand. De voorzitter en leden van de welstandscommissie zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeente- bestuur. De welstandscommissie wordt bijgestaan door een secretaris. De secretaris maakt geen deel uit van de welstandscommissie. De voorzitter heeft als taken: 1 Het bewaken van de onafhankelijke besluitvor- ming; 2 Het toezien op het goed functioneren van de welstandscommissie en het bewaken van de kwaliteit van de advisering; 3 Het leiden van de welstandsvergadering; 4 Het formuleren van het advies van de commis- sie; 5 Het naar buiten toe treden als spreekbuis van de commissie; -10 - De leden hebben als taak om op grond van hun vakmanschap, inzicht en plaatselijke kennis, in onderlinge discussie, een op basis van de welstand- scriteria, kwalitatief goed oordeel te vormen over de ingediende plannen. De secretaris heeft als taken: 1 Het voorbereiden van behandeling van de plan- nen het zorgdragen van het vergaren van infor- matie; 2 Het schriftelijk vastleggen van de welstandsad- viezen en het bewaken van de vakinhoudelijke kwaliteit en de consistentie van deze adviezen; 3 Het onderhouden van de contacten op werkni- veau met het gemeentebestuur, het ambtelijk apparaat en de indieners van de bouwplannen; 4 Het geven van een toelichting op de door de welstandscommissie uitgebrachte adviezen. De secretaris wordt bijgestaan door een assistent. 2.9.2 Benoeming en zittingsduur De voorzitter en de overige leden van de wel- standscommissie en hun plaatsvervangers worden op voorstel van burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen door de gemeenteraad. In artikel 12c, lid 4 van de Woningwet 2002 is bepaald, dat de leden van de welstandscommissie voor een termijn van ten hoogste drie jaar benoemd. Zij kunnen eenmaal worden herbe- noemd voor een periode van nog eens ten hoogste drie jaar. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel Voor zittende leden begint de periode van drie jaar op het tijdstip van inwerkingtreding van de gewij- zigde Woningwet (1 januari 2003). Het overgangs- recht (artikel VII, lid 6 Woningwet 2002) bepaalt dat het lidmaatschap van leden die op moment van inwerkingtreding van de wet al meer dan drie jaar lid zijn van de welstandscommissie, daarna niet meer kan worden verlengd. In het reglement van orde van de welstandscom- missie, dat als bijlage 9 bij de verordening is vastge- steld, zijn de benoemingsprocedures neergelegd. 2.9.3 Afdoening bij mandaat De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies mandateren aan een of meer- dere daartoe aangewezen leden waaronder de voorzitter. Bouwplannen waarvan volgens deze leden het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld, worden door de aangewezen leden van advies voorzien. In elk geval van twijfel legt de gemandateerde het bouwplan alsnog voor aan de welstandscommissie. Behandeling van bouwplannen onder mandaat is openbaar. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een ver- zoek doen tot niet-openbare behandeling, dan die- nen burgemeester en wethouders daaraan klem- mende redenen op grond van artikel 1 0 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen SCJ-l EI'f O\RGAl~ISAT'OllISClI l(ADJ2R 2.9.4 Taken van de welstandscommissie Op het gebied van welstand is de commissie belast met de volgende wettelijke taken: 1 het uitbrengen van advies omtrent regulier-ver- gunningplichtige bouwaanvragen (voor onder- scheid in bouwaanvragen: zie paragraaf 2.8); 2 het uitbrengen van advies over licht-vergun- ningplichtige bouwaanvragen aan de voorzijde; 3 het uitbrengen van advies over licht-vergun- ningplichtige bouwaanvragen betreffende monumenten en panden gelegen in een beschermd stads- of dorpsgezicht; 4 het uitbrengen van advies over licht-vergun- ningplichtige bouwaanvragen aan de achterzij- de die niet voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen, maar die vanuit visueel ruimtelijk oogpunt aan- vaardbaar lijken; 5 het verzorgen van de verslaglegging aan de gemeenteraad van de door de commissie ver- richte werkzaamheden. Daarbij dient ten min- ste aangegeven te worden op welke wijze toe- passing is gegeven aan de welstandscriteria van de welstandsnota. Tevens dient aangegeven te worden op welke wijze is omgegaan met de openbaarheid van het vergaderen en wat de aard van de beoordeelde plannen is geweest. De commissie is tevens belast met volgende, aan- vullende, niet-wettelijke taken: 1 het doen van aanbevelingen ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit; 2 het op verzoek uitbrengen van advies omtrent schetsplannen en principeverzoeken; 3 het gevraagd en ongevraagd adviseren en sig- -11- naleren van stedenbouwkundige en architecto- nisch ontwikkelingen die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente; 4 het desgevraagd uitbrengen van adviezen aan het college over de welstandsaspecten van in voorbereiding zijnde structuurplannen, bestem- mingsplannen, stedenbouwkundige plannen, beeldkwaliteitplannen, inrichtingsplannen open- bare ruimte en andere relevante beleidsstuk- ken. 5 het voeren van overleg met vakafdelingen en met het college over het welstandsbeleid en de welstandscriteria; 6 de beoordeling van aanvragen voor reclames; 7 het adviseren over het toepassen van de exces- senregeling; 8 het bevorderen van de openbaarheid van het welstandstoezicht en het stimuleren van de dis- cussie over de ruimtelijke kwaliteit binnen de gemeente. 2.10 HET VRAGEN VAN ADVIES AAN DE WELSTANDSCOMMISSIE Burgemeester en wethouders vragen de commissie om advies met betrekking tot een bij hen inge- diend bouwplan. Haar welstandsadvies baseert de commissie op de welstandscriteria zoals die door de gemeenteraad in de gemeentelijke welstandsnota zijn vastgelegd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid tot het voorleg- gen om advies van principeverzoeken en schets- plannen, mits de planologische aanvaardbaarheid daarvan vaststaat. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel fUp TDTSCH 'u""," T OR- G \ 1'<>~T1fS'l~ ""','1')- R-." I~,r'T.J ,J A "'- 1 A '---' A ~ -~.l '. . . -"- i-~~.l '~ Jt ~ - . -'\Ic -"- ""- - %. ~ --:j 'l-, 1.]t 2.10.1 Loketcriteria Om het de aanvrager zo gemakkelijk mogelijk te maken is de gemeente verplicht om in de wel- standsnota met betrekking tot een aantallicht-ver- gunningplichtige bouwwerken de welstandseisen zo gedetailleerd mogelijk aan te geven. Deze eisen worden loketcriteria genoemd. In artikel 7 van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-vergunningplichtige bouwwerken is bepaald dat deze criteria "de welstand uitputtend beschrij- ven". De beschrijving mag niet voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Ingevolge artikel 7 mogen zij uitslui- tend betrekking hebben op de plaatsing (i.e. situe- ring), de vorm, de maatvoering, het materiaalge- bruik en de kleur van het bouwwerk. Aan de hand van de criteria kan de aspirant-bouwer als het ware vooraf zelf beoordelen of zijn bouw- plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. In deze welstandsnota zijn de loketcriteria onder- gebracht in de 'Welstandscriteria voor veel voorko- mende kleine bouwplannen' (Hoofdstuk 7). Deze criteria zijn van toepassing op licht-bouwvergun- ningplichtige bouwwerken zowel aan de voorkant als aan de achterkant. Indien het een bouwwerk voldoet aan de loketcri- teria, dan wordt het bouwplan niet voorgelegd aan de welstandscommissie, maar zal de aanvraag direct via vergunningverlening worden afgedaan. De toetsing aan de loketcriteria wordt dus geman- dateerd aan een ambtenaar. Voldoet het bouw- plan niet aan de loketcriteria, dan wordt het bouw- plan voorgelegd aan de welstandscommissie. 2.10.2 Principeverzoek en schetsplan De mogelijkheid om via een schetsplan een zoge- naamde principe-uitspraak van de welstandcommis- sie te verkrijgen blijft aanwezig. Het gaat in dat geval echter niet om een formele (gefaseerde) bouwaanvraag, maar om een zogenaamd principe- verzoek. Een dergelijke werkwijze heeft het voor- deel dat al in een vroegtijdig stadium duidelijkheid ontstaat over de welstandsaspecten. Vooral wan- neer het gaat om een langdurig en complex ont- wikkelingsproces van een bouw- en/of ontwikke- lingsplan, waarbij een tussentijds (sturend) stand- punt van de welstandscommissie gewenst is, is deze werkwijze zeker aanbevelingswaardig. Overigens kan ook een supervisor in een dergelijk proces een belangrijke rol spelen (zie paragraaf 2.7.1). Ook in minder complexe aangelegenheden kan er behoefte bestaan aan een principe-uit- spraak. Bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van een bouwplan in een stedenbouwkundig en/of archi- tectonisch gevoelige omgeving. Teneinde verwarring te voorkomen dient in het principeverzoek uitdrukkelijk te worden aangege- ven dat het niet om een bouwaanvraag gaat. Tevoren dient ook bij een principeverzoek vast te staan of het betreffende bouwplan of de ontwik- keling planologisch aanvaardbaar is. 2.11 INDIENINGSVEREISTEN In het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouw- vergunning van 13 juli 2002 (Stb. 2002, 409) is neergelegd welke gegevens ten behoeve van de aanvraag bouwvergunning bij burgemeester en wethouders moeten worden ingediend. In het -12- Besluit wordt verwezen naar de daarbij behorende bijlage. De regeling in het Besluit met bijlage is uit- puttend. Gemeenten mogen zelf geen eisen meer stellen op dit punt, ook niet in aanvullende zin. In paragraaf 1.2.2 van de bijlage worden de gege- vens en bescheiden ten behoeve van toetsing aan welstandscriteria vermeld. Dit betreft de volgende gegevens en bescheiden: a tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van belendende bebouwing; b detailtekeningen van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk; c foto's van de bestaande situatie en de omlig- gende bebouwing; dopgave materiaal- en kleurgebruik van toe te passen bouwmaterialen (uitwendige scheidings- constructie). In paragraaf 3.2.3 van de bijlage wordt een en ander nader uitgewerkt. Hierin wordt onder meer aangegeven, dat bij grotere bouwwerken, ter ondersteuning van de beoordeling van het bouw- werk, eventueel een schets maquette kan worden aangeleverd. In het besluit wordt als schaal voor tekeningen in paragraaf 2.2. het volgende aangegeven: situatietekeningen: schaal 1:1 000; geveltekeningen: schaal 1:1 00 of 1 :200, afhan- kelijk van de grootte van het bouwwerk; detailtekeningen: 1:5,1:10 of 1:20 bij schaal 1:100 (geveltekeningen) 1:50 of 1:100 bij schaal 1:200 (geveItekenin- gen). 2.12 AFWIJKING VAN HET WELSTANDSADVIES DOOR B&W Bestuurlijk is het college van burgemeester en wet- houders verantwoordelijk voor de afgifte van bouwvergunningen. Evenals onder de werking van de Woningwet 1991 is en blijft het oordeel van de commissie een advies. Burgemeester en wethou- ders zijn bevoegd om - mits deugdelijk gemotiveerd - van het welstandsadvies af te wijken. De welstandscommissie dient van een eventuele afwijking van het advies op de hoogte te worden gesteld. Bovendien dient in de verplichte jaarlijkse verslaglegging aan de gemeenteraad door het col- lege van burgemeester en wethouders aangegeven te worden in welke gevallen en op welke gronden men van de advisering is afgeweken. In de volgende gevallen kan van het welstandsad- vies worden afgeweken: 1 Afwijking op welstandelijke gronden: Het college is van oordeel dat de commissie de welstandscriteria niet juist heeft toegepast dan wel de verkeerde criteria aan het advies ten grondslag heeft gelegd. Het betreft hier een afwijking op inhoudelijk welstandelijke gron- den. Indien een dergelijke situatie zich voor- doet zal, alvorens een beslissing wordt geno- men op de bouwaanvraag en binnen de wette- lijke beslistermijn, een second opinion worden gevraagd aan Welstandszorg Noord-Brabant. Ook deze second opinion heeft echter het karakter van een advies. Gelet op de wettelijke beslistermijnen zal zich deze situatie alleen voordoen bij een reguliere bouwaanvraag. 2 Afwijking op andere dan welstandelijke gron- den: _U' "" ~ Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel ORGi\NISj~\c'I'()HJSCf-I leADER I Artikel 44 lid 1 sub d biedt het college de mogelijkheid om ondanks de strijdigheid met de redelijke eisen van welstand toch te beslui- ten om de bouwvergunning te verlenen (hard- heidsclausule). Uiteraard dient dit deugdelijk gemotiveerd te gebeuren en zal van deze mogelijkheid niet al te lichtvaardig gebruik die- nen te worden gemaakt. Zwaarwegende eco- nomische of maatschappelijke gronden kunnen een dergelijk besluit rechtvaardigen. 2.13 AFWIJKING VAN DE WELSTANDSCRITERIA DOOR WELSTANDSCOMMISSIE De welstandscommissie zal op enig moment in haar advies willen afwijken van de in de welstandsnota opgenomen criteria. Het zal hierbij in het algemeen een bouwplan betreffen dat weliswaar niet voldoet aan (enige van) de vastgestelde gebiedsgerichte of objectgerichte criteria of aan de criteria voor kleine veel voorkomende bouwplannen, maar dat desal- niettemin voldoet aan redelijke eisen van welstand. Hierbij vindt dan een beoordeling plaats aan de hand van de algemene welstandscriteria. Een der- gelijke afwijking dient door de commissie gemoti- veerd te worden. Nemen burgemeester en wethouders dit advies over dan dienen ook zij hun besluit te motiveren. Voor de aspirant-bouwer bestaat er de mogelijk- heid om de commissie een mondelinge toelichting op het uitgebrachte (negatieve) welstandsadvies te vragen. Op grond van hetgeen door de aanvrager en/of architect hierop wordt ingebracht, bestaat de mogelijkheid dat de commissie tot een ander oordeel komt en alsnog een positief welstandsad- -13 - vies over het bouwplan uitbrengt aan het college van burgemeester en wethouders. Dit geschiedt uiteraard in de fase voorafgaande aan het college- besluit met betrekking tot de bouwaanvraag. 2.14 VORM EN INHOUD VAN HET WELSTANDSADVIES De welstandscommissie beoordeelt het bouwplan en brengt daarover schriftelijk advies uit aan burge- meester en wethouders. Het advies wordt door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een bouwvergunning dan wel bij het schetsplan / principeverzoek. De welstandsadviezen zijn niet gericht op zaken die geen betrekking hebben op het welstandstoe- zicht. Het welstandsadvies kan wel aanbevelingen bevatten voor beleid of procedurele zaken die naar de mening van de commissie in acht genomen zou- den moeten worden. De adviezen mogen nooit zodanig zijn geformuleerd dat een van de betrok- kenen zich daardoor beledigd of in goede naam of eer aangetast kan voelen. In haar welstandsadvisering kan de commissie de volgende standpunten innemen: 1 Bouw- of schetsplan aanhouden: de commissie wenst nadere informatie te ontvangen over het bouwplan en/of de aanvrager/architect uit te nodigen voor nader overleg. Van belang is hierbij dat de wettelijke beslistermijn voor burgemeester en wethouders niet in gevaar komt. 2 Akkoord: het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand binnen het kader van de in de Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel JURIDISC1I E:L\T O:R(~}ill\IISj\.T()RISCI-l KADER welstandsnota neergelegde criteria. Aan het college wordt een positief advies uitge- bracht. Het geven van een nadere motive- ring behoort tot de mogelijkheden. De commissie kan daarbij tevens aanbevelingen doen. De aanvrager is echter niet verplicht om deze aanbevelingen over te nemen; 3 Niet akkoord: het bouwplan voldoet niet aan redelijke eisen van welstand. Op basis van het voor- gelegde plan brengt de commissie een negatief advies uit. Het negatieve advies is deugdelijk gemotiveerd en bevat ook een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria. Zo nodig kan de commis- sie aanbevelingen doen over de wijze waar- op tegemoet gekomen kan worden aan de geuite bezwaren. Bij de advisering van schetsplannen en prin- cipeverzoeken kan de commissie haar advies ook verwoorden middels: 4 Akkoord, mits: de commissie geeft nauwkeurig aan op welke wijze het plan aangepast dient te worden om te kunnen voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Het bouwplan behoeft niet opnieuw ter beoordeling aan de commissie te worden voorgelegd. 5 Akkoord met de hoofdopzet van de bouwmas- sa en de plaatsing: in een dergelijk geval dient het bouwplan nader uitgewerkt te worden en dient het opnieuw te worden voorgelegd aan de commissie. 2.15 TERMIJN VAN ADVISERING De wettelijk vastgelegde, fatale beslistermijnen zoals die gelden voor de afhandeling van de bouw- aanvragen, maken dat ook aan het uitbrengen van het welstandsadvies een termijn dient te worden gesteld. Met betrekking tot de adviestermijn dient een onderscheid te worden gemaakt in het soort te verlenen bouwvergunning: 1 Lichte bouwvergunning: over een bouwplan waarvoor een lichte bouw- vergunning kan worden verleend, brengt de welstandscommissie het advies uit binnen 3 weken, nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht. 2 Reguliere bouwvergunning: a Niet-gefaseerde bouwaanvraag: voor een bouwplan waarvoor een reguliere bouwvergunning (niet gefaseerd) dient te worden verleend, bedraagt de adviester- mijn 6 weken. b Gefaseerde bouwaanvraag: indien sprake is van een gefaseerde bouw- aanvraag bedraagt de adviestermijn in de eerste fase 3 weken. Binnen deze termijnen dienen dus zowel een eerste als in geval van aanpassing van het bouwplan de vervolgbeoordeling(en) plaats te vinden. Burgemeester en wethouders kunnen in hun ver- zoek om advies aan de welstandscommissie, in bepaalde gevallen, een langere termijn geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een lange- re termijn kan door burgemeester en wethouders -14 - worden gegeven: indien de termijn van afdoening van de aan- vraag om een lichte bouwvergunning langer is dan de in artikel 46 lid 1 sub a van de Woningwet bedoelde termijn van zes weken; indien de termijn van afdoening van de aan- vraag om een reguliere bouwvergunning langer is dan de in artikel 46 lid 1 sub b van de Woningwet bedoelde termijn van twaalf weken; indien de termijn van afdoening van de aan- vraag om een reguliere bouwvergunning eerste fase langer is dan de in artikel 46 lid 1 sub c van de Woningwet bedoelde termijn van zes weken. Verlening van genoemde termijnen zijn aan de orde in geval er een planologische vrijstellings- procedure (op grond van artikel 15 of 19 WRO). Er moet echter rekening mee worden gehou- den dat in de vrijstellingsprocedure een wel- standsadvies over het betrokken bouwplan dient te worden meegenomen. 2.16 OPENBAARHEID VAN VERGADERING EN MONDELINGE TOELICHTING De behandeling van bouwplannen door de wel- standscommissie is openbaar. Dit geldt ook indien de beoordeling plaatsvindt door een gemanda- teerd lid. De agenda voor de vergadering van de commissie wordt tijdig op een daartoe geschikte wijze bekendgemaakt. Indien burgemeester en wethou- ders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslaging en de beoordeling (in de vergade- ring) als voor de adviezen en de notulen. De openbaarheid betreft in elk geval de formele bouwaanvragen. De behandeling van principe-aan- vragen en schetsplannen kunnen ook buiten open- baarheid geschieden. Indien de aanvrager van de bouwvergunning hier- om bij het indienen van de aanvraag om bouwver- gunning heeft verzocht, wordt deze door of namens de welstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan. In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de bouwvergunning een uitnodi- ging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld. Aanvragers van een bouwvergunning of een princi- peverzoek hebben in toelichtende zin spreekrecht. In het reglement van orde van de welstandscom- missie (als bijlage bij de bouwverordening) is dit procedurele aspect nader uitgewerkt. El\! OR,-Gi\r~~ISAl'ORISClf l(}lDEl{ 2.17 DE MOGELIJKHEID TOT HET INDIENEN VAN BEZWAAR EN BEROEP Tegen het welstandsadvies op zichzelf kan niet afzonderlijk bezwaar worden gemaakt. Het gaat immers om een (deel)advies dat onderdeel is van het proces om te komen tot bouwvergunningverle- ning. Tegen het uiteindelijke besluit tot verlening van de bouwvergunning kunnen belanghebbenden wel bezwaar maken. Dit op grond van de Algemene wet bestuursrecht. Is men het dus niet eens met het welstandsoordeel over een bepaald bouwplan, dan dient men bezwaar te maken tegen de uiteindelijke beslissing op de aanvraag om bouwvergunning, waarbij de grond van het bezwaar is gelegen in het welstand- saspect. Het bezwaarschrift dient te worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, het bestuursorgaan dat ook het primaire besluit (bouw- vergunning) heeft genomen. De reclamant krijgt vervolgens een uitnodiging om zijn bezwaar mon- deling toe te lichten in de commissie bezwaar- en beroepschriften. Indien reclamant in zijn bezwaar het welstandsoordeel bestrijdt, wordt - naar vaste jurisprudentie - verwacht dat hij zijn bezwaar met een deskundig tegenadvies (second opinion) onder- bouwt. De commissie adviseert het college in het kader van de heroverweging van de aangevochten beslissing. Het college neemt vervolgens een nieuw besluit (in heroverweging) naar aanleiding van het ingedien- de bezwaarschrift. Tegen het collegebesluit op het bezwaar staat voor reclamant de mogelijkheid open tot het indienen van een beroepschrift bij de Rechtbank. -15 - 2.18 RELATIE MET ANDERE PLANNEN EN NOTA'S In het onderstaande wordt ingegaan op de relatie van de welstandsnota met andere gemeentelijke plannen, nota's en beleidsterreinen. 2.18.1 Ruimtelijk beleid: bestemmingsplannen De gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente is in het bijzonder vastgelegd in bestem- mingsplannen. Een bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimte beslag van bouwwerken 'voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening'. De welstandstoets mag niet leiden tot beperkingen die een reële verwezenlijking van de aan de grond toegekende bouwmogelijkheden die het bestem- mingsplan biedt, belemmeren. Het bestemmings- plan vormt als het ware het ruimere kader waar- binnen de welstandsbeoordeling zich beweegt. Een en ander vindt zijn basis in artikel 9 van de Woningwet ('voorrangsregeling'), waarin is bepaald dat voor zover de voorschriften van de bouwveror- dening niet overeenstemmen met de voorschriften van het desbetreffende bestemmingsplan de bepa- lingen van de bouwverordening buiten toepassing blijven. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door de welstandsnota gere- geld. Welstandscriteria kunnen waar nodig de ruim- te die het bestemmingsplan biedt, invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het wel- standsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen het bestemmingsplan. In de toelichting bij een bestemmingsplan worden de beleidsuitgangspunten in een stedenbouwkundi- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel JURIDISCH EN O}lGl~f\,nSA~TORI ge paragraaf (met een verwijzing naar het wel- standsbeleid) opgenomen. De welstandscommissie kan hierbij om advies worden gevraagd. 2.18.2 Beeldkwaliteitplan Aan een planontwikkeling kan een beeldkwaliteit- plan worden gekoppeld. In een beeldkwaliteitplan worden de randvoorwaarden voor verdere pIanvor- ming neergelegd. Het beeldkwaliteitplan is geen wettelijke planfiguur. Zoals hiervoor in paragraaf 2.2 reeds is aangegeven zijn in Helmond beeldkwaliteitplannen vastgesteld voor Brandevoort, Dierdonk, Akkers, Centrum en Suytkade. Een beeldkwaliteitplan kan niet zonder meer wor- den beschouwd als een wijziging/aanvulling van de welstandsnota. Dit vloeit op de eerste plaats voort uit het feit dat een welstandsnota enkel toetsings- criteria met betrekking tot de architectonische vormgeving kan bevatten. In een beeldkwaliteit- plan daarentegen komen, zoals hiervoor reeds is gesteld, over het algemeen naast architectonische aspecten tevens ruimtelijke randvoorwaarden aan de orde. Daarnaast dient in tegenstelling tot een beeldkwali- teitplan de welstandsnota en een wijziging/aanvul- ling daarvan de inspraakprocedure te doorlopen en te worden vastgesteld door de gemeenteraad. Dat is een wettelijk vereiste. Indien het de bedoeling is het beeldkwaliteitplan een toetsingsfunctie toe te kennen en het architec- tonisch gedeelte ervan onderdeel te laten uitma- ken van het gemeentelijke welstandbeleid, dan zal het beeldkwaliteitplan dezelfde procedure moeten doorlopen als vereist voor de welstandsnota: inspraak en vaststelling door de gemeenteraad. Het is zaak om al tijdens deze procedure duidelijk onderscheid te maken tussen het architectonische deel en de overige onderdelen van het beeldkwali- teitplan. Dit kan bijvoorbeeld door dit onderdeel in een identieke vorm te gieten als die van de welstandno- ta. In het kader van de rechtszekerheid dient tevens expliciet te worden aangegeven, dat het welstandsdeel als wijziging/aanvulling onderdeel zal gaan uitmaken van de welstandsnota. Het onderscheid dient ook tot uitdrukking te komen in het vaststellingsbesluit, dat uiteen dient te vallen in twee onderdelen, één besluitpunt met betrekking tot het onderdeel welstandscriteria en één besluitpunt met betrekking tot de ruimtelijke criteria. Vervolgens wordt na de vaststelling van het beeld- kwaliteitplan, het architectonische gedeelte letter- lijk opgenomen in of (als bijlage) toegevoegd aan de welstandsnota (in tekst en kaart). 2.18.3 Monumenten Voorop dient te worden gesteld, dat in de Woningwet 2002 - evenals dat in de Woningwet 1991 het geval was - is geregeld dat bouwen op, bij, aan of in een monument of in een door het rijk aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de Monumentenwet 1988 nooit vergun- ningvrij is. Wanneer een te verbouwen bouwwerk onder de werking valt van de Monumentenwet 1998 of van -16 - een gemeentelijke of provinciale monumentenver- ordening (bouwwerk betreft een monument of is gelegen binnen een beschermd stads- of dorpsge- zicht), is naast een bouwvergunning tevens een monumentenvergunning nodig. In dat geval is naast een welstandstoetsing tevens een toetsing in het kader van de monumentenver- gunning nodig. Beide toetsingen verschillen inhoudelijk: De 'monumentale' toetsing vindt plaats aan de hand van de beschrijving die ten grondslag heeft gelegen aan de aanwijzing tot monu- ment. De wijziging aan het bouwwerk wordt beoordeeld binnen het kader van de monu- mentale en historische waarde ervan zoals vast- gelegd in de beschrijving. Conservering van het bouwwerk in zijn oorspronkelijke, vastgelegde staat is uitgangspunt. In de welstandstoetsing wordt het te wijzigen bouwwerk beoordeeld naar redelijke eisen van welstand van het bouwwerk op zichzelf en in relatie tot zijn omgeving. Deze toetsing geschiedt aan de hand van de in de welstands- nota vastgelegde welstandcriteria. De wel- standsbeoordeling heeft niet de conservering van het bouwwerk tot uitgangspunt. Toetsing in het kader van de monumentenvergun- ning vindt plaats door de monumentencommissie, die zelfstandig kan functioneren dan wel gecombi- neerd of geïntegreerd met de welstandscommissie. Beide toetsingen dienen echter onafhankelijk van elkaar te geschieden en ook te leiden tot twee afzonderlijke adviezen aan burgemeester en wet- houders. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel De gemeente Helmond is naar aanleiding van de vaststelling van de Monumentenverordening 1997 is door de gemeenteraad een monumentencommissie en een monumentenbeheerscommissie ingesteld. De monumentencommissie heeft als taak het colle- ge van burgemeester en wethouders op verzoek of uit eigen beweging van advies te dienen met betrekking tot de toepassing van de verordening, de Monumentenwet 1988 een andere zaken betreffende de monumentenzorg. De monumentenbeheerscommissie heeft als taak het college van burgemeester en wethouders te adviseren met betrekking tot aanvragen voor een vergunning in het kader van de Monumentenver- ordening 1997 of de Monumentenwet 1988. Deze commissie wordt gevormd door de welstandscom- missie aangevuld met twee deskundigen op het terrein van de monumentenzorg. De verbinding tussen beide commissies is gelegd door voornoem- de deskundigen op het terrein van monumenten te rekruteren uit de monumentencommissie. Op het moment van het opstellen van de wel- standsnota is een nieuw monumenten beleid in ontwikkeling. Dit kan onder andere gevolgen heb- ben voor de opzet, de werkwijze en de structuur van de monumentencommissie en van de monu- mentenbeheerscommissie. In Helmond bestaat de gemeentelijke monumen- tenlijst uit vele gemeentelijke monumenten. Een uitbreiding van deze lijst is in voorbereiding. Het betreft een uitbreiding met panden die in het kader van het Monumenten Selectie Project aan- SCH EN OH.GAl\JlSpsL'TORISCII Kt\.DEIl vankelijk waren voorgedragen voor de rijksmonu- mentenlijst maar die daarvoor uiteindelijk te licht zijn bevonden. Deze zijn, omdat deze voordracht nog niet heeft plaatsgevonden (en dus nog geen vaststaand beleid betreft), dan ook nog niet opge- nomen in deze nota. De gemeentelijke monumen- tenlijst omvat de periode tot en met 1940. In de gemeente zijn daarnaast vele rijksmonumen- ten aanwezig. Deze zijn uiteraard wel opgenomen in deze nota. 2.19 HANDHAVING EN EXCESSENREGELING In 1997 is door de gemeenteraad het 'Handhand- havingsbeleid in het kader van de ruimtelijke kwa- liteit' vastgesteld. Daarnaast is in sommige gedeel- ten van de gemeente het ruimtelijk kwaliteitsbeleid vastgelegd in beeldkwaliteitplannen. Integrale preventieve en repressieve handhaving in brede zin heeft zowel politieke als bestuurlijke prio- riteit. De gemeente zal een actief beleid voeren met betrekking tot het bewaken en verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. In preventieve zin speelt voorlichting en het ver- strekken van informatie een belangrijke rol. Op deze wijze kan het bewustwordingsproces van de burger met betrekking tot de ruimtelijke kwaliteit worden gestimuleerd en zo een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak worden gecreëerd (zie ook paragraaf 1.2: Het doel van de welstandsnota). In gevallen waar gebouwd is zonder dan wel in afwijking van een bouwvergunning krijgt de eige- naar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een -17 - vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze vergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan zal de eigenaar de situatie moeten veranderen. Burgemeester en wethouders kunnen dan degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen. Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning behoeft te worden aangevraagd (vergunningvrije bouwwerken) moeten aan minimale welstandsei- sen voldoen. Volgens artikel 19 van de Woningwet 2002 kunnen burgemeester en wethouders de eige- naar van een bouwwerk dat 'in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand' aanschrij- ven om die strijdigheid op te heffen. De criteria hiervoor moeten worden opgenomen in de wel- standsnota. De excessenregeling is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan. Ook voor de gemeente Helmond geldt het criteri- um dat er bij een ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces. Dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk van het bouwwerk die ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak heeft dit betrekking op: het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of vernietigen van architectoni- sche bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel JTJRIDISCH ~E~J ORGA41'JISAT'OR"ISCH Iv\DER armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames, of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de bebouwingsge- richte welstandcriteria). Vergunningvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand. 2.20 OVERGANGSREGELING Het proces van afhandelen van bouwaanvragen vraagt een zekere tijd. Op het moment van inwer- kingtreding van de welstandsnota zullen er dan ook zeker bouwaanvragen in behandeling zijn. Met het oog op de rechtszekerheid van onder andere de aanvrager is het van belang te bepalen hoe met deze aanvragen in het licht van de inwerkingtre- ding van de welstandsnota wordt omgegaan. Dit vraagt om een zogenaamde overgangsregeling. In de gemeente Helmond wordt in het kader van de overgangsregeling gehandeld als hierna is aan- gegeven. Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze welstandsnota van kracht wordt en waarop op dat tijdstip nog niet is beschikt, zijn de welstandsbepalingen in de bouw- verordening en de algemene en specifieke criteria, genoemd in de diverse beeldkwaliteitplannen van toepassing. "18 " De welstandscriteria die in de volgende hoofdstuk- ken geformuleerd worden, zijn maatgevend voor de gemeentelijke welstand beoordeling in het kader van de nieuwe Woningwet. Deze criteria bieden een objectief en beleidsmatig kader voor de besluitvorming door de Raad en een richtingge- vend kader voor opdrachtgevers en vormgevers. Naast het bestemmingsplan en de gemeentelijke bouwverordening is de Welstandsnota een gemeentelijk instrument om bouwplannen te toet- sen. In deze welstandsnota worden voor verschillende schaalniveaus en lagen beschrijvingen gegeven waaruit welstandscriteria worden geformuleerd. Deze vormen het kader waarbinnen concrete bouwinitiatieven getoetst worden. Om uiteindelijk op het niveau van het bouwperceel een set criteria te kunnen genereren, is het belangrijk om de ver- banden en samenhang tussen de verschillende schaalniveaus in beeld te brengen. Dit hoofdstuk is dan ook te beschouwen als uitgebreide leeswijzer voor hetgeen in de volgende hoofdstukken wordt beschreven. Het uiteindelijke beoordelingskader wordt opge- bouwd uit de volgende aspecten: algemene, universele welstandscriteria; welstandscriteria voortkomend uit de kenmer- ken van de te onderscheiden bebouwingstypen; welstandscriteria voor specifieke objecten; welstandscriteria voor veel voorkomende, klei- ne bouwplannen, de zogenaamde sneltoetscri- teria. In de volgende paragraaf worden in het kort voor- genoemde aspecten beschreven. Waarna in de navolgende paragrafen de samenhang en plaats binnen de geografische uitwerking wordt beschre- ven. 3.1 OPZET BEOORDELINGSKADER De aspecten die in deze paragraaf kort beschreven worden zijn in de hoofdstukken 4 t/m 7 nader uit- gewerkt. Hoofdstuk 4 gaat in op de algemene welstandscri- teria. De algemene welstandscriteria richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het archi- tectonisch ontwerp en zijn terug te voeren op uni- versele kwaliteitsprincipes. De algemene welstand- scriteria worden explicieter gemaakt in gebiedsge- richte, objectgerichte en/of loketcriteria. De algemene welstandscriteria geven aan welke interpretatie ruimte burgemeester en wethouders en de welstands-, monumentencommissie hebben bij het hanteren van de beoordelingskaders of in een bijzondere situatie waarbij deze beoordelings- kaders niet van toepassing zijn. Tevens zullen de algemene welstandscriteria van toepassing ver- klaard worden indien er uit het gebiedsgerichte welstandsbeleid geen onderscheidende welstand- scriteria te benoemen zijn. De gemeente Helmond bestaat uit verschillende woon- en werkgebieden die ieder eigen steden- bouwkundige en architectonische eigenschappen bezitten. Er wordt een aantal bebouwingstypen onderscheiden. Deze worden beschreven in hoofd- -19 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel B EOO RD ELIN GSKAD ER stuk 5 'bebouwingstypen'. De bebouwingstypen bestaan uit een beschrijving van de kenmerken van de verschillende. bebouwde deelgebieden in de gemeente en daaraan gekoppeld de welstandscri- teria voor het betreffende type. Binnen enkele bebouwingstypen wordt een onder- verdeling gemaakt naar stedenbouwkundige en architectonische ensembles. Dit zijn bebouwings- clusters die dusdanige onderscheidende kenmerken bezitten dat hiervoor aparte criteria opgesteld kun- nen worden. Er zijn bouwwerken te benoemen die zo gebiedsei- gen zijn, dat daarvoor, naast de welstandscriteria vanuit het bebouwingstype, een afzonderlijk beoordelingskader met set welstandscriteria wordt ontwikkeld. In hoofdstuk 6 'specifieke objecten en ensembles' zal hier nader op worden ingegaan. Deze objectgerichte welstandscriteria gelden voor bouwwerken die bijzonder specifiek en beeldbepa- lend zijn voor Helmond In hoofdstuk 7 wordt de opzet van de sneltoets van veel voorkomende kleine bouwplannen beschreven. Deze welstandscriteria vormen een standaard voor de gehele stad. De welstandscriteria moeten zoveel mogelijk objec- tief meetbaar zijn. Ze moeten als het ware per object op één A4'tje te beschrijven zijn, zodat de welstandstoets snel ambtelijk plaats kan vinden. De welstandscriteria voor veel voorkomende, kleine bouwplannen zijn al grotendeels in het bestaand beleid aanwezig. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel BE GO RDEI-,Il'T GSKADER Er worden onder andere welstandscriteria voor de volgende kleine bouwwerken opgesteld: reclames, erfafscheidingen, aanbouwen, dakkapellen, rollui- ken, zonnecollectoren, erkers, serres, straatmeubi- lair, bijgebouwen. Voorbeelden van loketcriteria zijn o.a.: plaatsing; formaat; cumulatie (oppervlakte of percentage van erf); algemene vormgeving. Alle van toepassing zijnde loketcriteria zijn over- zichtelijk opgenomen in een aparte bijlage. Indien voor bepaalde gebieden andere loketcriteria zijn opgesteld zijn deze toegevoegd aan de algemene loketcriteria. 3.2 SAMENHANG VAN DE CRITERIA Voor de beoordeling van standaardbouwopgaven en kleine bouwwerken (die voldoen aan de criteria voor licht-vergunningplichtige bouwwerken) wordt gebruik gemaakt van de Loketcriteria. Bouwaanvragen, die de reguliere procedure moe- ten volgen, in een bepaald gebied worden met behulp van de beschreven criteria beoordeeld. De gebiedskarakteristiek bestaat uit de karakteristiek en de criteria van het bebouwingstype, eventueel aangevuld met de karakteristiek en criteria van een specifiek object of ensemble. Bouwwerken die niet met behulp van de beschre- ven gebiedskarakteristiek te beoordelen zijn omdat zij daarvan zowel functioneel als morfologisch te veel afwijken worden beoordeeld aan de hand van de algemene welstands-criteria. Het gaat dan immers om de vraag of dit te realiseren bouwwerk door zijn bijzondere verschijningsvorm een bijdrage levert aan de ruimtelijke kwaliteit van de omge- ving. 3.3 GEOGRAFISCHE UITWERKING PER WELSTANDSGEBIED (9 DELEN) Per welstandsgebied is een geografische uitwerking gemaakt. Per welstandsgebied is een apart boek samengesteld waarin op overzichtelijke wijze de betreffende uitwerkingen zijn weergegeven. Per welstandsgebied is expliciet verduidelijkt welke wel- standscriteria van toepassing zijn in het gebied waarop het bouwinitiatief betrekking heeft. In het 'vigerend welstandsbeleid' worden allereerst de gebieden binnen het welstandsgebied benoemd waarvoor vastgestelde beeldkwaliteitregels van toepassing zijn of in de toekomst zullen worden opgesteld. Voor deze gebieden worden geen nade- re welstandscriteria opgesteld en deze gebieden worden niet nader geanalyseerd. Er wordt verwe- zen naar de beeldkwaliteitregels binnen deze bestaande en nog te ontwikkelen plannen en er zal derhalve geen nieuw beleid voor worden ontwik- keld. Per welstandsgebied is een beschrijving gegeven van de aanwezige bebouwingstypen en architecto- nische/ stedenbouwkundige ensembles. - 20- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel In het gebiedsgerichte deel wordt ook ingegaan op de specifieke objecten en ensembles binnen het welstandsgebied. Vervolgens wordt ingegaan op de welstandniveaus binnen het gebied. Met het welstandniveau kun- nen op een heldere wijze de gebiedseigen verbij- zonderingen worden aangegeven. Tot slot volgen dan de gebiedsgerichte criteria aan de hand waarvan de concrete welstandbeoordeling zal gaan plaatsvinden. Deze worden opgebouwd uit: 1 de Algemene Welstandscriteria: 2 Welstandscriteria en aanbevelingen volgend uit de typebeschrijvingen; 3 Welstandscriteria en aanbevelingen volgend uit de beschrijvingen van de objecten en ensemb- les (indien aanwezig);. Hoe uitgebreider de waarden zijn welke in een gebied worden aangetroffen, hoe uitgebreider de criteria. De welstandscriteria moeten aansluiten bij het gehanteerde kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. Hiermee geeft het gemeentebe- stuur in feite aan welk kwaliteitsniveau op een bepaalde plek wordt verwacht en hoe de wel- standscommissie de diverse bouwinitiatieven moet toetsen. Indien voor een bepaald gebied geen onderschei- dende welstandscriteria zijn te formuleren, worden de algemene welstandscriteria van toepassing ver- klaard. 3.4 WELSTANDSNIVEAU Aan elk gebied in de gemeente Helmond is een welstandsniveau toegekend. De basis voor het wel- standsniveau is gelegen in het bebouwingstype dat ineen bepaald gebied voorkomt. Binnen bebouwingstypen met sterk beeld bepalen- de waarden zijn de welstandscriteria, waaraan een bouwplan moet voldoen om te kunnen voldoen aan redelijke eisen van welstand, omvangrijker en concreter dan in een bebouwingstype zonder beeld bepalende waarde voor de omgeving. Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte en de kern als geheel kan voor dat gebied een hoog (niveau 1), normaal (niveau 2), laag (niveau 3) of welstandsvrij (niveau 4) wel- standsniveau vastgesteld worden. Afhankelijk van het welstandsniveau is het pakket van beoorde- lingsaspecten voor het betreffende gebied meer of minder flexibel opgesteld. Met het welstandsniveau geeft het gemeentebestuur in feite aan welk kwali- teitsniveau wordt verwacht in een bepaald gebied. Aan elk gebied in Helmond is een welstandsniveau toegekend. De basis voor het welstandsniveau is gelegen in het bebouwingstype dat in een bepaald gebied aanwezig is. In de gebiedsuitwerkingen zijn kaarten opgenomen van de welstandsgebieden met de bebouwingstypen die in het welstandsge- bied voorkomen. Voor elk bebouwingstype wordt een basiswelstandsniveau gehanteerd. In het hierna volgende schema is aangegeven welk basiswel- standsniveau voor welk bebouwingstype geldt. -21- 0 () JtD ELI f';,J G S Iv\D E li. De basiswelstandsniveaus zijn gebaseerd op de vol- gende aspecten: de betekenis van het bebouwingstype voor de openbare ruimte; de (cultuur)historische waarde van het bebouw- ingstype; de concreetheid van de kenmerken (criteria); de architectonische waarde van het bebouw- ingstype in algemene zin; Welstandsnota Gemeente Helmond. Algemeen deel EOO:RDELINGSI(ADER -- - - ------ ---- ----- --- --- --. Welstandsniveau 1 ------ - - ---- --- - Welstandsniveau 2 - - --- - --- - ~ - ~ ~~~~ - - ~ ~ I ~ =]~ =~ ~ _I ~~~ - _I~:~~~~=: Hi H2 Ha lnJl 1f112 11118 1f114 1f115 IJIJS 1J1J1 IfIIS 1f119 B2 B8 GI G2 Ga ~4 ~5 TI Ta T4 TS -22 - Welstandsniveau 3 Welstandsniveau 4 -~.'-"~,""".(".-"""D- -"..,.V 1.'-l"\I'G'"'~'¥~-"'.D'-.'. .~-"H:" .~ " "0 ihi? ,,-;" -.. ..:.( L\e . .L\...I' . JL... DL JJ['5U:I\.." D.J1.", In het deel'bebouwingstypen' wordt per bebouw- ingstype een motivering gegeven voor het gehan- teerde basiswelstandsniveau. Kortheidshalve wordt hier dan ook naar verwezen. Beschrijving welstandsniveaus Hierna wordt een beschrijving gegeven van de basiswelstandsniveaus die in de gemeenten Helmond voor de verschillende gebieden worden gehanteerd. Voor de coderingen van de bebouw- ingstypen wordt verwezen naar hoofdstuk 5 van dit algemeen deel. Niveau 1 In de eerste plaats zijn de gebieden aangewezen die van cruciale betekenis zijn voor het totaalbeeld van de kernen en het landschap. Verder is niveau 1 toegekend aan gebieden met hoge cultuurhistori- sche, architectonische, landschappelijke of steden- bouwkundige waarde. Daarom geldt voor de vol- gende gebieden of percelen welstandsniveau 1: Historische dorpsgebieden, historische bebouw- ingslinten en historische stedelijke bebouwing (H1, H2 en H3); Gesloten historische (woon)bebouwing, tuin- dorpen en tuinwijken (W1 en W3); Instituten (13); De percelen van specifieke objecten (bescherm- de stads- en dorpsgezichten, gemeentelijke en rijksmonumenten). Niveau 2 Onder dit niveau vallen de gebieden die om een zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouw- kundige ingrepen. Niveau 2 is van toepassing op de meeste coherente woon-, werk- en leefomgevingen. Daarom geldt voor de volgende gebieden of perce- len welstandsniveau 2: Dijkbebouwing (H5); Parkachtige (woon)bebouwing, traditionele strokenbebouwing, geïndustrialiseerde (woon)bebouwing, thematische inbreidingen en thematische uitbreidingen en individuele woningbouw met samenhang (W2, W4, W5, W7 ,W8, W9b); Parken, groengebieden en sportcomplexen, boerenerven (G1 en G3); Hoogbouw en op zichzelf staande bebouwing (T1 enT4). Niveau 3 Niveau 3 geldt in principe alleen voor gebieden met een beperkte betekenis voor de openbare ruimte, zoals industrieterreinen, of gebieden waar zeer bewust gekozen is voor een grote mate van vrij- heid. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur (voor zover aanwe- zig) zonder al te veel problemen verdragen. Er zal bij de welstandstoetsing niet gedetailleerd op archi- tectonische kwaliteiten worden beoordeeld. Onder dit niveau vallen bijvoorbeeld op zichzelf gelegen gebieden die weinig invloed uitoefenen op de omgeving, bedrijventerreinen met een laag representatief gehalte en gebieden waar de beel- dwaarde weinig prioriteit heeft. Daarom geldt voor de volgende gebieden of percelen welstandsniveau 3: - 23" Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel Gemengde bebouwing (H4); Woonerven en individuele woonbebouwing (W6 en W9); Industriebebouwing, bedrijfsbebouwing, kan- toorbebouwing en perifere detailhandel (B1 t/m B4); Natuurgebieden, woningen in recreatieparken en vakantiewoningen (G4 en G5); Winkelcentra en woonwagenlocaties (T2en T5). Verhoging of verlaging welstandsniveau Het is mogelijk dat een bepaald gebied of object een uitzonderlijke positie inneemt binnen het bebouwingstype, doordat het een hogere beeldbe- palende waarde heeft dan gebruikelijk is binnen dit bebouwingstype. In deze gevallen wordt het wel- standsniveau als het ware verhoogd ten opzichte van het niveau dat het gebied of object enkel op grond van het bebouwingstype zou bezitten. Een ander geval kan zijn dat binnen een bebouwingsty- pe zich een specifiek object bevindt. Het omgekeer- de kan natuurlijk ook het geval zijn. Indien een bepaald gebied of object een lagere beeldbepalen- de waarde heeft dan gebruikelijk is binnen dit bebouwingstype, kan het welstandsniveau worden verlaagd ten opzichte van het niveau dat het gebied of object enkel op grond van het bebouwingstype zou bezitten. Het welstandsniveau is altijd gekoppeld aan toet- singscriteria. Bij een verhoging dan wel verlaging van het basiswelstandsniveau wordt expliciet aan- gegeven op welke aspecten extra getoetst zal wor- den, dan wel welke criteria bij het gebied niet of minder aan de orde zijn om te kunnen voldoen aan redelijke eisen van welstand. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel B"Li'OORDEI J~,T(""'STI /I; 1i~-E.-4 U ~'\ . j[:". ". . - --OL....!JLL ~ 'J...- j~.l"Ll'J' LdJl~ Bouwplan ja nee - 24.. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel 00 IlDELIN- GSI(ADEll 3.5 TOETSINGSTRAJECT Met behulp van de criteria van het bebouwingsty- pe en de eventueel beschreven beschrijvingen en criteria van de specifieke objecten en ensembles wordt het plan beoordeeld. Als het plan niet voldoet, wordt het plan getoetst aan de Algemene welstandscriteria. Als er nadere informatie vereist is, wordt het plan aangehouden. Als het plan voldoet, wordt het plan akkoord bevonden. In het schema 'Toetsingstraject welstand bouwplan- nen' is aangegeven op welke wijze een plan zal worden getoetst. Als een bouwplan onder de licht-vergunningplichti- ge bouwwerken valt kan het aan de loketcriteria getoetst worden. Deze toetsing kan ambtelijk afge- handeld worden. Als een bouwplan regulier ver- gunningplichtig is dient het plan ingediend te wor- den bij de welstandscommissie. Het bouwplan wordt getoetst aan de loketcriteria: Als het plan niet voldoet of als er nadere toet- sing gewenst is, wordt het plan doorverwezen naar de welstandscommissie. Als er nadere informatie vereist is, wordt het plan aangehouden. Als het plan voldoet, wordt het plan akkoord bevonden. Indien het plan niet voldoet aan de gebiedscriteria wordt het plan getoetst aan de Algemene Welstandscriteria. Als het plan niet voldoet, wordt het plan niet akkoord bevonden. Als er nadere informatie vereist is, wordt het plan aangehouden. Als het plan voldoet, wordt het plan akkoord bevonden. Traject licht-vergunningplichtige bouwwerken: De toetsing van een licht-vergunningplichtige bouwwerk kan ambtelijk worden afgehandeld. Traject regulier vergunningplichtige bouwwerken: De toetsing van een regulier vergunningplichtige bouwwerk wordt afgehandeld door de Welstandscommissie. Het welstandsniveau wordt bepaald voor het betreffende perceel aan de hand van de kaart Welstandsniveaus. Met de vaststelling van het wel- standsniveau is duidelijk welk pakket aan beoorde- lingsaspecten van toepassing is op het bouwplan. - 25- 4.1 ALGEMEEN De algemene welstandscriteria die in deze para- graaf worden genoemd, richten zich op de zeg- gingskracht en het vakmanschap van het architec- tonisch ontwerp en zijn terug te voeren op vrij uni- versele kwaliteitsprincipes. De algemene welstand- scriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling. De algemene criteria bestaan uit een uiteenzetting van algemene architectonische begrippen en aspec- ten waarmee kwaliteit (of het gebrek aan kwa- liteit) kan worden omschreven. De algemene archi- tectonische begrippen komen voort uit de notitie die de toenmalige rijksbouwmeester, de heer Tj. Dijkstra, in 1985 heeft uitgebracht onder de titel 'Architectonische kwalitei~ een notitie over archi- tectuurbeleid~ Ze vormen het begrippen kader en zijn als het ware het gereedschap van de wel- standscommissie bij de argumentatie van het wel- standsadvies. 4.2 TOEPASSING ALGEMENE CRITERIA In bijzondere situaties wanneer de beoordelingsas- pecten die voortvloeien uit het welstandsniveau ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouw- plan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan wor- den teruggegrepen op de algemene welstandscrite- ria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo'n geval gemotiveerd en schrifte- ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel lijk adviseren af te wijken van beoordelingsaspec- ten op grond van het welstandsniveau van het gebied. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstand- scriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtui- gend kan worden aangetoond. Het niveau van 'redelijke eisen van welstand' ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouw- werk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt. 4.3 BEOORDELINGSASPECTEN EN CRITERIA Relatie tussen vorm, gebruik en constructie Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de ver- schijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samen- hang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te wor- den gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkhe- den die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en con- structie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en con- structie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan - 27- domineren, mag worden verwacht dat de uiteinde- lijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associa- tieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daar- mee aan begrijpelijkheid en integriteit. Relatie tussen bouwwerk en omgeving Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappe- lijke omgeving. Ook van een gebouw dat contra- steert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel ALGElVIENE \Y/ELSTJ\l\,JDSCRITERIAk een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscri- teria duidelijkheid verschaffen. Betekenissen van vormen in de sociaal.culturele context Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzin- gen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ont- staan die bruikbaar zijn in de bestaande maat- schappelijke realiteit. Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwar- rend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk ver- warrend of saai als de regels van de architectoni- sche vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige beteke- nis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van ver- wijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vor- men ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ont- werp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imite- ren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden. Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiede- nis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorg- vuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst. Evenwicht tussen helderheid en complexiteit Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er struc- - 28- tuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere struc- tuur biedt houvast voor de waarneming en is bepa- lend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreek- sen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbij- ganger worden gedaan. Van oudsher worden daar- om helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouw- werken. Complexiteit in de architectonische compo- sitie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge bele- vingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie. Schaal en maatverhoudingen Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel W li L S 'T.AJ\f D S C RI fT E HIJ-\. Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar wor- den onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling los- staande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maat- verhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van geveIelemen- ten vormen tezamen de compositie van het gevel- vlak. Hellende daken vormen een belangrijk ele- ment in de totale compositie. Als toegevoegde ele- menten (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa enjof de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst. - 29- Materiaal, textuur, kleur en licht Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouw- werk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samen- hang met de omgeving of de te verwachten ont- wikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetre- ding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoor- dig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuze- vrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoor- beeld het geval wanneer het gebruik van materia- len en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste inter- pretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat. De gehele gemeente Helmond is onderverdeeld in een aantal bebouwings-typen. Uitzondering hierop zijn mogelijk enkele specifieke objecten en ensemb- les. De bebouwingstypen bestaan uit een beschrij- ving van de kenmerken van de verschillende bebouwde deelgebieden in de gemeente en daar- aan gekoppeld de welstandscriteria voor het betreffende type. TOEPASSING WELSTANDSCRITERIA BEBOUWINGSTYPEN In de deelgebieduitwerkingen van deze welstands- nota zijn kaarten opgenomen met de bebouwing- stypen per kern. Alle percelen die op deze kaarten zijn aangegeven met een legenda kleur vallen onder een bebouwingstype. Indien een perceel valt onder een bepaald bebouwingstype dient bij de toetsing van het bouwplan rekening gehouden te worden met de karakteristiek van het betreffende bebouwingstype. 5.1 Het is mogelijk dat een perceel zowel bij een bebouwingstype hoort als bij een ensemble of een specifiek object. In dat geval dienen zowel de ken- merken van het bebouwingstype als de kenmerken van het specifieke object of ensemble als kader bij de beoordeling. 5.2 BEBOUWINGSTYPERINGEN Door de Federatie Welstand is landelijk een onder- scheid gemaakt in een 5-tal gebiedshoofdgroepen: Historisch gegroeide woongebieden (H). Planmatig ontworpen woongebieden (W). Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel Bedrijvengebieden (B). Groene gebieden (G). Gebieden met bijzondere bebouwingstypen (T). Deze gebiedshoofdgroepen zijn onderverdeeld in een aantal bebouwings-typen en zijn in Helmond als volgt gedefinieerd: Historische gegroeide woongebieden: H1 Historische dorpsgebieden (organisch gegroeid). Historische bebouwingslinten (open, per- ceelsgewijze bebouwing). Historische stedelijke bebouwing (gesloten, perceelsgewijze bebouwing). H2 H3 Planmatig ontworpen woongebieden: W1 (Gesloten) historische (woon)bebouwing. W2 Parkachtige (woon)bebouwing. W3 Tuindorpen en tuinwijken. W4 Traditionele strokenbebouwing. W5 Geïndustrialiseerde (woon)bebouwing W6 Woonerven. W7 Thematische inbreiding. W8 Thematische uitbreiding. W9 Individuele woonbebouwing. Bedrijvengebieden B2 Bedrijfsbebouwing. B3 Kantoorbebouwing. - 31 - BEBOUWINGSTYPEN Groene gebieden: G1 Parken, groengebieden en sportcomplexen. G3 Boerenerven G4 Natuurgebieden. Bijzondere bebouwingstypen: T1 Hoogbouw. T3 Instituten. T4 Op zichzelf staande bebouwing. T5 Woonwagenlocaties. In het deel 'Algemeen deel: bebouwingstypen' zijn de verschillende bebouwingstypen beschreven. In de beschrijvingen van de bebouwingstypen wordt ingegaan op de kenmerken van het bebouwingstype en, indien aanwezig, de te onder- scheiden ensembles op de aspecten: bebouwing en omgeving, waarbij de situering en de verschijningsvorm van het bouwwerk in relatie met de omgeving van het bouwwerk centraal staan; bebouwing op zich, waarbij het bouwwerk cen- traal staat; materiaal, detaillering en kleur. Hieruit volgen gemeenschappelijke welstandscrite- ria die gelden voor alle bebouwing binnen dat type en welstandscriteria voor de ensembles binnen het type. Deze welstandscriteria komen terug in het gebiedsgerichte beoordelingskader. Het gehele overzicht van de aanwezige bebouw- ingstypen, geïllustreerd met kenmerkende foto's, is als aparte bijlage opgenomen. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel WELSTAND SC RITE RIA SPECIFIEKE OBJECTEN EN ENSEMBLES 6.1 ALGEMEEN Naast bebouwingstypen zijn in de verschillende ker- nen specifieke objecten en ensembles aan te wijzen die een grote rol spelen in de beleving enjof uit- straling van de kern. In veel gevallen gaat het hier- bij om monumenten. Ook bebouwing zonder een beschermde status kan als specifiek object of ensemble aangemerkt worden als de verschijnings- vorm zó specifiek is dat deze een bijzondere behandeling verlangt binnen het welstandsbeleid. Voorbeelden hiervan zijn kerken, molens, bijzonde- re woningen, specifieke architectonische clusters van bebouwing en gebieden met een zeer beeldbe- palend beeldkwaliteitplan. Vaak zijn deze voorbeel- den gemeentelijke of rijksmonumenten en krijgen deze door die status een bijzondere bescherming BEOORDELINGSKADER SPECIFIEKE OBJECTEN EN ENSEMBLES De kenmerken van de verschillende specifieke objecten en ensembles zijn beschreven. Deze ken- merken kunnen een toevoeging zijn op de kenmer- ken die gelden voor het bebouwingstype waar het object of het ensemble toe behoort. Ook is het mogelijk dat enkel de kenmerken voor het specifie- ke object of het ensemble van toepassing zijn. Indien voor een object of ensemble enkel de ken- merken van het specifieke objecten of ensemble gelden dan is het desbetreffende perceel in de kaartbeelden 'bebouwingstypen' niet voorzien van een bebouwingstype. Als het betreffende perceel wel voorzien is van een bebouwingstype dan dient bij de beoordelingsaspecten zowel rekening gehou- den te worden met de kenmerken van het 6.2 - 33- bebouwingstype als met de kenmerken voor het specifieke object of het ensemble. Voor de gemeentelijke en rijksmonumenten, de door het Rijk "of de gemeenteraad vastgestelde stads- en dorpsgezichten en de door de gemeente- raad vastgestelde beeld bepalende panden bestaat een afwijkend beoordelingskader. Deze panden en gebieden vallen altijd onder welstandsniveau 1, ongeacht het bebouwingstype waarbinnen zij gele- gen zijn. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel WELSTANDSCRITERIA VEEL VOORKOMENDE KLEINE BOUWPLANNEN (LOKETCRITERIA) 7.1 LOKETCRITERIA Met de nieuwe Woningwet 2001 is ook de bouw- vergunningsprocedure voor een gedeelte veran- derd. In de nieuwe Woningwet 2001 bestaan alleen nog vergunningvrije en vergunningplichtige bouwwerken. Daarnaast is er een lichte en een reguliere procedure geïntroduceerd. Per Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) is een lijst opgesteld van bouwvergunningvrije bouw- werken en bouwwerkzaamheden waarvoor een lichte bouwvergunningsprocedure gaat gelden. Bouwvergunningsaanvragen voor bouwwerken die niet behoren tot de categorie 'bouwvergunning- vrije of licht-vergunningplichtige bouwwerken' val- len onder de reguliere bouwvergunningsprocedure. De afhandeling van de bouwaanvraag bij reguliere vergunningplicht duurt maximaal 12 weken met de mogelijkheid tot verdaging van ten hoogste nog eens 6 weken als burgemeester en wethouders daar toe besluit en goedkeuring heeft gekregen van de gemeenteraad. De reguliere bouwvergunning kan op aanvraag (verzoek) ook in twee fases worden verleend. Bij de lichte procedure mag de afhandeling maxi- maal 6 weken duren. Bij overschrijding van deze termijn wordt een vergunning van rechtswege ver- leend. Het betreffen hier kleine veelvoorkomende bouwwerken zoals dakkapellen, aan- en uitbou- wen, bijgebouwen en dergelijke, binnen de ruimte- lijke eisen die gesteld zijn in de AMvB. Ten behoeve van de toetsing van deze licht-vergunningplichtige bouwplannen zijn zogenaamde loketcriteria gefor- - 35- muleerd. Het gaat hier om objectieve welstandscri- teria die de planindiener vooraf zoveel mogelijk duidelijkheid dient te geven. De loketcriteria kun- nen gezien worden als een verzameling stan- daardoplossingen die in elk geval geen bezwaren zullen oproepen. Wanneer een bouwplan niet strij- dig is met de loketcriteria kan de vergunning binnen zeer korte termijn worden verleend. Toepassingen en gebruik De loketcriteria kunnen gebruikt worden voor: preventieve toetsing van licht-vergunningplichti- ge bouwplannen; repressieve toetsing van vergunningvrije bouw- plannen; vrijwillige toetsing van vergunningvrije bouw- plannen. Preventieve welstandstoetsing Als een bouwplan vergunningplichtig is wordt door de AMvB bepaald of een lichte of reguliere proce- dure wordt gevolgd. Alle vergunningplichtige bouwplannen dienen in ieder geval getoetst te worden aan het bestemmingsplan, de bouwveror- dening, het bouwbesluit en aan redelijke eisen van welstand. Bij de lichte bouwvergunningsprocedure hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid om zelf te toetsen aan redelijke eisen van welstand zon- der advies te vragen aan de welstandscommissie. Het gemeentebestuur kan daarvoor een ambtenaar of een lid van de welstandscommissie mandateren overeenkomstig het advies van haar welstandscom- missie en met verwijzing naar de loketcriteria. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel WELST.t\NDSCRJ'TERIA'lEEL VOORI{OrvIENDE KLEIJ\TE BCHJ\VPLAl'JNEN (LOI(ETCRITI~RIA) Wanneer een bouwplan niet aan de loketcriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie, waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaar- heid van deze criteria, kan het bouwplan alsnog aan de welstandscommissie worden voorgelegd. De welstandscommissie zal in deze gevallen met inachtneming van de gestelde loketcriteria en met onder andere de gebiedsgerichte of de algemene welstandscriteria beoordelen of het bouwplan vol- doet aan redelijke eisen van welstand. Op deze manier kunnen licht-vergunningplichtige bouwwerken die in eerste instantie niet voldoen aan de loketcriteria alsnog door de welstandscom- missie bezien worden in relatie tot de context van het gebied waar het bouwplan geplaatst wordt. Van een bijzondere situatie is in ieder geval altijd sprake in door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezichten en bij, op of aan door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen beschermde monumenten. Repressieve welstandstoetsing Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van die strijdigheid bevoegd is, aanschrijven om die strijdigheid op te heffen (behoudens in welstandsvrije gebieden en objecten). Een bouwwerk is in ernstige mate in strijd met redelijke eisen van welstand indien sprake is van excessen, dat wil zeggen buitensporigheden in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident zijn. Vaak heeft dit betrekking op het afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is. De excessenregeling geldt ook voor vergunningvrije bouwwerken. Vergunningvrije bouwwerken die vol- doen aan de loketcriteria zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand. Bij afwijkin- gen daarvan zullen burgemeester en wethouders desgevraagd beoordelen of het bouwwerk in ern- stige mate met die criteria in strijd is. Vrijwillige welstandstoetsing Om te voorkomen dat men achteraf geconfron- teerd wordt met redelijke eisen van welstand kan een initiatiefnemer van een te bouwen vergunning- vrij bouwwerk dit vrijwillig laten toetsen aan rede- lijke eisen van welstand. De loketcriteria kunnen dus ook dienen als adviserend kader. 7.2 RECLAMEBELEID Reclame is niet meer weg te denken uit onze samenleving. De invloed van reclame op ons dage- lijks leven is de afgelopen decennia steeds groter geworden. Er is vrijwel geen medium dat gevrij- waard is van reclameboodschappen. Vrijwel elke (al dan niet virtuele) omgeving zal vroeg of Iaat met reclame-uitingen worden geconfronteerd. - 36- Om in de gebouwde omgeving het fenomeen recla- me beheersbaar te houden is het voor gemeenten van belang hierover een afgewogen beleid voor te formuleren. Deze paragraaf verschaft duidelijkheid omtrent de wijze waarop de welstandscommissie in voorkomende gevallen toetst. Elke aanvraag wordt echter, zoals de wet dat eist, individueel beoor- deeld zowel op zichzelf als in relatie tot de omge- ving. Reclamebesluit gemeente Helmond De raad van de gemeente Helmond in haar open- bare vergadering van 1 juli 1997 het volgende besluit genomen betreffende de navolgende richt- lijnen/welstandscriteria met betrekking tot handels- reclame: 1. Er dient een rechtstreeks verband te zijn tussen de handelsreclame en de activiteiten die in het pand/perceel plaatsvinden alsmede dient de reclame te voldoen aan de redelijke eisen van welstand. 2. Handelsreclame langs wegen dient zoveel mogelijk geweerd te worden, in het buitenge- bied zal geen reclame worden toegestaan. 3. De handelsreclame mag geen onevenredige schade toebrengen aan het uiterlijk aanzien van het pand en het straat- en stadsbeeld. 4. De handelsreclame mag geen overlast veroorza- ken. 5. De handelsreclame mag de verkeersveiligheid niet verstoren. 6. De handelsreclame mag de fijnschalige en cul- tuurhistorische architectuur niet schaden. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel 7. De handelsreclame mag niet knipperen met het oog op het hinderlijke effect voor de omgeving en de verkeersveiligheid. 8. Handelsreclame mag niet worden aangebracht aan woningen (ook niet aan woningen boven winkels). 9. Handelsreclame mag in beginsel niet worden aangebracht aan een geregistreerd gemeente- lijk- of rijksmonument. 10. Per pand mag slechts één reclame-uiting wor- den aangebracht, vlak tegen de gevel danwel een uithangbord of lichtbak, die loodrecht op de gevel staat. Hoekpercelen kunnen aan beide gevels reclame voeren. 11. Het oppervlak van handelsreclame in de binnenstad/winkelcentra tegen de gevel mag maximaal 60% bedragen (echter niet breder dan 3 meter) van de betreffende gevelbreedte en een hoogte van 0,4 meter hebben. 12. Het oppervlak van handelsreclame op bedrijfsterreinen mag maximaal 75% van de gevel breedte bedragen met een maximum van 10 meter en een maximale hoogte van 80 cm. 13. (Losstaande) verticale handelsreclame mogen een breedte hebben van 0,5 meter en mogen niet hoger zijn dan een verdieping. 14. Het oppervlak van reclame welke haaks op de gevel is geplaatst mag niet meer bedragen dan 0,8 m2. De passende maat moet gerelateerd zijn aan de architectonische verhoudingen van de gevel. 15. Handelsreclame op daken en goten zijn niet toegestaan. 16. Aan erkers of balkons mogen geen haaks op de gevel staande handelsreclames worden bevestigd. V If~Ti ;( ) l~,~' !!..~~ 1\;( '~' 'NT Dor fi' , "l-", '\\""" il.",-"-,,,-'4.~ .J.vAA..J.l ~-.; "'7"[" '11-- ", -',TT"'" h1L_JJL,J["~ j~ Ur"""~U'~-\VTPT.. , AT...rJ'JlH'~J (T Q'Y(EifrDI"'"l'1-'E""!RT l~) , , 'V'I "" -"-ê..!..L.L '. ' '" ,JL.J.L" \,u l1: ...:.. ""-'.!!. ~,..IL ., '<>..!i.IJo.' 17. Handelsreclame mag niet worden bevestigd aan kolommen. 18. Handelsreclame aan blinde gevels dient in beginsel te worden geweerd. 19. Merkreclames moeten zoveel mogelijk beperkt worden. 20. Handelsreclame op luifels wordt in principe alleen toegestaan indien deze bestaat uit losse letters. 21. Reclames achter ramen of glazen puien worden ook als handelsreclame aangemerkt. 6. Tekst uitsluitend betrekking hebbend op de vestiging en niet op merken. Het winkellogo is maximaal 60 cm hoog. Reclameverlichting altijd via aanlichting. Losse lichtletters ter hoogte van de puibalk kan nog. Ingebouwde verlichting in de vorm van lichtbakken is dus toegestaan. Reclameuitingen Brandevoort Het reclamebeleid in Brandevoort is zeer terughou- dend. Waar reclame nodig is dient de mogelijkheid daartoe in het architectonische ontwerp te worden meegenomen. In aanvulling op het reclamebesluit dat voor heel Helmond geldt, is voor Brandevoort het uitgangspunt dat: 1. Reclame slechts op de beneden verdieping wordt toegestaan tot maximaal de onderkant van de ramen op de eerste etage; 2. Uithangreclame niet groter mag zijn dan 0,5 m2 per vesting/pand, bevestigd ter hoogte van de puibalk; 3. Uithang reclame bij voorkeur in de vorm van smalle verticaal opgespannen banieren wordt uitgevoerd. Deze zijn 40 cm breed en maximaal 1,5 m hoog en worden bevestigd ter hoogte van de eerste etage; 4. Reclame in het gevelvlak niet meer dan één object, minimaal één meter uit de zijgevel en maximaal 40 cm hoog; 5. In de Veste maximaal één uithangend reclame- object en één object in het gevelvlak - 37.. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel INSPRAAK- EN VASTSTELLINGSPROCEDURE Deze welstandsnota zal de inspraak en vaststel- lingsprocedure doorlopen zoals deze in de wet is vastgelegd. Na het doorlopen van deze procedure zullen de resultaten van deze procedure hier beschreven worden. P.M. - 39- aanbouwen grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw; achterkant de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw; de zijgevel, het zij- erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voorzover die zijde niet direct grenst aan de weg aan de weg of openbaar groen; archetype oorspronkelijk, originele vorm van een bepaalde bouwstijl; asymmetrische kap zadeldak waarbij het dakvlak aan één zijde door- loopt tot aan de gevel van de daaronder gelegen bouwlaag; bebouwingstype een zone met bebouwing die door zijn verschij- ningsvorm enj of situering binnen een bepaald kader valt (zoals aangegeven op de kaart) waar- voor veelal specifieke welstandscriteria zijn opge- steld; bijgebouw gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meest- al bedoeld als schuur, tuinhuis of garage; blinde wand of gevel gevel of wand zonder raam, deur of andere ope- ning; bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrens- de groep gebouwen; bouwlaag verdieping van een gebouw; carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning; complex Element binnen een bebouwingstype wat bij aan- passingen gezien de samenhang in zijn totaliteit moet worden beschouwd; compositie ordening van verschillende onderdelen van een bouwwerk of situering van een gebouw ten opzich- te van de omringende bebouwing; continuïteit ononderbroken samenhang, doorlopend verband; dakenlandschap het aanzicht van een geheel aan daken en dakvor- men; dakhelling de hoek tussen het dak en de aanliggende vloer; dakkapel uitbouw op een hellend dakvlak; -41- Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel BEGRIPPENLIJST dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door het verho- gen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert; dakraam raam in een hellend vlak; detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam; diversiteit verscheidenheid; ensemble architectonisch en stedenbouwkundig composito- risch geheel van meerdere panden binnen een bebouwingstype erker ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in glad, metselwerk enjof hout; expressiviteit sterk sprekend; geleding verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metsel- werk, inspringingen of andere gevelkenmerken en - detailleringen; Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel BEGRIPPENLIJST gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel); grondgebonden woning woning waarbij de begane grond en ingang zich op het maaiveld bevinden; harmonie overeenstemming, bevredigende samenvoeging dat een aangenaam geheel vormt; hoogbouw - bebouwing van meer dan vier bouwlagen; horizontaliteit het domineren van horizontale lijnen in de gevel van de bebouwing identiteit eigen karakter, individueel kenmerk van een bouw- werk of bouwstijl; incidenteel slechts één of enkele malen voorkomend; individualiteit het geheel aan eigenschappen en hoedanigheden die een bouwwerk onderscheiden of kenmerken; individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw; imago stereotiepe mening bij het grote publiek omtrent iets, algemeen gevormd beeld (van de bebouwing); karakter kenmerkende vorm en uiterlijk (van de bebou- wing), typering; kavel grondstuk, kadastrale eenheid; kern centrum van een dorp of stad; kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld van een gebouw; landmark een bouwwerk dat kenmerkend is in het aange- zicht van een stad of dorp en structurerend werkt binnen het bebouwde gebied langskap kap waarbij de noklijn parallel aan de weg ligt; lessenaarsdak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak; lint langgerekte weg met daarlangs bebouwing; -42- mansardedak dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat markant in het oog vallend; massa volume van een gebouw of bouwdeel; nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoog- ste lijn van het dak; ondergeschikt voert niet de boventoon; ontsluiting de toegang tot een gebied; oriëntatie de richting van een gebouw (waarmee de meeste relatie bestaat); ornament versiersel; overkapping bekapping, overdekking, overspanning; overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel; plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex, multiplex), kunststof (trespa) of staal; plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw; projectmatig gezamenlijke en gelijktijdige ontwikkeling en bouw van een aantal bouwwerken; oorspronkelijk in beginsel, het begin uitmakende van een bepaal- de bouwstijl of idee; renovatie vernieuwing van een gebouw; rooilijn lijn die de grens aangeeft waarlangs maximaal gebouwd mag worden samenhang de omstandigheid dat of de wijze waarop verschil- lende zaken met elkaar in verband staan; schilddak dak met vier hellende vlakken bestaande uit twee grote en twee kleine vlakken; schuur bijgebouw ten behoeve van opslag; situering plaats van een bouwwerk in zijn omgeving; sober niet overvloedig, eenvoudig, zonder opsmuk solitair op zichzelf staand, uitzondering op de omgeving; stempel (stedenbouwkundig) een bebouwingscluster welke meerdere keren binnen een bepaald gebied voorkomt; straatbeeld beeld dat een straat oplevert; structuur rangschikking van elementen (stedenbouwkundige structuur: rangschikking van bouwwerken, wegen, waterlopen, e.d.); traditioneel gebouwd volgens oude gewoonten; uitbouw aan het gebouw vastzittend bouwwerk dat recht- streeks vanuit het gebouw toegankelijk is, en ten dienste daarvan functioneert; vergroven grof of grover maken (minder gedetailleerd); verticaliteit het domineren van verticale lijnen in de gevel van de bebouwing; -43 - Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel 'pY::;"R"',)r"'.)'~,)c".', Tl" YJ"""'""-' J,LJbu ~11 jt JL..,L'J JA ;j 1 voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van een bouwwerk loopt; voorkant de voorgevel, het woonerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor- zover die zijde direct grenst aan de weg of open- baar groen; zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen; zijgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk; zijkant de zijgevel, het zij-erf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw. Welstandsnota Gemeente Helmond' Algemeen deel BRONVERMELDING Naar een gemeentelijke welstandsnota, werkdocu- ment met model en toelichting; Vereniging van Nederlandse Gemeentes; 2000 Welstandsbeleid, Raamwerknota; Welstandszorg Noord-Brabant; december 2001 Spelregels voor bouwen en verbouwen, volgens de Woningwet per 1 januari 2003; Ministerie van VROM; september 2002 Sneltoetscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen (cd-rom); Federatie Welstand; okto- ber 2002 Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden; jaargang 2002 Gewijzigde woningwet, meer vrijheden, nieuwe procedures, brochure voor professionals; ministerie VROM; 2002 Raadsbesluit betreffende de richtlijnenjwelstand- scriteria met betrekking tot handelsredame, Helmond 1 juli 1997 -45 - |