• Bestuur
  • Nota Beleidsnotitie debiteuren terugvordering en verhaal wet werk en bijstand

Nota Beleidsnotitie debiteuren terugvordering en verhaal wet werk en bijstand

Documentdatum 15-11-2004
Bestuursorgaan Commissie Samenleving
Documentsoort Nota
Samenvatting

"

BELEIDSNOTITIE

DEBITEUREN

TERUGVORDERING EN VERHAAL

WET WERK EN BIJSTAND

1. Aanleiding.

In de Algemene bijstandswet waren terugvordering en verhaal van bijstand als verplichting in de

wet opgenomen. Met de inwerkingtreding van de Wet werk en bijstand met ingang van 1 januari

2004 is aan deze verplichting een einde gekomen.

Onder de nieuwe Wet werk en bijstand is de gemeente volledig financieel verantwoordelijk voor

de bijstandsverlening. De gemeente wordt hiertoe gecompenseerd door middel van een

uitkering uit het Gemeentefonds. Tevens heeft de gemeente met de WWB meer vrijheid

gekregen tot het ontwikkelen van eigen beleid.

Per 1 januari 2004 is zowel terugvordering als verhaal een bevoegdheid van de gemeente

geworden. De gemeente is derhalve vrij om te bepalen of zij nog gebruik maakt van haar

bevoegdheid om bijstand terug te vorderen van de belanghebbende dan wel te verhalen op een

derde. De gemeente-dient hiertoe echter wel een bestendig beleid te ontwikkelen.

Onder de nieuwe wet kan de gemeente- per individuele situatie bepalen of zij wel of niet van hun

bevoegdheid gebruik maakt. Het verdient aanbeveling om hiertoe beleid te ontwikkelen en dit op

nemen in een beleidsregel en in het beleidshandboek.

Terugvordering en verhaal is vaak onderwerp van bezwaar- en beroepsprocedures. De rechter

zal over het algemeen een besluit toetsen aan het gemeentelijk beleid in deze. Wanneer dit

beleid niet is beschreven dan zal het besluit in het individuele geval zorgvuldig moeten worden

gemotiveerd. Bovendien brengt het ontbreken van een uitgeschreven beleid het risico van

willekeur met zich.

Het College van Burgemeester en Wethouders heeft per 2 december 2003 de beleidsregels

Terugvordering Wet werk en bijstand vastgesteld.

Er is thans aanleiding de beleidsregels aan te passen. De aanpassing is noodzakelijk om aan te

aansluiten bij de werkwijze van de afdeling Werk Inkomen en Zorg op het terrein van de

hoogwaardige handhaving en het laten vervallen van de periodieke heronderzoeken.

De kernpunten van het nieuwe beleid zijn;

. onderzoek op basis van signalen;

. passende reactie op van aard van het signaal;

. acties in overeenstemming brengen met aard van vorderingen.

Het niet reageren van de debiteur (signaal) geeft aanleiding over te gaan tot het treffen van

invorderingsacties. Mede afhankelijk van de aard van de vordering (lening, ten onrechte genoten,

uitkering of fraude) wordt de invorderingsactie inhoud gegeven.

Daarop aansluitend kan sprake zijn van kwijtschelding. Ook hier wordt aansluiting gezocht bij de

aard van de vordering.

De wijzigingen hebben enkel betrekking op terugvordering en niet op het verhaal van bijstand.

beleidsnotitie debiteuren terugvordering en verhaal

1

2. Invulling geven aan de gewijzigde situatie.

Nu de gemeente de mogelijkheid heeft bijstand terug te vorderen moet er voldoende aanleiding

zijn om hiertoe over te gaan.

Om een aantal redenen is er aanleiding van de bevoegdheid gebruik te maken. Deze redenen

zijn met name:

. Fraude mag niet Ionen;

. Maatschappelijke verantwoordelijkheid;

. Budgettaire overwegingen;

. Relatie met ministerie van SZW.

Fraude mag niet Ionen.

Het moge duidelijk zijn. De persoon die willens en wetens ten onrechte uitkering ontvangt, moet

deze uitkering terugbetalen. Fraude mag niet Ionen.

Door niet terug te vorderen zou er een situatie ontstaan dat de gemeente willens en wetens

meewerkt aan het in stand houden van frauduleus gedrag.

Een helder en actief debiteuren beleid draagt tevens bij aan het voorkomen van fraude.

Maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Bijstand wordt verleend aan elke burger die dat nodig heeft. Tot zover en zolang als de situatie

daartoe aanleiding geeft.

Als de situatie zodanig is gewijzigd dat geen bijstand meer verleend hoeft te worden, dient de

bijstand beëindigd te worden.

Indien er een periode van samenloop ontstaat van inkomen en bijstand, dient deze teveel

betaalde bijstand te worden teruggevorderd.

Dit kan ook zijn in de situaties dat er sprake is van de verlening van (bedrijfs)krediet.

Uitgangspunt bij verlening van krediet (leenbijstand en krediet aan een zelfstandige) is dat er

tevens sprake is van een aflossing. Bij niet nakoming wordt de debiteur aangesproken op zijn

verplichting.

Het op deze wijze zorgvuldig omgaan met de verlening van uitkering en het terugvorderen vloeit

mede voort uit de verantwoordelijkheid van de gemeente ten opzichte van elke burger van .de

gemeente en haar partners die betrokken zijn bij die uitvoering.

Budgettaire overwegingen.

Met de komst van de WWB heeft de gemeente een budget ontvangen voor de betaling van de

bijstand. Met de berekening van het budget is rekening gehouden met de ontvangsten door

terugvordering en verhaal.

Het niet terugvorderen van bijstand kan gevolgen hebben voor het beschikbare budget voor de

verlening van uitkeringen. (Tekort aan middelen).

Relatie met het Ministerie van SZW

Bij overschrijding van het budget WWB kan de gemeente een beroep doen op een aanvullend

budget. Eerst als de overschrijding meer bedraagt dan 15% kan hiertoe worden overgegaan.

Indien blijkt dat de gemeente de WWB niet juist of niet volledig juist uitvoert, kan de Minister

besluiten het aanvullend budget te weigeren.

Indien geen voldoende debiteuren- en invorderingsbeleid wordt gevoerd kan hier sprake van

zijn.

beleidsnotitie debiteuren terugvordering en verhaal

2

3. De Terugvordering van bijstand

.3.1 Vormen van bijstand

Bijstandsverlening is er op gericht er voor te zorgen dat eenieder die rechtmatig in Nederland

verblijft en zelf niet over bestaansmiddelen beschikt, kan voorzien in de noodzakelijke kosten

van het bestaan.

Uitgangspunt van de Wet werk en bijstand is dat bijstand aanvullend is op eigen middelen en dat

de bijstandsverlening wordt afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en

verantwoordelijkheid van de persoon en I of het gezin.

Bijstand wordt als regel om niet verstrekt (artikel 48 lid 1 WWB). "Om niet" betekent dat de

belanghebbende de bijstand niet hoeft terug te betalen. Alleen in enkele limitatief opgesomde

situaties kan een andere vorm van bijstand worden gekozen: bijstand in de vorm van een

geldlening of bijstand in de vorm van een borgtocht.

Bij een geldlening wordt op voorhand bepaald dat de verstrekte bijstand moet worden

terugbetaald. Bij bijstand om niet is dat vooralsnog niet het geval. In die zin wordt de

terugbetaling van een lening (nog) niet als terugvordering beschouwd. De aflossing van een

lening is onlosmakelijk verbonden aan de vorm waarin de bijstand wordt verstrekt. Pas wanneer

de belanghebbende de aan de lening verbonden (betalings)verplichting niet nakomt kan de

geldlening worden teruggevorderd. Wanneer deze omstandigheid zich voordoet dient de

gemeente hiertoe een afzonderlijk terugvorderingsbesluit te nemen waarmee (het restant van)

de verstrekte geldlening wordt teruggevorderd.

3.2 De terugvorderingsgronden in de WWB

De terugvorderingsbepalingen zoals die voorheen in de Abw waren opgenomen zijn in beginsel

volledig in de WWB opgenomen. Met uitzondering van het omzetten van een verplichting in een

bevoegdheid wordt met de WWB geen inhoudelijke wijziging in de terugvorderingsgronden

beoogd. Wel is de redactie van de wetsbepalingen aangepast, zijn formuleringen ingekort en is

de volgorde en rangschikking van wetsartikelen enigszins aangepast.

Bovendien zijn de bepalingen over het afzien van terugvordering (i.v.m. dringenden redenen,

schulden problematiek, kruimelbedragen en het nieuwe debiteuren beleid 1998) verdwenen.

Deze bepalingen zijn niet meer nodig omdat terugvordering als geheel een bevoegdheid is

geworden. Deze wijziging geeft aanleiding eigen kwijtscheldingsbeleid vast te stellen.

Op grond van artikel 58 WWB is de gemeente bevoegd (en dus niet meer verplicht) om over te

gaan tot terugvordering indien de bijstand:

. ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend (58 lid 1 sub a WWB);

. is verleend in de vorm van een lening en de hieraan verbonden verplichtingen niet worden

nagekomen (58 lid 1 sub b WWB);

. voortvloeit uit gestelde borgtocht (58 lid 1 sub c WWB);

. bij wijze van voorschot is verleend en bij nader inzien geen recht op bijstand bestaat (58 lid 1

sub d WWB);

. anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had

kunnen begrijpen (58 lid 1 sub e WWB);

. anderszins onverschuldigd is betaald (58 lid sub f WWB), waaronder begrepen:

beleidsnotitie debiteuren terugvordering en verhaal

3

0 het achteraf over dezelfde periode waarin bijstand is verleend beschikken (of kunnen

beschikken) over middelen;

0 het naderhand ontvangen van een vergoeding of tegemoetkoming voor kosten

waarvoor ook reeds bijstand is verleend.

De hier genoemde terugvorderingsgronden vormen het wettelijke kader waarbinnen de

gemeente haar beleidsvrijheid verder dient vorm te geven.

3.3 KWIJTSCHELDING

In de WWB is terugvordering, en daarmee ook het afzien van (verdere) terugvordering, als

geheel een bevoegdheid van de gemeente geworden. In het gemeentelijk terugvorderingsbeleid

(of het gemeentelijk kwijtscheldingsbeleid) dient vanaf 1 januari 2004 tevens te zijn vastgelegd in

welke situaties de gemeente overgaat tot kwijtschelding. Een kwijtscheldingsbesluit dat na 1

januari 2004 wordt genomen kan niet meer worden gebaseerd op artikel 78c Abw, ook niet als

de bijstand vóór 1 januari 2004 reeds is teruggevorderd.

Wet herziening debiteurenbeleid 1998

Op 1 augustus 1998 is de Wet terugvordering en verhaal in verband met herziening

debiteurenbeleid in werking getreden. Artikel 78c Abw gaf vanaf dat moment binnen bepaalde

kaders aan burgemeester en wethouders ruimte voor het voeren van een eigen

debiteurenbeleid. Feitelijk betekende de wetswijziging een aanzienlijke verruiming in de

mogelijkheden tot kwijtschelding van bijstandsvorderingen.

Deze versoepeling hield in dat van terugvordering of van verdere terugvordering (invordering)

kon worden afgezien als:

. één van de in artikel 78c Abw vermelde voorwaarden was vervuld én

. het beleid van burgemeester en wethouders daartoe in het individuele geval ruimte

bood.

De voorwaarden in artikel 78c hielden in dat van (verdere) terugvordering kon worden afgezien,

indien

belanghebbende:

. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen had voldaan;

. niet gedurende vijf jaar aan zijn betalingsverplichting had voldaan, maar het

achterstallige bedrag over die periode alsnog ineens voldeed;

. gedurende vijf jaar geen betalingen had verricht en niet aannemelijk was dat hij deze

op enig moment zou gaan verrichten; of

. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer afloste.

Als het terug te vorderen bedrag door pand of hypotheek werd gedekt kon niet van

terug(in)vordering worden afgezien.

Genoemde bepalingen van de Abw zijn vanaf 1 januari 2004 niet meer van toepassing. Per 1

januari 2004 zijn deze bepalingen overgenomen in de vastgestelde beleidsregels.

Voorgesteld wordt per 1 september 2004 nieuwe beleidsregels van kracht te laten zijn, waarbij

de gemeente aansluit bij de aard van de vordering bij het bepalen van het moment van de

kwijtschelding.

Tevens wordt rekening gehouden met de wijze waarop de debiteur zijn aflossingsverplichting is

nagekomen. Een fraudevordering (het bewust benadelen van de gemeente) heeft een duidelijk

andere aard dan bijvoorbeeld leenbijstand verleend voor duurzame gebruiksgoederen

(bijzondere noodzaak).

In de beleidsregels komt de differentiatie tot uitdrukking.

beleidsnotitie debiteuren terugvordering en verhaal

4

BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WET WERK EN BIJSTAND

Beleidsregels Terugvordering Wet werk en bijstand van de gemeente Helmond

ALGEMEEN

1. Algemeen

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

a. het herzien of intrekken van het toekenningsbesluit ingevolge artikel 54 lid 3

van de Wet werk en bijstand (yVWB);

b. het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand zoals neergelegd in de

artikelen 58 tot en met 60 van de WWB.

HERZIENING EN INTREKKING

2. Herziening of intrekking van het toekenningsbesluit

a. Een besluit tot toekenning van bijstand wordt herzien of ingetrokken indien:

1. het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting als bedoeld in

artikel 17 lid 1 WWB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet

Suwi, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag

verlenen van bijstand;

2. anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is

verleend.

b. Van het nemen van een herzienings- of intrekkingsbesluit kan op grond van

dringende redenen worden afgezien.

TERUGVORDERI NG

3. Terugvordering

Bijstand wordt teruggevorderd in de gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels.

4. Ten onrechte verleende bijstand

Burgemeester en wethouders vorderen bijstand terug van de belanghebbende

voorzover deze bijstand:

a. ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

b. in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening

voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

c. voortvloeit uit gestelde borgtocht;

d. ingevolge artikel 52 WWB bij wijze van voorschot is verleend en nadien is

vastgesteld dat geen recht op bijstand bestaat;

e. anderszins onverschuldigd is betaald en de belanghebbende dit redelijkerwijs

kon begrijpen,

f. anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

1. de belanghebbende met betrekking tot de periode waarover bijstand

is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in

artikel 31 WWB beschikt of kan beschikken;

2. bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand

door de belanghebbende vergoedingen of tegemoetkomingen

worden ontvangen met het oog op die bestemming.

g. terugvordering als bedoeld onder e. vindt niet plaats, indien de betreffende

kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van

het besluit tot terugvordering.

5. Terugvordering van gezinsleden

a. Onverminderd het bepaalde onder beleidsregel nummer 4 worden kosten van

bijstand, indien de bijstand aan een gezin wordt verleend, van alle

gezinsleden teruggevorderd.

beleidsregels terugvordering

b. Indien de bijstand als gezinsbijstand aan gehuwden had moeten worden

verleend, maar zulks achterwege is gebleven omdat belanghebbende de

verplichting bedoeld in artikel 17 \f\MIB, of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van

de Wet Suwi, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van

bijstand mede worden teruggevorderd van de gezinsleden met wier middelen

als bedoeld in artikel 31 \f\MIB bij de verlening van bijstand rekening had

moeten worden gehouden.

c. de onder a. en b. genoemde personen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de

terugbetaling van de kosten van bijstand die worden teruggevorderd.

6. Afzien van het nemen van een terugvorderingbesluit

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit

indien hiertoe een dringende reden aanwezig is.

KWIJTSCHELDING

7. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

In afwijking van beleidsregel nummer 4 en 5 kunnen burgemeester en wethouders

besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand

indien:

a. redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan

met het betalen van zijn schulden, en

b. redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle

vorderingen, behoudens de in beleidsregel 8 onder b. bedoelde vorderingen,

van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal

komen, en

c. de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand ten minste

zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de .

schuldeisers van gelijke rang.

8. Afzien van kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Van kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 7 wordt afgezien indien:

a. de terugvordering van bijstand het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de

belanghebbende;

b. de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen,

behoudens voor zover de vordering niet op die goederen verhaald kan

worden.

9. Inwerkingtreding van het besluit tot afzien van terugvordering wegens

schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien

van verdere terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling tot

stand is gekomen.

10. Intrekking kwijtscheldingsbesluit schuldenproblematiek

Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van terugvordering of tot het gedeeltelijk afzien

van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende

gewijzigd indien:

a. niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een

schuldregeling is tot stand gekomen;

b. de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de

schuldregeling voldoet; of

c. onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste

of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

beleidsregels terugvordering

2

11. Kwijtschelding na het voldoen aan de betalingsverplichting

I n afwijking van beleidsregel nummer 4 kunnen burgemeester en wethouders

besluiten van terugvordering of van verdere terugvordering af te zien, indien de

belanghebbende:

a. gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

b. gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan,

maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de

daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking

hebbende kosten, alsnog heeft betaald;

c. gedurende vijf jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij

deze op enig moment zal gaan verrichten; of

d. een bedrag, overeenkomend met ten minste 50% van de restsom in één keer

aflost.

12. Verkorting van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in beleidsregel nummer 11 genoemde termijn is drie jaar indien het de aflossing

van leenbijstand betreft, met uitzondering de leenbijstand ten behoeve van schulden.

13. Verlenging van de periode van voldoen aan betalingsverplichting

De in beleidsregel nummer 11 genoemde termijn is tien jaar indien het de

aflossing van fraudevorderingen betreft. Tevens mag er geen sprake zijn van het

Ontstaan van een nieuwe fraudevordering in die periode.

14. Geen kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Kwijtschelding als bedoeld in beleidsregel nummer 11 vindt niet plaats ten aanzien

van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt,

behoudens voorzover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND

15. Invorderingsbesluit

1. In het terugvorderingsbesluit delen burgemeester en wethouders aan de

belanghebbende mede:

a. tot welk bedrag en over welke periode de ten onrechte ontvangen bijstand

wordt teruggevorderd;

b. de termijn of termijnen waarbinnen de belanghebbende de ten onrechte

ontvangen bijstand dient terug te betalen;

c. op welke wijze het besluit, bij gebrekkige betaling, ten uitvoer zal worden

gelegd.

16. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

Het aflossingsbedrag, zoals medegedeeld in het terugvorderingsbesluit of dat met

de belanghebbende op grond van een minnellijke regeling tot stand is gekomen,

geldt als een opgelegde betalingsverplichting;

17. Verrekening en beslaglegging

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke

betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt,

dan wordt het terugvorderingsbesluit tenuitvoergelegd door middel van:

1. verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de Wet werk en

bijstand, op grond van artikel 6: 127 van het Burgerlijk Wetboek, of bij het

ontbreken van deze mogelijkheid

2. een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g,

behoudens artikel 47ge lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

beleidsregels terugvordering

3

OVERIGE BEPALINGEN

18. Rente en kosten

Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in

beleidsregel16 dan wordt de vordering verhoogd met rente en kosten.

19. Nadere invulling van beleid

Burgemeester en wethouders kunnen deze beleidsregels nader uitwerken in een

beleidsnotitie inzake terugvordering en invordering van ten onrechte verleende

bijstand ingevolge de Wet werk en bijstand, danwel in uitvoeringsvoorschriften.

20. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 september 2004 en

vervangen de beleidsregels Terugvordering Wet Werk en Bijstand, welke zijn

vastgestelq op 2 december 2003 en inwerking traden op 1 januari 2004.

Aldus op ..................

Helmond

vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente

beleidsregels terugvordering

4

TOELICHTING BELEIDSREGELS TERUGVORDERING WET WERK EN

BIJSTAND

1. Inleidinq.

De beleidsregels zijn op een aantal onderdelen aangepast ten opzichte van de beleidsregels

zoals deze werden vastgesteld op 2 december 2003 en inwerking traden per 1 januari 2004.

Het betreffen de beleidsregels:

beleidsregel 6 onder a: het afzien van het nemen van een terugvorderingsbesluit bij

kruimel bedragen. Deze bepaling is komen te vervallen.

beleidsregels 11, 12 en 13: de kwijtschelding. In de nieuwe beleidsregels komt tot

uitdrukking de differentiatie van de vorderingen bij beoordeling of kwijtschelding aan de orde

kan zijn. Tevens is de bepaling opgenomen dat bij vorderingen kwijtschelding aan de orde

kan zijn. Deze 'kan' -bepaling heeft vooral betrekking op de mogelijkheid af te zien van

kwijtschelding indien de debiteur in de periode van aflossing opnieuw fraude heeft gepleegd.

Een uitzondering wordt gemaakt voor leenbijstand voor schulden. Bij niet nakoming van de

verplichting wordt de volledige lening teruggevorderd en gelden de bepalingen van

beleidsregel 11.

Beleidsregel16: de jaarlijkse periodieke onderzoeken komen te vervallen. Onderzoek zal

thans plaatsvinden op basis van signalen. Deze signalen betreffen het niet betalen van de

vordering; het niet voldoen aan de aflossingsverplichting; het niet bekend zijn met het

actuele adres van de debiteur; het verkeren in een problematische schuldensituatie; het

verzoeken om een (gewijzigde) terugbetalingsregeling door de debiteur; het beoordelen van

kwijtschelding; en mogelijke andere signalen.

2. Toelichtinq beleidsreqels.

1. Algemeen

Hiermee wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid om tot terugvordering over te

gaan.

2 tot en met 5. Herziening, intrekking en terugvordering

Deze beleidsregels zijn ongewijzigd gebleven.

6. Afzien van het terugvorderingsbesluit

Belangrijkste wijziging betreft het komen te vervallen van de bepaling "dat wordt afgezien

van het nemen van een terugvorderingsbesluit bij de zogenaamde "kruimelbedragen".

Uitgangspunt is dat alle ten onrechte genoten bijstand wordt teruggevorderd. Of alle

bedragen worden ingevorderd is van een andere orde. Daar kunnen afwegingen aan de

orde zijn zoals een kosten-baten analyse.

7. tot en met 1 O. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

Deze beleidsregels zijn eveneens ongewijzigd gebleven.

11. tot en met 14. Kwijtschelding na voldoen aan betalingsverplichting

Deze beleidsregels zijn aangepast. Hier komt tot uitdrukking dat de aard van de

vordering bepalend is voor het moment waarop kwijtschelding aan de orde kan zijn.

Kwijtschelding kan aan de orde zijn als bij:

- leenbijstand 3 jaren correct is voldaan aan de aflossingsverplichting. Met uitzondering

van de leenbijstand voor schulden;

toelichting beleidsregels

- ten onrechte genoten uitkering 5 jaren correct is voldaan aan de aflossingsverplichting,

en;

- fraudevorderingen 10 jaren correct is voldaan aan de aflossingsverplichting en tevens

de debiteur niet opnieuw in die periode fraude heeft gepleegd.

15. Invorderingsbesluit

In deze regel is conform artikel 60 van de WWB geregeld welke aspecten in ieder geval

onderdeel uitmaken van het terugvorderingsbesluit.

16. Verplichtingen met betrekking tot de invordering

In de beleidsregels wordt meerdere malen gesproken over het aflossingsbedrag als

betalingsverplichting. Om er geen misverstand over te laten bestaan, dat in dit verband

van een verplichting wordt gesproken, wordt hier bepaald dat elk aflossingsbedrag of dit

nu is overeengekomen ingevolge een minnelijke betalingsregeling of op basis van het

terugvorderingsbesluit éénzijdig wordt medegedeeld, kan worden beschouwd als een

betalingsverplichting.

17. Verrekening en beslaglegging

De bepalingen omtrent verrekening en pseudo-verrekening komen in de WWB niet meer

terug. Wel heeft het terugvorderingsbesluit op grond van artikel 60 lid 3 WWB direct een

executoriale titel.

De gemeente kan overgaan tot dwang invordering door middel van verrekening (wanneer

aan de debiteur tevens bijstand wordt verleend) of door middel van het leggen van

vereenvoudigd derdenbeslag.

Verrekening met de bijstand wordt gebaseerd op artikel 6: 127 van het Burgerlijk

Wetboek.

Voor deze vorm van verrekenen moet aan de navolgende vereisten worden voldaan:

. er moet een wederkerig schuldenaarschap bestaan. Het gaat hier om het over en

weer voldoen van een schuld. De door de belanghebbende te ontvangen

bijstand, en de ten onrechte verleende bijstand die moet worden terugbetaald,

worden beschouwd als de hier bedoelde wederkerige schuld;

. er moet gelijksoortigheid van schuld en prestatie zijn. Hieruit vloeit voort dat

bijstand alleen met bijstand kan worden verrekend. Dit betekent dat een ten

onrechte verleende bijstand niet met bijvoorbeeld een Wvg-vergoeding kan

worden verrekend;

. er moet een bevoegdheid zijn om betaling van de vordering af te dwingen.

Verrekening is een vorm van tenuitvoerlegging. Dit kan niet zonder executoriale

titel. Het tenuitvoerleggen van deze titel gebeurt pas als debiteur niet aan de (al

dan niet minnelijk) vastgestelde betalingsverplichting voldoet;

. bij verrekening is de gemeente gehouden aan de beslagvrije voet;

. verrekening kan alleen voor zover de uitkering voor beslag vatbaar is (dus

bijvoorbeeld niet met bijzondere bijstand voor specifieke kosten).

Tenuitvoerlegging door middel van beslag kan geschieden conform de regels van het

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De gemeente heeft, evenals onder de Abw,

de mogelijkheid van vereenvoudigd derdenbeslag op loon of uitkering.

De procedure is als volgt:

. de gemeente stuurt met een kennisgeving een afschrift van het

terugvorderingsbesluit naar degene van wie debiteur een periodieke uitkering

ontvangt

toelichting beleidsregels

2

.

hierin wordt de beslagvrije voet aangegeven

de derde-beslagene moet de kennisgeving binnen 8 dagen voor gezien

terugzenden aan de gemeente

door de terugzending is het beslag gelegd. De derde-beslag ene wordt hiermee

verplicht het voor beslag vatbare bedrag uit te betalen aan de gemeente

de gemeente moet binnen 7 dagen na retourontvangst van de kennisgeving een

afschrift van die kennisgeving aangetekend toezenden aan de debiteur. Als de

gemeente dit nalaat kan debiteur de President van de rechtbank vragen het

beslag op te heffen.

.

.

.

18. Rente en kosten

Wanneer de belanghebbende de betalingsverplichting niet nakomt, dan dienen voor de

onder 16. genoemde vormen van dwang invordering kosten te worden gemaakt. Deze

kosten hebben betrekking op zowel verschuldigde rente als overige kosten van

betekening en dergelijke. Deze kosten worden in beginsel vastgesteld op een percentage

van de hoofdsom.

19. Nadere invulling van beleid

In een aantal situaties kan het zich voordoen dat nadere invulling aan de beleidsregels

moet worden gegeven. Deze nadere invulling dient vastgelegd te worden in het

beleidshandboek.

Met name zullen de nadere criteria voor terugbetaling en kwijtschelding hier aan de orde

komen.

toelichting beleidsregels

3

urrVOERINGSVOORSCErnaFTEN

1. Terugvordering.

De gemeente maakt gebruik van haar bevoegdheid de ten onrechte verleende bijstand terug te

vorderen.

Het betreft een ruime omschrijving van terugvordering, namelijk:

. fraude;

. ten onrechte genoten bijstand;

. niet nakomen van aflossingsverplichting bij leenbijstand;

. voorschotten;

. onverschuldigde betaling.

Alle ten onrechte genoten bijstand wordt teruggevorderd. Er is dus geen sprake van het afzien van het

nemen van een terugvorderingsbesluit bij geringe bedragen.

2. Kwijtschelding

0 d h.d k

d

d

d

d .

n ersc el ma en tussen eaar van e vor enng.

Aard vordering kwijtschelding kan na x-

maandelijkse termijnen van

betaling

* Leenbijstand (behoudens 36

leenbijstand voor schulden)

* ten onrechte genoten 60

* fraude 120

Voorwaarde om voor kwijtschelding in aanmerking te komen is dat men zich correct aan de

terugbetalingsverplichting heeft gehouden en dat bij fraudevorderingen geen verdere fraude heeft

plaatsgevonden. In de praktijk betekent dit dat bij vorderingen waar incassomaatregelen (beslag) aan

de orde is c.q. is geweest, kwijtschelding niet of nauwelijks aan de orde kan zijn. Hier is namelijk

sprake van het niet correct aan de terugbetalingsverplichting voldoen.

Het betreft een "kan" -bepaling, hetgeen aangeeft dat er geen sprake is van een automatisch buiten

invordering stellen van het restant van de vordering. Zowel een langere aflossingsduur als een kortere

kan aan de orde zijn.

Leidraad is de medewerking van de debiteur inzake terugbetaling.

3. Kwijtschelding bij schulden.

In beginsel wordt medewerking verleend bij het oplossen van problematische schulden.

Dit betekent dat de aanpak van de schuldenproblematiek moet worden uitgevoerd door een erkende

instantie (zoals de budgetwinkel).

Bij fraude wordt geen medewerking verleend als het gaat om "vrijwillige" medewerking bij een

schuldenregeling. (Anders dan bij een gedwongen WSNP).

4. Terugbetaling.

Uitgangspunt:

Terugbetaling geschiedt in beginsel via betaling van het volledige bedrag.

Indien dit niet mogelijk blijkt dan worden de volgende spelregels in acht genomen.

4a. Cliënten.

Terugvordering via verrekening. .

Bij fraude is de terugbetaling gelijk aan de maximaal te gebruiken ruimte bij beslag (10%).

Bij overige terugvordering wordt als terugbetalingbedrag genomen het bedrag dat tevens voor de

aflossing van leenbijstand wordt gehanteerd, zijnde 6%.

4b. Ex-cliënten.

Bij fraude dient er afgelost te worden naar draagkracht (Op basis van tremanonnen). Uitgangspunt is

dat in een zo kort mogelijke tijd de totale vordering wordt afgelost. (Hier komt tot uitdrukking dat

fraude niet mag lonen).

Bij overige vorderingen wordt in eerste instantie een relatie gelegd tussen de hoogte van het bedrag en

het terugbetalingsvoorstel van de debiteur.

Hierbij als uitgangspositie nemen:

Vorderingen tot maximaal maximale duur

150,00 - 750,00 euro 12 maanden

750,00 - 1.500 euro 24 maanden

1.500,00 - 2.500,00 36 maanden

2.500,00 - 4.000,00 48 maanden

4.000,00 en hoger 60 maanden.

5. Invorderingsbeleid.

De acties voor invordering worden afgestemd op de aard van de vordering.

Bij fraude zal dus sprake zijn van een directere (hardere) aanpak.

Voorgestane aanpak:

Fraude:

. Directe vaststelling van vordering;

. Indien mogelijk direct beslagleggen van roerende goederen en overgaan tot verkoop of betaling

ineens van de vordering;

. Bij geen reactie op eerste verzoek tot betaling, direct versturen van aanmaning;

. Bij geen reactie op aanmaning overgaan tot aankondiging van loonbeslag en het voorbereiden van

loonbeslag;

. Indien geen loonbeslag mogelijk, afweging maken tot het overgaan tot beslag op (on)roerende

goederen.

Overige vorderingen:

. Vaststelling vordering en aanschrijving;

. Directe herinnering na uitbetalen betaling;

. Indien van toepassing direct aanmanen, met aankondiging nadere acties (zoals telefonisch contact)

bij uitblijven betaling;

. Loonbeslag indien mogelijk, anders inschakeling deurwaarder.

6. Inschakeling incassobureau en deurwaarder

Er zijn 3 momenten waarop overwogen wordt tot inschakeling van incassobureau of deurwaarder:

. bij fraudevorderingen bij aanvang i.v.m. het in beslag nemen van goederen;

. bij het uitblijven van betaling (na de aanmaningsperiode) en derdebeslag niet mogelijk blijkt te

zIJn;

. bij ontstaan van zodanige werkbelasting binnen team (vonn van uitbesteden).

7. Kosten van invordering.

Alle kosten die gemaakt worden voor het invorderen komen ten laste van de debiteur.

8. Onderzoek.

Onderzoek naar de debiteur vindt plaats bij:

. Vaststellen van een betalingsregeling;

. Niet reageren op aanmaning;

. Uitblijven van betaling en overgaan tot beslag/inschakelen deurwaarder/incassobureau;

. Detentie, onbekend adres; schuldsanering;

. Terugbetalingsregeling> maximale aflossingsduur beleidsregels;.

. Bij bereiken maximale aflossingstennijn;

2

.

Overig (onvoorzien).

3

Invulling richtlijn B109 Looptijd leenbijstand

In deze richtlijn kan het college aangeven hoe lang moet worden afgelost op een verstrekte geldlening

(duur van de aflossing).

Juridische overweqinqen

De juridische grond voor deze richtlijn is gelegen in artikel 51 lid 2 WWB. Dit artikel bepaalt dat, indien

een geldlening wordt verstrekt, het college de duur van de aflossing mede moet afstemmen op de

omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Strikt genomen ziet artikel 51

lid 2 WWB alleen op de in artikel 51 lid 1 WWB beschreven situatie van een bijstandstand als

geldlening ten behoeve van de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Maar er kan van worden

uitgegaan dat bedoelde afstemming op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de

belanghebbende bij alle vormen van bijstand als geldlening aan de orde is.

De wetgever geeft in principe geen beperkingen of verplichtingen ten aanzien van de duur van de

aflossing. Dit is ter beoordeling van het college. Zie TK 2002-2003.28870. nr. 3. P. 74-75.

Verder Iaat de wetgever het aan het college over om vast te stellen of er aanleiding is de betreffende

bijstand geheel of voor een deel te verlenen "om niet".

Ten aanzien van de bijstand die verstrekt is als geldlening geldt als uitgangspunt dat deze dient te

worden terugbetaald. Dat ligt in deze vorm van bijstand besloten.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn B110 .Hoogte aflossing leenbijstand

In deze richtlijn kan het college aangeven wat de hoogte van de aflossingsbedragen is waarmee moet

worden afgelost op een verstrekte geldlening (hoogte van de aflossing).

Juridische overweqinqen

De juridische grond voor deze richtlijn is gelegen in artikel 51 lid 2 WWB. Dit artikel bepaalt dat, indien

een geldlening wordt verstrekt, het college de duur van de aflossing mede moet afstemmen op de

omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Strikt genomen ziet artikel 51

lid 2 WWB alleen op de in artikel 51 lid 1 WWB beschreven situatie van een bijstandstand als

geldlening ten behoeve van de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Maar er kan van worden

uitgegaan dat bedoelde afstemming op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de

belanghebbende bij alle vormen van bijstand als geldlening aan de orde is.

De wetgever geeft in principe geen beperkingen of verplichtingen ten aanzien van de hoogte van de

aflossingsbedragen. Dit is ter beoordeling van het college. Het is echter geenszins de bedoeling van

de wetgever dat de aflossingsbedragen zodanig worden vastgesteld door het college', dat deze

onevenredig bezwarend zijn voor belanghebbende. Zie TK 2002-2003.28870. nr. 3. D. 74-75.

Hoewel niet met zoveel woorden gesteld door de wetgever, moet er van worden uitgegaan dat het

zodanig vaststellen van aflossingsbedragen, dat belanghebbende komt te beschikken over een

inkomen beneden de beslagvrije voet, in elk geval als onevenredig bezwarend heeft te gelden.

Omgekeerd kan in worden aangenomen dat zolang belanghebbende blijft beschikking over een

inkomen boven de beslagvrije voet dit in beginsel niet onevenredig bezwarend is voor

belanghebbende. Zie ook CRvB 08-05-2001. nr. 99/5710 NABW.

Verder Iaat de wetgever het aan het college over om vast te 'stellen of er aanleiding is de betreffende

bijstand geheel of voor een deel te verlenen "om niet".

Ten aanzien van de bijstand die verstrekt is als geldlening geldt als uitgangspunt dat deze dient te

worden terugbetaald. Dat ligt in deze vorm van bijstand besloten.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn B111 Matiging en opschorting aflossing leenbijstand

In deze richtlijn kan het college aangeven in welke situaties het aanleiding ziet om de aflossing op een

als bijstand verstrekte geldlening te matigen of op te schorten.

Juridische overweqinqen

De juridische grond voor deze richtlijn is gelegen in artikel 51 lid 2 WWB. Dit artikel bepaalt dat, indien

een geldlening wordt verstrekt, het college de duur van de aflossing mede moet afstemmen op de

omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Strikt genomen ziet artikel 51

lid 2 WWB alleen op de in artikel 51 lid 1 WWB beschreven situatie van een bijstandstand als

geldlening ten behoeve van de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Maar er kan van worden

uitgegaan dat bedoelde afstemming op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de

belanghebbende bij alle vormen van bijstand als geldlening aan de orde is.

De wetgever geeft in principe geen beperkingen of verplichtingen ten aanzien van de hoogte van de

aflossingsbedragen of de duur van de aflossing. Dit is ter beoordeling van het college. Het is echter

geenszins de bedoeling van de wetgever dat de aflossingsbedragen zodanig kunnen worden

vastgesteld door het college, dat deze onevenredig bezwarend zijn voor belanghebbende. Zie TK

2002-2003. 28870. nr. 3. P. 74-75. .

Wil het college deze aflossing daadwerkelijk overeenkomstig de bedoelingen van de wetgever kunnen

uitvoeren, dan moet het college ook de bevoegdheid toekomen reeds vastgestelde

aflossingsbedragen te matigen of de aflossing op te schorten. in voorkomende gevallen kan het

college de aflossingsbedragen ook verhogen bij een toename van het inkomen van belanghebbende.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn B112 Aanpassing aflossing leenbijstand

Het college kan in deze richtlijn aangeven wanneer de hoogte van de aflossing van leenbijstand wordt

aangepast.

Juridische overweqinqen

De juridische grond voor deze richtlijn is gelegen in artikel 51 lid 2 WWB. Dit artikel bepaalt dat, indien

een geldlening wordt verstrekt, het college de duur van de aflossing mede moet afstemmen op de

omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende. Strikt genomen ziet artikel 51

lid 2 WWB alleen op de in artikel 51 lid 1 WWB beschreven situatie van een bijstandstand als

geldlening ten behoeve van de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen. Maar er kan van worden

uitgegaan dat bedoelde afstemming op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de

belanghebbende bij alle vormen van bijstand als geldlening aan de orde is.

De wetgever geeft in principe geen beperkingen of verplichtingen ten aanzien van de hoogte van de

aflossingsbedragen of de duur van de aflossing. Dit is ter beoordeling van het college. Het is echter

geenszins de bedoeling van de wetgever dat de aflossingsbedragen zodanig kunnen worden

vastgesteld door het college, dat deze onevenredig bezwarend zijn voor belanghebbende. Zie TK

2002-2003,28870. nr. 3, P. 74-75.

Wil het college deze aflossing daadwerkelijk overeenkomstig de bedoelingen van de wetgever kunnen

uitvoeren, dan moet het college ook de bevoegdheid toekomen reeds vastgestelde

aflossingsbedragen te matigen of de aflossing op te schorten. in voorkomende gevallen kan het

college de aflossingsbedragen ook verhogen bij een toename van het inkomen van belanghebbende.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn B113 Rente over leenbijstand

In deze richtlijn kan het college aangeven of rente in rekening gebracht wordt bij de verlening van

bijstand in de vorm van een geldlening.

Juridische overweqinqen

In de WWB is een aantal gevallen sprake van bijstandsverlening in de vorm van een geldlening. Zie

de artikelen 48 lid 2, 50 lid 2, 51 lid 1 en 52 lid 1 WWB. Alleen in het geval van bijstandsverlening bij

wijze van voorschot als bedoeld in artikel 52 Iid1 WWB is bepaald dat gebeurt in de vorm van een

renteloze geldlening. A contra rio kan daaruit worden afgeleid, dat aangezien er in de andere gevallen

niets is bepaald over het in rekening brengen van rente, het college daar wel bevoegd is om in

voorkomende gevallen rente in rekening te brengen over de verstrekte lening.

Uiteraard mag het college met het berekenen van rente het karakter van de WWB als sociaal vangnet

geen geweld aandoen.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn 8121 Gevallen waarin wordt afgezien van herziening en intrekking

In deze richtlijn kan het college aangeven in welke situaties het afziet van zijn bevoegdheid tot

herziening of intrekking van de bijstand

Juridische overweQinQen

Herziening en intrekking zijn in de WW8 geformuleerd als een bevoegdheid van het college. Het zijn

van een bevoegdheid brengt met zich mee dat het college niet verplicht is om in voorkomende

situaties de bijstand te herzien of in te trekken. De wetgever heeft het college de ruimte gegeven om

de te nemen beslissingen af te stemmen op lokaal beleid en specifieke individuele omstandigheden.

Zie TK 2002-2003. 28 870. nr. 3 P. 75-76. Het college is dus bevoegd om in voorkomende gevallen

geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn B122 Gevallen waarin wordt afgezien van terugvordering

In deze richtlijn kan het college aangeven in welke situaties het afziet van zijn bevoegdheid tot

terugvordering van kosten van bijstand.

Juridische overweqinqen

Op grond van artikel 58 lid 1 WWB heeft het college de bevoegdheid om in de in dat lid beschreven

situaties de kosten van bijstand terug te vorderen. Het college heeft beleidsvrijheid om zelf een goede

afweging te maken in welke situaties het van terugvordering afziet. De wetgever verwacht wel, dat het

college een terugvorderingsbeleid voert, dat een effectieve bijdrage levert aan fraudebestrijding. Zie

TK 2002-2003. 28 870. nr. 3 P. 23.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn 8123 Aflossingsregels terugvorderingschulden

In deze richtlijn kan het college zijn beleid aangeven inzake het aflossen van terugvorderingsschulden.

Juridische overweqinqen

Op grond van artikel 60 lid 1 W'NB dient het college in het besluit tot terugvordering aan te geven op

binnen welke termijn of termijnen hetgeen de terugvorderingsschuld moet worden terug betaald.

Omdat het college bij de invordering ook moet zorgen dat belanghebbende tenminste over een

inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet blijft beschikken, zal het college hierop beleid moeten

maken.

Voorgesteld wordt de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn B124 Moment van invordering

In deze richtlijn kan het college aangeven op welk moment het overgaat tot de invordering van

terugvorderingssch u Ide n.

Juridische overweqinqen

In de terugvorderingsbeschikking moet het college onder andere vermelden binnen welke termijn of

termijnen betaald moet worden en op welke wijze bij uitblijven van tijdige betaling de schuld

ingevorderd zal worden (artikel 60 lid 1 WWB). Het college heeft hierbij de vrijheid om te bepalen op

welk moment van de invorderingsbevoegdheid gebruik gemaakt zal worden.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

Invulling richtlijn B125 Beleidsregels invordering

In deze richtlijn kan het college aangeven op welke wijze het college de invordering van

terugvorderingschulden ten uitvoer brengt.

Juridische overweqinqen

Op grond van artikel 60 lid 1 WWB moet het college in de terugvorderingsbeschikking aan geven op

welke wijze de terugvorderingsschuld ingevorderd zal worden. De invordering geschiedt volgens de

regels van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Binnen die regels'

is het aan het college om te bepalen hoe het wil invorderen.

Voorgesteld wordt om de richtlijn als volgt in te vullen.

o' -

3-11-2004

Rapportage Stadswinkel

Pagina 1

Graag willen wij u middels deze beknopte rapportage informeren over de stand van zaken m.b.t de wacht- en

behandeltijden in de Stadswinkelover het derde kwartaal van 2004. In de onderstaande tabel treft u hierover

cijfermatige informatie over de drie clusters (3 soorten productgroepen). Ter vergelijking treft u informatie over

dezelfde periode aan maar dan van 2003.

Bij de start van de Stadswinkel is als norm gehanteerd dat de som van de wacht- en de behandeltijd niet groter mag

zijn dan 15 minuten, m.a.w. het kost de klant maximaal een kwartier om zijn product te verkrijgen. In grafiek 3 op de

volgende bladzijde kunt u vaststellen dat deze norm door alle drie de clusters gehaald worden.

Een vergelijking met de cijfers van vorig jaar Iaat een duidelijke positieve verschuiving zien in de afname van de

wachttijden, bij alle drie de clusters. Ondanks het feit dat er weer meer bezoekers zijn geholpen dan vorig jaar,

heeft de Stadswinkel de wachttijden m.b.t de cluster BWL en Z&I teruggedrongen. Bij 't cluster BuZa daarentegen

zijn de wachttijden gestegen to.v. 2003. Oorzaken moeten gezocht worden in het inroosteren van minder

baliemedewerkers vanwege de vakantieperiode. Dat m.n. in september bij een afnemend aantal klanten toch de

doorlooptijd toeneemt (zowel in 2003 als in 2004) heeft te maken met een toename van andersoortige producten: de

vraag naar reisdocumenten is sterk afgenomen en dus wordt de gemiddelde behandeltijd m.n. beïnvloed door de

producten die wat complexer van aard zijn dan een reisdocument Daarnaast fungeert Helmond per april 2004 als

centrumgemeente voor de afhandeling van aanvragen verblijfsvergunningen voor een aantal van de ons

omringende regiogemeenten. De behandeling van dergelijke aanvragen vraagt relatief veel tijd.

Ondanks de extra inspanningen m.b.t een ingrijpend opleidingsplan tot eind 2004 en een groeiende klantvraag,

slaagt de Stadswinkel er nog steeds in om de totale doorlooptijd positief te beïnvloeden.

1 :56 c:;t8

.' ,~. Gen.tot.:~

..

11 Burgerzaken

(BuZa)

11 Bouwen, wonen

& leven (BWL)

0 Zorg & inkomen

(Z&I)

en

;:,

-

en

;:,

Cl

;:,

co

""'.'..JE~

r '

Grafiek 1: ca. 80% van het aanbod bestaat uit Burgerzakenproducten (rijbewijs, paspoort,

geboorte, huwelijk etc.). Een lichte stijging van de aantallen in 2004 t.o.v. 2003.

3-11-2004

Rapportage Stadswinkel

10:48

9:36

8:24

7:12

6:

4:

3:

2:

1:1

0:0

..

IJ)

-

IJ)

Grafiek 2: een duidelijke afname van de wachtijden in de clusters BWL en ZI.

Daarentegen een lichte stijging van de wachttijden bij het cluster BuZa.

4:

2:

0:

~..."" "".'

:::I '

C)

:::I

co

IJ)

Grafiek 3: behandeltijden: deze zijn nauwelijks te beïnvloeden en

zijn afhankelijk van de aard van de geleverde producten.

19:12

16:48

14:24

12:00

9:

7:

4:

2:

0:

.~ .'....'.

:::I.

IJ)

---

-+- Burgerzaken

(BuZa)

- Bouwen,

wonen &

leven (BWL)

Zorg &

inkomen

(Z&I)

-+- Burgerzaken

(BuZa)

- Bouwen,

wonen &

leven (BWL)

Zorg &

inkomen

(Z&I)

-+- Burgerzaken

(BuZa)

- Bouwen,

wonen &

leven (BWL)

Zorg &

inkomen

(Z&I)

Grafiek 3: de totale tijd die klant in de Stadswinkel doorbrengt. Alle custers blijven

onder de gestelde norm van 15 minuten! (m.u.v. BuZa in de maand juli 2004: 15:26)

Pagina 2

Uw Reactie
Uw Reactie