Raadsnotulen

Documentdatum 05-10-2004
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Raadsnotulen
Samenvatting

NOTULEN

TIENDE

vergadering van de gemeenteraad van Helmond, gehouden op dinsdag 5 oktober

2004 om 19.30 uur.

Bij aanvang van de vergadering zijn aanwezig de leden: J.F. Boetzkes, L den Breejen, C.H.M.

van der Burgt, W.M.H. Dams, S. Ferwerda, LT.J. Fransen, J.L Henraat, EAH. van Kilsdonk, G.T.H.

Klaus, J.H.J. Kuijpers, J.F.J. Kuypers, mevrouw M.M. de Leeuw-Jongejans, mevrouw MAJ. Mattheij-

van Woensel, mevrouw A Meinardi, S. Mokadim, TJ. van Mullekom, M. Naoum, G.B. Praasterink,

LJA Ristenpatt, J.H.J.M. Roefs, AJ.G. Sauvé, LM.M. Smits, OAW.M. Spierings, mevrouw J.M.G.

Spierings-van Deursen, A Spruijt, P.H.C. Streed er, MA Tijani, TJ.W. van de Ven, J.G.M. Verbakei,

C.J.M. Vereijken, mevrouw EP.W. de Voogd-van Dortmont, J.M.C. van Wetering, AF.H. Wijnen,

mevrouw JAM. Witteveen-van den Berg en S.H. Yeyden.

Afwezig zijn de leden: H.M.J.M. van Dijk en W. Klerkx.

Voorts zijn aanwezig de wethouders: C.J. Bethlehem, RAC. van Heugten, J.B.C.W. van den Heuvel,

mevrouw B.M. Houthooft-Stockx en P.G.M. Tielemans.

VOORZITTER: drs. AAM. Jacobs, burgemeester.

GRIFFIER: mr. J.P.T.M. Jaspers.

De VOORZITTER opent de vergadering en spreekt als volgt:

Dames en heren! Er is bericht van verhindering ingekomen van de heren Klerkx en Van Dijk,

terwijl mevrouw Mattheij-Van Woensel heeft laten weten dat zij de vergadering te 20.30 uur zal

moeten verlaten vanwege dringende werkzaamheden elders.

Wij hebben vandaag iemand in ons midden die jarig is, namelijk mevrouw Spierings. De heer

Wijnen was gisteren jarig. Beiden gefeliciteerd!

Er hebben zich drie insprekers aangemeld voor agendapunt 14. Zoals gebruikelijk laten wij hen

aan het begin van de vergadering aan het woord. De spreektijd bedraagt voor alledrie vijf minuten.

De heer BOMBEEK: Geacht college en geachte raadsleden! Volgens sommige raadsleden zou

het bezwaar bestaan dat als Brandevoort de kabels onder de grond krijgt, de andere wijken dat ook

zouden willen. Wij zouden solidair kunnen zijn door de situatie in Brandevoort eerst net zo slecht te

maken als in de andere wijken, om het daarna weer goed te maken. De situatie in Brandevoort is

echter nog niet aangelegd en dat betekent dat men nu de kans heeft om het in één keer goed te doen,

in plaats van eerst verkeerd en later goed, tegen veel meer kosten. Door het nu in één keer goed te

doen, spaar je bovendien geld uit om later de situatie in andere wijken te herstellen.

Door de suggestieve manier waarop het raadsvoorstel is geschreven, krijgen de raadsleden de

keuze uit maar twee alternatieven: voor ¿ 2, 5 miljoen beide hoogspanningslijnen boven de grond, of

voor ¿ 18,7 miljoen beide lijnen onder de grond. Het gaat echter helemaal niet om een keuze tussen

¿ 2,5 of 18,7 miljoen. Het geld waar het om gaat is ¿ 3,9 miljoen, waarvoor de 380 kVolt-lijn van fase-

splitsing en klokgetallen wordt voorzien en de 150 kVolt-lijn onder de grond wordt verkabeld. Voor dat

geld worden wij niet opgezadeld met de rommel van een ander. Gezien de verwachtingen met betrek-

king tot stroomsterkteverhoging door zowel TenneT als Essent, zijn wij daarmee wel tevreden.

Ik wil hier nog aan toevoegen dat onze generatie reeds de geschiedenis in zal gaan als de

generatie die niet al te secuur is omgesprongen met ons milieu. In het verleden zijn wij bijvoorbeeld

zeer slordig omgesprongen met chloorfluorkoolstofverbindingen, als gevolg waarvan gaten in de

ozonlaag zijn ontstaan, die op hun beurt kunnen leiden tot huidkanker. In de jaren vijftig waren er

reeds indicaties dat de ozonlaag gaten vertoonde. Dit werd toegeschreven aan de freons, die als drijf-

gassen en koelmiddelen te pas en te onpas werden gebruikt. Ook ik heb toen tot mijn grote spijt

gezegd: het is niet bewezen dus het zal wel niet zo'n vaart zal lopen. Hetzelfde verhaal geldt

inmiddels voor asbest en zo zijn er nog legio voorbeelden te noemen.

Nu staan wij weer voor een niet bewezen doch wel aannemelijk feit dat straling leukemie kan

veroorzaken. Laten wij voorzichtig zijn met de gezondheid van onze kinderen, klein- en achterklein-

-2-

5 oktober 2004.

kinderen. Wanneer wij de mogelijkheid hebben om het risico voor hen zo klein mogelijk te maken,

moeten wij die aangrijpen, ook al gaat het met kosten gepaard.

Deze overwegingen wil ik het college van B. en W. en de raad meegeven in hun te nemen

besluit, zodat wij later niet het verwijt van onze nazaten krijgen: jullie hadden wel het vermoeden,

maar hebben er niets aan gedaan.

De heer VAN ZEIST: Voorzitter en geachte raadsleden! Tijdens de raadscommissievergadering

van 13 september heb ik de wethouder laten weten blij te zijn met het voornemen in het raadsvoorstel

om de 0,4 IJT-norm te accepteren, zodat nergens in Brandevoort de straling hoger zal zijn dan die 0,4

IJT. Pas enkele dagen na de raadsvergadering kreeg ik echter pas de beschikking over het volledige

79 pagina's tellende KEMA-rapport. De gang van zaken zoals die in het raadsvoorstel en de verkorte

versie worden voorgesteld, lijken een schoolvoorbeeld van "misinformation" zoals de commissie

Duivesteijn dat zo duidelijk heeft gemaakt.

In het KEMA-rapport staat te lezen dat voor de 380 kVolt (dat is 380.000 Volt) een gemiddelde

stroomsterkte van 600 Ampere geldt. Ik had er van tevoren al op gewezen dat de dag waarop werd

gemeten een zeer gunstige dag was om te meten en dat bleek ook uit de cijfers. Toen aan de Neerwal

werd gemeten, was de stroomsterkte 520 Ampere en werd ter plekke 0,56 IJT gemeten. Die waarde

werd gebruikt voor de berekeningen. Als de uitgangswaarde al niet goed is, hoe kun je dan een

raadsvoorstel verdedigen dat suggereert dat het allemaal net kan? Bovendien gaf de KEMA aan geen

gegevens van TenneT te hebben gekregen met betrekking tot de toekomstige cijfers. Op het internet

is echter gewoon te vinden dat TenneT rekening houdt met een jaarlijkse toename van 2 a 3%. Dat is

ruim 10% in vijf jaar.

De andere lijn, de 150.000 Volt-lijn van Essent gaat een veel drastischer toekomst tegemoet.

Essent heeft aangegeven dat de cijfers waar de KEMA mee heeft gerekend, op de huidige gemid-

delde 325 Ampere zijn gebaseerd. In de nabije toekomst zal de stroomsterkte naar 520 Ampere gaan

en in de verdere toekomst is zelfs 780 Ampere niet uit te sluiten. Na reducerende maatregelen zal de

elektromagnetische straling respectievelijk minimaal 0,35 IJT, 0,53 IJT en 0,78 IJT zijn. Stelt u zich

daarbij ook eens voor dat de masten volgens het voorstel van B. en W. op vijfentwintig meter van de

gevels moeten komen te staan. Meteen spanwijdte van twintig meter betekent dat dat de kabels tot

op vijftien meter (dat zijn drie personenauto's achter elkaar) voor de ramen van de woonvertrekken

komen te hangen. De appartementen en de hoektoren staan nog zo'n vijf meter verder naar voren,

zodat daar de hoogspanningskabels tot op zo'n tien tot elf meter voor de woningen zouden komen te

hangen. Kunt u zich voorstellen hoe dat zou zijn bij uw eigen huis? Als het u wat lijkt, staat er aan de

Neerwal148 nog steeds een huis te koop. En daarnaast nog een paar appartementen. Niemand wil

ze meer kopen. Waar in andere plaatsen volledig wordt verkabeld of een minimale afstand van meer

dan 100 meter wordt aangehouden, willen B. en W. van Helmond in "de mooiste wijk van Nederland"

de kabels tot tien meter voor de huizen hangen.

Er staat in de reglementen dat wij geen wasgoed voor het huis te drogen mogen hangen. De

verleiding zou anders natuurlijk wel erg groot worden om op een stuk wasgoed met grote letters te

schilderen: "Commissie Duivesteijn, hier moet u zijn".

Kortom, geachte raadsleden, u staat op het punt om op basis van "misinformation" een beslis-

sing te nemen, waardoor de meest logische oplossing, namelijk het verkabelen van de 150 kVolt-lijn

en fasesplitsing gecombineerd met klokgetallen voor de 380 kVolt-lijn, buiten beeld blijft. Want met

zo'n oplossing is iedereen wel tevreden. Namens een paar honderd bewoners aan de zuidkant van

"De Veste", met name de vereniging van eigenaren van blok 10 en de vereniging van eigenaren van

blok 11, dank ik u voor uw aandacht.

Mevrouw DOBMA: Geacht college en geachte raadsleden! Na alle technische ins en outs van

de voorgaande sprekers, wil ik graag mijn persoonlijke interpretatie geven over het feit waarom wij

onder hoogspanning staan. Toen wij op 15 november jl. ons appartement betrokken in Helmond (het

zegt heel wat om na geboren en getogen te zijn in Eindhoven te verhuizen naar Helmond), omdat

daar zo'n mooie wijk was verrezen, konden wij niet vermoeden dat ons woon plezier, en daarmee ook

ons leven, behoorlijk bedorven is. door alles wat er nu speelt.

Mijn man en ik betrokken dit appartement na een arbeidzaam leven, omdat wij gezien de

huidige afbraak van de verzorgingsstaat zo lang mogelijk voor onszelf willen blijven zorgen, ook als wij

straks hopelijk tot de echte bejaarden gaan behoren. Ons appartement staat in de mooiste wijk van

Nederland, namelijk aan de zuidelijke rand van De Veste. Toen wij aan het bekijken waren of wij het

appartement inderdaad wilden kopen, bleek het enige minpunt van de aankoop de hoogspannings-

mast en leidingen te zijn in de buurt van ons nog te bouwen appartement. Wij zeiden tegen de make-

laar dat wij bij een eventuele koop daar niet blij mee waren. Deze antwoordde luchtig dat wij ons geen

-3-

5 oktober 2004.

zorgen zouden hoeven te maken, omdat de masten en leidingen verplaatst zouden worden. Wij

naïevelingen namen aan dat in zo'n mooie wijk (die terecht het paradepaardje van de gemeente

Helmond is) de stalen monsters vanzelfsprekend verder van de huizen zouden komen te staan. Een

andere gedachte kwam toen helaas niet in ons op. Nadat vrijwel alle huizen verkocht en grotendeels

bewoond waren, hoorden wij via via tot onze verbazing dat een hoogspanningsmast van 150 kVolt,

die op dat moment nog verderweg stond, verplaatst zou worden naar nota bene vijfentwintig meter

van onze gevel.

Op maandag 13 september jl. werd voor de betrokken bewoners een hoorzitting gehouden.

Slechts een paar uur voor deze bijeenkomst kregen wij een schriftelijke uitnodiging in de brievenbus.

De wethouder excuseerde zich daarvoor en gaf aan dat dit te wijten was aan het distributiebedrijf. Op

deze hoorzitting (ondanks de late uitnodiging bleek dat er over belangstelling niet te klagen was) werd

door de KEMA bekendgemaakt wat de onderzoeksresultaten waren ten aanzien van de door ons

bewoners zo gevreesde elektromagnetische straling, veroorzaakt door de huidige en de bij te plaatsen

hoogspanningsmasten. Een jonge moeder zei op de hoorzitting: Wat moet ik mijn kind later vertellen

als het inderdaad leukemie heeft gekregen? Moet die moeder zeggen: Wij wisten het wel, maar

hebben niets gedaan? Of moet zij zeggen: Statistisch gezien bleven wij onder de geldende norm?

Wij waren en zijn nog steeds heel blij dat wij in de mooiste wijk van Helmond, zelfs van Neder-

land, kunnen wonen. Wij moeten echter maar afwachten of wij eventueel ziek worden. Het is heel

wrang om letterlijk uit de mond van een makelaar te horen dat het hem verboden was om met

aspirant-kopers over hoogspanningsleidingen te praten. Het is eveneens wrang om uit de mond van

een van de huisartsen van Brandevoort te horen dat de voorgenomen plannen onfatsoenlijk zijn.

Nederland heeft de mond vol van herstel van normen en waarden. De gemeente Helmond moet dus

maar eens laten zien dat ze de verantwoordelijkheid voor een gezond leefklimaat weet de dragen. Per

slot van rekening is de raad daarvoor gekozen. Laat ons dus blijven wonen in de mooiste wijk van

Nederland. Dat wil zeggen: Iaat ons op een gezonde manier wonen, werken en leven. Weg met de

plannen dus met een ijzeren gordijn voor onze ramen. Laat het in de toekomst niet meer nodig zijn dat

een vrouw van mijn leeftijd voor het eerst in haar leven (overigens zeer tegen mijn zin in) op de barri-

cades moet. Ik wens de raad en het college namens vele bewoners van De Veste-Zuid veel wijsheid

toe.

De VOORZITTER: Wij zullen hetgeen gesteld is, betrekken bij de besluitvorming bij agenda-

punt 14.

1.

Aanwijzinq van een lid als bedoeld in artikel 16 van het reqlement van orde 2002.

De VOORZITTER trekt nummer 16, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen

bij de heer Streeder.

2.

Vaststellinq ontwerp-aqenda.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Wij zijn al jaren gewend om de vaststelling van begrotings-

wijzigingen aan het einde van de raadsvergadering te behandelen. Thans doet zich het geval voor dat

het bij agendapunt 19 gaat om twee wijzigingen die in de commissie ME als hamerstuk zijn behan-

deld. Wat mij betreft, kan het onder punt 19 geagendeerde voorstel dus als hamerstuk behandeld

worden.

De VOORZITTER: Wij zullen dit doen.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Wij zouden graag zien dat hamer-

stuk 11 van de lijst van hamerstukken wordt gehaald, aangezien wij er enkele opmerkingen over willen

maken.

De VOORZITTER: Ook dat zal gebeuren.

De ontwerp-agenda wordt hierna, met inachtneming van de aangebrachte wijzigingen, zonder

stemming vastgesteld.

3.

Behandelinq inqekomen stukken en inqekomen mededelinqen zoals vermeld OP de bij deze aqenda

behorende lijst.

-4-

5 oktober 2004. -

Met betrekking tot de ingekomen stukken en mededelingen wordt zonder stemming besloten

overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeesters en wethouders is voorgesteld.

4.

Voorstel tot benoeming van de heer J.M.C. van Wetering tot plaatsvervangend voorzitter van de

commissie Ruimtelijk Fysiek (bijlage 200).

5.

Voorstel tot benoeming van de heer AA van de Vorst tot bestuurslid Openbaar Voortgezet Onderwijs

(bijlage 184).

6.

Voorstel tot het beslissen OP een verzoek om subsidie van de Stichting Lokale Omroep en Televisie

Helmond (bijlage 166).

7.

Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet tb.v. de uitbreiding van het Jan Vissermuseum

tb.v. de collectie van de Brandweer (bijlage 169).

8.

Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet tb.v. de renovatie van het Kasteel-Raadhuis

(bijlage 179).

9.

Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluiten zelfstandige projectprocedure voor het

oprichten van 28 garages en het vergroten van 3 garages in de Berlaerstraat (bijlage 174).

10. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een aanvullend krediet tb.v. de 3e fase hoofdwegenstructuur

(bijlage 176).

Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeesters en wethouders

besloten.

11. Voorstel tot het beslissen OP de spoedaanvrage van de Stichting Katholiek Basisonderwijs Brouwhuis

(bijlage 163).

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Wij hebben wat informatie ontvan-

gen met betrekking tot de procedure over het wel of niet laten uitvoeren van een grondonderzoek in

verband met de plaatsing van nood lokalen. Het gaat om de lokalen 2 en 3, die vastgekoppeld zijn aan

lokaal 1. Voor nood lokaal 1 is een vergunning verleend zonder te vragen naar een bodemonderzoek.

De vergunning wordt slechts verleend voor een periode van vijf jaar omdat het om nood lokalen gaat -

lokalen die boven de grond staan en waarvoor geen graafwerk is verricht, ook niet voor de riolering.

Toch was volgens de gemeente voor de laatste nood lokalen een bodemonderzoek noodzakelijk.

Het schoolbestuur had een adviesbureau de opdracht gegeven om een verkennend historisch

onderzoek te verrichten naarde functies die in het verleden op dit stuk grond werden toegepast Toen

aan de gemeente werd gerapporteerd dat volgens dit onderzoek geen aanleiding was voor een fysiek

bodemonderzoek, kwam de gemeente met de reactie dat alsnog een fysiek onderzoek noodzakelijk

zou zijn. Om dit onderzoek te bekostigen heeft het schoolbestuur een spoedaanvraag ingediend.

Deze kosten waren immers niet meegenomen in het gevraagde verleende krediet voor het plaatsen

van de nood lokalen. Ik zou graag een reactie van de wethouder willen hebben.

De heer VAN DEN H EUVEL (wethouder): Voorzitter! Het is volkomen terecht om de spoed-

aanvrage af te wijzen. Het schoolbestuur is immers gehouden aan de plicht om een bodemonderzoek

uit te voeren. De kosten dient het voor zijn rekening te nemen, want die zijn immers meegenomen in

het gevraagde krediet voor de plaatsing van nood lokalen voor basisschool de Korenaar.

Voor wat betreft het inhoudelijke aspect van deze zaak ben ik het eens met mevrouw De

Voogd. Ik heb de afdelingen milieu en onderwijs (die ik toevallig heel goed met elkaar kan laten

praten) gevraagd wat er feitelijk aan de hand is. Het blijkt inderdaad zo te zijn dat in dit soort gevallen

een bodemonderzoek overbodig is. Dit heeft niets te maken met het afwijzen van de spoedaanvraag,

want dat is in feite juist Inhoudelijk gezien ben ik het met mevrouw De Voogd eens dat dergelijke

aanvragen onderhands afgewerkt kunnen worden. Er is immers sprake van een plaatsing van een

nood lokaal op de begane grond, waarvan de historische gegevens uiteraard bekend zijn bij onze

diensten. Ik heb ervoor gezorgd dat dergelijke zaken in de toekomst zullen worden kortgesloten.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Ik dank de wethouder voor de toelichting.

-5-

5 oktober 2004.

De VOORZITTER: Dit neemt overigens niet weg dat bij een spoedaanvrage altijd de

verantwoordelijkheid ligt bij de raad en dat de raad een besluit zal moeten nemen.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

12. Voorstel met betrekkinq tot het convenant reqionale samenwerkinq stedelijk qebied Eindhoven (BaR

convenant) (biilaqe 189).

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMaNT (HSP): Voorzitter! In de commissie ABA heeft de

HSP-fractie een voorbehoud gemaakt, omdat ze belang hecht aan een goede en zorgvuldige strategie

met betrekking tot de mogelijkheden om te voorzien in de toekomstige ruimtebehoefte van de

gemeente Helmond, waarvoor men bij de realisering afhankelijk is van de buurtgemeenten Asten en

Someren. Wij betreuren het dan ook dat in het BaR-convenant de te maken afspraken met Asten en

Someren niet zijn benoemd, omdat hierover nog inhoudelijke afspraken gemaakt moeten worden,

evenals over de bestuurlijke borging hiervan. Wij hopen niet dat het college niet slechts tracht om tot

een resultaat te komen, maar dat alles op haren en snaren wordt gezet om resultaten te bereiken.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Wij hebben in de commissie ABA eveneens een voor-

behoud gemaakt. Het is uiteraard zo dat de zaak zich nog in een pril stadium bevindt. Het is ontzet-

tend jammer dat de gemeente Helmond hier niet in is meegenomen. Het verhaal is er eigenlijk een

van de grote lijnen, want de financiële consequenties voor Helmond en het sanctieverhaal zijn immers

nog niet echt duidelijk. Ook de constructie voor samenwerking met Someren en Asten moet nog

gerealiseerd worden.

Wij weten allemaal hoe een en ander ongeveer tot stand is gekomen. Wij hebben een hele tijd

onze zinnen gezet op de postherindeling in zuidelijke richting. Toen iets dergelijks niet mogelijk was,

zijn wij richting het oosten uitgeweken. Het allerbelangrijkst is natuurlijk dat het geen publiek geheim is

dat de PvdA-fractie geen industrieterrein wenst op de Scheepstal. Dit staat namelijk hierin

opgenomen.

Ik wacht de reactie van de wethouder af, voordat ik in de tweede termijn hierop terugkom.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Voorzitter! Wij hebben destijds ernstige twijfels gehad over

dit convenant; zodanige twijfels dat wij die middels een amendement hebben willen vastleggen. Die

twijfels hadden te maken met de overdracht van woningbouw naar andere gemeenten. De situatie in

Eindhoven ligt immers wezenlijk anders dan in Helmond. Het is een goede zaak dat het amendement

destijds werd aangenomen, waarbij de BaR-gemeenten worden verzocht ons te steunen in de ont-

wikkelingen op Diesdonk en Lungendonk. Die gebiedsreserveringen vinden wij naar de toekomst toe

noodzakelijk; zonder ons overigens uit te willen spreken over het tempo daarvan. Daartoe zal het

college een strategie moeten ontwikkelen. Van die strategie en de ontwikkelingen daarvan willen wij

op de hoogte blijven.

In ons betoog van januari 2003 spraken wij de zorg uit over een ontwikkeling die concurrerend

zou kunnen worden metonze activiteiten in met name Brandevoort 11. Wij zullen in de toekomst daar

attent op moeten blijven. Wij hebben in Helmond een evenwichtige woningvoorraad in het kader van

huur en koop. Binnen het convenant zal dat goed geregeld moeten worden.

Een heel andere zaak is het nieuwe financieringsschap. Helmond heeft in het verleden in dit

verband best goede resultaten geboekt. Door wijzigingen in de uitvoering is de garantie vervallen dat

Helmond minimaal de eigen bijdrage terugontvangt. Waar die garantie vervalt, zouden problemen

voor Helmond kunnen ontstaan. De meeste projecten zullen immers op het grondgebied van

Eindhoven en Helmond worden gerealiseerd. Dat betekent dat er een scherpe definitie moet komen

voor die zaken die van regionaal belang zijn en derhalve onder de bijdrage van het financieringsschap

gaan vallen. Wij verzoeken het college om daar grote aandacht aan te besteden bij de uitwerking.

Een termijn van vijfentwintig jaar vinden wij eigenlijk veel te lang. (Ik maak die niet meer mee en

dat is de reden dat ik hem veel te lang vind.) Wij zouden willen voorstellen om deze termijn in te

korten en willen graag weten welke mogelijkheden er bestaan om in ieder geval een jaarlijkse evalua-

tie en opzegtermijn of iets dergelijks in te lassen.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! Net als de HSP-fractie en andere fracties

betreuren ook wij het dat met het BaR-convenant de problematiek niet opgelost is die Helmond

ondervindt bij de woningbouwlocaties die op het grondgebied van Asten en Someren liggen, welke

locaties moeten helpen om de Helmondse ruimtenood te lenigen. Het heeft ermee te maken dat het

-6-

5 oktober 2004.

BOR (Bestuurlijk Overleg Randgemeenten) een bestaand gremium was, waar alleen de binnen het

stedelijk gebied vallende randgemeenten deel van uitmaken. Asten en Someren zijn twee landelijke

gemeenten die niet tot het stedelijk gebied behoren. Er is in het begin van de afspraken nog even

gesuggereerd en gepoogd om te kijken of Asten en Someren aan tafel zouden kunnen komen zitten.

Het overleg was echter zo ingewikkeld dat toen is afgesproken dat er eerst gekeken zou worden of het

een na het andere opgelost zou kunnen worden. Wij hebben overigens steeds als Helmond aan-

gegeven dat door de afspraken die hiermee gemaakt zijn, er nog onvoldoende zekerheid bestaat over

de mogelijkheden van de ruimtenood van Helmond, omdat wij ten aanzien daarvan afhankelijk zijn

van de medewerking van Asten en Someren dan wel de provincie of het rijk. Ik kan de opmerkingen

van de verschillende fracties dus onderschrijven, maar helaas is er sprake van een gegeven feit in het

convenant.

Als een losse flodder tussendoor maakt de PvdA-fractie de opmerking dat ze geen industrie-

terrein wenst op Scheepstal. Ik hoor de PvdA-fractie dat ook zeggen met betrekking tot Diesdonk. Met

andere woorden: de PvdA-fractie wenst geen industrieterreinen in deze stad, oftewel: de PvdA-fractie

is er weinig aan gelegen om het een en ander te doen aan de werkgelegenheid op de lange termijn -

zo interpreteer ik het maar.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik vind dat de wethouder mijn woorden onjuist weergeeft.

Ik heb alleen gesproken over Scheepstal. De wethouder vult telkens weer zelf dingen in.

De VOORZITTER: In het convenant is de taakstelling vastgesteld met betrekking tot industrie-

terreinen. Daarin is 30 ha Scheepstalopgenomen en daar maakt de PvdA-fractie bezwaar tegen.

Overigens is Scheepstalook opgenomen in het RSP.

De heer YEYDEN (PvdA): Daar hebben wij ook bezwaar tegen gemaakt. Ik vind dat de wet-

houder niet het een en ander zelf moet invullen, want anders kunnen wij net zo goed naar huis gaan.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! De SDOH-fractie heeft indertijd een motie

ingediend om aandacht te vragen voor het feit dat de Helmondse ruimtenood nog niet gelenigd was.

Wij hebben steun gevraagd bij de BOR-gemeenten. Die hebben dat in hun stuurgroepoverleg uit-

gesproken.

Het is terecht dat de raad vraagt dat hij op de hoogte wil blijven van de strategie en de ontwik-

kelingen ten aanzien van de ruimtenood op de lange termijn van Helmond. Wij beginnen ermee dat in

het ASP te onderbouwen. De raad volgt met ons samen de procedure in het kader van het regionaal

structuurplan. Wij zullen de raad op de hoogte houden van de communicatie zoals het college die

voert met de beide gemeenten.

De heer Praasterink gaf terecht de positie aan waarin Helmond en Eindhoven verkeerden in het

huidige financieringsschap, dat zal worden beëindigd. De vanzelfsprekendheid van een voordelig

trekkingsrecht op het financieringsschap zal komen te vervallen en zal vanaf nu afhankelijk worden

van de projecten zoals die ingediend worden. Terecht heeft de heer Praasterink opgemerkt dat de

definitie van de projecten zeer belangrijk zal worden, als wij willen dat ze in aanmerking komen voor

financiering uit het financieringsschap. Die besteding zal immers naar ons idee voor het overgrote

deel in Helmond en Eindhoven plaatsvinden. Het is terecht dat de heer Praasterink daar aandacht

voor vraagt. Het college zal dit in de gesprekken meenemen.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Voorzitter! Ik had ook nog gevraagd naar de termijn.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): De termijn van vijfentwintig jaar is met name gekoppeld

aan het herindelingsdossier. Dit dossier gaat ervan uit dat de ruimtebehoefte voor de komende vijf-

entwintig jaar afgedekt moet worden. Daar is de termijn van vijfentwintig jaar uit voortgekomen. De

aanleiding van het BOR-convenant was de vraag hoe de wereld over vijfentwintig jaar eruit ziet en hoe

voorzien is in de ruimtebehoefte van met name Eindhoven en Helmond. Dat is de reden waarom over

die periode prognoses zijn gemaakt en woningbouw- en bedrijventerreinenplanningen zijn gemaakt.

Het is echter niet zo dat wij alles al tot op het laatste moment van 24 jaar en 9 maanden vastgelegd

hebben. Het zal een convenant worden op basis waarvan regelmatig in jaarcycli en vijfjaarcycli bij-

stelling van de programma's en prognoses zal moeten kunnen plaatsvinden - Oberhaupt om jaarlijks

de bonus/malus-regeling te kunnen evalueren, maar ook om vervolgens te kijken hoe de wereld er na

voortschrijdend inzicht uit zal zien. De termijn kan nu niet meer veranderd worden, omdat die

gekoppeld is aan de vraagstelling van het ministerie: geeft u aan wat u doet om uw ruimteprobleem

over vijfentwintig jaar met elkaar in samenwerkingsverband op te lossen.

-7-

5 oktober 2004.

De VOORZITTER: Ik heb de indruk dat de heer Praasterink de start van het proces in ieder

geval in redelijke mate kan blijven volgen.

De heer PRAASTE81NK (SDOH): Wij kunnen natuurlijk over de termijn twisten. Het gaat mij om

het volgende: als je je vastlegt op een termijn van vijfentwintig jaar, dan weet je niet waar je mee bezig

zult zijn in de loop van die termijn. Je weet namelijk niet wat voor wijzigingen er allemaal nog komen.

Liever ware het mij om jaarlijks vast te stellen of je doorgaat of niet doorgaat. Ik realiseer mij dat dit

een onzinnige vraag is, maar ik denk dat je na verloop van tijd moet kunnen evalueren en datgene in

de raad moet kunnen terugbrengen wat zich wijzigt aan inbreng met betrekking tot het financierings~

schap (ik praat even uitsluitend over het financieringsschap). Ik denk dat als de Helmondse raad

tijdens de begrotingsbehandeling bij motie in die zin beslist, het bestuur van deze stad daarmee maar

moet teruggaan. .

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Het ligt voor de hand dat Asten en Someren niet vrijwillig

hiernaartoe komen en zeggen dat ze nog twee gebieden hebben en graag willen samenwerken.

Diesdonk en Lungendonk zijn niet uit de lucht komen vallen. De zaak heeft natuurlijk een voor-

geschiedenis. Welke sancties of rechtsmiddelen zijn er eigenlijk om Asten en Someren tot samen-

werking te dwingen? Ikdenk dat dat essentieel is in dit verhaal.

De VOORZITTER: Dit is een makkelijke vraag, maar ik denk dat die moeilijk te beantwoorden

zal zijn.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Ik wil in de richting van de heer Praasterink aangeven

dat Helmond in de BOR-gesprekken met de negen gemeenten vanaf het begin heeft aangegeven

geen behoefte te hebben aan een wijziging in de huidige opzet van het financieringsschap. Wij

hadden het idee dat een en ander goed functioneert en waren graag op dezelfde wijze doorgegaan.

Op dit punt namen wij echter een minderheidsstandpunt in het overleg. In gezamenlijkheid hebben de

gemeenten de zaak toch gekoppeld aan de uitvoeringsprogramma's die de ruimtenood moeten

lenigen. Wat ons betreft, had het dus de voorkeur gehad om de zaak voort te zetten in kortere

termijnen, op de wijze waarop dat in de afgelopen jaren is gebeurd. Helaas ontbrak daartoe de

mogelijkheid in het samenwerkingsverband.

De heer Yeyden vraagt zich af welke sancties of rechtsmiddelen er zijn om Asten en Someren

tot samenwerking te dwingen. Er zijn daartoe een aantal mogelijkheden. Als een en ander niet vrij-

willig van onderaf gebeurt, kan er nog altijd iets verplicht van bovenaf opgelegd worden via de provin-

cie en het rijk. Als men overigens de actualiteit volgt, dan heeft men gemerkt dat er op die laatst-

genoemde mogelijkheid minder taboe rust dan men over het algemeen denkt. In Zuid-Holland zijn op

dit moment een aantal voorstellen voor verplichte herindelingen en grenscorrecties aan de orde. Die

zijn door de minister overgenomen en zullen ook door de Tweede Kamer worden overgenomen. Het is

dus nog steeds mogelijk om zaken van bovenaf af te dwingen, maar het zal duidelijk zijn dat zowel

Noord-Brabant als de gemeente Helmond aankoersen op een samenwerkingsverband waarin iets

dergelijks bij voorkeur in een onderling verband op een vrijwillige basis kan worden geregeld. De

gesprekken waar wij numee bezig zijn, zijn daar nog steeds op geënt.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Leggen wij ons vast om vijfentwintig jaar een deel van onze

grondopbrengst over te brengen naar dit fonds?

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Wij leggen ons vast op de spelregels van het instellen

van deze bestuurscommissie met de huidige spelregels rondom het financieringsschap daaraan

gekoppeld. Als wij in de loop der tijd gezamenlijk besluiten om dat anders te doen, dan pas vindt er

een verandering plaats. Zolang de commissie, waarvan wij deel uitmaken, de spelregels niet

verandert, blijft dit bestaan.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Het antwoord luidt dus "ja".

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Ja.

De VOORZITTER: Gemoduleerd, zou ik bijna zeggen.

-8-

5 oktober 2004.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Wij leggen ons vijfentwintig jaar vast om een deel van onze

grond opbrengsten over te hevelen naar een financieringsschap.

De VOORZITTER: Voorheen hadden wij de garantie dat wij ten minste hetzelfde bedrag terug-

kregen. Nu kunnen wij die garantie alleen opnieuw invullen als wij zorgen voor adequate plannen,

waaruit duidelijk wordt dat voor die plannen middelen uit het financieringsschap beschikbaar moeten

komen. Er is dus niet meer op voorhand sprake van een zekerheid, maar wel achteraf door middel

van goede plannen. Dat is het verhaal.

De heer TIELEMANS (wethouder): Voorzitter! Ik wil graag benadrukken dat ondanks het

vervallen van de trekkingsrechten die nog vigeren in de afgelopen regeling, het uitgangspunt blijft dat

Helmond netto-ontvanger blijft. Daar zetten wij ons voor in en daar hebben wij alle vertrouwen in.

Althans, onder de voorwaarde dat wij erin slagen om goed onderbouwde projecten in te brengen, die

aantoonbaar passen in de centrumfunctie van onze stad. Hetzelfde geldt voor de gemeente

Eindhoven. De gemeenten Helmond en Eindhoven trekken schouder aan schouder op in het nieuwe

financieringsschap en zetten zich daarvoor in. Ik wil nogmaals aangeven dat het uitgangspunt blijft dat

wij netto-ontvanger blijven. Ik denk dat wij een goed instrument hebben in de vorm van scherp te

formuleren en definiëren verdeelcriteria. Die zullen ertoe moeten leiden dat de centrum projecten in de

centrale steden bij voorkeur worden gehonoreerd. In dat geval is er sprake van een win-win-situatie.

De termijn is dan ook veel minder belangrijk. Het gaat om het effect.

De heer DAMS (WD): Voorzitter! Er wordt enerzijds gesproken over een termijn van vijfentwin-

tig jaar en anderzijds over een evaluatieperiode na vijf jaar. Gelet op het feit dat aangegeven wordt dat

bij de periodieke toetsing ook de financiële aspecten betrokken worden, kunnen wij ons m.L altijd het

recht voorbehouden om er na die vijf jaar uit te stappen als de bal de verkeerde kant op rolt.

De VOORZITTER: Hierover is in het portefeuillehoudersoverleg algemene zaken uitvoerig

gediscussieerd. Nu uitspreken dat je garanties wilt hebben, is een gebrek aan zelfvertrouwen. Ik denk

dat de heer Tielemans dat terecht zo heeft aangegeven. Wij hebben er alle vertrouwen in dat wij in

ieder geval die netto-precisie blijven behouden. Dat is het uitspreken van vertrouwen. Er is in het

portefeuillehoudersoverleg uitvoerig gesproken over de vraag of je een uittredingsbepaling zou

moeten opnemen. Dat houdt tegelijkertijd een sanctiebepaling in die je vooraf moet regelen. Er is toen

unaniem uitgesproken dat als men uittreedt, de consequentie is dat men de taakstelling op het terrein

van woningbouw en werkgelegenheid niet kan invullen binnen het stedelijk gebied. De uiterste conse-

quentie daarvan zou herindeling moeten zijn. Zo heeft men dat tegen elkaar uitgesproken. Men doet

dit namelijk juist omdat men een herindeling wil voorkomen. Men legt dit vast in heel duidelijke

afspraken. Als men een sanctiebepaling zou moeten opnemen, kan die niet iets anders zijn dan her-

indeling. Men heeft gezegd er geen behoefte aan te hebben om dat expliciet uit te spreken. Iedereen

is zich er echter van bewust dat men door ondertekening van de betrokken overeenkomst als het ware

verplicht is om die na te komen. Ik denk dat dat de beste vertrekpositie is. Je staat samen voor een

klus van vijfentwintig jaar voor dit gebied. Het lijkt mij helder dat Eindhoven en Helmond daarbij

schouder en schouder zullen moeten optrekken. Op dat punt verwachten wij ook wel wat van

Eindhoven en van de stedelijke gemeenten in de regio als het gaat om de problematiek rondom

Helmond. Dat vertrouwen mag ook een keer worden uitgesproken.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Die discussie voer ik niet. Ik voer eveneens niet de discussie

dat ik het college incompetent zou vinden om projecten te laten uitvoeren. Maar ik weet echt niet wie

over eenentwintig jaar in het college van Helmond zitten. Ik weet niet wat er gebeurt als dan de

competentievraag aan de orde komt. Daarom heb ik ernstige bezwaren tegen dit soort termijnen. Als

de raad toch akkoord gaat met een dergelijke termijn, dan hebben wij als fractie in ieder geval gewaar-

schuwd voor het feit dat er dan rare dingen kunnen gebeuren.

De heer DAMS (WD): Voorzitter! Als ik zo eens om mij heen kijk, denk ik dat wij over ons graf

heen regeren.

De VOORZITTER: De historie leert ons dat Helmond door de jaren heen altijd heeft beschikt

over een competent college.

-9-

5 oktober 2004.

De heer NAOUM (FMN): Voorzitter! Wethouder Tielemans gaf aan dat de gemeenten Helmond

en Eindhoven schouder aan schouder met elkaar moeten optrekken. Ze moeten echter niet verliefd op

elkaar worden. Iedere stad moet haar eigen weg gaan.

De VOORZITTER: Verliefd worden op Eindhoven zal nog een tijd duren, denk ik.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

13. Voorstel met betrekkim:! tot het onderzoek naar knelpunten sportaccommodaties (biilaae 178).

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Voor ons ligt ter goedkeuring een voorstel met betrekking tot

het onderzoek naar knelpunten sportaccommodaties. Om maar meteen met de deur in huis te vallen,

wil ik zeggen dat er volgens onze fractie geen sprake is van een representatief onderzoek. Het onder-

zoek is slechts gebaseerd op een enquête-inventarisatie. Bovendien is er geen logica te achterhalen

in de prioriteiten lijst. In feite worden de verenigingen nu pas benaderd inzake hun onderhouds-

verzoeken.

In de diverse commissies is hierover reeds gesproken. Een belangrijk onderwerp (waarschijnlijk

zullen ook andere sprekers op dit onderwerp terugkomen) vormen de kosten van de inbreiding van

Klein Arsenal op sportpark Houtsdonk, die men vanuit dit knelpuntenonderzoek wilde afdekken. Dit

kreeg echter niet de instemming van de commissies samenleving en middelen, ondersteuning & eco-

nomie. Dit geeft ruimte in de prioriteitenlijst, zodat het een en ander zal doorschuiven. Het college zit

echter nog wel met het probleem van de inbreidingskosten voor sportpark Houtsdonk. Daar gaan wij

binnenkort waarschijnlijk meer over horen.

Hopelijk zullen in de toekomst onderzoeken als het onderhavige reëler worden opgezet, waar-

door de huidige systematiek - wie het hardst, het meest, het snelst en het eerste roept, is het eerste

aan de beurt - tot het verleden zal behoren. Dat lijkt mij namelijk geen goede systematiek. Knelpunten

moeten worden opgelost vanuit de gemeentelijke zorgplicht. Enige tijd geleden hebben wij hier gepleit

voor een onderzoek naar de gevolgen van de privatisering sportaccommodaties. Als wij de huidige

knelpuntenlijst bestuderen, lijkt een dergelijk onderzoek zeker gewenst.

De heer DAMS (WD): Voorzitter! Wethouder Bethlehem had toegezegd tabel 2 te zullen aan-

passen. Hij heeft dat inmiddels gedaan. Daarom kunnen wij volmondig met het voorstel instemmen.

Mevrouw DE LEEUW-JONGEJANS (CDA): Voorzitter! De CDA-fractie vindt het een goede zaak

dat met het onderzoek naar de knelpunten van de sportaccommodaties een duidelijke inventarisatie is

gemaakt. Wij zijn het niet eens met de fractie van Helmondse Belangen die aangeeft dat er eigenlijk

sprake is geweest van hap-snapwerk. Er hebben duidelijke criteria aan ten grondslag gelegen.

De heer SMITS (HB): Dat heb ik niet gezegd. Dat zijn mijn woorden niet.

Mevrouw DE LEEUW-JONGEJANS (CDA): Ik heb ze wel zo ervaren.

In de commissie hebben wij aangegeven dat wij graag willen dat het gehele budget wordt

gebruikt en dat er geen delen op de plank blijven liggen.

In het onderzoek is niet alleen de accommodatie zelf onder de loep genomen, maar is ook aan

verenigingen gevraagd welke problemen zij zelf graag opgelost zouden willen zien. De CDA -fractie

zou het erg jammer vinden als deze tips met de rest van het rapport in een Ia verdwijnen.

Wij willen er graag bij het college op aandringen dat de geconstateerde parkeerproblematiek bij

vijf verenigingen ter hand wordt genomen.

Ook geeft een aantal verenigingen aan waar in het kader van het verhogen van de veiligheid

lampen zouden moeten worden geplaatst. Dat voorkomt weer dat in vergaderingen van klankbord-

groepen moet worden gevraagd naar onveilige plekken. Via dit onderzoek krijgt het college deze

gegevens op een presenteerblaadje aangereikt. Ik verneem graag de reactie van het college.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Voorzitter! Evenals de WD-fractie heeft de PvdA-fractie enige

zorg uitgesproken over de vraag of een dergelijk groot bedrag wel op de goede manier aangewend

zou worden. Daar zijn nogal wat woorden over gesproken in de commissie. Het verbaast mij dat de

WD-fractie daar in de raad heel wat minder woorden aan besteedt.

-10-

5 oktober 2004.

De heer Dams gaf zojuist aan dat de wethouder had toegezegd iets aan te passen. Dat ging

bijzonder rap en zodoende kon ik dat dus niet volgen. Ik zou daar dus graag een toelichting van de

wethouder op willen hebben. In de tweede termijn zal ik daarop terugkomen.

De heer DAMS (WD): Ik wil hier even op inhaken. De betrokken uitspraak is gedaan in de

commissie MO&E. De heer Den Breejen was daarbij niet aanwezig, maar dat zij hem vergeven.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Voorzitter! Wij zijn tevreden met het nieuwe voorstel en de bij-

behorende lijst, die is aangepast na de commissievergadering. Wij zagen niet meteen dat het pro-

bleem op Houtsdonk in het voorstel meteen rondgebreid werd. Daarom zijn wij blij met de toezegging

dat dit punt in november opnieuw aan de orde komt, zodat wij ons standpunt dan apart kunnen toet-

sen.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Wellicht is de wijze van onderzoek een onder-

werp van discussie, maar toch vinden wij dat er sprake is van een representatief onderzoek. Dit

onderzoek is namelijk destijds heel nadrukkelijk aangekondigd bij de presentatie van de sportnota.

Diverse verenigingen zijn toen naar de informatieavond gekomen, waar ze de nota nog konden

amenderen en becommentariëren.

Het is niet zo dat degene die het hardst, het meest en het snelst roept, het eerst geholpen

wordt. Alle verenigingen zijn aangeschreven (behalve de zwemverenigingen, maar dat corrigeren wij).

De verenigingen bij wie de nood het hoogst is, zullen reageren. Ik deel de opvatting van de heer Smits

dus niet.

De kosten voor de accommodatie op Houtsdonk vormen een probleem. Ik kom daar inderdaad

op terug in de raad van november. Wij zijn nu de zaken in financiële zin aan het uitwerken. Wij hopen

de zaken eerdaags helemaal in beeld gebracht te hebben, ook wat het allemaal precies heeft gekost

(die vraag lag namelijk ook nog ter beantwoording). Wij zullen dus proberen om in november in de

raad een zo duidelijk mogelijk beeld te geven. Wij gaan ervoor om de zaak tijdig in de commissie te

brengen.

Tegen de heer Den Breejen wil ik zeggen dat wij inderdaad de tabel hebben aangepast. Er is

een bedrag uitgehaald. De commissie financiën heeft ons verzocht om in ieder geval aan te geven wat

wij volgend jaar gaan doen. Voor de latere jaren was het voor de commissie geen probleem dat er

dingen opschuiven, maar voor de beginjaren wilde men precies weten welke verenigingen aan de

beurt zouden komen. De heer Dams heeft hier specifiek naar gevraagd in de commissie. Hij wilde

weten wat er met de volgorde in de lijst gaat gebeuren en wie er in enig jaar nog behandeld wordt.

Wat dat betreft, hebben wij aan alle vragen van de commissieleden voldaan.

De CDA-fractie stelt dat er knelpunten worden geconstateerd, maar dat daar geen sportgelden

aan besteed worden. Wij vinden inderdaad dat oplossingen voor parkeerproblemen niet in aanmerking

komen voor bekostiging met geld voor sportaccommodaties. Het gaat overigens wel om een knelpunt.

Men heeft dus wel een punt als aan het college gevraagd wordt wat het nu gaat doen. Mevrouw De

Leeuw is nogal stellig, want zij gaat ervan uit dat wij de zaak ter hand nemen. Wij kunnen echter niet

alle parkeerproblemen bij alle accommodaties oplossen, zeker niet als de accommodaties in wijken

liggen. Zoals men weet, is er een vereniging waarvan er maar een in de stad is. Op bepaalde dagen

zal die een enorme aanzuigende werking hebben op autoverkeer. Wij kunnen echter moeilijk panden

en woningen opkopen om ruimte te creëren. Een dergelijke problematiek zal toch een lastige zijn en

blijven. Wij zullen inderdaad nalopen of er wellicht knelpunten zijn waar wethouder Van den Heuvel

wel iets aan zou kunnen doen. Wij zullen daarover nog overleg plegen in het college.

De onveilige plekken zitten bij de burgemeester, dus misschien kan hij daarover nog het een en

ander zeggen.

De VOORZITTER: Die staan vandaag gelukkig niet op de agenda. Daar komen wij dus binnen

het college nog wel een keer op terug.

De heer SMITS (HB): In mijn eerste termijn heb ik trachten aan te geven dat wij als gemeente

een bepaalde zorgplicht hebben voor sportaccommodaties. Op grond van de wetgeving (bijvoorbeeld

die rondom legionella en NEN 3140) moeten wij ons houden aan de zorgplicht, ook met betrekking tot

het reguliere beheer en onderhoud. De wethouder ging er niet zo ver op in, maar gaf een beelje aan

dat het onderzoek in feite een enquête is, waarbij aangegeven kon worden wat men wenste. Slechts

50% van de verenigingen heeft gereageerd. De andere 50% heeft waarschijnlijk achteraf spijt gehad

dat niet gedaan te hebben. Ik refereer nog steeds aan het onderzoek betreffende de privatisering van

sportaccommodaties. Het eerste knelpuntenlijslje heeft daar een duidelijke invloed op gehad. Wij

-11-

5 oktober 2004.

kunnen best wel instemmen met het lijstje dat voor ons ligt, maar ik hoop dat in de toekomst serieuzer,

vanuit de zorgplicht van de gemeente, een onderzoek wordt gehouden met betrekking tot de sport-

accommodaties.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Ik bestrijd toch dat het onderzoek niet serieus is. Wij

hebben aangekondigd dat de raad iets ging doen. De raad heeft ¿ 1 miljoen beschikbaar gesteld voor

de komende vier jaar om de sportaccommodatieknelpunten aan te pakken. Men kan van mij aan-

nemen dat alle verenigingen daarvan op de hoogte zijn. Die waren allang aan het wachten op de

sportnota, die later is uitgekomen dan wij gedacht hadden. Wij hebben de verenigingen aan-

geschreven met de vraag: Wat zijn uw knelpunten en wat zijn uw wensen? Een aantal verenigingen-

hebben daar niet op gereageerd. Ik vind het vreemd dat dit bij de heer Smits de conclusie ontlokt dat

het rapport niet representatief zou zijn voor de knelpunten bij de Helmondse sportverenigingen. Ik kan

niet begrijpen dat een bestuur niet op onze vraag reageert. (De paar verenigingen die wij bewust niet

benaderd hebben, gaan wij trouwens alsnog benaderen.) Ik wil graag de indruk wegnemen dat het

slechts gaat om een wensen lijstje dat niet representatief zou zijn voor alle verenigingen in de stad. Ik

vind gewoon dat elke vereniging had kunnen en moeten reageren. Als dat niet gebeurt, dan zijn de

knelpunten bij de betrokken verenigingen blijkbaar minder dringend dan wij in eerste instantie

dachten.

Over het onderzoek betreffende de gevolgen van de privatisering van sportaccommodaties wil

ik het volgende zeggen. Daar waar verenigingen in problemen komen met hun exploitatie, zie je dat

dit vooral ten koste gaat van de accommodatie. De privatiseringsoperatie van destijds heeft mij

geleerd dat een grote kantine bouwen het eerste is wat een vereniging doet. Vervolgens komt men er

echter achter wat het kost om die draaiende te houden, wat leidt tot spanningen in de exploitatie. Uit-

eindelijk gaat dit ten koste van het onderhoud.

Ik ben van mening dat de voornoemde gang van zaken er niet toe moet leiden dat alle privati-

seringsopdrachten maar teruggedraaid moeten worden. Je bent dan namelijk met een heel andere

discussie bezig. Het heeft niet mijn voorkeur om die discussie nu te starten. Bovendien ben ik nu nog

bezig met de wijkhuizen. Het is al ingewikkeld genoeg om alle cijfers boven tafel te krijgen waar wij in

principe zicht op willen hebben. Dat is een behoorlijke klus. Ik voorspel dus dat als wij aan een onder-

zoek inzake de gevolgen van de privatisering zouden beginnen, wij daar enige tijd mee bezig zouden

zijn. Het is niet de bedoeling van het college om dat onderzoek in deze periode alvast op te starten.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

(Mevrouw Mattheij-Van Woensel verlaat, te 20.27 uur, de

vergadering.)

14.

Voorstel tot verplaatsinqvan de 150 kV-hooqspanninqsliin in Brandevoort (biilaqe 167).

De heer VAN WETERING (CDA): Voorzitter! In de commissie RF heeft de CDA-fractie een

voorbehoud gemaakt bij dit agendapunt. Wij willen ons nu in de raadsvergadering vooral richten op

het afwegen van risico's en besluiten welke acties er ondernomen moeten worden. In januari is de

nota "Nuchter omgaan met risico's; beslissen met gevoel voor onzekerheden" van staatssecretaris

Van Geel verschenen. In die nota wordt de koers uitgezet voor drie dossiers, waaronder ook een voor

hoogspanningslijnen. In de nota wordt geconstateerd dat voor een groot aantal andere risico's dan

deze drie, het beleid goed werkt en dat volstaan kan worden met zogenaamde operationele beslissin-

gen. Vrij vertaald: er kan worden volstaan met beslissingen die aan de hand van een goed instru-

mentarium aan vaststaande regels en grenswaarden relatief eenvoudig zijn te nemen. Voor onder

meer hoogspanningslijnen ligt de situatie dus anders, omdat per geval onder andere de lokale over-

heid (de gemeente dus) ongelijksoortige grootheden, zoals gevaren en risico's van een activiteit of

voorziening, moet afwegen tegen maatschappelijke kosten en baten van die activiteit of voorziening.

Op zes, naar mijn mening, belangrijke factoren in deze complexe afweging over hoog-

spanningslijnen in Brandevoort wil ik graag iets verder ingaan.

1. De mogelijke gezondheidseffecten en het hanteren van het gezondheidsprincipe. Op basis

van een epidemiologisch statistisch verband gaat de eerdergenoemde nota uit van het principe dat

nieuwe risicovolle situaties zo veel als redelijkerwijs mogelijk moeten worden vermeden. Wij hebben

het dan over een mogelijk risico op leukemie bij kinderen.

Waarschijnlijk hebben wij allemaal onze eigen inschattingen over de waarde en het nut van het

voorzorgprincipe. Vanuit mijn eigen ervaring met risicobeoordelingen van chemische stoffen die de

-12-

5 oktober 2004.

werkzame bestanddelen vormen van geneesmiddelen, diergeneesmiddelen en bestrijdingsmiddelen

komt het in ieder geval niet vreemd over dat tussen de wettelijke grenswaarden in Nederland van 120

IJT voor acute effecten en de voorzorgsgrenswaarde van 0,4 IJT voor een chronisch effect (zoals

leukemie bij kinderen) een factor 300 verschil in grootte zit. Bij onderzochte chemische stoffen is

namelijk nogal eens sprake van een factor 1000 verschil in grootte wanneer het gaat om het verschil

tussen acute en chronische effecten. Met andere woorden: een factor 300 is voor mij een bekende

orde van grootte.

Vanuit mijn wat beperktere kennis van de epidemiologie kan ik zeggen dat epidemiologische

gegevens soms zeer nuttige aanvullingen kunnen geven over tot dan toe ontbrekende kennis bij

chemische stoffen en ziektes. Een nog niet aangetoond cau~aal verband mag bij gebrek aan kennis

over het biologisch mechanisme, het nemen van adequate maatregelen echter niet in de weg staan.

Het verleden heeft ons dat geleerd. Mijn conclusie luidt dat ik van mening ben dat het rijk op basis van

de huidige kennis en inzichten terecht is uitgegaan van een voorzorgsprincipe.

2. Ruimtelijke aspecten en procedures. Het onderscheid tussen een oude situatie waarbij het

voorzorgprincipe niet geldt en een nieuwe situatie waarbij het voorzorgprincipe wel geldt, is niet zo

gemakkelijk te maken als op het eerste gezicht lijkt. Mogen wij het gedeeltelijk of vrijwel geheel door-

lopen van procedures tot wijziging van de situatie al beschouwen als een oude situatie? Of is pas

sprake van een oude situatie als alle wijzigingen al daadwerkelijk zijn doorgevoerd? Deze vraag is

naar de mening van de CDA-fractie eigenlijk niet echt goed te beantwoorden.

3. De kosten van de maatregelen. De hoogte van de te maken kosten om risico's te vermijden,

zullen ongetwijfeld altijd gewogen worden tegen het maatschappelijk nut van de voorziening en

datgene wat, gelet op de financiële mogelijkheden van de gemeente, de politiek hierin redelijk vindt.

Geld is dus zeker niet de enige factor.

4. De duurzaamheid van oplossingen. Het is uiteraard van belang, ook vanuit financiële over-

wegingen, de houdbaarheidsdatum van voorgestelde oplossingen voor ogen te houden bij de risico-

beoordeling.

5. Welke actoren zijn er? Anders gezegd: wie gaan er eigenlijk over hoogspanningslijnen? Een

complicerende factor is dat gemeenten geen eigenaar zijn van het elektriciteitsnet.

6. Esthetische aspecten. Hoogspanningslijnen kunnen vanuit esthetisch oogpunt beschouwd

worden als horizonvervuiling. Dit wordt des te indringender ervaren, naarmate de masten dichter bij je

eigen huis komen te staan.

Wat willen wij nu besluiten om te gaan doen? Naar het oordeel van de CDA-fractie geeft het

voorliggende besluit aan dat de raad bereid is om concreet vorm en inhoud te geven aan het voor-

zorgsprincipe. Voor de kortere termijn biedt het voorliggende voorstel weliswaar voldoende perspec-

tief, maar wij zetten vraagtekens bij de houdbaarheid van het besluit op de langere termijn. Ook willen

wij graag het goede imago van de wijk Brandevoort hooghouden. Vandaar dat wij een amendement

indienen.

De VOORZITTER: Dames en heren! Door de heer Van Wetering is het volgende amendement

ingediend:

"Amendement.

De raad van de gemeente Helmond in vergadering bijeen d.d.: 5 oktober 2004

Ondergetekende(n) stelt/stellen het volgende voor:

Aan onderdeel 4 van het besluit de volgende passage toe te voegen:

'Het college te verzoeken om tegelijkertijd te bewerkstelligen om een onderzoek te laten

uitvoeren door Essent naar de uitgangspunten en de mogelijkheden voor technische uit-

voering van een verkabeling van

de 150 kV-lijn en bij dat onderzoek zowel de uitgangspunten naar de laatste inzichten als de

laatste stand van de techniek te betrekken.' .

Toelichting:

Het amendement beoogt - naast de in het voorliggende besluit al opgenomen 2 acties

ontleend aan het voorzorgsprincipe - een derde actie op te nemen. Het drieluik van voor-

zorgsacties bestaat dan uit:

1. Het willen treffen van veld reducerende maatregelen door aanpassing van klokgetallen

en fasesplitsing aan de 150 kV-lijn en de 380 kV-lijn.

2. Het bezien hoe door herverkaveling de invloed van de hoogspanning minder storend is

te krijgen.

-13-

5 oktober 2004.

3.

Een impuls geven aan een verkenning van de mogelijkheden voor een duurzame oplos-

sing middels verkabeling van de 150 kV-lijn omdat de belasting van hoog-

spanningslijnen in de toekomst naar verwachting hoger zal worden."

Dit amendement is ondertekend door de heer Van Wetering, de heer Praasterink en de heer

Smits en zal onderdeel uitmaken van de besluitvorming.

De heer VAN WETERING (CDA): Voorzitter! Ik wil hier nog graag aan toevoegen dat mijn

verhaal in de eerste termijn mede is gehouden namens de SDOH-fractie.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Dit onderwerp heeft een bijzondere voorgeschiedenis en

zou nooit op de raadsagenda hebben gestaan, ware het niet dat een aantal actieve Brandevoorters

hierover aan de bel heeft getrokken. Ook wij hebben hierop aangedrongen.

Wij denken dat het een goede zaak is dat de gemeente dit punt onder de loep heeft genomen.

Het luisteren naar de inwoners hoort daar natuurlijk ook bij. Volgens ons ligt er nu een serieus onder-

zoek op tafel. Ik ga niefaandacht besteden aan alle aspecten die de vorige spreker is langsgegaan.

Voor ons vormt het gezondheidsaspect de hoofdzaak.

Wij vinden het voorliggende voorstel redelijk en verantwoord. Het voorzorgsprincipe wordt toe-

gepast. Dat wil zeggen dat de meest strenge norm van toepassing wordt verklaard. Ik zal voor alle

duidelijkheid punt 2 van het besluit voorlezen:

"Expliciet kennis te nemen van berekeningen die aangeven dat bij de huidige belasting van

het elektriciteitsnet na verplaatsing van de hoogspanningsmasten nergens een overschrijding

van 0,4 IJT grens plaats vindt onder de voorwaarde dat een aantal aanvullende maatregelen

wordt genomen."

Ik ga ervan uit dat dit geen vrijblijvende opmerking is, dat de gemeente zich hiertoe verplicht en

dat dit meer is dan alleen een intentie. Ik ga er eigenlijk ook vanuit dat een en ander bedoeld is voor

de langere termijn. Dat is nu juist het punt waar de vorige spreker zich zorgen over maakte. Alles

wikkende en wegende over het punt van de gezondheid, vinden wij het voorstel redelijk en verant-

woord.

Wij zullen in de tweede termijn reageren op het ingediende amendement. Ik ben benieuwd naar

de reactie van de wethouder op het voorstel.

De heer FRANSEN (WO): Voorzitter! In de vergadering van de commissie RF op 14 september

is uitgebreid gesproken over het collegevoorstel en de mogelijke effecten van de uitvoering hiervan op

de aspecten volksgezondheid en milieu. De WO-fractie heeft in die vergadering een positief advies

uitgebracht, naar aanleiding van de toelichting van het college in het voorstel en hetgeen in de discus-

sie in de commissie naar voren is gebracht. Wij hebben ook geluisterd naar de bewoners van de

Neerwal, die zich ongerust en direct geschaad voelen. Hiervoor hebben wij zeker begrip.

De WO-fractie wenst haar steun aan het collegevoorstel echter toch te handhaven en wel om

de volgende redenen. Met het nemen van een aantal aanvullende maatregelen, zoals klokgetallen en

fasesplitsingen, zal de grens van 0,4 IJT na verplaatsing nergens overschreden worden. Het college

heeft toegezegd om hierover in onderhandeling te gaan met TenneT en Essent. Gelet op hetgeen wij

hierover hebben gehoord, zal dat naar onze mening ook lukken.

Wij hebben ook in onze overweging betrokken dat in Nederland de Gezondheidsraad advies-

waarden heeft opgesteld die zelfs iets hoger liggen dan de door ICNIRP aan de Verenigde Naties en

de Wereld Gezondheidsorganisatie geadviseerde waarde van 100 IJT.

In onze overweging heeft verder zwaar meegewogen dat statistische onderzoeken elkaar

tegenspreken over het mogelijke verhoogd risico op leukemie bij kinderen die langdurig worden bloot-

gesteld aan magnetische veldsterkten boven 0,4 IJT. In twee onderzoeken wordt iets dergelijks aan-

gegeven, terwijl in andere statistische onderzoeken geen verhoogd risico wordt geconstateerd. Verder

is er geen oorzakelijk verband aangetoond tussen magnetische velden en leukemie bij kinderen.

Gelet op hetgeen hiervoor gezegd is en het feit dat de voorgestane oplossing binnen wet- en

regelgeving plaatsvindt, is de WO-fractie van mening dat het voorstel qua risico-inschatting zeker

aanvaardbaar is. Bovendien is het zo dat er afspraken (ook financiële) met partijen zijn gemaakt en

alle procedures doorlopen zijn. Wij willen niet ingaan op opmerkingen zoals schade aan de ecozone

en waardedaling van het onroerend goed, omdat bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de

gemeenteraad deze zaken bekend waren en meegewogen zijn bij het vaststellen van het bestem-

mingsplan.

De WO-fractie vindt het amendement van de CDA-fractie in zoverre interessant, dat ze dit zal

steunen, omdat het tot een betere oplossing voor de bewoners leidt. Wij verbinden daar wel aan dat er

-14-

5 oktober 2004.

geen dubbele kosten worden gemaakt en dat de meerkosten van de verkabeling van de 150 kV-lijn

binnen een aanvaardbaar kosten bedrag blijven. De verkabeling moet dus ook in de eerste helft van

het jaar 2005 kunnen plaatsvinden. Het moet helder zijn dat de uitvoering niet mag vertragen en de

kosten binnen redelijke proporties blijven. Wij wensen geen dossier voor onze rekening te nemen dat

zich jaren voortsleept, want daar is niemand bij gebaat.

2.

De heer FERWERDA (GLlD66): Voorzitter! De voorgenomen verplaatsing van een 150 kV-

hoogspanningslijn in Brandevoort heeft ook bij onze fractie en politieke achterban tot de nodige

discussies geleid. Wij kunnen gerust stellen dat wij dit een lastig onderwerp vinden - lastig, omdat de

materie ingewikkeld is; lastig ook omdat het een beladen onderwerp is. Waar volksgezondheid om de

hoek komt kijken, liggen begrijpelijkerwijs emoties op de loer. Desondanks proberen wij tot een zo

nuchter mogelijke afweging te komen.

De startpositie is dat over Brandevoort een tweetal hoogspanningslijnen loopt. De lijnen lopen

niet alleen daar, maar ook op vele andere plekken in ons land en onze stad. In een raadsbesluit van

1998 is besloten dat bovengronds, parallel aan de 380 kV-lijn, de 150 kV-lijn zal komen te lopen.

Recentelijk zijn alle procedures afgerond om tot daadwerkelijke uitvoering van dit plan te komen. Dat

betekent dat de energiebedrijven alle recht hebben om de plannen uit te voeren, zoals in 1998 door de

raad is vastgesteld - ongeacht de uitkomst van het debat van vanavond. In de loop der jaren is echter

wel in het publieke domein de discussie opgelaaid over de vraag of en in welke mate magnetische

velden, ontstaan rondom de hoogspanningslijnen, invloed hebben op de gezondheid van mensen, in

het bijzonder van jonge kinderen. In het algemeen wordt door deskundigen op dit gebied aangenomen

dat een veldsterkte van 0,4 j,JT verantwoord is. Er wordt dan ook door die kringen op aangedrongen,

deze uitgangswaarden in regelgeving te verankeren, zodat iedereen (gemeente en energiesector)

weet waaraan men toe is. Dat deze maatregelen tot hogere kosten voor de burger zullen leiden, moge

duidelijk zijn.

Gezien de onrust in Brandevoort heeft het college besloten, ondanks het eerder genomen

besluit door de raad, ruimte te creëren voor een heroverweging. Het heeft daartoe de KEMA een

rapport laten opstellen, waarvan wij een samenvatting hebben ontvangen. In mijn eigen woorden is de

conclusie van dat rapport: het kan allemaal net. Uitgaande van de huidige stroomsterkte is met wat

passen en meten parallelplaatsing mogelijk. Wat gaat er echter gebeuren als de stroomsterkte in de

toekomst wordt verhoogd? (Die geluiden komen namelijk van de energieleveranciers.) Zoiets is name-

lijk noodzakelijk omdat het stroomverbruik domweg toeneemt. Dan zitten wij al snel boven de waarde

van 0,4 j,JT, met alle mogelijke gezondheidsrisico's van dien. De vraag is of wij als raad dat risico

willen nemen, of dat wij naar wegen zoeken die een dergelijk risico zo klein mogelijk maken.

In deze discussie speelt nog een ander facet dat door burgers naar voren is gebracht, namelijk

de horizonvervuiling. Een hoogspanningsmast in een weids landschap heeft voor mij nog wel enige

artistieke waarde. Op een afstand van nog geen twintig meter van mijn raam zou ik iets dergelijks

liever ook niet zien. Wij kunnen ons indenken dat dit niet het referentiekader voor mensen is geweest

om in Brandevoort te komen wonen.

Ten slotte het element van de kosten. Alles onder de grond stoppen, is geen optie. Daar zijn wij

het snel over eens. Wat wij wel kunnen doen, is de huidige situatie zodanig trachten te beheersen dat

die verantwoord is, tegen kosten die acceptabel zijn. Wat ons betreft, kan de grote mast blijven staan,

met die toevoeging dat er reducerende maatregelen nodig zijn die ervoor waken dat de maximaal

aanbevolen veldsterkte ook in de toekomst gewaarborgd kan worden. Daarnaast is reeds besloten dat

het 150 kV-tracé evenwijdig aan de bestaande 380 kV-leiding wordt verplaatst. Wij zouden graag zien

dat dit punt nog eens nadrukkelijk door het college met Essent en TenneT wordt besproken, waarbij in

dat gesprek door het college de suggestie wordt ingebracht om gezamenlijk te onderzoeken of, gezien

het voortschrijdend inzicht met betrekking tot de stralingsproblematiek, bekabeling een optie is. De

legitimering van een dergelijk gesprek is volgens ons drieërlei.

1. De magnetische veldsterkte is meer een maatschappelijk item geworden dan wij in 1998

konden bevroeden.

De vraag is zeer relevant hoe bij een verhoging van de stroomsterkte in de toekomst, de norm

van 0,4 j,JT nog te handhaven is met twee masten boven de grond.

Het zou de geprivatiseerde energiemarkt wat waard moeten zijn om in samenspraak met de

overheden na te denken over oplossingen die ook voor de toekomstige generaties oplossingen

blijken te zijn.

3.

Mevrouw WITTEVEEN-VAN DEN BERG (PvdA): Voorzitter! Ik wil graag ingaan op de

insprekers over dit onderwerp. Ik begin bij de laatste, mevrouw Dobma. Zij suggereerde dat een

makelaar een verbod opgelegd had gekregen om te spreken over de kV-lijnen. Dat lijkt mij voor een

-15-

5 oktober 2004.

makelaar een utopie. Waar ik wel mee zit, is dat er mijns inziens destijds onvoldoende actieve infor-

matie is verstrekt. Natuurlijk had men het een en ander kunnen lezen in bestemmingsplannen en had

men het een en ander kunnen nazien in het informatiecentrum. Er is echter actief geen informatie

verstrekt, voor zover wij hierover door bewoners op de hoogte zijn gesteld. Dat is jammer en dat

betreur ik. Daar staat tegenover dat het college heeft gemeend om te komen tot een heroverweging

van het besluit in 1998. Dat vind ik dan weer een goede zaak.

Het KEMA-rapport spreekt over een verhoging van de stroomsterkte. De andere insprekers, de

heren Bombeek en Van Zeist, doelden daar ook op. Voorgaande sprekers en de PvdA-fractie hebben

daarover vragen. Wat gebeurt er wanneer de stroomsterkteverhoging wordt doorgezet? Kunnen wij

dan nog steeds terugvallen op besluit 2 van vanavond en Essent en TenneT verplichten om binnen.

die grens van 0,4 j,JT te blijven? Wat zijn de financiële gevolgen daarvan? De heer Fransen gaf aan

dat de verkabeling binnen aanvaardbare grenzen moet blijven. Ik zou echter graag willen weten wat

die aanvaardbare grenzen zijn.

In denk dat er in Brandevoort 11 wat aanpassingen moeten worden gepleegd aan wat bouw-

blokken om de afstand tot die woningen veilig te stellen. Misschien valt dit binnen het besluit, maar ik

zou hierover graag nog het een en ander willen horen.

Vanavond is al een paar keer aangegeven dat er geen oorzakelijk verband kan worden gelegd

tussen de straling en mogelijke leukemie. Wij willen dat onderstrepen.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! In de commissie RF is dit

onderwerp uitvoerig behandeld. Door middel van zowel insprekers als internet is door bewoners van

Brandevoort veel aandacht gevraagd voor de verplaatsing van hoogspanningsmasten. Ik wil daarom

nu slechts een korte reactie geven. In de commissie RF heeft de HSP-fractie een positief advies

afgegeven. Het college zal zich houden aan de inhoud van de punten 1 tot en met 5 van het ontwerp-

besluit.

Wij komen in de tweede termijn terug op het door de CDA-fractie ingediende amendement. Wij

willen namelijk eerst de reactie van de wethouder afwachten.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Het college vraagt ons vandaag om een heroverweging van

een eerder genomen raadsbesluit. In de vorige raadsperiode stemde de gemeenteraad ermee in om

het tracé van de hoogspanningslijn in Vinex-Iocatie Brandevoort te verplaatsen en het tracé te

verbeteren, zodat de bestaande hoogspanninglijnen gestroomlijnder door het nieuwe bouwplan

zouden gaan lopen. Op zich was dit heel legitiem. Ondanks de kosten stemde de raad destijds in met

het collegevoorstel. So far so good, totdat belanghebbenden zich ook gingen buigen over de

uitwerking van de plannen. Essent Brabant NV reageerde op 23 januari 2001 in een hoorzitting over

de herziening van Brandevoort 1 als volgt:

U(...) een deel van het plangebied binnen de belemmerende strook van de

hoogspanningsleiding ligt en verzoekt de hoogspanningslijnen met de belemmerende strook

duidelijk op kaart aan te geven."

Uit het antwoord blijkt dat de gevraagde dubbelbestemming inderdaad zal worden toegevoegd.

Wanneer de Vinex-Iocatie op stoom is en de woningen als paddestoelen uit de grond verrijzen,

worden de bewoners bij de aankoop wel of niet goed geïnformeerd over het verplaatsen van de hoog-

spanningslijnen. Wat ons betreft, is het begrijpelijk dat velen daar geen notie van nemen, omdat ze

zich alleen bekommeren om hun eigen woning. Saillant detail in dezen is dat de hoogspanningslijnen

fysiek ontbreken in de levensgrote maquette in de inforuimte.

Menigeen is zich beginnen te roeren over het parallel aan elkaar laten lopen van de bestaande

hoogspanningslijnen en is zich beter gaan informeren over dit onderwerp. Plannenmakers en

ontwikkelaars hebben echter inmiddels al woningen in de nabijheid van het voorgenomen tracé

gebouwd. Beroering is ontstaan bij Brandevoorters die het direct aangaat als de resultaten van wat

nadere studie zichtbaar worden (vanavond hebben diverse insprekers daarover gesproken) -

beroering over de elektromagnetische straling, de esthetische aspecten en de afstand tot de

bouwblokken.

Over de esthetische aspecten willen wij kort zijn. Die aspecten zijn volgens ons namelijk niet

relevant. Het is altijd duidelijk geweest dat de hoogspanningslijnen door het plangebied Brandevoort

zouden lopen en blijven lopen. Wat ons betreft, is er geen uitzonderingspositie ten opzichte van plan

Akkers, Dierdonk, Bedrijventerrein Zuidoost-Brabant en ga zo maar door.

Wel relevant zijn de opmerkingen over de straling en de afstand tot de bouwblokken. Essent

Brabant NV signaleerde dat aandachtspunt al in de hoorzitting in 2001. Ruim drieënhalfjaar later

vernemen wij van direct omwonenden dat de lijnen de woningen passeren op een afstand van circa

vijftien meter vanaf de voorgevel. Ik zei gisteren tegen de insprekers dieop bezoek waren bij onze

-16-

5 oktober 2004. -

fractie dat de hoogspanningslijnen bijna als waslijnen gebruikt zouden kunnen gaan worden

(vanavond is daaraan gerefereerd in een bijdrage).

De vraag die bij ons naar boven komt, is of er wel voldoende rekening is gehouden met de

afstanden zoals die zijn vastgelegd in het bestemmingsplan, het bouwbesluit, de Woningwet, wellicht

de Elektriciteitswet of andere richtlijnen. Als wij de bewoners horen, dan is er afgeweken van de in het

bestemmingsplan voorgeschreven afstand.

Hebben wij met de verlening van de bouwvergunning onjuist gehandeld? Is binnen de belem-

merende strook gebouwd, waar Essent Brabant NV destijds voor waarschuwde? Is het voorziene

tracé juridisch toetsbaar? Het is ons namelijk sinds gisteravond duidelijk geworden dat de gemeente in

een juridische procedure terecht zal komen.

Over de straling kunnen wij stellen dat de plannen momenteel binnen de normen vallen, ook al

blijft de relatie tussen straling en volksgezondheid nog steeds een punt van discussie, zelfs op mondi-

aal niveau. Op termijn zullen nadere onderzoeken mogelijk uitsluitsel kunnen geven. Het is echter wel

duidelijk dat de verhoging van de capaciteit op het nieuw geplande tracé (iets dergelijks wordt door de

eigenaar op termijn voorzien) in feite theoretisch niet mogelijk is. De norm van 0,4 IJT mag immers niet

overschreden worden.

Er zijn alternatieven aanwezig en die worden ook aangegeven. Wij hebben gisteravond

vernomen dat volgens informatie de zaak volgens het goedkoopste financiële kostenplaatje ¿ 3,9

miljoen zou kosten. Dat is natuurlijk een fors bedrag. Bezien op de lange termijn is deze investering

zeker te overwegen. Kortom: onze heroverweging leidt tot de conclusie dat de aanpassingen in het

voorstel voor het nieuwe gebied in Stepekolk zeker nodig zijn. Is dit aanleiding om te concluderen dat

met deze bijstellingen de oude randvoorwaarden achterhaald zijn? Voordat de 150 kV-lijn gerealiseerd

wordt in het inmiddels bestaande gebied De Veste, zouden wij graag willen dat de alternatieven

verder uitgewerkt worden. Wij hebben met plezier het amendement van de CDA-fractie ondertekend,

want wij zijn ervoor om te komen tot een nader onderzoek, waarbij zeker de juridische aspecten

betrokken moeten worden.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik wil de heer Smits of een van de andere ondertekenaars

vragen om een toelichting op het amendement. Ik denk dat het nuttig is om zoiets in de eerste termijn

te doen. Ik wil namelijk goed over het een en ander nadenken. Ik blijf proberen om de strekking en

draagwijdte van het amendement heel goed te begrijpen. Het komt er volgens mij op neer dat het

college wordt verzocht om bij een ander (in dit geval Essent) te bewerkstelligen dat die een onderzoek

gaat uitvoeren. Nu is het zo dat in Nederland al hoogspanningslijnen verkabeld zijn, onder andere in

Leidsche Rijn. Ik schat dus in dat het antwoord van Essent zal zijn dat het met de huidige kennis tech-

nisch gezien inderdaad mogelijk is om zo'n lijn te verkabelen. Stel dat Essent een dergelijk antwoord

geeft (volgens mij kan er bijna geen ander antwoord volgen), dan zou ik graag van de indieners willen

weten wat er dan gaat gebeuren.

De heer VAN WETERING (CDA): Voorzitter! De bedoeling van het amendement is nu juist om

een onderhandelingsklimaat en -positie te creëren waarin dergelijke mogelijkheden bespreekbaar

zijn. Door vooruit te lopen op de uitkomsten daarvan, beschadigen wij eigenlijk het amendement. Ik

zou dat dus niet willen doen. Wij moeten ons realiseren dat de positie van de gemeente Helmond is

dat ze vraagt om een lijn te verplaatsen, terwijl ze niet de eigenaar is van de lijn. Dat betekent dat de

gemeente een delicaat onderhandelingstraject ingaat. Daarom zou ik eigenlijk nu nog niet inhoudelijk

willen reageren en eerst het college in eerste instantie willen laten antwoorden.

De heer VERBAKEL (SP): Er zijn al hoogspanningslijnen in Nederland verkabeld, bijvoorbeeld

bij Utrecht. Ik heb persoonlijk gesproken met de projectleider van dat project. Als je de zaak puur

technisch bekijkt, kan volgens mij het antwoord niet anders luiden dan: ja, het is technisch mogelijk

om een hoogspanningskabel te verkabelen. Dit is volgens mij ook de richting die de indieners met het

amendement willen inslaan. Ik probeer duidelijk te krijgen wat er gebeurt als het antwoord "ja" luidt.

Volgens mij is geen ander antwoord mogelijk, dus de indieners moeten daarover nagedacht hebben.

De heer VAN WETERING (CDA): Voorzitter! Ik denk dat de heer Verbakei gelijk heeft datje

bepaalde uitkomsten zou kunnen vermoeden, met name over wat technisch mogelijk is. Ik heb de

brieven van de SP-fractie over dit onderwerp gelezen en heb daar grote waardering voor. In die

brieven staat aangegeven dat behalve de technische uitvoerbaarheid ook de procedurele aspecten

zeer belangrijk zijn, met name de mate waarin al bepaalde verplichtingen zijn aangegaan en kosten

zijn gemaakt. Dit heeft de heer Verbakei in zijn eigen brieven onderkend. De heer Verbakei weet

-17-

5 oktober 2004.

daarom dat de afweging veel complexer en lastiger is dan een afweging die alleen betrekking heeft op

technische uitvoerbaarheid.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Is het geen optie voor de indieners van het amendement

om voor te stellen dat het college het voorstel terugneemt en dat wij de zaak verder bepreken als er

garanties worden afgegeven door TenneT en Essent? Net als de heer Verba kei ben ik van mening dat

de uitkomst van het amendement eigenlijk duidelijk is. Ik vraag mij af wat er gaat gebeuren bij een

dergelijke uitkomst.

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! Ik zou hier graag aan willen toevoegen dat ik benieuwd

ben naar de reacties op de condities die de WD-fractie aan het amendement wil verbinden. Wij zijn er

beslist niet voor om het voorstel uit te stellen of terug te nemen. Het is duidelijk dat Brandevoort moet

doorgaan. Er zijn immers afspraken gemaakt en procedures doorlopen. De zaak staat in de start-

blokken om uitgevoerd te worden. Nogmaals: ik ben erg benieuwd op welke wijze er gereageerd wordt

op de condities die wij aan het amendement verbonden hebben.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Of iets schadelijk of niet schadelijk is, is arbitrair.

Dat wil zeggen: er is geen hard getal !-fT aan te wijzen dat schadelijk is. Dit terwijl er allerlei onder-

zoeken zijn gedaan.

Ik zal mijn bijdrage kort houden, want er is al zo veel gezegd. Ik zal het amendement steunen,

want ik ben er altijd voor om rekening te houden met voortschrijdend inzicht. Er zal onderzoek gedaan

moeten worden naar verkabeling (het onder de grond leggen van de lijnen). Verkabeling heeft

trouwens eveneens een negatief effect, want een storing is dan moeilijker op te lossen.

Ik wil graag andere aspecten aanvoeren, bijvoorbeeld de toren in Mierio. Als je daaronder

woont, ben je volgens mij de genaaide koopman. Wanneer je daar met een auto langsrijdt, kun je de

radio niet meer horen. Als je echter onder een hoogspanningslijn rijdt, blijft de ontvangst goed. Van de

toren komt zo veel MicroTesla naar beneden, dat je die huizen misschien allemaal zou moeten

afbreken.

Ik heb reeds aangegeven dat ik vind dat er rekening moet worden gehouden met voort-

schrijdend inzicht en dat ik het amendement zal steunen. Als je bijvoorbeeld in een Renault Megane

naar Spanje rijdt en dus vijftien uur in de auto zit, krijg je 3000 !-fT tegen je benen. Dat is weten-

schappelijk bewezen door de werkgroep Electro Allergie. Kijk maar naar de website van deze werk-

groep. Iemand die vlakbij mijn huis woont, heeft dit bestudeerd en daarom weet ik dit. Bij een GSM-

telefoon is sprake van een veldsterkte van 0,5 !-fT als je de telefoon tegen je oor aanhoudt en er een

signaal komt. Tegenwoordig zie je allerlei kinderen van acht, negen en tien jaar rondlopen met een

GSM tegen hun hoofd. Ik denk dan: een GSM geeft een veldsterkte van 0,5 !-fT en dat is meer dan 0,4

!-fT. Dit is onomstotelijk bewezen. Ik heb het dan nog niet eens over een elektrische grasmaaier of een

Braun staafmixer. Daar kan men hilarisch over doen, maar het is wel zo.

Verleden week kreeg ik een fax binnen en daarin werd duidelijk gezegd dat er sprake is van

waardeverlies van de huizen. Als je op de betrokken plaats een huis koopt, dan weet je dat je een huis

koopt bij een hoogspanningskabel. Ik begrijp dat men vindt dat er een verlies van woongenot is als

men uitkijkt op een mast. Ik zeg heel eerlijk dat de economie is ingestort en dat daardoor de waarde

van een huis sowieso al is gedaald. Daar komt nog bij dat als mensen zich op de huizenmarkt

begeven om een huis te kopen, zij zich eerst tien keer zullen bedenken voordat zij een huis kopen bij

een hoogspanningsmast. Dit speelt allemaal mee en dat is een eerlijk verhaal.

Nogmaals: ik steun het amendement, want rekening houden met voortschrijdend inzicht kan

nooit kwaad.

De VOORZITTER: Ik vond het aardig dat de raad onderling een discussie aanging, maar dat

tegelijkertijd veel raadsleden aangaven dat ze eerst het antwoord van de wethouder willen afwachten.

Wij zijn dus heerlijk duaal bezig.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! Ik onderschrijf dat wij hier te maken hebben

met een lastig fenomeen. De situatie had eenvoudiger kunnen zijn als de dingen destijds gelopen

waren zoals voorzien, namelijk dat in 2001 de masten verplaatst zouden zijn geweest. Dat was

immers voorzien, want daar had de gemeente het contract met Essent op afgesloten. Er werd toen

wel rekening mee gehouden dat de procedures zouden kunnen uitlopen. Er is dus wel iets gezegd in

de trant van: als iets dergelijks gebeurt, haakt Essent niet af en zal Essent doorgaan met het verplaat-

sen van het tracé van 150 kVolt. Als de gang van zaken was verlopen zoals voorzien, hadden wij dus

vanavond niet met elkaar hierover gesproken, want dan was er sprake geweest van een feit en

-18-

5 oktober 2004. -

hadden wij, zoals veel plaatsen in de stad, het als een gegeven beschouwd dat de tracés staan waar

ze staan.

Door de opgetreden vertraging en het voortschrijdende bouwen in Brandevoort, bereikten ons

eind vorig jaar en begin dit jaar geluiden van bewoners van de Neerwal dat ze zich ongerust maakten

over de voorgenomen verplaatsing. Het college heeft toen afgewogen wat met een dergelijke situatie

gedaan zou moeten worden. In feite is alles voorbereid en geregeld, zoals contracten en bestem-

mingsplannen. De procedures lopen op dit moment op hun eind. Essent staat al klaar in de start-

blokken. Essent heeft de zaak al aanbesteed bij een aannemer en heeft al materialen gekocht, om

daadwerkelijk het tracé te verplaatsen zoals destijds was voorzien.

Het college heeft, indachtig de gedachte achter de brief van de SP-fractie, gemeend om niet.

zonder meer aan de ontstane situatie voorbij te kunnen gaan. Tegelijkertijd bleek uit de discussie met

de bewoners van Brandevoort dat de materie ontzettend lastig is - moeilijk grijpbaar, onzichtbaar,

theoretisch en lastig in onderzoekstechnisch opzicht. Wij hebben gemeend er goed aan te doen eerst

te proberen helderheid te krijgen in de technische uitgangspunten en de stand van zaken van dit

moment en daar niet Essent en TenneT bij te betrekken, omdat beide bedrijven belanghebbende zijn.

Wij hebben in dit dossier een onafhankelijk onderzoeksinstituut met kennis van zaken

ingeschakeld, om te proberen helderheid te krijgen voor het college, de raad en de bewoners. Uit dat

onderzoek komt naar voren dat er in feite aan de huidige wettelijke bepalingen wordt voldaan. Met

welke bepaling moeten wij als gemeente rekening houden? De heer Smits gaf zojuist ook al aan dat

er een bepaling is op basis waarvan Essent en TenneT een zakelijke rechtstrook hebben, die door de

minister is aangewezen. Op die zakelijke rechtstrook mag niet gebouwd worden. De zakelijke recht-

strookis gedefinieerd. In 2001 is door Essent nog op een paar punten aangegeven: Iet op gemeente,

want als wij de tekeningen op elkaar leggen, moeten wij wel zorgen dat de zaak goed is. Er was toen

verschil van mening over welke tekening de juiste weergave gaf. Uiteindelijk is afgesproken dat de

gemeente nergens in de zakelijk rechtstrook van Essent en TenneT zal bouwen. Aan die wettelijke

verplichting voldoet de gemeente.

Verder is er de bepaling dat de grens van 100 IJT niet overschreden mag worden. Wij kunnen

met een gerust hart stellen dat zoiets niet zal gebeuren. Dat is inherent aan de zakelijk rechtstrook. In

de loop der tijd is een discussie ontstaan over de relatie tussen de volksgezondheid en elektromagne-

tische stralingen, epidemiologische onderzoeken en conclusies die daaruit te trekken zijn. De toen-

malige minister Pronk vond dit ook een lastige materie en gaf aan dat geprobeerd moet om naar de

toekomst toe verstandige dingen met elkaar te doen en een voorzorgsprincipe uit te spreken. Hij heeft

letterlijk in het voorzorgsprincipe vastgelegd: gemeenten en energiebedrijven, er is discussie over de

O,4IJT-grens, laten wij naar de toekomst toe zo veel als redelijkerwijs mogelijk proberen te voorkomen

dat er woningen gebouwd worden (verblijfsklimaten gecreëerd worden) waar die 0,4 IJT van toe-

passing is. Dit is het beroemde voorzorgsprincipe.

Wij hebben aan de KEMA gevraagd of wij aan dat voorzorgsprincipe voldoen. De KEMA heeft

aangegeven dat daaraan wordt voldaan bij verplaatsing van het tracé, maar dat er rekening mee moet

worden gehouden dat naar de toekomst toe aanvullende maatregelen nodig zijn om optimaal aan het

voorzorgsprincipe gevolg te kunnen geven. Het gaat hier niet om gemeten waarden, maar om

berekende waarden, die tot stand gekomen zijn via de berekeningen die de KEMA op basis van de

gegevens van Essent en TenneT heeft uitgevoerd. Men kan berekenen of er woningen zijn waarbij de

waarden overschreden worden als de stroom door de kabels van Essent en TenneT gaat toenemen.

Het kan dan zijn dat je woningen in de zone van 0,4 IJT krijgt. Het advies is dus: als u optimaal gehoor

wilt geven aan het voorzorgsprincipe, dan zou u eigelijk met de twee maatschappijen moeten praten

over maatregelen om te proberen die zone te verkleinen, waardoor de woningen er weer buiten vallen.

Dit is hetgeen het college heeft verwoord in het voorstel aan de hand van de adviezen van de KEMA.

Er is discussie geweest over de vraag of er alternatieven zijn. Verkabeling van de 380 kV-

leiding lijkt geen alternatief. Iets dergelijks heeft nog nergens plaatsgevonden en zou qua kosten ont-

zettend veel vergen. Bovendien zou het effect beperkt zijn. Het verkabelen van de 150kV-lijn zou

mogelijk een optie kunnen zijn, maar het is alleen zo dat wij bij het uitrafelen van die optie tegen een

paar punten zijn aangelopen. Het eerste punt waar wij tegen aanliepen, is dat de huidige procedures

die gebaseerd zijn op het verleggen van het hoogspanningstracé, voor een deel weer aangepast

zouden moeten worden. Er zouden dan ergens grondstations gerealiseerd moeten worden. De kabels

van het hoogspanningstracé zouden dan daar de grond ingaan, terwijl ze ergens anders er weer

moeten uitkomen. Dit houdt in dat voor die plaatsen bestemmingsplannen gemaakt moeten worden,

want er moeten gebouwtjes geplaatst worden en maatregelen getroffen worden. Bovendien moet in

het tracé zelf iets anders opgenomen worden in de bestemming en hebben wij ook nog te maken met

de gemeente Geldrop-Mierlo. Een dergelijke gang van zaken zou betekenen dat wij weer een lange

-19-

5 oktober 2004.

proceduretijd nodig hebben om de verplaatsing (in dit geval de verkabelde vorm) van het tracé moge-

lijk te maken.

Voor ons is een belangrijk gegeven dat wij zo snel mogelijk helderheid willen geven in dit

dossier. De zaak sleept namelijk al zeven jaar. Wij willen met name de inmiddels tientallen bewoners

van Stepekolk en Brand duidelijkheid geven over het oude tracé en dat zo snel mogelijk daar laten

verwijderen.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Voorzitter! Ik vind dat de wethouder niet erg duidelijk aangeeft

hoe erg het is wanneer de zaak vertraging oploopt. Op het ogenblik gaat de bouw niet zo hard. Ik zie

daarom de ernst niet duidelijk in van een vertraging.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Op dit moment is de situatie zo dat naar verwachting

eind oktober de rechter een uitspraak doet in de allerlaatste proceduregang tegen het voorgenomen

besluit. Daar zou verder geen beroep meer tegen mogelijk zijn. Essent neemt echter in overweging

dat het dan wintertijd wordt en dat dit geen ideale periode is om het tracé te verplaatsen, gelet op de

winterbelasting van hetelektriciteitsnet. Men geeft er de voorkeur aan om dat in het voorjaar te doen.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Er zijn al bouwplannen voor de plaatsen waar nu de lijnen

lopen.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Zowel in Brand als in Stepekolk staan op dit moment al

enkele tientallen woningen tegen het oude tracé aan.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Het was maar een vraag. De wethouder begint over het

verplaatsen van de kabels. Ik bedoel eigenlijk dat het college meer woningen wil bouwen op die

andere plaats.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Het gaat ons er niet zozeer om meer woningen te

bouwen. Het gaat erom dat er tientallen mensen zijn die in Brand of Stepekolk hetzij kavels hetzij

woningen gekocht hebben en die uit het bestemmingsplan weten dat het tracé waarlangs zij wonen

verdwijnt. De verplaatsing zou nu snel kunnen plaatsvinden. Wij hebben een probleem als de zaak

nog jarenlang zou duren omdat een alternatief gekozen moet worden. Dit was voor ons een van de

afwegingsfactoren om aan te geven of verkabeling wel of geen optie is. De KEMA heeft een kosten-

raming gemaakt van verkabeling en die komt uit op zo'n ¿ 3,8 miljoen. Let wel: daar zit een aantal

kosten niet bij, bijvoorbeeld de kosten die Essent tot dusverre gemaakt heeft in de huidige procedure-

gang en de voorbereiding van het tracé. Wij praten dan over ettelijke tonnen euro. Er is op dit moment

naar schatting al ¿ 500.000,-- a ¿ 600.000,-- met de zaak gemoeid. Je moet er vanuit gaan dat de

gemeente die kosten in rekening gebracht krijgt. Er moet bij verkabeling bovendien worden over-

gegaan tot verwerving en het laten verwerven van stukken grond en je moet eigen plankosten en

juridische kosten maken. De KEMA heeft keurig aangegeven dat het bedrag van ¿ 3,9 miljoen alleen

de technische kosten van het verkabelen omvat, zoals ze op basis van kengetallen zijn berekend.

Daar zouden dus nog een aantal pm-posten bij opgeteld moeten worden.

Los van de koster\ heeft het college overwogen dat met de maatregelen fasesplitsing en klok-

getallen in ieder geval gehoor kan worden gegeven aan het voorzorgsprincipe. Vanwege het feit dat

bij die maatregelen ook een toekomstig budget kan horen (TenneT en Essent zullen die ongetwijfeld

niet voor eigen rekening treffen) hebben wij gemeend om de raad dit voor te moeten stellen. In feite

hadden wij ook kunnen zeggen dat volgens het onderzoek van de KEMA alles kan zoals wij gepland

hadden; in dat geval hadden wij het boek in de kast kunnen zetten en kunnen overgaan tot de orde

van de dag. Om een goede invulling te geven aan het voorzorgsprincipe willen wij echter Essent en

TenneT vragen om aanvullende maatregelen te treffen. Wij vragen de raad om daarmee in te

stemmen. Al wij iets dergelijks gaan doen, is het namelijk reëel dat daar kosten aan verbonden zijn.

Wij willen graag met de raad afstemmen dat wij in het tracé door kunnen gaan.

Het amendement gaat een stapje verder. Het is gestoeld op de gedachte die wij ook op de

informatieavond hoorden. Sommige mensen gaven aan dat er wellicht meerdere wegen naar Rome

leiden, oftewel: er zijn misschien meer technieken om te verkabelen. In Leidsche Rijn is een bepaalde

methode gekozen en de KEMA geeft in het rapport ook een methode aan. Er zijn wellicht nog andere

technische methodes, zoals diepe kabels en ondiepe kabels. Ik proef in het amendement dat het

college nog eens met Essent om de tafel moet gaan zitten om te kijken hoe de zaak ervoor staat als

Essent het tracé zou verkabelen, volgens welke technische uitgangspunten Essent iets dergelijks zou

kunnen doen, wat de randvoorwaarden zijn, op welke termijn het een ander kan worden uitgevoerd en

-20-

5 oktober 2004.

welke kosten posten daarmee zijn gemoeid. Dit in een ultieme poging om alle informatie die op dit

dossier relevant kan zijn in ieder geval boven water te krijgen. Als dit de strekking is van het amende-

ment, dan hebben wij er geen problemen mee om die over te nemen en daar een één-op-één invulling

aan te geven door met Essent gesprekken aan te gaan. Hieruit kan immers relevante informatie naar

voren komen die ons kan helpen om een nog betere invulling te geven aan het voorzorgsprincipe. Wij

hebben als college het principe dat het voorkomen van een stukje horizonvervuiling ons best wel wat

waard is. Op basis van de huidige gegevens en het aangereikte KEMA-rapport hebben wij echter

gemeend om het voorstel te moeten formulieren zoals het thans voorligt.

Ik heb tot dusverre in de gesprekken met Essent gemerkt dat dit een lastig onderwerp is voor

de energiesector. De heer Ferwerda gaf zojuist aan dat het de geliberaliseerde energiemarkt wat'

waard zou moeten zijn om in samenspraak met de overheden na te denken over oplossingen. Het

probleem is dat de energiesector in tweeën is gedeeld: de netwerkbeheerders en de energie-

verkopers. De netwerkbeheerders staan onder toezicht van de Dienst Uitvoering en Toezicht Energie

(DTe). Tot achter ik weet niet hoeveel cijfers achter de komma is vastgelegd welke kosten de net-

werkbeheerders in de tarieven mogen doorberekenen. Dit houdt in dat energiebedrijven niet zo maar

mogen investeren in verkabeling, allerlei nieuwe masten of andere tracés. Volgens de Dienst Uit-

voering en Toezicht Energie is in een dergelijk geval geen sprake van een noodzakelijke investering

en mag die niet worden doorberekend aan de consument. Dit om de afhankelijkheid van de consu-

ment van de energienetwerken te beschermen tegen exorbitante tariefswijzigingen. De energie-

bedrijven hebben mij laten weten dat het een lastige discussie zal worden als gevraagd wordt om

additionele investeringen te doen die niet strikt noodzakelijk zijn op basis van wet- en regelgeving

(verkabeling is in casu niet strikt noodzakelijk) en daarom niet doorberekend mogen worden in de

tarieven. De energiebedrijven hebben aangegeven dat in dat geval de rekening bij de gemeente zal

komen te liggen.

Al met al onderschrijf ik een aantal van de gemaakte opmerkingen. Het is een lastig dossier. Wij

moeten voldoen aan alle wettelijke bepalingen die hieromtrent gelden, maar ook zo goed mogelijk aan

het voorzorgsprincipe. Ik ben blij dat een meerderheid van de fracties heeft aangegeven om het voor-

stel van het college te volgen. Ik wil nogmaals zeggen dat als mijn uitleg van het amendement correct

is, ik er geen enkel probleem mee heb om het op die manier te incorporeren in het besluit en uit te

voeren.

De heer FRANSEN (WD): Binnen welke termijn kan een dergelijke scan worden uitgevoerd en

kunnen wij van de consequenties daarvan op de hoogte worden gesteld?

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Dit is een vraag die ik graag zou willen beantwoorden. Ik

moet de heer Fransen echter wel het antwoord schuldig blijven. Wij zijn namelijk volstrekt afhankelijk

van Essent. Een rol speelt hoe Essent aankijkt tegen de bedrijfsvoeringaspecten bij een verkabeling

en de wijze waarop de zaak uitgewerkt moet worden. Ik wil nogmaals aangeven dat dit voor ons geen

dagelijkse materie is. Wij zijn in dit geval afhankelijk van adviseurs van de KEMA, eigen adviseurs en

mensen van Essent. Eerlijk gezegd durf ik er nog geen woord over te zeggen, maar ik ben het met de

heer Fransen eens dat een en ander op korte termijn tot iets zou moeten leiden. Laat ik het zo

zeggen: het zou onverstandig zijn om oude schoenen weg te gooien, ofte wel: iets te wijzigen in de

oude tracébesluiten, vooruitlopend op het onzekere feit of verkabeling een haalbare kaart is. In dat

opzicht kan ik dus meegaan met de opmerkingen die de WD-fractie heeft gemaakt. Het zou niet

verstandig zijn om door te gaan met verkabeling, terwijl het tracé inmiddels wordt verplaatst - tenzij

verkabeling iets is dat voor de langere termijn een optie is. Ik speculeer daarmee dus eigenlijk op dit

soort onderzoeken en de gegevens die boven water moeten komen.

Ik wil nogmaals zeggen dat het op basis van de huidige gegevens niet aan te raden is om in te

zetten op verkabeling. Wellicht kunnen aanvullende gegevens en gesprekken met Essent een nieuw

licht op de zaak werpen. Zodra wij meer weten, komen wij daarmee bij de raad terug.

De heer KLAUS (SP): In theorie kan het dus zijn dat men volgende week, nadat de rechter een

uitspraak heeft gedaan, met het grondwerk gaat beginnen.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Dat is zo. De uitspraak van de rechter is de enige

onzekere factor die er nog is. Daarna kan er inderdaad meteen begonnen worden.

De VOORZITTER: Dat is dus reden te meer om de besluitvorming vandaag niet uit te stellen.

-21-

5 oktober 2004.

De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! Stel dat uit de besprekingen volgt dat de zaak door-

gaat zoals in 1998 is afgesproken en dat het met aanpassingen mogelijk is om het voorzorgsprincipe

nu nog te handhaven, maar dat na twee jaar blijkt dat de stroomstoten die door de lijnen gaan (om het

maar even populair te zeggen) sterker zijn dan ze eerst waren, waardoor het voorzorgsprincipe niet

meer te handhaven is. Ik zou graag willen weten wat er dan gebeurt. Wat is dan de reële situatie,

bezien vanuit de overheid en energievoorziening?

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Wij zouden in de tweede termijn

een reactie geven op het amendement van de CDA-fractie. Na uitleg van de wethouder steunen wij

het amendement van de CDA-fractie. -

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! Wij hebben heel duidelijk condities verbonden aan het

amendement. Vandaag wordt bij de bewoners de suggestie gewekt dat een reëel alternatief tot de

mogelijkheden behoort. Daardoor geraken wij echter toch weer in een termijnengevecht, terwijl het

kan zijn dat straks om procedurele of financiële redenen toch weer "nee" gezegd moet worden. Ik

denk dat wij dan slecht bezig zijn. Om die reden wil ik in ieder geval de toezegging hebben dat de

scan heel snel moet plaatsvinden. Wij hebben aangegeven dat de kosten daarvan binnen de perken

moeten blijven. Wij kennen een getal van ¿ 3,9 miljoen. De wethouder heeft daarover aangegeven dat

niet alle posten daarin verwerkt zijn. Er zal nog rekening moeten worden gehouden met stelposten.

Voor ons is een bedrag van ongeveer ¿ 4 miljoen een richtgetal, dat voor ons nog acceptabel zou zijn.

De heer VAN WETERING (CDA): Voorzitter! Ik zal beginnen met de intentie van het amende-

ment. De heer Klaus van de SP-fractie vroeg zich af of volgende week al gestart zou kunnen worden

met de verplaatsing van de 150 kV-lijn. Wij vinden een dergelijke gang van zaken niet in overeen-

stemming met het amendement. Er moet natuurlijk een mogelijkheid zijn om een scan uit te voeren,

want daar is enige tijd voor nodig. Het lijkt mij dat het voorjaar van het volgende jaar als datum voor de

verplaatsing meer binnen de intentie van het amendement ligt. Een scan is mogelijkerwijs dan wel

uitgevoerd. Iets dergelijks kan natuurlijk niet binnen een week.

Verder is van belang met welke houding wij de gesprekken ingaan met Essent.

Ik wil iedereen een compliment maken voor alle punten die opgenoemd zijn, hoewel er natuur-

lijk ook punten bijzitten die een beletsel vormen. De bedoeling van het amendement is dat er wordt

gezocht naar nieuwe wegen en mogelijkheden. Dat betekent dat er creatief aan de slag moet worden

gegaan. Althans, dat is de intentie.

Ik heb geen derde instantie en daarom kan ik geen vraag stellen aan de wethouder. Ik moet nu

een inschatting maken of de wethouder het amendement qua intentie op de juiste waarde schat.

De heer FRANSEN (WD): Ik denk dat de wethouder heel duidelijk heeft aangegeven hoe hij de

intentie van het amendement ziet.

De heer VAN WETERING (CDA): De heer Klaus vroeg zich af wat er gebeurt als er al over een

week wordt begonnen met de verplaatsing. Dat is een vraag. Ik zou daarop willen zeggen dat iets

dergelijks maar niet moet gebeuren, want naar de intentie van het amendement willen wij eerst een

scan uitvoeren.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik vind dat de CDA-fractie niet helemaal duidelijk aangeeft

wat ze precies wil. Als je zegt dat je het belangrijk vindt dat de zaak serieus op zijn merites beoordeeld

wordt (en er dus gekeken moet worden of er verkabeld kan worden, op welke technische manieren

dat kan en hoe de puzzel in elkaar zit), dan ben je ook van mening dat je met de uitkomst daarvan

serieus aan de slag moet. Daarover worden echter geen uitspraken gedaan. In mijn ogen is het een

onlosmakelijk verbonden met het ander. Als uit de scan naar voren komt dat verkabelen om wat voor

een manier dan ook mogelijk is en het antwoord "ja" luidt als alle procedures onder de loep genomen

zijn, dan moet de CDA-fractie nu al erover nagedacht hebben over wat ze wil met de uitkomst. Ik vind

dat je daar nu al duidelijkheid over moet geven, vooral omdat je verwachtingen schept naar de

bewoners.

De heer VAN WETERING (CDA): Dit is eigenlijk een herhaling van een vraag die de heer

Verbakei eerder heeft gesteld. Als je de uitkomst kent, dan kun je ook makkelijker een antwoord

geven...

-22-

5 oktober 2004. .

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Voorzitter! Ik zit erg te zoeken naar duidelijkheid in de woorden

van de heer Van Wetering. Hij komt met een verhaal dat de zaak in de toekomst niet echt meer houd-

baar is en dat er een duurzaam veilige situatie gekweekt moet worden. Hij zoekt steeds naar dingen

waardoor een en ander misschien toch niet kan. Wat wil de heer Van Wetering nu?

De heer VAN WETERING (CDA): Nee; ik zoek niet naar dingen waardoor een en ander niet

kan. Ik probeer juist te zoeken naar wegen zodat iets dergelijks wel kan. Dat is nu juist de bedoeling

van het amendement.

De heer VERBAKEL (SP): De wethouder heeft zojuist aangegeven onder welke voorwaarden

hij het amendement overneemt. Gaat de heer Van Wetering met die voorwaarden akkoord? Ik hoor

daar graag een ja of nee op.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Voorzitter! De zaak is heel simpel. In punt 4 van het concept-

besluit staat dat er onderhandeld moet worden over de maatregelen. Wij hebben eigenlijk geen poot

om op te staan. Als Essent en TenneT namelijk "nee" zeggen, dan gebeurt er simpelweg niets. Wat

wij willen, is een uitbreiding van die zaken waarbij meer mogelijkheden technisch onderzocht worden

en op tafel terugkomen en dat in die onderhandelingsfase het college de raad achter zich weet die de

grootst mogelijke zorg wil betrachten bij de uitvoering van deze actie. Dat is het doel dat de CDA-

fractie in overleg met de SDOH-fractie in de woordvoerdercyclus heeft aangegeven.

Nogmaals: wij hebben nu geen poot om op te staan. Wij willen alleen na een nader onderzoek

meer poten hebben om op te staan om onze zorgplicht te kunnen vervullen.

De heer FRANSEN (WD): Ik zou graag van de heer Praasterink willen weten hoe hij dit condi-

tioneert. Stel dat Essent zegt...

De heer PRAASTERINK (SDOH): Wij hebben geen poot om op te staan en kunnen geen

condities stellen. Ik denk dat het gezonde verstand van de partijen, zowel van de gemeente als vande

energiemaatschappijen, ervoor moet zorgen dat er een nieuwe discussiemogelijkheid ontstaat over

een oplossing op basis van nieuwe technieken die wij in 1989 nog nauwelijks konden bevroeden.

De heer VAN WETERING (CDA): Ik wil hier graag aan toevoegen dat het daarom van belang is

(ik heb dit reeds trachten te verwoorden) dat als wij zo'n scan willen hebben, wij de tijd moeten krijgen

om die scan uit te voeren.

De VOORZITTER: Ik wil de discussie graag helder houden. De heer Klaus heeft zojuist een

zeer heldere ondubbelzinnige vraag gesteld. Het antwoord was even ondubbelzinnig. De interruptie

van de heer Praasterink lijkt mij ook geen Latijn. Hij zegt heel plastisch dat wij geen poot hebben om

op te staan en dat er in het verleden afspraken zijn gemaakt, die wij dienen na te komen. De procedu-

res zijn doorlopen. Ik zou bijna willen zeggen dat het einde van die procedures eindelijk in zicht is. Wij

proberen nu op basis van welwillendheid met Essent te praten. Essent heeft het recht om te starten

met de bouw, maar inmiddels zijn wij weer een paar jaar verder en wellicht is Essent bereid om nog

eens met ons te spreken over een aantal nieuwe ontwikkelingen en technieken.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Ik wil graag zeggen dat het gaat om de toekomstwaarde van

het project. Deze zaak kan iets uitmaken voor honderd jaar. Ik stel mij voor dat dit om geld gaat.

De VOORZITTER: Als Essent verstandig is, zal het bedrijf zeggen dat wij nog maar een keer

moeten komen praten. Het is echter wel zo dat wij daar komen praten met nauwelijks iets in de

achterzak.

Mevrouw WITTEVEEN-VAN DEN BERG (PvdA): Voorzitter! Betekent dit dan niet dat het

amendement een fopspeen is?

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Ik denk dat de heer Praasterink de zaak zojuist goed

heeft verwoord. Wij kunnen niets anders doen dan onze uiterste best om namens onze bewoners in

Helmond en met name Brandevoort te proberen de elektriciteitsmaatschappijen ertoe te bewegen

aanvullende maatregelen te nemen in hun net om ervoor te zorgen dat de straling verminderd wordt.

Het kan best zo zijn dat, als wij om die aanvullende maatregelen vragen, Essent en TenneT de

rekening bij de gemeente neerleggen. Wij hebben de steun van de raad gevraagd, want het heeft

-23-

5 oktober 2004.

weinig zin om die gespreken aan te gaan als de raad bij voorbaat al zegt geen rekening te willen

betalen. Dat is de reden dat wij de raad vragen of hij het college steunt als wij die vraag gaan stellen.

De situatie is precies zoals de heer Praasterink heeft aangegeven. De zaak is onze materie niet en

heeft geen betrekking op onze eigendom. Wij kunnen alleen maar namens onze burgers vragen of

bepaalde aanvullende maatregelen getroffen kunnen worden. Als het wat gaat kosten, komen wij

uiteraard altijd met een voorstel in detail terug bij de raad over wat het een en ander gaat kosten. De

raad geeft ons geen blanco cheque mee.

Ik proef uit het amendement dat het nog een stapje verder gaat. Het vraagt niet alleen naar de

mogelijkheden van aanvullende maatregelen, zoals fasesplitsing en klokgetallen, maar vraagt ook nog

eens om bij Essent te informeren hoe het zit met de verkabeling en hoe Essent zoiets zou doen. Wij

kunnen niets anders doen dan aan Essent vragen om de zaak eens op papier te zetten, een onder-

zoek te doen, uit te leggen wat verkabeling betekent, op welke wijze Essent iets dergelijks zou doen

en wat het een en ander gaat kosten. Los van het feit dat wij ons realiseren dat de feitelijke situatie zo

is dat het tracé al zo ver gelopen is en het niet verstandig is om dat terug te draaien of stop te zetten,

geeft de raad aan dat behalve over de twee genoemde maatregelen ook aan Essent moet worden

gevraagd of het bedrijf iets over het verkabelen wil zeggen en helderheid wil verschaffen over hoe

verkabeling in Brandevoort gerealiseerd zou kunnen worden en met welke kosten en procedures zo-

iets gepaard gaat. Op die manier interpreteer ik het amendement. Ik denk dat wij dan als college en

raad alles voor onze burgers hebben gedaan wat wij maar hebben kunnen doen.

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! Ik denk dat dit een goed voorstel is. Het opnieuw gaan

overleggen met Essent, dat eventueel tot vertraging kan leiden, mag geen'extra geld kosten. Essent

moet dat con amore doen. Er moet duidelijkheid zijn voordat Essent gaat starten met de verbouwing.

Wij krijgen anders rekeningen gepresenteerd en komen in een besluitencircuit, waar wij volgens mij

moeizaam of niet gaan uitkomen. Ik vind dat de raad de wethouder met de boodschap op pad moet

sturen dat een en ander binnen de genoemde condities moet plaatsvinden. Lukt dat niet, dan liggen er

besluiten, voorstellen en afspraken waarvan ik denk dat die uitgevoerd moeten worden.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik wil de heer Fransen complimenteren voor zijn duidelijke

standpunt. Hij zegt min of meer: het amendement is leuk en aardig, maar kan geld gaan kosten op de

manier zoals de wethouder het interpreteert. De wethouder geeft aan dat er nog een uiterste inspan-

ning gedaan moet worden voor de bewoners, om er zeker van te zijn dat al het mogelijke gedaan is.

Daar heb je echter geen amendement voor nodig, want ik denk dat iets dergelijks gewoon een continu

proces is van het college. Ik vraag mij dus af wat de meerwaarde is van het amendement. De wethou-

der interpreteert het amendement aldus, dat hij daarmee de steun krijgt van de raad in de trant van:

ga nog eens onderhandelen en het mag best wel wat geld kosten. Over de rekening zegt de wethou-

der dat hij daarmee terugkomt bij de raad. Ik denk dat de meerwaarde van het amendement is: ga

praten en het mag geld kosten. Ik wil voor de zekerheid een reactie hierop hebben.

De heer VAN WETERING (CDA): De PvdA-fractie geeft aan dat het amendement in feite niet

nodig is.

De heer YEYDEN (PvdA): Dat heb ik niet gezegd. Ik heb aangegeven dat de wethouder het

amendement niet nodig heeft om op een goede wijze zorg te dragen voor onze burgers. Daar heb je

namelijk geen amendement voor nodig. Dat heb ik gezegd en niets anders.

De heer VAN WETERING (CDA): De bedoeling van het amendement is om de inspanningen te

richten op de optie van verkabelen. Dat lijkt mij een concrete benadering van de zaak. De heer

Yeyden vindt dat er niets aan het besluit toegevoegd hoeft te worden, maar dan val je terug op het

besluit zoals dat nu geformuleerd is. Het amendement heeft wel degelijk een toegevoegde waarde.

Dat is ook de bedoeling daarvan. Ik begrijp van de wethouder dat het college bereid is om het amen-

dement in al zijn facetten te ondersteunen. Dat betekent voor de fracties van CDA en SDOH dat ze

aannemen dat daarmee het amendement is overgenomen.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Ik heb het amendement ook ondertekend. Het was ook de

visie van de fractie van Helmondse Belangen. Maar hoe je het ook went of keert: wij gaan aan de

slag.

-24-

5 oktober 2004.

De heer VAN WETERING (CDA): Een en ander betekent dat ik aanneem dat het besluit zoals

dat nu voorligt tekstueel zal worden aangepast aan de tekst zoals die in het amendement is verwoord

en dat op enige termijn het resultaat van de scan zal worden gepresenteerd.

De CDA-fractie hoopt dat met het besluit, inclusief het overgenomen amendement, een goede

oplossing dichterbij komt die zal standhouden in de toekomst. De CDA-fractie wil, vanuit de gedachte

van het rentmeesterschap, onze kinderen niet opzadelen met problemen die voorkomen hadden

kunnen worden.

Deze materie is complex en vraagt om een gedegen voorbereiding door de ambtelijke organi-

satie. Daarvoor onze dank. De zaak heeft echter ook een krachttoer van zowel het college als raad

gevergd. Wij verzoeken om de notulen, zodra die gereed zijn, met daarin het verhaal van de .

insprekers en de beraadslagingen over de hoogspanningslijnen in Brandevoort toe te zenden aan

staatssecretaris Van Geel als feedback op zijn nota "Nuchter omgaan met risico's". Op die manier kan

men ook in Den Haag goed zien hoe deze problematiek in de praktijk uitpakt. Wij gaan ervan uit dat

dit verzoek in goede aarde zal vallen.

Mevrouw WITTEVEEN-VAN DEN BERG (PvdA): Ik wil mij aansluiten bij datgene wat de heer

Ferwerda heeft gememoreerd.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Voorzitter! De SDOH-fractie heeft duidelijk meegewerkt aan

het amendement zoals dat voor ons ligt. Als het amendement en de daaruit voortkomende scan leidt

tot conclusies die een andere kostenopstelling mogelijk zouden maken, dan denk ik dat die discussie

en de kosten die eraan verbonden zijn, een duidelijke aanleiding zouden kunnen zijn voor een ander

beleid dan nu gevoerd wordt.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Waar ik een beetje mee zit, is dat ik eigenlijk geen antwoord

heb gekregen op de vraag of op dit moment de zakelijk rechtstrook niet wordt overschreden. Het

verhaal van de vijftien meter zit mij namelijk niet zo lekker. Ik kan mij niet voorstellen dat dit in de

bouwvergunning goed geregeld is. Ik heb dus eigenlijk geen goed antwoord gekregen. Ik wil nogmaals

zeggen dat wij het amendement van de CDA-fractie van harte hebben ondersteund. Ik heb mij niet in

de discussie gemengd, omdat ik de vertaling van de wethouder een goede vind. Ik wens hem veel

succes bij de onderhandelingen met Essent en TenneT.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voor zover mij bekend, is naar aanleiding van de hoor-

zitting en de vragen van Essent vastgesteld wat de exacte plaats van de belemmerende strook is en

wat de bebouwingsmogelijkheden van de gemeente zijn. Voor zover mij bekend heeft men zich daar

strikt aan gehouden en is er voor Essent geen enkele reden om aan te nemen dat er nu in de belem-

merende strook gebouwd is of dat er gebouwd gaat worden. Met die wetenschap heb ik antwoord

gegeven.

De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! Ik heb een niet onbelangrijke vraag gesteld. Wat

gebeurt er als het oorspronkelijke plan doorgevoerd wordt en het voorzorgsprincipe niet meer in acht

te nemen is, als over twee jaar blijkt dat er sprake is van een veldsterkte van 0,6 IJT of 0,7 IJT?

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Dan krijg je hetzelfde als in de andere delen van de stad.

Je praat dan over een bestaande situatie, waarbij je moet constateren wat er op dat moment door de

lijnen gaat. Wat wij gedaan hebben, is om op het moment dat het kon, invulling geven aan het voor-

zorgsprincipe. Daarom is een stukje herverkaveling van de zuidkant van de Stepekolk in het besluit

opgenomen. Er is ook opgenomen dat wij in Brandevoort 11 zeker voldoende ruimte geven aan het

voorzorgsprincipe. Als de energiebedrijven echter morgen besluiten om zo veel stroom door de lijnen

te jagen dat alle normen worden overschreden, dan is het des ministers om daar tegen op te treden.

Ik moet dus het antwoord op de vraag van de heer Ferwerda schuldig blijven. Het gaat dan om het

verschil tussen de nieuwe en de situatie waarin je het voorzorgsprincipe hebt toegepast.

De heer FERWERDA (GL/D66): Dat betekent dus dat het moment waarop het college in

bespreking gaat met Essent en TenneT van een essentieel belang is. Nu wordt namelijk nog een

uiterste poging gedaan om een zodanige constructie te maken, dat wij het voorzorgsprincipe voor de

toekomst kunnen handhaven. Daar gaat het dus om.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): In de ogen van de elektriciteitsmaatschappijen is er nu al

sprake van een verplaatst tracé en kan in feite nu niet meer worden uitgegaan van het oude tracé.

-25-

5 oktober 2004.

De VOORZITTER: Dit is dus een reden te meer om snel een besluit te nemen. Als wij langer

wachten, ligt het moment van onderhandelingen nog verder weg.

Het voorliggende besluit zou moeten worden aangevuld met het amendement dat is ingediend

door de fracties van CDA, SDOH en HB. Gelet op de opmerkingen van de wethouder zou je kunnen

zeggen dat het amendement overbodig is. Ik denk dat het voor alle duidelijkheid beter is om het in

stemming te brengen.

De heer KLAUS (SP): Daar ben ik het niet helemaal mee eens. Het college neemt het amen-

dement over, of het neemt het niet over. .

De VOORZITTER: Formeel dien ik te vragen of de raad met het amendement instemt, want als

de wethouder zegt dat hij het overneemt, kan de meerderheid van de raad toch nog zeggen dat niet te

willen. Theoretisch gezien, kan de raad het amendement altijd verwerpen. Ik constateer echter dat de

raad het blijkbaar eens is met het amendement. Dat is prima. Het maakt dus deel uit van het besluit.

Punt 4 van het ontwerp-besluit is dus bij dezen aangepast.

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! Vanwege mijn persoonlijke betrokkenheid bij dit agendapunt

zal ik mij onthouden van stemming.

De VOORZITTER: Dit zal worden vastgelegd in de notulen.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten, met inachtneming van de daarin bij amendement aangebrachte wijziging.

15. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een voorbereidinqskrediet t.b.v. het station Brandevoort

(biilaqe 170).

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! De HSP-fractie gaat akkoord met

het voorstel. Wij willen echter nog eens extra onder de aandacht brengen dat een inhoudelijk accuraat

format voor de raadsleden veel vragen zou besparen voor de toekomst. Het onderwerp is vergeven

van de vragen. Wij vinden het in ieder geval niet duidelijk en hebben van onze omgeving begrepen dat

het eerst aangeleverde format ook niet duidelijk was. Wij vragen daarvoor aandacht, maar gaan

akkoord met het voorstel.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik kom wel eens buiten Helmond en vertel dan met enige

trots dat wij vier stations hebben. Zover is het eigenlijk nog niet, want er moet eerst nog een station

bijkomen. Als ik het voorstel zie, dan denk ik dat er nogal wat financiële risico's aan kleven. Waar de

gemeente Helmond garant voor staat, is die ¿ 11,5 miljoen. Verder is er namelijk nog niets zeker,

terwijl wij in het IVP ¿ 3 miljoen hebben opgenomen. Ik wil dus graag van de andere fracties vernemen

of wij in staat zijn om een dergelijk risico te nemen.

De heer DAMS (WD): Naar mijn idee loopt de gemeente een risico van ¿ 4 ton. Niet meer en

niet minder. Op het moment dat uit de voorbereiding blijkt dat de financiering niet rond is, dan stop je

vanzelfsprekend en ben je die ¿ 4 ton kwijt.

De heer YEYDEN (PvdA): Er wordt dus een investering gedaan van ¿ 4 ton en als de bijdrages

van het rijk e.d. niet komen, stoppen wij ermee. Wij nemen dus een risico van ¿ 4 ton. Ligt hier niet

een soort kamelentheorie achter?

De VOORZITTER: De heer Yeyden heeft gelijk als hij zegt dat wij deze investering doen in de

verwachting dat de middelen beschikbaar komen om straks station Brandevoort te kunnen bouwen.

Wij nemen vandaag geen ander besluit dan het beschikbaar stellen van ¿ 410.000,--.

De heer YEYDEN (PvdA): Ik wil even voor alle duidelijkheid zeggen dat ook wij van mening zijn

dat station Brandevoort er moet komen. Wij zijn namelijk een voorstander van openbaar vervoer. Ik

vroeg mij alleen af wat voor een risico wij lopen. Er wordt nu expliciet gesteld dat het alleen om die ¿ 4

ton gaat. Op het moment dat wij de andere financieringen niet rond krijgen, krijgt Brandevoort geen

station, tenzij wij de zaak zelf gaan financieren. Ik denk dat dit helder gemaakt moet worden.

-26-

5 oktober 2004.

De VOORZITTER: Dat komt nog een keer terug.

De heer FRANSEN (WD): Als wij geen financiering van het rijk krijgen, kunnen wij wel een

station bouwen, maar er stopt dan echt geen trein.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Wij zijn zeer voor de komst van een station in Brande-

voort. Die discussie is echter lang geleden al gevoerd. Wij hebben ook geen problemen met het voor-

financieren, om het tempo erin te houden. Waar wij wel een probleem mee hebben, is op dit moment

niet aan de orde, maar staat wel aangegeven in de raadsbijlage. Het gaat ons om de ¿ 3 miljoen die

de gemeente Helmond bij de zaak legt om er een luxe station van te maken dat voldoet aan de .

Brandevoortse normen, terwijl tegelijkertijd bekend is geworden dat de wethouder ¿ 4 miljoen wil

bezuinigen op de sociale volkshuisvesting, omdat het geld op zou zijn. Wij hebben problemen met

deze gang van zaken. Wellicht kan de wethouder een toelichting geven.

De VOORZITTER: Het klopt dat dit niet in de stukken staat.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Is de aanleg van het station alleen maar gestoeld

op ambitie? Wij willen een station bouwen, maar als je de wijk Brandevoort goed bekijkt en

bestudeert, dan constateer je dat die wijk helemaal gefocust is op het woon-werkverkeer per auto. Die

paar mensen die gebruik zullen maken van het station, kunnen ook met de fiets naar Mierlo-Hout.

Daarom denk ik dat de auto de toekomst heeft.

Stel dat wij die ¿ 4 ton beschikbaar stellen, welke zekerheid hebben wij dat er straks daad-

werkelijk duizend passagiers dagelijks in- en uitstappen op het station? Ik ben bang dat dergelijke

cijfers gewoon niet gehaald worden. Ik zie de aanleg van het station dus eigenlijk gewoon niet zitten.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Ik zou tegen de heer Van Mullekom

graag het volgende willen zeggen. Men verwacht dat in Brandevoort jeugd zal komen te wonen. Die

moet toch ook naar Eindhoven kunnen. Moet die daar met de auto heen?

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! De heer Van Mullekom moet er toch rekening mee houden dat

hij op een gegeven moment ouder wordt en geen auto meer mag rijden. Op dat moment wordt het

openbaar vervoer heel erg handig.

De VOORZITTER: Laten wij dit punt niet ter discussie stellen. De discussie is immers al

gevoerd over de vraag of er een vierde station moet komen. Waar wij het nu over hebben, is het

beschikbaar stellen van een bedrag, zodat het tempo erin gehouden wordt om het vierde station te

realiseren binnen de afgesproken termijn. Het zal al moeilijk genoeg zijn om daarover met de NS

afspraken te maken. Ik denk dat het geen goede zaak is om opnieuw te gaan discussiëren over de

vraag of er een nieuw station moet komen.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Ik zal iets zeggen over de risico's en garanties. Voor alle

duidelijkheid: ProRail bouwt het station en krijgt van minister Peijs ¿ 5 miljoen aan rijksmiddelen om

een voorstad halte Brandevoort te bouwen. De minister geeft dat geld pas op het moment dat ze zeker

weet dat volgens de prognoses per dag ten minste duizend in- en uitstappers op het station zullen

zijn. Die prognoses en berekeningen zijn gemaakt en op grond daarvan heeft minister Peijs een brief

gestuurd waarin zij aangeeft dat zij dit najaar een beslissing neemt over de bouw van drie voorstad-

haltes, dat Brandevoort één daarvan zal zijn en dat Helmond uiterlijk in 2008 het geld daarvoor zal

ontvangen. In het najaar zullen wij van haar vernemen wanneer dat precies zal zijn (dat kan dus 2006,

2007 of 2008 zijn).

Naar ons idee is dus het risico dat wij lopen uiterst gering. Wij hebben een brief van de minister

waarin ze aangeeft dat ze Brandevoort aanmerkt als locatie om een voorstad halte te bouwen, in het

kader van het MIT. Die ¿ 5 miljoen zijn dus wat ons betreft gegarandeerd. Het is alleen zo dat het

moment waarop dit bedrag gegarandeerd wordt, nog niet vaststaat. ProRail (die het station moet

bouwen) heeft echter te kennen gegeven dat zolang de minister nog geen beslissing genomen heeft,

ProRail niet kan doorgaan met het ontwerp. Pro Rail kan zijn ontwerpafdeling aan de gang zetten op

het moment dat de minister een besluit genomen heeft. Daarom hebben wij gezegd dat wij de

ontwerpkosten zullen voorfinancieren, want daarmee houden wij tenminste de vaart erin. Wij willen

immers het station op 1 januari 2007 in de dienstregeling hebben. Als wij de engineeringskosten van

¿ 4 ton op ons nemen, kunnen wij daarmee bij de provincie aankloppen om mee te investeren in extra

kwaliteit van station Brandevoort.

-27-

5 oktober 2004.

Tegen de heer Verbakei wil ik zeggen dat die kwaliteit hem niet alleen zit in luxe, maar vooral in

functionele luxe. Wij weten namelijk dat de aantrekkelijkheid van stations onder andere gevormd wordt

door het comfort dat de reiziger ervaart. Het wachten op een trein ervaren wij als twee keer zolang als

het eigenlijk is (als je drie minuten hebt staan wachten op de trein, heb je voor je gevoel zes minuten

staan wachten - en in de regen lijkt het nog langer). Om die reden zeggen wij dat comfort belangrijk is

om de aantrekkelijkheid te verhogen. Wij hebben, mede in het kader van OV-netwerk Brabantstad,

een medestander gevonden om extra kwaliteit toe te voegen aan station Brandevoort. De provincie

heeft namelijk de bereidheid uitgesproken om daar extra met ons in te investeren. De bijdrage van de

gemeente zit hem vooral in de functionele inpassing van het station in de omgeving, zoals de fiets-

paden, de taxistandplaatsen, de bushalte en de overige zaken die wij moeten aanleggen. De toe- .

voeging van de provincie zit hem in het stuk functionele kwaliteiten als het gaat om informatie-

voorziening, kaartverkoop en andere zaken op het station.

De heer VERBAKEL (SP): Ik heb in de commissie ook al aangegeven dat er een groot verschil

zit tussen de wijze waarop met Brandevoort wordt omgegaan en de wijze waarop met Brouwhuis

wordt omgegaan. De wethouder heeft het over fietspaden en aanverwante artikelen. Hij geeft een

zodanige uitbreiding aan de zaak dat ik zou willen voorstellen om een en ander in het raadsvoorstel

duidelijk te maken. In mijn ogen gaat dit namelijk niet meer over het station.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): De raad heeft het college opgedragen om met alle

middelen te zorgen voor een stuk financiering en cofinanciering bij anderen. Je moet je eigen

middelen zo goed mogelijk inzetten en proberen anderen zo maximaal mogelijk mee te laten inves-

teren in de kwaliteiten van onze stad. Op deze manier proberen wij dat vorm te geven.

De heer Dams heeft gelijk als hij zegt dat het risico nooit groter is dan ¿ 4 ton. Wij weten dat de

minister in ieder geval aangegeven heeft dat het station er komt, dat ze daarvoor geld heeft en dat die

¿ 4 ton te zijner tijd in de projectkosten zullen worden opgenomen. Wij kunnen er met de provincie

over praten dat de ¿ 3 miljoen gebruikt wordt om de voorfinanciering van de ¿ 5 miljoen van het rijk

veilig te stellen. Dat is de gang van zaken.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

16. Voorstel met betrekkinq tot het ontwerp Reconstructieplan De Peel (biilaqe 190).

Mevrou"X DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Wij vragen ons af of het in deze tijd

van bezuinigingsplannen zo verstandig is om de raad te bedelen met twee dikke boekwerken over De

Peel en de MER. Ik moet zeggen dat een dergelijke gang van zaken in mijn fractie op wat tegenstand

stuit. Men vindt dat in deze tijd geprobeerd moet worden om het papierwerk te verminderen. De heer

Praasterink heeft dit ook al zo vaak aangegeven - een keer zelfs met volle koffers. Het helpt echter

niets, want wij krijgen nog steeds dikke boekwerken. Wij willen nogmaals aandacht voor dit punt

vragen. Ik zou graag van mijn collega-raadsleden willen horen of ze daadwerkelijk die twee dikke

boeken hebben doorgelezen. Het is overigens prima dat bij dit agendapunt een cd-rom meegeleverd

is.

De heer VAN WETERING (CDA): De boekwerken en de cd-rom kregen wij nadat de discussie

in de commissie RF gevoerd was. In de visiekamer hadden wij de stukken al ingekeken. Ook van mijn

kant uit was er eigenlijk geen behoefte meer aan die stukken.

De VOORZITTER: Ik heb vandaag alle reconstructieplannen van alle delen van de provincie

toegezonden gekregen. De stukken zaten in een doos die ik niet kon tillen. Ik heb die onmiddellijk

laten deponeren in een andere kamer.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Ik heb nog wel een koffer voor u over.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Ik zou het een goede zaak vinden om dat terug te koppelen.

Wie kun je nog gelukkig maken met al die stukken, want zelf doe je er niets meer mee.

De VOORZITTER: Ik vind dat wij meer moeten overgaan op cd-rom's. Die zijn een stuk goed-

koper en ze zijn beter hanteerbaar. Het is alleen zo dat een paar exemplaren van de desbetreffende

stukken ter inzage behoren te liggen.

-28-

5 oktober 2004. -

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Wij hebben ook nog een vraag aan

de wethouder. In het hoofdstuk "landschapsecologische zone" van het ontwerp-reconstructieplan staat

op pagina 5 dat een eventuele stedelijke ontwikkeling, bijvoorbeeld bedrijventerrein voor het gebied

Scheepstal, niet mogelijk zou zijn. Dit vinden wij een moeilijke zin. Wij begrijpen die niet zo goed.

Misschien kan de wethouder enige toelichting geven.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): In de commissievergadering heeft de heer Farla

aangegeven dat deze fout in het plan is geslopen. Inmiddels wordt hij gecorrigeerd door de inspraak-

reactie van Helmond. In de concepttekst staat de fout nog, maar in de definitieve tekst niet meer. Ik

hoop niet dat de raad nu een nieuw exemplaar wenst te ontvangen.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Ik wist dit niet, omdat ik met vakantie was.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

17. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de renovatie van Sluis 7 voor

tijdelijke maatreoelen (biilaoe 171).

De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! In de commissie hebben wij een voorbehoud

gemaakt ten aanzien van het onderhavige voorstel. Daarna heeft wethouder Van den Heuvel in kleine

kring geschetst wat voor een inferno plaatsvindt als deze sluis bezwijkt. Wij zijn overstag gegaan,

oftewel: wij gaan akkoord met het voorstel.

De heer SMITS (HB): Veiligheid is de motivatie om deze ingreep te doen. In diverse commis-

sies is uitvoerig over dit onderwerp gesproken. Wij zouden het risico lopen dat de sluishoofden

zouden instorten. Dit is gebaseerd op ervaringen van Rijkswaterstaat tijdens de renovatie van Sluis 2.

Ik vraag mij af welke risico's dat zijn. Zijn die wel goed in te schatten? Is er een direct risico of een

risico op termijn? Of is het zo dat er naar verwachting een risico is? Het college heeft een direct risico

gesignaleerd. Wij zetten daar onze vraagtekens bij. Hetgeen voor Sluis 7 geldt, zou ook moeten

gelden voor Sluis 8 en 9, die ook binnen ons stroomgebied en onze verantwoording vallen.

De argumenten voor deze tijdelijke maatregel zijn niet overtuigend. Wij gaan geen kosten

maken op het sterfhuis, maar wel voor een voorziening die niet bepaald zal uitnodigen tot een voort-

varende renovatie van Sluis 7; een sluis die in de vorige raadsperiode van Rijkswaterstaat werd over-

genomen om als monument te conserveren c.q. te restaureren, omdat deze sluis nog de meest

authentieke versie was (ze heeft namelijk nog een met de hand te bewegen mechanisme voor het

openen en sluiten van de sluisdeuren). Wij sluiten ons graag aan bij de geluiden van andere fracties

om wat meer steekhoudende onderzoeksrapporten te maken. Meten is immers weten. Er moet een

onderzoek worden gedaan, waarbij duidelijk wordt aangegeven hoe de onderhoudstoestand is en

inzicht wordt verschaft in de werkelijke renovatiekosten. De sluis staat in monumentaal Nederland

bekend als een uitzonderlijk buitenbeenlje.

Als er trouwens wordt overgegaan tot het aanbrengen van de voorzetwanden, zullen derden

waarschijnlijk aangeven dat het gebruik van het kanaal wel erg minimaal wordt. De Sint zal met de

witte schimmel moeten komen in plaats van met de stoomboot. Waarschijnlijk zal laarbeek nu echt

het Aarlese brugdossier dichtgooien en een brug ontmantelen.

Uit het voorgaande volgt dat wij geen voorstander zijn van het voorstel.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Voorzitter! Het is duidelijk dat de vraag speelt in hoeverre het

echt noodzakelijk is om deze sluis te conserveren. Van de noodzaak zijn wij zo nu en dan niet over-

tuigd. Wij hebben zelfs voorgesteld om de zaak kosteloos door derden te laten onderzoeken. Iets

dergelijks zou binnen een periode van twee maanden kunnen. Wellicht is er voor Sluis 8 en 9 een veel

grotere noodzaak om te renoveren.

Als er iets gebeurt, kunnen rare rampen plaatsvinden; rampen voor het milieu (ik denk dan

bijvoorbeeld aan de Bundertjes) en de economie (ik denk bijvoorbeeld aan al die bedrijven die langs

het kanaal liggen en afhankelijk zijn van water, zoals Gamma, Nedschroef, Raaymakers en zo verder.

In de praktijk zal een ramp niet zo snel plaatsvinden. Maar toch.

Wij begrijpen dat de discussie met betrekking tot de kostenverdeling nog niet afgerond is. De

noodreparatie wordt mede ingegeven door het feit dat het college de verantwoordelijkheid niet langer

wenst te dragen. Het college vaart op de deskundigheid van anderen bij Sluis 2.

-29-

5 oktober 2004.

Men kent onze opvattingen met betrekking tot het kanaal. Het kanaal vervult een wezenlijke

functie in de geschiedenis van Helmond. Wij willen het kanaal openhouden - ook in de toekomst. Dit

niet alleen om historische redenen, maar evenzeer om bedrijfseconomische en toeristische. De dam-

wand is niet het begin van het einde, want de damwand zal ook weer weg moeten. Wij hebben ons bij

het plan van de groene loper verzet tegen vaste bruggen tussen het terrein van De Groene Loper en

de Bundertjes. Wij hebben deze opvatting expliciet herhaald tijdens de informatieve opiniepeiling

inzake het ASP. Wij wensen daaraan vast te houden en willen derhalve de toezegging dat wij hier

geen onomkeerbare zaken proberen vast te stellen.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Het onderhavige voorstel is kennelijk ingegeven'

door angst. Dat onderzoek aan Sluis 2 (die veel noordelijker ligt) heeft aangetoond dat die slecht is,

wil niet zeggen dat Sluis 7 op doorbreken staat en dat Helmond elk moment kan veranderen in een

watersnoodgebied. Ik vraag mij af of Sluis 8 en 9 niet nog veel slechter zijn. Ik zou graag van het

college willen vernemen hoe het denkt over die sluizen. Als met die sluizen iets gebeurt, is Helmond

absoluut onbereikbaar per schip. En wat dan?

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! Bij mijn weten is Sluis 8 een aantal jaren geleden opgeknapt

voor flink wat geld. Als ik mij niet vergis, is dat toentertijd in de raad geweest.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Dat had betrekking op de oude fundering.

De heer KLAUS (SP): Ik weet niet precies wat er toen is gebeurd, maar wel dat de zaak een

flinke zak geld heeft gekost.

Ik heb eigenlijk alleen maar een informatieve vraag. Als de damwand wordt geplaatst, dan zou

de week daarop het zaakje toch nog in elkaar kunnen lazeren, heb ik begrepen. Er zal dan toch iets

moeten gebeuren. Ik vraag mij af hoe het zit met de waterdoorvoer. Er wordt een damwand gemaakt.

Iets dergelijks lijkt mij een stevige maatregel. Ik heb in technisch opzicht niet veel verstand van deze

materie, maar ik weet wel dat er iets zal moeten gebeuren.

De heer VAN DEN H EUVEL (wethouder): Voorzitter! Het voorstel is inderdaad ingegeven door

risico's waarvan wij denken dat die worden gelopen door bedrijven en burgers in Helmond. Wat is het

geval? Naar aanleiding van het blootleggen van de fundering van Sluis 2 is door Rijkswaterstaat in

een uitvoerig rapport aangegeven dat in vergelijkbare sluizen (de sluizen 7, 8 en 9) de bacteriën hun

werk dermate goed hebben gedaan dat de funderingsfunctie tot wellicht 5% is teruggelopen. In het

rapport wordt tegelijkertijd aangegeven dat daarmee grote veiligheidsrisico's worden gelopen.

Op basis van het rapport en een aantal gesprekken dat ik ook met anderen dan Rijkswaterstaat

voerde over dit onderwerp, is gemeend om het onderhavige voorstel aan de raad te moeten voor-

leggen. Wij vonden het absoluut onverantwoord om de tijdelijke maatregel met betrekking tot Sluis 7

uit te stellen. Dat betekent dat wij voorstellen om een damwand te slaan. Ik wil er overigens bij zeggen

dat het krediet voor ongeveer de helft aangewend wordt voor materiaal, oftewel: het ijzer. Een dam-

wand kan verwijderd worden. Derhalve kan op enig moment zo'n damwand opnieuw ingezet worden,

mocht je te zijner tijd een andere functie aan die sluis willen toebedelen.

De fractie van Helmondse Belangen vraagt zich af of het college de risico's wel goed heeft

ingeschat en of het onderzoek wel steekhoudend is. Wij achten het onderzoek van Rijkswaterstaat

absoluut steekhoudend. Ik heb in gesprekken die ik heb gevoerd met een ander bureau, gevraagd of

men zou kunnen zorgen voor een aanvullend onderzoek dan wel de cijfers van Rijkswaterstaat zou

kunnen weerleggen. Datwas echter absoluut niet het geval. Toen ik vroeg of mij de garantie kon

worden gegeven dat er niets met de sluis zou gebeuren en ik dit besluit een aantal malen zou kunnen

uitstellen, kreeg ik te horen dat die garantie niet kan worden afgegeven. Ik acht het onderzoek van

Rijkswaterstaat dus alleszins steekhoudend.

Het zij zo dat de maatregelen consequenties hebben voor de intocht van de Sint. Ik denk echter

dat de zaak geen consequenties heeft voor de straks te voeren onderhandelingen met Laarbeek,

omdat wij met elkaar hebben afgesproken geen onomkeerbare situatie te creëren.

De heer HEN RAAT (SDOH): Als Sinterklaas niet door Sluis 7 kan, is Aarle Rixtel bereid om de

brug omhoog te doen, zodat Sinterklaas per boot kan aankomen in Helmond.

De VOORZITTER: Als gevolg van de problematiek met de sluis heeft de Sint laten weten dat hij

niet per boot in Helmond zal aankomen. Hij zal waarschijnlijk vanuit de lucht landen.

-30-

5 oktober 2004. -

De heer HEN RAAT (SDOH): Dat is mooi, maar daar krijgen wij geen vergunning voor. De

gemeente moet dan maar voor die vergunning zorgen.

De VOORZITTER: Dan vrees ik dat de Sint dit jaar niet komt, want dit was het laatste bericht

dat ik uit Spanje heb gekregen.

De heer HENRAAT (SDOH): De gemeente zal niet toestaan dat de Sint per helikopter in

Helmond arriveert.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Ik zal mij persoonlijk ervoor inzetten om te zorgen dat

de Sint dit jaar Helmond toch kan bezoeken. Die toezegging doe ik bij dezen.

De heer Praasterink sprak over de visie en de functie van het kanaal in de toekomst. Dit is een

onderwerp dat wij absoluut nog een keer met elkaar zullen bediscussiëren. De uitvoering van dit voor-

stel staat daar niet in de weg. Het is inderdaad zo dat het slaan van de damwand noodzakelijk is om

de veiligheid te waarborgen. Daardoor ontstaat geen onomkeerbare situatie die consequenties zou

kunnen hebben voor een mogelijke andere functie van het kanaal in de toekomst. De mogelijkheid

wordt zelfs opengelaten dat de sluisfunctie volledig wordt hersteld, indien daarvoor middelen beschik-

baar zijn, en dat te zijner tijd weer een vaarfunctie mogelijk zal worden gemaakt.

Het voorstel heeft slechts één doel, namelijk het waarborgen van de veiligheid van de bedrijven

en de woningen, met name in de omgeving van het Havenplein en het centrum. Een en ander zou er

namelijk toe kunnen leiden dat tussen Sluis 7 en 8 een daling van het waterpeil te zien zou zijn van

rond de anderhalve meter, waarbij zelfs de insteekhaven leeg zou kunnen lopen. Dat is de reden

waarom wij het voorstel aan de raad voorleggen. Niet meer en niet minder dan dat. Tegen de heer

Praasterink wil ik dus zeggen dat in onze optiek (wij worden daarin gesteund door Rijkswaterstaat) wel

degelijk een noodzaak aanwezig is voor de maatregelen.

Zoals is aangegeven in het voorstel bedragen de kosten voor de reparatie ¿ 146.000,--, met

dien verstande dat daarvan ¿ 50.000,-- a ¿ 60.000,-- besteed wordt aan materiaal dat eventueel in de

toekomst hergebruikt kan worden of op een andere wijze weer kan worden ingezet.

De heer Van Mullekom geeft aan dat het voorstel voortkomt uit angst. Ik denk niet dat dat zo is,

want het voorstel komt voort uit een stukje realiteit, gedegen onderzoek en een verantwoordelijk-

heidsbesef bij het college om te zorgen dat de veiligheid gewaarborgd wordt voor onze burgers.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Ik heb de wethouder in de commissievergadering

horen zeggen dat de sluis afgebroken zou moeten worden om te kunnen constateren wat er daad-

werkelijk aan de hand is. Ik heb toen gezegd dat ik in mijn militaire diensttijd duiker ben geweest en

dat ik in opdracht van de overheid op vijftig meter diepte de sluis van Ijmuiden heb mogen inspec-

teren. Je moet een sluis niet afbreken, maar met een duikerspak aan onderzoeken. Zo werkt dat.

De heer VAN DEN H EUVEL (wethouder): De heer Van Mullekom moet er maar met zijn

duikerspak naartoe gaan. Hij dient zich echter wel te realiseren dat de fundering, die onder water ligt,

volledig bedekt is met zand. Hij zal een flinke duikersbril moeten opzetten om te constateren hoe de

bacteriën de binnenkant van de houten palen hebben weggevreten.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Ook dat hebben wij gedaan bij de sluizen van Beneden-

Leeuwen.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Tegen de heer Klaus wil ik zeggen dat het slaan van

een damwand in feite niets anders is dan het zekeren van de situatie, waarbij de huidige waterfunctie

gehandhaafd kan blijven.

De heer KLAUS (SP): Het blijkt dat het zaakje in elkaar kan lazeren. Hoe lang denkt de

wethouder nog te kunnen wachten voordat iets dergelijks gebeurt? Als zoiets plaatsvindt, valt er niets

meer te renoveren aan dat unieke sluiscomplex en moet er iets anders gebeuren. Heeft de wethouder

een termijn in zijn hoofd waarbinnen hij actie gaat ondernemen?

Mijn andere vraag ging over de waterdoorvoer. Daar ben ik erg in geïnteresseerd.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): De waterdoorvoer wordt op geen enkele manier

gehinderd door het aanbrengen van een damwand. Op het moment dat het voorstel door de raad

wordt aangenomen, gaat het offertetraject lopen, zodat wij binnen zeer korte tijd daadwerkelijk een

damwand kunnen slaan. Ik heb al aangegeven dat dit niets verandert aan het feit dat de raad op enig

-33-

I

5 oktober 2004.

NOTULEN

van het vragenuur, gehouden op dinsdag 5 oktober 2004 om 19.00 uur.

VOORZITTER: drs. AAM. Jacobs, burgemeester.

GRIFFIER: mr. J.P.T.M. Jaspers.

De VOORZITTER opent het vragenuur.

1. Vraqen van de fractie van HB inzake een overzicht van het qebruik van de qemeenteliike sportparken.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Bij de behandeling van het dossier Klein Arsenal heeft mijn

fractie de wethouder verzocht om voor de aanvang van het voetbalseizoen een overzicht te geven van

de bezetting van de sportvelden. Dat zou eerst in 2005 plaatsvinden. Wij hebben dat gelukkig kunnen

terugdraaien naar het seizoen 2004/2005. Er zijn vijf a zes wedstrijden van het nieuwe seizoen

gespeeld. Wij verzoeken de wethouder nogmaals om dat overzicht te verstrekken.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Ik zou willen dat het er al lag. Het overzicht zal

uiterlijk vrijdag per post worden verzonden. Het gaat gewoon om een uitdraai van de gegevens van de

KNVB met de Helmondse norm erop. Het overzicht is vrij eenvoudig te maken. Men is gewoon

vergeten het op te sturen.

De heer SMITS (HB): Als het zo eenvoudig is, dan was mijn vraag wellicht overbodig. Binnen-

kort zal de bezetting van de sportparken ter sprake komen, met name de inbreiding van verenigingen

op bestaande sportparken. Misschien is er aanleiding voor andere fracties om er iets over te zeggen.

De VOORZITTER: Op een overbodige vraag volgt altijd een overbodig antwoord. Zo werkt dat

nu eenmaal.

2. Vraqen van de fractie van Helmondse Belanqen inzake een artikel in het weekblad Binnenlands

Bestuur.

De heer SMITS (HB): Als aandachtig lezer van Binnenlands Bestuur viel mij twee weken

geleden een artikel op met als kop dat Helmond de actieoproep van het VNG negeert. Het gaat om

het feit dat wij in Helmond bezig zijn met een pilotproject over de Wet maatschappelijke onder-

steuning, een wet die nogal wat impact zal krijgen in Nederland. In hetzelfde artikel stond dat de VNG

de contacten met het kabinet wilde opzeggen en in ieder geval wilde wachten totdat de protestactie op

het Malieveld achter de rug zou zijn.

Een dergelijk artikel is natuurlijk niet erg positief voor Helmond, want heel het land kan lezen dat

Helmond de actie negeert. Ik loop liever met andere dingen voorop.

- Waarom negeert Helmond als enige landelijke gemeente VNG-actieoproep?

- Op basis van welke afspraken ziet de wethouder nog ruimte om de pilot voort te zetten?

- Is de gemeente voornemens deel te nemen aan de protestactie op 22 oktober a.s. op het Malieveld

in Den Haag?

De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Ik negeer het advies van de VNG omdat de pilot

waar wij mee bezig zijn, te maken heeft met wonen en zorg. Afgelopen donderdag waren ruim twintig

partijen uit de regio (gemeente, woningbouwverenigingen, GGZ, welzijnsinstellingen, gehandicapten-

organisaties - kortom: alles wat met wonen en zorg te maken heeft) bij elkaar om een stuurgroep te

formeren die gaat proberen om modellen of concepten voor woon-zorgcombinaties te ontwikkelen.

(Het ministerie is daar uiteraard ook in geïnteresseerd, omdat de landelijke lijn is om mensen zo lang

mogelijk zelfstandig te laten wonen in hun eigen woonsituatie.)

In de leden brief van de VNG van 14 september staat dat ze het liefst zo min mogelijk contact

heeft met VWS en voorlopig slechts die onderdelen van de huidige Welzijnswet wil onderbrengen bij

-34-

5 oktober 2004.

de WMO die een relatie hebben met aspecten van "wonen met zorg". Dat is een van de speerpunten

die de VNG onderkent als landelijk beleid. Vandaar dat ik zo vrij ben geweest om mij niet te storen

aan de oproep en de bijeenkomst toch door te laten gaan. Het leek mij geen goede zaak om die af te

blazen, want zie maar eens twintig organisaties op een bijeenkomst in Gemert bij elkaar te krijgen.

Het antwoord op de vraag op basis van welke afspraken ik nog ruimte zie om de pilot voort te

zetten, luidt dat de VNG niet bepaalt welke pilot wordt uitgevoerd. Dat bepalen wij namelijk zelf. Het

VWS ondersteunt ons daarbij, maar het gaat dan om een puur adviserende rol. Als wij constateren dat

zaken werken, dan kunnen wij daar iets mee doen. Als dingen niet werken, Ieren wij daar ook van en

kunnen wij daarover informatie afgeven aan andere gemeenten. VWS heeft ongeveer zestig pilots in

het land. VWS overlegt dus met nogal wat gemeenten en dat is met name het probleem van de VNG.

Die zegt namelijk dat er veel bilateraal overleg plaatsvindt tussen gemeenten en VWS en dat ze vaak

het verwijt krijgt dat als gemeenten aangeven het een en ander graag geregeld of afgesproken willen

hebben, erbij gezegd wordt dat in die en die gemeenten iets dergelijks al gebeurt. Vandaar dat de

VNG aangeeft dat ze wil dat alle pilotgemeenten tijdelijk de één op één-contacten met VWS op nul

zetten, om te voorkomen dat men steeds tegen elkaar uitgespeeld wordt en de VNG door kan gaan

met de onderhandelingen.

Wij zijn voornemens om op 22 oktober naar de protestbijeenkomst op het Malieveld in Den

Haag te gaan. Overigens zal niet het volledige college daar aanwezig zijn. Wij hebben daar namelijk

geen tijd voor. Ik heb begrepen dat wethouder Tielemansdaarheen zal gaan, omdat het vooral gaat

om een drietal financiële zaken.

In de eerste plaats speelt de discussie over de onroerend-zaakbelasting, oftewel: gaat de

gemeente heften of gaat het rijk dat zelf doen?

In de tweede plaats mag de gemeente om de EMU-norm van Zalm te halen, bijna geen specu-

latieve aankopen doen voor het grondbedrijf. Dat beperkt ons dus erg in onze verdere ontwikkeling.

In de derde plaats speelt de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Gelukkig

wordt die niet in één keer ingevoerd op 1 januari 2006. Dat zou ook absoluut niet kunnen, want er zou

dan worden geschoven met 40% van het gemeentefonds. Je praat dan over miljarden. Als die wet niet

goed gefaseerd ingevoerd gaat worden, gaat het met miljarden mis. Dat is de angst van ons en de

VNG. Vandaar dat op het moment dat het rijk een maximum ging inbouwen in het OZB, in die zin, dat

de gemeenten niet meer hun OZB mogen verhogen, de VNG vond dat daarmee de maat vol was. De

VNG gaf aan dat als dergelijke belangrijke financiële bewegingen aan de orde zijn, er meer duidelijk-

heid moet zijn dan het kabinet op dit moment biedt. Om die reden gaf de VNG aan dat er eerst een

raadpleging van de leden zou moeten plaatsvinden, omdat ze het zicht zou hebben verloren op

datgene wat er gaat bewegen, en ze er zeker van wil zijn dat alle gemeenten achter haar staan - want

dat maakt haar positie richting het rijk sterker.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Ik denk dat de wethouder behoorlijk antwoord heeft gegeven.

Ik dank hem daarvoor.

3. Vraqen van de fractie van Helmond Aktief inzake het onderzoek naar onreqelmatiqheden bij de

buurtvereniqinq Hooqeind.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! De afgelopen week heb ik als fractievoorzitter kennis

genomen van een briefwisseling tussen oud-leden van buurtvereniging Hoogeind en het college. Naar

aanleiding van deze brieven en een artikel in deze krant heb ik nadere informatie ingewonnen. De

informatie die ik gekregen heb, vervullen mij met grote zorg. Er is namelijk meer aan de hand dan een

ruzie in een vereniging, waar de overheid zich terecht (ik herhaal: terecht) niet mee moet bemoeien. Een

en ander is voor mij aanleiding om het college twaalf vragen voor te leggen.

Ik wil allereerst echter kort ingaan op mijn motieven om deze vragen te stellen. Nadat er sprake

was van signalen van leden en oud-leden van deze vereniging stelde het college een onderzoek in

naar de vraag of het bestuur van de vereniging zich hield aan de subsidievoorwaarden. Nader onder-

zoek heeft uitgewezen dat het spreekwoord "waar rook is, is vuur" hier zijn juistheid heeft bewezen.

Op de ledenlijst stonden meer leden vermeld dan betalende leden in de boekhouding. Er was kenne-

lijk geknoeid met de ledencijfers, met het doel om een hogere subsidie te vangen. Intern verweerde

het bestuur zich met de opmerking dat dit door iemand van de gemeente geadviseerd was. Naar de

mening van Helmond Aktief moet daar nader onderzoek naar verricht worden. Opvallend is de wijze

waarop het college de zaak met de buurtvereniging heeft afgehandeld. Nadat er onregelmatigheden

(fraude dus) waren geconstateerd, heeft het college verzuimd om het onderzoek uit te breiden naar

voorgaande jaren. Ik vraag mij af of de boeken voorhanden waren. Verenigingen hebben een bewaar-

plicht van tien jaar. Overigens heeft het college ook kennis genomen van andere onregelmatigheden

-35-

5 oktober 2004.

die plaats zouden vinden onder de vlag van het bestuur van de buurtvereniging. Er zou bijvoorbeeld

sprake zijn van een ernstige vorm van concurrentievervalsing met het bedrijfsleven door de verkoop

van goedkoop ingekochte drank en rookwaren. Zo is onder meer sprake van de verkoop van

ongebanderolleerde sigaretten. Uit het verslag van de ledenvergadering van 29 april 2003 wordt onder

meer door het bestuur geantwoord op beschuldigingen van oud-leden. Ik citeer: "De 42 flessen die

door (...) zelf zijn geleverd, zijn afkomstig uit Duitsland. Waardoor ze door de buurtvereniging goed-

koop konden worden ingekocht met als doel om meer winst eraan over te houden voor de buurt-

vereniging."

De VOORZITTER: Mijnheer Van Mullekom, zou u nu willen overgaan tot het stellen van de

vragen?

De heer VAN MULLEKOM (HA): Nog twee zinnen en dan ben ik daaraan toe.

Mijn stelling is dat wanneer men het binnen een vereniging niet al te nauw neemt met een

aantal normen en waarden, er een taak is weggelegd voor een of meer overheden. Uit het voor-

gaande volgt dat het college het een ander heeft uit te leggen. Ik stel daarom de volgende vragen:

1. Is het juist dat het onderzoek dat heeft plaatsgehad in de periode mei 2003 tot half december

2003 zich enkel richtte op de vraag of de buurtvereniging zich gehouden heeft aan wat is vast-

gesteld in de subsidiebeschikking en wat is vastgelegd in de subsidieverordening van de

gemeente Helmond?

2. Is het juist dat slechts een financiële controle heeft plaatsgevonden van jaarrekening 2002 en de

momentopname van de ledenlijst mei 2003?

3. Waarom heeft uw college, toen bleek dat er sprake was van onrechtmatigheden, geen vervolg-

onderzoek ingesteld over een aantal jaren voorafgaande aan het onderzochte jaar 2002?

4. Waarom heeft uw college, nadat gebleken was dat er sprake was van onrechtmatigheden, geen

diepgaand onderzoek ingesteld naar fraude, misleiding of nalatigheid?

5. Is het uw college bekend dat het toenmalige bestuur de beschuldiging heeft geuit dat de onregel-

matigheden met betrekking tot de ledenlijst hebben plaatsgehad op advies c.q. met medeweten

c.q. met instemming van ambtenaren van de gemeente Helmond?

6. Zo ja, waarom heeft uw college dan geen nadere pogingen ondernomen om tot waarheidsvinding

te komen om in te kunnen staan voor de integriteit van betrokken bestuurders en ambtenaren?

7. Zo nee, is uw college bereid een nader onderzoek te doen laten plaatsvinden waarbij deze

beschuldigingen nader worden onderzocht?

8. Kan uw college precies aangeven welke afspraken zijn gemaakt met het bestuur van de buurt-

vereniging Hoogeind na de constatering van de onregelmatigheden? Wat is er terechtgekomen

van de gemaakte afspraken?

9. Is uw college bereid te bevorderen dat een onderzoek wordt ingesteld naar de gang van zaken

rond de subsidierelatie met de buurtvereniging Hoogeind en het verrichte onderzoek naar

onregelmatigheden bij de buurtvereniging?

10. Is uw college het ermee eens dat in een dergelijk onderzoek de doelmatigheid van het bestuurlijk

en ambtelijk handelen betreffende de kwestie buurtvereniging Hoogeind onderzocht gaat worden,

evenals de rol die bestuurders en ambtenaren hebben gespeeld?

11. Is uw college het met mij eens dat de doelmatigheid en de rol van bestuurders en ambtenaren

getoetst kunnen worden aan de volgende criteria:

- zorgvuldigheid;

- handelingsbevoegdheid;

- procedurele discipline;

- vakbekwaam handelen?

12. Op welke wijze kan volgens het college een door Helmond Aktief bedoeld onderzoek het beste

worden uitgevoerd? Door het college zelf of door de gemeenteraad?

De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Wij hebben destijds aangegeven dat er geklaagd

werd dat er mogelijk onregelmatigheden hebben plaatsgevonden bij de betreffende vereniging. Dat

heeft er uiteindelijk toe geleid dat er onderzoek verricht is. Wij gaan niet af op ieder signaal, maar op

dat moment is besloten om een onderzoek te verrichten. Wij hebben toen onrechtmatigheden gecon-

stateerd. Het ging inderdaad om het ledenaantal. Dat hebben wij in principe gecorrigeerd. Dat

betekent dat er een regeling is getroffen waarbij de vereniging de over de jaren te veel ontvangen

subsidie terugbetaald. Wij hebben eveneens geconstateerd dat voor het overige niet zodanig zware

zaken aan de orde waren dat er op dat moment verder gegaan zou moeten worden met het onder-

-36-

5 oktober 2004.

zoek. Het onderzoek is dan ook niet verder gegaan dan het onderzoek dat in een subsidierelatie

gebruikelijk is.

Hetgeen gezegd wordt over welke ambtenaar dan ook wil ik pertinent ontkennen. Mij is zojuist

ter ore gekomen dat helaas de naam van een ambtenaar via de media bekend is gemaakt. Deze

ambtenaar had echter op dat moment niet eens die betrokken functie of taak. Als er al een naam

genoemd had moeten worden, had er een naam van een andere ambtenaar genoemd moeten

worden, wil zoiets enig waarheidsgehalte voor ons hebben. Dergelijke suggesties doen wij af als

zijnde niet waar en die worden dus uiteraard ook niet verder onderzocht.

Op de eerste vraag kan ik dus antwoorden dat er inderdaad in de genoemde periode een

onderzoek heeft plaatsgevonden. Het onderzoek ging met name over het ledenaantal.

Er heeft later inderdaad een financiële controle plaatsgevonden. Die had niet alleen betrekking

op de te veel ontvangen subsidie, maar had ook te maken met de reservepositie. De vereniging is in

1994 opgericht en heeft vanaf dat moment stelselmatig te veel leden opgegeven. Wij kunnen volgens

de subsidienormen slechts voor vijf jaar terugvorderen. Wij hebben uitgerekend dat dit neerkomt op

een bedrag van ¿ 981,-- per jaar. Voor vijf jaar is dat ¿ 4.905,--. Met wat plussen en minnen vorderen

wij een bedrag van circa ¿ 4.800.-- terug: Met het bestuur is afgesproken dat dit in twee gedeelten

teruggevorderd zal worden. Het ene gedeelte wordt betaald uit de reserve en het andere wordt ver-

rekend met de subsidie voor 2005. In 2004 is conform het correcte ledenaantal een subsidie verstrekt.

Ik heb al uitgelegd waarom wij geen diepgaand onderzoek hebben ingesteld. Er was namelijk

geen aanleiding om iets dergelijks te doen.

Ik heb reeds ontkend dat de onregelmatigheden met betrekking tot de ledenlijst hebben plaats-

gehad met medeweten van de betrokken ambtenaar. De integriteit van de ambtenaren staat dus niet

ter discussie. Het antwoord op de vraag of het college bereid is om nader onderzoek te doen, luidt dan

ook dat zoiets absoluut niet aan de orde is. Wij twijfelen absoluut niet aan de correctheid van de

betrokken ambtenaar.

Het antwoord op de vraag of het college bereid is te bevorderen dat een onderzoek wordt

ingesteld naar de totale gang van zaken rond de subsidierelatie met de buurtvereniging, luidt dat wij

een dergelijk onderzoek al hebben laten verrichten.

Ik ben het ermee eens dat de doelmatigheid en de rol van bestuurders en ambtenaren getoetst

moet worden aan de in vraag 11 genoemde criteria.

Op de laatste vraag kan ik antwoorden dat een onderzoek mij niet nodig lijkt.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Ik zou graag exact van de wethouder willen

vernemen over hoeveel jaar terug subsidie is teruggevorderd. Voor hoeveel leden is er eigenlijk door

de vereniging subsidie aangevraagd?

De heer BETHLEHEM (wethouder): Op grond van onze subsidieverordening mogen wij niet

verder teruggaan dan vijf jaar.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Kan de wethouder voor bijvoorbeeld het jaar 2002 of 2003

aangeven voor hoeveel leden subsidie is aangevraagd en hoeveel daarvan daadwerkelijk contributie

betaalden?

De heer BETHLEHEM (wethouder): Ik heb zojuist aangegeven dat het per jaar neerkwam op

een bedrag van ongeveer ¿ 981,--. Dat hebben wij vermenigvuldigd met vijf.

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! De wethouder geeft aan dat de subsidie maar tot vijf jaar terug

kan worden teruggevorderd. Is er totaal geen controle op de ledenaantallen die verenigingen

opgeven? Als er wel gecontroleerd wordt, hoe wordt dat dan gedaan?

De heer BETHLEHEM (wethouder): Dat wordt gecontroleerd via steekproeven. Ik kan mij voor-

stellen dat er nu aanleiding is om intern te zeggen: laten wij ze allemaal maar eens tegen het licht

houden voor het jaar 2005. In principe is het zo dat iedere vereniging een gewaarmerkte ledenlijst

inlevert. Dat betekent dat het bestuur aangeeft dat de ledenlijst klopt. In principe gaan wij aan de hand

daarvan te werk.

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! De betrokken vereniging heeft dus iedere keer een ledenlijst

aangeleverd waarop namen stonden van mensen die geen lid waren?

-37-

5 oktober 2004.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Normaliter ben je per gezin lid. De betrokken vereniging

heeft echter bij alle leden aangegeven dat het gezinnen betreft. Daar zit dus het verschil in.

De heer HEN RAAT (SDOH): Voorzitter! Ik ben in deze aangelegenheid geen betrokkene, maar

ben wel anderhalf jaar geleden benaderd door de vrijwilligers die nu geroyeerd zijn. Ik heb kennis

kunnen nemen van heel wat stukken. Er wordt nu alleen maar gesproken over het ledenbestand. De

wethouder merkte zojuist op dat er een naam van een ambtenaar genoemd zou zijn die beslist niet de

juiste zou kunnen zijn. Ik heb overigens vandaag over deze zaak niets vernomen via de radio en er

heeft ook niets in de krant gestaan. Ik wil echter voor alle duidelijkheid zeggen dat de heer Pennings...

De VOORZITTER: Laten wij geen namen noemen van mensen die zich niet kunnen verdedigen.

De heer HEN RAAT (SDOH): Dat kan wel zijn, maar deze zaak duurt al zo'n twee jaar en mag

wel eens helder worden gemaakt en uit de wereld worden geholpen. De heer Pennings wilde met zijn

klacht aankloppen bij de juiste instanties van de gemeente. Een andere goedwillende vrijwilliger heeft

de heer Pennings mijn naam gegeven. (Ik vertel dit maar even, want straks komt toch het een en

ander naar boven in het wereldje.) Als raadslid mag ik een burger helpen om door die deur te komen,

waar hij graag doorheen wil.

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! Ik denk niet dat dit de bedoeling is van een vragenuurtje. Er

wordt nu namelijk een inhoudelijke discussie gevoerd.

De VOORZITTER: Wij moeten ons inderdaad beperken tot de gestelde vragen.

De heer HEN RAAT (SDOH): Wij zijn nu aan het praten over geld dat weg is, maar ik denk dat

het belangrijker is dat wij in Helmond nog vrijwilligers hebben. Wij doen ons best om in Helmond vrij-

willigers te krijgen, terwijl het betrokken bestuur vrijwilligers ontslaat. Het college kan daar volgens mij

best wel iets aan veranderen. Iedere wijkvereniging heeft statuten en huishoudelijke reglementen. Als

je leden wilt royeren, zul je volgens die statuten en huishoudelijke reglementen te werk moeten gaan.

In de vergadering waarin het royement werd uitgesproken, was de voorzitter niet aanwezig. Het voor-

zitterschap werd niet waargenomen door de vice-voorzitter. Volgens mij is daarom het royement niet

rechtsgeldig. Het lijkt mij een kleine moeite om dat even na te gaan.

De VOORZITTER: Dat is vandaag niet aan de orde. Het verenigingsrecht kent voldoende

manieren om iets dergelijks aan de kaak te stellen. Dit is echter geen zaak van de gemeenteraad van

Helmond.

De heer HENRAAT (SDOH): Mij is bekend dat er stukken aangeleverd zijn bij de ambtenaren

van de gemeente. Die stukken hadden op meer betrekking dan het ledenbestand. Hetgeen zwart op

wit in de papieren stond, had onderzocht moeten worden. Ik was er zelf bij dat toegezegd werd dat

een bureau op de zaak gezet zou worden voor onderzoek. Later heeft men gezegd dat iets dergelijks

te duur zou worden en dat men zelf het onderzoek zou uitvoeren. Als je de brief leest over de klacht

inzake buurtvereniging Hoogeind en ziet wat er in de hoorzitting behandeld is, dan moet je toch wel

hartstikke gek zijn als je als raadslid niet wilt zien dat er meer aan de hand is dan dat. Ik zeg erbij dat,

voordat ik mijn mening geef, ik natuurlijk eerst de andere partijen wil horen.

De heer KUIJPERS (HSP): Voorzitter! Ik zal mijn betoog iets korter houden. Ik wil graag hebben

dat er op zeer korte termijn werk van gemaakt wordt om de zaak uit te zoeken, zodat de heren Van

Aerle, Pennings en Kooien verder kunnen. Zij zijn namelijk de goede vrijwilligers. Er komt anders nooit

een eind aan deze zaak.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Ik heb geen antwoord gekregen. Ik neem daarom aan dat bij

het onderzoek aan het licht is gekomen dat er ongebanderolleerde sigaretten verkocht werden. Dat

staat gewoon in de onderzoeksrapporten die het college gezien heeft. Het college staat dus toe dat er

zwart gehandeld wordt binnen een vereniging (Rum, Bacardi en weet ik veel). Het college moet dit

maar eens uitleggen. Ik denk dat ik hiervan een commissiestuk moet maken, want ik ben niet tevreden

over de antwoorden die ik heb gekregen. De zaak is gewoonweg niet goed onderzocht.

De VOORZITTER: Mijnheer Van Mullekom, u hebt op alle vragen een antwoord gekregen.

-38-

5 oktober 2004.

De heer VAN MULLEKOM (HA): De antwoorden waren niet allemaal bevredigend.

De VOORZITTER: U schermt met rapporten die bij ons niet bekend zijn. Volgens mij zijn er

geen rapporten die een dergelijke gang van zaken aangeven. Er heeft alleen een briefwisseling

plaatsgevonden. Iedereen (ook een vereniging) die vindt dat er dingen zijn gebeurd die niet kunnen,

kan naar de civiele rechter stappen om de zaak aan te kaarten. Laten wij wel wezen dat dit geen taak

is van de overheid. Wij zijn evenmin in $taat om mensen die door een vereniging zijn geroyeerd,

opnieuw aan te stellen. Dit zijn zaken die via het verenigingsrecht en civiele recht lopen. Laat de raad

zich geen grotere broek aanmeten. Wij moeten ons beperken tot daar waar de verantwoordelijkheid

ligt op grond van de subsidieverordening van de gemeente Helmond. Wethouder Bethlehem heeft wat

dat betreft voldoende antwoord gegeven.

Hierna verklaart de VOORZITTER het vragenuur voor geëindigd.

-31-

5 oktober 2004.

moment zou kunnen besluiten tot een ingreep in de kwaliteit van de sluis - opwaarderen dan wel

vervangen. Globaal worden daarvoor bedragen geraamd van ¿ 1,5 tot 3 miljoen. Op het moment

waarop dergelijke plannen voor zouden liggen, zou er hoe dan ook een damwand geslagen moeten

worden om aan de sluizen te kunnen werken. Dus wat dat betreft is het slaan van een damwand op dit

moment geen weggegooid geld.

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! Ik heb helemaal niet beweerd dat het slaan van een damwand

weggegooid geld zou zijn. Ik vroeg alleen maar of het idee bestaat om op termijn iets aan de sluizen

te gaan doen. De wethouder veronderstelt immers dat de mogelijkheid aanwezig is dat de zaak in

elkaar dondert. Dan zitten wij dus met een dik probleem.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Nogmaals: om te voorkomen dat de zaak in elkaar

dondert, stel ik voor om een damwand te slaan...

De heer KLAUS (SP): Daar heb ik ook geen probleem mee.

De heer VAN DEN HEUVEL: ... en dat voorstel ligt voor. De heer Klaus probeert mij een uit-

spraak te ontlokken waar ik vandaag echt geen zin in heb.

De VOORZITTER: Restauratie is op dit moment nog niet aan de orde.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! De wethouder zegt dat het slaan van een damwand absoluut

noodzakelijk is. Dan denk ik dat wij onze wethouder maar op zijn blauwe ogen moeten geloven.

Graag sluit ik mij aan bij het verhaal van de heer Praasterink dat wij vandaag geen besluit

nemen waardoor een aantal zaken onomkeerbaar worden.

Ik sluit mij ook aan bij de vragen van de heer Klaus. Ik verzoek de wethouder om serieus aan

de slag te gaan met de vraag op welke wijze wij de sluis moeten gaan renoveren en of de nu

genoemde kosten wel de werkelijke kosten zijn. De wethouder moet serieus aan de slag gaan en niet

om de zaak heen blijven fietsen, zoals de vorige wethouder deed. Er moet serieus gekeken worden

naar wat er gedaan moet worden om de sluis (die een authentiek monument is) op termijn te gaan

renoveren, wanneer andere colleges daar wel zin in hebben.

De VOORZITTER: De wethouder zegt toe dat hij serieus naar de zaak zal kijken.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Men hoeft er niet aan te twijfelen dat ik met mijn

bruine ogen serieus naar de zaak zal kijken. Het is inderdaad zo dat het voorstel betrekking heeft op

het garanderen van de veiligheid van de sluis. Ik ben blij dat de raad het voorstel steunt.

Wat betreft de mogelijke renovatie ben ik bereid om intern eens te kijken of op termijn een voor-

stel voorbereid kan worden.

De VOORZITTER: Het lijkt mij verstandig om ons te realiseren dat, als wij Sluis 7 restaureren,

wij ook naar Sluis 8 en 9 moet kijken. Wij moeten de zaak in één project gieten, want anders verplaat-

sen wij gewoon het probleem.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

18. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van realisatie van een unielocatie

voor de basisscholen in Helmond-Noord (biilaqe 173).

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Wij hebben in de commissie MO&E een voorbehoud gemaakt.

Wij vinden namelijk dat de gemeente niet als opdrachtgever zou moeten fungeren. De in de commis-

sie aanwezige wethouder kon ons eigenlijk geen goed antwoord geven. Wij zijn er voorstander van

om de gelden gewoon aan het schoolbestuur te geven. Daarmee lopen wij in principe geen risico met

betrekking tot overschrijdingen e.d. Wij zouden dus liever zien dat de gemeente geen opdrachtgever

is. Graag zouden wij van de wethouder onderwijs vernemen of wij echt de opdrachtgever worden voor

het bouwen van de unielocatie.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! In de onderwijswetgeving is geregeld dat

het schoolbestuur het bouwheerschap kan accepteren of niet. Als het schoolbestuur dat niet accep-

-32-

5 oktober 2004.

teert, is de gemeente automatisch bouwheer. Dat is in onderhavige zaak het geval. De SKPOH heeft

de gemeente gevraagd om als bouwheer op te treden en ziet af van het bouwheerschap. Overigens is

dit morgenavond ook een onderwerp van gesprek, omdat wij met elkaar goede afspraken over het

bouwheerschap willen maken om juist dit soort discussies uit de weg te gaan, risico's op een andere

manier met elkaar te delen en de middelen wat efficiënter met elkaar in te zetten.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

19. Voorstel tot vaststellinq van de wiiziqinqen 96 en 114 van de qemeentebeqrotinq 2004.

Nr. 96 buurtschouw Binnenstad.

Nr. 114 dienstencentrum Groene Campus.

Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten.

De VOORZITTER: Dames en heren! Vanwege de vele jarigen in het begin van oktober bieden

wij u een borrel aan in Boscotondo.

Hierna sluit de VOORZITTER, om 22.21 uur, de vergadering.

Aldus vastg steld in zijn openbare vergadering van 7 december 2004.

Uw Reactie
Uw Reactie