- Bestuur
- Commissiestukken Notitie gesubsidieerde arbeid in Helmond, een toekomstvisie
Commissiestukken Notitie gesubsidieerde arbeid in Helmond, een toekomstvisie
Documentdatum | 10-07-2003 |
---|---|
Bestuursorgaan | Commissie Samenleving en Economie |
Documentsoort | Commissiestukken |
Samenvatting |
Gemeente Helmond Commissie-format Verzoek College van B en W voor Commissiebehandeling. Vastgesteld in B en W vergadering van: 1 juli 2003 Onderwerp: Vaststelling notitie Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie, t.b.v. ombuiging bestaand beleid en start nieuw beleid i.v.m. bezuinigingen budgetten besluit ID banen en Wiw. Inhoud: De problematiek met betrekking tot forse bezuinigingen per september 2002 op de gesubsidieerde arbeid en de beëindiging per 1 januari 2004 van het Besluit ID banen en Wiw wordt voor een groot deel veronderstelt bekend te zijn. Door onzekerheid met name met betrekking tot de financiële consequenties kon u de notitie niet eerder aangeboden worden. Door het kabinet Balkenende 2 is in het Hoofdlijnenakkoord: 'Meedoen, meer werk, minder regels' van 16 mei 2003, aangegeven dat de ingezette bezuinigingen op grond van het Strategisch Akkoord worden voortgezet om te komen tot een daadwerkelijke doorstroom te komen van mensen met ID- of Wiw-baan naar reguliere banen, waarbij een groter beroep op bijstand en de WAO wordt voorkomen. De reeds ingezette deregulering en decentralisatie van reIntegratiebudgetten, gesubsidieerde arbeid en algemene bijstand naar de gemeenten wordt doorgezet, gericht op invoering per 1 januari 2004. Dit wordt door het kabinet gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor een beter werkende arbeidsmarkt. In bijgaande twee notities zijn de uitgangspunten en actiepunten voor ombuiging bestaand beleid en ontwikkelen nieuw beleid in verband met o.a. de bezuinigingen op de budgetten Besluit ID banen en Wiw opgenomen. De voorloopnotitie geeft de grote lijnen van het beleid en uitgangspunten weer. De onderliggende notitie, Gesubsidieerde arbeid in Helmond, bevat de technische uitvoering plus achtergronden. Om de toegang tot de notitie te vereenvoudigen is een voornotitie bijgevoegd waarin kort en bondig de problematiek en het nieuwe beleid is weergegeven. De ombuigingen bestaand beleid en actiepunten nieuw beleid zijn hieronder kort samengevat opgenomen. Voor vervolg zie blz. 2. Met dit verzoek mee te zenden stukken: Notitie Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie, juni 2003. Het college van B en W verzoekt: voor te leggen aan: de commissie SE op 10 juli 2003 met als doel: overleg Cie ID toekomstvisie2 06031 Pagina 1 van 2 Ruimte voor eventueel vervolg inhoud: Heden en toekomst, waarbij u verzocht wordt te besluiten akkoord te gaan met onderstaande actiepunten en uitgangspunten 1. Alle huidige 10 banen worden afgebouwd middels regulier maken, extra uitstroominspanningen vanuit WIl (scholing e.d.) en natuurlijk verloop 2. Alle werkgevers met 10 werknemers per 1 augustus 2003 schriftelijk in kennis stellen van het nieuwe beleid ten aanzien van '10 banen'. 3. De afbouw van de loonkostensubsidie naar loonwaarde van de desbetreffende 10 werknemer gaat in per 1 januari 2004 volgens het afbouwmodel in hoofdstuk 7.3, bladzijde 22. 4. '10 baan' wordt weer een re'fntegratie instrument 5. Geen nieuwe 'levenslange' 10 banen meer toestaan 6. (In beginsel) geen gedwongen ontslagen 7. Eigen bijdrage 10 werkgever en nieuw reïntegratie instrument afgestemd op de loonwaarde van de werknemer en bedraagt minimaal 30% van het CAO loon inclusief werkgeverslasten. Principe is overeenkomstig Wsw en Wiw 8. Instelling I werkgever moet binnen eigen budget naar middelen zoeken ter bekostiging van eigen bijdrage 9. Keuze ligt bij werkgever I instelling om een baan wel of niet regulier te maken 10. Mogelijk gevolg is aanvraag meer subsidie bij subsidieverlener (b.v. gemeente). Subsidiërende afdeling beoordeeld wenselijkheid I reëel zijn hogere subsidie. Bekostiging wegvallende loonkostensubsidie is een kwestie tussen subsidiërende afdeling en instelling. Subsidiërende afdeling moet uit eigen budgetten middelen beschikbaar stellen, indien 100% gesubsidieerd volgens hen noodzakelijk I reëel is. 11. Terugdringing van het huidige aantal 10 banen met minimaal 30,37 fte van 32 uur conform taakstelling ministerie. Beëindigde 10 banen kunnen opnieuw ingevuld worden volgens model nieuw reïntegratie instrument nadat reductie van teveel bezette 10 banen is gerealiseerd. 12. Indien de eigen bijdrage in de huidige ID banen en Wiw volgens het voorgestane model niet wordt ingevoerd, zijn er onvoldoende middelen voor reïntegratie activiteiten ten behoeve van nieuwe instroom. Bij 100% verantwoordelijkheid in het kader van de WWB betekent dit snel oplopende tekorten op de middelen ten behoeve van bekostiging uitkeringen (uitkeringsdeel Fonds Werk en Inkomen). 13. Invoering nieuw reïntegratie instrument in de vorm van een werkervaringsplaats die (in beginsel) 100% van het CAO loon inclusief werkgeverslasten (loonwaarde) moet opbrengen 14. In verband met in de persoon gelegen beperkingen (c.q. nog niet voldoende startkwalificaties) kan tijdelijk loonkostensubsidie worden verstrekt. 15. Minimale loonwaarde is 30% en dient afgestemd te worden op de werkelijke loonwaarde. 16. Gedurende een periode van maximaal 2 jaar wordt gewerkt naar maximalisering van de loonwaarde 17. Bij aanvang werkervaringsplaats wordt een contract gesloten met o.a. doelstellingen en maximum termijn 18. Invulling van werkervaringsplaatsen bij profit en non profit instellingen 19. Acquisitie bij reguliere bedrijven voor structurele werkervaringsplaatsen. Via branche organisaties en individuele bedrijven convenanten sluiten voor doorstroming naar reguliere plaatsen bij voldoen aan startkwalificaties 20. Doorontwikkeling 'werkstages', 'detachering gesubsidieerde arbeid' en 'variant startsubsidie werkgever' Cie 10 toekomstvisie2 06031 Pagina 2 van 2 TOEKOMSTLIJNEN VOOR GESUBSIDIEERDE ARBEID IN HELMOND Gemeente Helmond, dienst Samenleving en Economie 1 juli 2003 1. Aanleiding en achtergrond In september 2002 kondigt de regering het voornemen aan, aanzienlijke wijzigingen aan te brengen in het beleid ten aanzien van gesubsidieerde banen. De gemeenten wordt een forse korting op het budget in het vooruitzicht gesteld, die moet resulteren in een substantiële vermindering van het aantal 10- en WIW-banen. De verwachting is dat deze door reguliere banen kunnen worden overgenomen. Ook stelt de regering een aanmerkelijke deregulering van de reIntegratie-instrumenten in het vooruitzicht. Dit zal plaatsvinden in het kader van de voorgenomen overheveling van bevoegdheden en risico's van de bijstandswet naar de gemeenten per 1 januari 2004, als de nieuwe Wet Werk en Bijstand van kracht zal worden. De achterliggende gedachte is dat daarmee het reIntegratiebeleid veel dynamischer wordt en dat bestaande banen en de werknemers die ze bezetten daardoor meer in beweging komen. De gemeente Helmond heeft in september 2002 op advies van de staatssecretaris de bestaande 10- banen bevroren door een vacaturestop in te voeren. Samen met andere grote gemeenten is bovendien bezwaar aangetekend tegen de voornemens. In afwachting van meer helderheid is verder beleidsmatig een pas op de plaats gemaakt. Wel is nagedacht over mogelijkheden om binnen de gestelde kaders maatschappelijk verantwoord te handelen. Met de val van het Kabinet Balkenende I is de nodige onduidelijkheid ontstaan omtrent de uitwerking van het aangekondigde beleid en de hardheid van de verdere voornemens. De verkiezingen begin dit jaar en de daarop volgende kabinetsformatie hebben lange tijd niet bijgedragen aan meer duidelijkheid. Het regeerakkoord van het nieuwe kabinet van mei 2003 heeft pas meer licht geworpen op de materie. Kort daarna is ook uitsluitsel gegeven over het volume aan 10-banen dat voor Helmond is toegestaan. 2. Probleemstelling voor de gemeente Het gegeven is nu dat op rijksniveau van de gemeenten een veel sterkere focus op reIntegratie wordt verlangd om daarmee het aantal gesubsidieerde banen te verminderen ten gunste van reguliere banen. Het directe neveneffect daarvan is echter dat een groot aantal maatschappelijk relevante, goedkope banen op de tocht komt te staan. Na meer dan tien jaar groei worden gemeenten en maatschappelijke instellingen voor het eerst geconfronteerd met een beleid dat inkrimping van deze banen vergt. Dit moet vorm krijgen, zowel door reductie van het absolute aantal, alsook door het leggen van grotere nadruk op reIntegratie. Voor deze banen moet immers veel sterker dan tot nu toe de uitstroomkans maatgevend worden en niet de maatschappelijke relevantie van de verrichte arbeid. Ook kan het gevolgen hebben voor de mensen die nu deze banen bezetten. In het vervolg van deze notitie zal hierop verder worden ingegaan. Een en ander plaatst de gemeente voor de nadrukkelijke vraag: hoe balans te brengen tussen de gewenste grotere nadruk op reIntegratie bij gesubsidieerde arbeid en hoe om te gaan met de bredere maatschappelijke effecten daarvan? Hierbij ziet zij zich geconfronteerd met een grote tijdsklem: per 1 januari a.s. moet de volumereductie van 10% voor de 10-banen gerealiseerd zijn en moet er nieuw beleid ontwikkeld en vastgesteld zijn binnen de kaders van de nieuwe wet- en regelgeving. De gemeente is namelijk per 1 januari 2004 verantwoordelijk voor de invulling van het beleid en is bovendien financieel risicodrager. Hoewel het Rijk in hoge mate de koers en de marges voor het gemeentelijke beleid heeft bepaald, wordt de gemeente daarop afgerekend, zowel maatschappelijk als financieel. Dit vergt een zorgvuldig en helder vormgegeven beleid met een herkenbaar evenwichtige benadering langs twee sporen: . inzet van reIntegratiemiddelen primair voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, namelijk toeleiding van mensen met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt naar regulier werk; 1 . oog voor de maatschappelijke relevantie van gesubsidieerde arbeid voor meer doelen dan alleen de reTntegratie. In het onderstaande worden de contouren van een dergelijk beleid op hoofdlijnen geschetst. 3. De urgentie van nieuw beleid Per 1 januari a.s. treedt de nieuwe Wet Werk en Bijstand in werking. Daarmee komt de Algemene Bijstandswet te vervallen, evenals een aantal specifieke regelingen, met name ook die voor ID- en WIW-banen. Voor zover nu bekend is, Iaat het Rijk dit gepaard gaan met een forse decentralisatie en deregulering. Zou de gemeente haar verantwoordelijkheid nu niet oppakken, dan ontstaat er met ingang van volgend jaar een ongewenst beleidsvacuOm: . de betrokken werkgevers en werknemers weten niet waar zij aan toe zijn; . de maatschappelijke doelen die thans met de inzet van gesubsidieerde banen zijn gediend komen in de lucht te hangen; . de gemeente loopt onaanvaardbare risico's. Overigens loopt de gemeente nu al een aanzienlijk financieel risico als gevolg van de opgelegde reductietaakstelling. Zorgvuldig handelen van de gemeente vraagt niet alleen het tijdig gereed hebben van nieuw beleid, om te voorkomen dat het geschetste vacuOm ontstaat, het vergt tevens een tijdige voorbereiding daarvan in dialoog met alle betrokkenen. Daarbij doet zich de complicatie voor dat de termijn waarop dit alles moet gebeuren uiterst kort is. Het Rijk heeft immers pas in mei 2003 zijn beleid meer definitief kunnen vastleggen en ook nu nog bevat dit een aantal onzekerheden. Daar tegenover staat de verplichting op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht die de gemeente oplegt nieuw en/of gewijzigd beleid tijdig aan te kondigen, zeker als langjarig beleid wordt gewijzigd. Daarvan is alleszins sprake. Dit betekent concreet dat vóór 1 augustus a.s. betrokkenen formeel moeten worden geTnformeerd over de voorgenomen aanpassingen van het reTntegratiebeleid. Tevens heeft dit als gevolg dat over de daadwerkelijke inhoud en de effecten van het beleid pas later, na de zomervakanties kan worden gecommuniceerd. 4. Iets over het aantallD- en WIW-banen Momenteel zijn er in Helmond 297 ID-banen, bezet door 262 werknemers. Uitgaande van de kosten van 21.500 euro per baan, is met deze banen momenteel een bedrag gemoeid van in totaal 6.385.500 euro. Volgens de meest recente circulaire van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet de gemeente Helmond het aantallD-banen per 1 januari 2004 hebben teruggebracht tot 266,5. Dit houdt een reductietaakstelling van ruim 30 banen in. Daarmee is een bedrag gemoeid van zo'n 650.000 euro. Indien het de gemeente niet zou lukken deze reductie te bewerkstelligen, dan moet zij zelf het risico hiervoor dragen. Na reductie met 30 banen is met de bestaande ID-banen nog altijd een bedrag gemoeid van zo'n 5.750.000 euro. Om de opgelegde taakstelling daadwerkelijk te realiseren heeft de rijksoverheid, als uitvloeisel van het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 dat het ministerie met de sociale partners en de VNG heeft gesloten, een stimuleringsregeling in het leven geroepen voor het regulier maken van 10.000 ID- banen. Deze convenant wordt nog uitgewerkt in sectorgewijze convenanten. Hierop inspelend heeft de gemeente met de Atlant Groep en met Kliq onlangs een contract gesloten op basis van 'no cure no pay' om maximale uitstroom van zittende werknemers uit de ID-banen te bewerkstelligen. In combinatie met de reeds genoemde vacaturestop, begint dit effect te sorteren. In het afgelopen jaar zijn 28 ID-baners uitgestroomd, waarvan overigens maar 7 naar een reguliere baan. Het aantal WIW-banen in Helmond bedraagt momenteel 129 dienstbetrekkingen en 22 werkervaringsplaatsen. Hiermee is in totaal een budget gemoeid van ruim 1,5 miljoen euro. Ook voor deze banen verwacht het Rijk een grotere inzet op uitstroom naar regulier werk. Met name mensen die langdurig in de WIW verkeren brengen hoge kosten met zich. Bovendien neemt voor hen het zicht op uitstroom gaandeweg af. Verder wordt van de gemeente verwacht dat zij sterker inzet op opname van jongeren in WIW-banen, om te voorkomen dat zij in een uitkeringssituatie terecht komen. De gemeente heeft voor de uitvoering van de WIW in het jaar 2003 een contract gesloten met de Atlant Groep, waarin maximale budgetuitnutting is overeengekomen. Dit heeft als resultaat opgeleverd een gerealiseerde uitstroom van 30 mensen uit de WIW. Inmiddels worden deze plaatsen heringevuld, met name met jongeren. 2 5. Iets over de maatschappelijke relevantie van gesubsidieerde banen De maatschappelijke relevantie van de gesubsidieerde arbeid is tweeêrlei: . het nut van de arbeid die wordt verricht voor bredere maatschappelijke doeleinden . de betekenis van de baan voor de werknemer die ze bezet. Beide aspecten komen hierna, met name voor de ID-banen, kort aan de orde. De 297 ID-banen in Helmond worden door 262 mensen vervuld. Het merendeel hiervan is werkzaam in het onderwijs, in toezicht in de sfeer van veiligheid en leefbaarheid, in de zorg en in de welzijnssector. In beperkte mate is er sprake van banen in de cultuursector, in sport en recreatie en in de natuur- en milieusector. In de onderstaande tabel is dit in~ichtelijk gemaakt. Het betreft vooral banen in de toezichthoudende, administratieve, verzorgende en technisch-uitvoerende sfeer; relatief eenvoudige, maar zinvolle banen, omdat hiermee de vaak zwaar belaste, reguliere arbeidskrachten flink ontlast worden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de spreiding van deze banen. Sector waarin de banen zijn ingevuld Absolute aantal Procentueel Overheid (Gemeente Helmond) 18 7% Werkvoorzienina 5 2% Toezicht veiligheid en leefbaarheid (Stadswacht Helmond) 48 18% Onderwijs 74 28% Zorainstellinaen 51 19% Professionele welziinsinstellinqen 37 14 % Overiae welzijnssector 9 3% Culturele instellinaen 6 2% Overiae instellinaen (SDort, recreatie, natuur en milieu, etc.) 12 5% Grootste werkgevers zijn, naast de gemeente, de Stichting Stadswacht Helmond, de Stichting Welzijnsbevordering Helmond, de Stichting Maatschappelijke Opvang, het Kruiswerk Peelland en Savant. Deze hebben alle meer dan 10 ID-baners in dienst. Het is de vraag in hoeverre deze instellingen, maar ook de kleinere werkgevers in de genoemde sectoren, in staat zullen zijn de kosten voor de ID-banen van in totaal bijna 6,4 miljoen euro binnen een termijn van 3 a 4 jaren voor een substantieel deel op te brengen. Dit in het perspectief van de nadrukkelijke eis om de gesubsidieerde banen op termijn in reguliere banen om te zetten. De gemeente heeft hier oog voor, maar ziet zich ook geplaatst voor de toch al aanzienlijke ombuigingstaakstelling van 5 miljoen euro die in de totale gemeentebegroting voor 2006 gerealiseerd moet zijn. Voor de werknemer zijn de gesubsidieerde banen in meerdere opzichten van betekenis. Er is niet alleen sprake van een zinvolle, reguliere dagbesteding samen met andere collega's in 'gewone' banen, maar ook van een zinvolle bijdrage aan maatschappelijk relevant werk. Dit bevordert het gevoel van eigenwaarde en brengt, mits goed begeleid, het zicht op meer volwaardige arbeidsdeelname dichterbij; immers (start-)kwalificaties worden vergroot en uitstroomkansen worden bevorderd. Dit is des te meer van belang, omdat het veelal mensen betreft met grote afstand tot de arbeidsmarkt, die deze afstand niet zomaar op eigen kracht kunnen overbruggen. 6. Uitgangspunten voor nieuw beleid voor gesubsidieerde arbeid Het eerste uitgangspunt voor nieuw beleid is, gegeven het aanmerkelijk gewijzigde rijksbeleid, aldus: . Gesubsidieerde arbeid wordt door de gemeente Helmond in de eerste plaats ingezet als onderdeel van het ketenbeleid voor arbeidsreïntegratie. Dit sluit aan bij het rijksbeleid en is, gelet op de oorsprong en de doelstellingen van de beschikbaar gestelde middelen, een vanzelfsprekend gegeven; vooral omdat gaandeweg blijkt dat gesubsidieerde banen, die begonnen zijn als additionele banen, in toenemende mate als onmisbaar en dus als regulier en duurzaam worden beschouwd. Nu dit zo is, zouden hiervoor dan ook reguliere middelen van de werkgevers c.q. vanuit de desbetreffende sectoren tegenover moeten staan, eventueel via een ingroeimodel. Hierop wordt met name in paragraaf 7.1 meer concreet ingegaan. In het verlengde van het vorige, is een tweede uitgangspunt het volgende: 3 . Voor gesubsidieerde arbeid komen primair die groepen in aanmerking die een relatief grotere afstand hebben tot de arbeidsmarkt, maar waarvoor een reëel perspectief bestaat op uitstroom naar regulier werk op een redelijke termijn. De logica ligt hierin dat mensen met relatief geringe afstand in beginsel niet in een dure, gesubsidieerde baan thuishoren en dat voor mensen zonder reeel perspectief primair andere regelingen, zoals de WSW bestaan. Tot de prioritaire groepen behoren dan ook zeker jongeren die door langere werkloosheid de aansluiting op de arbeidsmarkt zouden verliezen. Zij kunnen door gerichte ondersteuning de weg naar reguliere arbeid betrekkelijk snel weer inslaan. . Gesubsidieerde reïntegratiebanen, die aan het eerste lJitgangspunt voldoen, worden bij voorkeur en met voorrang ingezet in die sectoren waarin het maatschappelijk nut van de baan het grootst is. Dit uitgangspunt verdient in de komende tijd nog verdere uitwerking. Daarbij is, in het licht van dit maatschappelijk nut, de eigen bijdrage van de werkgever voor de verrichte arbeid van belang. Omdat werkgevers en/of sectoren veelal via marktwerking of anderszins opbrengsten voor de geleverde arbeid kunnen genereren is in een dergelijke bijdrage alleszins redelijk. . Afweging van de inzet van gesubsidieerde arbeid vindt plaats volgens de onderstaande matrix voor prioriteitsstelling. - Cl) ., c cu - > ..! - Cl) I:t: Cl) JiC :=- ëP Co Cl Co cu cu .!!! .c C,) Jg cu cu :E Prioriteitsstelling Vacaturevervulling WIWen IO-banen Uitstroom Potentieel hoog I I laag Prioriteit 1 Prioriteit 3 8' 0 .c Voorrang bij vacature- vervuIling en (nieuwe) instroom Vacatures vervullen mits "maatschappelijke onmisbaarheid" hard gemaakt kan worden Prioriteit 2 Prioriteit 4 Vacatures vervullen mits hard perspectief op reguliere baan aanwezig is Vacatures Niet meer opvullen De matrix maakt een integrale benadering en afweging van de doelen en middelen voor gesubsidieerde arbeid mogelijk. Aandacht voor het in redelijke mate honoreren van de reele waarde van de geleverde arbeid door de werkgever en aandacht voor verhoging van het uitstroompotentieel van de werknemer door gerichte maatregelen en programma's, leiden in de praktijk tot maatwerk- afspraken. Dit leidt tot het vijfde en laatste uitgangspunt: 4 . Betrokkenheid en commitment van alle betrokken partijen (gemeente, werkgevers, werknemers en reïntegratiebedrijven) zijn essentieel voor het welslagen van het nieuwe beleid. Om een succesvolle uitvoering van het beleid te bereiken, wordt in de komende maanden het gesprek aangegaan met betrokken partijen over de uitwerking van het beleid. Is dit beleid eenmaal vastgesteld door de gemeenteraad, dan zullen met betrokken partijen concrete en harde afspraken gemaakt moeten worden over de inzet van gesubsidieerde banen, de daarbij te bereiken doelen en de daarvoor door partijen in te zetten middelen. 7. Nieuwe uitstroom-gerichte reïntegratie-instrumenten In het perspectief van de nieuwe Wet Werk en Bijstand gaat het erom, met de beperkt beschikbare middelen een maximum aan reTntegratiebanen beschikbaar te hebben voor werkzoekenden. Dit betekent dat langjarig 'vaste' banen in beginsel uit den boze zijn. Er zijn dan onvoldoende reTntegratiemogelijkheden, zeker bij een groeiend aantal werkzoekenden. Als er in de toekomst al 'vaste' banen in bepaalde sectoren en/of bij bepaalde maatschappelijk instellingen (blijven) bestaan, dan is dat eigenlijk alleen maar aanvaardbaar als deze door steeds weer nieuwe werkzoekenden worden bezet. De baan is dan 'vast', de werknemer stroomt door. Deze principes hebben geleid tot de ontwikkeling van een aantal, deels nieuwe arrangementen. Zoals weergegeven in de uitgangspunten, zijn maatwerkafspraken op basis van betrokkenheid en commitment van alle betrokkenen noodzakelijk om het nieuwe beleid succesvol te laten zijn. In de komende maanden zal daartoe de dialoog worden aangegaan, met name met de werkgevers in de 10- en WIW-sector. Vanwege de gewenste duidelijkheid van gemeentezijde en vanwege de vereiste tijdige aankondiging van de noodzakelijke beleidsombuiging worden hier arrangementen gepresenteerd die in deze dialoog als inzet gehanteerd kunnen worden. 7.1. Loonwaardemodel met uitstroomcerscectief Het loonwaardemodel met uitstroom perspectief is een instrument, waarbij de werkgever gedurende een beperkte tijd ervaring kan opdoen met een potentiële werknemer, zonder dat daarbij direct de volledige loonkosten voor zijn rekening komen. Het model gaat er van uit dat iedere werkzoekende een bepaalde arbeidscapaciteit heeft die wordt uitgedrukt in zijn of haar loonwaarde. Verondersteld wordt dat iedere werknemer minimaal 30% van het voor die functie geldende CAO-loon inclusief werkgeverslasten kan opbrengen. Met begeleiding en eventueel scholing moet dit in een periode van in principe 2 jaar verhoogd kunnen worden naar 100%. Omdat het leveren van maatwerk vooropstaat, worden het feitelijke percentage (de feitelijke loonwaarde) en de uiteindelijke periode afgestemd op de capaciteiten van de desbetreffende werkzoekende. Als extra ondersteuning kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de potentiële werknemer eerst werkervaring te laten opdoen door te werken met behoud van uitkering. Dit omdat het startniveau voor sommige werkzoekenden aan de hoge kant kan zijn. De periode waarin hiervan sprake is zou beperkt moeten blijven tot 6, hooguit 9 maanden. De werkgever wordt aldus niet direct met kosten geconfronteerd, waardoor de drempel om iemand aan te nemen wordt verlaagd. Na de gesubsidieerde periode van maximaal 2 jaar neemt de werkgever de werkzoekende in vaste dienst. Een en ander wordt vastgelegd in een contract, dat bij aanvang van de inhuurperiode wordt gesloten met werkgever en werknemer. Hierin zijn de doelstellingen, de termijnen en de afwegingscriteria en -procedures helder en eenduidig vastgelegd. Door de gemeente zal, in samenwerking met reTntegratiebedrijven, acquisitie worden gepleegd om bedrijven te bewegen tot het beschikbaar stellen van zulke arbeidsplaatsen. Een goed instrument daarvoor is het sluiten van convenanten met of via brancheorganisaties. In het schema bovenaan de volgende bladzijde is het model weergegeven. 7.2. Drie soorten werkstaaes Kortdurend werk in ondersteunde, soms sterk aangepaste werksituaties biedt uitkeringsgerechtigden de mogelijkheid om te wennen aan werk en om op werk gerichte vaardigheden te ontwikkelen, danwel te behouden. Wanneer het aanbod van zulke werkstages, inclusief een intensieve persoonlijke begeleiding, goed is ontwikkeld, kunnen ook mensen met ernstige belemmeringen passende werkervaring opdoen, waardoor hun reTntegratiekansen aanzienlijk toenemen. Ervaringen opgedaan in verschillende reTntegratieprojecten laten steeds opnieuw zien dat de combinatie van werken, Ieren 5 ~ 30% loonkostensubsidie 100% .. werk mbv uitkering maximaal 2 jaar .. en een goede begeleiding 'op de werkplek' kans op succes biedt. Met name het behoud of herstel van een normaal dag- en werkritme is een eerste vereiste om (opnieuw) toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. Met het oog daarop kunnen werkstages een nuttige aanvulling op het huidige instrumentarium vormen. De verschillende soorten stages zijn als volgt te categoriseren: . 'gewone' werkstages, gericht op het behoud of opdoen van werkervaring, zoals 'Direct Werk'; . intensieve werkstages, gericht op arbeidstraining en werkgewenning voor zeer moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden, zoals dagbesteding, aangepaste arbeid en arbeidstraining bij de Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO); . leerwerkstages, gericht op de vervulling van specifieke vacatures. De 'gewone' werkstages zijn bedoeld om de brede groep van arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden contact te laten houden met werk. Een breed aanbod van stageplaatsen stelt uitkeringsgerechtigden bovendien in staat om verschillende typen werk in de praktijk uit te proberen, waardoor ze zich beter kunnen oriënteren op regulier werk. Dit motiveert uitkeringsgerechtigden om gebruik te maken van bij de werkactiviteiten aansluitende scholingen en trainingen. Werkstages kunnen op maat worden ingezet in individuele reTntegratietrajecten, maar kunnen ook systematisch worden aangeboden aan alle arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden als verplicht onderdeel van een reTntegratieprogramma. Het is zinvol om de duur van werkstages te beperken tot 6, hooguit 12 maanden, vooral wanneer er sprake is van werk met behoud van de uitkering. Als blijkt dat na deze periode geen bemiddeling naar regulier werk mogelijk is, dan is wellicht een intensieve werkstage geboden. De leerwerkstage is een kortdurende rekruteringstraject dat gericht is op de vervulling van specifieke vacatures. De trajecten worden in nauwe samenwerking met bedrijven of brancheorganisaties ontwikkeld en bestaan meestal uit een beroepsgerichte training en een stagefase. In leerwerkstages kunnen ook werktrainingen worden opgenomen, zodat uitkeringsgerechtigden met belemmeringen eveneens kunnen deelnemen. Met verschillende brancheorganisaties zijn inmiddels contacten gelegd om te komen tot maatwerk- arrangementen. Wanneer de gemeente erin slaagt om als onderdeel van het lokale reTntegratiebeleid een omvangrijk en continu rekruteringsprogramma te ontwikkelen, dan heeft dat voordelen voor alle betrokken partijen. 7.3. Detacherinasmodel met uitstroomDersDectief Bij detachering treedt de uitkeringsgerechtigde in dienst bij de werkgever via een detacheringscontract dat een gespecialiseerd reïntegratiebedrijf voor hem/haar sluit. Het contract biedt een concreet uitstroom perspectief naar een reguliere baan na afloop van de detacheringsperiode. Het reTntegratiebedrijf neemt deze verplichting op zich. Daarmee wordt uitstroom uit de uitkering gerealiseerd. De werkgever vergoedt (een deel van) de loonkosten aan het reTntegratiebedrijf. Het overige deel van de loonkosten wordt vergoed door de gemeente. Voor deze constructie wordt per cliënt een overeenkomst opgesteld, analoog aan het contract bij het loonwaardemodel. In deze constructie bestaat eveneens de mogelijkheid een aantal maanden te werken met behoud van uitkering voordat de detacheringconstructie ingaat. Een aantal zaken verdient zeker nog verdere uitwerking, zoals fiscale en juridische vraagstukken. 7.4. Startsubsidie werkaever In de praktijk is er behoefte aan een instrument waarbij de werkgever een gering bedrag meekrijgt als 6 tegemoetkoming in de aanloopkosten bij het aannemen van een werkzoekende zonder baan. De werkgever wil in de praktijk vaak wel iemand aannemen maar wil niet dat de kosten voor de baten uitgaan. Een startsubsidie kan hierin soelaas bieden. Een dergelijk subsidie kan in hoogte variëren per werkgever. Ook dit instrument dient nog nader ontwikkeld te worden. 8. Hoe nu verder? Hoogste urgentie heeft nu het kenbaar maken van het voorgenomen gemeentelijke beleid. Dit betreft zowel de vereiste afbouw van bestaande gesubsidieerde banel') als de introductie van nieuw, breed afgewogen reïntegratiebeleid. Een beleid dat in de eerste plaats oog heeft voor de reïntegratiedoelstellingen, maar dat ook oog heeft voor instandhouding van het maatschappelijke nut dat gesubsidieerde arbeid heeft. Dit alles passend binnen de nieuwe Wet Werk en Bijstand, die per 1 januari a.s van kracht wordt. Vanwege de vereiste zorgvuldigheid en helderheid moet zulk beleid tijdig gecommuniceerd warden. Dit impliceert dat vóór 1 augustus a.s de belanghebbenden formeel op de hoogte moeten worden gesteld conform de vereisten van de Algemene Wet Bestuursrecht. Gegeven de impact van wat wordt voorgesteld is het bovendien gewenst dat daaraan voorafgaand de nodige informatie ook mondeling wordt toegelicht. Nog vaar de zomervakantie zal daartoe een informatiebijeenkomst vaar de werkgevers warden belegd. Na de zomer vindt een aantal overleg bijeenkomsten plaats: . met reïntegratie- en arbeidsmarktdeskundigen om te overleggen over de uitwerking van de nieuwe reïntegratie-instrumenten; . met de maatschappelijke organisaties die ID- en WIW-baners in dienst hebben om te overleggen over de maatschappelijke effecten en over de mogelijkheden binnen het eigen vermogen van deze organisaties om aan eventuele (financiële en personele) problemen het hoofd te bieden. Vervolgens zal de gemeente het beleid moeten uitdetailleren. Zowel feitelijk-inhoudelijk: welke nieuwe instrumenten en welke middelen warden met ingang van het jaar 2004 ingezet. Alsook formeel en procedureel: het uitwerken van verordeningen en subsidieregelingen. Overigens zal ook na 1 januari 2004 het denken over en het uitwerken van nieuwe, evenwichtige instrumenten voortgang vinden. De definitieve bestuurlijke besluiten over het nieuwe beleid en de hierbij passende nieuwe instrumenten zullen vóór de jaarwisseling door de gemeenteraad worden genomen. Aansluitend zullen alle belanghebbenden hierover geïnformeerd moeten warden, met vermelding van de mogelijkheid tot het aantekenen van bezwaar en beroep. 7 DIENST SAMENLEVING EN ECONOMIE Gesubsidieerde arbeid in Helmond Een toekomstvisie Juni 2003 Inleiding xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 3 2. De ombuiging bij de gesubsidieerde arbeidxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 4 2.1. DE BESTUURLIJKE VOORNEMENS xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4 2.2. RAPPORT "AAN DE SLAG"xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4 2.3. HET STRATEGISCH AKKOORD.................................................""""""""""""""""""""""""""".............5 2.4. HET CONVENANT GESUBSIDIEERDE ARBEID 2003 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx5 3. Taakstelling volumereductie gesubsidieerde arbeid'.............................................. 7 3.1. TAAKSTELLING VOLUMEREDUCTIE WIW-DIENSTBETREKKINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7 3.2. TAAKSTELLING VOLUMEREDUCTIE ..ID-BANENxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 7 3.3. DE WERKING VAN DE VOLUMEREDUCTIE WIW xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx8 3.4. DE WERKING VAN DE VOLUMEREDUCTIE ID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 1. Beleidsmatige ontwikkeling ID-banen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 10 4.1. DEREGULERING ID-REGELING IN 2003 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx10 4.2. STIMULERINGSREGELING REGULIER MAKEN ID-BANENxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx12 4.3. SECTORCONVENANTEN EN GEMEENTELIJK BELEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx12 Beleidsmatige ontwikkeling WIW-dienstbetrekkingen ......................................... 15 5.1. OVERHEVELING TUSSEN ID EN WIW xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx15 5.2. BEPERKING MEENEEMREGELING SCHOLING EN ACTIVERINGxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 15 5.3. OPVANG WEGVALLEN VLW EN AFBOUW SPAK IN 2003xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx15 5.4. HANDHAVING WIW-WERKERVARINGSPLAATSEN VOOR 2003xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 15 6. Uitgangspunten voor dynamiseren van gesubsidieerde arbeid .......................... 17 6.1. GESUBSIDIEERDE ARBEID ALS ONDERDEEL REÏNTEGRATIEKETENxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx17 6.2. GESUBSIDIEERDE BANEN ALS "SCHAARS GOED" xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx17 6.3. DE VERHOUDING TUSSEN GEMEENTE EN WERKGEVER GESUBSIDIEERDE ARBEID.................................... 18 6.4. DE VERHOUDING TUSSEN GEMEENTE EN WERKNEMER GESUBSIDIEERDE ARBEID ...................................19 7. Toekomstvisie................ ...... ...................... ......... ............................................. ....... 20 4. 5. 7.1. VOORBEREIDING OP VERDERE DEREGULERING EN DECENTRALISATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx20 7.2. ONTWIKKELINGSOPTIES VOOR GEMEENTELIJK BELEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx20 7.3. GEMEENTELIJK ARBEIDSMARKTBELEIDxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx21 8. Gemeentelijke aanpak tot nu toexxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24 8.1. STIMULERINGSREGELING REGULIER MAKEN ID BANEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx24 8.2. UITSTROOM WIWxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx24 8.3. SUBSIDIERELATlE MET WERKGEVER xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx24 8.4. TASKFORCE ID BANEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx27 9. Nieuwe uitstroominstrumenten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 29 9.1. ONTWIKKELING NIEUW UITSTROOMINSTRUMENT xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx29 9.2. WERKSTAGES xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx30 9.3. VARIANT DETACHERING OP GESUBSIDIEERDE ARBEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx31 9.4. VARIANT STARTSUBSIDIE WERKGEVERxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx32 10. Kort samengevat xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 33 11. Financieringssituatiexxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 35 ll.l. BESLUIT IN EN DOORSTROOMBANEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx35 12. Lijst van afkortingen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 37 13. Bijlage 1 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 38 Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 14. Bijlage 2 ..... ....... ......... ............ ........... ........... ........................... ............... .................. 39 Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 2 1. Inleiding Na een periode van meer dan 10 jaar groei worden gemeenten voor het eerst geconfronteerd met ombuigingen bij de gesubsidieerde banen. In het Strategisch Akkoord van het kabinet Balkenende 1 werd de gemeenten een totale korting op de budgetten voor relntegratie in het vooruitzicht gesteld die op zou lopen tot ¿ 680 miljoen in 2006. Het grootste deel van de ombuiging wordt in 2003 gerealiseerd, en bezuinigingen concentreren zich bovendien bij de ID-banen en de WIW- dienstbetrekkingen. Afgelopen september 2002 heeft de staatssecretaris voor Sociale Zaken aanbevolen over te gaan tot een vacaturestop. Door de gemeente Helmond is dit per 17 september 2002 middels een collegebesluit geêffectueerd. Dit alles heeft aanleiding gegeven tot een grote maatschappelijke onrust. Gemeenten, ID-werkgevers, WIW-inleners, branche organisaties en de vakbonden leveren hun bijdrage aan een breed en levendig maatschappelijk debat. Na scherpe onderhandelingen werd vlak voor het jaareinde het "Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003" gesloten tussen het kabinet, de sociale partners en de VNG. Door het kabinet Balkenende 2 is in het Hoofdlijnenakkoord: 'Meedoen, meer werk, minder regels' van 16 mei 2003, aangegeven dat de ingezette bezuinigingen op grond van het Strategisch Akkoord worden voortgezet om te komen tot een daadwerkelijke doorstroom te komen van mensen met 10- of Wiw-baan naar reguliere banen, waarbij een groter beroep op bijstand en de WAO wordt voorkomen. De reeds ingezette deregulering en decentralisatie van relntegratiebudgetten, gesubsidieerde arbeid en algemene bijstand naar de gemeenten wordt doorgezet, gericht op invoering per 1 januari 2004. Dit wordt door het kabinet gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor een beter werkende arbeidsmarkt. Nu de afspraken op centraal niveau er liggen, is het aan de partijen op lokaal niveau op hier invulling aan te geven. Er blijft sprake van een volumereductie in het aantallD-banen en WIW- dienstbetrekkingen. Echter, een groot aantaIID-banen, landelijk 10.000, kan worden omgezet naar regulier werk. De ID-regeling wordt sterk gedereguleerd waardoor gemeenten nieuwe mogelijkheden krijgen. En bovenal: de gesubsidieerde arbeid wordt meer dan ooit neergezet als een instrument. WIW-dienstbetrekkingen en JO-banen zijn geen einddoel, maar een tussenstap in een proces van uitkeringsafhankelijkheid naar regulier werk. Voor de gemeenten betekent het convenant en de grotere beleidsvrijheid het ontstaan van nieuwe kansen en een nieuwe uitdaging. Het systematisch werken aan uitstroom naar regulier werk, zonder het maatschappelijk belang van de met de banen uitgevoerde taken en diensten uit het oog te verliezen, is wellicht de grootste en meest ingrijpende opgave die rond de gesubsidieerde arbeid bij de gemeenten wordt neergelegd. De regelgeving biedt inmiddels meer inzicht in de mogelijkheden hoe verder om te gaan met 10 banen en Wiw. Ook in de financieringsmogelijkheden en in het verlengde daarvan, de door het ministerie beschikbaar te stellen middelen ten behoeve van de loonkostensubsidie, is thans meer informatie beschikbaar. De notitie is opgebouwd uit verschillende onderwerpen die betrekking hebben op gesubsidieerde arbeid en meer concreet op het Besluit In en Doorstroombanen en de Wiw. In de vorm van een samenvatting zijn in hoofdstuk 11, Kort samengevat, de actiepunten in verleden, heden en toekomst opgenomen. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 3 2. De ombuiging bij de gesubsidieerde arbeid "Ik streef ernaar om beweging te krijgen in het zittende bestand gesubsidieerde arbeid", dat is de inzet van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Het standpunt is de kernachtige samenvatting van een in- grijpende beleidswijziging in de gesubsidieerde arbeid. ~2.1. De bestuurlijke voornemens De voornemens van de staatssecretaris van Sociale Zaken ten aanzien van de gesubsidieerde arbeid vat hijzelf als volgt samen: "Ik wil bevorderen dat werkgevers 10.000 ID-banen regulier financieren en tevens bevorderen dat gemeenten en werkgevers de overige ID-banen ombouwen tot zoveel mogelijk tijdelijke opstapbanen, met uitstroom naar reguliere banen op termijn. Doelstelling daarbij is het behoud van vitale ID-functies in maatschappelijke sectoren en het behoud van werkgelegenheid voor de huidige ID-werknemers. Dit moet tevens de ruimte scheppen binnen het gemeentelijke reïntegratie budget voor nieuwe reïntegratie trajecten voor werklozen. Daarnaast wil ik de doorstroom van werknemers uit de WIW bevorderen door de knelpunten in de uitvoering van de WIW op te lossen." Hoewel het publieke debat en de aandacht van de media sterk geconcentreerd zijn geweest op de bezuinigingstaakstelling voor de gesubsidieerde banen, moet worden benadrukt dat de volumereductie voor WIW-dienstbetrekkingen en ID-banen een onderdeel vormt van een veel breder en dieper ingezette ontwikkeling. Daarbij gaat het in de woorden van de staatssecretaris om het volgende: . Bijna driekwart van het gemeentelijk budget voor reïntegratie zit "vast" in gesubsidieerde banen, die nog onvoldoende leiden tot uitstroom naar regulier werk. Een groter deel van het gemeentelijk budget moet vrij beschikbaar komen. Het zittende bestand gesubsidieerde werknemers moet in beweging worden gebracht richting regulier werk. Het gebruik van gesubsidieerde banen moet worden gedynamiseerd. Zowel WIW- dienstbetrekkingen als ID-banen worden niet (langer) beschouwd als een eindstation, maar als een tussenstap in een traject naar regulier werk. . . . 44-.2.2. Rapport "Aan de slag" Het rapport "Aan de Slag" van de Interdepartementale werkgroep Toekomst van het Arbeidsmarktbeleid (september 2001) vormt beleidsmatig de basis voor de omslag in de benadering van de gesubsidieerde arbeid. In het rapport wordt de gesubsidieerde arbeid sterk georiënteerd op uitstroom naar regulier werk: "Waar het reïntegratie beleid nu nog relatief zwaar inzet op het creëren van gesubsidieerde banen met een (semi)permanent karakter kan dat inmiddels een grotere oriëntatie krijgen op de stimulering van het aanbod van (gekwalificeerde) arbeid en op doorstroming naar regulier niet-gesubsidieerd werk." Voor de WIW-dienstbetrekkingen adviseert de werkgroep een vertaling van de uitstroom doelstelling in de bekostiging en aansturing van de gemeenten. Voor de ID-banen wordt aanbevolen dat "een oriëntatie op het vinden van regulier werk, op de activering van het arbeidsaanbod en op doorstroming vanuit de ID-banen naar niet gesubsidieerde banen meer gewicht kan krijgen". Verder adviseert de werkgroep de arbeidsmarktdoelstelling van de ID-regeling te scheiden van de doelstelling om structureel te voorzien in maatschappelijk nuttige werkgelegenheid in de publieke sector. De werkgroep stelt voor, voortgaand in deze lijn, een deel van de ID-banen te "witten" en om te zetten in reguliere banen en de overige banen onder te brengen in het reïntegratie beleid. In het kabinetsstandpunt inzake het lBO rapport wordt positief ingegaan op de voorstellen. Omzetting van ID-banen naar regulier is "denkbaar', maar er valt nog het nodige te regelen rond de financiering, de rechtspositie van de zittende ID-werknemers en het vermijden van verdringing van regulier werk. Ook in de toekomst wordt gesubsidieerde arbeid in het kabinetsstandpunt noodzakelijk geacht vanuit Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 4 het reTntegratie standpunt. Een nadere orientatie op de vergroting van de uitstroom mogelijkheden is gewenst. 4.3-.2.3. Het strategisch akkoord Het strategisch akkoord van het kabinet Iaat een duidelijke doorwerking zien van de lijn van het lBO rapport. In het akkoord worden twee uitgangspunten gekozen voor een "vergaande modernisering" van het arbeidsmarktbeleid: . Meer ruimte voor gemeenten om werkzoekenden op persoonsgerichte wijze te begeleiden; meer aandacht voor het bevorderen van het aanbod aan arbeid in plaats van de vraag naar arbeid. . Het eerste uitgangspunt wordt vertaald in de aankondiging dat gemeenten de verantwoordelijkheid, de ruimte en de middelen krijgen voor een activerend reTntegratie beleid. "Er komt één ongedifferentieerd, flexibel en vrij besteedbaar reTntegratie budget". Het tweede uitgangspunt leidt bijna onvermijdelijk tot een kleinere rol van gesubsidieerde arbeid in het gehele pakket arbeidsmarktmaatregelen. Gesubsidieerde arbeid, die niet gepaard gaat met een stevige uitstroom naar regulier werk, valt immers meer onder het begroten van de vraag dan onder het bevorderen van het aanbod. In het strategisch akkoord worden voor het eerst sinds het tot stand komen van de gesubsidieerde banen bezuinigingen aangekondigd. De bezuinigingen lopen op tot ¿ 680 miljoen in 2006 en worden voor het grootste deel al in 2003 geeffectueerd. De in het strategisch akkoord geplande bezuinigingen kunnen als volgt worden samengevat. Ombuiging reïntegratie gemeenten in strategisch akkoord (in miljoen) 2003 2004 2005 2006 ID-banen -250 WIW -177 Sluitende Aanpak -93 Totaal gemeenten -520 -600 -680 -680 In het strategisch akkoord wordt het grootste deel van de totaal te realiseren ombuiging al in 2003 tot stand gebracht. Alleen voor dat jaar is de ombuiging gespecificeerd over de categorieen ID-banen, WIWen Sluitende Aanpak. 2.4. Het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 Na intensieve onderhandelingen is op 20 december 2002 het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 tot stand gekomen. Regering, sociale partners en de VNG hebben zich kunnen vinden in een aanpak die aansluit bij het strategisch akkoord. Door middel van een aantal aanvullende afspraken is een oplossing gevonden. Het meest opvallend in het akkoord is de afspraak om in het jaar 2003 alle inspanningen te richten op het omzetten van 10.000 ID-banen in regulier werk. Minstens zo belangrijk is de gezamenlijk gedragen gedachte dat uitstroom uit gesubsidieerde arbeid naar regulier werk waar mogelijk moet worden bevorderd. Een deregulering van de ID-regeling geeft de gemeenten daarbij extra mogelijkheden. Ten slotte wordt een aantal knelpunten in de WIW gecompenseerd. Deze zijn met name ontstaan door het gestapeld effect van verschillende ombuigingen. Voor de financiële onderbouwing van de afspraken in het convenant zijn uit verschillende bronnen bedragen toegevoegd en ontrokken uit de budgetten voor gesubsidieerde arbeid. Ook zijn budgetten geschoven tussen de WIWen de ID-regeling. Voor de ID-banen en de WIW kunnen de verschuivingen als volgt worden samengevat. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 5 ID-banen en WIW Re ulier maken ID-banen WIW -250 +45 -205 +170 -177 +40 -45 -22 -204 Ten opzichte van de planning in het strategisch akkoord is ten behoeve van de ID-banen ¿ 45 miljoen overgeheveld van het budget Scholing en Activering WIW om vrij te kunnen worden ingezet voor het bevorderen van uitstroom naar regulier werk. Als stimulans voor het regulier maken van ID-banen is eenmalig (2003/2004) ¿ 170 miljoen beschikbaar. Bij de WIW heeft bij de dienstbetrekkingen ten opzichte van de oorspronkelijke plannen een compensatie plaatsgevonden van ¿ 40 miljoen vanwege de afbouw van de Wet Vermindering Afdracht (WVA). Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 6 3. Taakstelling volumereductie gesubsidieerde arbeid De afgelopen maanden hebben veel gemeenten, waaronder Helmond, mede door de grote publieke aandacht, veel van hun aandacht gericht op de aangekondigde volumereductie van de gesubsidieerde banen. Na meer dan tien jaar groeien, is krimpen een nieuwe en beslist niet gemakkelijke ervaring. Het is van belang om de taakstelling zo goed mogelijk vast te stellen en in relatie te brengen tot de mogelijkheden die de gemeente heeft om de noodzakelijke reductie te bereiken. Hieronder volgt een overzicht van de taakstellingen. 3.1. Taakstelling volumereductie WIW-dienstbetrekkingen Bij het vaststellen van de taakstelling in de volumereductie als gevolg van de door het kabinet ingezette maatregelen wordt gewerkt met een voortschrijdend inzicht. Daarbij is geen sprake van een wijziging van de taakstelling, maar wel van een betere (en naar blijkt) lagere vaststelling van het vertrekpunt. In de loop der tijd komen, op basis van de door de gemeenten geleverde gegevens steeds recentere cijfers ter beschikking. Het blijkt dat het aantal WIW-c\ienstbetrekkingen in 2001 en 2002 reeds een dalende tendens vertoonde; een ontwikkeling die is ingezet en gerealiseerd in een periode waarin er nog geen sprake was van bezuinigingen. Taakstellin volumereductie Wiw dienstbetrekkin en Realisatie 1 'anuari 2002 Realisatie 1 'uni 2002 Bud et emiddeld 2003 31.000 29.000 27.000 Bij deze vergelijking moet er rekening mee worden gehouden dat de realisatie wordt weergegeven als een standcijfer en de taakstelling als een jaargemiddelde. De taakstelling sluit op deze manier aan bij de financieringssystematiek van de WIW. Om tot een jaargemiddelde van 27,000 te komen moet de realisatie per 31 december 2003 lager zijn dan dit jaargemiddelde. Hoeveel lager hangt af van de realisatie aan het begin van het jaar. Hiervoor zijn de exacte cijfers nog niet beschikbaar. Het is echter wel mogelijk een (voorzichtige) inschatting te maken, Indien ervan wordt uitgegaan van een gelijkmatige realisatie van de volumereductie over de gehele periode van 1 september 2002 tot en met 31 december 2003 kan worden ingeschat dat het taakstellende gemiddelde van 27.000 behaald kan worden bij een eindstand van 25.800. Deze stand kan worden bereikt met een volumereductie van 11 %. Dit kan worden afgezet tegen een gemiddelde uitstroom in de WIW regeling van 30 % per jaar, ofwel 40 % over een periode van 16 maanden. Het gaat hierbij om landelijke cijfers. Voor Helmond kunnen die op onderdelen beperkt afwijken. 29.000 -200 28.200 25.800 27.000 -11 % 3.2. Taakstelling volumereductie IC-banen Bij het vaststellen van de volumereductie in ID-banen is net als bij de WIW-c\ienstbetrekkingen sprake van een voortschrijdend inzicht. Ook hier staat de taakstelling vast, maar blijkt dat landelijk het aantal ID-banen in 2001 en 2002 steeds verder is gedaald, zonder dat er nog sprake was van een (aangekondigde) bezuiniging. De taakstelling op grond van het regeringsbeleid is gelijk gebleven, met als gevolg een verhoudingsgewijs kleinere inkrimping van het aantal banen. 1 Netto uitstroom: instroom minus uitstroom Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 7 ulier maken 60.000 50.574 45.500 -10 % Anders dan bij de WIW-dienstbetrekkingen kan de taakstelling voor de ID-banen direct worden uitgedrukt in een standcijfer per ultimo 2003. De voor eind 2003 als taakstelling neergezette stand van 45.500 kan worden bereikt met een volumereductie van 10 %. . De 10.000 ID-banen die regulier gemaakt kunnen worden in 2003 dragen vanzelfsprekend ook bij aan de volumereductie. Een van de voorwaarden van de regeling is dat de "omgezette" baan niet mag worden aangevuld met een nieuwe ID-baan op dezelfde plek. Dit effect kan als volgt in beeld worden gebracht. ulier werk ulier maken 50.574 45.500 5.074 10.000 De omvang van de te verwachten uitstroom en de geplande omzetting naar 10.000 reguliere banen, zijn ieder voor zich aanzienlijk groter is dan de geplande volumereductie. 3.3. De werking van de volumereductie WIW Technisch gezien wordt de volumereductie in de WIW tot stand gebracht door een wijziging in de componenten van de subsidie per WIW-werknemer. Deze subsidie bestaat uit een basisbedrag en een normbedrag. Voor het jaar 2003 wordt de volgende ingreep toegepast: . een sterke verlaging van het basisbedrag (ongeveer een halvering); met een volledige verrekening daarvan in het normbedrag. . In de meeste gevallen komt de som van het verlaagde basisbedrag en het verhoogde normbedrag in 2003 ongeveer overeen met de som van het basis- en normbedrag in 2002. Echter, het basisbedrag kent voor de gemeente een openeindfinanciering, terwijl het normbedrag door de gemeente moet worden betaald uit een vast budget. Van 2002 naar 2003 is het vaste budget (behoudens een aanpassing voor de loon- en prijsstijging) niet aangepast. De gemeente moet per WIW-dienstbetrekking een veel groter bedrag uit een ongewijzigd vast budget halen. Dat kan alleen door het aantal WIW-dienstbetrekkingen te beperken. Mede als uitvloeisel van het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 zijn eind december de normbedragen verhoogd, zodat compensatie wordt verleend voor het verlagen van de Specifieke Afdrachtkorting (SPAK) in 2003. Voor de instroom van jongeren tot 23 jaar wordt tevens het vervallen van de Vermindering afdracht Langdurig Werklozen (VLW) gecompenseerd. Deze compensatie heeft plaatsgevonden door een toevoeging aan het vaste budget voor WIW-dienstbetrekkingen. Hiermee wordt voorkomen dat gemeenten door het "gestapelde" effect van de bezuinigingen in de klem zouden komen. Dat zou een aanzienlijk deel van de gemeenten hebben genoodzaakt tot een nog verdere volumereductie. Bij een gedetailleerde beschouwing blijkt dat het "uitkomen met het vaste budget" beïnvloed wordt door de specifieke samenstelling van het bestand WIW-werknemers in de gemeente. De leeftijd (boven of onder 23 jaar), de werkloosheidsduur bij aanvang van de dienstbetrekking en het aantal aanstellingsuren (32 of 36) hebben een effect op het aantal dienstbetrekkingen dat nog net past binnen de grenzen van het vaste budget. Bovendien moet rekening worden gehouden met de uitstroom (die per groep kan verschillen) en met de instroom (die de gemeente beleidsmatig vast kan stellen). Bij elkaar levert dit een complexe berekening op. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 8 3.4. Ce werking van de volumereductie IC De financieringssystematiek van de ID-banen is wezenlijk anders dan die van de WIW- dienstbetrekkingen. Voor de volumereductie voor de ID-banen wordt dan ook een ander mechaniek toegepast dan voor de WIW-dienstbetrekkingen. Het landelijke budget voor 2003 is gebaseerd op een taakstelling van 45.500 bezette banen per eind 2003. Dit landelijk budget wordt vervolgens verdeeld over de gemeenten naar rato van het aandeel van iedere gemeente in de landelijke realisatie van ID-banen per 30 juni 2002. Echter, bij de vaststelling van het aandeel van de gemeenten in het landelijke totaal wordt een onderscheid gemaakt in een viertal categorieen ID-werknemers. Iedere categorie heeft een eigen "wegingsfactor" . Categorie Omschrijving Wegings- factor 1 ID-werknemers die in dienst zijn gekomen op of na 2-1-1999, maar die 1,000 noa korter dan 4 iaar in dienst ziin2 2 ID-werknemers die in dienst zijn gekomen voor of op 1-1-1999, maar die 1,092 nog korter dan 4 jaar in dienst ziin3 3 ID-werknemers die 4 jaar of lanaer in dienst ziin 1,266 4 ID-werknemers met een doorstroom baan 1,339 De weging van de doelgroepen vindt plaats per gemeente en geldt voor het landelijke totaal. Een gemeente waarbij het aandeel "extra" tellende ID-werknemers (categorie 2,3 en 4) groter is dan het landelijke gemiddelde houdt aan weging een extra aandeel in het budget over. Andersom is natuurlijk ook mogelijk. Alhoewel het hier vaak letterlijk gaat om het derde cijfer achter de komma, is er toch sprake van een aanmerkelijk financieel belang. Gezien de omvang van het landelijke budget voor ID- banen is één honderdste procent in het "gewogen" berekende aandeel al goed voor bijna ¿ 90.000,-. Voor de gemeente sec is deze berekening moeilijk te maken omdat door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg in de opgave aan het ministerie getracht is banen die na 30 juni 2002 administratief verwerkt zijn, maar voor 30 juni 2002 ingevuld waren, mee te nemen in de stand per 30 juni 2002. Het is niet duidelijk of het ministerie deze, op zich zuivere, visie accepteert. Daarnaast is het aandeel van de door gemeente ingevulde banen ten opzichte van het landelijke ingevulde aantallen niet bekend. 2 Inclusief ex-WIW-werknemers indien zij korter dan twee jaar een WIW-dienstbetrekking hebben ~ehad Inclusief ex-WIW-werknemers indien zij langer dan twee jaar een WIW-dienstbetrekking hebben gehad Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 9 4. Beleidsmatige ontwikkeling ID-banen In 2003 wordt het, op grond van het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003, mogelijk om 10.00010- banen om te zetten in regulier werk. Daarnaast is het de bedoeling van de regering "om de overige gesubsidieerde arbeid om te zetten in duale leer-werktrajecten gericht op uitstroom naar regulier werk op termijn. Deze ontwikkeling wordt gefaciliteerd door de deregulering van een aantal tot voor kort klemmende voorschriften in de 10-regeling". 4.1. Deregulering ID-regeling in 2003 Al met ingang van 1 januari 2003 hebben de gemeenten, een zeer grote vrijheid gekregen bij de toepassing van de jO-regeling. Anders dan bij deregulering in het verleden krijgen gemeenten dit maal niet de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van bepaalde regels en voorschriften. Deze keer worden de regels en voorschriften afgeschaft en krijgen de gemeenten de mogelijkheid deze naar eigen inzicht, aansluitend bij wat nodig is in de lokale situatie, in te vullen. Wij geven een samenvatting van de deregulering en van de mogelijkheden die hierdoor voor de gemeenten ontstaan. Eén vrij besteedbaar budget In 2003 wordt het budget voor 10-banen niet meer aan de gemeente ter beschikking gesteld op basis van een taakstellend aantal banen. In plaats daarvan krijgt de gemeenten één budget dat vrij besteedbaar is voor JO-banen maar ook voor andere re"fntegratie activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan loonkostensubsidies aan werkgevers en werknemers, scholing en training, stimuleringspremies, sociale activering, arbeidsbemiddeling etc. Het budget kan worden ingezet voor de uitstroom van jO-werknemers naar reguliere ongesubsidieerde banen. Het budget kan echter ook worden aangewend voor de arbeidsinschakeling van andere groepen. Overheveling Scholing en Activering WIW budget naar ID-regeling In 2003 wordt per gemeente ongeveer 10 % van het Scholings- en Activeringsbudget WIW overgeheveld naar de jO-regeling. Ook hier geldt dezelfde bestedingsvrijheid en bandbreedte als bij het budget voor 2003. Door het ministerie van Sociale Zaken wordt benadrukt dat deze overheveling "niet is bedoeld als motivering van de taakstelling om het aantallO-banen terug te brengen". Als gevolg van de deregulering hebben gemeenten bestedingsvrijheid binnen het totale 10 budget. Aanwenden van deze overheveling om de volumereductie van jO-banen (tijdelijk) op te vangen, is niet verboden, maar ook niet aan te raden. Met behulp van deze extra middelen kan immers een volumereductie op basis van uitstroom naar regulier werk in gang worden gezet. Inzet Scholing en Activering WIW voor uitstroom Naast de landelijk neergelegde overheveling van middelen uit het budget Scholing en Activering naar het budget JO-banen krijgen de gemeenten de mogelijkheid om, binnen de grenzen van de regeling Scholing en Activering WIW (S&A WIW), middelen in te zetten voor het bevorderen van de uitstroom van 10-werknemers naar regulier werk. De JO-werknemers behoren hierdoor tot de "doelgroep" van de regeling S&A WIW. Financiering van uitstroomprojecten uit het budget S&A WIW vereist wel dat de deelnemende JO-werknemers zich als werkzoekende inschrijven bij het CWI. Het verschil bij de inzet van middelen tussen de naar de 10-regeling overgehevelde S&A gelden en de rechtstreekse inzet van het S&A-budget WIW is met name gelegen in de voorwaarde dat bij de rechtstreeks toepassing van S&A sprake moet zijn van op de individuele 10 werknemer terug te voeren en te verantwoorden kosten. Bij toepassing van het overgehevelde budget is deze eis niet van toepassing. Variabele bijdragen aan ID-werkgever Het vereiste dat de gemeente minimaal 100 % van het wettelijk minimumloon vergoedt aan de 10- werkgever komt te vervallen. Dit geldt zowel voor nieuwe plaatsingen als voor de bestaande 10- banen. In het laatste geval is de gemeente vanzelfsprekend wel gebonden aan de overeenkomst die Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 10 met de 10-werkgevers is aangegaan. Oe gemeente krijgt hierdoor de mogelijkheid om de bijdrage aan de 10-werkgever te variëren. Oe gemeente kan zelf bepalen welke factoren men wil laten meewegen in de vaststelling van de hoogte van de bijdrage. Gedacht kan worden aan de mate waarin de 10-baan een bijdrage levert aan de uitstroom naar regulier werk, de maatschappelijke relevantie van de 10- baan en eventueel ook de draagkracht van de 10-werkgever. Met betrekking tot bestaande 10-banen wordt uitdrukkelijk aangegeven dat die niet zomaar opengebroken kunnen worden omdat hier arbeidsrechtelijke overeenkomsten onder liggen. Geen beperking aantal doorstroombanen Oe gemeente kan zelf bepalen welk deel van het totale bestand jO-banen wordt ingezet als doorstroombaan. Oe bijdrage die de doorstroom baan levert aan een uiteindelijk uitstroom naar regulier werk kan hierbij een overweging zijn. Het wordt afgeraden het systeem van doorstroom banen te gaan gebruiken. 10-werknemers kunnen dan doorgroeien naar een hoger minimumloon. Oe mogelijkheden voor uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt wordt daarmee belemmerd, omdat de mogelijkheid van een hoger loon bij doorgroei naar het bedrijfsleven er uit gehaald wordt. Vervallen detacheringverbod Het bestaande verbod op detachering uit 10-banen is komen te vervallen. Oe achtergrond hiervan is gelegen in de gedachte dat jO-banen niet meer beschouwd worden als structurele banen, maar als gesubsidieerde banen die een tussenstap vormen naar een reguliere baan. Oe gemeente kan zelf kiezen of men 10-werknemers rechtstreeks bij jO-werkgevers wenst te plaatsen of dat men dit wil vormgeven via een tussenliggende organisatie die optreedt als werkgever, detacheerder en begeleider naar regulier werk. In de afgelopen jaren hebben veel gemeenten in het kader van de omzetting van de doelgroep ex- banenpoolers van de WIW-dienstbetrekking naar de 10-regeling bijzondere arrangementen tot stand gebracht om door middel van "dienstverleningscontracten" JO-werknemers ter beschikking te stellen zonder in strijd te komen met het detacheringverbod. Nu dit verbod is komen te vervallen, zijn deze dienstverleningscontracten niet meer noodzakelijk. Een detachering mag voortaan gewoon een detachering heten. Het is wenselijk om te bedenken dat het detacheringverbod komt te vervallen met het doel om de uitstroom naar regulier werk te ondersteunen en om de gemeentelijke inzet daarbij te vereenvoudigen. Het vervallen van het detacheringverbod zou bijvoorbeeld kunnen worden aangegrepen om de bestaande dienstverleningsovereenkomsten, waar dat nog niet het geval is, uit te breiden met afspraken over begeleiding naar en uitstroom in regulier werk. Geen begrenzing aanvangsalaris Oe beperking van het aanvangsalaris in de 10-regeling tot 100 % van het minimumloon komt te vervallen. Oe enige eis die overblijft is dat het (aanvang)salaris blijft binnen de maximum beloning van 130 % van het minimumloon zoals deze in de 10-regeling is opgenomen. Met het vervallen van deze grens kan het startsalaris zo gekozen worden dat er geen nadelige inkomenseffect ("armoedeval") ontstaat bij de overstap van een bijstandsuitkering naar een 10 baan. Oe gemeente moet er wel rekening mee houden dat de werkgever een deel van het salaris moet gaan betalen. Anders moeten de extra salariskosten uit hetzelfde 10-budget worden gefinancierd. Hogere (start)salarissen kunnen in dat geval binnen deze setting leiden tot minder 10-banen. Aanstelling voor bepaalde tijd Door het wegvallen van de eis dat een ID dienstverband voor onbepaalde tijd moet worden overeengekomen, wordt het mogelijk om dienstverbanden voor bepaalde tijd aan te gaan. Anders dan bij de WIW-dienstbetrekkingen geldt hiervoor geen minimum termijn van een bepaald aantal maanden of jaren. Het aanbieden van een tijdelijk dienstverband sluit beter aan bij de op uitstroom gerichte benadering van de 10-banen. Bij het opvolgend inzetten van tijdelijke dienstverbanden moet wel rekening worden gehouden met de Wet Flexibiliteit en Zekerheid. Waar sprake is van meer dan drie opeenvolgende contracten voor bepaalde tijd, of overschrijding van een termijn van drie jaar, wordt de Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 11 laatste arbeidsovereenkomst van rechtswege een contract voor onbepaalde tijd. Dit bemoeilijkt de ontslagprocedure aanzienlijk (opzegtermijn en vergunning CWI). Geen eis gelijkstelling met langdurig werklozen Het voorschrift dat 10-werknemers moeten behoren tot de doelgroep werklozen in de zin van de 10- regeling, of daaraan gelijk moeten kunnen worden gesteld, komt te vervallen. Dat betekent dat de gemeente jO-banen kan inzetten voor iedereen waarvoor de gemeente dit nodig vindt. Voor alleenstaande ouders in de bijstand, die vaak zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen heeft dit tot gevolg dat zij voor 10-banen in aanmerking kunnen komen, zond~r dat zij eerst bij het CWI moeten worden ingeschreven als werklozen. Geen minimumleeftijd De minimumleeftijd van 23 jaar in de 10-regeling komt te vervallen. 4-.-2--.4.2. Stimuleringsregeling regulier maken ID-banen Mede als uitvloeisel van het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 is er een tijdelijke stimuleringsregeling voor het regulier maken van 10.000 10-banen gecreëerd. De regeling kent de volgende voorwaarden. . 10-werknemer moet bij dezelfde werkgever in dienst blijven . Er mag geen verdringing plaatsvinden b.v. van een bestaande vacature opvullen (vergt verklaring van de OR) . Reguliere baan met contract voor onbepaalde tijd zonder proeftijd . jO-subsidie moet komen te vervallen voor de regulier gemaakte baan (vergt een verklaring van de gemeente) . De werkgever mag geen andere reïntegratiesubsidie van de gemeente ontvangen voor de regulier gemaakte baan . Na de aanvraag door de werkgever ontvangt de werkgever een voorwaardelijke subsidieverlening. De jO-baan moet uiterlijk 6 weken hierna regulier gemaakt zijn doch uiterlijk 31-12-2003 . Bij opzegging door de medewerker, vacature binnen 12 weken opvullen met een andere 10-er, Wiw-er of werkloze werkzoekende De subsidie wordt in twee jaar (gerekend vanaf het moment van regulier maken) verstrekt aan de werkgever. De bijdrage wordt als volgt verleend. re ulier maken IC-banen ¿ 10.500,- ¿ 6.500,- ¿ 17.000.- De bijdrage wordt verleend voor maximaal 1 0.000 regulier te maken 10-banen, op basis van het principe "wie het eerst komt, wie het eerste maalt", 4.3. Sectorconvenanten en gemeentelijk beleid Om te komen tot een goede verdeling van de inzet van de middelen wordt de stimuleringsregeling verdeeld over een aantal sectoren. Dit gebeurt op basis van de verdeling van het aantallO-banen per eind juni 2002. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 12 Verdeling stimuleringsregelina over sectoren Sector Aantal regulier te maken Beschikbare middelen banen (maal ¿ 1000) Zorg en Jeugdhulpverlening 2.568 43.962 Welzijn 907 15.419 Onderwijs 1.930 32.810 KinderODVang 720 12.240 ODen bare Veiligheid 1.810 30.770 Beheer ODenbare Ruimte 1.039 17.664 Overig 1.008 17.136 Totaal 10.000 170.000 Het principe "wie het eerst komt, wie het eerst maalt" zal (naar verwachting) worden toegepast binnen het totaal van de per sector regulier te maken banen. In ieder van de sectoren is reeds overleg gestart over de invulling van het convenant. In deze "convenanten" wordt het proces van regulier maken van ID banen vastgelegd in een afspraak tussen de werkgeversorganisatie(s) in de sector, de vakorganisaties, het vakministerie en de VNG. Dat zal leiden tot een aanpak die waarschijnlijk voor iedere sector bestaat uit een specifieke (en dus van elkaar verschillende) aanvulling op de stimuleringsregeling. De gemeente zal in zijn lokale beleid rekening moeten houden met de specifieke aanpak van de verschillende sectoren. De sector convenanten zullen niet het regulier maken als zodanig 'regelen'. Het echte werk zal op lokaal niveau, in afspraken tussen gemeente en individuele werkgever moeten plaatsvinden, binnen de kaders van de deel-convenanten. De beschikbare informatie over de vorming van de sectorconvenanten kan als volgt worden samengevat Zorg Er zijn in deze sector ongeveer 13.000 ID'ers werkzaam. Het ministerie van VWS heeft voor de zorgsector met ingang van 2004 ¿ 30 mln. ter beschikking gesteld. Deze middelen zijn structureel. Op 5 februari is tussen het ministerie van VWS, sociale partners en de VNG een sectorconvenant gesloten. Dit convenant treft u aan op onze website. De belangrijkste afspraken zijn: . Sociale partners, VNG, G4 en G26 zetten zich in om in 2003 2.554 ID-banen in de zorgsector om te zetten naar reguliere banen. De VNG zal de overige gemeenten adviseren vergelijkbare afspraken te maken met de werkgevers. . De partijen zetten zich in om vanaf 2005 jaarlijks 2.500 werknemers op gesubsidieerde banen te laten uitstromen naar reguliere banen. . Om deze doelstelling vanaf 2005 te realiseren spannen sociale partners zich in 2003 en 2004 met name in op het gebied van opleiding en begeleiding van gesubsidieerde werknemers. . G4 en G26 zijn bereid om de sector zorg een evenredig aandeel in de resterende gesubsidieerde arbeid te laten behouden. . VWS vult de tijdelijke stimuleringsregeling van SZW aan met een bedrag van ¿ 3.500 voor de eerste 2.554 banen die in de zorgsector regulier worden gemaakt. Uitbetaling vindt plaats gelijk met het tweede voorschot o.g.v. de stimuleringsregeling. . Vanaf 2004 verstrekt VWS een eenmalige subsidie van ¿ 12.000 aan een werkgever in de zorgsector die een werknemer uit een gesubsidieerde baan regulier in dienst neemt. De werkgever die de werknemer regulier in dienst neemt en de eenmalige subsidie ontvangt hoeft niet de werkgever te zijn waarbij de werknemer op een gesubsidieerde baan werkzaam was. Onderwijs Voor de sector onderwijs is een eenmalig bedrag van ¿14 mln. beschikbaar. De wijze waarop de middelen worden ingezet, wordt nog uitgewerkt. Kinderopvang Het ministerie van SZW heeft voor de kinderopvang eenmalig ¿ 2 mln. vrijgemaakt. Kern van het conceptconvenant is dat 720 ID-ers een leerwerktraject gaan volgen als groepsleidster-in-opleiding. Na afronding van de driejarige opleiding krijgen ze een functie als groepsleidster. Ze worden betaald volgens de CAO-kinderopvang. De ID-subsidie vervalt. Als het percentage van 20% reguliere banen is Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 13 gerealiseerd, adviseert de VNG de gemeenten om op lokaal niveau afspraken te maken over het behoud en de financiering van tenminste de loonkostencomponent van de resterende ID-banen in 2003. Werkgevers zullen bovenop de SZW-stimuleringssubsidie een sectorale aanvulling van ¿ 2500 ontvangen. Werkgevers hebben een inspanningsverplichting om ID-ers die geschikt zijn voor de opleiding de leerarbeidsovereenkomst te bieden. ID-ers hebben het recht zich hiervoor eventueel te laten testen op kosten van de werkgever dan wel het sectorfonds. Het sectorfonds zal een geschiktheidstoets ontwikkelen en de sectorale voorlichting coordineren. Veiligheid . Voor veiligheid is door het ministerie van elK ¿ 10 mln. (eenmalig) beschikbaar gesteld. De wijze waarop de middelen worden ingezet, wordt nog uitgewerkt. Cultuur Voor de sector cultuur is eenmalig ¿ 3,5 mln. beschikbaar. De wijze waarop de middelen worden ingezet, wordt nog uitgewerkt. Sport Vanuit VWS is eenmalig ¿ 1.37 mln. vrijgemaakt. Het gaat in deze sector om naar schatting 1500 werknemers, verdeeld over gemeenten, functionele stichtingen en sportverenigingen. De wijze waarop de middelen worden ingezet, wordt nog uitgewerkt. Door de verschillende ministeries zijn voor de ondersteuning van de sectorconvenanten aanzienlijk bedragen uitgetrokken. Dit kan als volgt in beeld worden gebracht: Aanvullende financierin Re uliere maken ID-banen Sector Ministerie VWS VWS OcenW VWS elK VWS OcenW 30 3,63 14 2 10 1,37 3,5 64,5 Totaal Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 14 5. Beleidsmatige ontwikkeling WIW-dienstbetrekkingen 5.1. Overheveling tussen ID en WIW Per gemeente wordt ongeveer 10% van het budget Scholing en Activering WIW overgeheveld naar de JO-regeling. Het is daar vrij inzetbaar, en dient bij voorkeur te worden gericht op uitstroomactiviteiten naar gesubsidieerd werk. Het budget Scholing en Activering kan aanvullend ook vanuit de WIW worden ingezet voor het bevorderen van uitstroom van 10- én WIW-werknemers naar regulier werk. 5.2. Beperking meeneem regeling Scholing en Activering Anders dan in vorige jaren mag maar 10% van het toegekende budget voor Scholing en Activering worden doorgeschoven van 2002 naar 2003 (het was 50%). Praktisch betekent dit dat de beschikbare niet bestede middelen voor 10% over geheveld mogen worden naar het opvolgende jaar en besteed worden aan scholing en activering. De overige 90% moet terug betaald worden aan het ministerie. Door de afdeling WIZ is besteding van het scholing en activering over 2002 gemaximaliseerd om terugbetaling aan het ministerie te minimaliseren. De afrekening met het ministerie dient nog plaats te vinden. 5.3. Opvang wegvallen VLW en afbouw SPAK in 2003 Het kabinet heeft besloten de SPAK en VLW gefaseerd in de komende vier jaar af te schaffen. De VLW bedraagt bij een 36 urige werkweek ¿2400 en bij een 32-urige werkweek ¿ 2133. Vanaf 1 januari 2003 kunnen werkgevers geen VLW meer aanvragen voor langdurig werklozen die voor het eerst toetreden tot de arbeidsmarkt. De instroom in de VLW wordt anders gezegd stopgezet. Doordat de VLW slechts voor 4 jaar voor een (voorheen langdurig werkloze) werknemer kan worden aangevraagd, loopt de VLW per 31 december 2006 dus af. De SPAK hangt af van de leeftijd van de werknemer. Voor werknemers tot 23 jaar (Jongeren-SPAK) loopt de afdrachtvermindering op met de leeftijd: van ¿209 (2002) bij 15 jaar, oplopend tot ¿591 bij 22 jaar (2002). Voor werknemers van 23 jaar en ouder (Volwassenen-SPAK) bedraagt het SPAK-bedrag 2011 euro (2002). De Jongeren-SPAK zal in 2003 volledig worden afgeschaft, waardoor, gegeven de in het Strategisch Akkoord vastgelegde grondslag-verbreding, in 2003 een beperktere verlaging van de Volwassenen-SPAK nodig is. De rest van de afbouw van de Volwassenen-SPAK wordt dan gespreid over 2004-2006. Voor 2003 betekent dit dat werkgevers geen SPAK krijgen voor werknemers jonger dan 23 jaar. Het bedrag voor werknemers van 23 jaar en ouder bedraagt dan ¿1629. Voor 2004 is dit ¿1104 en voor 2005 ¿552. Per 1 januari 2006 is de SPAK volledig afgebouwd. In 2003 wordt als compensatie voor de afbouw van de Specifieke Afdrachtkorting (SPAK) en - voor jongeren tot 23 jaar - de Vermindering afdracht Langdurig Werklozen (VLW) een bedrag van ¿ 19 miljoen toegevoegd aan het vaste budget van de WIW. Dit vindt plaats door een verhoging van de normbedragen. In belangrijke mate wordt hiermee voorkomen dat de afschaffing van de VLW en de afbouw van de SPAK doorwerkt naar de WIW-dienstbetrekkingen en zo zouden leiden tot een "gestapelde" bezuiniging. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat het wegvallen van de VLW voor de instroom van nieuwe werknemers van 23 jaar en ouder op een WIW-dienstbetrekking niet wordt gecompenseerd. Het onderscheid wordt gemaakt op grond van de overweging dat de WIW voor jongeren een garantiekarakter kent (de gemeente heeft geen keuze om de jongeren al dan niet aan te nemen). 5.4. Handhaving WIW-werkervaringsplaatsen voor 2003 Anders dan oorspronkelijk aangekondigd wordt de WIW-Wep regeling voor het jaar 2003 gehandhaafd. Het beschikbare budget per plaats is in 2003 vrijwel gelijk aan 2002 en bedraagt ¿ 8.000,-. Per gemeente geldt, anders dan voorheen, een plafond voor het aantal in te zetten WIW-Wep plaatsen. Het plafond bedraagt 66,5% van het gemiddelde aantal WIW-Wep plaatsen die de Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 15 gemeente in het jaar 2001 realiseerde. Landelijk zijn 2500 WIW-Wep plaatsen beschikbaar. Voor de gemeente Helmond betekent dit, dat 21,61 WIW-Wep plaatsen ingevuld kunnen worden. Het ministerie van SZ)JV heeft laten weten dat "halverwege 2003 zal worden bezien of de plafonds per gemeente gehandhaafd blijven". Gezien de beperking van het aantal WIW-werkervaringsplaatsen verdient het aanbeveling deze bij voorkeur in te zetten als ondersteunend middel voor de uitstroom uit WIW-dienstbetrekkingen naar regulier werk. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 16 6. Uitgangspunten voor dynamiseren van gesubsidieerde arbeid Bij de vormgeving van het gemeentelijk beleid rond het dynamiseren van gesubsidieerde arbeid is het op de eerste plaats van belang dat de gemeente op een aantal hoofdpunten heldere beleidskeuzes maakt. 6.1. Gesubsidieerde arbeid als onderdeel reïntegratieketen De gesubsidieerde arbeid wordt door de gemeente niet als een zelfstandige voorziening ingezet, maar als een onderdeel van de reïntegratieketen. In de visie van het kabinet vormt gesubsidieerde arbeid niet (meer) een eindstation, maar is het een stap in de keten van activiteiten die kunnen worden ingezet om werklozen te begeleiden naar regulier, niet gesubsidieerd werk. Omdat het middel relatief duur is (een WIWof jO-baan legt immers voor meerdere jaren een aanzienlijk budgettair beslag) is het de bedoeling gesubsidieerde arbeid pas in te zetten als alle andere inspanningen gericht op de toeleiding naar regulier werk niet tot het beoogde resultaat hebben geleid. Aan de andere kant is het wenselijk om het verblijf in een gesubsidieerde baan in tijdsduur te beperken: de baan is een middel tot uitstroom, niet een doel op zich. De spanning tussen de keuze voor de "moeilijksf' plaatsbare werklozen en de wens van een vlotte uitstroom kan worden opgelost indien de gesubsidieerde banen dynamisch worden ingezet. Door de combinatie van werken, Ieren en uitstroomgerichte begeleiding kunnen de gesubsidieerde werknemers worden voorbereid op de overstap naar regulier werk. Dit model past bij de wijze waarop in de gemeente de WIW-dienstbetrekkingen zijn georganiseerd en minder past bij de wijze waarop de 10-banen vaak tot nu toe vorm hebben gekregen. De gemeente ontwikkelt een ketenintegratie waarin de JO-banen als uitstroommiddel geplaatst worden. 6.2. Gesubsidieerde banen als "schaars goed" Als gevolg van de volumereductie in 2003 ontstaat er in veel gemeenten, waaronder Helmond, voor het eerst "schaarste" aan gesubsidieerde banen. De schaarste noopt de gemeente om keuzes te maken. Welke banen behoren prioriteit te krijgen bij de opvulling van vacatures? Welke banen moeten minder of zelfs geheel niet meer worden opgevuld? In toenemende mate zullen gemeenten voor de noodzaak komen te staan om heldere keuzes te maken op dit punt. Een helder gemeentelijk beleidskader biedt duidelijkheid en zekerheid aan 10-werkgevers, WIW-inleners en aan de uitvoeringsorganisatie. Zonder het maken van duidelijke keuzes vooraf bestaat het risico van een redelijk willekeurige en daardoor voor de gemeente onbeheersbare ontwikkeling. Naast de keuze of de gemeente nog wel nieuwe 10 banen wil invullen, ontstaan er ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden. Er ontstaat ondanks alle problematiek een uitgesproken mogelijkheid het reïntegratiebeleid nieuw vorm te geven. Met de samenvoeging van budgetten, vervallen van 10 regeling en Wiw, komst nieuwe Wet Werk en Bijstand, heeft het de voorkeur een nieuw reïntegratiebeleid voor de langere termijn in gang te zetten. Er dient derhalve een zorgvuldige afweging van keuzes gemaakt te worden. Als voorbeeld voor een mogelijke aanpak is in bijlage 2 een schema opgenomen dat de gemeente kan gebruiken bij het vaststellen van de prioriteiten bij de vacaturevervulling van WIW- en 10-banen. Het schema is gebaseerd op het spanningsveld tussen de maatschappelijke relevantie van de gesubsidieerde banen enerzijds en de nadruk op uitstroom anderzijds. In het voorbeeld worden de banen door de gemeente ingedeeld langs de volgende lijnen. . Maatschappelijke relevantie (hoog of laag): in welke mate dragen de banen bij aan de realisatie van door de gemeente van groot belang geachte doelstellingen? Het mag duidelijk zijn dat het hier bij uitstek gaat om een politiek / bestuurlijke afweging op basis van het binnen de gemeente vastgestelde programma-akkoord. Uitstroom dient daarbij een voorwaarde te zijn omdat het hoogstens als een instrument voor tijdelijke aard ingezet kan worden. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 17 . Uitstroom potentieel (hoog of laag): in welke mate dragen de gesubsidieerde banen bij aan de uitstroom naar regulier werk? Deze afweging kan ten dele worden gebaseerd op de ervaring in de afgelopen jaren: welke werkgevers I inleners of welke sectoren bleken in de praktijk een goede springplank te vormen voor uitstroom binnen de eigen organisatie of elders? Bij welke organisaties is in de praktijk een goede begeleiding van de gesubsidieerde werknemers naar reguliere banen tot stand gebracht? Welke gesubsidieerde banen sluiten het beste aan bij de bestaande vraag op de regionale arbeidsmarkt? Op basis van de beoordeling van de banen langs de twee beschreven lijnen is het mogelijk het bestaande bestand in verschillende groepen in te delen en daar .een prioriteit bij het vervullen van (toekomstige) vacatures aan te verbinden. . Hoge relevantie / hoge uitstroom: banen waarbij een hoge maatschappelijk relevantie wordt gekoppeld aan een hoog uitstroom potentieel kunnen worden aangewezen als eerste prioriteit bij de vervulling van vacatures. . Lage relevantie / hoge uitstroom: banen die in de praktijk blijken te leiden tot een goede uitstroom naar regulier werk kunnen tegelijk worden beoordeeld met een lage maatschappelijke relevantie. Als relntegratie-instrument kunnen ze mogelijk een belangrijke functie vervullen in de gemeentelijke relntegratieketen. In het voorbeeld krijgen ze de tweede prioriteit. . Hoge relevantie / lage uitstroom: banen met een hoge maatschappelijk relevantie blijken in de praktijk in een aantal gevallen niet te leiden tot uitstroom naar regulier werk. Tegen de achtergrond van de uitstroomgerichte benadering van gesubsidieerde arbeid worden deze banen in toenemende mate minder interessant voor de gemeente. In het voorbeeld wordt gekozen voor een derde positie bij het vervullen van vacatures. Aanvullend bestaat natuurlijk wel de mogelijkheid om de werkgevers I inleners te begeleiden en te ondersteunen bij het ontwikkelen van arrangementen die het uitstroompotentieel van de banen verhogen. . Lage relevantie / lage uitstroom: banen met een lage maatschappelijke relevantie én een laag uitstroom potentieel zijn moeilijk in te passen in een situatie waarin sprake is van relatieve "schaarste" aan gesubsidieerde banen. Waar prioriteiten worden gesteld om vacatures met voorrang te vervullen moet andersom ook de keuze worden gemaakt om voor andere banen de vacatures niet meer op te vullen. Ook hier bestaat echter de mogelijkheid om werkgevers I inleners te begeleiden en te ondersteunen bij het ontwikkelen van het uitstroom potentieel van de banen. De noodzakelijke heroriëntatie op de gesubsidieerde banen is geen eenvoudig proces. Het is van belang om de noodzakelijke omslag goed te organiseren. Insteek dient in ieder geval te zijn dat de 10 als instrument wordt gezien en hoogstens voor een beperkte periode, voor een beperkte doelgroep zonder kansen op de arbeidsmarkt, ingezet kan worden. In hoofdstuk 9.4 Taskforce wordt nader ingegaan op de binnen de gemeente uitgevoerde actie in het kader van deze beoordeling van 10 banen als 'schaars goed'. 6.3. De verhouding tussen gemeente en werkgever gesubsidieerde arbeid De verhouding tussen de gemeente en de werkgevers voor gesubsidieerde arbeid dient opnieuw onder de loep genomen te worden. In de loop van 2003 zal in vrijwel alle gemeenten, dus ook Helmond, sprake zijn van een volumereductie van het aantal WIW-dienstbetrekkingen en 10-banen en een nieuwe benadering ten aan zien van bekostiging. Het is onontkoombaar om hier ook conclusies aan te verbinden voor de toekomst. De inrichting van gesubsidieerde arbeid dient direct gekoppeld te worden aan de mogelijkheden van de per 1 januari 2004 in te voeren Wet Werk en Bijstand. Door voortaan gesubsidieerde arbeid als reYntegratie instrument te hanteren zullen tal van instellingen en organisaties in beginsel problemen, o.a. ten aanzien van financiering, naar voren brengen. Veel scholen, zorg instellingen, culturele instellingen en welzijnsorganisaties hebben de afgelopen jaren Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 18 hun organisatie ingericht op de aanwezigheid van soms tientallen Wiw-ers en ID-ers. Door ombuigingen in de gesubsidieerde arbeid kan de maatschappelijke infrastructuur in de stad in de knel komen. De gemeente is zich dit goed bewust. Tegelijkertijd wordt de gemeente door sterk gewijzigd rijksbeleid in een positie gedwongen die zij zelf ook niet wil. Binnen de nieuw ontstane situatie dient naar oplossingen gezocht te worden. Bij een transformatie naar een op uitstroom gericht model dreigen de huidige werknemers in de gesubsidieerde arbeid, in eerste instantie, de consequenties te ondervinden. Zij hebben veelal een vaste aanstelling, met een inkomen dat boven het minimumloon ligt en zij rekenen niet meer op strikte eisen ten aanzien van het vinden van regulier werk. Bovendien !;Ievat de huidige populatie gesubsidieerde arbeidskrachten mensen die nooit toegang zullen krijgen tot de reguliere arbeidsmarkt. Voor deze mensen wordt een passende oplossing gezocht. Hoewel veel huidige werknemers in de gesubsidieerde arbeid gestart zijn op van oorsprong additionele banen, kan gesteld worden dat bij veel banen het additioneel zijn, naar de achtergrond is verplaatst. Er heeft een dusdanige transformatie plaats gevonden van additionele banen, dat zij inmiddels onmisbaar zijn voor de maatschappelijke infrastructuur. Door dit onmisbaar zijn wordt tegelijkertijd aangegeven dat er in feite voor een groot deel sprake is van, al dan niet gedeeltelijk, regulier werk. Ook in de landelijke publiciteit verschijnen regelmatig artikelen over het al dan niet additioneel zijn van ID banen. Regulier werk behoort niet gesubsidieerd te worden maar dient bekostigd te worden uit de beschikbare middelen van de werkgever. Het onderscheidt tussen wel of geen regulier werk is niet altijd even duidelijk te maken. Wel kan gesteld worden dat (in beginsel) elke werkgever een zekere baat heeft bij de werkzaamheden die door de werknemer in het kader van gesubsidieerde arbeid worden verricht. In onder andere het onderwijsveld is reeds concreet aangegeven niet meer zonder gesubsidieerde arbeid te kunnen, en daarmee aangevende dat het feitelijk regulier werk is. De stelling dat werkzaamheden niet verricht zouden worden, indien het niet via gesubsidieerde arbeid bekostigd zou worden, gaat slechts gedeeltelijk op. Veel werkzaamheden komen dan terecht bij de reguliere werknemers. Denk bijvoorbeeld aan het kopieerwerk door de conciërge van een school ten behoeve van een leerkracht. Indien de conciërge het niet doet, zal de leerkracht het zelf moeten doen. Vergelijkbare werkzaamheden zijn denkbaar in de sfeer van toezicht. Het toezicht is van oorsprong een politietaak, dus regulier. In de praktijk kwam de politie om tal van redenen niet toe aan het volledige brede spectrum van politietoezicht. Als reactie zijn landelijk diverse vormen van toezicht door 'stadswachten' ontstaan als aanvulling op het politietoezicht. Concluderend kan gesteld worden dat het merendeel van de banen een regulier karakter heeft gekregen c.q. reguliere kenmerken heeft. Dit betekent dat bekostiging voor een deel naar de werkgever zou moeten worden verschoven. Van de werkgevers mag in die zin dan ook een bijdrage in de loonkosten verwacht worden. De kosten komen dan voor een deel daar te liggen waar ze ook thuis horen. 6.4. De verhouding tussen gemeente en werknemer gesubsidieerde arbeid De gemeente heeft via gesubsidieerde arbeid de werknemer een kans gegeven meer maatschappelijk te participeren. Het betreft werknemers die over het algemeen een grote afstand tot de arbeidsmarkt hadden en geen of nauwelijks kansen hadden zelf een plaats op de reguliere arbeidsmarkt te verwerven. Hoewel ontslag één van de opties is om het aantal werknemers in de gesubsidieerde arbeid terug te dringen, kan dit in beginsel niet aan de orde zijn. In een tijd van neergaande economie is het voor het merendeel van de huidige werknemers in de gesubsidieerde arbeid zeer moeilijk tot onmogelijk een plaats te verwerven op de reguliere arbeidsmarkt. In de praktijk zou dit betekenen dat zij, eventueel via de WW-uitkering, terugvallen in de bijstand. Maatschappelijk is dit niet verantwoord. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 19 7. Toekomstvisie Het is wenselijk dat de gemeente maatregelen neemt in het kader van een verdere verdeling van de subsidiekosten (loonkostensubsidie) in het kader van de gesubsidieerde arbeid. Deze maatregelen gaan verder dan het terugdringen van het aantal teveel ingevulde ID banen en doorvoeren opgelegde reductie door het ministerie van 10%. Na doorvoeren van het terugdringen van het aantal teveel ingevulde en reductie van 10% zijn de kosten budgettair neutraal ten aanzien van de door het ministerie toegekende subsidie. Dit betekent dat tot in lengte van jaren (kan oplopen tot 35 a 40 jaar per werknemer a ¿ 21.500,- per jaar) de reïntegratie middelen vast zitten, als er geen verdere maatregelen worden getroffen. Bovendien zijn er dan onvoldoende middelen beschikbaar om reïntegratie activiteiten in gang te zetten voor de nieuwe instroom per 1 januari 2004. Instroom waar de gemeente 100% financieel verantwoordelijk voor is. Om een adequaat reïntegratiebeleid te kunnen voeren is het derhalve essentieel dat verdergaande verschuiving van kosten in de gesubsidieerde arbeid, naar de werkgever plaats vindt. Gesteld kan worden dat, indien besloten wordt geen aanpassingen op de wijze van bekostiging van 10 banen en Wiw toe te passen (lees: middelen vrijmaken), er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om uitstroomactiviteiten in gang te zetten voor nieuwe instroom in de nieuwe Wet Werk en Bijstand (100% risico gemeente). Achterliggende consequentie is dat algemene middelen ingezet moeten worden voor bekostiging uitkeringen (wettelijke plicht). 7.1. Voorbereiding op verdere deregulering en decentralisatie De regering heeft het voornemen om met ingang van 1 januari 2004 de bestaande Algemene Bijstandswet (Abw), de Regeling In- en Doorstroombanen (ID), de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW) en Wet financiering Abw, te vervangen door één nieuwe wet. De werktitel van deze nieuwe wet is "Wet Werk en Bijstand". De Wet Werk en Bijstand (WWB) gaat, voor zover daar thans informatie over beschikbaar is, uit van een ver doorgezette decentralisatie en deregulering naar de gemeenten. Daar staat tegenover dat gemeenten voor 100 % financieel verantwoordelijk worden voor de kosten van de bijstanduitkeringen (tegen nu 25 %). De deregulering van de ID-regeling en de Wiw kan worden gezien als een opstap naar een veel bredere en veel diepgaande deregulering die per 1 januari 2004 kan worden verwacht. 7.2. Ontwikkelingsopties voor gemeentelijk beleid De deregulering van de ID-regeling en Wiw biedt de gemeente een breed scala aan nieuwe mogelijkheden. Er is een grote ruimte ontstaan, om op lokaal niveau te komen tot uitstroomgerichte oplossingen die zo nauw mogelijk aansluiten bij de lokale behoeften en omstandigheden. De gemeente heeft nu de mogelijkheid geheel eigen innovatieve arrangementen tot stand brengen. Het is voor de gemeente van groot belang om zich te realiseren dat de beleidsvrijheid die is ontstaan als gevolg van de deregulering invulling behoeft. Vanuit het oogpunt van een heldere uitvoering van het beleid maar ook vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor ID-werkgevers en ID-werknemers zal de gemeente vast moeten leggen op welke wijze de ruimte in de regeling wordt ingevuld. Een groot deel van de bestaande regels is komen te vervallen en zal door de gemeente met eigen keuzen moeten worden ingevuld. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 20 7.3. Gemeentelijk arbeidsmarktbeleid Visie op arbeidsmarktbeleid In het kader van deregulering en nieuwe wetgeving dient de gemeente zich te heroriënteren op haar visie op arbeidsmarktbeleid. In die visie dient gesubsidieerde arbeid in de huidige vorm, waarbij de mogelijkheid van 'levenslange' gesubsidieerde arbeidsovereenkomsten geboden wordt, beëindigd te worden. Immers arbeid middels loonkostensubsidie dient als een instrument gezien te worden en kan derhalve slechts tijdelijk plaats vinden. In die beperkte periode worden de nodige vaardigheden aangereikt om een blijvende plaats op de arbeidsmarkt te verwerven. Doelstellingen arbeidsmarktbeleid in brede zin Om een effectief arbeidsmarktbeleid te kunnen voeren dient er een goede afstemming van activiteiten te zijn tussen de diverse gemeentelijke afdelingen. Daarbij dient met name gedacht te worden aan de afdeling Werk, Inkomen en Zorg en de afdeling Economische Zaken. De afdeling Economische Zaken heeft in haar pakket werkzaamheden de werving en instandhouding van bedrijven in de gemeente. De insteek is daarbij met name hoogwaardige kennisbedrijven binnen de gemeentegrenzen gevestigd te krijgen. Deze bedrijven bieden op de langere termijn meer kansen op blijvende werkgelegenheid. Deze bedrijven hebben vaak ook een aanzuigend effect voor toeleveringsbedrijven, schoonmaak- en cateringbedrijven. Met name door de bijkomende bedrijfsvestigingen of uitbreidingen van bestaande werkgelegenheid ontstaat ook werkgelegenheid voor cliënten van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg. Ook de afdeling Onderwijs speelt in dit veld een belangrijke rol. Met name met betrekking tot vroegtijdige schoolverlaters met onvoldoende startkwalificaties dient actie ondernomen te worden. Door inzet op voorkoming van vroegtijdig schoolverlaten wordt voorkomen dat zij in de uitkering komen en mogelijk tot de groep langdurig werklozen gaan behoren. Doelstellingen gesubsidieerde arbeid en reïntegratie activiteiten in het bijzonder Het doel is daadkrachtig reïntegratiebeleid met kansen voor meer mensen middels een ombuiging naar een effectief reïntegratie instrument. Er is nu geen of nauwelijks doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt vanuit de 10 banen en daar moet verandering in komen. Met betrekking tot de Wiw kan gesteld worden dat de gemeente altijd goede tot zeer goede resultaten heeft bereikt met een gemiddelde uitstroom van 25%. Wil Helmond naar de toekomst voldoende middelen beschikbaar hebben om reïntegratiebeleid te kunnen voeren dan is actie noodzakelijk. Anders vindt er gelet op de economische recessie, een toename van uitkeringsgerechtigden plaats waar de gemeente 100% financieel verantwoordelijk voor is, en waar totaal geen uitstroomacties op uitgezet kunnen worden, in verband met het ontbreken van middelen. Uitgangscriteria gesubsidieerde arbeid 'nieuwe stijl' De '10 baan' moet weer een reïntegratie instrument worden. Dit betekent dat er geen 'levenslange' 10 banen meer toegestaan zijn. Immers door 'levenslange' 10 banen zitten de middelen ook levenslang vast. In de huidige tijd, maar ook naar de toekomst is dat een ongewenste situatie. De middelen kunnen niet langer adequaat ingezet worden. In beginsel vinden er geen gedwongen ontslagen plaats. Het is maatschappelijk niet verantwoord om werknemers die een zwakkere positie op de arbeidsmarkt vervullen. Zeker in een tijd van afnemende economische ontwikkelingen worden deze werknemers extra kwetsbaar. Er zal dan ook al het reëel mogelijke aan gedaan moeten worden, om de bestaande werknemers werkzaam te laten blijven. Wordt dit niet bereikt dan vindt opname in de bijstand plaats en komen deze voor 100% ten laste van de gemeente Helmond in het kader van de nieuwe WWB. Daar tegenover staat wel een tegenprestatie van de werkgevers. Iedere werknemer heeft een zekere loonwaarde. Daarmee wordt bedoeld dat iedere werknemer een zekere verdiencapaciteit heeft voor zijn werkgever uitgedrukt in loonwaarde. Die loonwaarde wordt uitgedrukt in een percentage van het Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 21 voor de werknemer geldende CAO loon inclusief werkgeverslasten. Iedere werknemer wordt geacht een minimale loonwaarde te hebben. De loonwaarde wordt voor alle werknemers vastgesteld op minimaal 30%. Dit percentage komt overeen met de geldende percentages binnen de Wet Sociale Werkvoorziening rNSW} en de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW). Per individuele werknemer wordt middels onderzoek vastgesteld wat de werkelijke loonwaarde is. Dit betekent dat de loonwaarde hoger dan 30% kan liggen maar nooit lager. Binnen het Atlant Groep (sw-bedrijf) is de kennis aanwezig om te komen tot de loonwaarde bepaling. Met andere woorden, er zijn instrumenten om die loonwaarde te bepalen en waarvan gebruik gemaakt kan worden. Op termijn moeten alle huidige 10 banen beêindigd worden. Dit ~an door regulier maken van 10 banen, extra doelgroepgerichte uitstroominspanningen door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg en natuurlijk verloop. De extra doelgroepgerichte uitstroominspanningen dienen er op gericht te zijn de startkwalificaties van de betrokken werknemers te verbeteren zodat de kans op doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt verbeterd wordt. De werkgever wordt contractueel verplicht gezamenlijke inspanningen te leveren voor verbetering van die startkwalificaties. De verbetering van startkwalificaties kan leiden tot verhoging van de loonwaarde. Indien de werkgever niet dan wel onvoldoende meewerkt aan verbetering van startkwalificaties heeft dit eveneens consequenties voor de te verstrekken loonkostensubsidie. 10 banen die om enigerlei wijze beêindigd worden kunnen niet door nieuwe 10 banen ingevuld worden maar alleen door het nieuwe vervangende reïntegratie instrument. De huidige 10 werkgevers blijven derhalve in beginsel voorzien van werkervaringsplaatsen volgens het nieuwe concept indien zij aangeven daaraan mee te willen werken. De werkzaamheden die nu door de 10 werknemer vervult worden kunnen in de toekomst blijvend verricht worden. Wat is de mate van urgentie van aanpassingen Gesteld kan worden dat de urgentie hoog is. De urgentie wordt in eerste instantie bepaald door duidelijkheid naar die werkgevers die gebruik maken van gesubsidieerde banen. Immers alleen door een duidelijk beeld te scheppen naar de toekomst kan draagvlak creëren voor regulier maken van bestaande 10 banen en verdere ombuiging naar een nieuw reïntegratie instrument. Een ander belangrijk punt dat de urgentie medebepaald zijn de financiële consequenties voor zowel de gemeente als de werkgevers die de loonkostensubsidie ontvangen. Om de verlaging van loonkostensubsidie volgens de loonwaarde regel per 1 januari 2004 te kunnen introduceren dienen de huidige werkgevers uiterlijk 1 augustus 2003 schriftelijk te worden geïnformeerd. In deze informatieverstrekking komt tot uitdrukking dat alle 10 werknemers en Wiw werknemers een minimale loonwaarde worden geacht te hebben. Dat dit betekent dat per 1 januari 2004 de loonkostensubsidie wordt verlaagd volgens een glijdende schaal in een x-aantal jaren afhankelijk van verblijf per 1 januari 2004 in het Besluit In en Doorstroombanen respectievelijk Wiw. Zie onderstaand afbouwmodel: 4 CAO loon: de voor de branche, waar werknemer werkzaam is, geldende CAO loon inclusief werkgeverslasten. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 22 Voorts wordt per 1 augustus 2003 de werkgevers geYnformeerd over de plaatsingsmogelijkheden in de vorm van werkervaringsplaatsen via het nieuwe concept nadat de door het ministerie opgelegde taakstelling is gerealiseerd. Hoe wordt verder gegaan naar de toekomst. De instelling I werkgever moet binnen zijn eigen budget naar middelen zoeken voor de bekostiging van de loonwaarde van de werknemer. De loonwaarde bedraagt minimaal een eigen bijdrage in de loonkosten van 30% van het voor de werknemer geldende CAO loon inclusief werkgeverslasten. In de praktijk betekent dit dat de instellingen I werkgevers effectiviteit en efficiency zullen moeten verbeteren om de middelen beschikbaar te kunnen krijgen. Een mogelijk gevolg is dat de instellingen meer subsidie zullen aanvragen bij de subsidieverstrekkers, bijvoorbeeld de gemeente. De sub$idiarende afdeling binnen de gemeente beoordeeld de wenselijkheid c.q. reael zijn van de hogere subsidie. Met andere woorden, de bekostiging van de wegvallende loonkostensubsidie is een kwestie tussen subsidiarende afdeling en de werkgever. Dit kan een heroverweging van inzet van middelen tot gevolg hebben met als uitkomst dat de werkgever zijn arbeidsovereenkomst met de 10 werknemer wil beeindigen. Door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg zal, als verantwoordelijke voor reYntegratie, moeten onderzoeken of er mogelijkheden zijn de desbetreffende 10 werknemer dan elders te plaatsen. Indien noodzakelijk dienen de startkwalificaties voor de (reguliere) arbeidsmarkt verbetert te worden zodat doorplaatsing kan plaats vinden. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de te verstrekken loonkostensubsidie persoonsgebonden is en niet functiegebonden. Gaat de werknemer in een (andere) functie bij een andere instelling werken dan gaat de loonkostensubsidie met hem mee. Verandert ook de functie dan vindt wel herbeoordeling van de loonwaarde plaats. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 23 8. Gemeentelijke aanpak tot nu toe Gezien de omvang van de taakstelling was en is het van belang de in gang te gezette gemeentelijke aanpak van de uitstroom uit (bestaande) gesubsidieerde arbeid voort te zetten en te optimaliseren. Daarvoor zijn onderstaande acties inmiddels gestart. -tA-.8.1. Stimuleringsregeling regulier maken IC banen De bekostiging van de ID regeling vertoont als gevolg van de re<;:ente van rijkswege opgelegde ombuigingen, voor 2003 en verder, een negatief saldo. Om dit negatieve saldo zo snel mogelijk te reduceren en minimaal kosten neutraal te maken zijn acties uitgezet. Door de gemeente is met de Atlant Groep en Kliq een contract gesloten op basis van no cure, no pay om maximale uitstroom uit het Besluit In en Doorstroombanen te realiseren. Het bestaande bestand werknemers in de ID regeling is opgedeeld in tweeên. De verdeling is zodanig dat een werkgever slechts met één reIntegratiebedrijf te maken krijgt. Het reIntegratiebedrijf draagt zorg zoveel mogelijk ID banen van de aan hen toegewezen ID werknemers regulier te maken. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de eerdergenoemde stimuleringsregeling waarbij aan de werkgever een subsidie ad ¿ 17.000,-, verspreid over twee jaar wordt toegekend. Daarnaast kan het reIntegratiebedrijf als extra ondersteuning gebruik maken van de SVWW regeling en BBL regeling om de werkgever te bewegen de ID werknemer over te nemen in reguliere dienst. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de eventuele extra subsidiemogelijkheden vanuit de verschillende sectoren I branche organisaties. Onder bijlage 1 vindt u een samenvatting. Gelet op de positie in het kader van het Integraal Veiligheidsbeleid is de Stadswacht buiten de verdeling gehouden. Daarnaast zijn vooralsnog de ID werknemers in gemeentelijke dienst buiten de verdeling gehouden. De resultaten zijn tot nu toe minimaal. De werkgevers nemen een afwachtende houding aan in afwachting van duidelijke concrete standpunten door de gemeente ten aanzien van de toekomst van de gesubsidieerde arbeid en meer specifiek ID banen. 8.2. Uitstroom Wiw De gemeente en Atlant Groep hebben een contract gesloten omtrent de uitvoering Wiw voor het jaar 2003. Insteek is dat getracht wordt de ex-banen poolers die in de Wiw zitten door te laten stromen naar de Wsw. Indien dit gerealiseerd kan worden betekent dit een aanzienlijke kosten reductie. Met name personen die langdurig in de Wiw zitten zijn qua loonkosten hoog en deze hebben geen uitstroom perspectief naar reguliere arbeid. In de praktijk betekent dit dat zij, indien geen doorstroming naar Wsw kan plaats vinden, blijvend drukken op het Wiw budget en naar de toekomst toe het re'fntegratiebudget in het Fonds Werk en Inkomen. Voorts wordt ingezet in met name opname van jongeren. De gemeente heeft een wettelijke opnameplicht voor jongeren in de Wiw. Voorkomen moet worden dat deze jongeren in een uitkeringssituatie terechtkomen. Door de gemeente is inmiddels een contract gesloten met Atlant Groep waarbij als resultaat inmiddels een uitstroom van 30 personen uit de Wiw is gerealiseerd. Inmiddels vindt weer invulling met nieuwe kandidaten, met name jongeren, plaats. 8.3. Subsidierelatie met werkgever Het is wenselijk zoveel mogelijk In en Doorstroombanen om te zetten in reguliere banen. Geconstateerd is echter dat veel werkgevers I subsidie ontvangers hier niet in mee willen gaan en derhalve een afwachtende houding zullen aannemen. Dit betekent dat de gemeente moet bevorderen dat medewerking plaats vindt. Een optie om werkgevers te bewegen tot meer coëperatie is de subsidie in de loop van de tijd middels een afbouwregeling te verlagen c.q. te beêindigen. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 24 Een groot aantal werkgevers die in het verleden arbeidsovereenkomsten heeft afgesloten in het kader van het Besluit in- en doorstroom banen, heeft de toegekende subsidie voor een gecreeerde arbeidsplaats van de 'beschikkende' gemeente (ook Helmond) doorgaans in tijd bezien ongeclausuleerd ontvangen. Indien tenminste drie jaar achtereen subsidie is verleend geniet de subsidieontvanger extra bescherming met betrekking tot het in acht nemen van de termijn voor het beeindigen van de subsidie. Wil een gemeente wegens gewijzigde omstandigheden de subsidie in voor subsidieontvanger ongunstiger zin wijzigen of beeindigen, dan kan dit slechts met inachtneming van een redelijke termijn van bijvoorbeeld 6 tot 12 maanden, mede afhangend van de duur van de subsidierelatie en inclusief een eventuele vooraankondiging. Hier wringt de 'afbouwschoen' voor de gemeente. Aangezien de gemeente met veellD-werkgevers langdurige subsidie relaties heeft opgebouwd, zullen deze werkgevers een maximaal beroep doen op de beschermende regels die de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hen biedt. Dit kan de beoogde voortvarendheid bij de omzettingsoperatie van ID-banen negatief beïnvloeden. Subsidierelatie Bij de uitvoering van het Besluit in- en doorstroombanen, de ID-banenregeling, ontstaan er twee typen rechtsrelaties. Naar aanleiding van de gesloten arbeidsovereenkomst tussen een ID-werkgever en een langdurig werkloze, ontstaat tussen deze twee partijen een rechtsrelatie die wordt beheerst door het privaatrecht. De vergoeding die een ID-werkgever van de gemeente ontvangt voor de kosten die voortvloeien uit de gecreeerde dienstbetrekking met een ID werknemer, wordt vervolgens beheerst door het publiekrecht, namelijk de subsidietitel van Afdeling 4.2.1. van Hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze vergoeding valt namelijk onder de definitie van het begrip 'subsidie' uit de Awb. De gemeentelijke subsidiebeschikking Kijkend naar artikel 4:32 Awb, dit artikel behoort tot de categorie dwingend recht uit de Awb, moeten subsidies in de vorm van een periodieke aanspraak op financiele middelen worden verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld. Hieruit volgt dan ook dat meerderjarige subsidies (zogenaamde duursubsidies), nimmer voor onbepaalde tijd mogen worden verleend. Met deze redactie is beoogd bestuursorganen te stimuleren tot een periodiek onderzoek naar de wenselijkheid van de voortzetting van de subsidie. Omdat ID-werkgevers bij het voldoen aan een aantal voorwaarden een wettelijk recht hebben op subsidiering, heeft voornoemd onderzoek uitsluitend betrekking op de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan. Na afloop van een drie jaar of langer durend subsidietijdvak kan een duursubsidie niet zonder meer worden beeindigd. Rechtszekerheid van subsidieontvanger Op grond van artikel 4:51 Awb mag een langdurige subsidierelatie niet plotsklaps worden beeindigd. Binnen een langdurige subsidieverhouding geldt, dat de subsidieontvanger er in redelijkheid op mag vertrouwen dat hij ook voor de volgende periode weer op subsidie mag rekenen. Een subsidieaanvraag voor een nieuw tijdvak mag dan ook alleen geweigerd worden als er sprake is van gewijzigde omstandigheden of inzichten mits daarbij een redelijke termijn in acht wordt genomen. Factoren bij beëindiging van een langlopende subsidierelatie . Wijziging beleidsuitgangspunten . Noodzaak tot bezuiniging . Kenbaarheid verandering beleid . Hoe lang reeds subsidie verstrekt . Verplichtingenscope van de subsidieontvanger . Overgangsmaatregelen Wijziging beleidsuitgangspunten Subsidiering is o.a. een instrument voor de overheid om beleidsdoelstellingen te realiseren. Effectiviteit van het beleid kan vereisen dat op grond van gewijzigde omstandigheden de regelgeving wordt aangepast en bestaande subsidieverhoudingen worden beeindigd. De overheid moet haar prioriteiten bij de besteding van overheidsgelden immers kunnen verleggen, mits dit maar zorgvuldig Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 25 gebeurt. Het is vaste jurisprudentie dat een beleidswijziging op zichzelf al voldoende grond kan zijn voor weigering van hernieuwde subsidieverlening. Noodzaak tot bezuiniging I beheersing van uitgaven Als voldoende zwaarwegende reden voor wijziging van een subsidiebeleid geldt ook de dwingende noodzaak tot het doorvoeren van een bezuiniging dan wel beheersing van overheidsuitgaven. Kenbaarheid verandering beleid De subsidiërende overheid wordt geacht reeds bij de eerste concrete contouren van voorgenomen beleidswijzigingen de publiciteit te zoeken. Snelle berichtgeving of een vooraankondiging vooruitlopend op een definitieve wetswijziging, zijn zulke instrumenten. Subsidieontvangers worden dan geacht hiervan kennis te nemen om zo tijdig in te kunnen spelen op de voorgenomen veranderingen. Het onnodig aangaan van duurzame verplichtingen bijvoorbeeld kan hiermede ook voorkomen worden. Door de reïntegratiebedrijven, waar de gemeente een contract mee heeft gesloten, zijn de subsidie ontvangers benaderd, om mee te werken aan het regulier maken van gesubsidieerde banen. Door de gemeente is aanvullend schriftelijk een extra beroep op de werkgever gedaan om gebruik te maken van de mogelijkheid om 10 banen regulier te maken. Hoe lang subsidie al verstrekt Niet iedere subsidieverlening voor voortdurende activiteiten rechtvaardigt het vertrouwen van een ongestoorde voortzetting. Naarmate de overheid langduriger de rol van subsidiegever heeft gespeeld, is het evident dat deze overheid de reeds verstreken subsidieperiodes mee Iaat wegen in de beslissing tot afbouw van een lopende subsidie. Het vertrouwensbeginsel speelt hierbij een grote rol. In artikel 4:51 Awb heeft de wetgever de periode voor het doen ontstaan van een beschermenswaardig vertrouwen bepaald op een termijn van drie jaar. Verplichtingenscope van de subsidieontvanger Bij intrekking van subsidie voor de toekomst moet een redelijke termijn in acht worden genomen. De subsidieontvanger moet in staat zijn de aangegane verplichtingen af te wikkelen. Met name langdurige en onvermijdbare verplichtingen, zoals personeels- of huurlasten, spelen in dit kader een cruciale rol. Overgangsmaatregelen Gesteld voor de vraag zoals die hier aan de orde is, dient een subsidiërende overheid bij het doorvoeren van beleidswijzigingen die een directe invloed hebben op een subsidieverhouding, voornoemde factoren uitdrukkelijk te betrekken bij een dergelijke exercitie. Zeker als de subsidierelatie langer dan drie jaar heeft geduurd en de lopende verplichtingen niet op korte termijn te beëindigen zijn, is een overgangsmaatregel ter voorkoming van schadeclaims onvermijdelijk. Subsidie relatie wel of geen obstakel De gemeente heeft in de primaire subsidiebeschikkingen doorgaans geen aandacht besteed aan het gestelde in artikel 4:32 Awb. Wel heeft de gemeente in de richtlijnen (die aan alle werkgevers zijn toegezonden) een bepaling opgenomen die ziet op de mogelijkheid, indien vanwege rijks- of gemeentewege wijziging van de tekst en I of de uitleg van de 10-regeling plaatsvindt, de subsidiebijdrage aan verandering onderhevig is. Vanwege een omslag in het beleidsdenken in samenhang met een beperktere beschikbaarstelling van financiële middelen, is (ook) na een periode van meer dan 3 jaar subsidiëren van JO-arbeidsplaatsen, het besluit deze subsidiëring te beëindigen, onder omstandigheden gerechtvaardigd. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 26 Conclusie De gemeente heeft met meerdere werkgevers al een langdurige (meer dan drie jaar) subsidierelatie in het kader van de financiering van dienstbetrekkingen voor langdurig werklozen, ingevolge het op 1 januari 2000 van toepassing zijnde Besluit in- en doorstroom banen. De Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen (Stscrt. 21 februari 2003, nr. 37) in samenhang met de op 1 januari 2003 doorgevoerde wijzigingen in het Besluit in- en doorstroom banen, verschaffen de gemeente voldoende handvatten om door de ID-werkgevers bij de gemeente 'afdwingbare' subsidie-overgangsmaatregelen, creatief tegemoet te treden. Samenvattend: mits zorgvuldig uitgevoerd biedt het subsidie instrumentarium van de Awb voldoende perspectief voor de gemeente om de ID-afbouwoperatie creatief vorm te geven. De afdeling Bestuurs Juridische Zaken van de gemeente is in zake dit onderwerp en mede ten aanzien van mogelijke juridische procedures, geconsulteerd en wordt aangegeven dat afbouw mogelijk is, mits: afbouw tijdig wordt aangekondigd duidelijk aangeven wat de consequenties zijn 8.4. Taskforce ID banen Door de gemeente is een werkgroep Taskforce ID ingesteld. Onderdeel in de taakstelling van de Taskforce is het beoordelen van maatschappelijke relevantie en het uitstroompotentieel van de functie. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om de functie en niet om de persoon die de functie vervult. Door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg is een inventarisatie gehouden onder alle ID banen. Daarbij is de hulp ingeroepen van (beleids)medewerkers van de verschillende gemeentelijke afdelingen die het meest zicht hebben op de functie vanuit hun eigen werkveld. Zowel de ID werknemers die bij de gemeente werken, als ID werknemers die bij andere non-profit instellingen werkzaam zijn, zijn beoordeeld. Op basis van de beoordeling van de banen langs de twee bovengenoemde lijnen is het mogelijk het bestaande bestand in verschillende groepen in te delen en daar een prioriteit bij het vervullen van (toekomstige) vacatures aan te verbinden. In bijlage 2 is een schema met betrekking tot prioriteitstelling vacaturevervulling opgenomen. Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel beoordeeld wordt als: . Hoge relevantie / hoge uitstroom: hiermee wordt bedoeld dat banen met een hoge maatschappelijk relevantie en met een hoog uitstroom potentieel, worden aangewezen als eerste prioriteit bij de vervulling van vacatures. Feitelijk betekent dat, naar de mening van (beleids)medewerkers van de verschillende gemeentelijke afdelingen, dat de banen volgens het huidige concept zouden moeten blijven bestaan. Bij uitval moet onmiddellijke invulling plaats vinden. Er ontstaat vanuit die invalshoek derhalve een patstelling. Daarbij dient nog opgemerkt te worden dat in de praktijk blijkt dat er geen of nauwelijks uitstroom plaats vindt naar de reguliere arbeidsmarkt. Om de dreigende impasse te doorbreken wordt voorgesteld onderscheidt te maken in functies, die wel of niet verplicht door dezelfde persoon, vervult moeten worden. Daarbij kan gedacht worden aan een vertrouwensfunctie. Daarbij wordt veel privé informatie over individuele personen verkregen en is een moeizaam verkregen vertrouwensrelatie essentieel. Dit betekent dat nagenoeg alle banen kunnen worden omgezet naar banen die periodiek door wisselende personen worden ingevuld. Hiermee wordt tegelijkertijd meteen meerdere doelen bereikt. Ten eerste: De reïntegratie budgetten kunnen weer worden besteed aan dat doel waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk nieuwe tijdelijke opstapbanen. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 27 Ten tweede: Ook bij functies die van belang zijn voor het voortbestaan van de instelling dient invulling door wisselende personen plaats te vinden. Vaak is de functie van belang en niet de persoon door wie de functie vervuld wordt, zij het dat uiteraard wel over de noodzakelijke kwalificaties beschikt dient te worden. Door blijvende invulling met periodiek wisselende personen kan de continuïteit voldoende gewaarborgd. worden. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 28 9. Nieuwe uitstroominstrumenten -i-A-.9.1. Ontwikkeling nieuw uitstroominstrument Ter vervanging van de ID banen en Wiw banen is er behoefte aan een nieuw algemeen uitstroom instrument. In de praktijk betekent dit een instrument, waarbij de werkgever gedurende een beperkte tijd ervaring kan opdoen met een potentiële werknemer, zonder dat daarbij direct de volledige loonkosten ten laste komen. Als ondersteuning wordt daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheden die met name in de nieuwe wet Werk en Bijstand. geboden worden, in de vorm van werkervaring opdoen met behoud van uitkering. Het model gaat er van uit dat iedere werkzoekende een bepaalde arbeidscapaciteit heeft dat wordt uitgedrukt in loonwaarde. Iedere werknemer kan minimaal 30% van het voor die functie geldende CAO loon inclusief werkgeverslasten opbrengen. Met begeleiding, werkervaring en eventueel scholing moet dit in een beperkte periode (van in beginsel maximaal twee jaar) verhoogd worden naar 100% van het geldend CAO loon. Voorop dient te staan dat maatwerk geleverd wordt, dit betekent een percentage afgestemd op de capaciteiten van de persoon met een zo snel mogelijke groei naar 100% van het CAO loon (zogenaamde loonwaarde). Omdat het start niveau voor sommige werknemers aan de hoge kant kan zijn, wordt de mogelijkheid geboden om, voorafgaand aan de periode van twee jaar, een periode (maximaal 6 tot 9 maanden) van werken met behoud van uitkering mogelijk te maken. De werkgever wordt niet direct met kosten geconfronteerd in de vorm van loonkosten waardoor de drempel om iemand aan te nemen verlaagd wordt. De potentiële werkgever betaalt bij aanvang van het nieuwe uitstroominstrument minimaal 30% van het geldend CAO loon inclusief werkgeverslasten in de vorm van een eigen bijdrage. In een nader te bepalen periode van (maximaal) twee jaar groeit de eigen bijdrage die de werkgever moet betalen naar 100% en neemt de werkzoekende vervolgens in vaste dienst. Het verschil tussen de ten laste van de werkgever komende eigen bijdrage en de werkelijke loonkosten worden in de vorm van een loonkostensubsidie door de gemeente bijgedragen. Bij aanvang van de periode wordt een contract gesloten met werkgever en werknemer waarin de doelstellingen en de maximum termijn zijn opgenomen. Door deze rechten en plichten bij aanvang van het traject duidelijk vast te leggen wordt duidelijkheid over de te volgen stappen en einddoelstelling verkregen. De invulling van de werkervarings-I arbeidsplaatsen kan plaats vinden bij profit en non profit instellingen. Door plaatsingen mogelijk te maken bij non profit instellingen c.q. reguliere werkgevers kan in beginsel een breed scala aan functies en werkgevers aangeboord worden. Door de gemeente moet acquisitie gepleegd worden om bedrijven te bewegen tot het beschikbaar stellen van werkervaringsplaatsen en instroming voor structurele arbeidsplaatsen via dit model. Via branche organisaties en individuele bedrijven moeten convenanten gesloten worden voor doorstroming naar reguliere arbeidsplaatsen bij voldoen aan de startkwalificaties voor de desbetreffende functies. Een extra stimulans kan mogelijk bij de werkgever gevonden worden om via deze weg potentiële werknemers aan te nemen in verband met de vergrijzing. Op de arbeidsmarkt doet zich eveneens de situatie voor dat oudere werknemers vertrekken als gevolg van pensionering e.d. Door deze oudere werknemer als een soort leermeester te laten functioneren kan deze de nieuwe werknemer het vak Ieren. Als de oudere werknemer vertrekt heeft de werkgever een nieuwe werknemer om die plaats op te vullen. De continuïteit in zijn bedrijf wordt daarmee voor de werkgever gewaarborgd. In onderstaand schema is het beoogde model weergegeven. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 29 LJ 30% loonkostensubsidie 100% . werk mbv uitkering maximaal 2 jaar . ~9.2.VVerkstages Een breed aanbod van kortdurend werk in ondersteunende en soms ook sterk aangepaste werksituaties biedt uitkeringsgerechtigden de mogelijkheid om te wennen aan werk en om op werk gerichte vaardigheden te ontwikkelen. Wanneer het aanbod van werkstages - inclusief een intensieve persoonlijke begeleiding - goed is ontwikkeld, kunnen ook mensen met ernstige belemmeringen passende werkervaring opdoen, waardoor hun reïntegratie kansen aanzienlijk toenemen. Op basis van ervaringen opgedaan in verschillende reïntegratieprojecten blijkt steeds opnieuw dat de combinatie van werken, Ieren en een goede begeleiding 'Op de werkplek' kans op succes biedt. Met name het behoud of herstel van een normaal dag- en werkritme is een eerste vereiste om (opnieuw) toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen. Met het oog daarop kunnen werkstages een nuttige aanvulling op het huidige instrumentarium vormen. De verschillende soorten kortdurende werkervaring zijn als volgt te categoriseren: 1) op het behoud van of opdoen van werkervaring gerichte werkstages, zoals Direct Werk; 2) op arbeidstraining en werkgewenning gerichte intensieve werkstages voor zeer moeilijk plaatsbare uitkeringsgerechtigden, zoals dagbesteding, aangepaste arbeid en arbeidstraining bij de Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO); 3) op de vervulling van vacatures gerichte leerwerkstages (via brancheorganisaties). Werkstages zijn bedoeld voor de brede groep van arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden en hebben als hoofddoel uitkeringsgerechtigden ook tijdens de uitkeringsfase contact te laten behouden met de wereld van werk. Een breed aanbod van stageplaatsen stelt uitkeringsgerechtigden in staat om verschillende typen werk in de praktijk uit te proberen, waardoor ze zich beter kunnen orienteren op regulier werk. Dit motiveert uitkeringsgerechtigden om gebruik te maken van bij de werkactiviteiten aansluitende scholingen en trainingen. Werkstages kunnen op maat worden ingezet in individuele reïntegratietrajecten, maar kunnen ook systematisch worden aangeboden aan alle arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden als verplicht onderdeel van een reïntegratieprogramma. Duur van de werktrajecten Een belangrijk thema is de duur van de werktrajecten. Het is zinvol om de duur van werkstages te beperken tot maximaal 6 tot 12 maanden - vooral wanneer de werkstages worden uitgevoerd in de vorm van werken met behoud van de uitkering. Als blijkt dat ook na deze periode geen bemiddeling naar regulier werk mogelijk is, moet de casemanager een volgende stap zetten met de klant. Deze stap kan bijvoorbeeld bestaan uit een intensieve werkstage. Leerwerkstages Een leerwerkstage is een kortdurende rekruteringstraject die gericht is op de vervulling van specifieke vacatures. De trajecten worden in nauwe samenwerking met bedrijven of branches ontwikkeld en bestaan meestal uit een beroepsgerichte training en een stagefase. In leerwerkstages kunnen ook werktraining elementen worden opgenomen, zodat uitkeringsgerechtigden met belemmeringen eveneens kunnen deelnemen. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 30 Met verschillende branche organisaties, o.a. Philips werkgelegenheidsfonds, Textiel- en procesindustrie, Installatie- en elektrotechniek zijn inmiddels contacten gelegd. Rekruteringstrajecten kunnen vanuit het gezichtspunt van gemeenten (en UWV) een financieel aantrekkelijk element zijn binnen het lokale reTntegratiebeleid, want in veel gevallen dragen werkgevers de kosten van de directe begeleiding op de werkplek. Voor de kosten van de beroepsgerichte training of scholing zijn vaak ook verschillende externe fondsen beschikbaar, zoals sectorale O&O-fondsen en ESF. Wanneer gemeenten erin slagen om als onderdeel van het lokale reTntegratiebeleid een omvangrijk en continu rekruteringsprogramma te ontwikkelen waar verschillende branches en een groot aantal regionale bedrijven bij betrokken zijn, worden twee vliegen in één klap geslagen: de reTntegratie- diensten kunnen feitelijk worden uitgebreid (omdat een groot de~1 van de kosten van deze trajecten niet bij de gemeente liggen) en tegelijkertijd worden de personeelsproblemen van regionale werkgevers systematisch aangepakt. Goedlopende rekruteringsprogramma's maken een gemeente aantrekkelijker voor nieuwe bedrijven. Arbeidsrelatie Bij werkstages speelt altijd de vraag of er sprake is van een loonrelatie (arbeidsovereenkomst) of een constructie waarbij de klant werk verricht met behoud van uitkering. Vooral bij kortdurende en minder intensieve werkstages is het meestal zinvol om een arbeidsovereenkomst te vermijden, omdat dit kosten en rompslomp met zich meebrengt. Als de werkstage zich ongemerkt ontwikkelt tot een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, belemmert dit bovendien de uitstroom. 4.-3-.9.3. Variant detachering op gesubsidieerde arbeid Kenmerk daarbij is dat de uitgeplaatste uitkeringsgerechtigde direct in dienst treedt bij de werkgever met een detachering via een gespecialiseerd bedrijf (aanbieder). Daarmee wordt uitstroom uit de uitkering gerealiseerd. Aanbieder wordt de formele werkgever en detacheert de cliënt direct door bij de betrokken werkgever. De werkgever vergoedt een deel van de loonkosten aan aanbieder. Het overige deel van de loonkosten wordt vergoed door de gemeente Helmond. Voor deze driehoeksconstructie wordt per cliënt een overeenkomst opgesteld. De hoogte van de vergoeding, het afnemend karakter en de periode waarbinnen de gemeente Helmond een vergoeding verstrekt worden per cliënt vastgelegd. Deze waarden variëren per doelgroep en per categorie werkgever. Deze constructie is niet alleen als uitplaatsinginstrument voor reguliere uitstroom in te zetten maar kan ook dienen als substituut voor gesubsidieerde arbeid (WIW dienstbetrekkingen en ID banen). Uitgangspunt dient wel te zijn minimale loonwaarde van 30% en doorgroei in een beperkte periode naar 100%. In de constructie is eveneens voorzien dat cliënten een aantal maanden met behoud van uitkering werken voor dat de detacheringconstructie ingaat. Er zijn echter nog een aantal vragen, o.a. het punt van de BTW-berekening naar de gemeente toe en als deel van het project. Deze en andere vragen worden nog nader uitgewerkt. Uitgegaan wordt van een zo'n simpel mogelijke constructie naar de werkgever(s) toe, namelijk een uurtarief incl. zoveel mogelijk kosten. De toelichting staat hieronder. Het voordeel voor de werkgever is dat deze achteraf niet met extra kosten wordt geconfronteerd die dan buiten de regeling met de gemeente vallen. Verschillende mogelijkheden van detacheren: Algemeen: Detacheren gaat altijd 1 op 1, d.w.z. dat de duur van de arbeidsovereenkomst en het aantal contract uren met de uitkeringsgerechtigde volledig overeenkomt met de duur en het aantal contract uren van de inleenovereenkomst met de opdrachtgever (inlener). Aanbieder treedt daarbij op als juridisch werkgever voor de uitkeringsgerechtigde. Bij detacheren gaat het in alle gevallen over een overeenkomst / contract voor bepaalde tijd, d.w.z. een contract met een van te voren afgesproken begin- en einddatum. Dit contract eindigt van rechtswege, er is dus geen opzegging noodzakelijk, einde contract is einde overeenkomst. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 31 In de overeenkomst dient zo sterk mogelijk vastgelegd te worden dat de uitkeringsgerechtigde daarna een dienstverband met de werkgever krijgt. Immers dit is doel van de uitplaatsing. 4.4-.9.4. Variant startsubsidie werkgever In de praktijk blijkt de behoefte te bestaan aan een instrument waarbij de werkgever een gering bedrag meekrijgt als investeringstegemoetkoming in de startkosten bij het aannemen van een nieuwe werknemer. De werkgever wil in de praktijk vaak wel iemand aannemen maar wil niet dat de kosten voor de baten uitgaan. Om een nieuwe werknemer in dienst te nemen dienen de nodige administratieve handelingen verricht te worden. De werkgever wil vaak een tegemoetkoming in deze kosten. De startsubsidie kan in hoogte varieren per werkgever. Dit instrument dient nog nader ontwikkeld te worden. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 32 10. Kort samengevat De in gang gezette acties en standpunten in de loop van de tijd vanaf september 2002 zijn hieronder kort weergegeven. Verleden 1. De stand van het aantal 10 banen per 30 juni 2002 is de basis voor de subsidieverlening voor 2003. Door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg is een herstelactie uitgezet m.b.t een aantal bezette maar nog niet administratief afgewerkte 10 banen per 30 juni 2002. De aangepaste aantallen zijn overeenkomstig de ministeriele regelgeving voor 1 februari 2003 aan het ministerie van Szw schriftelijk medegedeeld. 2. Door de gewijzigde bekostigingsstructuur van de Wiw dient reductie van de aantallen banen plaats te vinden en tevens monitoren ta. v. aantallen in te vullen plaatsen. In de contractonderhandelingen met Atlant Groep, zijn afspraken gemaakt over de te leveren gegevens tb.v. monitoren. Tevens is een rekenmodel gemaakt om maandelijks te kunnen bepalen en volgen van het verloop in de aantallen bezette plaatsen. Daarmee is een sturingsinstrument naar de toekomst toe ontstaan. 3. Tot 1 januari 2002 was het mogelijk van niet ingezette bedragen van het Wiw scholing en activering budget 50% mee te nemen naar het volgende jaar. Daarmee kon in zekere mate een buffer gecreeerd worden. Eind 2002 werd door de minister bepaald dat eenmalig het mee te nemen budget maximaal 1 0% zou bedragen over de toegekende budgetten van 2002. Door de afdeling WIl zijn acties uitgezet en doorgevoerd om bestaande en zoveel mogelijk toekomstige verplichtingen, binnen de regelgeving, voor 1 januari 2003 te betalen zodat minimaal naar het ministerie teruggestort hoeft te worden. 4. Door de minister is het beschikbare budget ten behoeve van reïntegratie activiteiten met 10% verlaagd in verband met overheveling naar Besluit In en Doorstroombanen. 5. In het kader van de G26 is een bezwaarschrift ingediend in verband met de gewijzigde regelgeving en het toepassen van terugwerkende kracht van 'negatieve' regelgeving voor de uitvoering van Wiwen Besluit 10 banen. 6. Om de omzetting van 10 banen in reguliere banen te bevorderen zijn diverse convenanten gesloten tussen het Rijk en de sectoren voor inzet van extra middelen. Daarnaast vinden nog onderhandelingen plaats over convenanten in een aantal andere sectoren. In relatie met de 10.000 banen regeling van het ministerie probeert de afdeling WIl optimaal gebruik te maken van deze regelingen. 7. Door de afdeling WIl wordt gemeentebreed nieuw beleid ontwikkeld voor de uitvoering van het Besluit 10 banen en de Wiw. Per 1 januari 2004 komt er een nieuwe wet Werk en Bijstand. De huidige Wiw en het Besluit 10 banen vervallen daarmee. Daarop vooruitlopend en in samenhang met de huidige gewijzigde regelgeving wordt een nieuw uitstroominstrument ontwikkeld. 8. Bij Atlant Groep en Kliq zijn acties uitgezet om te komen tot omzetting van 10 banen in reguliere banen. De verdeling is ieder (ongeveer) de helft van het aantal 10 banen waarbij rekening is gehouden met werkgever. Werkgevers en kandidaten worden derhalve niet geconfronteerd met twee reïntegratiebedrijven voor dezelfde actie. Bij deze actie wordt gebruik gemaakt van 10.000 banen regeling, SVWW regeling, BBL regeling, de gesloten en eventueel nog te sluiten convenanten. Heden en toekomst, waarbij u verzocht wordt te besluiten akkoord te gaan met onderstaande actiepunten en uitgangspunten 1. Alle huidige 10 banen worden afgebouwd middels regulier maken, extra uitstroominspanningen vanuit WIl (scholing e.d.) en natuurlijk verloop 2. Alle werkgevers met 10 werknemers per 1 augustus 2003 schriftelijk in kennis stellen van het nieuwe beleid ten aanzien van '10 banen'. 3. De afbouw van de loonkostensubsidie naar loonwaarde van de desbetreffende 10 werknemer gaat in per 1 januari 2004 volgens het afbouwmodel in hoofdstuk 7.3, bladzijde 22. 4. '10 baan' wordt weer een reïntegratie instrument 5. Geen nieuwe 'levenslange' 10 banen meer toestaan 6. (In beginsel) geen gedwongen ontslagen 7. Eigen bijdrage 10 werkgever en nieuw reïntegratie instrument afgestemd op de loonwaarde van de werknemer en bedraagt minimaal 30% van het CAO loon inclusief werkgevers lasten. Principe is overeenkomstig Wsw en Wiw Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 33 8. Instelling I werkgever moet binnen eigen budget naar middelen zoeken ter bekostiging van eigen bijdrage 9. Keuze ligt bij werkgever I instelling om een baan wel of niet regulier te maken 10. Mogelijk gevolg is aanvraag meer subsidie bij subsidieverlener (b.v. gemeente). Subsidiërende afdeling beoordeeld wenselijkheid I reëel zijn hogere subsidie. Bekostiging wegvallende loonkostensubsidie is een kwestie tussen subsidiërende afdeling en instelling. Subsidiërende afdeling moet uit eigen budgetten middelen beschikbaar stellen, indien 100% gesubsidieerd volgens hen noodzakelijk I reëel is. 11. Terugdringing van het huidige aantallD banen met minimaal 30,37 fte van 32 uur conform taakstelling ministerie. Beëindigde ID banen kunnen opnieuw. ingevuld worden volgens model nieuw reYntegratie instrument nadat reductie van teveel bezette ID banen is gerealiseerd. 12. Indien de eigen bijdrage in de huidige IC banen en Wiw volgens het voorgestane model niet wordt ingevoerd, zijn er onvoldoende middelen voor reïntegratie activiteiten ten behoeve van nieuwe instroom. Bij 100% verantwoordelijkheid in het kader van de WWB betekent dit snel oplopende tekorten op de middelen ten behoeve van bekostiging uitkeringen (uitkeringsdeel Fonds Werk en Inkomen). 13. Invoering nieuw reIntegratie instrument in de vorm van een werkervaringsplaats die (in beginsel) 100% van het CAO loon inclusiefwerkgeverslasten (loonwaarde) moet opbrengen 14. In verband met in de persoon gelegen beperkingen (c.q. nog niet voldoende startkwalificaties) kan tijdelijk loonkostensubsidie worden verstrekt. 15. Minimale loonwaarde is 30% en dient afgestemd te worden op de werkelijke loonwaarde. 16. Gedurende een periode van maximaal 2 jaar wordt gewerkt naar maximalisering van de loonwaarde 17. Bij aanvang werkervaringsplaats wordt een contract gesloten met o.a. doelstellingen en maximum termijn 18. Invulling van werkervaringsplaatsen bij profit en non profit instellingen 19. Acquisitie bij reguliere bedrijven voor structurele werkervaringsplaatsen. Via branche organisaties en individuele bedrijven convenanten sluiten voor doorstroming naar reguliere plaatsen bij voldoen aan startkwalificaties 20. Doorontwikkeling 'werkstages', 'detachering gesubsidieerde arbeid' en 'variant startsubsidie werkgever' Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 34 11. Financieringssituatie M-.11.1. Besluit In en Doorstroombanen Na peildatum 30 juni 2002 zijn nog 10 banen ingevuld. Een en ander is het gevolg van het bekendmaken door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid per september 2002, met terugwerkende kracht van de nieuwe regelgeving inclusief bezuinigingen. Daarnaast is aan alle gemeenten een reductie opgelegd van 10% op het aantal door de minister vastgestelde banen. Dit komt bovenop de teveel ingevulde banen. Stand Fte (32 uur) Stand per 30 juni 2002 268,83 Correctie aangevraagd bij ministerie van de stand per 30-06-2003 - heeft 296.821 I aeresulteerd in 296,821 banen van 32 uur - Circ. Szw, 16-5-2003 Ingevuld in de periode 30-06-2003 tot 17-09-2003 (besluit blokkering 10 door 19 banen colleae) Beëindiad in de periode 17-09-2003 tot 01-06-2003 19 banen Stand per 01-06-2003 296.87 Te realiseren reductie -10% (+ deel v.d. 19 banen, betreft verschillende fte's) 30,37 Stand per 01-01-2004 - kosten neutraal- Circ. Szw, 16-5-2003 266.5 Kosten overzicht Bedrag Gemiddelde kostprijs per 10 baan 21.500 Budaet 2003 toeaekend door Szw (aebaseerd op gemiddelde bezetting 290.0 fte) 5.569.556 Risico per 1 januari 2004 (bij niet realiseren reductie 30,37 banen) 650.000 Inkomsten (kosten reductie bij invoering afbouwsvstematlek en 266 5 fte) * 2004 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 399.900.- > 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 371.950.- Totaal 2004 771.850 2005 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 599.850.- > 3 iaar subsidie sedert aanvang dienstverband 743.900.- Totaal 2005 1.343.750 2006 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband o.b.v. loonwaarde** > 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 1.115.850.- Totaal 2006 2007 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband o.b.v. loonwaarde > 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband o.b.v. loonwaarde Totaal 2007 * exclusief inflatiecorrectie c.q. CAO loon aanpassingen. ** op basis van loonwaarde is geen reële schatting mogelijk. Bedraagt minimaal het bedrag voor die doelgroep van het voorgaande jaar. Een en ander betekent dat de jaarlijkse middelen die vrijkomen door kostenreductie ingezet kunnen worden voor reïntegratie activiteiten ten behoeve van nieuwe instroom per 1 januari 2004 en zittend bestand. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 35 Naast de middelen ten behoeve van bekostiging loonkosten In en Doorstroombanen ontvangt de gemeente middelen in het kader van Wiw scholing en activering budget en Wiw vast budget voor aanvullende kosten. Deze middelen zitten als gevolg van contracten vast. Het vast budget voor aanvullende kosten mag, op grond van regelgeving, alleen besteed worden aan loonkostensubsidie in het kader van de Wiw dienstbetrekkingen. Het scholing en activering budget (SA-budget) is ten behoeve van reTntegratietrajecten. Uit deze middelen worden reTntegratietrajecten, in het kader van de Europese aanbesteding bij Atlant Groep ingekocht, bekostigd. Ook het project Helmond Actief wordt, ten ~anzien van het onderdeel reTntegratietrajecten, uit het SA-budget bekostigd. Daarnaast wordt de dagbesteding, aangepaste arbeid en arbeidstraining bij de Stichting Maatschappelijke Opvang uit het SA-budget bekostigd. Tot slot worden de projecten Helmonders werken voor Helmond en Activering andere minima bij de Vrijwilligerscentrale uit het SA-budget bekostigd. Met bovenstaande benoeming van de diverse kosten posten die bekostigd worden uit SA budget is het volledig besteed. Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 36 12. Lijst van afkortingen Awb BBL CAO 10 SVWW WAO Wiw WWB Algemene wet bestuursrecht Beroepsbegeleidende Leerweg Centrale Arbeidsovereenkomst In en Ooorstroombanen Stimuleringsregeling vacaturevervulling werklozen en werkl bedreigde werknemers Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering Wet inschakeling werkzoekenden Wet Werk en Bijstand Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 37 13. Bijlage 1 SZW Totaal 9.000,- 3.500,- 3.500.- 4.000.- 2.500,- 3.315 8.939 112 3.618 1.800 17.854 375 2.554 32 9U7 72JJ 4.588 OCmW VWS Zorgen ¿ 30 t11iJoen Aanvulling SZW -stimuleringsregeling 5 februari 2003 Jeugdhulpverlening sb.'Uctureel vanaf (zie tare1 I) (zorg) 2004 + Nee subsidie van ¿ 12.000 voor werkgevers (jeugdbulpver- in de mrg die een werknemer vanuit lening) een gesubsidieerde baan aannemen in een re uJiere functie. We~jn Aanvulling SZW -stirnuleringsregeling Nee (zie tabell). Sport Nader te bepalen Nee Onderwijs ¿ t 4 miljoen in Subsidie van ¿ 1.750.IE ID- 22 april 2003 2003 werknemer voor alle scholen met een plus middelen uit of mee.rdere ID-werknemers. CAO Daarnaast budget per school voor onderwijsassistent voor 4 uur per week Cultuur ¿ 3,375 miljoen Aanvulling SZW -stimuleringsregeling Nee in 2003 zie tabel J' . ¿ 10 miijoen in 2004 Wordt ingezet in het kader van het GSB-convenant, binnen de JEter Veiligheid (slX'cifieke inzet w'ordt nader be aald). Nee Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 38 14. Bijlage 2 PrioriteitsstellIng Vacaturevervulling WIW en IC-banen Uitstroom Potentieel hoog I I laag .---- Prioriteit 1 Prioriteit 3 Voorrang bij vacature- Vacatures vervullen mits g vervulling en (nieuwe) "maatschappelijke 0 instroom onmisbaarheid" hard .c gemaakt kan worden .1 .. c cu - > G) 1) - 0:: Prioriteit 4 G) Prioriteit 2 .¥ !S' G) CI'I Vacatures vervullen mits Vacatures Q. Q. cu hard perspectief op Niet meer opvullen cu .!! .c reguliere baan aanwezig (,) S IS cu :I - Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie 39 |