• Bestuur
  • Commissiestukken Notitie gesubsidieerde arbeid in Helmond, een toekomstvisie

Commissiestukken Notitie gesubsidieerde arbeid in Helmond, een toekomstvisie

Documentdatum 10-07-2003
Bestuursorgaan Commissie Samenleving en Economie
Documentsoort Commissiestukken
Samenvatting

Gemeente Helmond

Commissie-format

Verzoek College van B en W voor Commissiebehandeling.

Vastgesteld in B en W vergadering van: 1 juli 2003

Onderwerp: Vaststelling notitie Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie, t.b.v. ombuiging

bestaand beleid en start nieuw beleid i.v.m. bezuinigingen budgetten besluit ID banen en Wiw.

Inhoud: De problematiek met betrekking tot forse bezuinigingen per september 2002 op de gesubsidieerde

arbeid en de beëindiging per 1 januari 2004 van het Besluit ID banen en Wiw wordt voor een groot deel

veronderstelt bekend te zijn. Door onzekerheid met name met betrekking tot de financiële consequenties kon

u de notitie niet eerder aangeboden worden.

Door het kabinet Balkenende 2 is in het Hoofdlijnenakkoord: 'Meedoen, meer werk, minder regels' van 16

mei 2003, aangegeven dat de ingezette bezuinigingen op grond van het Strategisch Akkoord worden

voortgezet om te komen tot een daadwerkelijke doorstroom te komen van mensen met ID- of Wiw-baan naar

reguliere banen, waarbij een groter beroep op bijstand en de WAO wordt voorkomen. De reeds ingezette

deregulering en decentralisatie van reIntegratiebudgetten, gesubsidieerde arbeid en algemene bijstand naar

de gemeenten wordt doorgezet, gericht op invoering per 1 januari 2004. Dit wordt door het kabinet gezien

als een noodzakelijke voorwaarde voor een beter werkende arbeidsmarkt.

In bijgaande twee notities zijn de uitgangspunten en actiepunten voor ombuiging bestaand beleid en

ontwikkelen nieuw beleid in verband met o.a. de bezuinigingen op de budgetten Besluit ID banen en Wiw

opgenomen. De voorloopnotitie geeft de grote lijnen van het beleid en uitgangspunten weer. De

onderliggende notitie, Gesubsidieerde arbeid in Helmond, bevat de technische uitvoering plus

achtergronden.

Om de toegang tot de notitie te vereenvoudigen is een voornotitie bijgevoegd waarin kort en bondig de

problematiek en het nieuwe beleid is weergegeven.

De ombuigingen bestaand beleid en actiepunten nieuw beleid zijn hieronder kort samengevat opgenomen.

Voor vervolg zie blz. 2.

Met dit verzoek mee te zenden stukken: Notitie Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie,

juni 2003.

Het college van B en W verzoekt:

voor te leggen aan:

de commissie SE op 10 juli 2003 met als doel: overleg

Cie ID toekomstvisie2 06031

Pagina 1 van 2

Ruimte voor eventueel vervolg inhoud:

Heden en toekomst, waarbij u verzocht wordt te besluiten akkoord te gaan met onderstaande

actiepunten en uitgangspunten

1. Alle huidige 10 banen worden afgebouwd middels regulier maken, extra uitstroominspanningen vanuit

WIl (scholing e.d.) en natuurlijk verloop

2. Alle werkgevers met 10 werknemers per 1 augustus 2003 schriftelijk in kennis stellen van het nieuwe

beleid ten aanzien van '10 banen'.

3. De afbouw van de loonkostensubsidie naar loonwaarde van de desbetreffende 10 werknemer gaat in per

1 januari 2004 volgens het afbouwmodel in hoofdstuk 7.3, bladzijde 22.

4. '10 baan' wordt weer een re'fntegratie instrument

5. Geen nieuwe 'levenslange' 10 banen meer toestaan

6. (In beginsel) geen gedwongen ontslagen

7. Eigen bijdrage 10 werkgever en nieuw reïntegratie instrument afgestemd op de loonwaarde van de

werknemer en bedraagt minimaal 30% van het CAO loon inclusief werkgeverslasten. Principe is

overeenkomstig Wsw en Wiw

8. Instelling I werkgever moet binnen eigen budget naar middelen zoeken ter bekostiging van eigen

bijdrage

9. Keuze ligt bij werkgever I instelling om een baan wel of niet regulier te maken

10. Mogelijk gevolg is aanvraag meer subsidie bij subsidieverlener (b.v. gemeente). Subsidiërende afdeling

beoordeeld wenselijkheid I reëel zijn hogere subsidie. Bekostiging wegvallende loonkostensubsidie is

een kwestie tussen subsidiërende afdeling en instelling. Subsidiërende afdeling moet uit eigen budgetten

middelen beschikbaar stellen, indien 100% gesubsidieerd volgens hen noodzakelijk I reëel is.

11. Terugdringing van het huidige aantal 10 banen met minimaal 30,37 fte van 32 uur conform taakstelling

ministerie. Beëindigde 10 banen kunnen opnieuw ingevuld worden volgens model nieuw reïntegratie

instrument nadat reductie van teveel bezette 10 banen is gerealiseerd.

12. Indien de eigen bijdrage in de huidige ID banen en Wiw volgens het voorgestane model niet

wordt ingevoerd, zijn er onvoldoende middelen voor reïntegratie activiteiten ten behoeve van

nieuwe instroom. Bij 100% verantwoordelijkheid in het kader van de WWB betekent dit snel

oplopende tekorten op de middelen ten behoeve van bekostiging uitkeringen (uitkeringsdeel

Fonds Werk en Inkomen).

13. Invoering nieuw reïntegratie instrument in de vorm van een werkervaringsplaats die (in beginsel) 100%

van het CAO loon inclusief werkgeverslasten (loonwaarde) moet opbrengen

14. In verband met in de persoon gelegen beperkingen (c.q. nog niet voldoende startkwalificaties) kan

tijdelijk loonkostensubsidie worden verstrekt.

15. Minimale loonwaarde is 30% en dient afgestemd te worden op de werkelijke loonwaarde.

16. Gedurende een periode van maximaal 2 jaar wordt gewerkt naar maximalisering van de loonwaarde

17. Bij aanvang werkervaringsplaats wordt een contract gesloten met o.a. doelstellingen en maximum

termijn

18. Invulling van werkervaringsplaatsen bij profit en non profit instellingen

19. Acquisitie bij reguliere bedrijven voor structurele werkervaringsplaatsen. Via branche organisaties en

individuele bedrijven convenanten sluiten voor doorstroming naar reguliere plaatsen bij voldoen aan

startkwalificaties

20. Doorontwikkeling 'werkstages', 'detachering gesubsidieerde arbeid' en 'variant startsubsidie werkgever'

Cie 10 toekomstvisie2 06031

Pagina 2 van 2

TOEKOMSTLIJNEN VOOR GESUBSIDIEERDE ARBEID IN HELMOND

Gemeente Helmond, dienst Samenleving en Economie

1 juli 2003

1. Aanleiding en achtergrond

In september 2002 kondigt de regering het voornemen aan, aanzienlijke wijzigingen aan te brengen in

het beleid ten aanzien van gesubsidieerde banen. De gemeenten wordt een forse korting op het

budget in het vooruitzicht gesteld, die moet resulteren in een substantiële vermindering van het aantal

10- en WIW-banen. De verwachting is dat deze door reguliere banen kunnen worden overgenomen.

Ook stelt de regering een aanmerkelijke deregulering van de reIntegratie-instrumenten in het

vooruitzicht. Dit zal plaatsvinden in het kader van de voorgenomen overheveling van bevoegdheden

en risico's van de bijstandswet naar de gemeenten per 1 januari 2004, als de nieuwe Wet Werk en

Bijstand van kracht zal worden. De achterliggende gedachte is dat daarmee het reIntegratiebeleid veel

dynamischer wordt en dat bestaande banen en de werknemers die ze bezetten daardoor meer in

beweging komen.

De gemeente Helmond heeft in september 2002 op advies van de staatssecretaris de bestaande 10-

banen bevroren door een vacaturestop in te voeren. Samen met andere grote gemeenten is

bovendien bezwaar aangetekend tegen de voornemens. In afwachting van meer helderheid is verder

beleidsmatig een pas op de plaats gemaakt. Wel is nagedacht over mogelijkheden om binnen de

gestelde kaders maatschappelijk verantwoord te handelen.

Met de val van het Kabinet Balkenende I is de nodige onduidelijkheid ontstaan omtrent de uitwerking

van het aangekondigde beleid en de hardheid van de verdere voornemens. De verkiezingen begin dit

jaar en de daarop volgende kabinetsformatie hebben lange tijd niet bijgedragen aan meer

duidelijkheid. Het regeerakkoord van het nieuwe kabinet van mei 2003 heeft pas meer licht geworpen

op de materie. Kort daarna is ook uitsluitsel gegeven over het volume aan 10-banen dat voor Helmond

is toegestaan.

2. Probleemstelling voor de gemeente

Het gegeven is nu dat op rijksniveau van de gemeenten een veel sterkere focus op reIntegratie wordt

verlangd om daarmee het aantal gesubsidieerde banen te verminderen ten gunste van reguliere

banen. Het directe neveneffect daarvan is echter dat een groot aantal maatschappelijk relevante,

goedkope banen op de tocht komt te staan. Na meer dan tien jaar groei worden gemeenten en

maatschappelijke instellingen voor het eerst geconfronteerd met een beleid dat inkrimping van deze

banen vergt. Dit moet vorm krijgen, zowel door reductie van het absolute aantal, alsook door het

leggen van grotere nadruk op reIntegratie. Voor deze banen moet immers veel sterker dan tot nu toe

de uitstroomkans maatgevend worden en niet de maatschappelijke relevantie van de verrichte arbeid.

Ook kan het gevolgen hebben voor de mensen die nu deze banen bezetten. In het vervolg van deze

notitie zal hierop verder worden ingegaan.

Een en ander plaatst de gemeente voor de nadrukkelijke vraag: hoe balans te brengen tussen de

gewenste grotere nadruk op reIntegratie bij gesubsidieerde arbeid en hoe om te gaan met de bredere

maatschappelijke effecten daarvan? Hierbij ziet zij zich geconfronteerd met een grote tijdsklem: per 1

januari a.s. moet de volumereductie van 10% voor de 10-banen gerealiseerd zijn en moet er nieuw

beleid ontwikkeld en vastgesteld zijn binnen de kaders van de nieuwe wet- en regelgeving. De

gemeente is namelijk per 1 januari 2004 verantwoordelijk voor de invulling van het beleid en is

bovendien financieel risicodrager. Hoewel het Rijk in hoge mate de koers en de marges voor het

gemeentelijke beleid heeft bepaald, wordt de gemeente daarop afgerekend, zowel maatschappelijk

als financieel. Dit vergt een zorgvuldig en helder vormgegeven beleid met een herkenbaar

evenwichtige benadering langs twee sporen:

. inzet van reIntegratiemiddelen primair voor het doel waarvoor ze bestemd zijn, namelijk toeleiding

van mensen met een relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt naar regulier werk;

1

. oog voor de maatschappelijke relevantie van gesubsidieerde arbeid voor meer doelen dan alleen

de reTntegratie.

In het onderstaande worden de contouren van een dergelijk beleid op hoofdlijnen geschetst.

3. De urgentie van nieuw beleid

Per 1 januari a.s. treedt de nieuwe Wet Werk en Bijstand in werking. Daarmee komt de Algemene

Bijstandswet te vervallen, evenals een aantal specifieke regelingen, met name ook die voor ID- en

WIW-banen. Voor zover nu bekend is, Iaat het Rijk dit gepaard gaan met een forse decentralisatie en

deregulering. Zou de gemeente haar verantwoordelijkheid nu niet oppakken, dan ontstaat er met

ingang van volgend jaar een ongewenst beleidsvacuOm:

. de betrokken werkgevers en werknemers weten niet waar zij aan toe zijn;

. de maatschappelijke doelen die thans met de inzet van gesubsidieerde banen zijn gediend komen

in de lucht te hangen;

. de gemeente loopt onaanvaardbare risico's.

Overigens loopt de gemeente nu al een aanzienlijk financieel risico als gevolg van de opgelegde

reductietaakstelling.

Zorgvuldig handelen van de gemeente vraagt niet alleen het tijdig gereed hebben van nieuw beleid,

om te voorkomen dat het geschetste vacuOm ontstaat, het vergt tevens een tijdige voorbereiding

daarvan in dialoog met alle betrokkenen. Daarbij doet zich de complicatie voor dat de termijn waarop

dit alles moet gebeuren uiterst kort is. Het Rijk heeft immers pas in mei 2003 zijn beleid meer definitief

kunnen vastleggen en ook nu nog bevat dit een aantal onzekerheden. Daar tegenover staat de

verplichting op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht die de gemeente oplegt nieuw en/of

gewijzigd beleid tijdig aan te kondigen, zeker als langjarig beleid wordt gewijzigd. Daarvan is alleszins

sprake. Dit betekent concreet dat vóór 1 augustus a.s. betrokkenen formeel moeten worden

geTnformeerd over de voorgenomen aanpassingen van het reTntegratiebeleid. Tevens heeft dit als

gevolg dat over de daadwerkelijke inhoud en de effecten van het beleid pas later, na de

zomervakanties kan worden gecommuniceerd.

4. Iets over het aantallD- en WIW-banen

Momenteel zijn er in Helmond 297 ID-banen, bezet door 262 werknemers. Uitgaande van de kosten

van 21.500 euro per baan, is met deze banen momenteel een bedrag gemoeid van in totaal 6.385.500

euro. Volgens de meest recente circulaire van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

moet de gemeente Helmond het aantallD-banen per 1 januari 2004 hebben teruggebracht tot 266,5.

Dit houdt een reductietaakstelling van ruim 30 banen in. Daarmee is een bedrag gemoeid van zo'n

650.000 euro. Indien het de gemeente niet zou lukken deze reductie te bewerkstelligen, dan moet zij

zelf het risico hiervoor dragen. Na reductie met 30 banen is met de bestaande ID-banen nog altijd een

bedrag gemoeid van zo'n 5.750.000 euro.

Om de opgelegde taakstelling daadwerkelijk te realiseren heeft de rijksoverheid, als uitvloeisel van het

Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 dat het ministerie met de sociale partners en de VNG heeft

gesloten, een stimuleringsregeling in het leven geroepen voor het regulier maken van 10.000 ID-

banen. Deze convenant wordt nog uitgewerkt in sectorgewijze convenanten. Hierop inspelend heeft

de gemeente met de Atlant Groep en met Kliq onlangs een contract gesloten op basis van 'no cure no

pay' om maximale uitstroom van zittende werknemers uit de ID-banen te bewerkstelligen. In

combinatie met de reeds genoemde vacaturestop, begint dit effect te sorteren. In het afgelopen jaar

zijn 28 ID-baners uitgestroomd, waarvan overigens maar 7 naar een reguliere baan.

Het aantal WIW-banen in Helmond bedraagt momenteel 129 dienstbetrekkingen en 22

werkervaringsplaatsen. Hiermee is in totaal een budget gemoeid van ruim 1,5 miljoen euro. Ook voor

deze banen verwacht het Rijk een grotere inzet op uitstroom naar regulier werk. Met name mensen

die langdurig in de WIW verkeren brengen hoge kosten met zich. Bovendien neemt voor hen het zicht

op uitstroom gaandeweg af. Verder wordt van de gemeente verwacht dat zij sterker inzet op opname

van jongeren in WIW-banen, om te voorkomen dat zij in een uitkeringssituatie terecht komen.

De gemeente heeft voor de uitvoering van de WIW in het jaar 2003 een contract gesloten met de

Atlant Groep, waarin maximale budgetuitnutting is overeengekomen. Dit heeft als resultaat opgeleverd

een gerealiseerde uitstroom van 30 mensen uit de WIW. Inmiddels worden deze plaatsen heringevuld,

met name met jongeren.

2

5. Iets over de maatschappelijke relevantie van gesubsidieerde banen

De maatschappelijke relevantie van de gesubsidieerde arbeid is tweeêrlei:

. het nut van de arbeid die wordt verricht voor bredere maatschappelijke doeleinden

. de betekenis van de baan voor de werknemer die ze bezet.

Beide aspecten komen hierna, met name voor de ID-banen, kort aan de orde.

De 297 ID-banen in Helmond worden door 262 mensen vervuld. Het merendeel hiervan is werkzaam

in het onderwijs, in toezicht in de sfeer van veiligheid en leefbaarheid, in de zorg en in de

welzijnssector. In beperkte mate is er sprake van banen in de cultuursector, in sport en recreatie en in

de natuur- en milieusector. In de onderstaande tabel is dit in~ichtelijk gemaakt. Het betreft vooral

banen in de toezichthoudende, administratieve, verzorgende en technisch-uitvoerende sfeer; relatief

eenvoudige, maar zinvolle banen, omdat hiermee de vaak zwaar belaste, reguliere arbeidskrachten

flink ontlast worden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de spreiding van deze banen.

Sector waarin de banen zijn ingevuld Absolute aantal Procentueel

Overheid (Gemeente Helmond) 18 7%

Werkvoorzienina 5 2%

Toezicht veiligheid en leefbaarheid (Stadswacht Helmond) 48 18%

Onderwijs 74 28%

Zorainstellinaen 51 19%

Professionele welziinsinstellinqen 37 14 %

Overiae welzijnssector 9 3%

Culturele instellinaen 6 2%

Overiae instellinaen (SDort, recreatie, natuur en milieu, etc.) 12 5%

Grootste werkgevers zijn, naast de gemeente, de Stichting Stadswacht Helmond, de Stichting

Welzijnsbevordering Helmond, de Stichting Maatschappelijke Opvang, het Kruiswerk Peelland en

Savant. Deze hebben alle meer dan 10 ID-baners in dienst. Het is de vraag in hoeverre deze

instellingen, maar ook de kleinere werkgevers in de genoemde sectoren, in staat zullen zijn de kosten

voor de ID-banen van in totaal bijna 6,4 miljoen euro binnen een termijn van 3 a 4 jaren voor een

substantieel deel op te brengen. Dit in het perspectief van de nadrukkelijke eis om de gesubsidieerde

banen op termijn in reguliere banen om te zetten. De gemeente heeft hier oog voor, maar ziet zich ook

geplaatst voor de toch al aanzienlijke ombuigingstaakstelling van 5 miljoen euro die in de totale

gemeentebegroting voor 2006 gerealiseerd moet zijn.

Voor de werknemer zijn de gesubsidieerde banen in meerdere opzichten van betekenis. Er is niet

alleen sprake van een zinvolle, reguliere dagbesteding samen met andere collega's in 'gewone'

banen, maar ook van een zinvolle bijdrage aan maatschappelijk relevant werk. Dit bevordert het

gevoel van eigenwaarde en brengt, mits goed begeleid, het zicht op meer volwaardige

arbeidsdeelname dichterbij; immers (start-)kwalificaties worden vergroot en uitstroomkansen worden

bevorderd. Dit is des te meer van belang, omdat het veelal mensen betreft met grote afstand tot de

arbeidsmarkt, die deze afstand niet zomaar op eigen kracht kunnen overbruggen.

6. Uitgangspunten voor nieuw beleid voor gesubsidieerde arbeid

Het eerste uitgangspunt voor nieuw beleid is, gegeven het aanmerkelijk gewijzigde rijksbeleid, aldus:

. Gesubsidieerde arbeid wordt door de gemeente Helmond in de eerste plaats ingezet als

onderdeel van het ketenbeleid voor arbeidsreïntegratie.

Dit sluit aan bij het rijksbeleid en is, gelet op de oorsprong en de doelstellingen van de beschikbaar

gestelde middelen, een vanzelfsprekend gegeven; vooral omdat gaandeweg blijkt dat gesubsidieerde

banen, die begonnen zijn als additionele banen, in toenemende mate als onmisbaar en dus als

regulier en duurzaam worden beschouwd. Nu dit zo is, zouden hiervoor dan ook reguliere middelen

van de werkgevers c.q. vanuit de desbetreffende sectoren tegenover moeten staan, eventueel via een

ingroeimodel. Hierop wordt met name in paragraaf 7.1 meer concreet ingegaan.

In het verlengde van het vorige, is een tweede uitgangspunt het volgende:

3

. Voor gesubsidieerde arbeid komen primair die groepen in aanmerking die een relatief

grotere afstand hebben tot de arbeidsmarkt, maar waarvoor een reëel perspectief bestaat

op uitstroom naar regulier werk op een redelijke termijn.

De logica ligt hierin dat mensen met relatief geringe afstand in beginsel niet in een dure,

gesubsidieerde baan thuishoren en dat voor mensen zonder reeel perspectief primair andere

regelingen, zoals de WSW bestaan. Tot de prioritaire groepen behoren dan ook zeker jongeren die

door langere werkloosheid de aansluiting op de arbeidsmarkt zouden verliezen. Zij kunnen door

gerichte ondersteuning de weg naar reguliere arbeid betrekkelijk snel weer inslaan.

. Gesubsidieerde reïntegratiebanen, die aan het eerste lJitgangspunt voldoen, worden bij

voorkeur en met voorrang ingezet in die sectoren waarin het maatschappelijk nut van de

baan het grootst is.

Dit uitgangspunt verdient in de komende tijd nog verdere uitwerking. Daarbij is, in het licht van dit

maatschappelijk nut, de eigen bijdrage van de werkgever voor de verrichte arbeid van belang. Omdat

werkgevers en/of sectoren veelal via marktwerking of anderszins opbrengsten voor de geleverde

arbeid kunnen genereren is in een dergelijke bijdrage alleszins redelijk.

.

Afweging van de inzet van gesubsidieerde arbeid vindt plaats volgens de onderstaande

matrix voor prioriteitsstelling.

-

Cl)

.,

c

cu -

>

..! -

Cl)

I:t:

Cl)

JiC

:=-

ëP

Co Cl

Co cu

cu .!!!

.c

C,)

Jg

cu

cu

:E

Prioriteitsstelling

Vacaturevervulling

WIWen IO-banen

Uitstroom Potentieel

hoog

I I

laag

Prioriteit 1

Prioriteit 3

8'

0

.c

Voorrang bij vacature-

vervuIling en (nieuwe)

instroom

Vacatures vervullen mits

"maatschappelijke

onmisbaarheid" hard

gemaakt kan worden

Prioriteit 2

Prioriteit 4

Vacatures vervullen mits

hard perspectief op

reguliere baan aanwezig

is

Vacatures

Niet meer opvullen

De matrix maakt een integrale benadering en afweging van de doelen en middelen voor

gesubsidieerde arbeid mogelijk. Aandacht voor het in redelijke mate honoreren van de reele waarde

van de geleverde arbeid door de werkgever en aandacht voor verhoging van het uitstroompotentieel

van de werknemer door gerichte maatregelen en programma's, leiden in de praktijk tot maatwerk-

afspraken. Dit leidt tot het vijfde en laatste uitgangspunt:

4

. Betrokkenheid en commitment van alle betrokken partijen (gemeente, werkgevers,

werknemers en reïntegratiebedrijven) zijn essentieel voor het welslagen van het nieuwe

beleid.

Om een succesvolle uitvoering van het beleid te bereiken, wordt in de komende maanden het gesprek

aangegaan met betrokken partijen over de uitwerking van het beleid. Is dit beleid eenmaal vastgesteld

door de gemeenteraad, dan zullen met betrokken partijen concrete en harde afspraken gemaakt

moeten worden over de inzet van gesubsidieerde banen, de daarbij te bereiken doelen en de

daarvoor door partijen in te zetten middelen.

7. Nieuwe uitstroom-gerichte reïntegratie-instrumenten

In het perspectief van de nieuwe Wet Werk en Bijstand gaat het erom, met de beperkt beschikbare

middelen een maximum aan reTntegratiebanen beschikbaar te hebben voor werkzoekenden. Dit

betekent dat langjarig 'vaste' banen in beginsel uit den boze zijn. Er zijn dan onvoldoende

reTntegratiemogelijkheden, zeker bij een groeiend aantal werkzoekenden. Als er in de toekomst al

'vaste' banen in bepaalde sectoren en/of bij bepaalde maatschappelijk instellingen (blijven) bestaan,

dan is dat eigenlijk alleen maar aanvaardbaar als deze door steeds weer nieuwe werkzoekenden

worden bezet. De baan is dan 'vast', de werknemer stroomt door. Deze principes hebben geleid tot de

ontwikkeling van een aantal, deels nieuwe arrangementen.

Zoals weergegeven in de uitgangspunten, zijn maatwerkafspraken op basis van betrokkenheid en

commitment van alle betrokkenen noodzakelijk om het nieuwe beleid succesvol te laten zijn. In de

komende maanden zal daartoe de dialoog worden aangegaan, met name met de werkgevers in de 10-

en WIW-sector. Vanwege de gewenste duidelijkheid van gemeentezijde en vanwege de vereiste

tijdige aankondiging van de noodzakelijke beleidsombuiging worden hier arrangementen

gepresenteerd die in deze dialoog als inzet gehanteerd kunnen worden.

7.1.

Loonwaardemodel met uitstroomcerscectief

Het loonwaardemodel met uitstroom perspectief is een instrument, waarbij de werkgever gedurende

een beperkte tijd ervaring kan opdoen met een potentiële werknemer, zonder dat daarbij direct de

volledige loonkosten voor zijn rekening komen. Het model gaat er van uit dat iedere werkzoekende

een bepaalde arbeidscapaciteit heeft die wordt uitgedrukt in zijn of haar loonwaarde. Verondersteld

wordt dat iedere werknemer minimaal 30% van het voor die functie geldende CAO-loon inclusief

werkgeverslasten kan opbrengen. Met begeleiding en eventueel scholing moet dit in een periode van

in principe 2 jaar verhoogd kunnen worden naar 100%. Omdat het leveren van maatwerk vooropstaat,

worden het feitelijke percentage (de feitelijke loonwaarde) en de uiteindelijke periode afgestemd op de

capaciteiten van de desbetreffende werkzoekende.

Als extra ondersteuning kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de potentiële

werknemer eerst werkervaring te laten opdoen door te werken met behoud van uitkering. Dit omdat

het startniveau voor sommige werkzoekenden aan de hoge kant kan zijn. De periode waarin hiervan

sprake is zou beperkt moeten blijven tot 6, hooguit 9 maanden. De werkgever wordt aldus niet direct

met kosten geconfronteerd, waardoor de drempel om iemand aan te nemen wordt verlaagd.

Na de gesubsidieerde periode van maximaal 2 jaar neemt de werkgever de werkzoekende in vaste

dienst. Een en ander wordt vastgelegd in een contract, dat bij aanvang van de inhuurperiode wordt

gesloten met werkgever en werknemer. Hierin zijn de doelstellingen, de termijnen en de

afwegingscriteria en -procedures helder en eenduidig vastgelegd. Door de gemeente zal, in

samenwerking met reTntegratiebedrijven, acquisitie worden gepleegd om bedrijven te bewegen tot het

beschikbaar stellen van zulke arbeidsplaatsen. Een goed instrument daarvoor is het sluiten van

convenanten met of via brancheorganisaties.

In het schema bovenaan de volgende bladzijde is het model weergegeven.

7.2.

Drie soorten werkstaaes

Kortdurend werk in ondersteunde, soms sterk aangepaste werksituaties biedt uitkeringsgerechtigden

de mogelijkheid om te wennen aan werk en om op werk gerichte vaardigheden te ontwikkelen, danwel

te behouden. Wanneer het aanbod van zulke werkstages, inclusief een intensieve persoonlijke

begeleiding, goed is ontwikkeld, kunnen ook mensen met ernstige belemmeringen passende

werkervaring opdoen, waardoor hun reTntegratiekansen aanzienlijk toenemen. Ervaringen opgedaan

in verschillende reTntegratieprojecten laten steeds opnieuw zien dat de combinatie van werken, Ieren

5

~

30%

loonkostensubsidie

100%

..

werk mbv

uitkering

maximaal 2 jaar

..

en een goede begeleiding 'op de werkplek' kans op succes biedt. Met name het behoud of herstel van

een normaal dag- en werkritme is een eerste vereiste om (opnieuw) toegang tot de arbeidsmarkt te

krijgen. Met het oog daarop kunnen werkstages een nuttige aanvulling op het huidige instrumentarium

vormen. De verschillende soorten stages zijn als volgt te categoriseren:

. 'gewone' werkstages, gericht op het behoud of opdoen van werkervaring, zoals 'Direct Werk';

. intensieve werkstages, gericht op arbeidstraining en werkgewenning voor zeer moeilijk plaatsbare

uitkeringsgerechtigden, zoals dagbesteding, aangepaste arbeid en arbeidstraining bij de Stichting

Maatschappelijke Opvang (SMO);

. leerwerkstages, gericht op de vervulling van specifieke vacatures.

De 'gewone' werkstages zijn bedoeld om de brede groep van arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden

contact te laten houden met werk. Een breed aanbod van stageplaatsen stelt uitkeringsgerechtigden

bovendien in staat om verschillende typen werk in de praktijk uit te proberen, waardoor ze zich beter

kunnen oriënteren op regulier werk. Dit motiveert uitkeringsgerechtigden om gebruik te maken van bij

de werkactiviteiten aansluitende scholingen en trainingen. Werkstages kunnen op maat worden

ingezet in individuele reTntegratietrajecten, maar kunnen ook systematisch worden aangeboden aan

alle arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden als verplicht onderdeel van een reTntegratieprogramma.

Het is zinvol om de duur van werkstages te beperken tot 6, hooguit 12 maanden, vooral wanneer er

sprake is van werk met behoud van de uitkering. Als blijkt dat na deze periode geen bemiddeling naar

regulier werk mogelijk is, dan is wellicht een intensieve werkstage geboden.

De leerwerkstage is een kortdurende rekruteringstraject dat gericht is op de vervulling van specifieke

vacatures. De trajecten worden in nauwe samenwerking met bedrijven of brancheorganisaties

ontwikkeld en bestaan meestal uit een beroepsgerichte training en een stagefase. In leerwerkstages

kunnen ook werktrainingen worden opgenomen, zodat uitkeringsgerechtigden met belemmeringen

eveneens kunnen deelnemen.

Met verschillende brancheorganisaties zijn inmiddels contacten gelegd om te komen tot maatwerk-

arrangementen. Wanneer de gemeente erin slaagt om als onderdeel van het lokale reTntegratiebeleid

een omvangrijk en continu rekruteringsprogramma te ontwikkelen, dan heeft dat voordelen voor alle

betrokken partijen.

7.3.

Detacherinasmodel met uitstroomDersDectief

Bij detachering treedt de uitkeringsgerechtigde in dienst bij de werkgever via een detacheringscontract

dat een gespecialiseerd reïntegratiebedrijf voor hem/haar sluit. Het contract biedt een concreet

uitstroom perspectief naar een reguliere baan na afloop van de detacheringsperiode. Het

reTntegratiebedrijf neemt deze verplichting op zich. Daarmee wordt uitstroom uit de uitkering

gerealiseerd. De werkgever vergoedt (een deel van) de loonkosten aan het reTntegratiebedrijf. Het

overige deel van de loonkosten wordt vergoed door de gemeente. Voor deze constructie wordt per

cliënt een overeenkomst opgesteld, analoog aan het contract bij het loonwaardemodel. In deze

constructie bestaat eveneens de mogelijkheid een aantal maanden te werken met behoud van

uitkering voordat de detacheringconstructie ingaat. Een aantal zaken verdient zeker nog verdere

uitwerking, zoals fiscale en juridische vraagstukken.

7.4.

Startsubsidie werkaever

In de praktijk is er behoefte aan een instrument waarbij de werkgever een gering bedrag meekrijgt als

6

tegemoetkoming in de aanloopkosten bij het aannemen van een werkzoekende zonder baan. De

werkgever wil in de praktijk vaak wel iemand aannemen maar wil niet dat de kosten voor de baten

uitgaan. Een startsubsidie kan hierin soelaas bieden. Een dergelijk subsidie kan in hoogte variëren per

werkgever. Ook dit instrument dient nog nader ontwikkeld te worden.

8. Hoe nu verder?

Hoogste urgentie heeft nu het kenbaar maken van het voorgenomen gemeentelijke beleid. Dit betreft

zowel de vereiste afbouw van bestaande gesubsidieerde banel') als de introductie van nieuw, breed

afgewogen reïntegratiebeleid. Een beleid dat in de eerste plaats oog heeft voor de

reïntegratiedoelstellingen, maar dat ook oog heeft voor instandhouding van het maatschappelijke nut

dat gesubsidieerde arbeid heeft. Dit alles passend binnen de nieuwe Wet Werk en Bijstand, die per 1

januari a.s van kracht wordt.

Vanwege de vereiste zorgvuldigheid en helderheid moet zulk beleid tijdig gecommuniceerd warden.

Dit impliceert dat vóór 1 augustus a.s de belanghebbenden formeel op de hoogte moeten worden

gesteld conform de vereisten van de Algemene Wet Bestuursrecht. Gegeven de impact van wat wordt

voorgesteld is het bovendien gewenst dat daaraan voorafgaand de nodige informatie ook mondeling

wordt toegelicht. Nog vaar de zomervakantie zal daartoe een informatiebijeenkomst vaar de

werkgevers warden belegd.

Na de zomer vindt een aantal overleg bijeenkomsten plaats:

. met reïntegratie- en arbeidsmarktdeskundigen om te overleggen over de uitwerking van de

nieuwe reïntegratie-instrumenten;

. met de maatschappelijke organisaties die ID- en WIW-baners in dienst hebben om te overleggen

over de maatschappelijke effecten en over de mogelijkheden binnen het eigen vermogen van

deze organisaties om aan eventuele (financiële en personele) problemen het hoofd te bieden.

Vervolgens zal de gemeente het beleid moeten uitdetailleren. Zowel feitelijk-inhoudelijk: welke nieuwe

instrumenten en welke middelen warden met ingang van het jaar 2004 ingezet. Alsook formeel en

procedureel: het uitwerken van verordeningen en subsidieregelingen. Overigens zal ook na 1 januari

2004 het denken over en het uitwerken van nieuwe, evenwichtige instrumenten voortgang vinden.

De definitieve bestuurlijke besluiten over het nieuwe beleid en de hierbij passende nieuwe

instrumenten zullen vóór de jaarwisseling door de gemeenteraad worden genomen. Aansluitend

zullen alle belanghebbenden hierover geïnformeerd moeten warden, met vermelding van de

mogelijkheid tot het aantekenen van bezwaar en beroep.

7

DIENST SAMENLEVING EN ECONOMIE

Gesubsidieerde arbeid in Helmond

Een toekomstvisie

Juni 2003

Inleiding xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 3

2. De ombuiging bij de gesubsidieerde arbeidxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 4

2.1. DE BESTUURLIJKE VOORNEMENS xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4

2.2. RAPPORT "AAN DE SLAG"xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4

2.3. HET STRATEGISCH AKKOORD.................................................""""""""""""""""""""""""""".............5

2.4. HET CONVENANT GESUBSIDIEERDE ARBEID 2003 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx5

3. Taakstelling volumereductie gesubsidieerde arbeid'.............................................. 7

3.1. TAAKSTELLING VOLUMEREDUCTIE WIW-DIENSTBETREKKINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7

3.2. TAAKSTELLING VOLUMEREDUCTIE ..ID-BANENxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 7

3.3. DE WERKING VAN DE VOLUMEREDUCTIE WIW xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx8

3.4. DE WERKING VAN DE VOLUMEREDUCTIE ID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9

1.

Beleidsmatige ontwikkeling ID-banen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 10

4.1. DEREGULERING ID-REGELING IN 2003 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx10

4.2. STIMULERINGSREGELING REGULIER MAKEN ID-BANENxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx12

4.3. SECTORCONVENANTEN EN GEMEENTELIJK BELEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx12

Beleidsmatige ontwikkeling WIW-dienstbetrekkingen ......................................... 15

5.1. OVERHEVELING TUSSEN ID EN WIW xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx15

5.2. BEPERKING MEENEEMREGELING SCHOLING EN ACTIVERINGxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 15

5.3. OPVANG WEGVALLEN VLW EN AFBOUW SPAK IN 2003xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx15

5.4. HANDHAVING WIW-WERKERVARINGSPLAATSEN VOOR 2003xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 15

6. Uitgangspunten voor dynamiseren van gesubsidieerde arbeid .......................... 17

6.1. GESUBSIDIEERDE ARBEID ALS ONDERDEEL REÏNTEGRATIEKETENxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx17

6.2. GESUBSIDIEERDE BANEN ALS "SCHAARS GOED" xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx17

6.3. DE VERHOUDING TUSSEN GEMEENTE EN WERKGEVER GESUBSIDIEERDE ARBEID.................................... 18

6.4. DE VERHOUDING TUSSEN GEMEENTE EN WERKNEMER GESUBSIDIEERDE ARBEID ...................................19

7. Toekomstvisie................ ...... ...................... ......... ............................................. ....... 20

4.

5.

7.1. VOORBEREIDING OP VERDERE DEREGULERING EN DECENTRALISATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx20

7.2. ONTWIKKELINGSOPTIES VOOR GEMEENTELIJK BELEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx20

7.3. GEMEENTELIJK ARBEIDSMARKTBELEIDxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx21

8. Gemeentelijke aanpak tot nu toexxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24

8.1. STIMULERINGSREGELING REGULIER MAKEN ID BANEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx24

8.2. UITSTROOM WIWxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx24

8.3. SUBSIDIERELATlE MET WERKGEVER xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx24

8.4. TASKFORCE ID BANEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx27

9.

Nieuwe uitstroominstrumenten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 29

9.1. ONTWIKKELING NIEUW UITSTROOMINSTRUMENT xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx29

9.2. WERKSTAGES xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx30

9.3. VARIANT DETACHERING OP GESUBSIDIEERDE ARBEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx31

9.4. VARIANT STARTSUBSIDIE WERKGEVERxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx32

10. Kort samengevat xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 33

11. Financieringssituatiexxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 35

ll.l. BESLUIT IN EN DOORSTROOMBANEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx35

12. Lijst van afkortingen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 37

13. Bijlage 1 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 38

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

14. Bijlage 2 ..... ....... ......... ............ ........... ........... ........................... ............... .................. 39

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

2

1. Inleiding

Na een periode van meer dan 10 jaar groei worden gemeenten voor het eerst geconfronteerd met

ombuigingen bij de gesubsidieerde banen. In het Strategisch Akkoord van het kabinet Balkenende 1

werd de gemeenten een totale korting op de budgetten voor relntegratie in het vooruitzicht gesteld die

op zou lopen tot ¿ 680 miljoen in 2006. Het grootste deel van de ombuiging wordt in 2003

gerealiseerd, en bezuinigingen concentreren zich bovendien bij de ID-banen en de WIW-

dienstbetrekkingen. Afgelopen september 2002 heeft de staatssecretaris voor Sociale Zaken

aanbevolen over te gaan tot een vacaturestop. Door de gemeente Helmond is dit per 17 september

2002 middels een collegebesluit geêffectueerd. Dit alles heeft aanleiding gegeven tot een grote

maatschappelijke onrust. Gemeenten, ID-werkgevers, WIW-inleners, branche organisaties en de

vakbonden leveren hun bijdrage aan een breed en levendig maatschappelijk debat. Na scherpe

onderhandelingen werd vlak voor het jaareinde het "Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003" gesloten

tussen het kabinet, de sociale partners en de VNG.

Door het kabinet Balkenende 2 is in het Hoofdlijnenakkoord: 'Meedoen, meer werk, minder regels' van

16 mei 2003, aangegeven dat de ingezette bezuinigingen op grond van het Strategisch Akkoord

worden voortgezet om te komen tot een daadwerkelijke doorstroom te komen van mensen met 10- of

Wiw-baan naar reguliere banen, waarbij een groter beroep op bijstand en de WAO wordt voorkomen.

De reeds ingezette deregulering en decentralisatie van relntegratiebudgetten, gesubsidieerde arbeid

en algemene bijstand naar de gemeenten wordt doorgezet, gericht op invoering per 1 januari 2004. Dit

wordt door het kabinet gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor een beter werkende

arbeidsmarkt.

Nu de afspraken op centraal niveau er liggen, is het aan de partijen op lokaal niveau op hier invulling

aan te geven. Er blijft sprake van een volumereductie in het aantallD-banen en WIW-

dienstbetrekkingen. Echter, een groot aantaIID-banen, landelijk 10.000, kan worden omgezet naar

regulier werk. De ID-regeling wordt sterk gedereguleerd waardoor gemeenten nieuwe mogelijkheden

krijgen. En bovenal: de gesubsidieerde arbeid wordt meer dan ooit neergezet als een instrument.

WIW-dienstbetrekkingen en JO-banen zijn geen einddoel, maar een tussenstap in een proces van

uitkeringsafhankelijkheid naar regulier werk. Voor de gemeenten betekent het convenant en de

grotere beleidsvrijheid het ontstaan van nieuwe kansen en een nieuwe uitdaging. Het systematisch

werken aan uitstroom naar regulier werk, zonder het maatschappelijk belang van de met de banen

uitgevoerde taken en diensten uit het oog te verliezen, is wellicht de grootste en meest ingrijpende

opgave die rond de gesubsidieerde arbeid bij de gemeenten wordt neergelegd.

De regelgeving biedt inmiddels meer inzicht in de mogelijkheden hoe verder om te gaan met 10 banen

en Wiw. Ook in de financieringsmogelijkheden en in het verlengde daarvan, de door het ministerie

beschikbaar te stellen middelen ten behoeve van de loonkostensubsidie, is thans meer informatie

beschikbaar.

De notitie is opgebouwd uit verschillende onderwerpen die betrekking hebben op gesubsidieerde

arbeid en meer concreet op het Besluit In en Doorstroombanen en de Wiw. In de vorm van een

samenvatting zijn in hoofdstuk 11, Kort samengevat, de actiepunten in verleden, heden en toekomst

opgenomen.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

3

2. De ombuiging bij de gesubsidieerde arbeid

"Ik streef ernaar om beweging te krijgen in het zittende bestand gesubsidieerde arbeid", dat is de inzet

van de staatssecretaris van Sociale Zaken. Het standpunt is de kernachtige samenvatting van een in-

grijpende beleidswijziging in de gesubsidieerde arbeid.

~2.1. De bestuurlijke voornemens

De voornemens van de staatssecretaris van Sociale Zaken ten aanzien van de gesubsidieerde arbeid

vat hijzelf als volgt samen:

"Ik wil bevorderen dat werkgevers 10.000 ID-banen regulier financieren en tevens bevorderen dat

gemeenten en werkgevers de overige ID-banen ombouwen tot zoveel mogelijk tijdelijke

opstapbanen, met uitstroom naar reguliere banen op termijn. Doelstelling daarbij is het behoud

van vitale ID-functies in maatschappelijke sectoren en het behoud van werkgelegenheid voor de

huidige ID-werknemers. Dit moet tevens de ruimte scheppen binnen het gemeentelijke

reïntegratie budget voor nieuwe reïntegratie trajecten voor werklozen. Daarnaast wil ik de

doorstroom van werknemers uit de WIW bevorderen door de knelpunten in de uitvoering van de

WIW op te lossen."

Hoewel het publieke debat en de aandacht van de media sterk geconcentreerd zijn geweest op de

bezuinigingstaakstelling voor de gesubsidieerde banen, moet worden benadrukt dat de

volumereductie voor WIW-dienstbetrekkingen en ID-banen een onderdeel vormt van een veel breder

en dieper ingezette ontwikkeling. Daarbij gaat het in de woorden van de staatssecretaris om het

volgende:

.

Bijna driekwart van het gemeentelijk budget voor reïntegratie zit "vast" in gesubsidieerde banen,

die nog onvoldoende leiden tot uitstroom naar regulier werk.

Een groter deel van het gemeentelijk budget moet vrij beschikbaar komen.

Het zittende bestand gesubsidieerde werknemers moet in beweging worden gebracht richting

regulier werk.

Het gebruik van gesubsidieerde banen moet worden gedynamiseerd. Zowel WIW-

dienstbetrekkingen als ID-banen worden niet (langer) beschouwd als een eindstation, maar als

een tussenstap in een traject naar regulier werk.

.

.

.

44-.2.2. Rapport "Aan de slag"

Het rapport "Aan de Slag" van de Interdepartementale werkgroep Toekomst van het

Arbeidsmarktbeleid (september 2001) vormt beleidsmatig de basis voor de omslag in de benadering

van de gesubsidieerde arbeid. In het rapport wordt de gesubsidieerde arbeid sterk georiënteerd op

uitstroom naar regulier werk:

"Waar het reïntegratie beleid nu nog relatief zwaar inzet op het creëren van gesubsidieerde banen met

een (semi)permanent karakter kan dat inmiddels een grotere oriëntatie krijgen op de stimulering van

het aanbod van (gekwalificeerde) arbeid en op doorstroming naar regulier niet-gesubsidieerd werk."

Voor de WIW-dienstbetrekkingen adviseert de werkgroep een vertaling van de uitstroom doelstelling

in de bekostiging en aansturing van de gemeenten. Voor de ID-banen wordt aanbevolen dat "een

oriëntatie op het vinden van regulier werk, op de activering van het arbeidsaanbod en op doorstroming

vanuit de ID-banen naar niet gesubsidieerde banen meer gewicht kan krijgen". Verder adviseert de

werkgroep de arbeidsmarktdoelstelling van de ID-regeling te scheiden van de doelstelling om

structureel te voorzien in maatschappelijk nuttige werkgelegenheid in de publieke sector. De

werkgroep stelt voor, voortgaand in deze lijn, een deel van de ID-banen te "witten" en om te zetten in

reguliere banen en de overige banen onder te brengen in het reïntegratie beleid.

In het kabinetsstandpunt inzake het lBO rapport wordt positief ingegaan op de voorstellen. Omzetting

van ID-banen naar regulier is "denkbaar', maar er valt nog het nodige te regelen rond de financiering,

de rechtspositie van de zittende ID-werknemers en het vermijden van verdringing van regulier werk.

Ook in de toekomst wordt gesubsidieerde arbeid in het kabinetsstandpunt noodzakelijk geacht vanuit

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

4

het reTntegratie standpunt. Een nadere orientatie op de vergroting van de uitstroom mogelijkheden is

gewenst.

4.3-.2.3. Het strategisch akkoord

Het strategisch akkoord van het kabinet Iaat een duidelijke doorwerking zien van de lijn van het lBO

rapport. In het akkoord worden twee uitgangspunten gekozen voor een "vergaande modernisering"

van het arbeidsmarktbeleid:

.

Meer ruimte voor gemeenten om werkzoekenden op persoonsgerichte wijze te begeleiden;

meer aandacht voor het bevorderen van het aanbod aan arbeid in plaats van de vraag naar

arbeid.

.

Het eerste uitgangspunt wordt vertaald in de aankondiging dat gemeenten de verantwoordelijkheid, de

ruimte en de middelen krijgen voor een activerend reTntegratie beleid. "Er komt één

ongedifferentieerd, flexibel en vrij besteedbaar reTntegratie budget". Het tweede uitgangspunt leidt

bijna onvermijdelijk tot een kleinere rol van gesubsidieerde arbeid in het gehele pakket

arbeidsmarktmaatregelen. Gesubsidieerde arbeid, die niet gepaard gaat met een stevige uitstroom

naar regulier werk, valt immers meer onder het begroten van de vraag dan onder het bevorderen van

het aanbod.

In het strategisch akkoord worden voor het eerst sinds het tot stand komen van de gesubsidieerde

banen bezuinigingen aangekondigd. De bezuinigingen lopen op tot ¿ 680 miljoen in 2006 en worden

voor het grootste deel al in 2003 geeffectueerd.

De in het strategisch akkoord geplande bezuinigingen kunnen als volgt worden samengevat.

Ombuiging reïntegratie gemeenten in strategisch akkoord

(in miljoen)

2003 2004 2005 2006

ID-banen -250

WIW -177

Sluitende Aanpak -93

Totaal gemeenten -520 -600 -680 -680

In het strategisch akkoord wordt het grootste deel van de totaal te realiseren ombuiging al in 2003 tot

stand gebracht. Alleen voor dat jaar is de ombuiging gespecificeerd over de categorieen ID-banen,

WIWen Sluitende Aanpak.

2.4. Het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003

Na intensieve onderhandelingen is op 20 december 2002 het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003

tot stand gekomen. Regering, sociale partners en de VNG hebben zich kunnen vinden in een aanpak

die aansluit bij het strategisch akkoord. Door middel van een aantal aanvullende afspraken is een

oplossing gevonden.

Het meest opvallend in het akkoord is de afspraak om in het jaar 2003 alle inspanningen te richten op

het omzetten van 10.000 ID-banen in regulier werk. Minstens zo belangrijk is de gezamenlijk

gedragen gedachte dat uitstroom uit gesubsidieerde arbeid naar regulier werk waar mogelijk moet

worden bevorderd. Een deregulering van de ID-regeling geeft de gemeenten daarbij extra

mogelijkheden. Ten slotte wordt een aantal knelpunten in de WIW gecompenseerd. Deze zijn met

name ontstaan door het gestapeld effect van verschillende ombuigingen. Voor de financiële

onderbouwing van de afspraken in het convenant zijn uit verschillende bronnen bedragen toegevoegd

en ontrokken uit de budgetten voor gesubsidieerde arbeid. Ook zijn budgetten geschoven tussen de

WIWen de ID-regeling.

Voor de ID-banen en de WIW kunnen de verschuivingen als volgt worden samengevat.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

5

ID-banen en WIW

Re ulier maken ID-banen

WIW

-250

+45

-205

+170

-177

+40

-45

-22

-204

Ten opzichte van de planning in het strategisch akkoord is ten behoeve van de ID-banen ¿ 45 miljoen

overgeheveld van het budget Scholing en Activering WIW om vrij te kunnen worden ingezet voor het

bevorderen van uitstroom naar regulier werk. Als stimulans voor het regulier maken van ID-banen is

eenmalig (2003/2004) ¿ 170 miljoen beschikbaar.

Bij de WIW heeft bij de dienstbetrekkingen ten opzichte van de oorspronkelijke plannen een

compensatie plaatsgevonden van ¿ 40 miljoen vanwege de afbouw van de Wet Vermindering Afdracht

(WVA).

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

6

3. Taakstelling volumereductie gesubsidieerde arbeid

De afgelopen maanden hebben veel gemeenten, waaronder Helmond, mede door de grote publieke

aandacht, veel van hun aandacht gericht op de aangekondigde volumereductie van de gesubsidieerde

banen. Na meer dan tien jaar groeien, is krimpen een nieuwe en beslist niet gemakkelijke ervaring.

Het is van belang om de taakstelling zo goed mogelijk vast te stellen en in relatie te brengen tot de

mogelijkheden die de gemeente heeft om de noodzakelijke reductie te bereiken. Hieronder volgt een

overzicht van de taakstellingen.

3.1. Taakstelling volumereductie WIW-dienstbetrekkingen

Bij het vaststellen van de taakstelling in de volumereductie als gevolg van de door het kabinet

ingezette maatregelen wordt gewerkt met een voortschrijdend inzicht. Daarbij is geen sprake van een

wijziging van de taakstelling, maar wel van een betere (en naar blijkt) lagere vaststelling van het

vertrekpunt. In de loop der tijd komen, op basis van de door de gemeenten geleverde gegevens

steeds recentere cijfers ter beschikking. Het blijkt dat het aantal WIW-c\ienstbetrekkingen in 2001 en

2002 reeds een dalende tendens vertoonde; een ontwikkeling die is ingezet en gerealiseerd in een

periode waarin er nog geen sprake was van bezuinigingen.

Taakstellin volumereductie Wiw dienstbetrekkin en

Realisatie 1 'anuari 2002

Realisatie 1 'uni 2002

Bud et emiddeld 2003

31.000

29.000

27.000

Bij deze vergelijking moet er rekening mee worden gehouden dat de realisatie wordt weergegeven als

een standcijfer en de taakstelling als een jaargemiddelde. De taakstelling sluit op deze manier aan bij

de financieringssystematiek van de WIW. Om tot een jaargemiddelde van 27,000 te komen moet de

realisatie per 31 december 2003 lager zijn dan dit jaargemiddelde. Hoeveel lager hangt af van de

realisatie aan het begin van het jaar. Hiervoor zijn de exacte cijfers nog niet beschikbaar. Het is echter

wel mogelijk een (voorzichtige) inschatting te maken, Indien ervan wordt uitgegaan van een

gelijkmatige realisatie van de volumereductie over de gehele periode van 1 september 2002 tot en

met 31 december 2003 kan worden ingeschat dat het taakstellende gemiddelde van 27.000 behaald

kan worden bij een eindstand van 25.800. Deze stand kan worden bereikt met een volumereductie

van 11 %. Dit kan worden afgezet tegen een gemiddelde uitstroom in de WIW regeling van 30 % per

jaar, ofwel 40 % over een periode van 16 maanden. Het gaat hierbij om landelijke cijfers. Voor

Helmond kunnen die op onderdelen beperkt afwijken.

29.000

-200

28.200

25.800

27.000

-11 %

3.2. Taakstelling volumereductie IC-banen

Bij het vaststellen van de volumereductie in ID-banen is net als bij de WIW-c\ienstbetrekkingen sprake

van een voortschrijdend inzicht. Ook hier staat de taakstelling vast, maar blijkt dat landelijk het aantal

ID-banen in 2001 en 2002 steeds verder is gedaald, zonder dat er nog sprake was van een

(aangekondigde) bezuiniging. De taakstelling op grond van het regeringsbeleid is gelijk gebleven, met

als gevolg een verhoudingsgewijs kleinere inkrimping van het aantal banen.

1 Netto uitstroom: instroom minus uitstroom

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

7

ulier maken

60.000

50.574

45.500

-10 %

Anders dan bij de WIW-dienstbetrekkingen kan de taakstelling voor de ID-banen direct worden

uitgedrukt in een standcijfer per ultimo 2003. De voor eind 2003 als taakstelling neergezette stand van

45.500 kan worden bereikt met een volumereductie van 10 %. .

De 10.000 ID-banen die regulier gemaakt kunnen worden in 2003 dragen vanzelfsprekend ook bij aan

de volumereductie. Een van de voorwaarden van de regeling is dat de "omgezette" baan niet mag

worden aangevuld met een nieuwe ID-baan op dezelfde plek. Dit effect kan als volgt in beeld worden

gebracht.

ulier werk

ulier maken

50.574

45.500

5.074

10.000

De omvang van de te verwachten uitstroom en de geplande omzetting naar 10.000 reguliere banen,

zijn ieder voor zich aanzienlijk groter is dan de geplande volumereductie.

3.3. De werking van de volumereductie WIW

Technisch gezien wordt de volumereductie in de WIW tot stand gebracht door een wijziging in de

componenten van de subsidie per WIW-werknemer. Deze subsidie bestaat uit een basisbedrag en

een normbedrag. Voor het jaar 2003 wordt de volgende ingreep toegepast:

.

een sterke verlaging van het basisbedrag (ongeveer een halvering);

met een volledige verrekening daarvan in het normbedrag.

.

In de meeste gevallen komt de som van het verlaagde basisbedrag en het verhoogde normbedrag in

2003 ongeveer overeen met de som van het basis- en normbedrag in 2002.

Echter, het basisbedrag kent voor de gemeente een openeindfinanciering, terwijl het normbedrag door

de gemeente moet worden betaald uit een vast budget. Van 2002 naar 2003 is het vaste budget

(behoudens een aanpassing voor de loon- en prijsstijging) niet aangepast. De gemeente moet per

WIW-dienstbetrekking een veel groter bedrag uit een ongewijzigd vast budget halen. Dat kan alleen

door het aantal WIW-dienstbetrekkingen te beperken.

Mede als uitvloeisel van het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 zijn eind december de

normbedragen verhoogd, zodat compensatie wordt verleend voor het verlagen van de Specifieke

Afdrachtkorting (SPAK) in 2003. Voor de instroom van jongeren tot 23 jaar wordt tevens het vervallen

van de Vermindering afdracht Langdurig Werklozen (VLW) gecompenseerd. Deze compensatie heeft

plaatsgevonden door een toevoeging aan het vaste budget voor WIW-dienstbetrekkingen. Hiermee

wordt voorkomen dat gemeenten door het "gestapelde" effect van de bezuinigingen in de klem zouden

komen. Dat zou een aanzienlijk deel van de gemeenten hebben genoodzaakt tot een nog verdere

volumereductie.

Bij een gedetailleerde beschouwing blijkt dat het "uitkomen met het vaste budget" beïnvloed wordt

door de specifieke samenstelling van het bestand WIW-werknemers in de gemeente. De leeftijd

(boven of onder 23 jaar), de werkloosheidsduur bij aanvang van de dienstbetrekking en het aantal

aanstellingsuren (32 of 36) hebben een effect op het aantal dienstbetrekkingen dat nog net past

binnen de grenzen van het vaste budget. Bovendien moet rekening worden gehouden met de

uitstroom (die per groep kan verschillen) en met de instroom (die de gemeente beleidsmatig vast kan

stellen). Bij elkaar levert dit een complexe berekening op.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

8

3.4. Ce werking van de volumereductie IC

De financieringssystematiek van de ID-banen is wezenlijk anders dan die van de WIW-

dienstbetrekkingen. Voor de volumereductie voor de ID-banen wordt dan ook een ander mechaniek

toegepast dan voor de WIW-dienstbetrekkingen.

Het landelijke budget voor 2003 is gebaseerd op een taakstelling van 45.500 bezette banen per eind

2003. Dit landelijk budget wordt vervolgens verdeeld over de gemeenten naar rato van het aandeel

van iedere gemeente in de landelijke realisatie van ID-banen per 30 juni 2002.

Echter, bij de vaststelling van het aandeel van de gemeenten in het landelijke totaal wordt een

onderscheid gemaakt in een viertal categorieen ID-werknemers. Iedere categorie heeft een eigen

"wegingsfactor" .

Categorie Omschrijving Wegings-

factor

1 ID-werknemers die in dienst zijn gekomen op of na 2-1-1999, maar die 1,000

noa korter dan 4 iaar in dienst ziin2

2 ID-werknemers die in dienst zijn gekomen voor of op 1-1-1999, maar die 1,092

nog korter dan 4 jaar in dienst ziin3

3 ID-werknemers die 4 jaar of lanaer in dienst ziin 1,266

4 ID-werknemers met een doorstroom baan 1,339

De weging van de doelgroepen vindt plaats per gemeente en geldt voor het landelijke totaal. Een

gemeente waarbij het aandeel "extra" tellende ID-werknemers (categorie 2,3 en 4) groter is dan het

landelijke gemiddelde houdt aan weging een extra aandeel in het budget over. Andersom is natuurlijk

ook mogelijk. Alhoewel het hier vaak letterlijk gaat om het derde cijfer achter de komma, is er toch

sprake van een aanmerkelijk financieel belang. Gezien de omvang van het landelijke budget voor ID-

banen is één honderdste procent in het "gewogen" berekende aandeel al goed voor bijna ¿ 90.000,-.

Voor de gemeente sec is deze berekening moeilijk te maken omdat door de afdeling Werk, Inkomen

en Zorg in de opgave aan het ministerie getracht is banen die na 30 juni 2002 administratief verwerkt

zijn, maar voor 30 juni 2002 ingevuld waren, mee te nemen in de stand per 30 juni 2002. Het is niet

duidelijk of het ministerie deze, op zich zuivere, visie accepteert. Daarnaast is het aandeel van de

door gemeente ingevulde banen ten opzichte van het landelijke ingevulde aantallen niet bekend.

2 Inclusief ex-WIW-werknemers indien zij korter dan twee jaar een WIW-dienstbetrekking hebben

~ehad

Inclusief ex-WIW-werknemers indien zij langer dan twee jaar een WIW-dienstbetrekking hebben

gehad

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

9

4. Beleidsmatige ontwikkeling ID-banen

In 2003 wordt het, op grond van het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003, mogelijk om 10.00010-

banen om te zetten in regulier werk. Daarnaast is het de bedoeling van de regering "om de overige

gesubsidieerde arbeid om te zetten in duale leer-werktrajecten gericht op uitstroom naar regulier werk

op termijn. Deze ontwikkeling wordt gefaciliteerd door de deregulering van een aantal tot voor kort

klemmende voorschriften in de 10-regeling".

4.1. Deregulering ID-regeling in 2003

Al met ingang van 1 januari 2003 hebben de gemeenten, een zeer grote vrijheid gekregen bij de

toepassing van de jO-regeling. Anders dan bij deregulering in het verleden krijgen gemeenten dit maal

niet de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van bepaalde regels en voorschriften. Deze

keer worden de regels en voorschriften afgeschaft en krijgen de gemeenten de mogelijkheid deze

naar eigen inzicht, aansluitend bij wat nodig is in de lokale situatie, in te vullen. Wij geven een

samenvatting van de deregulering en van de mogelijkheden die hierdoor voor de gemeenten ontstaan.

Eén vrij besteedbaar budget

In 2003 wordt het budget voor 10-banen niet meer aan de gemeente ter beschikking gesteld op basis

van een taakstellend aantal banen. In plaats daarvan krijgt de gemeenten één budget dat vrij

besteedbaar is voor JO-banen maar ook voor andere re"fntegratie activiteiten. Daarbij kan gedacht

worden aan loonkostensubsidies aan werkgevers en werknemers, scholing en training,

stimuleringspremies, sociale activering, arbeidsbemiddeling etc. Het budget kan worden ingezet voor

de uitstroom van jO-werknemers naar reguliere ongesubsidieerde banen. Het budget kan echter ook

worden aangewend voor de arbeidsinschakeling van andere groepen.

Overheveling Scholing en Activering WIW budget naar ID-regeling

In 2003 wordt per gemeente ongeveer 10 % van het Scholings- en Activeringsbudget WIW

overgeheveld naar de jO-regeling. Ook hier geldt dezelfde bestedingsvrijheid en bandbreedte als bij

het budget voor 2003. Door het ministerie van Sociale Zaken wordt benadrukt dat deze overheveling

"niet is bedoeld als motivering van de taakstelling om het aantallO-banen terug te brengen". Als

gevolg van de deregulering hebben gemeenten bestedingsvrijheid binnen het totale 10 budget.

Aanwenden van deze overheveling om de volumereductie van jO-banen (tijdelijk) op te vangen, is niet

verboden, maar ook niet aan te raden. Met behulp van deze extra middelen kan immers een

volumereductie op basis van uitstroom naar regulier werk in gang worden gezet.

Inzet Scholing en Activering WIW voor uitstroom

Naast de landelijk neergelegde overheveling van middelen uit het budget Scholing en Activering naar

het budget JO-banen krijgen de gemeenten de mogelijkheid om, binnen de grenzen van de regeling

Scholing en Activering WIW (S&A WIW), middelen in te zetten voor het bevorderen van de uitstroom

van 10-werknemers naar regulier werk. De JO-werknemers behoren hierdoor tot de "doelgroep" van de

regeling S&A WIW. Financiering van uitstroomprojecten uit het budget S&A WIW vereist wel dat de

deelnemende JO-werknemers zich als werkzoekende inschrijven bij het CWI.

Het verschil bij de inzet van middelen tussen de naar de 10-regeling overgehevelde S&A gelden en de

rechtstreekse inzet van het S&A-budget WIW is met name gelegen in de voorwaarde dat bij de

rechtstreeks toepassing van S&A sprake moet zijn van op de individuele 10 werknemer terug te

voeren en te verantwoorden kosten. Bij toepassing van het overgehevelde budget is deze eis niet van

toepassing.

Variabele bijdragen aan ID-werkgever

Het vereiste dat de gemeente minimaal 100 % van het wettelijk minimumloon vergoedt aan de 10-

werkgever komt te vervallen. Dit geldt zowel voor nieuwe plaatsingen als voor de bestaande 10-

banen. In het laatste geval is de gemeente vanzelfsprekend wel gebonden aan de overeenkomst die

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

10

met de 10-werkgevers is aangegaan. Oe gemeente krijgt hierdoor de mogelijkheid om de bijdrage aan

de 10-werkgever te variëren. Oe gemeente kan zelf bepalen welke factoren men wil laten meewegen

in de vaststelling van de hoogte van de bijdrage. Gedacht kan worden aan de mate waarin de 10-baan

een bijdrage levert aan de uitstroom naar regulier werk, de maatschappelijke relevantie van de 10-

baan en eventueel ook de draagkracht van de 10-werkgever. Met betrekking tot bestaande 10-banen

wordt uitdrukkelijk aangegeven dat die niet zomaar opengebroken kunnen worden omdat hier

arbeidsrechtelijke overeenkomsten onder liggen.

Geen beperking aantal doorstroombanen

Oe gemeente kan zelf bepalen welk deel van het totale bestand jO-banen wordt ingezet als

doorstroombaan. Oe bijdrage die de doorstroom baan levert aan een uiteindelijk uitstroom naar

regulier werk kan hierbij een overweging zijn.

Het wordt afgeraden het systeem van doorstroom banen te gaan gebruiken. 10-werknemers kunnen

dan doorgroeien naar een hoger minimumloon. Oe mogelijkheden voor uitstroom naar de reguliere

arbeidsmarkt wordt daarmee belemmerd, omdat de mogelijkheid van een hoger loon bij doorgroei

naar het bedrijfsleven er uit gehaald wordt.

Vervallen detacheringverbod

Het bestaande verbod op detachering uit 10-banen is komen te vervallen. Oe achtergrond hiervan is

gelegen in de gedachte dat jO-banen niet meer beschouwd worden als structurele banen, maar als

gesubsidieerde banen die een tussenstap vormen naar een reguliere baan. Oe gemeente kan zelf

kiezen of men 10-werknemers rechtstreeks bij jO-werkgevers wenst te plaatsen of dat men dit wil

vormgeven via een tussenliggende organisatie die optreedt als werkgever, detacheerder en

begeleider naar regulier werk.

In de afgelopen jaren hebben veel gemeenten in het kader van de omzetting van de doelgroep ex-

banenpoolers van de WIW-dienstbetrekking naar de 10-regeling bijzondere arrangementen tot stand

gebracht om door middel van "dienstverleningscontracten" JO-werknemers ter beschikking te stellen

zonder in strijd te komen met het detacheringverbod. Nu dit verbod is komen te vervallen, zijn deze

dienstverleningscontracten niet meer noodzakelijk. Een detachering mag voortaan gewoon een

detachering heten.

Het is wenselijk om te bedenken dat het detacheringverbod komt te vervallen met het doel om de

uitstroom naar regulier werk te ondersteunen en om de gemeentelijke inzet daarbij te vereenvoudigen.

Het vervallen van het detacheringverbod zou bijvoorbeeld kunnen worden aangegrepen om de

bestaande dienstverleningsovereenkomsten, waar dat nog niet het geval is, uit te breiden met

afspraken over begeleiding naar en uitstroom in regulier werk.

Geen begrenzing aanvangsalaris

Oe beperking van het aanvangsalaris in de 10-regeling tot 100 % van het minimumloon komt te

vervallen. Oe enige eis die overblijft is dat het (aanvang)salaris blijft binnen de maximum beloning van

130 % van het minimumloon zoals deze in de 10-regeling is opgenomen. Met het vervallen van deze

grens kan het startsalaris zo gekozen worden dat er geen nadelige inkomenseffect ("armoedeval")

ontstaat bij de overstap van een bijstandsuitkering naar een 10 baan. Oe gemeente moet er wel

rekening mee houden dat de werkgever een deel van het salaris moet gaan betalen. Anders moeten

de extra salariskosten uit hetzelfde 10-budget worden gefinancierd. Hogere (start)salarissen kunnen in

dat geval binnen deze setting leiden tot minder 10-banen.

Aanstelling voor bepaalde tijd

Door het wegvallen van de eis dat een ID dienstverband voor onbepaalde tijd moet worden

overeengekomen, wordt het mogelijk om dienstverbanden voor bepaalde tijd aan te gaan. Anders dan

bij de WIW-dienstbetrekkingen geldt hiervoor geen minimum termijn van een bepaald aantal maanden

of jaren. Het aanbieden van een tijdelijk dienstverband sluit beter aan bij de op uitstroom gerichte

benadering van de 10-banen. Bij het opvolgend inzetten van tijdelijke dienstverbanden moet wel

rekening worden gehouden met de Wet Flexibiliteit en Zekerheid. Waar sprake is van meer dan drie

opeenvolgende contracten voor bepaalde tijd, of overschrijding van een termijn van drie jaar, wordt de

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

11

laatste arbeidsovereenkomst van rechtswege een contract voor onbepaalde tijd. Dit bemoeilijkt de

ontslagprocedure aanzienlijk (opzegtermijn en vergunning CWI).

Geen eis gelijkstelling met langdurig werklozen

Het voorschrift dat 10-werknemers moeten behoren tot de doelgroep werklozen in de zin van de 10-

regeling, of daaraan gelijk moeten kunnen worden gesteld, komt te vervallen. Dat betekent dat de

gemeente jO-banen kan inzetten voor iedereen waarvoor de gemeente dit nodig vindt. Voor

alleenstaande ouders in de bijstand, die vaak zijn vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen heeft dit tot

gevolg dat zij voor 10-banen in aanmerking kunnen komen, zond~r dat zij eerst bij het CWI moeten

worden ingeschreven als werklozen.

Geen minimumleeftijd

De minimumleeftijd van 23 jaar in de 10-regeling komt te vervallen.

4-.-2--.4.2. Stimuleringsregeling regulier maken ID-banen

Mede als uitvloeisel van het Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003 is er een tijdelijke

stimuleringsregeling voor het regulier maken van 10.000 10-banen gecreëerd. De regeling kent de

volgende voorwaarden.

. 10-werknemer moet bij dezelfde werkgever in dienst blijven

. Er mag geen verdringing plaatsvinden b.v. van een bestaande vacature opvullen (vergt

verklaring van de OR)

. Reguliere baan met contract voor onbepaalde tijd zonder proeftijd

. jO-subsidie moet komen te vervallen voor de regulier gemaakte baan (vergt een verklaring

van de gemeente)

. De werkgever mag geen andere reïntegratiesubsidie van de gemeente ontvangen voor de

regulier gemaakte baan

. Na de aanvraag door de werkgever ontvangt de werkgever een voorwaardelijke

subsidieverlening. De jO-baan moet uiterlijk 6 weken hierna regulier gemaakt zijn doch uiterlijk

31-12-2003

. Bij opzegging door de medewerker, vacature binnen 12 weken opvullen met een andere 10-er,

Wiw-er of werkloze werkzoekende

De subsidie wordt in twee jaar (gerekend vanaf het moment van regulier maken) verstrekt aan de

werkgever. De bijdrage wordt als volgt verleend.

re ulier maken IC-banen

¿ 10.500,-

¿ 6.500,-

¿ 17.000.-

De bijdrage wordt verleend voor maximaal 1 0.000 regulier te maken 10-banen, op basis van het

principe "wie het eerst komt, wie het eerste maalt",

4.3. Sectorconvenanten en gemeentelijk beleid

Om te komen tot een goede verdeling van de inzet van de middelen wordt de stimuleringsregeling

verdeeld over een aantal sectoren. Dit gebeurt op basis van de verdeling van het aantallO-banen per

eind juni 2002.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

12

Verdeling stimuleringsregelina over sectoren

Sector Aantal regulier te maken Beschikbare middelen

banen (maal ¿ 1000)

Zorg en Jeugdhulpverlening 2.568 43.962

Welzijn 907 15.419

Onderwijs 1.930 32.810

KinderODVang 720 12.240

ODen bare Veiligheid 1.810 30.770

Beheer ODenbare Ruimte 1.039 17.664

Overig 1.008 17.136

Totaal 10.000 170.000

Het principe "wie het eerst komt, wie het eerst maalt" zal (naar verwachting) worden toegepast binnen

het totaal van de per sector regulier te maken banen.

In ieder van de sectoren is reeds overleg gestart over de invulling van het convenant. In deze

"convenanten" wordt het proces van regulier maken van ID banen vastgelegd in een afspraak tussen

de werkgeversorganisatie(s) in de sector, de vakorganisaties, het vakministerie en de VNG. Dat zal

leiden tot een aanpak die waarschijnlijk voor iedere sector bestaat uit een specifieke (en dus van

elkaar verschillende) aanvulling op de stimuleringsregeling. De gemeente zal in zijn lokale beleid

rekening moeten houden met de specifieke aanpak van de verschillende sectoren. De sector

convenanten zullen niet het regulier maken als zodanig 'regelen'. Het echte werk zal op lokaal niveau,

in afspraken tussen gemeente en individuele werkgever moeten plaatsvinden, binnen de kaders van

de deel-convenanten.

De beschikbare informatie over de vorming van de sectorconvenanten kan als volgt worden

samengevat

Zorg

Er zijn in deze sector ongeveer 13.000 ID'ers werkzaam. Het ministerie van VWS heeft voor de

zorgsector met ingang van 2004 ¿ 30 mln. ter beschikking gesteld. Deze middelen zijn structureel. Op

5 februari is tussen het ministerie van VWS, sociale partners en de VNG een sectorconvenant

gesloten. Dit convenant treft u aan op onze website. De belangrijkste afspraken zijn:

. Sociale partners, VNG, G4 en G26 zetten zich in om in 2003 2.554 ID-banen in de zorgsector om

te zetten naar reguliere banen. De VNG zal de overige gemeenten adviseren vergelijkbare

afspraken te maken met de werkgevers.

. De partijen zetten zich in om vanaf 2005 jaarlijks 2.500 werknemers op gesubsidieerde banen te

laten uitstromen naar reguliere banen.

. Om deze doelstelling vanaf 2005 te realiseren spannen sociale partners zich in 2003 en 2004 met

name in op het gebied van opleiding en begeleiding van gesubsidieerde werknemers.

. G4 en G26 zijn bereid om de sector zorg een evenredig aandeel in de resterende gesubsidieerde

arbeid te laten behouden.

. VWS vult de tijdelijke stimuleringsregeling van SZW aan met een bedrag van ¿ 3.500 voor de

eerste 2.554 banen die in de zorgsector regulier worden gemaakt. Uitbetaling vindt plaats gelijk

met het tweede voorschot o.g.v. de stimuleringsregeling.

. Vanaf 2004 verstrekt VWS een eenmalige subsidie van ¿ 12.000 aan een werkgever in de

zorgsector die een werknemer uit een gesubsidieerde baan regulier in dienst neemt. De

werkgever die de werknemer regulier in dienst neemt en de eenmalige subsidie ontvangt hoeft

niet de werkgever te zijn waarbij de werknemer op een gesubsidieerde baan werkzaam was.

Onderwijs

Voor de sector onderwijs is een eenmalig bedrag van ¿14 mln. beschikbaar. De wijze waarop de

middelen worden ingezet, wordt nog uitgewerkt.

Kinderopvang

Het ministerie van SZW heeft voor de kinderopvang eenmalig ¿ 2 mln. vrijgemaakt. Kern van het

conceptconvenant is dat 720 ID-ers een leerwerktraject gaan volgen als groepsleidster-in-opleiding.

Na afronding van de driejarige opleiding krijgen ze een functie als groepsleidster. Ze worden betaald

volgens de CAO-kinderopvang. De ID-subsidie vervalt. Als het percentage van 20% reguliere banen is

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

13

gerealiseerd, adviseert de VNG de gemeenten om op lokaal niveau afspraken te maken over het

behoud en de financiering van tenminste de loonkostencomponent van de resterende ID-banen in

2003.

Werkgevers zullen bovenop de SZW-stimuleringssubsidie een sectorale aanvulling van

¿ 2500 ontvangen. Werkgevers hebben een inspanningsverplichting om ID-ers die geschikt zijn voor

de opleiding de leerarbeidsovereenkomst te bieden. ID-ers hebben het recht zich hiervoor eventueel

te laten testen op kosten van de werkgever dan wel het sectorfonds. Het sectorfonds zal een

geschiktheidstoets ontwikkelen en de sectorale voorlichting coordineren.

Veiligheid .

Voor veiligheid is door het ministerie van elK ¿ 10 mln. (eenmalig) beschikbaar gesteld. De wijze

waarop de middelen worden ingezet, wordt nog uitgewerkt.

Cultuur

Voor de sector cultuur is eenmalig ¿ 3,5 mln. beschikbaar. De wijze waarop de middelen worden

ingezet, wordt nog uitgewerkt.

Sport

Vanuit VWS is eenmalig ¿ 1.37 mln. vrijgemaakt. Het gaat in deze sector om naar schatting 1500

werknemers, verdeeld over gemeenten, functionele stichtingen en sportverenigingen. De wijze waarop

de middelen worden ingezet, wordt nog uitgewerkt.

Door de verschillende ministeries zijn voor de ondersteuning van de sectorconvenanten aanzienlijk

bedragen uitgetrokken. Dit kan als volgt in beeld worden gebracht:

Aanvullende financierin Re uliere maken ID-banen

Sector Ministerie

VWS

VWS

OcenW

VWS

elK

VWS

OcenW

30

3,63

14

2

10

1,37

3,5

64,5

Totaal

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

14

5. Beleidsmatige ontwikkeling WIW-dienstbetrekkingen

5.1. Overheveling tussen ID en WIW

Per gemeente wordt ongeveer 10% van het budget Scholing en Activering WIW overgeheveld naar de

JO-regeling. Het is daar vrij inzetbaar, en dient bij voorkeur te worden gericht op uitstroomactiviteiten

naar gesubsidieerd werk. Het budget Scholing en Activering kan aanvullend ook vanuit de WIW

worden ingezet voor het bevorderen van uitstroom van 10- én WIW-werknemers naar regulier werk.

5.2. Beperking meeneem regeling Scholing en Activering

Anders dan in vorige jaren mag maar 10% van het toegekende budget voor Scholing en Activering

worden doorgeschoven van 2002 naar 2003 (het was 50%). Praktisch betekent dit dat de beschikbare

niet bestede middelen voor 10% over geheveld mogen worden naar het opvolgende jaar en besteed

worden aan scholing en activering. De overige 90% moet terug betaald worden aan het ministerie.

Door de afdeling WIZ is besteding van het scholing en activering over 2002 gemaximaliseerd om

terugbetaling aan het ministerie te minimaliseren. De afrekening met het ministerie dient nog plaats te

vinden.

5.3. Opvang wegvallen VLW en afbouw SPAK in 2003

Het kabinet heeft besloten de SPAK en VLW gefaseerd in de komende vier jaar af te schaffen. De

VLW bedraagt bij een 36 urige werkweek ¿2400 en bij een 32-urige werkweek ¿ 2133. Vanaf 1 januari

2003 kunnen werkgevers geen VLW meer aanvragen voor langdurig werklozen die voor het eerst

toetreden tot de arbeidsmarkt. De instroom in de VLW wordt anders gezegd stopgezet. Doordat de

VLW slechts voor 4 jaar voor een (voorheen langdurig werkloze) werknemer kan worden

aangevraagd, loopt de VLW per 31 december 2006 dus af.

De SPAK hangt af van de leeftijd van de werknemer. Voor werknemers tot 23 jaar (Jongeren-SPAK)

loopt de afdrachtvermindering op met de leeftijd: van ¿209 (2002) bij 15 jaar, oplopend tot ¿591 bij 22

jaar (2002). Voor werknemers van 23 jaar en ouder (Volwassenen-SPAK) bedraagt het SPAK-bedrag

2011 euro (2002). De Jongeren-SPAK zal in 2003 volledig worden afgeschaft, waardoor, gegeven de

in het Strategisch Akkoord vastgelegde grondslag-verbreding, in 2003 een beperktere verlaging van

de Volwassenen-SPAK nodig is. De rest van de afbouw van de Volwassenen-SPAK wordt dan

gespreid over 2004-2006. Voor 2003 betekent dit dat werkgevers geen SPAK krijgen voor

werknemers jonger dan 23 jaar. Het bedrag voor werknemers van 23 jaar en ouder bedraagt dan

¿1629. Voor 2004 is dit ¿1104 en voor 2005 ¿552. Per 1 januari 2006 is de SPAK volledig afgebouwd.

In 2003 wordt als compensatie voor de afbouw van de Specifieke Afdrachtkorting (SPAK) en - voor

jongeren tot 23 jaar - de Vermindering afdracht Langdurig Werklozen (VLW) een bedrag van ¿ 19

miljoen toegevoegd aan het vaste budget van de WIW. Dit vindt plaats door een verhoging van de

normbedragen. In belangrijke mate wordt hiermee voorkomen dat de afschaffing van de VLW en de

afbouw van de SPAK doorwerkt naar de WIW-dienstbetrekkingen en zo zouden leiden tot een

"gestapelde" bezuiniging. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat het wegvallen van de VLW

voor de instroom van nieuwe werknemers van 23 jaar en ouder op een WIW-dienstbetrekking niet

wordt gecompenseerd. Het onderscheid wordt gemaakt op grond van de overweging dat de WIW voor

jongeren een garantiekarakter kent (de gemeente heeft geen keuze om de jongeren al dan niet aan te

nemen).

5.4. Handhaving WIW-werkervaringsplaatsen voor 2003

Anders dan oorspronkelijk aangekondigd wordt de WIW-Wep regeling voor het jaar 2003

gehandhaafd. Het beschikbare budget per plaats is in 2003 vrijwel gelijk aan 2002 en bedraagt ¿

8.000,-. Per gemeente geldt, anders dan voorheen, een plafond voor het aantal in te zetten WIW-Wep

plaatsen. Het plafond bedraagt 66,5% van het gemiddelde aantal WIW-Wep plaatsen die de

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

15

gemeente in het jaar 2001 realiseerde. Landelijk zijn 2500 WIW-Wep plaatsen beschikbaar. Voor de

gemeente Helmond betekent dit, dat 21,61 WIW-Wep plaatsen ingevuld kunnen worden. Het

ministerie van SZ)JV heeft laten weten dat "halverwege 2003 zal worden bezien of de plafonds per

gemeente gehandhaafd blijven".

Gezien de beperking van het aantal WIW-werkervaringsplaatsen verdient het aanbeveling deze bij

voorkeur in te zetten als ondersteunend middel voor de uitstroom uit WIW-dienstbetrekkingen naar

regulier werk.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

16

6. Uitgangspunten voor dynamiseren van gesubsidieerde arbeid

Bij de vormgeving van het gemeentelijk beleid rond het dynamiseren van gesubsidieerde arbeid is het

op de eerste plaats van belang dat de gemeente op een aantal hoofdpunten heldere beleidskeuzes

maakt.

6.1. Gesubsidieerde arbeid als onderdeel reïntegratieketen

De gesubsidieerde arbeid wordt door de gemeente niet als een zelfstandige voorziening ingezet, maar

als een onderdeel van de reïntegratieketen.

In de visie van het kabinet vormt gesubsidieerde arbeid niet (meer) een eindstation, maar is het een

stap in de keten van activiteiten die kunnen worden ingezet om werklozen te begeleiden naar regulier,

niet gesubsidieerd werk. Omdat het middel relatief duur is (een WIWof jO-baan legt immers voor

meerdere jaren een aanzienlijk budgettair beslag) is het de bedoeling gesubsidieerde arbeid pas in te

zetten als alle andere inspanningen gericht op de toeleiding naar regulier werk niet tot het beoogde

resultaat hebben geleid. Aan de andere kant is het wenselijk om het verblijf in een gesubsidieerde

baan in tijdsduur te beperken: de baan is een middel tot uitstroom, niet een doel op zich. De spanning

tussen de keuze voor de "moeilijksf' plaatsbare werklozen en de wens van een vlotte uitstroom kan

worden opgelost indien de gesubsidieerde banen dynamisch worden ingezet. Door de combinatie van

werken, Ieren en uitstroomgerichte begeleiding kunnen de gesubsidieerde werknemers worden

voorbereid op de overstap naar regulier werk.

Dit model past bij de wijze waarop in de gemeente de WIW-dienstbetrekkingen zijn georganiseerd en

minder past bij de wijze waarop de 10-banen vaak tot nu toe vorm hebben gekregen. De gemeente

ontwikkelt een ketenintegratie waarin de JO-banen als uitstroommiddel geplaatst worden.

6.2. Gesubsidieerde banen als "schaars goed"

Als gevolg van de volumereductie in 2003 ontstaat er in veel gemeenten, waaronder Helmond, voor

het eerst "schaarste" aan gesubsidieerde banen. De schaarste noopt de gemeente om keuzes te

maken. Welke banen behoren prioriteit te krijgen bij de opvulling van vacatures? Welke banen moeten

minder of zelfs geheel niet meer worden opgevuld? In toenemende mate zullen gemeenten voor de

noodzaak komen te staan om heldere keuzes te maken op dit punt. Een helder gemeentelijk

beleidskader biedt duidelijkheid en zekerheid aan 10-werkgevers, WIW-inleners en aan de

uitvoeringsorganisatie. Zonder het maken van duidelijke keuzes vooraf bestaat het risico van een

redelijk willekeurige en daardoor voor de gemeente onbeheersbare ontwikkeling.

Naast de keuze of de gemeente nog wel nieuwe 10 banen wil invullen, ontstaan er ook nieuwe

uitdagingen en mogelijkheden. Er ontstaat ondanks alle problematiek een uitgesproken mogelijkheid

het reïntegratiebeleid nieuw vorm te geven. Met de samenvoeging van budgetten, vervallen van 10

regeling en Wiw, komst nieuwe Wet Werk en Bijstand, heeft het de voorkeur een nieuw

reïntegratiebeleid voor de langere termijn in gang te zetten. Er dient derhalve een zorgvuldige

afweging van keuzes gemaakt te worden.

Als voorbeeld voor een mogelijke aanpak is in bijlage 2 een schema opgenomen dat de gemeente kan

gebruiken bij het vaststellen van de prioriteiten bij de vacaturevervulling van WIW- en 10-banen. Het

schema is gebaseerd op het spanningsveld tussen de maatschappelijke relevantie van de

gesubsidieerde banen enerzijds en de nadruk op uitstroom anderzijds.

In het voorbeeld worden de banen door de gemeente ingedeeld langs de volgende lijnen.

.

Maatschappelijke relevantie (hoog of laag): in welke mate dragen de banen bij aan de realisatie

van door de gemeente van groot belang geachte doelstellingen? Het mag duidelijk zijn dat het hier

bij uitstek gaat om een politiek / bestuurlijke afweging op basis van het binnen de gemeente

vastgestelde programma-akkoord. Uitstroom dient daarbij een voorwaarde te zijn omdat het

hoogstens als een instrument voor tijdelijke aard ingezet kan worden.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

17

.

Uitstroom potentieel (hoog of laag): in welke mate dragen de gesubsidieerde banen bij aan de

uitstroom naar regulier werk? Deze afweging kan ten dele worden gebaseerd op de ervaring in de

afgelopen jaren: welke werkgevers I inleners of welke sectoren bleken in de praktijk een goede

springplank te vormen voor uitstroom binnen de eigen organisatie of elders? Bij welke

organisaties is in de praktijk een goede begeleiding van de gesubsidieerde werknemers naar

reguliere banen tot stand gebracht? Welke gesubsidieerde banen sluiten het beste aan bij de

bestaande vraag op de regionale arbeidsmarkt?

Op basis van de beoordeling van de banen langs de twee beschreven lijnen is het mogelijk het

bestaande bestand in verschillende groepen in te delen en daar .een prioriteit bij het vervullen van

(toekomstige) vacatures aan te verbinden.

.

Hoge relevantie / hoge uitstroom: banen waarbij een hoge maatschappelijk relevantie wordt

gekoppeld aan een hoog uitstroom potentieel kunnen worden aangewezen als eerste prioriteit bij

de vervulling van vacatures.

.

Lage relevantie / hoge uitstroom: banen die in de praktijk blijken te leiden tot een goede uitstroom

naar regulier werk kunnen tegelijk worden beoordeeld met een lage maatschappelijke relevantie.

Als relntegratie-instrument kunnen ze mogelijk een belangrijke functie vervullen in de

gemeentelijke relntegratieketen. In het voorbeeld krijgen ze de tweede prioriteit.

.

Hoge relevantie / lage uitstroom: banen met een hoge maatschappelijk relevantie blijken in de

praktijk in een aantal gevallen niet te leiden tot uitstroom naar regulier werk. Tegen de

achtergrond van de uitstroomgerichte benadering van gesubsidieerde arbeid worden deze banen

in toenemende mate minder interessant voor de gemeente. In het voorbeeld wordt gekozen voor

een derde positie bij het vervullen van vacatures. Aanvullend bestaat natuurlijk wel de

mogelijkheid om de werkgevers I inleners te begeleiden en te ondersteunen bij het ontwikkelen

van arrangementen die het uitstroompotentieel van de banen verhogen.

.

Lage relevantie / lage uitstroom: banen met een lage maatschappelijke relevantie én een laag

uitstroom potentieel zijn moeilijk in te passen in een situatie waarin sprake is van relatieve

"schaarste" aan gesubsidieerde banen. Waar prioriteiten worden gesteld om vacatures met

voorrang te vervullen moet andersom ook de keuze worden gemaakt om voor andere banen de

vacatures niet meer op te vullen. Ook hier bestaat echter de mogelijkheid om werkgevers I

inleners te begeleiden en te ondersteunen bij het ontwikkelen van het uitstroom potentieel van de

banen.

De noodzakelijke heroriëntatie op de gesubsidieerde banen is geen eenvoudig proces. Het is van

belang om de noodzakelijke omslag goed te organiseren. Insteek dient in ieder geval te zijn dat de 10

als instrument wordt gezien en hoogstens voor een beperkte periode, voor een beperkte doelgroep

zonder kansen op de arbeidsmarkt, ingezet kan worden.

In hoofdstuk 9.4 Taskforce wordt nader ingegaan op de binnen de gemeente uitgevoerde actie in het

kader van deze beoordeling van 10 banen als 'schaars goed'.

6.3. De verhouding tussen gemeente en werkgever gesubsidieerde arbeid

De verhouding tussen de gemeente en de werkgevers voor gesubsidieerde arbeid dient opnieuw

onder de loep genomen te worden.

In de loop van 2003 zal in vrijwel alle gemeenten, dus ook Helmond, sprake zijn van een

volumereductie van het aantal WIW-dienstbetrekkingen en 10-banen en een nieuwe benadering ten

aan zien van bekostiging. Het is onontkoombaar om hier ook conclusies aan te verbinden voor de

toekomst. De inrichting van gesubsidieerde arbeid dient direct gekoppeld te worden aan de

mogelijkheden van de per 1 januari 2004 in te voeren Wet Werk en Bijstand.

Door voortaan gesubsidieerde arbeid als reYntegratie instrument te hanteren zullen tal van instellingen

en organisaties in beginsel problemen, o.a. ten aanzien van financiering, naar voren brengen. Veel

scholen, zorg instellingen, culturele instellingen en welzijnsorganisaties hebben de afgelopen jaren

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

18

hun organisatie ingericht op de aanwezigheid van soms tientallen Wiw-ers en ID-ers. Door

ombuigingen in de gesubsidieerde arbeid kan de maatschappelijke infrastructuur in de stad in de knel

komen. De gemeente is zich dit goed bewust. Tegelijkertijd wordt de gemeente door sterk gewijzigd

rijksbeleid in een positie gedwongen die zij zelf ook niet wil. Binnen de nieuw ontstane situatie dient

naar oplossingen gezocht te worden.

Bij een transformatie naar een op uitstroom gericht model dreigen de huidige werknemers in de

gesubsidieerde arbeid, in eerste instantie, de consequenties te ondervinden. Zij hebben veelal een

vaste aanstelling, met een inkomen dat boven het minimumloon ligt en zij rekenen niet meer op strikte

eisen ten aanzien van het vinden van regulier werk. Bovendien !;Ievat de huidige populatie

gesubsidieerde arbeidskrachten mensen die nooit toegang zullen krijgen tot de reguliere

arbeidsmarkt. Voor deze mensen wordt een passende oplossing gezocht.

Hoewel veel huidige werknemers in de gesubsidieerde arbeid gestart zijn op van oorsprong

additionele banen, kan gesteld worden dat bij veel banen het additioneel zijn, naar de achtergrond is

verplaatst. Er heeft een dusdanige transformatie plaats gevonden van additionele banen, dat zij

inmiddels onmisbaar zijn voor de maatschappelijke infrastructuur. Door dit onmisbaar zijn wordt

tegelijkertijd aangegeven dat er in feite voor een groot deel sprake is van, al dan niet gedeeltelijk,

regulier werk. Ook in de landelijke publiciteit verschijnen regelmatig artikelen over het al dan niet

additioneel zijn van ID banen.

Regulier werk behoort niet gesubsidieerd te worden maar dient bekostigd te worden uit de

beschikbare middelen van de werkgever. Het onderscheidt tussen wel of geen regulier werk is niet

altijd even duidelijk te maken. Wel kan gesteld worden dat (in beginsel) elke werkgever een zekere

baat heeft bij de werkzaamheden die door de werknemer in het kader van gesubsidieerde arbeid

worden verricht. In onder andere het onderwijsveld is reeds concreet aangegeven niet meer zonder

gesubsidieerde arbeid te kunnen, en daarmee aangevende dat het feitelijk regulier werk is.

De stelling dat werkzaamheden niet verricht zouden worden, indien het niet via gesubsidieerde arbeid

bekostigd zou worden, gaat slechts gedeeltelijk op. Veel werkzaamheden komen dan terecht bij de

reguliere werknemers. Denk bijvoorbeeld aan het kopieerwerk door de conciërge van een school ten

behoeve van een leerkracht. Indien de conciërge het niet doet, zal de leerkracht het zelf moeten doen.

Vergelijkbare werkzaamheden zijn denkbaar in de sfeer van toezicht. Het toezicht is van oorsprong

een politietaak, dus regulier. In de praktijk kwam de politie om tal van redenen niet toe aan het

volledige brede spectrum van politietoezicht. Als reactie zijn landelijk diverse vormen van toezicht door

'stadswachten' ontstaan als aanvulling op het politietoezicht.

Concluderend kan gesteld worden dat het merendeel van de banen een regulier karakter heeft

gekregen c.q. reguliere kenmerken heeft. Dit betekent dat bekostiging voor een deel naar de

werkgever zou moeten worden verschoven. Van de werkgevers mag in die zin dan ook een bijdrage in

de loonkosten verwacht worden. De kosten komen dan voor een deel daar te liggen waar ze ook thuis

horen.

6.4. De verhouding tussen gemeente en werknemer gesubsidieerde arbeid

De gemeente heeft via gesubsidieerde arbeid de werknemer een kans gegeven meer maatschappelijk

te participeren. Het betreft werknemers die over het algemeen een grote afstand tot de arbeidsmarkt

hadden en geen of nauwelijks kansen hadden zelf een plaats op de reguliere arbeidsmarkt te

verwerven. Hoewel ontslag één van de opties is om het aantal werknemers in de gesubsidieerde

arbeid terug te dringen, kan dit in beginsel niet aan de orde zijn.

In een tijd van neergaande economie is het voor het merendeel van de huidige werknemers in de

gesubsidieerde arbeid zeer moeilijk tot onmogelijk een plaats te verwerven op de reguliere

arbeidsmarkt. In de praktijk zou dit betekenen dat zij, eventueel via de WW-uitkering, terugvallen in de

bijstand. Maatschappelijk is dit niet verantwoord.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

19

7. Toekomstvisie

Het is wenselijk dat de gemeente maatregelen neemt in het kader van een verdere verdeling van de

subsidiekosten (loonkostensubsidie) in het kader van de gesubsidieerde arbeid. Deze maatregelen

gaan verder dan het terugdringen van het aantal teveel ingevulde ID banen en doorvoeren opgelegde

reductie door het ministerie van 10%. Na doorvoeren van het terugdringen van het aantal teveel

ingevulde en reductie van 10% zijn de kosten budgettair neutraal ten aanzien van de door het

ministerie toegekende subsidie. Dit betekent dat tot in lengte van jaren (kan oplopen tot 35 a 40 jaar

per werknemer a ¿ 21.500,- per jaar) de reïntegratie middelen vast zitten, als er geen verdere

maatregelen worden getroffen.

Bovendien zijn er dan onvoldoende middelen beschikbaar om reïntegratie activiteiten in gang te zetten

voor de nieuwe instroom per 1 januari 2004. Instroom waar de gemeente 100% financieel

verantwoordelijk voor is.

Om een adequaat reïntegratiebeleid te kunnen voeren is het derhalve essentieel dat verdergaande

verschuiving van kosten in de gesubsidieerde arbeid, naar de werkgever plaats vindt.

Gesteld kan worden dat, indien besloten wordt geen aanpassingen op de wijze van bekostiging

van 10 banen en Wiw toe te passen (lees: middelen vrijmaken), er onvoldoende middelen

beschikbaar zijn om uitstroomactiviteiten in gang te zetten voor nieuwe instroom in de nieuwe

Wet Werk en Bijstand (100% risico gemeente).

Achterliggende consequentie is dat algemene middelen ingezet moeten worden voor

bekostiging uitkeringen (wettelijke plicht).

7.1. Voorbereiding op verdere deregulering en decentralisatie

De regering heeft het voornemen om met ingang van 1 januari 2004 de bestaande Algemene

Bijstandswet (Abw), de Regeling In- en Doorstroombanen (ID), de Wet Inschakeling Werkzoekenden

(WIW) en Wet financiering Abw, te vervangen door één nieuwe wet. De werktitel van deze nieuwe wet

is "Wet Werk en Bijstand".

De Wet Werk en Bijstand (WWB) gaat, voor zover daar thans informatie over beschikbaar is, uit van

een ver doorgezette decentralisatie en deregulering naar de gemeenten. Daar staat tegenover dat

gemeenten voor 100 % financieel verantwoordelijk worden voor de kosten van de bijstanduitkeringen

(tegen nu 25 %). De deregulering van de ID-regeling en de Wiw kan worden gezien als een opstap

naar een veel bredere en veel diepgaande deregulering die per 1 januari 2004 kan worden verwacht.

7.2. Ontwikkelingsopties voor gemeentelijk beleid

De deregulering van de ID-regeling en Wiw biedt de gemeente een breed scala aan nieuwe

mogelijkheden. Er is een grote ruimte ontstaan, om op lokaal niveau te komen tot uitstroomgerichte

oplossingen die zo nauw mogelijk aansluiten bij de lokale behoeften en omstandigheden. De

gemeente heeft nu de mogelijkheid geheel eigen innovatieve arrangementen tot stand brengen.

Het is voor de gemeente van groot belang om zich te realiseren dat de beleidsvrijheid die is ontstaan

als gevolg van de deregulering invulling behoeft. Vanuit het oogpunt van een heldere uitvoering van

het beleid maar ook vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid voor ID-werkgevers

en ID-werknemers zal de gemeente vast moeten leggen op welke wijze de ruimte in de regeling wordt

ingevuld. Een groot deel van de bestaande regels is komen te vervallen en zal door de gemeente met

eigen keuzen moeten worden ingevuld.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

20

7.3. Gemeentelijk arbeidsmarktbeleid

Visie op arbeidsmarktbeleid

In het kader van deregulering en nieuwe wetgeving dient de gemeente zich te heroriënteren op haar

visie op arbeidsmarktbeleid. In die visie dient gesubsidieerde arbeid in de huidige vorm, waarbij de

mogelijkheid van 'levenslange' gesubsidieerde arbeidsovereenkomsten geboden wordt, beëindigd te

worden. Immers arbeid middels loonkostensubsidie dient als een instrument gezien te worden en kan

derhalve slechts tijdelijk plaats vinden. In die beperkte periode worden de nodige vaardigheden

aangereikt om een blijvende plaats op de arbeidsmarkt te verwerven.

Doelstellingen arbeidsmarktbeleid in brede zin

Om een effectief arbeidsmarktbeleid te kunnen voeren dient er een goede afstemming van activiteiten

te zijn tussen de diverse gemeentelijke afdelingen. Daarbij dient met name gedacht te worden aan de

afdeling Werk, Inkomen en Zorg en de afdeling Economische Zaken.

De afdeling Economische Zaken heeft in haar pakket werkzaamheden de werving en instandhouding

van bedrijven in de gemeente. De insteek is daarbij met name hoogwaardige kennisbedrijven binnen

de gemeentegrenzen gevestigd te krijgen. Deze bedrijven bieden op de langere termijn meer kansen

op blijvende werkgelegenheid. Deze bedrijven hebben vaak ook een aanzuigend effect voor

toeleveringsbedrijven, schoonmaak- en cateringbedrijven. Met name door de bijkomende

bedrijfsvestigingen of uitbreidingen van bestaande werkgelegenheid ontstaat ook werkgelegenheid

voor cliënten van de afdeling Werk, Inkomen en Zorg.

Ook de afdeling Onderwijs speelt in dit veld een belangrijke rol. Met name met betrekking tot

vroegtijdige schoolverlaters met onvoldoende startkwalificaties dient actie ondernomen te worden.

Door inzet op voorkoming van vroegtijdig schoolverlaten wordt voorkomen dat zij in de uitkering

komen en mogelijk tot de groep langdurig werklozen gaan behoren.

Doelstellingen gesubsidieerde arbeid en reïntegratie activiteiten in het bijzonder

Het doel is daadkrachtig reïntegratiebeleid met kansen voor meer mensen middels een

ombuiging naar een effectief reïntegratie instrument. Er is nu geen of nauwelijks doorstroom naar

de reguliere arbeidsmarkt vanuit de 10 banen en daar moet verandering in komen. Met betrekking tot

de Wiw kan gesteld worden dat de gemeente altijd goede tot zeer goede resultaten heeft bereikt met

een gemiddelde uitstroom van 25%.

Wil Helmond naar de toekomst voldoende middelen beschikbaar hebben om reïntegratiebeleid te

kunnen voeren dan is actie noodzakelijk. Anders vindt er gelet op de economische recessie, een

toename van uitkeringsgerechtigden plaats waar de gemeente 100% financieel verantwoordelijk voor

is, en waar totaal geen uitstroomacties op uitgezet kunnen worden, in verband met het ontbreken van

middelen.

Uitgangscriteria gesubsidieerde arbeid 'nieuwe stijl'

De '10 baan' moet weer een reïntegratie instrument worden. Dit betekent dat er geen 'levenslange' 10

banen meer toegestaan zijn. Immers door 'levenslange' 10 banen zitten de middelen ook levenslang

vast. In de huidige tijd, maar ook naar de toekomst is dat een ongewenste situatie. De middelen

kunnen niet langer adequaat ingezet worden.

In beginsel vinden er geen gedwongen ontslagen plaats. Het is maatschappelijk niet verantwoord om

werknemers die een zwakkere positie op de arbeidsmarkt vervullen. Zeker in een tijd van afnemende

economische ontwikkelingen worden deze werknemers extra kwetsbaar. Er zal dan ook al het reëel

mogelijke aan gedaan moeten worden, om de bestaande werknemers werkzaam te laten blijven.

Wordt dit niet bereikt dan vindt opname in de bijstand plaats en komen deze voor 100% ten laste van

de gemeente Helmond in het kader van de nieuwe WWB.

Daar tegenover staat wel een tegenprestatie van de werkgevers. Iedere werknemer heeft een zekere

loonwaarde. Daarmee wordt bedoeld dat iedere werknemer een zekere verdiencapaciteit heeft voor

zijn werkgever uitgedrukt in loonwaarde. Die loonwaarde wordt uitgedrukt in een percentage van het

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

21

voor de werknemer geldende CAO loon inclusief werkgeverslasten. Iedere werknemer wordt geacht

een minimale loonwaarde te hebben. De loonwaarde wordt voor alle werknemers vastgesteld op

minimaal 30%. Dit percentage komt overeen met de geldende percentages binnen de Wet Sociale

Werkvoorziening rNSW} en de Wet Inschakeling Werkzoekenden (WIW). Per individuele werknemer

wordt middels onderzoek vastgesteld wat de werkelijke loonwaarde is. Dit betekent dat de loonwaarde

hoger dan 30% kan liggen maar nooit lager. Binnen het Atlant Groep (sw-bedrijf) is de kennis

aanwezig om te komen tot de loonwaarde bepaling. Met andere woorden, er zijn instrumenten om die

loonwaarde te bepalen en waarvan gebruik gemaakt kan worden.

Op termijn moeten alle huidige 10 banen beêindigd worden. Dit ~an door regulier maken van 10

banen, extra doelgroepgerichte uitstroominspanningen door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg en

natuurlijk verloop.

De extra doelgroepgerichte uitstroominspanningen dienen er op gericht te zijn de startkwalificaties van

de betrokken werknemers te verbeteren zodat de kans op doorstroom naar de reguliere arbeidsmarkt

verbeterd wordt. De werkgever wordt contractueel verplicht gezamenlijke inspanningen te leveren

voor verbetering van die startkwalificaties. De verbetering van startkwalificaties kan leiden tot

verhoging van de loonwaarde. Indien de werkgever niet dan wel onvoldoende meewerkt aan

verbetering van startkwalificaties heeft dit eveneens consequenties voor de te verstrekken

loonkostensubsidie.

10 banen die om enigerlei wijze beêindigd worden kunnen niet door nieuwe 10 banen ingevuld worden

maar alleen door het nieuwe vervangende reïntegratie instrument. De huidige 10 werkgevers blijven

derhalve in beginsel voorzien van werkervaringsplaatsen volgens het nieuwe concept indien zij

aangeven daaraan mee te willen werken. De werkzaamheden die nu door de 10 werknemer vervult

worden kunnen in de toekomst blijvend verricht worden.

Wat is de mate van urgentie van aanpassingen

Gesteld kan worden dat de urgentie hoog is. De urgentie wordt in eerste instantie bepaald door

duidelijkheid naar die werkgevers die gebruik maken van gesubsidieerde banen. Immers alleen door

een duidelijk beeld te scheppen naar de toekomst kan draagvlak creëren voor regulier maken van

bestaande 10 banen en verdere ombuiging naar een nieuw reïntegratie instrument.

Een ander belangrijk punt dat de urgentie medebepaald zijn de financiële consequenties voor zowel

de gemeente als de werkgevers die de loonkostensubsidie ontvangen.

Om de verlaging van loonkostensubsidie volgens de loonwaarde regel per 1 januari 2004 te kunnen

introduceren dienen de huidige werkgevers uiterlijk 1 augustus 2003 schriftelijk te worden

geïnformeerd. In deze informatieverstrekking komt tot uitdrukking dat alle 10 werknemers en Wiw

werknemers een minimale loonwaarde worden geacht te hebben. Dat dit betekent dat per 1 januari

2004 de loonkostensubsidie wordt verlaagd volgens een glijdende schaal in een x-aantal jaren

afhankelijk van verblijf per 1 januari 2004 in het Besluit In en Doorstroombanen respectievelijk Wiw.

Zie onderstaand afbouwmodel:

4 CAO loon: de voor de branche, waar werknemer werkzaam is, geldende CAO loon inclusief werkgeverslasten.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

22

Voorts wordt per 1 augustus 2003 de werkgevers geYnformeerd over de plaatsingsmogelijkheden in de

vorm van werkervaringsplaatsen via het nieuwe concept nadat de door het ministerie opgelegde

taakstelling is gerealiseerd.

Hoe wordt verder gegaan naar de toekomst.

De instelling I werkgever moet binnen zijn eigen budget naar middelen zoeken voor de bekostiging

van de loonwaarde van de werknemer. De loonwaarde bedraagt minimaal een eigen bijdrage in de

loonkosten van 30% van het voor de werknemer geldende CAO loon inclusief werkgeverslasten. In de

praktijk betekent dit dat de instellingen I werkgevers effectiviteit en efficiency zullen moeten verbeteren

om de middelen beschikbaar te kunnen krijgen. Een mogelijk gevolg is dat de instellingen meer

subsidie zullen aanvragen bij de subsidieverstrekkers, bijvoorbeeld de gemeente. De sub$idiarende

afdeling binnen de gemeente beoordeeld de wenselijkheid c.q. reael zijn van de hogere subsidie. Met

andere woorden, de bekostiging van de wegvallende loonkostensubsidie is een kwestie tussen

subsidiarende afdeling en de werkgever. Dit kan een heroverweging van inzet van middelen tot gevolg

hebben met als uitkomst dat de werkgever zijn arbeidsovereenkomst met de 10 werknemer wil

beeindigen.

Door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg zal, als verantwoordelijke voor reYntegratie, moeten

onderzoeken of er mogelijkheden zijn de desbetreffende 10 werknemer dan elders te plaatsen. Indien

noodzakelijk dienen de startkwalificaties voor de (reguliere) arbeidsmarkt verbetert te worden zodat

doorplaatsing kan plaats vinden.

Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de te verstrekken loonkostensubsidie persoonsgebonden is en niet

functiegebonden. Gaat de werknemer in een (andere) functie bij een andere instelling werken dan

gaat de loonkostensubsidie met hem mee. Verandert ook de functie dan vindt wel herbeoordeling van

de loonwaarde plaats.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

23

8. Gemeentelijke aanpak tot nu toe

Gezien de omvang van de taakstelling was en is het van belang de in gang te gezette gemeentelijke

aanpak van de uitstroom uit (bestaande) gesubsidieerde arbeid voort te zetten en te optimaliseren.

Daarvoor zijn onderstaande acties inmiddels gestart.

-tA-.8.1. Stimuleringsregeling regulier maken IC banen

De bekostiging van de ID regeling vertoont als gevolg van de re<;:ente van rijkswege opgelegde

ombuigingen, voor 2003 en verder, een negatief saldo. Om dit negatieve saldo zo snel mogelijk te

reduceren en minimaal kosten neutraal te maken zijn acties uitgezet.

Door de gemeente is met de Atlant Groep en Kliq een contract gesloten op basis van no cure, no pay

om maximale uitstroom uit het Besluit In en Doorstroombanen te realiseren. Het bestaande bestand

werknemers in de ID regeling is opgedeeld in tweeên. De verdeling is zodanig dat een werkgever

slechts met één reIntegratiebedrijf te maken krijgt.

Het reIntegratiebedrijf draagt zorg zoveel mogelijk ID banen van de aan hen toegewezen ID

werknemers regulier te maken. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de eerdergenoemde

stimuleringsregeling waarbij aan de werkgever een subsidie ad ¿ 17.000,-, verspreid over twee jaar

wordt toegekend. Daarnaast kan het reIntegratiebedrijf als extra ondersteuning gebruik maken van de

SVWW regeling en BBL regeling om de werkgever te bewegen de ID werknemer over te nemen in

reguliere dienst. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de eventuele extra

subsidiemogelijkheden vanuit de verschillende sectoren I branche organisaties. Onder bijlage 1 vindt

u een samenvatting.

Gelet op de positie in het kader van het Integraal Veiligheidsbeleid is de Stadswacht buiten de

verdeling gehouden. Daarnaast zijn vooralsnog de ID werknemers in gemeentelijke dienst buiten de

verdeling gehouden.

De resultaten zijn tot nu toe minimaal. De werkgevers nemen een afwachtende houding aan in

afwachting van duidelijke concrete standpunten door de gemeente ten aanzien van de toekomst van

de gesubsidieerde arbeid en meer specifiek ID banen.

8.2. Uitstroom Wiw

De gemeente en Atlant Groep hebben een contract gesloten omtrent de uitvoering Wiw voor het jaar

2003. Insteek is dat getracht wordt de ex-banen poolers die in de Wiw zitten door te laten stromen naar

de Wsw. Indien dit gerealiseerd kan worden betekent dit een aanzienlijke kosten reductie. Met name

personen die langdurig in de Wiw zitten zijn qua loonkosten hoog en deze hebben geen uitstroom

perspectief naar reguliere arbeid. In de praktijk betekent dit dat zij, indien geen doorstroming naar

Wsw kan plaats vinden, blijvend drukken op het Wiw budget en naar de toekomst toe het

re'fntegratiebudget in het Fonds Werk en Inkomen.

Voorts wordt ingezet in met name opname van jongeren. De gemeente heeft een wettelijke

opnameplicht voor jongeren in de Wiw. Voorkomen moet worden dat deze jongeren in een

uitkeringssituatie terechtkomen.

Door de gemeente is inmiddels een contract gesloten met Atlant Groep waarbij als resultaat inmiddels

een uitstroom van 30 personen uit de Wiw is gerealiseerd. Inmiddels vindt weer invulling met nieuwe

kandidaten, met name jongeren, plaats.

8.3. Subsidierelatie met werkgever

Het is wenselijk zoveel mogelijk In en Doorstroombanen om te zetten in reguliere banen.

Geconstateerd is echter dat veel werkgevers I subsidie ontvangers hier niet in mee willen gaan en

derhalve een afwachtende houding zullen aannemen. Dit betekent dat de gemeente moet bevorderen

dat medewerking plaats vindt. Een optie om werkgevers te bewegen tot meer coëperatie is de

subsidie in de loop van de tijd middels een afbouwregeling te verlagen c.q. te beêindigen.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

24

Een groot aantal werkgevers die in het verleden arbeidsovereenkomsten heeft afgesloten in het kader

van het Besluit in- en doorstroom banen, heeft de toegekende subsidie voor een gecreeerde

arbeidsplaats van de 'beschikkende' gemeente (ook Helmond) doorgaans in tijd bezien

ongeclausuleerd ontvangen. Indien tenminste drie jaar achtereen subsidie is verleend geniet de

subsidieontvanger extra bescherming met betrekking tot het in acht nemen van de termijn voor het

beeindigen van de subsidie. Wil een gemeente wegens gewijzigde omstandigheden de subsidie in

voor subsidieontvanger ongunstiger zin wijzigen of beeindigen, dan kan dit slechts met inachtneming

van een redelijke termijn van bijvoorbeeld 6 tot 12 maanden, mede afhangend van de duur van de

subsidierelatie en inclusief een eventuele vooraankondiging.

Hier wringt de 'afbouwschoen' voor de gemeente. Aangezien de gemeente met veellD-werkgevers

langdurige subsidie relaties heeft opgebouwd, zullen deze werkgevers een maximaal beroep doen op

de beschermende regels die de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hen biedt. Dit

kan de beoogde voortvarendheid bij de omzettingsoperatie van ID-banen negatief beïnvloeden.

Subsidierelatie

Bij de uitvoering van het Besluit in- en doorstroombanen, de ID-banenregeling, ontstaan er twee typen

rechtsrelaties. Naar aanleiding van de gesloten arbeidsovereenkomst tussen een ID-werkgever en

een langdurig werkloze, ontstaat tussen deze twee partijen een rechtsrelatie die wordt beheerst door

het privaatrecht.

De vergoeding die een ID-werkgever van de gemeente ontvangt voor de kosten die voortvloeien uit de

gecreeerde dienstbetrekking met een ID werknemer, wordt vervolgens beheerst door het publiekrecht,

namelijk de subsidietitel van Afdeling 4.2.1. van Hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht

(Awb). Deze vergoeding valt namelijk onder de definitie van het begrip 'subsidie' uit de Awb.

De gemeentelijke subsidiebeschikking

Kijkend naar artikel 4:32 Awb, dit artikel behoort tot de categorie dwingend recht uit de Awb, moeten

subsidies in de vorm van een periodieke aanspraak op financiele middelen worden verleend voor een

bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld. Hieruit volgt dan ook dat

meerderjarige subsidies (zogenaamde duursubsidies), nimmer voor onbepaalde tijd mogen worden

verleend. Met deze redactie is beoogd bestuursorganen te stimuleren tot een periodiek onderzoek

naar de wenselijkheid van de voortzetting van de subsidie. Omdat ID-werkgevers bij het voldoen aan

een aantal voorwaarden een wettelijk recht hebben op subsidiering, heeft voornoemd onderzoek

uitsluitend betrekking op de vraag of aan deze voorwaarden is voldaan. Na afloop van een drie jaar of

langer durend subsidietijdvak kan een duursubsidie niet zonder meer worden beeindigd.

Rechtszekerheid van subsidieontvanger

Op grond van artikel 4:51 Awb mag een langdurige subsidierelatie niet plotsklaps worden beeindigd.

Binnen een langdurige subsidieverhouding geldt, dat de subsidieontvanger er in redelijkheid op mag

vertrouwen dat hij ook voor de volgende periode weer op subsidie mag rekenen. Een

subsidieaanvraag voor een nieuw tijdvak mag dan ook alleen geweigerd worden als er sprake is van

gewijzigde omstandigheden of inzichten mits daarbij een redelijke termijn in acht wordt genomen.

Factoren bij beëindiging van een langlopende subsidierelatie

. Wijziging beleidsuitgangspunten

. Noodzaak tot bezuiniging

. Kenbaarheid verandering beleid

. Hoe lang reeds subsidie verstrekt

. Verplichtingenscope van de subsidieontvanger

. Overgangsmaatregelen

Wijziging beleidsuitgangspunten

Subsidiering is o.a. een instrument voor de overheid om beleidsdoelstellingen te realiseren.

Effectiviteit van het beleid kan vereisen dat op grond van gewijzigde omstandigheden de regelgeving

wordt aangepast en bestaande subsidieverhoudingen worden beeindigd. De overheid moet haar

prioriteiten bij de besteding van overheidsgelden immers kunnen verleggen, mits dit maar zorgvuldig

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

25

gebeurt. Het is vaste jurisprudentie dat een beleidswijziging op zichzelf al voldoende grond kan zijn

voor weigering van hernieuwde subsidieverlening.

Noodzaak tot bezuiniging I beheersing van uitgaven

Als voldoende zwaarwegende reden voor wijziging van een subsidiebeleid geldt ook de dwingende

noodzaak tot het doorvoeren van een bezuiniging dan wel beheersing van overheidsuitgaven.

Kenbaarheid verandering beleid

De subsidiërende overheid wordt geacht reeds bij de eerste concrete contouren van voorgenomen

beleidswijzigingen de publiciteit te zoeken. Snelle berichtgeving of een vooraankondiging

vooruitlopend op een definitieve wetswijziging, zijn zulke instrumenten. Subsidieontvangers worden

dan geacht hiervan kennis te nemen om zo tijdig in te kunnen spelen op de voorgenomen

veranderingen. Het onnodig aangaan van duurzame verplichtingen bijvoorbeeld kan hiermede ook

voorkomen worden.

Door de reïntegratiebedrijven, waar de gemeente een contract mee heeft gesloten, zijn de subsidie

ontvangers benaderd, om mee te werken aan het regulier maken van gesubsidieerde banen. Door de

gemeente is aanvullend schriftelijk een extra beroep op de werkgever gedaan om gebruik te maken

van de mogelijkheid om 10 banen regulier te maken.

Hoe lang subsidie al verstrekt

Niet iedere subsidieverlening voor voortdurende activiteiten rechtvaardigt het vertrouwen van een

ongestoorde voortzetting. Naarmate de overheid langduriger de rol van subsidiegever heeft gespeeld,

is het evident dat deze overheid de reeds verstreken subsidieperiodes mee Iaat wegen in de

beslissing tot afbouw van een lopende subsidie. Het vertrouwensbeginsel speelt hierbij een grote rol.

In artikel 4:51 Awb heeft de wetgever de periode voor het doen ontstaan van een

beschermenswaardig vertrouwen bepaald op een termijn van drie jaar.

Verplichtingenscope van de subsidieontvanger

Bij intrekking van subsidie voor de toekomst moet een redelijke termijn in acht worden genomen. De

subsidieontvanger moet in staat zijn de aangegane verplichtingen af te wikkelen. Met name langdurige

en onvermijdbare verplichtingen, zoals personeels- of huurlasten, spelen in dit kader een cruciale rol.

Overgangsmaatregelen

Gesteld voor de vraag zoals die hier aan de orde is, dient een subsidiërende overheid bij het

doorvoeren van beleidswijzigingen die een directe invloed hebben op een subsidieverhouding,

voornoemde factoren uitdrukkelijk te betrekken bij een dergelijke exercitie. Zeker als de subsidierelatie

langer dan drie jaar heeft geduurd en de lopende verplichtingen niet op korte termijn te beëindigen

zijn, is een overgangsmaatregel ter voorkoming van schadeclaims onvermijdelijk.

Subsidie relatie wel of geen obstakel

De gemeente heeft in de primaire subsidiebeschikkingen doorgaans geen aandacht besteed aan het

gestelde in artikel 4:32 Awb. Wel heeft de gemeente in de richtlijnen (die aan alle werkgevers zijn

toegezonden) een bepaling opgenomen die ziet op de mogelijkheid, indien vanwege rijks- of

gemeentewege wijziging van de tekst en I of de uitleg van de 10-regeling plaatsvindt, de

subsidiebijdrage aan verandering onderhevig is. Vanwege een omslag in het beleidsdenken in

samenhang met een beperktere beschikbaarstelling van financiële middelen, is (ook) na een periode

van meer dan 3 jaar subsidiëren van JO-arbeidsplaatsen, het besluit deze subsidiëring te beëindigen,

onder omstandigheden gerechtvaardigd.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

26

Conclusie

De gemeente heeft met meerdere werkgevers al een langdurige (meer dan drie jaar) subsidierelatie in

het kader van de financiering van dienstbetrekkingen voor langdurig werklozen, ingevolge het op 1

januari 2000 van toepassing zijnde Besluit in- en doorstroom banen.

De Tijdelijke stimuleringsregeling regulier maken 10.000 ID-banen (Stscrt. 21 februari 2003, nr. 37) in

samenhang met de op 1 januari 2003 doorgevoerde wijzigingen in het Besluit in- en doorstroom

banen, verschaffen de gemeente voldoende handvatten om door de ID-werkgevers bij de gemeente

'afdwingbare' subsidie-overgangsmaatregelen, creatief tegemoet te treden.

Samenvattend: mits zorgvuldig uitgevoerd biedt het subsidie instrumentarium van de Awb voldoende

perspectief voor de gemeente om de ID-afbouwoperatie creatief vorm te geven.

De afdeling Bestuurs Juridische Zaken van de gemeente is in zake dit onderwerp en mede ten

aanzien van mogelijke juridische procedures, geconsulteerd en wordt aangegeven dat afbouw

mogelijk is, mits:

afbouw tijdig wordt aangekondigd

duidelijk aangeven wat de consequenties zijn

8.4. Taskforce ID banen

Door de gemeente is een werkgroep Taskforce ID ingesteld. Onderdeel in de taakstelling van de

Taskforce is het beoordelen van maatschappelijke relevantie en het uitstroompotentieel van de

functie. Het gaat hierbij uitdrukkelijk om de functie en niet om de persoon die de functie vervult.

Door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg is een inventarisatie gehouden onder alle ID banen. Daarbij

is de hulp ingeroepen van (beleids)medewerkers van de verschillende gemeentelijke afdelingen die

het meest zicht hebben op de functie vanuit hun eigen werkveld. Zowel de ID werknemers die bij de

gemeente werken, als ID werknemers die bij andere non-profit instellingen werkzaam zijn, zijn

beoordeeld.

Op basis van de beoordeling van de banen langs de twee bovengenoemde lijnen is het mogelijk het

bestaande bestand in verschillende groepen in te delen en daar een prioriteit bij het vervullen van

(toekomstige) vacatures aan te verbinden. In bijlage 2 is een schema met betrekking tot

prioriteitstelling vacaturevervulling opgenomen.

Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel beoordeeld wordt als:

. Hoge relevantie / hoge uitstroom: hiermee wordt bedoeld dat banen met een hoge

maatschappelijk relevantie en met een hoog uitstroom potentieel, worden aangewezen als eerste

prioriteit bij de vervulling van vacatures.

Feitelijk betekent dat, naar de mening van (beleids)medewerkers van de verschillende gemeentelijke

afdelingen, dat de banen volgens het huidige concept zouden moeten blijven bestaan. Bij uitval moet

onmiddellijke invulling plaats vinden.

Er ontstaat vanuit die invalshoek derhalve een patstelling. Daarbij dient nog opgemerkt te worden dat

in de praktijk blijkt dat er geen of nauwelijks uitstroom plaats vindt naar de reguliere arbeidsmarkt.

Om de dreigende impasse te doorbreken wordt voorgesteld onderscheidt te maken in functies, die wel

of niet verplicht door dezelfde persoon, vervult moeten worden. Daarbij kan gedacht worden aan een

vertrouwensfunctie. Daarbij wordt veel privé informatie over individuele personen verkregen en is een

moeizaam verkregen vertrouwensrelatie essentieel.

Dit betekent dat nagenoeg alle banen kunnen worden omgezet naar banen die periodiek door

wisselende personen worden ingevuld. Hiermee wordt tegelijkertijd meteen meerdere doelen bereikt.

Ten eerste:

De reïntegratie budgetten kunnen weer worden besteed aan dat doel waarvoor ze bedoeld zijn,

namelijk nieuwe tijdelijke opstapbanen.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

27

Ten tweede:

Ook bij functies die van belang zijn voor het voortbestaan van de instelling dient invulling door

wisselende personen plaats te vinden. Vaak is de functie van belang en niet de persoon door wie de

functie vervuld wordt, zij het dat uiteraard wel over de noodzakelijke kwalificaties beschikt dient te

worden. Door blijvende invulling met periodiek wisselende personen kan de continuïteit voldoende

gewaarborgd. worden.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

28

9. Nieuwe uitstroominstrumenten

-i-A-.9.1. Ontwikkeling nieuw uitstroominstrument

Ter vervanging van de ID banen en Wiw banen is er behoefte aan een nieuw algemeen

uitstroom instrument. In de praktijk betekent dit een instrument, waarbij de werkgever gedurende een

beperkte tijd ervaring kan opdoen met een potentiële werknemer, zonder dat daarbij direct de

volledige loonkosten ten laste komen. Als ondersteuning wordt daarbij gebruik gemaakt van de

mogelijkheden die met name in de nieuwe wet Werk en Bijstand. geboden worden, in de vorm van

werkervaring opdoen met behoud van uitkering.

Het model gaat er van uit dat iedere werkzoekende een bepaalde arbeidscapaciteit heeft dat wordt

uitgedrukt in loonwaarde. Iedere werknemer kan minimaal 30% van het voor die functie geldende

CAO loon inclusief werkgeverslasten opbrengen. Met begeleiding, werkervaring en eventueel scholing

moet dit in een beperkte periode (van in beginsel maximaal twee jaar) verhoogd worden naar 100%

van het geldend CAO loon. Voorop dient te staan dat maatwerk geleverd wordt, dit betekent een

percentage afgestemd op de capaciteiten van de persoon met een zo snel mogelijke groei naar 100%

van het CAO loon (zogenaamde loonwaarde).

Omdat het start niveau voor sommige werknemers aan de hoge kant kan zijn, wordt de mogelijkheid

geboden om, voorafgaand aan de periode van twee jaar, een periode (maximaal 6 tot 9 maanden) van

werken met behoud van uitkering mogelijk te maken. De werkgever wordt niet direct met kosten

geconfronteerd in de vorm van loonkosten waardoor de drempel om iemand aan te nemen verlaagd

wordt.

De potentiële werkgever betaalt bij aanvang van het nieuwe uitstroominstrument minimaal 30% van

het geldend CAO loon inclusief werkgeverslasten in de vorm van een eigen bijdrage. In een nader te

bepalen periode van (maximaal) twee jaar groeit de eigen bijdrage die de werkgever moet betalen

naar 100% en neemt de werkzoekende vervolgens in vaste dienst. Het verschil tussen de ten laste

van de werkgever komende eigen bijdrage en de werkelijke loonkosten worden in de vorm van een

loonkostensubsidie door de gemeente bijgedragen.

Bij aanvang van de periode wordt een contract gesloten met werkgever en werknemer waarin de

doelstellingen en de maximum termijn zijn opgenomen. Door deze rechten en plichten bij aanvang van

het traject duidelijk vast te leggen wordt duidelijkheid over de te volgen stappen en einddoelstelling

verkregen.

De invulling van de werkervarings-I arbeidsplaatsen kan plaats vinden bij profit en non profit

instellingen. Door plaatsingen mogelijk te maken bij non profit instellingen c.q. reguliere werkgevers

kan in beginsel een breed scala aan functies en werkgevers aangeboord worden.

Door de gemeente moet acquisitie gepleegd worden om bedrijven te bewegen tot het beschikbaar

stellen van werkervaringsplaatsen en instroming voor structurele arbeidsplaatsen via dit model.

Via branche organisaties en individuele bedrijven moeten convenanten gesloten worden voor

doorstroming naar reguliere arbeidsplaatsen bij voldoen aan de startkwalificaties voor de

desbetreffende functies.

Een extra stimulans kan mogelijk bij de werkgever gevonden worden om via deze weg potentiële

werknemers aan te nemen in verband met de vergrijzing. Op de arbeidsmarkt doet zich eveneens de

situatie voor dat oudere werknemers vertrekken als gevolg van pensionering e.d. Door deze oudere

werknemer als een soort leermeester te laten functioneren kan deze de nieuwe werknemer het vak

Ieren. Als de oudere werknemer vertrekt heeft de werkgever een nieuwe werknemer om die plaats op

te vullen. De continuïteit in zijn bedrijf wordt daarmee voor de werkgever gewaarborgd.

In onderstaand schema is het beoogde model weergegeven.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

29

LJ

30%

loonkostensubsidie

100%

.

werk mbv

uitkering

maximaal 2 jaar

.

~9.2.VVerkstages

Een breed aanbod van kortdurend werk in ondersteunende en soms ook sterk aangepaste

werksituaties biedt uitkeringsgerechtigden de mogelijkheid om te wennen aan werk en om op werk

gerichte vaardigheden te ontwikkelen. Wanneer het aanbod van werkstages - inclusief een intensieve

persoonlijke begeleiding - goed is ontwikkeld, kunnen ook mensen met ernstige belemmeringen

passende werkervaring opdoen, waardoor hun reïntegratie kansen aanzienlijk toenemen.

Op basis van ervaringen opgedaan in verschillende reïntegratieprojecten blijkt steeds opnieuw dat de

combinatie van werken, Ieren en een goede begeleiding 'Op de werkplek' kans op succes biedt. Met

name het behoud of herstel van een normaal dag- en werkritme is een eerste vereiste om (opnieuw)

toegang tot de arbeidsmarkt te krijgen.

Met het oog daarop kunnen werkstages een nuttige aanvulling op het huidige instrumentarium

vormen. De verschillende soorten kortdurende werkervaring zijn als volgt te categoriseren:

1) op het behoud van of opdoen van werkervaring gerichte werkstages, zoals Direct Werk;

2) op arbeidstraining en werkgewenning gerichte intensieve werkstages voor zeer moeilijk

plaatsbare uitkeringsgerechtigden, zoals dagbesteding, aangepaste arbeid en arbeidstraining

bij de Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO);

3) op de vervulling van vacatures gerichte leerwerkstages (via brancheorganisaties).

Werkstages zijn bedoeld voor de brede groep van arbeidsplichtige uitkeringsgerechtigden en hebben

als hoofddoel uitkeringsgerechtigden ook tijdens de uitkeringsfase contact te laten behouden met de

wereld van werk. Een breed aanbod van stageplaatsen stelt uitkeringsgerechtigden in staat om

verschillende typen werk in de praktijk uit te proberen, waardoor ze zich beter kunnen orienteren op

regulier werk. Dit motiveert uitkeringsgerechtigden om gebruik te maken van bij de werkactiviteiten

aansluitende scholingen en trainingen. Werkstages kunnen op maat worden ingezet in individuele

reïntegratietrajecten, maar kunnen ook systematisch worden aangeboden aan alle arbeidsplichtige

uitkeringsgerechtigden als verplicht onderdeel van een reïntegratieprogramma.

Duur van de werktrajecten

Een belangrijk thema is de duur van de werktrajecten. Het is zinvol om de duur van werkstages te

beperken tot maximaal 6 tot 12 maanden - vooral wanneer de werkstages worden uitgevoerd in de

vorm van werken met behoud van de uitkering. Als blijkt dat ook na deze periode geen bemiddeling

naar regulier werk mogelijk is, moet de casemanager een volgende stap zetten met de klant. Deze

stap kan bijvoorbeeld bestaan uit een intensieve werkstage.

Leerwerkstages

Een leerwerkstage is een kortdurende rekruteringstraject die gericht is op de vervulling van specifieke

vacatures. De trajecten worden in nauwe samenwerking met bedrijven of branches ontwikkeld en

bestaan meestal uit een beroepsgerichte training en een stagefase. In leerwerkstages kunnen ook

werktraining elementen worden opgenomen, zodat uitkeringsgerechtigden met belemmeringen

eveneens kunnen deelnemen.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

30

Met verschillende branche organisaties, o.a. Philips werkgelegenheidsfonds, Textiel- en

procesindustrie, Installatie- en elektrotechniek zijn inmiddels contacten gelegd. Rekruteringstrajecten

kunnen vanuit het gezichtspunt van gemeenten (en UWV) een financieel aantrekkelijk element zijn

binnen het lokale reTntegratiebeleid, want in veel gevallen dragen werkgevers de kosten van de

directe begeleiding op de werkplek. Voor de kosten van de beroepsgerichte training of scholing zijn

vaak ook verschillende externe fondsen beschikbaar, zoals sectorale O&O-fondsen en ESF.

Wanneer gemeenten erin slagen om als onderdeel van het lokale reTntegratiebeleid een omvangrijk

en continu rekruteringsprogramma te ontwikkelen waar verschillende branches en een groot aantal

regionale bedrijven bij betrokken zijn, worden twee vliegen in één klap geslagen: de reTntegratie-

diensten kunnen feitelijk worden uitgebreid (omdat een groot de~1 van de kosten van deze trajecten

niet bij de gemeente liggen) en tegelijkertijd worden de personeelsproblemen van regionale

werkgevers systematisch aangepakt. Goedlopende rekruteringsprogramma's maken een gemeente

aantrekkelijker voor nieuwe bedrijven.

Arbeidsrelatie

Bij werkstages speelt altijd de vraag of er sprake is van een loonrelatie (arbeidsovereenkomst) of een

constructie waarbij de klant werk verricht met behoud van uitkering. Vooral bij kortdurende en minder

intensieve werkstages is het meestal zinvol om een arbeidsovereenkomst te vermijden, omdat dit

kosten en rompslomp met zich meebrengt. Als de werkstage zich ongemerkt ontwikkelt tot een

arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, belemmert dit bovendien de uitstroom.

4.-3-.9.3. Variant detachering op gesubsidieerde arbeid

Kenmerk daarbij is dat de uitgeplaatste uitkeringsgerechtigde direct in dienst treedt bij de werkgever

met een detachering via een gespecialiseerd bedrijf (aanbieder). Daarmee wordt uitstroom uit de

uitkering gerealiseerd. Aanbieder wordt de formele werkgever en detacheert de cliënt direct door bij

de betrokken werkgever. De werkgever vergoedt een deel van de loonkosten aan aanbieder. Het

overige deel van de loonkosten wordt vergoed door de gemeente Helmond. Voor deze

driehoeksconstructie wordt per cliënt een overeenkomst opgesteld.

De hoogte van de vergoeding, het afnemend karakter en de periode waarbinnen de gemeente

Helmond een vergoeding verstrekt worden per cliënt vastgelegd. Deze waarden variëren per

doelgroep en per categorie werkgever. Deze constructie is niet alleen als uitplaatsinginstrument voor

reguliere uitstroom in te zetten maar kan ook dienen als substituut voor gesubsidieerde arbeid (WIW

dienstbetrekkingen en ID banen). Uitgangspunt dient wel te zijn minimale loonwaarde van 30% en

doorgroei in een beperkte periode naar 100%.

In de constructie is eveneens voorzien dat cliënten een aantal maanden met behoud van uitkering

werken voor dat de detacheringconstructie ingaat.

Er zijn echter nog een aantal vragen, o.a. het punt van de BTW-berekening naar de gemeente toe en

als deel van het project. Deze en andere vragen worden nog nader uitgewerkt.

Uitgegaan wordt van een zo'n simpel mogelijke constructie naar de werkgever(s) toe, namelijk een

uurtarief incl. zoveel mogelijk kosten. De toelichting staat hieronder. Het voordeel voor de werkgever

is dat deze achteraf niet met extra kosten wordt geconfronteerd die dan buiten de regeling met de

gemeente vallen.

Verschillende mogelijkheden van detacheren:

Algemeen:

Detacheren gaat altijd 1 op 1, d.w.z. dat de duur van de arbeidsovereenkomst en het aantal contract

uren met de uitkeringsgerechtigde volledig overeenkomt met de duur en het aantal contract uren van

de inleenovereenkomst met de opdrachtgever (inlener). Aanbieder treedt daarbij op als juridisch

werkgever voor de uitkeringsgerechtigde.

Bij detacheren gaat het in alle gevallen over een overeenkomst / contract voor bepaalde tijd, d.w.z.

een contract met een van te voren afgesproken begin- en einddatum. Dit contract eindigt van

rechtswege, er is dus geen opzegging noodzakelijk, einde contract is einde overeenkomst.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

31

In de overeenkomst dient zo sterk mogelijk vastgelegd te worden dat de uitkeringsgerechtigde daarna

een dienstverband met de werkgever krijgt. Immers dit is doel van de uitplaatsing.

4.4-.9.4. Variant startsubsidie werkgever

In de praktijk blijkt de behoefte te bestaan aan een instrument waarbij de werkgever een gering

bedrag meekrijgt als investeringstegemoetkoming in de startkosten bij het aannemen van een nieuwe

werknemer. De werkgever wil in de praktijk vaak wel iemand aannemen maar wil niet dat de kosten

voor de baten uitgaan. Om een nieuwe werknemer in dienst te nemen dienen de nodige

administratieve handelingen verricht te worden. De werkgever wil vaak een tegemoetkoming in deze

kosten. De startsubsidie kan in hoogte varieren per werkgever. Dit instrument dient nog nader

ontwikkeld te worden.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

32

10. Kort samengevat

De in gang gezette acties en standpunten in de loop van de tijd vanaf september 2002 zijn hieronder

kort weergegeven.

Verleden

1. De stand van het aantal 10 banen per 30 juni 2002 is de basis voor de subsidieverlening voor

2003. Door de afdeling Werk, Inkomen en Zorg is een herstelactie uitgezet m.b.t een aantal

bezette maar nog niet administratief afgewerkte 10 banen per 30 juni 2002. De aangepaste

aantallen zijn overeenkomstig de ministeriele regelgeving voor 1 februari 2003 aan het ministerie

van Szw schriftelijk medegedeeld.

2. Door de gewijzigde bekostigingsstructuur van de Wiw dient reductie van de aantallen banen

plaats te vinden en tevens monitoren ta. v. aantallen in te vullen plaatsen. In de

contractonderhandelingen met Atlant Groep, zijn afspraken gemaakt over de te leveren gegevens

tb.v. monitoren. Tevens is een rekenmodel gemaakt om maandelijks te kunnen bepalen en

volgen van het verloop in de aantallen bezette plaatsen. Daarmee is een sturingsinstrument naar

de toekomst toe ontstaan.

3. Tot 1 januari 2002 was het mogelijk van niet ingezette bedragen van het Wiw scholing en

activering budget 50% mee te nemen naar het volgende jaar. Daarmee kon in zekere mate een

buffer gecreeerd worden. Eind 2002 werd door de minister bepaald dat eenmalig het mee te

nemen budget maximaal 1 0% zou bedragen over de toegekende budgetten van 2002. Door de

afdeling WIl zijn acties uitgezet en doorgevoerd om bestaande en zoveel mogelijk toekomstige

verplichtingen, binnen de regelgeving, voor 1 januari 2003 te betalen zodat minimaal naar het

ministerie teruggestort hoeft te worden.

4. Door de minister is het beschikbare budget ten behoeve van reïntegratie activiteiten met 10%

verlaagd in verband met overheveling naar Besluit In en Doorstroombanen.

5. In het kader van de G26 is een bezwaarschrift ingediend in verband met de gewijzigde

regelgeving en het toepassen van terugwerkende kracht van 'negatieve' regelgeving voor de

uitvoering van Wiwen Besluit 10 banen.

6. Om de omzetting van 10 banen in reguliere banen te bevorderen zijn diverse convenanten

gesloten tussen het Rijk en de sectoren voor inzet van extra middelen. Daarnaast vinden nog

onderhandelingen plaats over convenanten in een aantal andere sectoren. In relatie met de

10.000 banen regeling van het ministerie probeert de afdeling WIl optimaal gebruik te maken van

deze regelingen.

7. Door de afdeling WIl wordt gemeentebreed nieuw beleid ontwikkeld voor de uitvoering van het

Besluit 10 banen en de Wiw. Per 1 januari 2004 komt er een nieuwe wet Werk en Bijstand. De

huidige Wiw en het Besluit 10 banen vervallen daarmee. Daarop vooruitlopend en in samenhang

met de huidige gewijzigde regelgeving wordt een nieuw uitstroominstrument ontwikkeld.

8. Bij Atlant Groep en Kliq zijn acties uitgezet om te komen tot omzetting van 10 banen in reguliere

banen. De verdeling is ieder (ongeveer) de helft van het aantal 10 banen waarbij rekening is

gehouden met werkgever. Werkgevers en kandidaten worden derhalve niet geconfronteerd met

twee reïntegratiebedrijven voor dezelfde actie. Bij deze actie wordt gebruik gemaakt van 10.000

banen regeling, SVWW regeling, BBL regeling, de gesloten en eventueel nog te sluiten

convenanten.

Heden en toekomst, waarbij u verzocht wordt te besluiten akkoord te gaan met onderstaande

actiepunten en uitgangspunten

1. Alle huidige 10 banen worden afgebouwd middels regulier maken, extra uitstroominspanningen

vanuit WIl (scholing e.d.) en natuurlijk verloop

2. Alle werkgevers met 10 werknemers per 1 augustus 2003 schriftelijk in kennis stellen van het

nieuwe beleid ten aanzien van '10 banen'.

3. De afbouw van de loonkostensubsidie naar loonwaarde van de desbetreffende 10 werknemer gaat

in per 1 januari 2004 volgens het afbouwmodel in hoofdstuk 7.3, bladzijde 22.

4. '10 baan' wordt weer een reïntegratie instrument

5. Geen nieuwe 'levenslange' 10 banen meer toestaan

6. (In beginsel) geen gedwongen ontslagen

7. Eigen bijdrage 10 werkgever en nieuw reïntegratie instrument afgestemd op de loonwaarde van

de werknemer en bedraagt minimaal 30% van het CAO loon inclusief werkgevers lasten. Principe

is overeenkomstig Wsw en Wiw

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

33

8. Instelling I werkgever moet binnen eigen budget naar middelen zoeken ter bekostiging van eigen

bijdrage

9. Keuze ligt bij werkgever I instelling om een baan wel of niet regulier te maken

10. Mogelijk gevolg is aanvraag meer subsidie bij subsidieverlener (b.v. gemeente). Subsidiërende

afdeling beoordeeld wenselijkheid I reëel zijn hogere subsidie. Bekostiging wegvallende

loonkostensubsidie is een kwestie tussen subsidiërende afdeling en instelling. Subsidiërende

afdeling moet uit eigen budgetten middelen beschikbaar stellen, indien 100% gesubsidieerd

volgens hen noodzakelijk I reëel is.

11. Terugdringing van het huidige aantallD banen met minimaal 30,37 fte van 32 uur conform

taakstelling ministerie. Beëindigde ID banen kunnen opnieuw. ingevuld worden volgens model

nieuw reYntegratie instrument nadat reductie van teveel bezette ID banen is gerealiseerd.

12. Indien de eigen bijdrage in de huidige IC banen en Wiw volgens het voorgestane model niet

wordt ingevoerd, zijn er onvoldoende middelen voor reïntegratie activiteiten ten behoeve

van nieuwe instroom. Bij 100% verantwoordelijkheid in het kader van de WWB betekent dit

snel oplopende tekorten op de middelen ten behoeve van bekostiging uitkeringen

(uitkeringsdeel Fonds Werk en Inkomen).

13. Invoering nieuw reIntegratie instrument in de vorm van een werkervaringsplaats die (in beginsel)

100% van het CAO loon inclusiefwerkgeverslasten (loonwaarde) moet opbrengen

14. In verband met in de persoon gelegen beperkingen (c.q. nog niet voldoende startkwalificaties) kan

tijdelijk loonkostensubsidie worden verstrekt.

15. Minimale loonwaarde is 30% en dient afgestemd te worden op de werkelijke loonwaarde.

16. Gedurende een periode van maximaal 2 jaar wordt gewerkt naar maximalisering van de

loonwaarde

17. Bij aanvang werkervaringsplaats wordt een contract gesloten met o.a. doelstellingen en maximum

termijn

18. Invulling van werkervaringsplaatsen bij profit en non profit instellingen

19. Acquisitie bij reguliere bedrijven voor structurele werkervaringsplaatsen. Via branche organisaties

en individuele bedrijven convenanten sluiten voor doorstroming naar reguliere plaatsen bij voldoen

aan startkwalificaties

20. Doorontwikkeling 'werkstages', 'detachering gesubsidieerde arbeid' en 'variant startsubsidie

werkgever'

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

34

11. Financieringssituatie

M-.11.1.

Besluit In en Doorstroombanen

Na peildatum 30 juni 2002 zijn nog 10 banen ingevuld. Een en ander is het gevolg van het

bekendmaken door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid per september 2002, met

terugwerkende kracht van de nieuwe regelgeving inclusief bezuinigingen. Daarnaast is aan alle

gemeenten een reductie opgelegd van 10% op het aantal door de minister vastgestelde banen. Dit

komt bovenop de teveel ingevulde banen.

Stand Fte (32 uur)

Stand per 30 juni 2002 268,83

Correctie aangevraagd bij ministerie van de stand per 30-06-2003 - heeft 296.821

I aeresulteerd in 296,821 banen van 32 uur - Circ. Szw, 16-5-2003

Ingevuld in de periode 30-06-2003 tot 17-09-2003 (besluit blokkering 10 door 19 banen

colleae)

Beëindiad in de periode 17-09-2003 tot 01-06-2003 19 banen

Stand per 01-06-2003 296.87

Te realiseren reductie -10% (+ deel v.d. 19 banen, betreft verschillende fte's) 30,37

Stand per 01-01-2004 - kosten neutraal- Circ. Szw, 16-5-2003 266.5

Kosten overzicht Bedrag

Gemiddelde kostprijs per 10 baan 21.500

Budaet 2003 toeaekend door Szw (aebaseerd op gemiddelde bezetting 290.0 fte) 5.569.556

Risico per 1 januari 2004 (bij niet realiseren reductie 30,37 banen) 650.000

Inkomsten (kosten reductie bij invoering afbouwsvstematlek en 266 5 fte) *

2004 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 399.900.-

> 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 371.950.-

Totaal 2004 771.850

2005 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 599.850.-

> 3 iaar subsidie sedert aanvang dienstverband 743.900.-

Totaal 2005 1.343.750

2006 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband o.b.v.

loonwaarde**

> 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband 1.115.850.-

Totaal 2006

2007 < 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband o.b.v.

loonwaarde

> 3 jaar subsidie sedert aanvang dienstverband o.b.v.

loonwaarde

Totaal 2007

* exclusief inflatiecorrectie c.q. CAO loon aanpassingen.

** op basis van loonwaarde is geen reële schatting mogelijk. Bedraagt minimaal het bedrag voor die doelgroep van het

voorgaande jaar.

Een en ander betekent dat de jaarlijkse middelen die vrijkomen door kostenreductie ingezet kunnen

worden voor reïntegratie activiteiten ten behoeve van nieuwe instroom per 1 januari 2004 en zittend

bestand.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

35

Naast de middelen ten behoeve van bekostiging loonkosten In en Doorstroombanen ontvangt de

gemeente middelen in het kader van Wiw scholing en activering budget en Wiw vast budget voor

aanvullende kosten. Deze middelen zitten als gevolg van contracten vast.

Het vast budget voor aanvullende kosten mag, op grond van regelgeving, alleen besteed worden aan

loonkostensubsidie in het kader van de Wiw dienstbetrekkingen.

Het scholing en activering budget (SA-budget) is ten behoeve van reTntegratietrajecten. Uit deze

middelen worden reTntegratietrajecten, in het kader van de Europese aanbesteding bij Atlant Groep

ingekocht, bekostigd. Ook het project Helmond Actief wordt, ten ~anzien van het onderdeel

reTntegratietrajecten, uit het SA-budget bekostigd. Daarnaast wordt de dagbesteding, aangepaste

arbeid en arbeidstraining bij de Stichting Maatschappelijke Opvang uit het SA-budget bekostigd. Tot

slot worden de projecten Helmonders werken voor Helmond en Activering andere minima bij de

Vrijwilligerscentrale uit het SA-budget bekostigd.

Met bovenstaande benoeming van de diverse kosten posten die bekostigd worden uit SA budget is het

volledig besteed.

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

36

12. Lijst van afkortingen

Awb

BBL

CAO

10

SVWW

WAO

Wiw

WWB

Algemene wet bestuursrecht

Beroepsbegeleidende Leerweg

Centrale Arbeidsovereenkomst

In en Ooorstroombanen

Stimuleringsregeling vacaturevervulling werklozen en werkl bedreigde werknemers

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wet inschakeling werkzoekenden

Wet Werk en Bijstand

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

37

13. Bijlage 1

SZW

Totaal

9.000,-

3.500,-

3.500.-

4.000.-

2.500,-

3.315

8.939

112

3.618

1.800

17.854

375

2.554

32

9U7

72JJ

4.588

OCmW

VWS

Zorgen ¿ 30 t11iJoen Aanvulling SZW -stimuleringsregeling 5 februari 2003

Jeugdhulpverlening sb.'Uctureel vanaf (zie tare1 I) (zorg)

2004

+ Nee

subsidie van ¿ 12.000 voor werkgevers (jeugdbulpver-

in de mrg die een werknemer vanuit lening)

een gesubsidieerde baan aannemen in

een re uJiere functie.

We~jn Aanvulling SZW -stirnuleringsregeling Nee

(zie tabell).

Sport Nader te bepalen Nee

Onderwijs ¿ t 4 miljoen in Subsidie van ¿ 1.750.IE ID- 22 april 2003

2003 werknemer voor alle scholen met een

plus middelen uit of mee.rdere ID-werknemers.

CAO Daarnaast budget per school voor

onderwijsassistent voor 4 uur per week

Cultuur ¿ 3,375 miljoen Aanvulling SZW -stimuleringsregeling Nee

in 2003 zie tabel J' .

¿ 10 miijoen in

2004

Wordt ingezet in het kader van het

GSB-convenant, binnen de JEter

Veiligheid (slX'cifieke inzet w'ordt

nader be aald).

Nee

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

38

14. Bijlage 2

PrioriteitsstellIng

Vacaturevervulling

WIW en IC-banen

Uitstroom Potentieel

hoog I I laag

.----

Prioriteit 1 Prioriteit 3

Voorrang bij vacature- Vacatures vervullen mits

g vervulling en (nieuwe) "maatschappelijke

0 instroom onmisbaarheid" hard

.c

gemaakt kan worden

.1

..

c

cu -

>

G)

1) -

0:: Prioriteit 4

G) Prioriteit 2

!S'

G) CI'I Vacatures vervullen mits Vacatures

Q.

Q. cu hard perspectief op Niet meer opvullen

cu .!!

.c reguliere baan aanwezig

(,)

S IS

cu

:I -

Gesubsidieerde arbeid in Helmond, Een toekomstvisie

39

Uw Reactie
Uw Reactie