Raadsnotulen

Documentdatum 06-06-2006
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Raadsnotulen
Samenvatting

NOTULEN

ZEVENDE

vergadering van de gemeenteraad van Helmond, gehouden op dinsdag 6 juni 2006

om 19.30 uur.

Bij aanvang van de vergadering zijn aanwezig de leden: H.F.J. Bekkers, AW. van Bokhoven, L.

den Breejen, mevrouw J.F.T. de Bruijn-van der Vleuten, M. Chahim, J.F.C. Damen, W.M.H. Dams,

C.W. Davies, RS. Groenendal, D. Ibrovic, mevrouw N.K.C. de Jager, J.F.J. Kuypers, mevrouw M.M.

de Leeuw-Jongejans, ER. Luyben, R van der Made, mevrouw MAJ. Mattheij-van Woensel,

mevrouw AJ. van Mierio, mevrouw E Niessen-Noordraven, mevrouw AM. Raaijmakers-van de Pol,

M.P.J. Rieter, J.H.J.M. Roefs, mevrouw J.M.G. Spierings-van Deursen, A Spruijt, F.P.C.J.G. Stienen,

P.C.M. van Stiphout, P.G.M. Tielemans, MA Tijani, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakei, E de Vries,

Y. Yeyden en mevrouw N. van der Zanden.

Afwezig zijn de leden: S. Ferwerda, T.J. van Mullekom, AJ. Pellemans, L.M.M. Smits en mevrouw

EP.W. de Voogd-van Dortmont,

Voorts zijn aanwezig de wethouders: J.F. Boetzkes, RAC. van Heugten, mevrouw B.M. Houthooft-

Stockx en S.H. Yeyden.

Afwezig is de wethouder: C.J. Bethlehem.

VOORZITTER: drs. AAM. Jacobs, burgemeester,

GRIFFIER: mr. J.P.T.M. Jaspers.

De VOORZITTER opent de vergadering.

Hierna spreekt hij de volgende woorden, die door de aanwezigen staande worden aangehoord:

Dames en heren! Vorig weekend is tijdens zijn vakantie Nico van Echteld plotsklaps overleden.

Zijn overlijden is door velen als een schok ervaren. Een beminnelijk mens dat zich lange tijd als raads-

lid en later nog als burgercommissielid heeft ingezet voor de Helmondse gemeenschap.

Op de jonge leeftijd van 23 jaar werd hij als raadslid beëdigd en op een veel te jonge leeftijd van

59 jaar is hij overleden. Gedurende de periode vanaf 1970 tot 1998 is hij onafgebroken raadslid ge-

weest. Aanvankelijk voor de Sociaaldemocratische Groepering Bungeners en vervolgens voor de

Sociaal Democraten Helmond. In de periode vanaf 1998 tot 2006 heeft hij als burgercommissielid zijn

bijdrage geleverd. Als men bekijkt van welke raadscommissies Nico van Echteld deel heeft

uitgemaakt, dan blijkt daaruit zijn voorliefde voor financiën, algemene zaken, personeelsbeleid en

organisatie.

Wij gedenken Nico van Echteld als een persoon die zich niet op de voorgrond wilde plaatsen,

maar als een persoon die in stilte achter de schermen heel veel werk verzette om zijn idealen, en de

idealen van zijn medemens, te kunnen verwezenlijken.

Ik verzoek u in een moment van stilte in gedachten stil te staan bij het overlijden van Nico van

Echteld. Mogen zijn vrouw, kinderen en familie de kracht vinden om het verlies te kunnen dragen.

(Hierop nemen de aanwezigen staande enige ogen-

blikken van stilte in acht.)

Nadat de aanwezigen weer zijn gaan zitten, spreekt de voorzitter als volgt:

Dames en heren! Bericht van verhindering is ingekomen van de leden Ferwerda, mevrouw De Voogd-

van Dortmont, Smits, Pellemans, Van Mullekom en van de wethouder Bethlehem.

1.

Aanwiizinq van een lid als bedoeld in artikel 16 van het reqlement van orde 2002.

De VOORZITTER trekt nummer 33, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij

mevrouw Van der Zanden.

-2-

6 juni 2006.

2.

Vaststellinq ontwerpaqenda.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Agendapunt 8, Voorstel tot de onttrekking van een gedeelte

van de Zuid-Willemsvaart aan het openbare scheepvaartverkeer, staat vermeld als voorstel waarover de

commissie een unaniem advies heeft uitgebracht. Bij mijn weten is dat gewijzigd, maar ik heb daar geen

bericht over ontvangen.

De VOORZITTER: Het voorstel is inmiddels toegevoegd aan de lijst van te bespreken stukken.

De heer DAVIES (PvdA): Voorzitter! Ik wil namens de PvdA-fractie een motie indienen die betrek-

king heeft op de gehandicaptensport in SRE-verband.

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik stel voor dat, als de raad ermee akkoord gaat om de

motie in behandeling te nemen, de motie als laatste punt aan de agenda wordt toegevoegd.

De ontwerpagenda wordt hierna, met inachtneming van de aangegeven wijziging en het voorstel

van de voorzitter, zonder stemming vastgesteld.

3.

Voorstel tot vaststellinQ van de notulen van de openbare verqaderinqen van 16 maart en 4 april 2006.

Notulen van de openbare vergadering van 16 maart 2006.

Deze notulen worden, met inachtneming van de voorgestelde tekstuele wijzigingen, zonder

stemming vastgesteld.

Notulen van de openbare vergadering van 4 april 2006.

Deze notulen worden zonder stemming ongewijzigd vastgesteld.

4.

BehandelinQ inqekomen stukken en mededelinQen zoals vermeld op de bij deze aQenda behorende

lijg.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Allereerst een algemene vraag. Als voorgesteld wordt een

stuk voor kennisgeving aan te nemen, dan is dit een voorstel aan de raad. Betekent dit ook dat er met

zo'n stuk wellicht toch nog iets gebeurt binnen de gemeente? Ik wil een aantal van deze stukken

noemen, omdat ik daar eigenlijk vragen over heb.

Met betrekking tot ingekomen stuk nummer 2, De Vossen beemd 1944-1969, geschreven door

de heer Kuypers, wordt voorgesteld het voor kennisgeving aan te nemen. Het blijkt dat een burger de

moeite heeft genomen een boekje te schrijven over De Vossen beemd. Deze cri de coeur hoort

volgens mij ook thuis bij de afdeling milieu.

Ingekomen stuk nummer 7, afkomstig van de provincie, behelst een verslag van het werk-

bezoek aan Marokko. Ik kan mij voorstellen dat zoiets een meerwaarde oplevert. U bent er zelf ge-

weest en er is ook een oud-raadslid geweest. Kunnen wij hier ons voordeel mee doen en kunnen wij

er iets van Ieren? Dit lijkt mij iets om te bespreken binnen de commissie ABA of de commissie

samenleving. Voor kennisgeving aannemen vinden wij wat erg weinig.

Hetzelfde geldt voor ingekomen stuk nummer 12, Brabant 900, ook afkomstig van de provincie.

Ik kan mij voorstellen dat een en ander is kortgesloten met de stadshistoricus - als deze bij het

nieuwe college althans nog bestaat.

Op ingekomen stuk nummer 16, een motie van de raad van de gemeente Deurne inzake

regionale steun gehandicapten sport, wordt volgens mij mede gereageerd in de conceptantwoordbrief

behorend bij ingekomen stuk 36, Voorstel regionaal onderzoek Regionaal fonds gehandicaptensport.

Wellicht komen wij daar straks op terug, als wij spreken over de PvdA-motie.

Ingekomen stuk nummer 17, "Je ziet het pas als je het gelooft", is toegestuurd door het Lan-

delijk Platform Bestrijding Ouderenmishandeling. Ook dit onderwerp zou naar mijn mening nadere

bespreking behoeven. Het is een zeer serieus onderwerp en ik vind het onvoldoende om het stuk voor

kennisgeving aan te nemen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de afdeling welzijn of de commissie

samenleving daar nog iets mee zou willen doen.

Hetzelfde geldt voor ingekomen stuk nummer 20, Handreiking Radicalisme, Signaleren en Aan-

pakken, afkomstig van de VNG. Ik kan mij voorstellen dat wij daar iets meer mee doen en het niet

alleen voor kennisgeving aannemen.

-3-

6 juni 2006. .

Een zelfde opmerking zou ik willen maken over ingekomen stuk nummer 23, Dag van de witte

stok 2006, afkomstig van de Federatie Slechtzienden- en blinden belang. Deze dag zal zijn op 13

oktober. In deze brief wordt de raad gevraagd een voordracht te doen voor de buitengewone

veiligheidsprijs 2006. Ik kan mij voorstellen dat de gemeente dit in overleg met het Gehandicapten-

overleg Helmond (GOH) zou doen. Of heeft het GOH separaat een brief ontvangen met het verzoek

om een voordracht te doen?

Als ingekomen stuk 27 is toegezonden een brochure "Groene en compacte stad, hoe doe je

dat" door Natuur en Milieu. Daar zou ik in de commissie RF over willen spreken. Misschien wordt deze

brochure wel binnen het ambtelijke apparaat bekeken.

Als laatste noem ik ingekomen stuk nummer 31, inzake de Wet maatschappelijke

ondersteuning (WMO), afkomstig van Huiskapitaal. Dat is niet bepaald een onderwerp dat deze raad

straks heel snel zal passeren. De WMO zal in heel Nederland een behoorlijke impact hebben.

Huiskapitaal doet in zijn brief het verzoek om te mogen meedoen in de aanbestedingsprocedure. Het

voorstel om deze brief voor kennisgeving aan te nemen, lijkt mij een beetje vreemd.

Voorzitter, duidelijk zal zijn dat ik de moeite heb genomen om alle ingekomen stukken dit keer

eens heel goed te bekijken.

. Mevrouw SPIERINGS-VAN DEURSEN (HB): Voorzitter! Wij zouden graag zien dat ingekomen

stuk nummer 2, De Vossenbeemd 1944-1969, van de heer Kuypers en ingekomen op 10 maart 2006,

ter bespreking zou worden aangeboden in een vergadering van de commissie RF. Wij vinden het een

belangrijk stuk en, zoals de heer Rieter al zei, is er hier een burger die heel veel moeite doet voor een

stukje natuur in Helmond. Laten wij dit ingekomen stuk dan niet zomaar even voor kennisgeving

aannemen.

De VOORZITTER: Ik dacht dat een ervaren raadslid als u zou mogen zijn, mijnheer Rieter, niet

hoef uit te leggen hoe wij hier met stukken omgaan die ter kennisname aan de raad worden

aangeboden. Een aantal vragen hebt u zelf al beantwoord. Vaak gaat het om zaken waarbij de

betrokken organisaties zelf rechtstreeks een brief ontvangen.

Hoe het zit met Huiskapitaal, hoef ik u niet uit te leggen. U hebt in verband met de WMO hier-

over al de nodige informatie ontvangen. De verdere procedure is tot in detail toegelicht. Als u dat had

gevolgd, had u kunnen concluderen dat het beter is dit soort brieven voor kennisgeving aan te nemen.

Voor zover dit soort brieven een rol spelen in de vervolgprocedure, komen ze vanzelf bij u terug.

Over het stuk "Handreiking Radicalisme, Signaleren en Aanpakken" van de VNG zou ik het vol-

gende willen zeggen. Als wij met betrekking tot het onderwerp radicalisme beleid gaan ontwikkelen,

maken wij gebruik van alle mogelijke informatie. Wij raadplegen dan ook allerlei artikelen in

tijdschriften of brochures van de kant van justitie, politie en de VNG die wij over dit onderwerp hebben

ontvangen. In een beleidsstuk dat wij over een bepaald onderwerp formuleren, vindt u achterin altijd

een literatuurlijst van artikelen, brochures enz. waarvan wij gebruik hebben gemaakt. Het gaat te ver

om iedere brochure die wij toegezonden krijgen, afzonderlijk te behandelen, vooruitlopend op

misschien al ten dele geformuleerd beleid dan wel nog te formuleren beleid.

In principe zou het heel interessant zijn om uit het verslag van de werkgroep Marokko een

aantal. nadere conclusies te trekken die niet zijn terug te vinden in het rapport van het werkbezoek

zelf. Als u daarover wilt spreken, kunt u daarnaar vragen via, bijvoorbeeld, de commissie ABA. Naar

mijn mening gaat het te ver een voorstel tot behandeling te doen bij het verslag dat nu op de lijst van

ingekomen stukken geplaatst is.

Wat het stuk "Brabant 900" van de provincie betreft: als u van mening bent dat wij als gemeente

op bijzondere wijze aandacht moeten besteden aan 900 jaar Brabant, dan kunt u daartoe gewoon een

voorstel doen. Op dit moment proberen wij, samen met onze partner de gemeente Mechelen en nog

wat andere Brabantse gemeenten, een culturele avond te beleggen waarop specifiek aandacht wordt

besteed aan Mechelen en Helmond in het kader van 900 jaar Brabant. Als dit idee uitgewerkt is, krijgt

u ongetwijfeld een voorstel voorgelegd waarin staat hoe wij dat gaan doen. Daarin kunt u dan ook zien

op welke wijze wij gebruikmaken van de door de provincie geboden subsidiemogelijkheden. Op dit

moment kunnen wij niet anders dan het stuk voor kennisgeving aannemen.

Als u de brief van de heer Kuypers graag wilt bespreken in de commissie RF, dan kunt u

daarom verzoeken. Gebruik is dat wij het verzoek daartoe vervolgens doorsturen naar de voorzitter

van de commissie RF, die dan voor gepaste agendering zal zorgdragen. Ik zou het verzoek van

mevrouw Spierings dan ook willen honoreren.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Mijn vraag betreft de ingekomen stukken die door de raad

voor kennisgeving worden aangenomen en is of deze stukken ook nog verder hun weg vinden naar de

-4-

6 juni 2006.

ambtelijke organisatie. Ik noemde een aantal voorbeelden. Dan vind ik het een beetje flauw dat u van

uw kant stelt dat ik een ervaren raadslid ben - overigens vind ik dat op zich prima - en dat daarmee

duidelijk is of iets wel of niet naar een commissie kan. Ik mag daar hier vragen over stellen en ik doe

dat bloedserieus. Ik zou willen dat u mijn vragen ook bloedserieus ontvangt.

Ik heb vooral gevraagd naar stuk 20, de handreiking Radicalisme van de VNG, omdat ik vind

dat wij Helmond in zowel nationaal als internationaal verband mogen zien. Het afgelopen weekend is

binnen de Europese Unie, net aan de overkant van de waterplas, in Engeland, een enorme commotie

geweest in het kader van de radicalisering. De politie heeft uiteindelijk, uitgerust met alle mogelijke

toeters en bellen, niets gevonden. Maar ik vind wel dat het op zijn plaats is om de Handreiking Radi-

calisme van de VNG serieus te nemen en dit stuk niet af te doen met "voor kennisgeving aannemen".

Daarom vraag ik ernaar en ik denk zoiets als betrokken raadslid ook te mogen vragen.

De VOORZITTER: U begint met te vragen hoe de procedure in elkaar zit. Dat hoef ik u niet uit

te leggen, want het behandelingsvoorstel bij de stukken 1 tot en met 33 is: voorgesteld wordt deze

stukken voor kennisgeving aan te nemen. Dat is een voorstel aan de raad. Maar als u goed naar de

brieven had gekeken, had u ook gezien dat de meeste brieven gericht zijn aan het college van B en W

en de raad. Dat geldt in elk geval voor de brieven die u hebt genoemd. U mag van uw kant ook het

college serieus nemen; misschien hebt u daar geen ervaring in, maar hier in Helmond hebben wij altijd

met heel serieuze colleges te maken gehad. Als het college vindt dat bij de voorbereiding van beleid

stukken gehanteerd moeten worden die aan de raad ter kennisname zijn aangeboden, dan zult u daar

te zijner tijd kennis van kunnen nemen. Wij gaan daar altijd heel serieus mee om.

De heer RIETER (HH): Ik trek dat niet aan twijfel, maar ik vraag er zo nadrukkelijk naar, omdat

het de raad is die de stukken voor kennisgeving moet aannemen. Dan heb ik toch het recht te vragen

of u ze wel of niet serieus neemt?

De VOORZITTER: Ik denk dat mijn antwoord helder is geweest.

De heer Davies heeft een motie aangekondigd waarin hij terugkomt op stuk 36, het voorstel

regionaal onderzoek Regionaal fonds gehandicaptensport van het SRE d.d. 11 mei 2006. Voorgesteld

is dit stuk voor advies in handen van het college te stellen. Ik constateer dat dit stuk aan de orde komt

bij de behandeling van de motie.

De heer DAVIES (PvdA): Voorzitter! Ingekomen stuk 35 is al afgedaan. Mijn vraag is of het ad-

vies van het college nog ter bespreking terugkomt bij de raad, waarop de raad het zo nodig kan agen-

deren.

De VOORZITTER: Het advies van het college wordt besproken in de eerstkomende verga-

dering van de commissie ABA.

De heer DAVIES (PvdA): Dank u, voorzitter.

De VOORZITTER: Met betrekking tot ingekomen stuk 38, dat als onderwerp heeft de vestiging

van Fitland bij de Churchilllaan te Helmond, met reacties van Body Business en Sportcentrum van

Rijt, is voorgesteld te antwoorden conform de ter inzage gelegde conceptbrief. Dit geheel is echter van

de lijst afgehaald, omdat het onderwerp vestiging Fitland eerst in de komende commissievergadering

zal worden besproken.

Mevrouw SPIERINGS-VAN DEURSEN (HB): Voorzitter! De fractie van Helmondse Belangen

kan zich niet verenigen met de conceptantwoordbrief van het college in reactie op ingekomen stuk 46,

de brief van Driessen Advies en Beheer, d.d. 27 mei 2005, inzake planschadeverzoek garage

Scheepers en mw. I.F.J. Scheepers.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw

Spierings. Ook ik maak bezwaar tegen de inhoud van de antwoordbrief.

Zonder stemming wordt, met inachtneming van de gevraagde aantekeningen bij ingekomen

stuk 46 en de wijzigingen ten aanzien van de ingekomen stukken 36 en 38, met betrekking tot de in-

gekomen stukken en mededelingen besloten overeenkomstig hetgeen daarover is voorgesteld.

5.

Voorstel tot het vaststellen van de verqoedinq voor raadsleden en burqerleden (biilaqe 61 ).

/

-5-

6 juni 2006. .

6.

Voorstel tot het vaststellen van het bestemminqsplan Dierdonk 2005 (biilaqe 62).

7.

Voorstel tot het vaststellen van het bestemminqplan herzieninq de Vennen 80/Jan Ettenstraat 1-3 (bii-

laqe 67).

Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders

besloten.

8.

Voorstel tot de onttrekkinq van een qedeelte van de Zuid-Willemsvaart aan het openbare scheep-

vaartverkeer (bijlaqe 74).

Dit voorstel zal worden besproken na agendapunt 14.

9.

Voorstel tot de onttrekkinq aan de openbaarheid van een qedeelte van de Mierloseweq (bijlaqe 75).

10. Voorstel tot het benoemen van bestuursleden openbaar voortqezet onderwijs (biilaqe 65).

11. Voorstel tot het intrekken van de subsidieverordeninq kindervakantiewerk en kampwerk 1974 (biilaqe

QQ). .

12. Voorstel tot het vaststellen van de verordeninq beleidsreqels jeuqdledensubsidie (biilaqe 68).

13. Voorstel tot het vaststellen van de beqrotinq voor het Werkplein reqio Helmond (beqrotinqswiiziqinq nr.

15-2006) (bijlaqe 64).

Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders

besloten.

14. Voorstel tot het vaststellen van de overlastverordeninq horeca en aanverwante bedrijven (biilaqe 59).

Mevrouw SPIERINGS-VAN DEURSEN (HB): Voorzitter! Tijdens de commissiebehandeling

waren wij als Helmondse Belangen best kritisch over de wijzigingen in de overlastverordening.

Diverse vragen zijn gesteld, maar bleven onbeantwoord vanwege het ontbreken van de

portefeuillehouder. Er werd toegezegd dat deze vragen schriftelijk beantwoord zouden worden. Wij

hebben ze nog niet, maar wij verwachten ze nog wel.

Natuurlijk ondersteunen wij als Helmondse Belangen uw voorstel om de verkooppunten van

growshops te maximeren. Laat daar geen misverstand over bestaan. De verordening streeft naar

maximaal drie growshops in onze gemeente. Maar tijdens de commissiebehandeling bleek ook dat het

huidige aantal van vijf vanwege de overgangsbepalingen ook het uiteindelijke vestigingsaantal zou

kunnen worden. De bekende growshopvestigingen zullen op basis van de nieuwe overlastverordening

een vergunning gaan krijgen.

Voorzitter, kritisch stonden wij ook tegenover de aan scherping van de horecabegripsbepaling.

Op zich vinden wij het geen probleem dat via deze begripsbepaling een beter onderscheid wordt

gemaakt tussen horecabedrijven en afhaalcentra. Het collegevoorstel houdt in dat de afhaalcentra

worden vrijgegeven. Door de afhaalcentra mogen nu op reguliere wijze alcoholische dranken worden

verkocht. Horecaondernemers kunnen dat als concurrentievervalsing beschouwen. Overigens werd

tijdens de commissiebehandeling als voorbeeld het afhaalcentrum van de Hemaworst genoemd.

Voorzitter, dit afhaalcentrum kan naar onze inzichten niet het probleem zijn dat leidt tot aanscherping

van de overlastverordening; de Hema veroorzaakt door de verkoop van warme worsten naar onze

inzichten geen overlast.

Wel denken en voorzien wij dat het vrijgeven van de afhaalcentra overlast zal gaan veroorzaken

op wijkniveau, overlast die door middel van de voorliggende verordening weer kan worden gehand-

haafd. Wat ons betreft is dit geen slimme move. Duidelijk zijn lijkt ons beter, zeker omdat handhaven

achteraf altijd moeilijker is - en dat heeft niets met deregulering te maken.

Omdat wij vandaag de totale overlastverordening moeten vaststellen en wij slechts vraagtekens

zetten bij het onderdeel afhaalcentra, wil de fractie van Helmondse Belangen het collegevoorstel het

voordeel van de twijfel geven. Maar, voorzitter, wij zullen wel de eersten zijn om bij u verzoeken in te

dienen tot een handhavend optreden, mocht daar op enig moment aanleiding toe zijn.

-6-

6 juni 2006.

De heer STIENEN (CDA): Voorzitter! In de commissievergadering zijn van de kant van de fractie

van Helmondse Belangen inderdaad uitvoerig vragen gesteld. U was tijdens deze vergadering niet

aanwezig en ik kan mij voorstellen dat deze fractie uw antwoorden node mist. Van de kant van onze

fractie werd in de commissievergadering slechts een enkele vraag gesteld en ik zou er prijs op stellen

dat deze nu beantwoord zou worden.

In de stukken wordt gesteld dat de gemeente met betrekking tot de growshops gaat werken aan

een uitsterfbeleid. Het vermoeden bestaat dat er in Helmond vijf growshops zijn en het streven is dit

aantal terug te brengen naar drie. Onze vraag is met name gericht op het aantal van drie: wat is daar

de onderbouwing van?

Voor het overige gaat onze fractie akkoord met het voorstel.

De heer TIJANI (PvdA): Voorzitter! In het voorliggende voorstel wordt de problematiek van de

growshops gekoppeld aan het verhaal van de afhaalcentra. Dat vinden wij gewoon niet passend; deze

twee onderwerpen zijn van een totaal verschillende natuur.

Wij zijn van mening dat het verhaal over de afhaalcentra een wat wazig verhaal is. Men handelt

in het kader van overlast en een overlastverordening. Voor de afhaalcentra hanteert men gewoon

dezelfde criteria als voor de growshops, en daarmee doel ik op het sterfhuisbeleid. Wij zijn dus van

mening dat dit beleid ook wordt gehanteerd voor de afhaalcentra. Enerzijds constateren wij ten

aanzien van de afhaalcentra een beleid van deregulering en versoepeling van de vergunningsplicht,

maar anderzijds gaat men handhaven en gebieden aanwijzen, terwijl de definitie van afhaalcentra

onduidelijk blijft. Vandaar de volgende drie vragen.

Wie gaat de gebieden aanwijzen voor de afhaalcentra, ook voor de vestiging en inrichting van

afhaalcentra in de toekomst?

Welke criteria gaat men daarbij hanteren?

Ten aanzien van het aspect overlast is mijn vraag: om wat voor soort overlast gaat het?

Dit soort vragen hebben wij tijdens de commissiebehandeling herhaaldelijk gesteld, maar wij

hebben er geen antwoord op gekregen.

De heer DE VRIES (SP): Voorzitter! De vragen die ik had willen stellen, zijn al gesteld door de

heer Tijani. Kort gezegd: Wat is nu overlast? Wanneer wordt er ingegrepen? Waar ligt de grens?

Op zich kunnen wij ons in het voorstel vinden en wij hebben geen reden om tegen te zijn, maar

wij stellen wel vast dat het heel onduidelijk is.

De VOORZITTER: Dames en heren! Tot degenen die zich zorgen maakten vanwege het feit dat

ik niet aanwezig was bij de vergadering van de commissie ABA over het onderwerp dat wij nu aan de

orde hebben, wil ik zeggen dat ik in het belang van de gemeente Helmond afwezig was.

Als men mij zou vragen hoeveel growshops er in Helmond zouden mogen zijn, dan zou ik

zeggen dat ik het liefst een nulbeleid zou hanteren. Maar wij moeten de ogen niet sluiten voor de wer-

kelijkheid. Het niet toestaan van growshops is landelijk beleid. Zolang wij als gemeente op dat punt

geen beleid geformuleerd hebben, moeten wij kijken of wij de uit deze growshops voortvloeiende

overlast tot een minimum kunnen terugbrengen.

Voor mij is het belangrijkste dat de growshops aan een vergunning plicht worden onderworpen.

Want op het moment dat de growshops aan een vergunning plicht zijn onderworpen, hebben wij de

mogelijkheid om via de Wet BIBOB te kijken naar de achtergrond van de eigenaar en naar de wijze

waarop de growshop wordt geëxploiteerd. Ook kunnen wij in de vergunning regels stellen. Daarmee

voorkomen wij dat er uitwassen plaatsvinden. Ik doel nu op de uitwassen die een heel belangrijke

bijdrage leveren aan de illegale teelt van bijvoorbeeld hennep. Iedereen zal weten dat dit de achter-

liggende problematiek is.

Wij vermoeden dat er in Helmond vijf growshops zijn. Dat weten wij niet zeker, want anders

zouden wij ze kunnen aanpakken. Wat is nu dit uitsterfbeleid? Wij gaan ervan uit dat, op het moment

dat de eigenaar van een growshop een vergunning aanvraagt, deze de voorwaarden die daaraan

gesteld worden, niet kan invullen conform de wetgeving die daarvoor is. Wij gaan er dus van uit dat wij

bij de aanvang van dit beleid het aantal al kunnen terugbrengen, wellicht tot zelfs minder dan drie,

maar in elk geval tot maximaal drie. Wat mij betreft zullen wij ten aanzien van de aanvragen die men

indient om tot een vergunning te komen, buitengewoon kritisch zijn.

Zoals gezegd: een nulbeleid zou mijn voorkeur hebben, omdat ik gezien heb hoe de zaken nu

functioneren. Ik zal geen voorbeelden noemen. Er hebben voldoende voorbeelden in de krant gestaan

en ik vind dat het zo niet kan doorgaan. Wel is het zo dat, als een aanvrager van een vergunning aan

alle voorwaarden voldoet, wij er niet onderuit kunnen om een vergunning te verstrekken. Ik hoop dat

-7-

6 juni 2006.

wij terugkunnen van vijf naar drie growshops en dat dit aantal in de toekomst nog verder zal afnemen.

In ieder geval willen wij de situatie beheersbaar maken.

Achteraf ben ik er wat ongelukkig mee dat wij het nieuwe beleid met betrekking tot de grow-

shops gekoppeld hebben aan een verbetering van het systeem van de afhaalcentra. Wij hadden

daarvoor twee aparte voorstellen kunnen indienen. Dat hebben wij echter niet gedaan, omdat wij de

raad niet steeds willen lastigvallen met herzieningen van steeds weer dezelfde verordeningen.

Vandaar dat wij de zaken hebben gekoppeld.

Het beleid ten aanzien van de afhaalcentra is op zich geen nieuw beleid: het is een betere for-

mulering van het beleid. Wij hebben geconstateerd dat het huidige beleid veel vragen oproept, vragen

die voorkomen zouden worden als wij een engere definitie van het begrip afhaalcentra zouden kunnen

formuleren. Zoals al is gezegd, veroorzaken de meeste afhaalcentra geen overlast.

Vormen van overlast die door afhaalcentra veroorzaakt kunnen worden, zijn mogelijk parkeer-

overlast, het niet serieus nemen van de sluitingstijden, de voorschriften ten aanzien van de verkoop

van alcoholhoudende dranken en het plegen van ongewenste detailhandel, zoals de verkoop van niet-

toegestane producten. De gemeente heeft een instrument nodig om daartegen te kunnen optreden.

Mevrouw Spierings zegt dat haar fractie als eerste aan de bel zal trekken als er toch uitwassen

ontstaan. Meestal krijg ik al eerder signalen, hetzij van de kant van de stadswacht of de politie, hetzij

via ingezonden brieven. Elke brief over dit soort zaken neem ik serieus en het gesignaleerde wordt

nadrukkelijk onderzocht. Als daar reden toe is, dan zal de gemeente overgaan tot het intrekken van de

vergunning. Dat doen wij altijd heel netjes: eerst krijgt men een waarschuwing en geven wij de betrok-

kene de kans om de fout te herstellen. Maar als er na verloop van tijd niets verandert, zal de

gemeente niet schromen de vergunning in te trekken.

Ik meen alle nu gestelde vragen te hebben beantwoord. Mochten er nog vragen van de com-

missiebehandeling zijn blijven liggen, dan zal ik die alsnog schriftelijk beantwoorden.

De heer TIJANI (PvdA): Voorzitter! Ik heb nog een vraag gesteld over het aanwijzen van

gebieden voor de afhaalcentra.

De VOORZITTER: Er is op dat punt geen nieuw beleid geformuleerd. Deze gebieden zijn al

eerder aangewezen. Ik kan op dit moment niet zeggen of dat de bevoegdheid van B en W of van de

burgemeester is. Maar ik ben zo democratisch, dat ik ook in het laatste geval altijd graag anderen Iaat

meepraten, al zal ik uiteindelijk wel beslissen.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

8.

Voorstel tot de onttrekkinq van een qedeelte van de Zuid-Willemsvaart aan het openbare scheepvaart-

verkeer (biilaqe 74).

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Onze fractie is van mening dat er in het voorliggende voorstel

twee zaken aan elkaar gekoppeld zijn: de maatregel met betrekking tot de scheepvaart en het feit dat

er een brug gerealiseerd moet worden. Als het aan ons zou liggen, zouden wij niet willen overgaan tot

onttrekking van een deel van het kanaal aan de scheepvaart. Wel realiseren wij ons, dat de brug er

zeker zal komen. Daar zijn wij niet op tegen, althans, niet meer in dit stadium. Omdat het ene

onlosmakelijk aan het andere gekoppeld is, verkeren wij in een probleemsituatie. Vandaar dat wij wat

vragen hebben aan de wethouder om te weten te komen of wij de zaak goed zien. Misschien kunnen

wij er vanavond, mede gehoord de reacties van anderen, toch nog uitkomen.

Gisteren nog zijn wij ingegaan op de uitnodiging van Stichting Schip om het desbetreffende deel

van het kanaal nog eens te bevaren en hebben wij de rondvaartboot die van dit deel van het kanaal

gebruikmaakt, mogen betreden. Een viertal partijen heeft van deze gelegenheid gebruikgemaakt. Het

is jammer dat het er niet meer waren, want het kanaal is een interessant onderwerp dat Helmond

direct aangaat.

Het kanaal is altijd een splijtzwam geweest tussen Helmond Oost en Helmond West en in onze

visie zou het kanaal een belangrijker uitgangspunt mogen zijn bij de realisatie van allerlei plannen.

Wat ons betreft zou er best een soort kanaalvisie mogen komen. Daar komt bij dat het plan Suytkade

heel nadrukkelijk uitgaat van het kanaal en ook gebruikmaakt van de mogelijkheden van het kanaal.

Dat is positief te noemen, hoewel een heel deel van de oever zal verdwijnen door de uitvoering van

dat plan.

Het industrieel erfgoed staat heel hoog in het vaandel van de gemeente Helmond. Wij denken

dat scheepvaart op het deel van het kanaal waar wij nu over spreken, daar een bijdrage aan kan

-8-

6 juni 2006.

leveren. Immers, het kanaal en het spoor komen als het ware bij de Cacaofabriek samen en daarom

. horen er in dat stuk kanaal zeker schepen. Mijn vraag is daarom of het onttrekken aan de scheepvaart

van dit deel van het kanaal betekent of er helemaal geen enkel schip mag varen, of dat het inhoudt

dat de gemeente zelf kan bepalen of, en zo ja, in welke vorm, daar scheepvaart plaatsvindt. Als de

gemeente dit deel van het kanaal niet aan de scheepvaart zou onttrekken, zou ieder schip daar ook

moeten kunnen komen. Ik denk dat wij het met elkaar eens zijn dat dat zeker niet de bedoeling zal

zijn. Kortom: hoe kan dit stuk kanaal aan de scheepvaart worden onttrokken en kunnen er tegelijkertijd

toch ook schepen worden toegelaten?

Tot slot iets over de brug. Het wordt een vaste brug die begint aan de westoever van het kanaal

en die nogal lang reikt, omdat het kanaal daar ongeveer vier keer zo breed gaat worden. Onzes

inziens moeten er mogelijkheden zijn om een doorgang te maken voor schepen. Theoretisch is het

mogelijk om in deze brug - ik wijs ter vergelijking op de twee andere bruggen die in het stadscentrum

liggen - uitneembare brugdelen te plaatsen.

Mevrouw SPIERINGS-VAN DEURSEN (HB): Voorzitter! Voor een deel kan ik mij aansluiten bij

de woorden van de heer Rieter. In de commissievergadering is er ook van de kant van de fractie van

Helmondse Belangen aandacht gevraagd voor de plezier- en rondvaartboten.

Op zich hebben wij geen problemen met de onttrekking aan het scheepvaartverkeer voor zover

dat grote schepen betreft. Naar aanleiding van een motie die in het verleden is ingediend, heeft het

college toegezegd er zoveel mogelijk aan te willen meewerken dat er iets komt als een rondvaartboot,

of in elk geval een boot die met pleziervaart te maken heeft. Misschien is dat ook leuk voor de mensen

die straks op Suytkade komen te wonen. Het enige waar het dan nog om gaat, is dat de nieuwe brug

die daar komt, dusdanig hoog zal moeten zijn dat dit soort boten er onderdoor kan. In Amsterdam kan

dat ook. Wordt daarin ook hier voorzien?

De heer DAVIES (PvdA): Voorzitter! De PvdA-fractie realiseert zich dat de ontsluiting van Suyt-

kade nodig is. Daar hebben wij dan ook geen problemen mee. Wij hebben er ook geen problemen

mee om het deel van het kanaal waar Slits BV gevestigd is, vrachtverkeervrij te maken.

Wel vinden wij dat het wat kort door de bocht is om álle scheepvaartverkeer van dit stuk van het

kanaal weg te halen. Er zou eens goed bekeken moeten worden welke mogelijkheden er nog zijn. In

het collegeprogramma staat dat wij ernaar streven om een impuls te geven aan het gebruik van het

kanaal voor recreatie. Zoals het nu wordt voorgesteld, wordt er weer een stukje kanaal doodgemaakt.

Nogmaals: wij kunnen instemmen met de ontsluiting van Suytkade, want die is nodig. Wij

kunnen ook instemmen met het afsluiten van dit deel van het kanaal voor vrachtschepen. Maar als het

gaat om het aspect pleziervaart, moeten wij er heel goed voor uitkijken dat wij niet weer een beslissing

nemen die onherroepelijk is.

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! Ter ontsluiting van Suytkade en ter vervolmaking van het

centrumplan zal een nieuwe brug over de Zuid-Willemsvaart aangelegd worden. Dit staat voor ons

dan ook niet ter discussie. Wij vinden het logisch dat deze gerealiseerd zal worden in de vorm van een

vaste oeververbinding en dat het, vanwege het daarvoor nodige onderhoud en de exploitatie, geen

ophaalbrug wordt. Onttrekking van het desbetreffende kanaaldeel aan het openbare scheepvaart-

verkeer, de grote beroepsschepen, vinden wij dan ook een heel logische maatregel.

Anderzijds willen wij met elkaar de recreatieve functie van het kanaal versterken. Initiatieven zo-

als de vlonders bij het Havenplein, de fonteinen ter hoogte van Boscotondo en activiteiten zoals "Ter

land, ter zee en in de lucht" worden door veel mensen gewaardeerd.

Hetzelfde geldt voor de pleziervaart. De Zuid-Willemsvaart ten noorden van de Veestraatbrug is

om diverse redenen geen optie. Het gedeelte ten zuiden van de spoorbrug, ter hoogte van de Heek-

laan, biedt meer perspectief. Dat hebben wij ook zo verwoord in ons CDA-verkiezingsprogramma,

waarin wij pleiten voor een aanlegsteiger nabij de Cacaofabriek. Dit dreigt door hetgeen nu wordt

voorgesteld, enigszins in het gedrang te komen.

Ik zou het college dan ook willen vragen in hoeverre het mogelijk blijft dat in het deel van het

kanaal dat nu aan het openbare scheepvaartverkeer wordt onttrokken, toch nog recreatieve scheep-

vaart plaatsvindt. Of is het college van oordeel dat dit deel van het kanaal ook voor hiervoor moet

worden afgesloten?

De heer KUYPERS (SDH-OH): Voorzitter! Toen in 1992 de omlegging van het kanaal was vol-

tooid, is er veel veranderd aan de functie en inrichting van het kanaal. Men denke aan de aanleg van

twee bruggen, de Kasteelbrug en de brug bij het Havenplein of aan hoeveel moeite Sinterklaas moet

doen om per boot Helmond binnen te komen. Ook is er al begonnen met de aanleg van een dam bij

.~

it;

-9-

6 juni 2006. .

sluis 7. (Dit project is nog niet helemaal is voltooid. In de commissie is al eens gevraagd of dit nog wel

nodig is, in verband met de doorstroming van het water. Want als het water blijft doorstromen, zal de

stankoverlast heel duidelijk minder worden.)

Het voorstel dat nu voorligt, houdt een ingreep in die was te verwachten, omdat de

beroepsschepen niet meer over het kanaal bij Slits BV hoeven te komen.

Het plan Suytkade wordt aangelegd en er is een verbinding over het kanaal noodzakelijk. Ook

wonen aan en op het water zal straks mogelijk zijn. Wij zien dan ook heel graag wat booljes om die

woningen heen liggen.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! Dat er nu voorgesteld wordt een deel van de

Zuid-Willemsvaart te onttrekken aan het openbare scheepvaartverkeer, wil niet zeggen dat er nooit

meer een schip in het desbetreffende deel van het kanaal kan komen. Het hele kanaal, vanaf de

Aarle-Rixtelsebrug tot aan de noordkant van de spoorbrug, is al door Rijkswaterstaat aan het

openbare scheepvaartverkeer onttrokken. Toch zal men hebben gezien dat, sinds het kanaal is

overgedragen, er toch wel schepen in het kanaal hebben gevaren. Het is al gememoreerd: Sinterklaas

komt toch binnen.

Onttrekking aan het openbare scheepvaartverkeer betekent dat de scheepvaart geen beroep

kan doen op het feit dat het openbaar vaarwater is en geen openbare en vrije toegang van dit deel

van het kanaal kan verlangen. Het wordt afgesloten vaarwater en de gemeente kan, als beheerder

van het kanaal, bepalen wie of wat daar toegang toe krijgt.

De onttrekking van dit deel van het kanaal is in feite een logisch gevolg van eerdere besluit-

vorming door de raad, toen wij met elkaar spraken over het masterplan Suytkade en over de ontslui-

ting van het gebied. Aansluitend daarop is in het bestemmingsplan vastgelegd dat er een vaste oever-

verbinding komt van Suytkade naar de kanaaldijk. Het is niet zo dat wij daardoor er bewust voor

hebben gekozen om van dit deel van het kanaal een dood stuk te maken, zoals de heer Davies van

de PvdA-fractie het zegt. Wij hebben deze keuze gemaakt omdat wij dit stuk van het kanaal wilden

betrekken bij Suytkade en om tot een hoogwaardige woonomgeving van Suytkade te komen. In het

plan Suytkade zijn woningen direct aan het water geprojecteerd die de achterkamer, via een vlonder,

rechtstreeks aan het water hebben liggen. Dat maakt het wat moeilijk om daar openbaar vaarwater te

hebben. Nog los van het feit dat de brug misschien op een andere manier toegankelijk gemaakt zou

moeten worden, zouden er schepen langs de achtertuinen varen en daar ook kunnen gaan

aanleggen.

De brug die daar aangelegd wordt, kent weliswaar een onderdoorgang, maar de afmetingen

daarvan zijn uiterst beperkt. Met kleine bootjes, sloepjes, roeiboten en kano's kan men er onderdoor.

De situatie is te vergelijken met die bij de Kanaalbrug en de Havenbrug. Grotere schepen zullen niet

onder de nieuwe brug door kunnen en dus niet in dat deel van het kanaal terecht kunnen. Ik denk dat

het goed is dat dat niet kan.

Of daar rondvaartboten terecht zullen kunnen, weet ik niet. Bij de eerste plannen van Stichting

Schip hebben wij de maten van de brug doorgegeven en men heeft zich daarop kunnen oriënteren.

Wat daar uiteindelijk uit is gekomen, weet ik niet.

Overigens hebben wij volledige medewerking gegeven aan Stichting Schip en is de Stichting

precies datgene verleend waar zij om verzocht hadden, namelijk een tijdelijke ligplaats in de nabijheid

van de Cacaofabriek en een wat langduriger ligplaats in de insteekhaven. Dat lijkt mij de goede

manier, want een initiatief als een tocht met een rondvaartboot door het kanaal en de kanaalomleiding

zou wellicht veel beter inpasbaar zijn aan de zuidzijde van Suytkade. Daar komt straks namelijk het

leisurecomplex, met wellicht een restaurant en een paviljoen dat aan het water is gelegen. Daar is

misschien ook de ideale opstapplaats te realiseren voor mensen die van een rondvaartboot gebruik

willen gaan maken.

De koppeling tussen rondvaartboot en Cacaofabriek zie ik niet als iets dat direct vereist is. Als

de CDA-fractie haar verkiezingsprogramma wat ruim uitlegt, is er naar mijn mening op toch nog

redelijke afstand van de Cacaofabriek een goede ontwikkeling mogelijk.

Het toelaten van schepen tot het kanaalpand dat is onttrokken aan het openbare scheepvaart-

verkeer kan, omdat het na de onttrekking privaat gebied is, door de gemeente gereguleerd worden.

Het stukje kanaal wordt, in plaats van dood, juist levendig doordat het betrokken wordt bij de woon-

omgeving van Suytkade en straks bij de leisure-omgeving daar. Daar waar Rijkswaterstaat bij de

overdracht van het kanaalpand aan de gemeente het hele noordelijke deel van de oude kanaaltak aan

de openbaarheid van het scheepvaartverkeer heeft onttrokken, denk ik dat het een heel logisch

gevolg is dat wij dit nu ook met dit stukje doen.

-10-

6 juni 2006.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Ik dank de wethouder voor zijn uitleg. Ik begrijp daar uit wat ik

zelf al had geconcludeerd en wat ik ook anderen heb horen zeggen, namelijk dat het onttrekken aan

het openbare scheepvaartverkeer niet tot gevolg heeft dat er helemaal geen schepen meer kunnen

komen in het desbetreffende deel van het kanaal, maar dat de gemeente hierdoor wel in de hand kan

houden wat voor scheepvaartverkeer er kan komen.

De wethouder heeft niet geantwoord op de vraag of er wellicht toch een mogelijkheid is, behalve

datgene wat er tot op dit moment is geregeld of bekend is, om de oeververbinding doorgankelijk te

maken. In de commissievergadering is gezegd dat het altijd nog mogelijk zou zijn een schip aan de

ene kant omhoog te takelen en aan de andere kant van de brug weer in het water te laten zakken. Het

zou in het kader van het industrieel erfgoedtoerisme - en dat is mede de reden waarom ik de

Cacaofabriek noemde - een aardige en passende opleuking en verfraaiing zijn, als wij ter plaatse van

de Cacaofabriek een drie- of viertal museumachtige of historische boten zouden kunnen neerleggen.

Als de wethouder zegt dat ze daar neergelegd kunnen worden door ze over de oeververbinding heen

te takelen, dan is dat een oplossing. Maar het zou wellicht ook mogelijk zijn dat de oeververbinding

weliswaar gesloten blijft, maar toch een uitneembaar brug deel zou hebben. Is deze mogelijkheid

technisch gezien nog beschikbaar?

De heer DAVIES (PvdA): Voorzitter! Wellicht gaan de nieuwe bewoners aan het brede kanaal

privé-steigers aanleggen. De ligging bij de Cacaofabriek is gunstig, omdat dit net een stukje is waar

men privé geen moeilijkheden zou hoeven hebben. Bovendien zijn er in Nederland plaatsen waar

privé-tuinen gelegen zijn aan rondvaartroutes. Op zich hoeft dat geen probleem te zijn.

Met het voorstel dat er nu ligt, wordt er in onze visie toch een stukje kanaal doodgemaakt.

Daarom verzoeken wij het college om daar nog eens heel goed naar te kijken. Het is juist aantrekkelijk

om pleziervaartfaciliteiten zo dicht mogelijk bij het centrum aan te leggen. Dat versterkt ook de

centrumfunctie.

Voorzitter, zoals het voorstel er nu ligt, kunnen wij er niet mee instemmen.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! De heer Davies verzoekt de wethouder te bekijken of er iets

meer mogelijk is aldaar. Als de wethouder hem morgen opbelt met de mededeling dat er niets meer

mogelijk is, is de heer Davies dan tevreden? Of komt hij er dan nog op terug?

De heer DAVIES (PvdA): Wij kijken mee, mijnheer Rieter!

De heer TIELEMANS (SDH-OH): Voorzitter! Het is van tweeën één. De uitleg van de wethouder

over dit - in mijn visie tamelijk eenvoudige - dossier vind ik klip en klaar. Er is ruimte genoeg voor

roeibootjes en wat dies meer zij, maar er is tussen de spoorbrug en de nieuw aan te leggen brug geen

ruimte voor recreatievaart bij de Cacaofabriek zoals die beoogd wordt door de initiatiefnemers. Ik ben

het ook hartgrondig eens met de stelling die door de wethouder is geponeerd, namelijk dat de recrea-

tievaart de Cacaofabriek niet nodig heeft, noch als locatie, noch als accommodatie. Recreatievaart is

gebaat bij een goede aansluiting bij de leisurevoorzieningen die, conform het bestemmingsplan Suyt-

kade, zijn geprojecteerd in het gebied Suytkade, en dat is aan de insteekhaven en nergens anders.

Tegen recreatievaart zeggen wij dus "ja" en wij staan er van harte achter; ook de aansluiting bij de

leisurevoorzieningen vinden wij prima. Dat lijkt ons zelfs kansrijker dan op welke andere plek ook

langs het kanaal. Zoals ik al zei: het is van tweeën één. Het is dus het één of het ander, en het is niet

mogelijk om maar in het midden te laten of het het één of het ander is.

De heer KUYPERS (SDH-OH): Voorzitter! Ik ben blij met de interruptie van mijn fractievoorzitter.

Het sluit heel goed aan bij wat ik nog namens onze fractie zou willen zeggen. Water is per slot van

rekening bedoeld om in te varen, zeker als het een kanaal is. Wij willen dan ook graag al het mogelijke

doen om dat zo te houden. Zoals de heer Tielemans al zei, hoeft het voor onze fractie niet per se een

aanlegsteiger bij de Cacaofabriek te zijn. Het kan net zo goed ergens anders in het gebied Suytkade

zijn. Ik denk ook dat de mensen die daar straks gaan wonen, graag een bootje voor de deur zien.

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! De wethouder vraagt ons of wij ons verkiezingsprogramma

ruim willen interpreteren. Daar zullen wij ons op beraden. Ik begrijp dat de mogelijkheid bestaat om

een aanlegsteiger voor kano's aan te leggen bij de Cacaofabriek en dat het anders een volwaardige

aanlegsteiger bij Suytkade wordt. Wij komen daar nog op terug.

De heer TIELEMANS (SDH-OH): De heer Roefs zegt dat hij er nog op terug komt, maar wij

moeten vanavond wel een besluit nemen.

-11-

6 juni 2006. .

De heer ROEFS (CDA): Ik heb gezegd dat wij akkoord gaan met het voorstel.

De heer TIELEMANS (SDH-OH): Dan begrijp ik het zo dat u terugkomt op uw verkiezings-

programma en dat u overwegen wilt om dát ruim wilt interpreteren. Dat is fijn om te horen, want dat

biedt perspectief voor de komende maanden!

De heer ROEFS (CDA): Nou, daar maken wij geen gewoonte van!

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! Bij het ontwerp van de brug ter ontsluiting van

Suytkade hebben wij overwogen dat wij in elk geval een kraan moeten bestellen, in het ene geval om

een brugdeel eruit te lichten, in het andere geval om een schip over de brug heen te tillen. Wij geven

de voorkeur aan het laatste, omdat dit vanuit ontwerptechnisch oogpunt ontzettend veel voordelen

heeft en ook veel scheelt in de kosten voor de aanleg en het onderhoud van de brug. Zouden wij ooit,

in alle wijsheid, besluiten toe te staan dat bij de Cacaofabriek tijdelijk of (semi-)permanent een of meer

historische schepen worden neergelegd, dan zullen deze schepen door een kraan over de brug heen

getild moeten worden. Het lijkt ons simpeler om dit als uitgangspunt te hanteren dan dat wij een brug

gaan ontwerpen met uitneembare of beweegbare delen. Deze brug zal namelijk een belangrijke

verbinding met de Cityring gaan vormen en zal dus gedimensioneerd moeten zijn voor vrachtverkeer

en wat dies meer zij. Wij hebben het dus niet over een voetgangersbruggetje, maar over een brug van

een grote verkeersklasse.

Het ontwerp van de brug is inmiddels aanbesteed en een dezer dagen zal de bouw starten.

Overeenkomstig de besluiten die de raad heeft genomen bij de vaststelling van het masterplan en het

bestemmingsplan, zullen er geen uitneembare delen in de brug gemaakt worden, maar wordt het een

vaste oeververbinding. In het geval dat grotere schepen die niet onder de brug door kunnen, om de

een of andere reden in dit kanaalpand zouden moeten komen, dan zal dat door middel van een kraan

gerealiseerd moeten worden.

De PvdA-fractie is tegen het voorstel tot onttrekking van aan het openbare scheepvaartverkeer

van het in het voorstel omschreven kanaalpand. Ik wil erop wijzen dat dit standpunt juridisch incon-

sequent is. De gemeente kan, als het voorstel niet doorgaat, gehouden worden om alsnog iets te

bedenken om in dit kanaalpand openbaar scheepvaartverkeer mogelijk te maken. Het standpunt van

de PvdA-fractie is ook tamelijk inconsequent ten aanzien van het bestemmingsplan Suytkade.

Onderscheid maken tussen openbaar vaarwater voor pleziervaart en openbaar vaarwater voor vracht-

vaart, is niet mogelijk. Vaarwater is openbaar of niet-openbaar, zo simpel is het. Het is dus niet

mogelijk dit stukje kanaal alleen openbaar te maken voor de pleziervaart. Overigens denk ik dat het

beter bij het karakter van het gebied past dat het niet als openbaar gebied wordt beschouwd. In dat

geval kan de gemeente zelf reguleren in welke mate en op welke manier er gebruik van gemaakt

wordt. Dan zijn wij er in ieder geval van verzekerd dat, als het stukje kanaal toegankelijk blijft, dat in

elk geval beperkt is tot kleinschalige booljes.

De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Rieter had het over historische schepen. Ik herin-

ner mij dat anderhalf tot twee jaar geleden naar aanleiding daarvan een volledig college van een

Nederlandse gemeente is gevallen. Een historisch schip als onderdeel van een recreatieproject bleek

zodanig duur uit te vallen, dat het hele college kon vertrekken, inclusief de burgemeester. Als u het

nog eens wilt nakijken: het ging om de gemeente Den Helder. Het zal dus wel meevallen met het

aantal kranen dat wij nodig hebben om historische schepen over de brug te tillen.

De heer TIELEMANS (SDH-OH): Voorzitter! Om het historisch bewustzijn helemaal op te

frissen: wij hebben in Helmond ervaring met de aanschaf van een historische boot. Daar zijn wij

behoorlijk de boot mee ingegaan! Ik zou dus willen waarschuwen en voorzichtigheid willen betrachten

bij het nemen van dergelijke initiatieven.

De VOORZITTER: Ik wilde slechts een relativerende opmerking maken. Ik begrijp dat u refe-

reert aan een gebeurtenis van acht jaar geleden. Bovendien begrijp ik dat wij die boot nog steeds

hebben.

De heer KUYPERS (SDH-OH): Ja, voorzitter, dat klopt. Die boot heette de Jama, maar daar

hebben wij "Jamas" van gemaakt.

Hierna wordt het voorstel in stemming gebracht en met 21 tegen 11 stemmen aangenomen.

-12-

6 juni 2006.

Voor stemmen de leden: mevrouw Van der Zanden, De Vries, Spruijt, mevrouw De Bruijn-van

der Vleuten, Roefs, mevrouw Mattheij-van Woensel, Luyben, mevrouw Van Mierla, Dams, Damen,

mevrouw Niessen-Noordraven, Yeyden, mevrouw De Leeuw-Jongejans, Stienen, mevrouw

Raaijmakers-van de Pol, Van de Ven, Tielemans, Bekkers, Kuypers, Van der Made en VerbakeI.

Tegen stemmen de leden: Rieter, Van Bokhoven, mevrouw Spierings-van Deursen, Den

Breejen, Groenendal, Van Stiphout, Davies, mevrouw De Jager, Chahim, Ibrovic en Tijani.

15. BeQrotinQswiiziQinq 13: Betreft een begrotingswijziging met aantekening voor de aankoop van een

woning en percelen aan de Raktweg.

16. BeQrotinQswiiziqinq 17: Betreft een begrotingswijziging met aantekening voor het beschikbaar stellen

van een krediet voor de facilitering communicatiemiddelen raadsleden

periode 2006-2010.

Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders

besloten.

Hierna stelt de voorzitter aan de orde:

17. Motie PvdA-fractie inzake Qehandicaptensport.

Actuele Motie.

"De ondergetekenden, leden van de raad van de gemeente Helmond,

Gehoord de gevoerde discussies in de vergadering van dinsdag 6 juni 2006,

overwegende dat:

. De meeste gemeenten in onze regio bij de toekenning van sportsubsidies de voor-

waarde hanteren dat leden van de vereniging woonachtig dienen te zijn in de

gemeente waar de sportvereniging gehuisvest is;

. Sportverenigingen die zich richten op (de geestelijk en de lichamelijk) gehandicapte

sporters veelal regionaal zijn opgezet, omdat binnen de grenzen van één gemeente

zelden voldoende sporters met een handicap zijn te vinden, die een bepaalde sport

op gelijkwaardig niveau kunnen uitoefenen;

. Sportverenigingen die zich richten op de (geestelijk en lichamelijk) gehandicapte

sporters in onze regio hierdoor vaak geen gebruik kunnen maken van gemeentelijke

sportsubsidies;

. Veel sportverenigingen voor aangepaste sporten hierdoor niet in staat zijn het door

hen gewenste aanbod in stand te houden.

van mening zijnde dat:

. Een breed aanbod van aangepaste sporten in onze regio om maatschappelijke, soci-

ale en gezondheidsredenen van belang is voor de doelgroep;

. Waar gemeentelijke regelingen niet aanwezig zijn, een gemeenschappelijke regionale

verantwoordelijkheid ten aanzien van deze doelgroep geldt.

stelt de raad voor te besluiten het college van B&W te verzoeken:

. Zich in te zetten om in SRE-verband te komen tot een regionale sportsubsidie voor

aangepaste sporten;

. Hiertoe in SRE-verband een onderzoek te laten uitvoeren naar knelpunten, lokale

subsidieregelingen en oplossingsvarianten;

. Voor dit onderzoek een subsidieverzoek bij de Provincie in te dienen in het kader van

de 'gebiedsgerichte middelen voor sociaal beleid' (in totaal ¿ 150.000,--/1jaar +

steu nfunctie-u ren);

. Er naar te streven deze subsidie met ingang van komend sportseizoen operationeel te

laten zijn;

. De raad over de voortgang van de uitvoering van deze motie op de hoogte te

houden."

Deze motie is ondertekend door de heer Davies.

-13-

6 juni 2006..

De voorzitter verleent het woord aan de heer Davies voor het geven van een toelichting op de

door hem ingediende motie.

De heer DAVIES (PvdA): Voorzitter! De motie is via de e-mail aan alle fracties toegestuurd. Het

initiatief om een motie over het onderwerp gehandicaptensport in te dienen, is bekend bij het SRE.

Het dagelijks bestuur van het SRE heeft bij de provincie al een subsidieverzoek ingediend. Het is de

bedoeling een zo groot mogelijk draagvlak te creëren binnen alle 21 gemeenten van het SRE. Het

gaat erom dat de mogelijkheden binnen elke gemeente voor de kleine doelgroep gehandicapten-

sporters optimaal worden benut. In de Drechtsteden bestaat hiertoe al aansturing op regionaal niveau.

Het gevraagde subsidiebedrag van ¿ 150.000,-- is eenmalig. Maar wij besluiten nu nog niet om

dat geld uit te geven. Het gaat om geld voor onderzoek, waarbij een fonds wordt ingesteld om te

onderzoeken hoe binnen de 21 SRE-gemeenten in de toekomst de mogelijkheden voor gehandi-

captensport optimaal benut kunnen gaan worden, waarbij alle voordelen van alle verschillende

gemeenten meegenomen worden. Simpel gezegd: als er in Helmond rolstoel basketballers zijn,

moeten deze terecht kunnen in een buurgemeente die daarvoor de faciliteiten heeft. Daar zit het

voordeel. Op deze manier heeft uiteindelijk elke gemeente voordeel van de regionale aansturing.

De heer DAMS (WD): Voorzitter! Als ik de motie bekijk, rijst bij mij een aantal vragen waarop de

overwegingen van de motie geen antwoord geven. Onduidelijk voor mij is over hoeveel sporters in

Helmond wij praten, hoeveel sporters van buitenaf in Helmond hun sport komen beoefenen en hoe-

veel sporters uit Helmond elders hun sport gaan beoefenen. Zolang er over deze aantallen onduide-

lijkheid is, is het voor mij ook onduidelijk over hoeveel middelen wij spreken in de Helmondse situatie.

Ik roep in herinnering dat onze belangenvereniging, het Gehandicaptenoverleg Helmond (GOH), in het

verleden nimmer signalen heeft afgegeven dat er in dezen een subsidiebehoefte bestaat.

Het lijkt zinvol aan de hand van bovengenoemde vragen de situatie in kaart te brengen. Maar

als ik zie dat het onderzoek drie manjaren vergt El raison van ¿ 50.000,--, dan vind ik dat erg gortig.

Dat roept bij mij zware twijfels op aan de efficiency van degenen die het onderzoek uitvoeren. Maar dit

even terzijde.

Ik constateer dat het SRE de motie al overgenomen heeft. Het is voor mij dan ook onduidelijk

welke toegevoegde waarde deze motie nog heeft, anders dan dat de raad van Helmond uitspreekt

zich te kunnen vinden in datgene wat in de motie wordt gesteld. Wij hebben er dan ook geen proble- .

men mee als het college, gelet op het feit dat het SRE de motie al heeft overgenomen, ook besluit de

motie over te nemen. Wel wil ik hier heel duidelijk uitspreken dat, alvorens er beleid in dezen gefor-

muleerd gaat worden, de WD-fractie inzicht wil hebben in de financiële consequenties van een en

ander.

De heer ROEFS (CDA): Ik heb slechts een enkele vraag, voorzitter: Waarom is deze zaak niet

al aan de orde gesteld in SRE-verband?

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik wil nu meteen even reageren, omdat de indruk lijkt te

bestaan dat het SRE al een besluit zou hebben genomen. Dat is echter niet het geval. Wel heeft het

dagelijks bestuur van het SRE een verzoek ingediend bij de provincie waarin om middelen wordt

gevraagd om onderzoek te verrichten. De kosten voor dit onderzoek worden begroot op ¿ 150.000,--.

Als de provincie dit bedrag toekent; dan wordt er onderzoek gedaan naar precies het soort zaken

waarover de heer Dams vragen heeft gesteld: om hoeveel mensen gaat het, welke faciliteiten zijn er

op dit moment, hoe voorzien de gemeenten in de kosten daarvoor, wat zijn de eigen bijdragen van de

sporters zelf, ook in de contributiesfeer. Ook het hele vraagstuk van het vervoer van de gehandicapten

naar de sportvoorzieningen hoort erbij. Er zal een totaal beeld geformuleerd worden.

Op grond van dit totale beeld wordt vervolgens een regionaal werkende subsidieregeling ont-

wikkeld. Een subsidieregeling kan uiteraard alleen maar werken als er ook een financiële onder-

bouwing is en er financiële middelen beschikbaar worden gesteld. De bedoeling van de PvdA, want

het is een initiatief van alle PvdA-fracties van de 21 SRE-gemeenten, is dat er een omslag per

inwoner komt voor de uitvoering van deze subsidieregeling, een regeling waarvan iedereen gebruik

kan maken die actief is binnen de gehandicaptensport. Deze omslag zal dus leiden tot een verhoging

van de inwonerbijdragen die de 21 gemeenten nu al aan het SRE betalen. Het totale financiële kader

is pas bekend nadat het onderzoek is afgerond en wij het eens zijn geworden over het totaal

noodzakelijke subsidiebedrag en de voorwaarden waaraan men moet voldoen om in aanmerking te

komen voor een bijdrage.

-14-

6 juni 2006.

De huidige positie van het SRE is dus als volgt. Het dagelijks bestuur van het SRE is bereid om

als postbus te fungeren bij het doen van een subsidieaanvraag bij de provincie. Als er straks een

toekenning volgt, zal er een gezamenlijk onderzoek worden gedaan.

De heer STIENEN (CDA): Voorzitter! Heeft het dagelijks bestuur van het SRE een toets doen

plaatsvinden van de gevraagde ¿ 150.000,--?

De VOORZITTER: Nee. Wij gaan ervan uit dat de ¿ 150.000,-- door de provincie beschikbaar

gesteld zal worden.

De heer STIENEN (CDA): Ja, maar het lijkt ons een zwaar aangelegd onderzoek, als een

onderzoek doen bij 21 gemeenten drie mensjaren en ¿ 150.000,-- kost. Bij het ondersteunen van de

motie zijn wij ervan uitgegaan dat het dagelijks bestuur van het SRE een toets had doen plaatsvinden

en dat het bedrag van ¿ 150.000,-- gerechtigd is.

De VOORZITTER: Nee, het dagelijks bestuur van het SRE heeft slechts de subsidieaanvraag

van ¿ 150.000,-- ten behoeve van onderzoek doorgeleid naar de provincie. Als de provincie het

bedrag toekent, wordt dat toegekend aan het SRE. Zou er nog een eigen bijdrage van het SRE

moeten plaatsvinden, dan zal er gecollecteerd moeten worden bij de 21 gemeenten, want daarin is

binnen de SRE-begroting niet voorzien.

De heer TIELEMANS (SDH-OH): Voorzitter! Het lijkt mij buitengewoon voorbarig nu al op allerlei

financiële aspecten in te gaan. Het lijkt mij beter dat wij eerst proberen tot de kern van de zaak door te

dringen. De overwegingen van de motie begrijp ik en onze fractie kan ze ook onderschrijven. Deze

overwegingen legitimeren een onderzoeksbehoefte die regiobreed ligt. Dat is de kern en daar zou ik

het dan ook bij willen laten.

Pas op basis van de uitkomsten van het onderzoek kunnen wij vervolgstappen zetten. Ook zou

ik op basis daarvan, zoals de heer Dams terecht zegt, willen beoordelen of, dan wel in hoeverre, de

financiële consequenties evenwichtig zijn. Er zal dus een behoorlijke kosten-batenanalyse moeten

komen. Overigens kan ik mij niet voorstellen dat een onderzoek zoals dat nu beoogd wordt, ¿

150.000,-- zou moeten kosten. Dat lijkt mij eerlijk gezegd van de zotte. Ik wil de gehandicaptensport

waar nodig graag en van harte ondersteunen en faciliteren. Maar laten wij dat niet doen door zoveel

indirect geld ernaar toe te sluizen. Dat vind ik namelijk niet uit te leggen. Laten wij daar liever direct

geld aan uitgeven.

Een onderzoek is wat ons betreft akkoord. Zoals gezegd, vinden wij dat alleszins de moeite

waard en op zijn plaats, gezien de overwegingen waardoor dit onderzoek in de motie wordt

gemotiveerd. Maar wij willen pas op basis van de onderzoeksresultaten vervolgstappen zetten en daar

niet nu al op vooruitlopen. Dat betekent dat wij kunnen instemmen met het tweede onderdeel na "stelt

de raad voor te besluiten". De andere onderdelen nemen naar onze mening een te groot voorschot op

de uitkomsten van het onderzoek.

De heer DAVIES (PvdA): Voorzitter! Het bedrag van ¿ 150.000,-- komt niet zomaar uit de hoge

hoed van de PvdA en is gecalculeerd samen met ambtenaren van het SRE. Toen ik het bedrag zag,

leek mij dat ook wat veel voor een onderzoek. Nogmaals: het gaat in eerste instantie om een aan-

vraag van ¿ 150.000,-- bij de provincie en in onze motie vragen wij de raad dit subsidieverzoek te

ondersteunen. Wel zijn wij bereid om het bedrag uit de motie te schrappen. Kern van de motie is dat

er ten behoeve van de kleine doelgroepen van gehandicaptensporters gezocht wordt naar cohesie

binnen de 21 SRE-gemeenten.

De heer TIELEMANS (SDH-OH): Dat onderschrijf ik. Vandaar dat ik van mening ben dat op dit

moment kan worden volstaan met een besluit dat wordt toegespitst op datgene wat er in de motie

staat na het tweede blokje. Wat er na het eerste blokje staat kan wat mij betreft ook gehandhaafd

worden. Maar wat er na de laatste drie blokjes staat, lijkt mij op dit moment nogal prematuur. Ik zou op

dit moment nog geen subsidiebedrag willen noemen en het onderzoek willen beperken tot het hoogst

noodzakelijke.

De heer DA VI ES (PvdA): Wij kunnen ermee leven als het bedrag uit de motie wordt weggelaten

en als de motie in die zin wordt aangepast.

-15-

6 juni 2006..

De VOORZITTER: Het gaat niet alleen om het wegstrepen van het bedrag uit het derde onder-

deel van het besluit. Er volgen daarna namelijk nog twee onderdelen. Ik begrijp dat de heer Tielemans

die ook wil schrappen. Graag duidelijkheid hierover.

De heer DAVIES (PvdA): Achter het laatste blokje staat: "De raad over de voortgang van de uit-

voering van deze motie op de hoogte te houden." Dat lijkt mij een logische zaak en het lijkt mij dat dit

onderdeel kan blijven staan.

De heer TIELEMANS (SDH-OH): Ja, dat kan blijven staan.

De VOORZITTER: Achter het voorlaatste blokje, het vierde onderdeel, wordt gesproken over

"deze subsidie". Dat is onhelder. Is dat die ¿ 150.000,--?

De heer DAVIES (PvdA): Dat slaat inderdaad terug op de ¿ 150.000,--. Dit onderdeel kan weg-

gelaten worden.

Als de raad de motie aanneemt, ondersteunen wij daarmee vanuit Helmond het subsidieverzoek

van het SRE aan de provincie. Als wij dit nu niet ondersteunen, kunnen wij later ook niet inhaken.

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik constateer dat de tekst van de motie na "stelt de raad

voor te besluiten het college van B&W te verzoeken" is gewijzigd en nu luidt als volgt:

. Zich in te zetten om in SRE-verband te komen tot een regionale sportsubsidie voor

aangepaste sporten;

. Hiertoe in SRE-verband een onderzoek te laten uitvoeren naar knelpunten,lokale

subsidieregelingen en oplossingsvarianten;

. Voor dit onderzoek een subsidieverzoek bij de Provincie in te dienen in het kader van

de 'gebiedsgerichte middelen voor sociaal beleid';

. De raad over de voortgang van de uitvoering van deze motie op de hoogte te

houden."

Het lijkt mij dat de motie in deze vorm kan rekenen op een raadsbrede ondersteuning.

Hierna wordt de gewijzigde motie bij handopsteken aangenomen.

De VOORZITTER: Dames en heren! Mijn veronderstelling klopte: de motie is unaniem onder-

steund. Wij zullen het SRE daarvan in kennis stellen.

Wij zijn gekomen aan het eind van de vergadering. Ik zeg u dank voor de vlotte wijze van

beraadslagen. De griffier nodigt u uit om nog een borrel te komen drinken in West-Ende.

Hierna sluit de voorzitter, om 20.38 uur, de vergadering.

Aldus vastge teld in zijn openbare vergadering van 4 juli 2006.

De raad voo noemd,

De voorzitter

/

-16-

6 juni 2006.

NOTULEN

van het vragenuur, gehouden op dinsdag 6 juni 2006 te 19.00 uur.

VOORZITTER: drs. AAM. Jacobs, burgemeester;

GRIFFIER: mr. J.P.T.M. Jaspers, raadsgriffier.

De VOORZITTER opent het vragenuur en stelt aan de orde:

1. Vraqen van de heer P. van Stiphout (PvdA) inzake VMBO-huisvestinq Dr. Knippenberq-

colleqe.

De heer VAN STIPHOUT (PvdA): Voorzitter! Namens mijn fractie zou ik het college graag een

aantal vragen willen stellen over de VMBO-huisvesting van het Dr. Knippenbergcollege.

Om maar met de toelichting te beginnen: ik wil refereren aan het krantenartikel van 31 mei jl. in

het Eindhovens Dagblad waarover op 30 mei jl. een e-mailbericht is gestuurd naar de leden van de

gemeenteraad. Als PvdA-fractie zijn wij geschrokken van de commotie omtrent de huidige huisvesting

van het vakcollege Dr. Knippenberg en de voorgenomen veranderingen. Wij hechten zeer aan een

goed VMBO en moeten voorkomen dat leerlingen van het VMBO onnodig in de problemen komen.

Het is ook aan de gemeente te waken over de kwaliteit van het onderwijs in Helmond en op te komen

voor alle leerlingen in Helmond. Derhalve vinden wij het van belang hier aandacht aan te besteden en

het college om een reactie te vragen.

De zeven vragen die ik omtrent het onderwerp wil stellen, zijn tweeledig. Ten eerste vragen wij

om een verificatie van de inhoud van de krantenartikelen en ten tweede vragen wij het college om zijn

mening. .

1. Heeft het Dr. Knippenbergcollege besloten een gebouw in gebruik te nemen van het vakcollege

Dr. Knippenberg?

2. Is dit het gevolg van protesten van ouders of leerkrachten die de twee scholen niet samen in een

gebouw willen huisvesten?

3. Heeft dit tot gevolg dat hierdoor het VMBO bij het begin van het nieuwe schooljaar een ander

onderkomen moet krijgen en dat dan de benodigde voorzieningen (nog) niet gereed zijn?

4. Moet klas 2 hierdoor nu gaan pendelen naar de Keizerin Marialaan?

5. Wat is de mening van het college hierover?

6. Wat kan het college doen, mocht het concluderen dat dit een foute beslissing is geweest van het

bestuur van de OMO-scholengroep?

7. Hoe kunt u garanderen dat het VMBO-onderwijs in Helmond niet de dupe wordt?

De heer BOETZKES (wethouder): Voorzitter! Sinds 1 januari 2000 heeft de gemeente via een

doordecentralisatieovereenkomst de wettelijke zorgplicht voor adequate onderwijshuisvesting. Voor in

het bijzonder het voortgezet onderwijs heeft de gemeente deze taak overgedragen aan het hoofd-

bestuur van de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (OMO). Het hoofdbestuur ontvangt voor de uit-

voering van deze taak ¿ 1 miljoen op jaarbasis.

Een onderdeel van de wettelijke zorgplicht is de daaraan inherent zijnde beleidsvrijheid om bij

de besteding van deze gelden zo efficiënt mogelijk om te gaan met het maatschappelijk vastgoed. De

herschikking van onderwijsrichtingen in de gebouwelijke sfeer is een van de instrumenten om hieraan

handen en voeten te geven. Daarmee is de onderhavige herschikking geen gemeentelijke maar een

schoolbestuurlijke verantwoordelijkheid. Ofte wel: het is een interne aangelegenheid van OMa. Het

college heeft op vragen op dit gebied dus geen antwoord. Wel kan ik de vragen die daar betrekking op

hebben, naar OMa doorsturen. De reactie van OMa kan ik dan eventueel aan de heer Van Stiphout

doorsturen.

De heer VAN STIPHOUT (PvdA): Voorzitter! Ik begrijp uit het antwoord dat de huisvestingstaak

van het voortgezet onderwijs is gedelegeerd aan het bestuur van OMa, dat de opdracht heeft zo effi-

-17-

6 juni 2006..

ciënt mogelijk met de beschikbare gelden om te gaan. Ik mag ervan uitgaan dat het bestuur van OMO

daarmee zijn doelstellingen zal willen realiseren.

Als er groepen kinderen in het gedrang dreigen te komen ten gevolge van huisvestings-

problemen, wat het geven van onderwijs niet bevordert, dan staat dat op gespannen voet met de inzet

die men nu levert. Ik zou het college dan ook willen vragen om eens poolshoogte te nemen en te

bekijken of met de beschikbare middelen het doel wel wordt gehaald, namelijk een situatie waarin alle

kinderen, dus zowel die van het vakcollege als van het Dr. Knippenbergcollege, zo goed mogelijk

onderwijs kunnen genieten.

De heer BOETZKES (wethouder): Voorzitter! Ik ga ervan uit dat de situatie zo is, dat alle kin-

deren in een fatsoenlijke situatie onderwijs kunnen genieten. Ik heb geen enkel signaal dat dit niet zo

zou zijn en van een krantenartikel wil ik niet uitgaan.

De VOORZITTER: Dat laatste is altijd verstandig.

De heer VAN STIPHOUT (PvdA): Dat ben ik met u eens, voorzitter. Ik heb dan ook gepoogd

om, naast de informatie uit de krant, verdere informatie te verkrijgen van iemand van het vakcollege

zelf. Mijn informatie strekt dus verder dan alleen een artikel in de krant. Mijn vraag blijft of het college

poolshoogte wil nemen om te kijken of de verandering wel een goede oplossing voor de leerlingen

betekent. Het zou namelijk best kunnen dat bij de start van het nieuwe schooljaar de lokalen die nodig

zijn om goed onderwijs te kunnen geven, nog niet gereed zijn.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Ik zit met een praktisch probleem. Hoe kunnen wij in het ver-

volg als raad op dit soort zaken anticiperen als er op de zaterdag vóór de raadsvergadering dingen in

de krant staan waarop wij willen reageren, terwijl wij tot en met de vrijdag ervoor vragen kunnen in-

dienen voor het vragen uur? Afgelopen zaterdag bijvoorbeeld - u stelde zo-even heel nadrukkelijk dat

wij niet op berichtgeving uit de krant moeten varen - stond er in de krant een verhaal over het werven

van fondsen voor de ProTour. Dan is het te Iaat om daarover vragen in te dienen voor het vragenuur

van vanavond.

De VOORZITTER: U begint nu over een heel ander onderwerp dat nu niet aan de orde is.

De heer RIETER (HH): Dat weet ik, voorzitter, maar ik zit er wel mee dat ik over een verhaal in

de krant van zaterdag geen vragen meer kan stellen in de raadsvergadering van de dinsdag erna. De

zorg die wij over de fondsenwerving voor de ProTour hebben wij uitgesproken, heeft het college in zijn

brief niet weerlegd. Sterker nog: de zorg daarover doet door een krantenartikel van afgelopen zater-

dag weer min of meer opgeld.

De VOORZITTER: Ik hoop niet dat u nu over dit punt in discussie wilt gaan.

De heer RIETER (HH): Nee, dat wil ik niet doen. Wel wil ik duidelijk maken dat wij, als wij geen

mosterd-na-de-maaltijdpolitiek willen bedrijven, over het onderwerp ProTour een brief aan het college

zullen moeten schrijven.

De VOORZITTER: Dat zou het kunnen betekenen.

De VOORZITTER verklaart hierna het vragenuur voor geëindigd.

Uw Reactie
Uw Reactie