- Bestuur
- Commissiestukken discussienota industrieel erfgoed toerisme
Commissiestukken discussienota industrieel erfgoed toerisme
Documentdatum | 23-08-2001 |
---|---|
Bestuursorgaan | Commissie Economische Zaken, Zorg, Ouderenbeleid en Sport |
Documentsoort | Commissiestukken |
Samenvatting |
Gemeente Helmond Een kasteel tussen fabrieken Ontdekkingsreòs naar een toer'istósch-reereat'Eeve identiteit voor de stad Discussienota Industrieel Erfgoed Toerisme in een Stedel"k Ontwikkelingsperspectief Een kasteel tussen fabrieken Ontdekkingsreis naar een toeristisch-recreatieve identiteit voor de stad Discussienota Industrieel Erfgoed Toerisme in een Stedelijk Ontwikkelingsperspectief COLOFON Uitgave: Gemeente Heimond iensten: Bestuursdienst en tadsontwikkeling Afdelingen: Kunst & Cultuur en Economische Zaken Contactpersoon: Nicolaas Veitman, Beleidsmedewerker Toerisme, Recreatie & Cultuur Datum: Juni 2001 Omslagfoto: Weverij Swinkels, Heimond 1916 Het College van Regenten der stad Heimont (1682) 'De kennis van de Steden leyt ordinaris onder de outheit begraven en degenen die desselve willen beschrijven, vervallen gemeenelick tot fabelen en versierde saecken.' D. van der Linden in 'Hetmond, een kasteel tussen fabrieken' aangeboden ter gelegenheid van het afscheid van burgemeester A.J.W.M. Moons (1937-1955) Wie zich een goed beeld van deze stad wil vormen, zouden wij de raad willen geven: bezoek Heimond voor het eerst des avonds! Want nooit spreekt het stedelijk karakter zo duidelijk tot U als in de avond. Wanneer ge, via de brug over de Zuid-Willemsvaart, onder het oude poortje waarin een notariskantoor gehuisvest is doorloopt, bevindt ge U in een statig plantsoen met vódr U de contouren van het 150-eeuwse kasteel. Het is omringd door een slotgracht en als ge de poort gepasseerd zdt, staat ge op het gaaf bewaard gebleven Middeleeuwse slotplein, waar een serene rust heerst. Maar op enkele honderden meters afstand, tussen de boomtoppen door, straalt het felle fichtschijnsel van een hypermodeme electrische laadbrug, die voor de kolenaanvoer van de in continubedrijf werkende drukken'jén van Van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken zorgt. En terwijl in de bomen van het park de vogels hun nest opzoeken, weerklinkt op een afstand van een steenworp het geluid van de machines in de nabijgelegen Koninklijke Nederlandse Machinefabilek Begemann. Ook 's nachts laten de sirenes zich af en toe horen in de nabijheid van het oude kasteel want de arbeid staat niet stil in deze helverlichte bedrijven. Het is een wonderlijke sensatie, op dit slotplein te staan en het contrast tussen het aloude 'Huys van Heimont'en de modeme groot-industrie als het ware aan den lijve ondervinden.' Vlisco bij Nacht, 1955 INHOUDSOPGAVE VOORWOORD 3 1. TOERISME IN EEN STEDELIJK ONTWIKKELINOSPERSPECTIEF 5 2. TOERISTISCH-RECREATIEVE CIJFERS EN ONTWIKKELINGEN 9 2.1 Groeimarkt Toerisme 9 2.2 Vraag- en Aanbodontwikkelingen 1 1 3. GEMEENTELIJK TOERISTISCH-RECREATIEF BELEID 13 3.1 Industrieel Erfgoed als Themakeuze 14 3.2 Enkele Concrete Voorbeeldprojecten 15 3.3 Samenwerkingsstructuur als Succesfactor 21 4. SAMENVATTENDE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 26 4.1 Conclusies 26 4.2 Aanbevelingen 30 LITERATUURLIJST 35 BIJLAGEN (SEPARAAT) 1 Historische Ontwikkeling van Heimond als Industriestad 1 2 Industrieel- & Cultuurhistorisch Catendarium 4 3 Profielschets van de Stedelijke Cultuurtoerist 6 4 Industrieel Erfgoed; een Begripafbakening 7 5 Industriële Monumenten in de Stad 9 6 Bovenlokate Cultuurtoeristische Beleidskaders 1 1 7 Cultuurtoeristische Ontdekkingsreis door Heimond 22 3 VOORWOORD Toenemend interesse Heimond vertoond nog vele sporen van een rijk industrieel verleden. Een verleden waarin de textiel-, metaal- en voedingsindustrie nadrukkelijk aanwezig zijn (zie bijlage 1 en 2 voor een uitgebreid ontwikkelingsoverzicht). Recreanten en toeristen tonen een toenemende belangstelling voor cultuurhistorische zaken en 'het eigene' van een bepaalde stad of streek. Cultuurhistorisch erfgoed van steden vormt dan ook een steeds belangrijker aspect bij de keuze voor een dagtochtbestemming. Noord-Brabant neemt ais vakantieprovincie hierbij een vooraanstaande positie in. De centrale vraaci in deze nota is daarom of Hetmond als vooraanstaande Brabantse stad bij een optimalisering van haar cultuurtoeristische potenties succesvol zou kunnen inspelen op dit toenemende interesse. Voor de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van de stad wordt historische identiteit bovendien als een belangrijke drager gezien van aspecten als sfeer en gezelligheid. Als laatstgenoemde, maar niet het minste opvallende kenmerk van dit soort stedelijke gezelligheid is dat de wensen van bewoners en toeristen vaak overeenstemmen. Nieuw Zelfbewustzijn De inwoners van Heimond hebben lange tijd een ambivalente houding gehad ten opzichte van het eigen industriële verleden. Het industriële ontwikkelingsproces van de stad heeft immers niet alleen voorspoed en welvaart gebracht maar evenzeer ook sociale ellende en armoede. Aan het begin van deze 21@ste eeuw heeft Heimond zich echter tot een moderne dynamische stad ontwikkeld. De afstand tot het industriële verleden is daarmee geleidelijk aan groter geworden. Dit schept ruimte voor een zelfbewuste omgang met dit zo kenmerkende verleden. Voor de vele nieuwkomers in Heimond, alsmede de jongere en toekomstige generaties zal de industriële historie van de afgelopen twee eeuwen bovendien alleen maar in belang toenemen. Begrippen als trots en schaamte ziin dan ook vervangen door een nieuw besef van waarde voor de overblijfselen van de eigen industriecultuur. De zoektocht naar een nieuwe betrokkenheid van de stad bij haar industriële verleden is begonnen. Integraal kader Zoals reeds gesteld is het doel van deze nota allereerst om inzichtelijk te maken wat de potenties zijn van het gebruik van industriële erfgoed als overkoepelend toedstisch-recreatief thema. Toch beoogt deze notitie ook meer. Het probeert het themaproject Industrieel Erfgoed Toerisme namelijk in een breder stadsontwikkelingsperspectief te plaatsen. Breder in de zin dat getracht wordt een verband te leggen met andere toeristisch-recreatieve thema's, zoals fietstoerisme, watertoerisme, zakelijk toerisme, festivals en evenementen etc. Breder uiteraard ook. in de zin dat dwarsverbanden worden gelegd tussen twee vrijetijdsgerelateerde sectoren, te weten: Kunst & Cultuur en Toerisme & Recreatie. 4 Bovendien wordt gepoogd toerisme en recreatie in onderlinge samenhang te zien met de andere centrale ontwikkelingsthema's van Heimond als een moderne dynamische centrumstad met aandacht voor de kwaliteit van leven, te weten: wonen, werken en recreëren. Discussiestuk Deze nota over Industrieel Erfgoed Toerisme is echter uitdrukkelijk ook bedoel a s discussiestuk. Op basis van een verkennende literatuurstudie, een uitgebreider gemeentelijk en beleidsmatig bronnenonderzoek en luisteren binnen de eigen organisatie (en her en der daarbuiten) zi.n de belangrijkste ontwikkelingsperspectieven geschetst. Indien het project Industrieel Erfgoed Toerisme inderdaad perspectiefvol wordt geacht, zal dan ook een nadere en vooral gezamenlijke uitwerking moeten plaatsvinden. Intensief overleg met de verschillende potentiële projectpartners (intern en extern) is daarbij een allereerste vereiste. Hoofdstukopbouw In het eerste inleidende hoofdstuk wordt cultuurtoerisme in een stedelijk ontwikkelingsperspectief geplaatst. Hoofdstuk tvveé geeft een algemeen beeld van de economische positie en belangrijkste ontvvikkelingrichtingen binnen de toeristische sector. In hoofdstuk drie wordt het huidige toeristisch-recreatief beleid van de gemeente geschetst. Het gebruik van industrieel erfgoed als verbindend thema en samenwerking als verbindende schakel worden vervolgens als centrale aandachtsgebieden uitgewerkt. Het toen'stisch recreatief ontwikkelingsplan (TROP) uit 1996 is hierbij als vertrekpunt genomen. Verder fijn in dit hoofdstuk ook enkele concrete voorbeeldprojecten opgenomen. In hoofdstuk vier worden de belangrijkste conclusies uit de voorgaande hoofdstukken nog eens samengevat en worden in de vorm van een voorlopig actieplan aanbevelingen gedaan. Als separaat document zijn de bijlagen gebundeld. Het betreft hier allereerst een historische beschrijving van de ontwikkeling van Heimond als industriestad, gevolgd door een industrieel- en cultuurhistorisch catendarium. Voorts is een Uitgebreide begripsafbakening van industrieel erfgoed toegevoegd. Verder is een lijst met de industriële rijks- en gemeentemonumenten in Heimond opgesteld. Teneinde de cofinanciële perspectieven van Industrieel Erfgoed Toerisme te kunnen inschatten zijn in bijlage zes de meest relevante bovenlokale beleidskaders samengevat. Als een soort 'toetje toe' is tot slot nog een cultuurtoeristische ontdekkingsreis door Heimond toegevoegd. Iedere stad heeft immers cultuurtoeristisch en recreatieve kwaliteiten waarmee een stad zich kan onderscheiden. 5 1. TOERISME IN EEN STEDELIJKE ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF In deze discussienota wordt toeristisch-recreatief beleid benaderd vanuit een integraal stedelijk ontwikkelingsperspectief. Investeren in toerisme en recreatie is immers ook investeren in stedelijke vernieuwing, veiligheid, leefbaarheid en werkgelegenheid. Met ander woorden wat van belang is voor de eigen inwoners is ook van belang voor de bezoekers van een stad (en vice versa). In dit algemeen inleidende hoofdstuk wordt stil gestaan bij deze relatie tussen toerisme en stadsontwikkeling. In de vervoighoofdstukken wordt deze band vanuit een industrieelhistorisch en cultuurtoeristisch kader nader uitgediept en worden de potenties voor de stad Heimond belicht. Steden Herleven Al sinds de Middeleeuwen is Nederland het meest verstedelijkte gebied ter wereld. Binnen Europa heeft ons land dan ook het grootste aantal monumenten per vierkante meter. Toch wordt hier toeristisch-recreatief vaak nog veel te weinig mee gedaan. De stad staat immers weer volop in de schijnwerpers. Stedenbezoek is 'booming business' en de tijd dat alleen onze hoofdstad een apart bezoek rechtvaardigde ligt inmiddels ver achter ons. Kende we enige jaren geleden in Nederland nog slechts een handjevol gespecialiseerde touroperators, vandaag de dag kan de stedentoerist kiezen uit een waaier van programma's en mogelijkheden. Toeristische Stad De traditionele stedentoerist uit de jaren zeventig maakte deel uit van een kleine, min of meer elitaire groep. Hij of fij bezocht in hoofdzaak stedelijk musea, monumenten en culturele festivals. De hedendaagse stedentoerist, die deel uit maakt van een fors gegroeide massamarkt, wil echter meer. Nog steeds is cultuur een belangrijk motief, maar hij of zij is ook opzoek naar populair vermaak, zoals bijvoorbeeld recreatief winkelen. Zijn of haar gedrag is aan het begin van dit nieuwe millennium veel grilliger geworden. De inmiddels ervaren stedentoerist wil zich bovendien meer verdiepen. Hij wil kennis maken met de lokale cultuur, waarbij de aandacht wordt verlegd van het traditionele toeristische product naar de sociale en culturele bijzonderheden van het dagelijks leven in de stad. Parken, begraafplaatsen, bedrijven en markten worden belangrijke componenten van het toeristisch- recreatieve product. Door deze ontwikkelingen is het onderscheid tussen de stadsbewoner en stedentoerist gaan vervagen. De belangen van de toerist en de burger lopen immers meer en meer in elkaar over. De toerist vermengt zich dan ook vaak b" voorkeur met de ij plaatselijke bevolking en maakt gebruik van dezelfde voorzieningen. Een stedentoerist is echter per definitie op reis en dat maakt het grote verschil met de stadsbewoner. Het verblijf in de stad is onderdeel van die reis en dus een deel van een leerproces. Dit leerproces is zowel het ontdekken van het'eigen verhaai'van de stad als het leren verbi"ven in een voor ij hem of haar vreemde omgeving: waar kan ik terecht om te overnachten, te eten, mij te informeren over de bezienswaardigheden etc. De lokale bevolking wordt bij de ontwikkeling van cultuurhistorisch toerisme overigens nog al eens vergeten. Maar het gebeurt allemaal op hün grond, in hün stad en met hun geschiedenis. De aanwezigheid van burgers is bovendien mede bepalend voor de sfeer. Welke toerist wil er nu immers alleen op een terras zitten? Complete Stad De moderne stedentoerist vraagt derhalve om een complete stad: een stad met een goede balans van uiteenlopende sferen, voorzieningen, plekken die aantrekkelijk zijn voor alle gebruikers van de stad. Bij een complete stad hoort toerisme, net als winkelcentra, gezondheidszorg, onderwijs, goede woningen en voldoende banen. Toerisme kan een belangrijke bouwsteen zijn voor de kwaliteit van de openbare ruimten en voorzieningen, voor recreatie en vermaak van de eigen burgers en voor omzet en werkgelegenheid in de stedelijke economie. Een complicerende factor bij de ontwikkeling en het beheer van de stad als toeristisch-recreatief product is het samengestelde karakter van dat product. De stad dankt haar toeristische aantrekkingskracht aan verschillende kwaliteiten. 6 Naast straten en pleinen in de historische binnenstad, de concentratie van bijzondere monumenten en gebouwen, de kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte en cultuurhistorisch erfgoed, gaat het met name ook om een levende stad met een complexe verweving van wonen, werken, onderwijs, winkelen, cultuur en toerisme. Investeren in toerisme is dus investeren in de stad. De mate van succes in het aantrekken bezoekers naar de stad, zal in de komende jaren bepalend zijn voor en gelijke tred houden met de mate van succes in het behouden van de eigen inwoners voor de stad. Investeren in toerisme genereert een meerwaarde voor de stad. Een aantal doelstellingen voor ontwikkeling en instandhouding van de stad is door toerisme realiseerbaar. Naast werkgelegenheid en een promotioneel imago geeft toerisme een impuls aan het voorzieningenniveau en draagt7ij bij aan het instandhouden van cultuurgoed. Toerisme is bij uit n rpro uct. it verstrekt de positie van de stad voor functies als wonen en werken. Identiteit en Eigenheid Recreanten en toeristen tonen een toenemende belangstelling voor cultuurhistorische zaken en 'het eigene' van een bepaalde stad of streek. Met name in oude stadjes, die rijk zijn aan monumenten. musea en andere cultuurhistorische bezienswaardigheden, is deze ontwikkeling duidelijk zichtbaar. Ook het succes van de open monumentendagen en het bezoeken van -enlof winkelen in~ een historische binnenstedelijke omgeving getuigen hiervan. Naast monumenten en andere markante gebouwen vallen ook oude gebruiksvoorwerpen, verhalenllegendes en tradities in de interessesfeer van de moderne cultuurtoerist. Het grote publiek voelt zich vooral aangesproken door'tiving history: et vertellen van verhalen uit het verleden, door die na te spelen. Belangrijk daarbij is wel de kwestie van authenticiteit: de grens tussen 'folklore' en 'fakelore'. Een belangrijke opgave is dan ook gelegen in het toegankelijk maken van de stad voor de toerist en het creëren van mogelijkheden en draagvlak voor het medegebruik. Ook de eigen burger moet immers worden gewonnen voor toerisme. De mogelijkheid hiertoe is gelegen in het formuleren van een unieke herkenbare identiteit waarop men trots kan zijn. De eigenheid omvat hierbij de niet na te maken onderdelen van de stad of 'unique selling points'. Aan dit oorspronkelijke karakter wordt de identiteit van de stad ontleend. De toeristenmotieven richten zich immers vooral op dit aanbod. Het cultuurhistorische karakter van de (binnen)stad is derhalve van zeer grote invloed is op het toeristisch imago van steden. Magische Plekken Vergelijkend onderzoek leert dat een opstelsom van voorzieningen in een aansprekend decor voor succesvol steden toerisme slechts een deel van het vereiste totaalpakket is. Bijna iedere city tripper doet tijdens z'n bezoek plekken aan met een bijzonder symbolische waarde (internationale voorbeelden zijn het Achterhuis van Anne Frank, Manneke Pis of het mausoleum van Lenin). Bijzondere plekken krijgen met andere woorden bijzonder veel aandacht. In het beter toegankelijk maken van dit soort 'magische' plekken kan veel toeristisch-recreatief gewin worden behaald. Soms ontstaat de indruk dat het vandaag de dag alleen nog om attracties gaat met de allerlaatste snufjes van techniek. Maar wanneer deze niet vergezeld gaan van een bepaald verhaal is het nieuwtje er snel van af. Zelfs achter de meest geavanceerde publiekstrekkers blijken degenen die uiteindelijk voortbouwen op gedachten kronkels van een persoon de iwinnaars. Anton Pieck en Walt Disney spraken wat dat betreft al complete boekdelen. Beschikbaarheid en Bereikbaa ce Toerisme is afhankelijk van een aantrekkelijke en toegankelijke omgeving. Het eigen huis is niet onder handbereik en de weg in de stad kent de toerist niet of onvoldoende. Voor de toerist zijn beschikbaarheid en bereikbaarheid van basisvoorzieningen en stedelijke diensten, zoals bewegwijzering, informatie, sanitair, parkeervoorzieningen en horeca dan ook van eminent belang. Voor de ontwikkeling van toerisme in de stad zijn voldoende goede overnachtingsmogeliikheden uiteraard ook noodzakelijk. 7 Deze accommodaties zijn van belang voor de stad omdat zij het toeristisch stedenbezoek stimuleren, de toeristische bestedingen verhogen en bijdragen aan de verlening van het toeristische seizoen. Dergelijke logiesaccommodaties moeten op goede locaties in de stad liggen. Een goede tocatie is zowel goed bereikbaar (ook voor de bevoorrading) als toeristisch aantrekkelijk. Een locatie in de buurt van de toeristische kern, bijvoorbeeld aan een plein, beperkt de automobiliteit (vanuit het hotel loopt de gast zo de stad in) en vergroot de attractiviteit van het verblijf (vermaak ligt binnen handbereik). Openbare Ruimte als Ontmoetingsplaats Naast het voorzieningenniveau hebben toeristen ook baat bij de bijzondere aandacht voor veiligheid en properheid van de openbare ruimte in de stad. De openbare ruimte in de stad vervult een 'huiskamerfunctie' voor de burger en de toerist. Naast het bezoek aan de toeristische attracties maken het bezichtigen van de stad, winkelen en horecabezoek een belangrijk onderdeel uit van het bezoek. Vaak brengen toeristen meer dan 50% van hun verblijfstijd door in de openbare ruimte van de stad. De kwaliteit van deze ruimte is sterk medebepalend voor de beleving van de stad. De inrichting van deze openbare ruimte is bovendien een belangrijk instrument voor de oriëntatie en de geleiding van de toerist of recreant. Het aandragen van allerlei stimuli zoals diverse thematische routes 'vertraagt' de snelheid van de ronde door de stad en weert toeristen uit kwetsbare of minder'fraaie' gebieden. Daarnaast vormt de openbare ruimte als een markante (historische) eenheid een attractie op zich. Pleinen, parken, binnenplaatsen, boulevards en waterfronten zijn producten op zich en worden als ontmoetingsplaatsen steeds belangrijker. Vermaak De toenemende belangstelling voor wonen, werken en recreëren in het centrum van een stad komt mede voort uit de beschikbaarheid van een grote diversiteit aan vermaak binnen een compacte structuur. De moderne burger of toerist wil niet alleen de stad bezichtigen of boodschappen doen. Hij wil vermaakt worden. Vermaak in de stad betekent een veelheid aan mogelijkheden op het gebied van recreatief winkelen, marktbezoek (zowel weekmarkten als thematische markten), bezoek aan horeca (café, restaurant, terras, discotheek) en amusementsvoorzieningen (sport, spel, uitgaan), bezoek aan culturele voorzieningen (zoals musea, evenementen, tentoonstellingen, theater, concerten en bioscoop), gebruik van openbare ruimte, groenvoorziening en water, bezichtigen van toeristisch-recreatieve bezienswaardigheden. Voor het vermaak in de stad is het essentieel dat er veel wordt geboden met mogelijkheden tot combineren (museum, winkelen, sight-seeing, horeca), zodat niet alles in één dag past, waardoor een langer verblijf of een herhalingbezoek wordt opgeroepen (geen grotere teleurstelling voor de toerist dan dat na enkele uren alles al is bekeken). Bovendien moet er wat te doen zijn voor alle leden van het reisgezelschap, ook voor kinderen. Vermaak kan én mag overigens ins[)elen OD de mode en actualiteit in de stad. Van belang is dat er beleidsmatig, planologisch en fysiek mogelijkheden bestaan om deze dynamiek te realiseren. Organisatie Door het samengestelde karakter van toerisme en recreatie is de ontwikkeling ervan een verantwoordelijkheid van meerdere partners. Toerisme komt alleen duurzaam tot stand via lokale samenwerking op basis van gelijkwaardigheid. Voor velen is de toeristisch~recreatieve ontwikkeling van de stad echter niet eerste prioriteit. Toch kan toerisme bijdragen aan het realiseren van doelstellingen op het gebied van bijvoorbeeld werkgelegenheid, rendement en voorzieningenniveau. Toerisme is dan ook vooral een middel voor het realiseren van sectorale doelstellingen. De vorm van toeristische samenwerking vraagt daarom maatwerk, afhankelijk van onder meer de schaal, doelstellingen, deelnemers (publiek/privaat, professionalisme), inbreng van middelen en verdeling van risico's. Dit betekent ook dat de rol van de overheid uiteen kan lopen van actief grondbeleid of fäciliterend beleid tot een voorwaarde scheppend beleid (o.a. bestemmingsplantechnisch). 8 De samenwerking moet tot slot niet te vluchtig van karakter zijn, maar een basis voor een bredere, planmatige aanpak. Toerisme vraagt immers om voortdurende aandacht en vernieuwing. Financiering De lusten en lasten van toeristisch-recreatieve ontwikkeling zijn ongelijk verdeeld over de partijen die samen de kwaliteit ervan bepalen. De overheid ervaart vaak dat zij vooral de lasten draagt: toerisme kost geld. Financiering van publieke voorzieningen is vaak moeizaam. Niet alles is echter in directe kosten of inkomsten uit te drukken. Voor een deel zijn de inkomsten van het toerisme meer kwalitatief van karakter. Ook de verkokering binnen gemeentelijke diensten geeft intern een ongelijke verdeling van lusten en lasten. Zo kan het parkeerbedrijf mogelijk hogere opbrengsten tegemoet zien door een betere bezetting van betaalde parkeerplaatsen. Het grondbedrijf daarentegen ziet ongetwijfeld lagere opbrengsten tegemoet bij toeristische ontwikkelingen in vergelijking met woon- of kantoorbestemmingen. Verder zijn Tenderende toeristisch-recreatieve exploitaties en voorzieningen essentieel. Een bedrijfsmatige continlifteit is immers belangrijk voor de kwaliteit en dynamiek van het product. De overheid moet hierbij niet de rol van de ondernemer overnemen, maar marktconforme uitgangspunten en rendementscriteria in plannen hanteren. Zo kan de financiering van een onrendabele top noodzakelijk zijn voor commerciële voorzieningen in een historische omgeving. De investeringen voor het herstel en het geschikt maken voor nieuwe doeleinden van oude, monumentale gebouwen wegen vaak niet op tegen de opbrengsten. Een subsidie van de overheid, gericht op het eenmalig financieren van kosten is in deze gevallen noodzakelijk en legitiem. Stedelijke Promotie De promotie van een stedelijk toeristisch-recreatief product moet zijn gebaseerd op een eenduidige en realistische boodschap. Het gevaar is immers aanwezig dat de toerist tijdens het bezoek niet vindt wat hem is beloofd. De vraag is dan vervolgens of de stad een tweede kans krijgt, er zijn immers vele alternatieven. De promotie moet zich bovendien niet alleen op de bezoeker richten, maar draagt in brede zin bij aan het imago van de stad en moet voor de eigen bevolking herkenbaar zijn. De sterk toenemende onderlinge concurrentiestrijd tussen steden vraagt immers om een andere invulling van het gemeentelijk communicatiebeleid. Naast'klassieke'taken als informatie en communicatie staan nu'moderne'taken als imago en promotie. Ook de plaatselijke VW vervult bij de toeristisch-recreatieve promotie van de stad een centrale rol. Het ontwikkelen van een toertsfisch-recreatief promotiebeleid en van nieuwe arrangementen bevordert de samenhang van het product en de samenwerking. De VW is immers de eerst verantwoordelijke voor de organisatie, coördinatie en ondersteuning van promotionele activiteiten en evenementen in de stad. Evenementen en Festivals Het belang van evenementen in een stad wordt alom erkend. Kleine evenementen dragen bij aan de levendigheid en profilering van een stad of streek. Grote evenementen met een uniek karakter dragen aantoonbaar bij in het aantrekken van extra bezoekers. Het versterken van de bestaande en ontwikkeling van nieuwe evenementen bieden kansen. Hetzelfde geldt voor een betere onderlinge afstemming en agendering. Ook door koppeling van diverse evenementen en het hierop inspelen van het toeristisch-recreatief bedrijfsleven en de culturele sector ontstaan nieuwe mogelijkheden. 9 2. TOERISTISCH-RECREATIEVE CIJFERS EN ONTWIKKELINGEN In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de economische betekenis van toerisme. Vervolgens worden de belangrijkste ontwikkelingen op de markt van vraag en aanbod op een rij gezet. 2.1 Groeimarkt Toerisme Het economisch belang van toerisme en recreatie wordt nog vaak onderschat. Zeker als men bedenkt dat de toeristisch-recreatieve sector deze eeuw naar verwachting de grootste bedrijfstak ter wereld zal gaan worden. Het aantal toeristische reizen kwam in 2000 wereldwijd uit op 698 miljoen (7,4 procent meer dan in 1999). De totale omzet bedroeg $ 476 miljard (1. 1 42 miljard gulden) en steeg met 4, 5% ten opzichte van het jaar 1 999. Daarmee is toerisme wereldwijd nu al groter dan bijvoorbeeld de olie-industrie of de automobielindustriel. Verschil tussen toerisme & recreatie 1. Doelgroepen: toerisme richt zich op mensen buiten het gebied van de regio. Recreatie is gericht op de eigen inwoners en mensen uit de regio, 2. Beleidsmatige invalshoek. toerisme heeft een economische achtergrond (welvaart) in de vonn van werkgelegenheid. Recreatie heeft een sociale achtergrond (welzijn) in de vorm van ontspanningsmogelijkheden; 3. Voorzieningen: de toerist is afhankelijk van verblijfsaccommodaties de recreant niet. Toerisme in Nederland Ook in Nederland zijn toerisme en recreatie in maatschappelijk en economisch opzicht van grote betekenis. Zo bedraagt het aandeel van de uitgaven voor dagtochten en vakanties in de totale binnenlandse particuliere consumptie momenteel zo'n 10%. Na huisvesting, voeding en medische diensten wordt hieraan het meeste geld uitgegeven. Toerisme en recreatie scoren met andere woorden hoog op de ladder van de menselijke behoeftebevrediging. Nederlanders ondernemen jaarlijks circa 959 miljoen dagtochten (dat wil zeggen een uitstapje van minimaal twee uur en maximaal een dag). Iedere Nederlander neemt daarmee gemiddeld genomen zo'n vijf dagtochten per maand. Het Nederlands Bureau Toerisme verwacht dat dit gigantische aantal in de komende 15 jaar zelfs nog zal gaan verdubbelen naar ruim 2 miljard per jaar. Op zo'n dagtrip geeft iemand overigens gemiddeld een kleine 140 gulden uit. Elke bezoeker die verleid wordt langer dan een dag in de stad te blijven geeft echter gemiddeld 256 gulden per dag uit (exclusief overnachting). Toeristische indeling op basis van verblijfsduur 1. Dagtoerisme., enkele uren tot een hele dag, 2. Verblijfstoerisme: één of meer nachten. A. Korte vakanties: 1 tot 3 overnachtingen; B. Lange vakanties: 4 overnachtingen of meer In de bedrijfstak bieden momenteel zo'n 45.000 bedrijven aan 395.000 mensen werk (circa 273.000 arbeidsjaren). Dit is 6,1% (5,4%) van de totale werkgelegenheid. In veel binnensteden en plattelandsgemeenten is de toeristische sector zelfs al de grootste werkgever. Met een groei in directe werkgelegenheid tussen 1995 en 1998 van 10,6% is het één van Nederlands sterkst groeiende sectoren van de afgelopen jaren. Bron: De Wereidorganisatie voor Toerisme, Spits, 30 januari 2001. 10 De totale aaromzet van de sector wordt geraamd op ruim 50 miljard gulden, waarvan ruim 75% (37,8 miljard) voor rekening komt van de binnenlandse dag- en verblijfsrecreatie, 2 aankoop van toeristisch-recreatieve goederen en inkomend toen'sme . Hiermee is de toeristische sector in Nederland groter dan bijvoorbeeld de transportsector, het bank- en verzekeringswezen of de voedings- en genotsmiddelenindustrie. Staatssecretaris Ybema van Economische Zaken verwacht zelfs dat de omzet van de sector in de komende vijf jaar verder zal groeien naar zo'n 75 miljard gulden per jaar'. Toerisme in Noord-Brabant De provincie Noord-Brabant staat vooral bekend als een aantrekkelijke bestemming voor een dagje-uit' of een 'tussendoor-vakantie'. Na Gelderland komt Brabant immers op de 2 eplaats e wat dit soort korte vakanties betreft (4 plaats voor de langere vakanties). In totaal brengen zo'n 2 miljoen Nederlanders hun jaarlijkse vakantie door in de provincie. Dit is ruim 13% van alle binnenlandse vakanties (korte en lange vakanties). Van de buitenlandse toeristen komt circa 6% naar Brabant (vooral Belgen, Duitsers en Engelsen). Het aantal dagtochten van de eigen inwoners en de bezoekers van buiten de provincie (vooral inwoners van de randstad) wordt geschat in de orde van 130 miljoen per jaar (verdeeld over buitenrecreatie, stadsbezoek, sportactiviteiten, culturele evenementen en de attractieparken). De totale jaaromzet van de toeristisch-recreatieve sector in Brabant wordt geschat op een kleine 4 miljard en er werken in totaal circa 56.000 personen, waarvan 39.000 fulitirne4 Toerisme in Zuldoost-Brabant en de Peel Ook Zuidoost-Brabant pikt een graantje mee uit de toeristische ruif. Hoe veel weet niemand precies, aangezien er geen goede recente gegevens beschikbaar zijn. Cijfers uit 1993 spreken over een jaaromzet van circa 900 miljoen gulden, terwijl de toeristische sector in 1995 aan ongeveer 9.400 mensen werk bood (waarvan 6.100 fulitime)5. In de Peet wordt het jaarlijks aantal toeristische overnachtingen momenteel geschat op ruim 3 miljoen en uit een in 1996 gehouden KPMG-onderzoek blijkt verder dat 65% van de Nederlanders bekend is met de naam De Peet (ooit geweest, ooit iets overgelezen of gehoord). Als de belangrijkste imagokenmerken werden hierbij genoemd: traditionele gezelligheid, gemoedelijke sfeer en rust en natuur (wandelen en fietsen). Bijna 80% van de mensen die een dagtocht naar de Peet ondernemen zijn er actief op uit. Bijna 50% van hen is daarbij specifiek geïnteresseerd in cultuur en voor ruim 1 0% vormt stedelijk bezoek de belangrijkste activiteit tijdens een dagtocht. Verdeeld naar leeftijd is 25% van de bezoekers tussen de 35 en 40 jaar, op de voet gevolgd door de groep 25 tot 34 jarigen met 23%. Meer dan de helft (53%) van de bezoekers zijn gezinnen met kinderen, terwijl 39% van hen deel uitmaakt van de hoogste sociale klasse. 59% van de bezoekers, tenslotte, is afkomstig uit de Randstad Toerisme in Heimond Heimond telt als vijfde stad van Brabant ruim 80.000 inwoners en wordt als gevolg van aansprekende nieuwe woongebieden als Dierdonk en Brandevoort steeds populairder als woonstad. Ook als werkstad heeft Hetmond een naam hoog te houden. Als centrum van moderne fabricage techniek is de werkgelegenheid de afgelopen 1 0 jaar met 20% toegenomen. Alleen op toeristisch-recreatief gebied heeft de stad (nog) geen omvangrijke traditie. In het "Toeristisch-Rekreatief Ontwikkelingsplan Heimond-Centrum" (TROP) uit 1996, komt het onderzoeksbureau de Vries & Hopman dan ook tot de conclusie dat de gemeente Heimond ais bestemming voor toeristisch-recreatief bezoek vanuit de regio en daarbuiten vooralsnog een relatief bescheiden positie in neemt. 2Bron: NBT (1999). Heel toeristisch Holland in een klein boekje. 3Bron: Recreatie, oktober 2000, 30e jaargang, pagina 39. 4Provincie Noord-Brabant (1 995). Beleidsvisie toerisme en recreatie. Pagina 1 9. 5WVB-Marketing Advies (1995). Toeristische organisatie en promotie in Zuidoost-Brabant Pagina 2. 6SRE (2000). Toeristische Ontwikkelingsvisie De Peet. Pagina 37-42. Het totale aantal bezoekers aan Heimond werd door de onderzoekers in 1996 geschat op net iets meer dan een miljoen. De totale omvang van de toeristisch-recreatieve bestedingen en de daarbij behorende arbeidsplaatsen werd voor dat zelfde jaar geschat op zo'n 43 miljoen gulden en respectievelijk 270 arbeidsplaatsen7. Het rapport geeft ook aan dat Heimond op toeristisch-recreatief gebied duidelijke groeikansen heeft. Harde gegevens zijn echter niet beschikbaar. 2.2 Vraag- en Aanbodontwikkelingen De enorme groei van toerisme en recreatie is het directe gevolg van een aantal fundamentele veranderingen op het gebied van vraag en aanbod. De Onvoorspelbare Consument Het onvoorspelbare gedrag van de hedendaagse toerist of recreant is opvallend. Vaak lijken ontwikkelingen daarbij tegengesteld. Het ene moment wil hij rust en even later zoekt hij spanning en sensatie. Hij of zij is niet meer in traditionele hokjes te stoppen. De moderne toerist verdient tegenwoordig immers goed, maar tegelijkertijd heeft hij minder vrije tijd om dat geld uit te geven. Ook is hij hoog opgeleid en heeft hij aanzienlijk meer reiservaring dan vroeger. Zowel sociaal-cultureel als ruimtelijk heeft hij bovendien een aanzienlijk ruimere actieradius (zie bijlage 3 voor verdere details . Van een duidelijke maatschappel"ke standshiërarchie is immers geen sprake meer zodat zowel van populair vermaak als van een klassiek concert wordt genoten en met de komst van de moderne transport middelen staat afstand dergelijke bezoeken al helemaal niet meer in de weg. Gevolg van deze ontwikkelingen is een kritische consument met meer aandacht voor de prijs- kwaliteitverhouding, die bovendien meer verschillende activiteiten wil ondernemen en zijn schaarse tijd daarbij efficiënter wil benutten. Aansluitend op dit wisselende consumentengedrag zien we dan ook het aantal korte vakanties sterk groeien. Naast lange reizen naar exotische bestemmingen wil men tevens één of meerdere keren kort op vakantie. Het toenemende interesse in cultuur maakt daarbij dat stedentrips zeer sterk in de lift zitten. In de drukte van alle dag groeit echter ook de belangstelling voor rustiek en natuur. Helemaal ideaal is dus een korte vakantie waar beide elementen gecombineerd kunnen worden. Definitie Cultuurtoerisme Alle activiteiten van personen die buiten hun normale omgeving reizen met de intentie nieuwe informatie en ervaringen op te doen om hun culturele behoeften te bevredigen. Cultuurtoerisme is de laatste jaren dus in opkomst. De moderne cultuurtoerist, hoewel een echte kameleon in zijn gedrag, heeft een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Hij of zij heeft een relatief hoge opleiding en veel reiservaring. Door het relatief hoge inkomen wordt bovendien vaak een behoorlijk budget besteed. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 40 en 60 jaar en het aandeel actieve senioren neemt gestaag toe. De cultuurtoerist probeert bovendien in relatief korte tijd veel hoogtepunten van een stad te bezoeken. Belangrijke randvoorwaarde voor cultuurtoerisme is dan ook de aanwezigheid van een historische binnenstad met een zekere omvang. Steden met veel imposante monumenten en nationale musea, zoals Amsterdam, worden in gemiddeld 2 á 3 dagen geconsumeerd. In kleinere steden bedraagt het gemiddelde verblijf van de toerist slechts enkele uren. Een half dagdeel wordt als minimale maatstaf gehanteerd om bezoekers van andere bestemmingen te laten afzien. Het aandragen van allerlei afgeleide stimuli (gezellige winkels, horeca etc.) vertraagt echter de snelheid van de cultuurtoeristische ronde door de stad. Een gecombineerd arrangementenaanbod met cultuurhistorische en toerisch~recreatieve bezienswaardigheden in de omliggende regio maakt het plaatje compleet. Hierdoor wordt de kritische omvang eerder bereikt. 7 De Vries & Hopman. TROP. Pagina 14. 12 Wanneer de stadstoerist zijn visite al interessant vindt zónder direct de intentie te hebben een bezoek aan een museum of attractie te plegen, zal zo'n bezoek bovendien de kiem van een herhaling in zich hebben. Vergaande Vervlechting De grenzen tussen voorheen strikt gescheiden markten en sectoren is in hoog tempo aan het vervagen. Toerisme, cultuur en detailhandel zijn niet langer het exclusieve domein van de eigen sector. De traditionele waterscheiding tussen recreatie, toerisme, kunst, cultuur, sport, vermaak, media en detailhandel is aan het verdwijnen. Toeristen en recreanten ontdekken massaal de vrijetijds-, of de leisuremarkt. De verschillende werelden beginnen elkaar langzaam maar zekere te begrijpen en zien in dat zij elkaar over en weer kunnen versterken. De toeristische sector is dan ook volop in beweging. Overal zien we nieuwe initiatieven en samenwerkingsverbanden ontstaan. Consumenten willen immers in groten getale allemaal wat anders, meer variatie en vooral waar voor hun geld. Kleinschalige accommodaties hebben daarbij goede kansen als het gaat om variëteit en persoonlijke aandacht. Met de toenemende reiservaring nemen immers ook de eisen op het gebied van kwaliteit en service toe. Deskundig gastheerschap is in de toekomst één van de, zo niet hét belangrijkste aspect, waarop de concurrentiestrijd zich zal concentreren. De verschuiving van massatoerisme naar maatwerktoerisme stelt niet alleen specifieke eisen aan het product, maar heeft ook grote gevolgen voor de promotie en distributie. Juist in deze belangrijke schakel tussen vraag en aanbod vindt momenteel een grote (r)evolutie plaats. De belangrijkste oorzaak hiervan is de opkomst van de nieuwe media. Het is niet te zeggen hoe dit op langere termijn precies zal uitpakken. Al wel is duidelijk dat het aantal tussenschakels zal verminderen. Het proces van informatieverzameling, reserveringen en boekingen schuift steeds meer in elkaar. Nieuwe media maken één-op-één communicatie mogel"k, evenals (inter)nationale vergelijking van informatie en prijzen. De functie van bijvoorbeeld de W\rs zal hierdoor sterk veranderen. De toeristisch-recreatieve sector zal steeds minder gebruik kunnen maken van tussenschakels en moeten rechtstreeks met de consument zaken doen. lnternet biedt op middenlange termijn goede mogelijkheden om dit effectief te doen. Op korte termijn is directe consumentenbenadering echter alleen haalbaar door bundeling van krachten. Arrangementen en ketenbenadering staan centraal. De moderne toerist wil daarbij overigens niet meer van het zelfde. maar hij of zij is juist opzoek naar unieke ervaringen, die elders niet gevonden kunnen worden. Historiciteit en authenticiteit bieden bij uitstek de mogelijk tot onderscheiding. Men Wil genieten van het typische eigene van een stad enlof streek: wat heeft mensen bewogen zich te gedragen zoals ze hebben -qedaan. Niet alleen het geëxposeerde is daarbij belangrijk, maar vooral ook de wijze waarop men exposeert is van belang. De ervarings- of belevingswaarde staat immers centraal. Thematisering en het bieden spektakel zijn het gevolg. Alles wordt vermaak. 13 3. GEMEENTELIJK BELEID Binnen de gemeente Heimond is tot op heden nog geen echt structureel en geïntegreerd toeristisch-recreatief beleid tot stand gekomen. In 1996 heeft het onderzoekbureau de Vries & Hopman weliswaar een eerste poging gedaan met haar Toeristisch-Recreatief OntWikkelingsplan (TROP) voor het centrum, maar dit heeft nog geen structureel vervolg gekregen. Dit betekend zeker niet dat er sindsdien niets is gebeurt (zie ook paragraaf 3.2). Wat echter ontbreekt is een duidelijke overkoepelde thematische samenhang en structurele samenwerkingsverbanden op toerisfisch-recreatief gebied. Uit het in december 1999 door het Ministerie van Economische Zaken gepubliceerde "Benchmark gemeentelijk ondernemingsklimaaf', blijkt dan ook dat Heimond met een beoordelingscijfer van 5,9 zeer matig scoort op het gebied van haar toeristisch beleid (van de 25 grote gemeenten scoren alleen Heerlen en Eindhoven slechter)'. Om deze achterstand in te lopen heeft de gemeente zowel in het Meerjaren Ontmkkelings Programma (MOP)L 999-2003 als in de Integrale Stadvisie Heimond 201 0 de ambitie uitgesproken om de 'culturele, toeristische en recreatieve potenties van de stad te ,2 versterken . Ook de inwoners van Hetmond willen dit. Nu zijn zij immers nog uitgesproken ontevreden over het toeristisch-recreatief profiel van de stad. Uit, in het kader van de Kernstadvisie gehouden, onderzoek blijkt namelijk dat zij van alle onderzochte items het 3 minst tevreden zijn over de toeristische aantrekkelijkheid van hun stad . Tabel 3.1 Toeristische aantrekkelijkheid Heimond 50 45 40 35 30 25 20 3.5 r&e eens Neutra 1We oneens 1 mee oneens NIR Een sterke stedelijke identiteit en een positief imago zijn essentiële voorwaarden voor een gezond maatschappelijk en economisch functioneren. Met een goeddoordacht toeristisch beleid kan een stad zich onderscheiden van én verbinden met haar buurgemeenten. De gemeentelijke overheid heeft bovendien een zeer specifieke, vooral regisserende, rol bij de realisatie van 'nieuW'toeristisch-recreatief aanbod. Van de gemeente wordt verwacht dat zij het voortouw neemt om ontwikkelingen op gang te brengen en daarvoor vooraf een visie ontwikkelt. Alleen dan kunnen immers (ver)nieuwe(nde) verbanden worden gelegd tussen commerciële en maatschappelijke functies. Om de bescheiden toeristisch-recreatieve positie van Hetmond te verbeteren formuleerde de Vries & Hopman in haar TROP-rapport uit 1996 de volgende toeristisch-recreatieve visie: 'Het toekomstige Helmond is een gemoedelijke provinciestad met een compact, maar vooral kloppend stadshart, dat zich kenmerkt door. - een kwalitatief hoogwaardige uitstraling, - enkele beeldbepalende elementen die "Hetmonds-eigen'zijn; M 2 inisterie van Economische Zaken. Benchmark gemeentelijk ondememersklimaat Pagina 19. 3 MOP Hetmond, 8"te programmapunt economische structuur, pagina 22. Priority Search Benelux (2000). Eindresultaten Toetsing Kemstadvisie 2010. Pagina 30. 14 een multifunctioneel karakter, waarin het recreatief winkelen een prominente plaats inneemt, maar dat daarnaast uitnodigt (prikkelt) tot het ondernemen van andere toeristisch-recreatieve activiteiten. ' Het belangrijkste knelpunt bij de verwezenlijking van deze toekomstvisie bestond volgens de onderzoekers uit het gebrek aan samenhang en ruimtelijke en functionele afstemming tussen de diverse toeristisch-recreatieve voorzieningen. In de ogen van de Vries & Hopman en in het verlengde daarvan het college van B&W en de gemeenteraad moesten daarom een tweetal strategische projecten worden uitgewerkt, te weten: themakeuze en samenwerkingstructuur. Zonder deze twee projecten zou de gewenste toeristisch-recreatieve ontwikkeling van Heimond immers niet tot stand kunnen komen. 3.1 Industrieel Erfgoed als Themakeuze Met betrekking tot de keuze en implementatie van een overkoepelend toeristisch-recreatief thema voor de stad golden volgens de Vries & Hopman een viertal uitgangspunten: 1 . Het thema moet'de ladina dekken': de verwachtingen die worden gewekt moeten inderdaad waargemaakt (kunnen) worden; 2. Kiezen voor één overkoepelend thema dat iedere keer terugkomt en van waaruit subthema's kunnen worden benoemd, afhankelijk van de te promoten activiteit of object; 3. Voortbouwen op de karakteristieke (historische) eigenschappen van Heimond en haar centrum en streven naar uniciteit; 4. In spelen op het toenemende belang van het persoonlijke en sociale contact tussen productaanbieder en consument (de menselijke maat)g 1 Bij de verdere uitwerking van de themagerichte aanpak kozen de onderzoekers in der tijd echter voor een puur promotionele invalshoek (Heimond nodigt u uit!). De onderzoekers meenden immers dat productontwikkeling en promotie niet zonder elkaar kunnen. De toerist komt namelijk niet vanzelf naar Heimond en haar centrum, maar zal daartoe moeten worden uitgenodigd en gemotiveerd, aldus de Vries & Hopman. Zonder afbreuk te willen doen aan het waarheidsgehalte van deze strategie, kleeft er echter ook een belangrijk nadeel aan. Het toeristisch-recreatieve imago van de stad wordt zo immers op zijn best een diffuse optelsom van de verschillende bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen en projecten. Dit gegeven wordt nog eens versterkt, wanneer die stad al een zwak profiel als toeristisch- recreatieve bestemming heeft. Logischer lijkt het dan ook om de stad vanuit één alles overkoepelend inhoudelijk toeristisch- recreatief thema te belichten en daar de diverse toeristisch-recreatieve (centrum)projecten direct óf indirect aan te koppelen: Heimond als oude en gemoedelijke Brabantse industriestad met vele toeristisch interessante gezichten. Er zou met andere woorden veel meer geopereerd moeten worden vanuit één totaalconcept. De toegankelijkheid en presentatie van de afzonderlijke onderdelen van het Heimondse toeristisch-recreatieve product moeten weliswaar verbeterd worden, maar daarnaast moeten deze vooral ook aan elkaar en aan andere producten en activiteiten gekoppeld worden. Tot nu toe wordt er nog veel te veel objectgericht gewerkt. De stad en haar verschillende toeristische producten en activiteiten moeten veel meer conceptgericht vanuit een gemeenschappelijk thematisch 'heritage'-programma worden gepromoot. Het gebruik van het in de stad aanwezige industriële erfgoed ligt hierbij voor de hand. De identiteit van een stad moet immers authentiek zijn. Een natuurlijke symbiose tussen wat men biedt en wat men is. Industrieel erfgoed sluit goed aan bij de identiteit en het imago van Hetmond. 4De Vries & Hopman Partners. TROP. Pagina 26. 5 De Vries & Hopman Partners. TROP. Pagina 45. 15 Tot het ongekend brede en diverse terrein van het 'industrieel erfgoed' behoren- oude fabrieksgebouwen, pakhuizen en silo's; kanalen, sluizen en bruggen; tram- en treinstations en remises; vuurtorens, watertorens en gemalen. Al deze en nog vele andere soorten gebouwen en objecten worden ook wel aangeduid als 'monumenten van bedrijf en techniek', 'gedenktekens voor de werkende mens' of 'tastbare herinneringen aan afgesloten fasen in de ontwikkeling van bedrijf en techniek'. Kortweg gezegd alle overblijfselen die, sinds ongeveer 1850, herinneren aan de industriële revolutie behoren tot het industn'ëie erfgoed. De gehele periode, tot aan vandaag. Dat betekent dat we ook moderne objecten tot het industriële erfgoed mogen rekenen. Belangrijk is echter of een gebouw een rol heeft gespeeld of speelt in een industrieel proces. Ook arbeiderswijken en directeursvilia's kunnen ertoe worden gerekend. Dat zijn tenslotte ook producten van industrie (zie ook bijlage 4). Op basis van het voorgaande kan het project Industrieel Erfgoed Toerisme derhalve worden gedefinieerd als de ontwikkeling van een typisch Heimonds cultuurtoeristisch en cultuurrecreatief programma, waarbij een aantal voorheen niet noodzakelijkerwijs verbonden contexten op basis van het thema industrieel erfgoed op structurele wijze met elkaar in verband worden gebracht. 3.2 Enkele Concrete Voorbeeldprojecten Hieronder volgen een aantal lopende projecten die voor een dergelijke overkoepelende thematische aanpak in aanmerking zouden kunnen. De hier genoemde initiatieven zijn overigens bedoeld om een beeld te geven van de vele mogelijkheden en hebben derhalve geenszins een gelimiteerd karakter. Herontv%@ikkeling Centrum Speerpunt in het huidige gemeentelijk beleid is de herontwikkeling van het stadscentrum. De laatste 20 jaar heeft Heimond een enorme ontwikkeling doorgemaakt, zowel in de groei van het aantal inwoners als qua bedrijvigheid. De ontwikkeling van het centrum blijft op dit moment echter nog sterk achter bij de ontwikkelingen in de rest van de stad. Dit uit zich niet alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin. De concurrentie van de omliggende steden en dorpskemen wordt dan ook hard gevoeld. Het onderzoeksbureau BVR ziet met name de onsamenhangende structuur van het centrum en het ontbreken van publiekstrekkers als de grote boosdoeners. De combinatie van een middag winkelen, museumpje pikken, vervolgens lekker eten en daarna een leuke voorstelling is een wijze van tijdsbesteding die in Heimond nog niet vanzelfsprekend lijkt te zijn. En op het gebied van evenementen, entertainment, toerisme en recreatie zijn bovendien geen permanente of jaarlijks terugkerende (boven)regionale trekkers te vinden, aldus het onderzoeksbureau. Zoals reeds geconstateerd heeft de gemeente Heimond in de Integrale Stadsvisie 201 0 vastgelegd dat het haar ambitie is om de betekenis van de stad en haar centrum voor de Heimonders, voor de regiobewoners en zelfs voor mensen buiten de regio te vergroten. Dat houdt in dat zowel in de fysiek-ruimtelijke zin als in de programmatische sfeer (waaronder toerisme en cultuur) het centrum een enorme impuls zal gaan krijgen. BVR formuleert deze ambitie als volgt: Heimond Doe-stad Het kerngebied kiljgt de sfeer van een kleinschalig en overzichtelijk verblijfsgebied met aangename groen ingerichte openbare ruimten waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en kinderen kunnen spelen. Er is levendigheid op straat en het Kanaal (Zuid Willemsvaart) en de Markt zijn ingericht als verbliffsruimten met teffassen, mogelijkheden voor sport en spel en culturele activiteiten. (... ) De omvang en schaal van het centrum van Heimond geeft dit gebied een eigen onderscheidende kwaliteit ten opzichte van het grootsteedse Eindhoven en de dorpen in de Pee]. Het zichtbaar maken van het industrieel verleden en het betrekken van het kasteel bij het centrum geven het centrum een eigen sfeer en uitstraling.6 6 Bouwstenen Heimond Centrum. BVR, november 2000, pagina 1 9. 16 Teneinde een betere benutting en verdere ontwikkeling van de aanwezige toeristisch- recreatieve kwaliteiten te realiseren dient ruimtelijk en organisatorisch veel nadrukkelijker samenhang te worden aangebracht tussen de diverse culturele voorzieningen, evenementen en uitgaansvoorzieningen. Hierbij wordt door BVR en de gemeente ondermeer gedacht aan een intensivering van het monumentenbeleid, ontsluiting van het industrieel erfgoed, herontwikkeling van de oude binnenstedelijke industrieterreinen, stimulering van bovenlokate evenementen en verbetering van de beeldkwaliteit van het centrum door aanpassing van de (gevels van) gebouwen en door aanpassingen in de openbare ruimte. Ook wordt er naar gestreefd om het stedelijk toeristisch-recreatief voorzieningenniveau verder uit te bouwen, teneinde de dag- en verblijfsrecreatieve aanwezigheid te kunnen verlengen. Programmatische invullingen in het kader van een project Industrieel Erfgoed Toerisme zijn mede afhankelijk van een heldere en samenhangende stedenbouwkundige structuur. Volgens onderzoeksbureau BVR is het stedenbouwkundige ontwerp zelfs de motor voor succes. Voor het project Industrieel Erfgoed Toerisme worden de volgende, in het kader van de herontwikkeling van het centrum tot 2010 genoemde, bouwstenen relevant geacht: Industrieel Erfgoed zal worden behouden en opgewaardeerd; De noordrand van het centrum zal worden ontwikkeld tot en Kunst- en Cultuurcentrum, Beiden zijden van het kanaal worden bij het centrum betrokken met mogelijkheden voor buitenactiviteften aan en op het water; ¿ Boscotondo en Kasteel worden op het centrum aangesloten; ¿ Verbetering uitstraling, aankleding en directe omgeving van de Kasteeltraverse; ¿ Dichten van gaten in het centrum en voorkomen en verbeteren van achterkantsituaties-, ¿ Openbare ruimten worden opgewaardeerd en uitnodigend gemaakt voor gebruik, (Historische) gevels worden opgeknapt; Bepalen en inrichten van een aantrekkelijk wandelcircuit; Herstellen en toevoegen van de aanloopstraten naar het centrum; Natuurlijke koppeling van het centrum met Binnenstad-oost; Om het centrum al op korte termijn een impuls te kunnen geven, acht BVR het noodzakelijk dat een aantal maatregelen direct worden opgestart. Deze discussienota is een direct uitvloeisel van de maatregel om een activiteitenprogramma op cultuur en vermaak op te stellen en uit te voeren. Tevens biedt het thematische aanknopingspunten voor de start van een promotiecampagne voor het centrum. Alle andere door BVR genoemde maatregelen ondersteunen en versterken indirect de eventuele ambities in het kader van een project Industrieel Erfgoed Toerisme. Herinrichting Kanaagzone en Historische Schepen Dit jaar is het 175 jaar geleden dat de Zuid-Willemsvaart werd gegraven. Door de aanleg van deze transportas kwam de Heimondse industrie tot grote bloei. Langs 'de Knaal' verrezen in Noord-zuidelijke richting dan ook een groot aantal fabrieken. Naast de textiel- en metaainijverheid, vooral ook de voedingsmiddelen- en houtwarenindustrie. Na de omlegging van de Zuid-Willemsvaart in 1994 werd besloten om deze oude binnenstedelijke kanaalzone ingrijpend te renoveren. Recentelijk is de eerste fase van deze hehndchting afgerond. Na het gereedkomen van de nieuwe rondweg aan de oostzijde van de stad (medio dit jaar) zal voortvarend worden gestart met de tweede fase, waarbij de Kanaaldijk Noordwest wordt aangepakt. Na afronding zal de stad beschikken over een prachtig ingerichte kanaalboutevard die beide zijden van het centrum met elkaar in verbinding brengt. Naast dit fysieke aspect is er ook uitdrukkelijk gekeken naar de functionele aspecten. Om de toegankelijkheid van het stadcentrum voor de recreatievaart te waarborgen is onlangs besloten Sluis 7 te behouden en in oude luister te herstellen. Ook is er eerder in dit verband besloten tot de aanleg van een passantenhaven ten noorden van de Julianabrug. 17 De aanleg hiervan wordt echter vertraagd aangezien de Gemeente Laarbeek zich tot op heden weinig bereidwillig heeft getoond om medewerking te verlenen aan een permanente openstelling van deze noordelijke tak van de binnenstedelijke kanaalzone voor recreatievaart. Een andere functionele invulling, met een hoge toeristisch-recreatieve attractiewaarde, is het gebruik van de kanaalzone als semt-permanente ligplaats voor historische schepen die zo'n bepalende rol hebben gespeeld bij de industriële ontwikkeling van onze stad. Bij wijze van proef is er begin dit jaar ter hoogte van de Keyserinnendaal een fraaie honderd jaar oude aak afgemeerd. Bij Open Monumenten Dag 2000, met als thema water, is reeds gebleken dat de aanwezigheid van een dergelijk historisch bedrijfsvaartuig de levendigheid van het kanaal en het centrum ten positieve beïnvloed en als extra attractie bijzonder gewaardeerd werd door de organisatie en bezoekers. Een heringerichte binnenstedelijke kanaalzone (als 'stromend' industrieel monument) en de aanwezigheid van historische bedrijfvaartuigen gekoppeld aan laagdrempelige evenementen zoals Open Monumenten Dag lijken in het kader van een project Industrieel Erfgoed Toerisme vele mogelijkheden te bieden. In dit verband kan worden opgemerkt dat we ons verleden nog te weinig koesteren. Het verlangen om de bezoekers een 'vorige wereld' binnen te laten treden is in de stad nog niet sterk ontwikkeld. Ook de informatievoorziening en presentatie kan veel spannender. Eén van de technieken om de presentatie van het industriële erfgoed te verbeteren is de 'living history'-methode, waarbij de geschiedenis wordt gereconstrueerd en gedramatiseerd. industrieel Erfgoed Route en de Ontsluiting Oude Industrieën In 1998 heeft de gemeente Hetmond in het centrum een toeristische wandelroute gerealiseerd met als thema 'Een stad van stof & staal'. Naast de middeleeuwse historie worden ook vele sporen uit het industriële verleden in het stadscentrum via een fraai vormgegeven routebewegwijzeringsysteem onder het voetlicht gebracht. Met de opening van het Boscotondocomplex zal deze bewegwijzering moeten worden aangepast met het nieuwe stadswinkel, kunsthal, bioscoop en fiimhuis. Bovendien ligt Heimond midden in een gebied vol natuurschoon met vele wandel-, fiets en vaarroutes. Zo is in de Peel afgelopen zomer een nieuw fietsroutenetwerk geopend. Bij dit uit België afkomstige systeem staan keuzevrijheid en flexibiliteit voorop. Zogenaamde knooppunten vormen immers de basis van het systeem, waardoor de toerist/recreant zelf bepaald welke route en hoeveel kilometer wordt gereden. Om de stad en het platteland goed op elkaar te laten aansluiten zullen medio dit jaar ook de stedelijke gebieden Heimond en Eindhoven op dit netwerk worden aangesloten. In het kader van het Industrieel Erfgoed Toerisme zou hierop aansluitend een speciale themaroute ontwikkeld kunnen worden. Via deze stedelijke wandel- én fietsroute zouden toerist en recreant op ontdekkingsreis kunnen gaan langs Heimonds industriële verleden. Naast de diverse monumentale fabrikantenvilia's aan de westzijde van de stad of de restanten van de typische vooroorlogse arbeiderswijken in Binnenstad-Oost, kunnen ook minder voor de hand liggende locaties en objecten worden aangedaan. Zo zouden bijvoorbeeld de vlak naast elkaar gelegen Rooms Katholieke en Nederlands Hervormde begraafplaatsen kunnen worden bezocht. Hier zijn immers de imposante grafmonumenten van bekende Heimondse industriëlen te bezoeken. Uiteraard zouden ook de nog bestaande historische fabriekscomplexen langs de binnenstedelijke kanaalzone, musea (Gemeentemuseum, Jan Vissermuseum) en de verschillende thematische expositieruimten (Archiefdienst, Industrieel Erfgoed Hetmond e.d.) in de route kunnen worden opgenomen. In het kader van een dergelijke Industrieel Erfgoed Route zou het zeer de moeite waard zijn wanneer het mogelijk is om ook daadwerkelijk een (groeps)bezoek te kunnen brengen aan één of meerdere van de nog in het centrum operationeel zijnde industrieel-historische bedrijven. Hoewel met de sloop van het Begemannterrein en het binnenkort uit de markt halen van de winkelnaam EDAH belangrijke iconen van de oude Heimondse industrieën verdwijnen, wordt er toch ook nog steeds volop geproduceerd aan de Kanaaldijk. 18 Zo heeft de directie van de N.V. P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken (beter bekend als Vlisco) onlangs in het kader van het project Industrie Toerisme Zuidoost-Brabant, te kennen gegeven haar bedrijfspoorten open te willen stellen voor toeristisch georiënteerde bedrijfsbezoeken. Het project Industrie Toerisme Zuidoost-Bra ant is een gezamenlijk initiatief van de Kamer van Koophandel Zuidoost-Brabant, de regio VW Kempen en Peel, alsmede de gemeenten Findhoven en Heimond en heeft tot doel de promotie van de regio als de Industriële Mainport van Nederland te ondersteunen middels de organisatie van 7 toeristisch georiënteerde bedrijfsbezoeken . Binnenkort kan er dus een kijl(te worden genomen achter de schermen van dit gerenomeerde Heimondse textielbedrijf. Naast het Vliscomuseum zouden wellicht ook andere historische bedrijfsmusea voor publiek ontsloten kunnen worden. Het project Industrieel Erfgoed Toerisme zou derhalve samen met het Project Industrie Toerisme (met de nadruk op de moderne industriële ontwikkelingen in de regio) een prachtig beeld kunnen opleveren van het industriële verleden én heden van de stad. Herinrichting Gemeentemuseum Primaire voorzieningen fijn de toeristisch-recreatieve attracties die door toeristen bewust worden gekozen als bestemming voor een bezoek. Dergelijke voorzieningen vormen tevens de basis waaromheen het imago en de reputatie van het toeristisch-recreatieve product kan worden opgebouwd. Het Gemeentemuseum Heimond is zo'n primaire voorziening voor %A@ stad. Zij neemt sinds haar oprichting eind jaren zeventig immers een vooraanstaande positie in binnen het gemeentelijk kunst- en cultuurbeleid. Naast het feit dat het museum gehuisvest is in het middeleeuwse kasteel (als'magische plek'de belangrijkste toeristische bezienswaardigheid van de stad) herbergt zij een belangrijke collectie die in het kader van het project Industrieel Erfgoed Toerisme een centrale positie in zou kunnen nemen, te weten de collectie Mens en Werk. Het Gemeentemuseum Heimond is binnen Nederland het enige museum dat met ziin internationale collectie Mens en Werk een relatie legt tussen arbeid en aanverwante thema's enerzijds en de beeldende kunst anderzijds. De directe aanleiding om destijds voor dit verzamelgebied te kiezen was het industriële verleden van de stad. Het museum wilde namelijk meer dan een historische vastiegging van dit verleden, men wilde vanuit een kunsthistorische context beeldende kunst met voorstellingen van 'werk' in de meest ruime zin van het woord verzamelend. De collectie omvat tal van schilderijen, foto's, tekeningen, beelden, affiches, boek- en tijdschriftillustraties, die qua onderwerp allemaal met arbeid te maken hebben. Maar ook gerelateerde thema's worden verzameld, zoals werkloosheid, sociale strijd, vermaak van de arbeidersklasse, werkomstandigheden of politieke spotprenten, het stadsbeeld of het industrielandschap etc. Het merendeel van de collectie omvat kunstwerken van Nederlandse kunstenaars uit de periode vanaf 1850 tot 1950. Bekende namen zijn bijvoorbeeld G.H. Breitner, Jan en Charley Toorop, Ed van der Eisken, lsaäc lsraëls en Herman Heijenbrock. Het museum is voornemens om de opstelling van de collectie ingrijpend te veranderen, na het aanstaande vertrek van de politieke functies en de daarop volgende herinrichting van het kasteel. In de nieuwe opzet zal het accent komen te liggen op de wisselwerking tussen de visie van de kunstenaar op de kunst van zijn tijd en z"n visie op de maatschappelijke, politieke, industriële en andere binnen het thema Mens en Werk relevante veranderingen. De kunstenaar wordt als het ware met zijn werk in zijn tijd geplaatst. Daarbij zal worden ingegaan op vragen, als waarom kozen kunstenaars (of één bepaalde kunstenaar) voor een bepaalde visualisering van het thema industrie en arbeid? Wat was hun maatschappelijke invloed? In hoeverre werden kunstenaars beïnvloed door maatschappelijke, sociale en politieke ontwikkelingen? Dit vooral verhalende en informatieve concept is uniek en vanuit zowel toeristisch, educatief en promotioneel oogpunt derhalve zeer interessant. 7Naast de Vlisco zal ook de Heimondse Foodsector verenigt rond de Huijbregts Groep binnenkosrt haar deuren openen. 8 Gemeentemuseum Heimond (1999). Collectieplan op hoofdlijnen. Pagina 1 1. 19 Zeker wanneer er ook gebruik gemaakt gaat worden van moderne muitimedia presentatietechnieken. Voor de zogenaamde grijze golf onder de cultuurtoeristen lijkt deze collectie bovendien uitermate geschikt om in combinatie met een bezoek aan bijvoorbeeld het bedrijfsmuseum van de Vlisco en een lunch in een gezellig Heimonds restaurant als arrangement te kunnen aanbieden. Daarnaast bestaat er al langere tijd een belangrijk educatief programma rond de collectie gericht op scholen in het basis- en voortgezet onderwijs. Cultuureducatie is ook binnen een project als Industrieel Erfgoed Toerisme een belangrijke facet. Beleven komt immers niet vanzelf, en cultuureducatie binnen en buiten de school biedt goede mogelijkheden (zowel organisatorisch als financieel) om daaraan serieuze aandacht te besteden. Met de herinrichting van de collectie zal nog dit jaar worden begonnen. Verder beschikt het museum in de keldergewelven van het kasteel noa over een stadshistorische collectie, die binnen afzienbare tijd ook opnieuw zal worden ingencht. Uiteraard wordt binnen deze collectie ook de nodige aandacht geschonken aan het industriële verleden van de stad. Hoewel het gemeentemuseum het enige professionele museum in de stad is dat aandacht besteed aan de vele facetten van het Heimondse verleden middels een vaste opstelling die het gehele jaar en op vaste tijden te bezichtigen is, zijn er ook andere organisaties en instellingen actief die raakvlakken hebben met (een deel van) deze collectie. Zo besteed het Jan Vissermuseum aandacht aan het leven van een agrarische en half-agrarische-half- stedelijke samenleving uit met name de 1 gde en 20ste eeuw. Verder organiseert de gemeentelijke Archiefdienst incidenteel in haar pand exposities over Heimondse industriegerelateerde thema's. Bovendien is zij nauw betrokken bij de herinrichting van de stadshistorische collectie van het museum. Ook is in Heimond een organisatie actief op het gebied van Industrieel Erfgoed. Deze stichting heeft een (beperkte) collectie over de geschiedenis van de Heimondse industrie in haar bezit, die een aantal malen per jaar voor publiek te bezichtigen is. Mogelijkheden tot samenwerking lijken dus volop aanwezig, waarmee het Gemeentemuseum Heimond binnen het project Industrieel Erfgoed Toerisme een spilfunctie zou kunnen vervullen. Niet alleen wat haar unieke collectie betreft, maar ook haar inbreng van deskundigheid en professionaliteit bij een eventuele samenwerking met derden is onmisbaar. Versterking jan Visser Museum en de Stadspoort tot de Pee] Het Jan Vissermuseum is een klein particulier museum waar het werkend verleden in de landbouw, handel en nijverheid wordt tentoongesteld. De collectie geeft de geleidelijke overgang van agrarische naar mechaniserende landbouw en ambachtelijke samenleving weer. Het museum is gevestigd aan de noordkant van de stad, vlakbij Zwembad De Wissen en natuurgebied De Bundertjes. Dus zowel inhoudelijk als ruimtelijk bevindt het museum zich op de scheidslijn van platteland naar stad. Het Jan Visser Museum zou daarmee een intermediaire positie kunnen gaan innemen ter illustratie van de nauwe verbondenheid tussen stad Heimond en het platteland van de Peel (bijvoorbeeld via de oprichting van een club van kleinere Peelmusea e.d.). Al meer dan 800 jaar heeft Heimond, eerst als vestingstad en later als industriestad, immers een centrale rot gespeeld bij de ontwikkeling van welbevinden en welvaart van de bewoners in de Peel. Vooral nadat de industrialisatie haar intreden in de stad deed nam de behoefte aan arbeidskracht explosief toe. Bekende Heimondse bedrijven als Vlisco en Nedschroef bieden dan ook al velen generaties lang werk aan mensen die voornamelijk afkomstig zijn uit de eigen regio, zo blijkt uit onderstaand citaat. De zich geleidelijk uitbreidende nijverheid bleek niet slechts in staat de natuurlijke bevolkingsaanwas op te nemen, er ontstond zelfs een tekort aan arbeidskrachten, waarin moest worden voorzien door aantrekking van werkkrachten van buiten. Zo kwamen, sedert het midden der vorige eeuw, vele duizenden arbeidersgezinnen zich in Heimond vestigen, aangetrokken door de hogere tonen der industrie. (... ) Nu was het een gelukkige omstandigheid dat de nieuwe bewoners overwegend uit de naaste omgeving der stad afkomstig waren, waardoor de godsdienstige en culturele eenheid van de bevolking bewaard is gebleven. 20 Zeer vete ingezetenen onder alle lagen van der burgerij kennen nog familiebanden met de9 boerenbevolking uit de omtrek, daar zij pas één of twee generaties lang in Heimond wonen. Aan het begin van 21ste eeuw heeft Heimond de ambitie uitgesproken om deze centrumstadpositie van weleer nieuw leven in te blazen. Niet louter en alleen in sociaal- economisch of cultureel opzicht zijn de stad en streek nauw met elkaar verbonden, ook in toeristisch-recreatief opzicht kunnen zij samen een sterk geheel gaan vormen. Naast overdekte attracties in de binnenstad kunnen steden hun toeristisch profiel immers ook ontlenen aan de recreatieve waarde van de 'groene omgeving'. Heimond moet profiteren van ziin historische ligging door een nauwe aansluiting tot stand te brengen tussen stad en landelijk gebied. Zeker gezien de grote naamsbekendheid van de Peel en de relatief zwakke positie van Heimond op dit gebied. Met name de typische vormen van stedelijk toerisme en waterrecreatie alsmede het in de stad nog volop aanwezige industriële erfgoed bieden een uitstekende aanvulling op het overwegend agrarisch-landelijke profiel van de Peeldorpen om Heimond heen. Om de onderlinge samenhang op het terrein van toerisme en recreatie te vergroten hebben de Brabantse Peelgemeenten onlangs besloten om nauwer te gaan samenwerken. Hiertoe is recentelijk de Toeristische Ontwikkelingsvisie de Pee] gepresenteerd (zie voor verdere details ook bijlage 7). Gronsoverschrijdend industrievededen Niet alleen in de regio Heimond maar in het gehele zuidelijke deel van Nederland en het noordelijke deel van België nam de industrialisatie langs de bestaande en nieuw aangelegde transportassen (naast de Zuid-Willensvaart en andere kanalen ook spoorlijnen) in de loop van de 1 g' eeuw in rap tempo toe. De bevolking en het ene na het andere productiebedrijf vestigde zich in of in de nabijheid van steden als Tilburg, Heimond, Aatst en Hasselt. De ontwikkeling van de industrie heeft een sterke stempel gedrukt op de ruimtelijke en sociaal- economische ontwikkeling van dit soort steden. Daardoor is veelal de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht duidelijk achtergebleven bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld voormalige handels- of vestingsteden. Niet alleen in Heimond maar in de meeste van deze steden zijn reeds veel typische industriële gebouwen en objecten uit die tijd verdwenen en nog maar enkele industriële monumenten uit dit rijke culturele verleden zijn op dit moment toegankelijk gemaakt voor bezoekersdoeleinden. Als sprekend voorbeeld kan wellicht het Nederlandse Textielmuseum in Tilburg worden genoemd, dat gehuisvest is in de voormalige textielfabriek van Mommers & Co. In het kader van het Europese subsidieprogramma lnterreg 111 wil het Brabants Bureau voor Toerisme (BBT) dan ook graag een project onder de noemer'Grensoverschrijdend Industrieel Verleden' uitwerken. Hierbij wil het BBT een nauwe relatie leggen met twee reeds bestaande Interregprojecten, te weten 'Grensoverschrijdend Toervaren' en 'Grensoverschrijdende Vestingsstedenl-werken'. Immers, de'modeme'vaarwegen (de kanalen uit de 19' en 20ste eeuw) zijn de verbindingen tussen de industrieassen van weleer. Terwijl de 'oude' vaarwegen (de rivieren) de verbindende assen zijn tussen de verschillende handelssteden. Ook kijkt het BBT samen met de provincie of dit initiatief kan worden aangehaakt bij de European Route of Industrie] Heritage (ERIH) zoals dat wordt voorbereid door het Projectbureau lndustriecultuur Nederland. ERIH heeft immers tot doet een toeristische en recreatieve ontwikkeling van het Industrieel Erfgoed te bewerkstelligen. Dit wordt enerzijds gedaan door het creëren van een internationaal netwerk van industriële monumenten in een toeristische infrastructuur, waardoor toeristen worden aangespoord diverse interessante Europese industriesteden te bezoeken. Anderzijds moet hiermee het industrieel erfgoed een duurzame recreatieve en toeristische functie krijgen binnen de lokale gemeenschap. Dit concept heeft zijn oorsprong in Duitsland, waar het sinds twee jaar succesvol wordt toegepast bij de voormalige industriecomplexen van het Roergebied. 9 D. van der Linden (1 955). Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 13. 21 Vele duizenden bezoekers komen daar af op wisselende tentoonstellingen, activiteiten- programma's en een gevarieerd aanbod aan excursies, guided tours, wandelingen en voorstellingen. Het initiatief wordt o.a. financieel ondersteund vanuit de Europese Unie en in Nederland door het Prins Bernhard Cultuurfonds. Medio dit jaar zal een conferentie worden georganiseerd om de Europese Route lndustriecultuur en zijn implicaties voor het industrieel erfgoed in Nederland te belichten. 3.3 Samenwerkingsstructuur als Succesfactor De onderlinge samenhang tussen bovengenoemde voorbeeldprojecten staat of valt echter met de mogelijkheid en bereidheid tot samenwerken. De Vries & Hopman constateerden in hun rapport uit 1996 al dat het regelmatig voeren van overleg tussen alle toeristisch- recreatieve partijen in het centrum cruciaal is. Oproepen tot samenwerken blijkt echter vaak makkelijker gezegd dan in de praktijk gedaan. Op dit moment vindt er in ieder geval nog geen breed en structureel toeristisch-recreatief overleg op de Heimondse schaal plaats. Wellicht dat het ontbreken van een nadere uitwerking door de Vries en Hopman van de diverse samenwerkingsstrategieën er mede debet aan is geweest dat de samenwerking op dit punt nog niet optimaal te noemen is. Succesvolle samenwerking is echter van groot belang bij een verdere uitwerking van het project Industrieel Erfgoed Toerisme. Het industriële verleden van Heimond wordt immers weerspiegeld in tal van gebouwen, objecten, verhalen en rituelen die aanwezig zijn in de stad. De aanwezige culturele instellingen en organisaties alsmede het toeristisch-recreatieve en historisch verankerde bedrijfsleven verbeeld-en allemaal een deel van de industn'ëie biografie van Heimond. Door samenwerking kunnen deze fragmenten aaneen worden gesmeed tot een reeks van verhalen (inhoudelijke producten) die een duidelijke meerwaarde hebben voor de bezoekers én inwoners van de stad. Als het gaat om de ontwikkeling van een totaal op cultuurhïstorie gericht toeristisch-recreatief product in samenhang met omgevingsfactoren als ruimtelijke ordening, water en verkeer- en vervoersbeleid is een open communicatie en goede coördinatie tussen cultuursector, toeristisch bedrijfsleven en overheid van essentieel belang. De drie partijen hebben evenwel gescheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van het maatschappelijke, culturele en ondememingsbelang, die zich zoals uit de praktijk vaak is blijkt niet makkelijk laten integreren in één projectorganisatie. Maar met een toenemende concurrentie van buiten (op zowel cultureel als toeristisch-recreatief én stedelijk niveau) lijkt het belang tot krachtenbundeling evident. Op basis van het onderzoek van adviesbureau LAGroup naar de samenwerkingsmogelijkheden van de musea in Zuidoost-Brabant kunnen een aantal belangrijke uitgangspunten voor samenwerking binnen een project als Industrieel Erfgoed Toerisme worden benoemd. Culturele Biografie De projectdeelnemers vertellen samen met elkaar een overkoepelend 'verhaal' over wat er met de werkende mens in Hetmond gebeurt en is gebeurd. De levensloop van individuen, mensen van vlees en bloed, verdichten zich tot opeengestapelde, geaccumuleerde familie-, generatie-, buurt-, stads-, en regiogeschiedenissen. De 'culturele biografie van industriestad Heimond' vormt met andere woorden het verhaal over hoe mensen in de loop der tijd zin hebben gegeven aan hun werkende leven en de hun daarbij omringende omgeving. Dit verhaal dient te worden uitgewerkt door de afzonderlijke projectdeelnemers, die eik bepaalde thematische zwaartepunten presenteren (zonder daarbij elkaar al te zeer te overlappen) en die ieder een eigen verantwoordelijkheid blijven houden inzake de realisatie. Dit implic'eert niet één zalig makende versie van het verhaal, maar een veelheid van verhalen die worden verteld vanuit telkens wisselende, verschoven standpunten. Bij de presentaties van deze 'verhalen' is het overigens van belang dat wordt uitgegaan van de 'fragmentarische nieuwsgierigheid' van de bezoeker. 22 Dat wil zeggen dat de bezoeker geen schoolse pedagogische vertogen moet worden aangereikt, maar hij of zij moet op een speelse aanschouwelijke wijze worden geconfronteerd met vele intrigerende aspecten van het industriële verleden van de stad (zie ook herinrichting van de museumcollectie Mens & Werk). Brede Püblieke Toegankelijkheid Het samenwerkingsproject dient zich te richten op een breed publiek dat zich uit oogpunt van recreatie, educatie of zelfs wetenschap belangstelling heeft voor de culturele biografie van Heimond en haar directe omgeving. Dit betreft in de eerste plaats de eigen (regio)bevolking voor wie de deelnemende organisaties en bedrijven laagdrempelige cultureel-recreatieve basisvoorzieningen vormen. Daarnaast zijn toeristen en recreanten van elders een belangrijke doelgroep. Zij moeten kunnen kiezen uit vaste of desgewenst zelf samen te stellen dag- en verblijfsarrangementen. Bijzondere aandacht zou tevens besteed moeten worden aan educatieve doelgroepen zoals scholen en andere 'special interest' groepen al dan niet met een vormend doel (bijvoorbeeld volksuniversiteiten, heemkundekringen etc.). Procesmatig Karakter Begrip en aandacht voor het proces bespaart tijd en voorkomt vroegtijdig vastlopen van het project. Het samenwerkingsproject is immers niet in één keer klaar, maar vorm een proces van voortdurende aanpassing, verbetering en uitbreiding waarbii de interactie et e (regionale) bevolking van wezenlijk belang is. De projectpresentaties zouden dan ook geen toonbeelden moeten zijn van verdwenen cultuur (in memoriam), maar dynamische werkplaatsen van het geheugen (pro memorie) van waaruit allerlei sporen van het werkend verleden in de huidige leefwereid betekenis krijgen. Het samenwerkingsproject zou bovendien in overleg met de bestaande participanten moeten kunnen worden uitgebreid, voorop gesteld dat nieuwe deelnemers de inhoudelijke missie onderschrijven. Hoewel het project niet afhankelijk is van het aantal participanten, nemen de werkingsmogelijkheden bij ruime participatie namelijk wel sterk toe. - Geen Samenwerking om de Samenwerkèng Zowel publieke als private partijen, groot en klein, uit zowel de kunst- en cultuursector als de toeristisch-recreatieve sector dienen met elkaar te streven naar een zo optimaal mogel"ke Ij inhoudelijke én organisatorische samenwerking, afstemming en integratie van activiteiten en producten. Dit laatste betreft zowel culturele als toeristisch-recreatieve kwaliteitsproducten. De hoogwaardige culturele vormgeving van het werkend verleden in gebouwen, objecten, verhalen, liederen, rituelen en gebaren staat centraal, waarna deze gezamenlijk in op maat gesneden toeristisch-recreatieve arrangementen moeten kunnen worden aangeboden. De realisatie ervan moet bovendien bijdragen aan de individuele doelstellingen van álie projectpartners. Daarmee wordt immers de betrokkenheid en loyaliteit bij de verschillende 'stäkeholders' verzekerd. Potentiële valkuilen bij de samenwerking tussen de cultuur- en toeristische sector zijn, dat de laatstgenoemde sector cultuur nog wel eens als een afgeleide functie van het toerisme ziet, terwijl de cultuursector meent dat er te weinig aandacht aan inhoud en kwaliteit besteed wordt. De samenwerking tussen toeristische en culturele sector kan echter zeer vruchtbaar zijn, mits zij dit doen vanuit een gemeenschappelijk belang. De culturele sector beschikt over de inhoudelijke kennis om musea en monumenten interessant te maken. Te meer omdat de bezoeker door een stijgend opleidingsniveau steeds hogere eisen gaat stellen aan de kwaliteit van de informatieoverdracht, is de creatieve inbreng van de culturele sector essentieel. De toeristische sector beschikt daarentegen over een heel arsenaal aan marketing- en promotietechnieken om de veeleisende consument te bewerken. Daarnaast beschikt deze sector vaak over de knowhow die nodig is om een goede infrastructuur te creëren waarin culturele voorzieningen optimaal tot hun recht komen. Qua bedrijfscultuur groeien beide sectoren inmiddels meer en meer naar elkaar toe, waardoor samenwerken in de toekomst gemakkelijker wordt. 23 In de culturele sector denkt men steeds vaker bedrijfsmatig en gaat men zakelijker operen, terwijl het toeristisch bedrijfsleven in -toenemende mate het economisch belang van cultuur en culturele voorzieningen erkent. Twee Samenwerkingspeigers Een eerste peiler wordt gevormd door samenwerking omwille van de inhoudelijke hoofddoetstelling: Het gebruik van het overkoepelend thema Industriële Erfgoed Toen'sme op een dusdanige wijze dat een uniek gezamenlijk cultuurtoeristisch totaalproduct wordt gecreëerd, dat uitstijgt boven dat van de individuele projectdeelnemers en waarmee de aantrekkingskracht van de (binnen)stad als bezoek- en verblijfsgebied voor eigen inwoners en bezoekers van buiten wordt vergroot. Vanuit deze hoofddoeistelling kunnen de volgende inhoudelijke subdoeistellingen worden geformuleerd: 1 . Versterking van de unieke cultuurhistorische identiteit van Heimond in het algemeen en haar centrum in het bijzonder (eigenheid); 2. Versterking van de economische structuur van het centrum door een gestage groei van het aantal bezoekers en een toename van hun toeristisch-recreatieve bestedingen, waardoor de werkgelegenheid wordt gestimuleerd (welvaart), 3. Verhoging van de aantrekkelijkheid van de stad en haar centrum, waardoor mensen hun verblijfsduur verlengen en de (binnen)stad een levendige en vitale uitstraling krijgt (welzijn); 4. Het voortbestaan van het industriële erfgoed van Heimond moet mede door het project worden gewaarborgd en beter toeristisch-recreatief worden ontsloten (behoud), 5. Niet de omvang, maar de kwaliteit van het gezamenlijk aanbod is uiteindelijk bepalend voor het welslagen van het project (hoogwaardige uitstraling); 6. Het samenwerkingsproject dient zich voor een substantieel deel een zelfstandige financiële positie te verwerven (vraaggerichtheid); Om deze doelstellingen te kunnen realiseren moet tevens worden gestreefd naar professionalisering van het aanbod, gecombineerd met functionele schaalvoordelen. Daarvoor dient een structuur te worden gecreëerd waarbij de voordelen van decentralisatie op het gebied van presentatie worden aangevuld met de kracht van centralisatie van kennis en inzet van middelen. Hierbij kan gedacht worden aan het gezamenlijk op professionele wijze uitvoeren van tentoonstellingen en exposities, een gezamenlijke databank met collectiegegevens en documentatie, het gezamenlijk ontwikkelen van educatieve pakketten voor het onderwijs en culturele programma's voor toerisme en recreatie. De tweede peiler van het project wordt derhalve dus gevormd door samenwerking omwille van professionalisering en functionele schaalvoordelen. Deelnamevoorwaarden De belangrijkste voorwaarde die gesteld zou moeten worden aan projectdeelname is natuurlijk dat de hiervoor beschreven doelen met enthousiasme worden onderschreven. Dat wil zeggen dat de deelnemers bereid én in staat moeten zijn inhoudelijk mee te denken over hun functie binnen het project en daarnaast bereid en instaat moeten zijn actief mee te werken aan het project. Een tweede belangrijke voorwaarde die gesteld zou moeten worden is dat de samenwerking niet vrijblijvend, maar structureel van karakter moet zijn. Alleen door structurele samenwerking kunnen daadwerkelijk effecten worden gerealiseerd. Bij iedere discussie. over samenwerking ontstaat overigens de angst dat de door de eigen organisatie bereikte resultaten en verworvenheden zullen worden aangetast. Behoud van autonomie (zelfbeschikking) en identiteit (eigenheid) is derhalve een logische derde randvoorwaarde. 24 Behoud en Herbestemming Een belangrijke voorwaarde voor succes is ook het behoud en hergebruik van het nog in de stad aanwezige industriële erfgoed. Sinds de mens zich heeft gevestigd in gebouwen van duurzaam materiaal, is er sprake geweest van functieverlies en hergebruik. Wie door het centrum van de stad dwaalt, kan nog meerdere monumentale gebouwen ontwaren die een of soms vete malen van functie zijn veranderd. Wat bij zo'n dwaaltocht door het centrum ook opvalt is dat de oudere monumenten het begin van de 21 ste eeuw hebben gehaald zonder een economisch rendabele functie. Voor deze monumenten van vóór circa 1850 (denk bijvoorbeeld aan het kasteel) is in de loop van de twintigste eeuw immers zo'n groot draagvlak ontstaan dat de samenleving dit gegeven als feit accepteert. Voor de jongere monumenten van ná 1850 en industrieel erfgoed in het bijzonder, ontbreekt deze coutance veelal. Bij de waardebeleving van deze industrieel-historische gebouwen stuit men immers vaak op problemen. Fabrieksgebouwen zijn slechts sporadisch gebouwd in een welomschreven bouwstijl met verfijnde ornamenten. Waardeargumenten moeten daarom eerder worden gezocht in de sociaal-economische geschiedenis van de stad of de productietechnische geschiedenis van de bedrijfssector in plaats van het gebruikelijk kunsthistorische of architectonische argument. Bij de waardering wordt verder vooral gelet op illustratieve waarde, zeldzaamheid en compleetheid. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) is begin jaren negentig dan ook een tweetal projecten gestart om een landelijke inhaalslag te maken om gebouwen uit de periode 1850-1940 te selecteren voor de Rijksmonumentenlijst. Het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en het Monumenten Selectie Project (MSP) werden onlangs afgerond met als resultaat dat Heimond nu in totaal zo'n 59 monumenten op de rijkslijst en zo'n 150 monumenten op de Gemeentelijke lijst telt. Op deze lijsten staan nu een belangrijk aantal objecten met een industrieel verleden én een beschermde status (zie bijlage 5). Een gebouw op een monumentenlijst is weliswaar formeel beschermd, maar het behoud van dat gebouw is daarmee echter beslist nog niet gegarandeerd. Behoud voor de toekomst kan alleen worden verzekerd als er ook een economisch rendabele of maatschappelijk aanvaarde bestemming kan worden gevonden. Een monument met toekomst wordt onderhouden en genereert juist geld. Daar waar monumenten hun oorspronkelijke functie verliezen, moet dus worden gezocht naar een passende herbestemming. Een modern en marktgericht monumentenbeleid is hierbij onontbeerlijk. Passend in het kader van de Monumentenwet, maar tevens passend in financiële zin. Bovendien zijn er ook nog diverse industrieel- historische waardevolle panden die niet op één van beide monumentenlijst staan. Bij de zoektocht naar een goede herbestemming van voormalige industriële panden kunnen overigens behoorlijke knelpunten ontstaan. Zo is het formaat vaak een probleem. Ook Arbo-, milieu- en veiligheidseisen kunnen een herbestemming in de weg staan. Locatie-eisen vormen een derde categorie van factoren waardoor vraag en aanbod slechts met creativiteit en doorzettingsvermogen aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Goede samenwerking tussen de diverse gemeentelijke instanties (monumentenzorg, gebouwenbeheer), de verschillende vastgoedeigenaren in de stad en potentiële gebruikers is dus van eminent belang. Voor een dieper gaande uitwerking van deze materie wordt verwezen naar de in voorbereiding zijnde monumentennota. Ondanks de genoemde problemen neemt het aantal geslaagde industriële herbestemmings-projecten ovengens gestaag toe. Zo zijn in de voormalige Nederlandsche Cacaofabriek nu bijvoorbeeld startende ondernemers, een kunstenaarsateliers en een expositieruimte gevestigd. De voormalige kantine van garenfabriek Carp is recentelijk in gebruik genomen als de expositie- en werkruimte van Industrieel Erfgoed Heimond en de Monumenten Werkgroep Heimond. Het oudste fabriekje van Heimond aan de Kanaaldijk Noordwest is nu een bloemenzaak gevestigd en de meeste fabrikantenvilia's in de stad zijn nu in gebruik als statige kantoorpanden. En vlak in de buurt is in de voormalige Wollenstoffenfabriek te Geldrop nu de volksuniversiteit, het regionaal educatief centrum, een weverijmuseum, de muziekschool en oefenruimtes voor de lokale harmonie, bigband en koren gevestigd. Wellicht het meest omvangrijke herbestemmingproject van Europa betreft het voormalige Duitse hoogoventerrein van Thyssen Krupp Stahl. 25 Hier is tegenwoordig het Landschapspark Duisburg-Noord ontwikkeld, met spectaculaire lichteffecten, natuurontwikkeling, vogelpark, openlucht discotheek, wandel- en fietsroutes, een duik- en klimschooi, kinderboerderij, paardrijschooi, MTS, een sociale werkplaats, een industriemuseum, informatiecentrum. restaurant, speeltuinen, uitkijktorens, evenementengebouw etc. Ook de recentelijk verschenen Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening zal cultuurhistorie als één van de dragers voor de toekomstige ruimtelijke inrichting gaan hanteren. Monumentenzorg in brede zin, tot en met archeologische en historisch-geografische waarden, wordt daarmee meer dan tot nu toe in een bredere context geplaatst. Monumenten zullen vanuit het wettelijk kader niet alleen aan de Monumentenwet worden gerelateerd, maar ook aan de wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening. Samenwerkingsseenario's De belangrijkste vraag die in deze paragraaf dient te worden gesteld is onder welke voorwaarden potentiële deelnemers willen samenwerken en hoe hun angst voor verlies van autonomie en identiteit ka-n worden overwonnen. Een oplossing kan mogelijk worden gevonden in een passende structuur. Lagroup onderscheidt in haar museumonderzoek vier verschillende scenario's voor samenwerking: 1 . een scenario waarbij de sterkste partner trekker is van het project (de moeder-dochter relatie); 2. een scenario waarbij de deelnemers aan het project gezamenlijk en op basis van gelijkwaardigheid de samenwerking vorm en inhoud geven (gelijkwaardige samenwerking zonder centrale ondersteuning , 3. een scenano waarbii Per thema-activiteit een projectorganisatie wordt opgericht (samenwerking op projectbasis); 4. een scenario waarbij een structurele ondersteuning (in de vorm van een kleine organisatie) wordt opgericht (samenwerking op basis van een centrale ondersteuning)lo; M.C p p,.1.,tb..is Na discussie met potentiële projectdeelnemers en verdere uitwerking (van de bijbehoren financiële en personele consequenties) zal moeten blijken welk scenario de meeste kans van slagen heeft. 10 LAGroup (1 998). De spin in het web en het sterrenbeeld. Scenario's voor een levende museumstructuur in Zuidoost-Brabant. Pagina 48 & 80. 26 4. SAMENVATTENDE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Toerisme in het algemeen en stedelijk cultuurtoerisme in het bijzonder7ijn een groeimarkten. Ook Heimond, als prominente historische industriestad in Nederland kan hiervan mee profiteren. Het benutten van de cultuurtoeristische en industrieelhistorische potenties in de stad is echter geen eenvoudige opgave. Industrieel erfgoed toerisme is namelijk een complex product dat uit vete facetten bestaat. Bovendien is de concurrentie vanuit andere steden groot. Dit samen stelt dan ook hoge eisen aan het te ontwikkelen beleid en de samenwerkingsbereidheid binnen het cultuurtoedstische veld. De aanleiding voor deze discussienota over Industrieel Erfgoed was de vraag welke potenties er zijn om het in de stad aanwezige industriële erfgoed voor cultuurtoeristische doeleinden in te zetten? Begripsomschrijving Tot het brede en diverse terrein van het 'industrieel erfgoed' behoren: oude fabrieksgebouwen, pakhuizen en silo's; kanalen, sluizen en bruggen; tram- en treinstations en remises; vuurtorens, watertorens en gemalen. Al deze en nog vele andere soorten gebouwen en objecten worden ook wel aangeduid als 'monumenten van bedrijf en techniek', 4gedenktekens voor de werkende mens' of 'tastbare herinneringen aan afgesloten fasen in de ontwikkeling van bedrijf en techniek'. Kortweg gezegd alle overblijfselen die, sinds ongeveer 1850, herinneren aan de industriële revolutie behoren tot het industriële erfgoed. De gehele periode. tot aan vandaag. Dat betekent dat we ook moderne objecten tot het industriële erfgoed mogen rekenen. Belangrijk is echter of een gebouw een rol heeft gespeeld of speelt in een industrieel proces. Ook arbeiderswijken en directeursvilia's kunnen ertoe worden gerekend. Dat zijn tenslotte ook producten van industrie. Het project Industrieel Erfgoed Toerisme wordt in deze discussienota omschreven als de ontwikkeling van een typisch Heimonds cultuurtoeristisch en cultuurrecreatief programma, waarbij een aantal voorheen niet noodzakelijkerwijs verbonden contexten op basis van het thema industrieel erfgoed op structurele wijze met elkaar in verband worden gebracht. 4.1 Conclusies Voorgaande hoofdstukken samenvattend kunnen onderstaande conclusies getrokken worden: Toerisme in een Stedeiük Ontwikkelingsperspectief 1. Investeren in toerisme en recreatie is tegelijkertijd ook investeren in stedelijke vernieuwing, inrichtingskwaliteit van de openbare ruimte, bereikbaarheid, veiligheid, leefbaarheid en werkgelegenheid. In het verlengde van het adviesbureau BVR kan immers worden gesteld dat wat van belang is voor de eigen inwoners, is ook van belang voor de bezoekers van Heimond (en omgekeerd). Het huidige succes in het aantrekken van nieuwe bewoners naar de stad vormt in dit verband dan ook een goede stimulans voor het aantrekken van nieuwe bezoekers aan de stad; 2. Vanuit een stedelijk ontwikkelingsperspectief vormt (cultuur)toerisme mede een basis voor het behoud van waardevol industrieel erfgoed, geeft het een impuls aan het publieke en culturele voorzieningenniveau en levert het een bijdrage aan een uniek en aantrekkelijk imago van de stad. Bovendien voorzien de bijbehorende (cultuur)toeristische faciliteiten ook in de behoeften van de eigen inwoners aan vermaaks- en ontspanningsmogelijkheden dicht bij huis; Toeristisch-recreatieve Ciifers en Ontwikkelingen 3. Het economisch belang van (cultuur)toerisme wordt nog steeds onderschat. Uitgedrukt in bestedingen en werkgelegenheid groeit de sector al langere tijd sneller dan de rest van de Nederlandse economie. 27 In Nederland is de toeristische sector nu al groter dan de transportsector, het bank- en verzekeringswezen of de voedings- en genotsmiddelenindustrie. Dit is niet alleen goed voor de sector zelf, maar ook voor de detailhandel, horeca en toeleveranciers in de stad; 4. De provincie Noord-Brabant bezet de 2e plaats als meest aantrekkelijke bestemming voor een 'dagje-uit' of een 'tussendoor-vakantie'. Ook Zuidoost-Brabant en de Peet pikken een graantje mee uit de toeristische ruif. Zo scoort het Peelgebied zeer goed qua naamsbekendheid. Genoemde imagokenmerken hierbij zijn: traditionele gezelligheid, gemoedelijke sfeer en rust en natuur (wandelen en fietsen); 5. Hoewel Heimond als woon- en werkstad heden ten dage een sterke positie inneemt, blijft de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht vooralsnog achter. Toch worden Heimond in het kader van industrieel erfgoed toerisme goede groeikansen toegedicht; 6. De (cultuur)toeristische markt is volop in beweging. De oorspronkelijke aanbiedersmarkt is veranderd in een kopersmarkt, waar de consument hoge eisen stelt aan de prijs- kwaliteitverhouding van het product en de dienstverlening. Het keuzegedrag van de hedendaagse consument is onvoorspelbaar, want wordt gekenmerkt door een veelheid aan (gecombineerde) motieven en wensen (zoals meer luxe en comfort, de behoefte aan rust en ruimte, actief bezig zijn en vertier). Dit alles doet een beroep op de innovatiebereidheid en flexibiliteit van de aanbidders. De tijd van een uniform product en een homogene doelgroep heeft voorgoed plaats gemaakt voor een gevarieerde vraag van budgetconcept tot complete vakantiearrangementen, waarbij de traditionele grenzen tussen toerisme, recreatie, kunst, cultuur en detailhandel steeds verder vervagen. Met de uiteenlopende consumentenvoorkeuren en doelgroepen is de uitdaging voor de toekomst vooral gelegen in een grote variatie in het aanbod, zonder daarbij de totale structuur en kwaliteit uit het oog te verliezen. Samenwerking in de keten is daarbij een essentiële succesvoorwaarde; 7. Stedelijk cultuurtoerisme zit enorm in de lift. Steden, cultuurhistorische attracties en evenementen trekken steeds meer bezoekers. Vakantiegangers en dagtoeristen brengen meer dan voorheen een bezoek aan een museum, een monumentaal gebouw of een historische stadskern. De moderne cultuurtoerist, hoewel een echte kameleon in zijn gedrag, heeft een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Hij of zij heeft een relatief hoge opleiding en veel reiservaring. Door het relatief hoge inkomen wordt bovendien vaak een behoorlijk budget besteed. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 40 en 60 jaar en het aandeel actieve senioren neemt gestaag toe. De cultuurtoerist probeert bovendien in een relatief korte tijd zoveel mogelijk hoogtepunten in een stad te bezoeken. Het aandragen van allerlei afgeleide stimuli (andere vermaaksvormen zoals gezellige winkels, horeca etc.) als vertragende factor binnen de cultuurtoeristische ronde door de stad en omliggende regio is daarom noodzakelijk; 8. De sterk toegenomen concurrentie om de aandacht van de wispelturige en drukke consument, heeft geleid tot een toenemende aandacht voor historiciteit, authenticiteit en het streekeigene. Dit biedt aanbidders immers de mogelijkheid zich te onderscheiden; Gemeen ijk Toeristisch-Recreatief Beleid 9. Industrieel Erfgoed Toerisme past uitstekend binnen de in het kader van de Meerjaren Ontwikkelingsprogramma (MOP) en de Integrale Stadsvisie uitgesproken ambitie om te komen tot een versterking van de culturele, toeristische en recreatieve potenties van de stad; 1 0. Industrieel Erfgoed Toerisme borduurt voort op de TROP uit 1996 daar waar het gaat om het creëren van een duidelijke overkoepelende thematische samenhang en het streven naar structurele samenwerkingsverbanden; 1 1. Het gebruik van industrieel erfgoed als centraal overkoepelend toeristisch-recreatief thema in een conceptgerichte aanpak creëert een positief imago, versterkt de eigen identiteit en maakt een krachtige profilering van de stad (en het haar omringende landelijke gebied) mogelijk; 28 12. Het industriële verleden van Heimond wordt weerspiegeld in tal van gebouwen, objecten, verhalen en rituelen die aanwezig zijn in de stad. De aanwezige kunstzinnige en cultuurhiston'sche instellingen en organisaties, alsmede het toeristisch-recreatieve en historisch in Heimond verankerde bedrijfsleven verbeelden allemaal een deel van de industriële biografie van Heimond. Door samenwerking kunnen deze fragmenten aaneen worden gesmeed tot een reeks van inhoudelijke producten (verhalen) die gezamen ij een duidelijke meerwaarde hebben voor de bezoekers en eigen inwoners van de stad; 13. De herontwikkeling van het stadscentrum is een speerpuntproject van het huidige gemeentelijke beleid. Industrieel Erfgoed Toerisme bevordert en ondersteunt de wens om ruimtelijke en organisatorisch een nadrukkelijke samenhang tot stand te brengen tussen de diverse culturele voorzieningen, evenementen en toeristisch-recreatieve voorzieningen; 14. Industrieel Erfgoed Toerisme past bij het, in het kader van de herinrichting van de binnenstedelijke kanaalzone, uitgesproken beleidsvoornemen om naast de fysieke aspecten ook de functionele aspecten van deze oud tak van Zuid-Willemsvaart te versterken (niet alleen opknappen maar er vervolgens ook iets mee doen); 15. Cultuurhistorische evenementen kunnen een belangrijke rol spelen bij de projectpresentatie. Evenementen zijn toegankelijk en bereiken daardoor een breed publiek. Immers, door de koppeling van bezoek aan monumenten, musea en historische plaatsen aan 'drempelvrije' activiteiten als tentoonstellingen, muziekuitvoeringen, wandel- en fietsroutes zijn evenementen ook aantrekkelijk voor het niet bij voorbaat deskundige en geïnteresseerde deel van de bevolking. Zo ligt bijvoorbeeld de inzet van de Landelijke Monumentendag natuurlijk voor de hand. Maar ook de Dag van de Architectuur, Nationale Museumweekend, de Landelijke Fietsdag of het Nationaal Fietsweekend bieden tal van aanknopingspunten in dit verband; 16. De opzet van een stedelijke wandel- en fietsroute op basis van Industrieel Erfgoed ondersteund het beleidsvoornemen om in het centrum een aantrekkelijk wandelcircuit in te richten en past bij het voornemen van het college om in het kader van het nieuwe fietsbeleidsplan het fietsgebruik te bevorderen; 17. Industrieel Erfgoed Toerisme vergroot de kansen om de nog bestaande industrieelhistorische bedrijvigheid in het centrum te ontsluiten voor cultuurtoeristische doeleinden, 18. Het in het kasteel gehuisveste Gemeentemuseum Heimond vormt de primaire toeristische voorziening in de stad. De herinrichting van de collectie Mens en Werk vormt binnen het project Industrieel Erfgoed Toerisme een zeer belangrijk ankerpunt. De inzet van binnen het museum aanwezige deskundigheid en professionaliteit kan bovendien van grote waarde zijn voor het welslagen van het project; 19. Industrieel Erfgoed Toerisme biedt de mogelijkheid om de onderlinge verbondenheid met de omliggende Peelgemeenten te versterken. Versterking van de positie n et an Vissermuseum kan daarbij een belangrijke rol spelen (bijvoorbeeld via de oprichting van een club van kleinere Peelmusea); 20. Industrieel Erfgoed Toerisme biedt de mogelijkheid om gezamenlijk met andere steden met een industrieel verleden in Nederland en daarbuiten te werken aan de ontwikkeling van een cultuurtoeristisch activiteiten(uitwisselings)programma; 21. Bereidheid tot onderlinge afstemming en samenwerking in het kader van Industrieel Erfgoed Toerisme, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als binnen het cultuurtoeristische veld is van cruciaal belang. Zowel publieke als private partijen, groot en klein, dienen te streven naar een zo optimaal mogelijke inhoudelijke en organisatorische samenwerking, afstemming en integratie van activiteiten en producten. Daarvoor is de opzet van integrale samenwerkingsverbanden een noodzakelijke voorwaarde; 22. Belangrijke knelpunt in dit verband is dat er momenteel geen structureel cultuurtoeristisch overlegplatform actief is, waarin het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven en de gesubsidieerde kunst- en cultuursector zijn vertegenwoordigd; 29 23. Ook binnen de gemeente vindt op dit moment nog geen structurele en integrale afstemming plaats inzake (cultuur)toeristische aangelegenheden. Aangezien cultuurtoeristisch beleid nauw verweven is met andere beleidsvelden (naast economie en cultuur bijvoorbeeld ook stadspromotie, verkeer en vervoer, stedelijke ontwikkeling en beheer) is regulier intern gemeentelijk overleg over beleidsafstemming en taakverantwoordelijkheid van eminent belang. Dit past overigens binnen de filosofie van het Grotestedenbeleid (GSB); 24. Oproepen tot samenwerking blijkt vaak makkelijker gezegd dan in de praktijk gedaan. Samenwerking is lastig. Traditionele cultuurverschillen tussen het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven en het cultuurtoeristische veld, competentiestrijd en angst voor verlies van autonomie en de eigen identiteit zijn bekende valkuilen. Een aantal belangrijke uitgangspunten voor succesvolle samenwerking kunnen echter worden benoemd: A. Het verhaal over het industn'ëie verleden van Heimond, dient door de verschillende projectdeelnemers te worden uitgewerkt, die ieder afzonderlijk een specifiek thematisch zwaartepunt presenteren en daarbij een eigen verantwoordelijkheid behouden inzake de realisatie; B. Het samenwerkingsproject dient gericht te zijn op een breed publiek dat allereerst bestaat uit de eigen (regio)bewoners voor wie de deelnemende organisaties en bedrijven laagdrempelige cultuurrecreatieve basisvoorzieningen vormen en vervolgens de specifieke cultuurtoeristen van elders die kunnen kiezen uit vaste of zelf samen te stellen dag- en verblijfsarrangementen. Bijzondere aandacht verdienen ook de educatieve doelgroepen zoals scholen etc.; C. Een professionele projectpresentatie, hoogwaardige en modern vormgeven verdient bijzondere aandacht. Bij de presentatie van de verschillende 'verhalen' is het van belang dat uitgegaan wordt van de fragmentarische nieuwsgierigheid van de bezoeker. D.w.z. dat de bezoeker zeker geen traditionele pedagogische vertogen moet worden aangereikt, maar hij of zij moet op een speelse aanschouwelijke wijze met behulp van moderne muitimediatechnieken worden geconfronteerd met de vele intrigerende aspecten van het industriële verleden van de stad. Presentaties zouden dan zeker ook geen toonbeelden moeten zijn van een verdwenen cultuur (in memoriam), maar veeleer dynamische werkplaatsen van het geheugen (pro memorie) van waaruit allerlei sporen van het werkend verleden in de huidige leefwereid betekenis krijgen; D. Begrip en aandacht voor het procesmatig karakter van een samenwerkingsproces bespaart tijd en voorkomt vroegtijdig vastlopen. Het samenwerkingsproject is immers niet in één klaar, maar vormt een proces van voortdurende aanpassing, verbetering en uitbreiding. Flexibiliteit in de projectorganisatie is dan ook belangrijk om adequaat in te kunnen spelen op actuele omstandigheden en behoeften. Projectdeelnemers moeten ook bereid en instaat zijn actief en structureel mee te denken en te werken. De belangrijkste vraag die in dit verband gesteld moet worden is onder welke voorwaarden potentiële projectdeelnemers Willen samenwerken. Hierbij kunnen verschillende scenario's worden onderscheiden. Discussie met de potentiële partners zal moeten uitwijzen welk scenario het meeste kans van slagen heeft; 25. Een essentiële randvoorwaarde voor een succesvolle samenwerking in het kader van Industrieel Erfgoed Toerisme is het behoud en eventuele herbestemming van het nog in de stad aanwezige industriële erfgoed. Bij de waardebeleving van de typische industrieelhistorische gebouwen en objecten stuit men echter vaak op problemen. Fabrieksgebouwen zijn zelden gebouwd in een fraaie architectonische bouwstijl en waardeargumenten moeten daarom eerder gezocht worden in de sociaal-economische geschiedenis van de stad of de produettechnische geschiedenis van een bedrijfssector. Ook bij de zoektocht naar een goede, d.w.z. economische rendabele of maatschappelijk aanvaarde herbestemming, kunnen knelpunten ontstaan. Ook het formaat van het voormalige industriële pand, locatie- en veiligheidseisen, alsmede Arbo- enlof milieuwetgeving zijn factoren waardoor vraag en aanbod slechts met de nodige creativiteit en doorzettingsvermogen aan elkaar kunnen worden gekoppeld; 30 Algemene stotconclusie 26. Ge;integreerd beleid in het kader van een Heimonds project Industrieel Erfgoed Toerisme garandeert in ieder geval: A. Een doelgericht en doelmatig beleid waarmee de cultuurtoeristische potenties binnen Hetmond, in nauwe samenwerking met het cultuurtoeristische veld, beter kunnen worden benut; B. Een bijdrage aan de economie en werkgelegenheid-, C. Hogere kwaliteit van het cultuurtoeristisch product; D. Een beter voorzieningenniveau voor de eigen inwoners; E. Verbeterina van de leefbaarheid en vitaliteit van de stad- F. Versterking van de identiteit en het imago van de stad; G. Een gemeentelijk sturingskader ten aanzien van het in de stad nog aanwezige industrieel erfgoed; H. Een toetsingskader voor nieuwe en bestaande initiatieven; 1 . Mogelijkheden tot financiële ondersteuning en subsidieverstrekking door derden; 4.2 Aanbevelingen Op basis van bovenstaande conclusies kan de centrale missie van het project Industrieel Erfgoed Toerisme Heimond als volgt worden geformuleerd: De vele verschillende verhalen, objecten en elementen uit het industriële, culturele, toeristisch-recreatieve heden en verleden van Heimond worden aan elkaar gekoppe via een integraal publiek~privaat samenwerkingsproject, waarin naast de overheid zowel het toeristisch-recreatieve en het industrieelhistorische bedrijfsleven als culturele, kunstzinnige en educatieve organisaties een volwaardige plaats krijgen en waarbij productontmkkeling, conservering, presentatie, educatie, vermaak, promotie en financiering de belangrijkste aandachtsgebieden7ijn; Industrieel Erfgoed Toerisme wordt zeker niet gevormd via één vastomlijnd product. Het product ziet er immers in alle gevallen anders uit en ontstaat pas op het moment van consumptie. Dus een verdere projectuitwerking moet niet alleen gezocht worden in een traditionele (industriële) monumentenroute, maar de consument moet de mogelijkheid worden geboden om (virtuele) tochten te maken langs thema's als de 'gefortuneerden' of de 'werkers', van de 'klassenstrijd op het linnendoek' naar de 'familiestamboom op vergeeld papier'. Deze tochten brengt de moderne 'tijdreiziger' naar de diverse musea, parken en natuurgebieden, cafés en restaurants in het centrum, fabrieken, villa's en arbeiderswijken en als het zo uitkomt brengt hij of zij ook nog een bezoek aan het theater of een oude begraafplaats. Een klassieke objectbenadering verflauwt met andere woorden de impact. Clustering via een themagerichte benadering op basis van het aanwezige industrieel erfgoed biedt uitkomst. Potentiële clusterelementen hierbij zijn bijvoorbeeld de genoemde industriële wandel- en fietsroute, de verschillende museale tentoonstellingen inspelend op het thema, cultuurhistorische evenementen, lesbrieven en educatieve stadswandelingen, industrieel- historisch bedrijfsbezoek, historische bedrijfsvaartuigen in het kanaal, speciale horecaoerechten enlof overnachtingsmogelijkheden rondom het thema (bijvoorbeeld dineren enlof overnachten in de stijl van de oude industriebaronnen van weleer) ed. Onderscheidingsvermogen door onderlinge samenhang is het credo van het Droiect lndustn'eel Erfgoed Toerisme. Onder dit overkoepelde thema kunnen uiteenlopende initiatieven, ideeën en thema's verder worden uitgewerkt. Ter illustratie zou het projectconcept Industrieel Erfgoed Toerisme als volgt schematisch kunnen worden eraeven. 31 Toeristische geschiedenis: infrastructuur 'de verhalen van de Bewustwo 2Os'e eeuw bewone a Industrieel 1 enstad Het industriële erfgoed verleden Mode r Rijkdom - Armoede nementen Projectdoeistellingen Vanuit de centrale projectmissie kan de inhoudelijke hoofddoetstelling als volgt worden geformuleerd: Het op een dusdanige wijze gebruik maken van het overkoepelend thema Industriële Erfgoed Toerisme dat een uniek gezamenlijk cultuurtoeristisch totaalproduct wordt gecreëerd, dat uitstijgt boven dat van de individuele projectdeelnemers en waarmee de aantrekkingskracht van de (binnen)stad als bezoek- en verblijfsgebied voor eigen inwoners en bezoekers van buiten wordt vergroot; Vanuit deze hoofddoeistelling kunnen een zestal inhoudelijke subdoetstellingen worden geformuleerd: 1. Versterking van de unieke cultuurhistorische identiteit van Heimond in het algemeen en haar centrum in het bijzonder (eigenheid); 2. Versterking van de economische structuur van het centrum door een gestage groei van het aantal bezoekers en een toename van hun toeristisch-recreatieve bestedingen, waardoor de werkgelegenheid wordt gestimuleerd (welvaart); 3. Verhoging van de aantrekkelijkheid van de stad en haar centrum, waardoor mensen hun verblijfsduur verlengen en de (binnen)stad een levendige en vitale uitstraling krijgt (welzijn); 4. Het voortbestaan van het industriële erfgoed van Heimond moet mede door het project worden gewaarborgd en beter toeristisch-recreatief worden ontsloten (behoud); 5. Niet de omvang, maar de kwaliteit van het gezamenlijk aanbod is uiteindelijk bepalend voor het welslagen van het project (hoogwaardige uitstraling); 6. Het samenwerkingsproject dient zich voor een substantieel deel een zelfstandige financiële positie te verwerven (vraaggerichtheid); 32 Voorlopige Actiepuntenlijst Om deze doelstellingen te realiseren kunnen een aantal concrete actiepunten worden geformuleerd. Allereerst worden een viertal procesmatige actiepunten genoemd. Een procesmatige aanpak is immers onontbeerlijk, teneinde een breed draagvlak, actieve participatie en nauwe samenwerking te realiseren. Voor het welslagen zijn bovendien enthousiaste trekkers nodig die de juiste mensen bij elkaar brengen, blijven stimuleren en er aan de hand van het projectplan voor zorgen dat het project op koers blijft. Belangrijk is daarbij ook om het momenthum er goed in te houden bij de verdere uitwerking van het vervolgtraject. Daarnaast kunnen een tiental inhoudelijke actiepunten word en benoemd. Deze inhoudelijke projecten moeten vooral ook worden beschouwd als katalysator voor nieuwe of mogel"k op dit moment nog niet bekende initiatieven op dit vlak. Met nadruk wordt ij dan ook aesteld dat hier geen volledigheid is nagestreefd. 1 . Brede informatieoverdracht en -uitwisseling met potentiële projectdeelnemers uit het veld: ¿ Wijde verspreiding van de discussienota onder potentiële projectdeelnemers-, ¿ bieden van mogelijkheden tot het geven van schriftelijke en mondelinge reacties; ¿ afhankelijk van de reacties mogelijkheid bezien voor de organisatie van een gezamenlijk projectdebat met potentiële projectdeelnemers; 2. lnformafieoverdracht- en uitwisseling met landelijke-, provinciale en regionale kennisinstituten op het gebied van toerisme- en recreatie, industrieel erfgoed en cultuurhisto(ie om vast te stellen welke bijdrage zij zouden kunnen leveren; 3. Naar aanleiding van de binnengekomen reacties een aanvullende notitie opstellen met een specifiek projectplan Industrieel Erfgoed Toerisme, waarin begroting, tijdspad, communicatie en verantwoordelijkheden goed zijn afgebakend. Ook dient daarbij formeel te worden vastgelegd hoe de samenwerking precies zal worden gestructureerd en hoe de besluitvorming is geregeld. Ook dient de aandacht voor resuitaatmeting zeker niet vergeten te worden; 4. Naar aanleiding van de aanvullende notitie te bezien of de instelling van een stuur- en werkgroep Industrieel Erfgoed Toerisme kan worden geformeerd. E.e.a. vergt immers een integrale benadering. Enerzijds sectoraal (tussen de cultuur en toerisme). Anderzijds thematisch (tussen bijvoorbeeld leefbaarheid en werkgelegenheid). Deels afzonderlijk van elkaar opererende beleidsterreinen dienen voor het project Industrieel Erfgoed Toerisme immers op één lijn te komen. Tussen monumentenzorg, cultuurtoerisme en stedelijke revitalisering, dient m.a.w. een harmonieuze symbiose te worden ontwikkeld, waarbij een traditionele hokjesgeest niet past; 5. In het kader van de herontwikkeling van het centrum te bezien hoe, -,bestaande monumentenbeleid kan worden geïntensiveerd (w.o. opknappen van historische gevels en behouden. odwaarderen en herbestemmen van het in ustnë e erfgoed); *de bestaande stadshistorische wandeling kan worden ingepast en stadsgidsen hierbij kunnen worden ingezet als onderdeel van een aantrekkelijk winkel en wandeleircuit in het centrum; oindustdeel erfgoed toerisme kan worden verbonden met het te ontwikkelen Kunst-en Cultuurciuster; 6. In het kader van de herinrichting Kanaalzone mogelijkheden te bezien van een ve ere uitwerking van het deelproject 'Historische Schepen in Kanaäizone' op basis van een evaluatie van de recente proef met de historische aak-, 7. Nader overleg met organisatoren van bestaande stad(historische) evenementen (Monumentendag, Kastelendag, Dag van de Architectuur, het Nationale Museumweekend, de Landelijke Fietsdag etc.) over inpassingsmogelijkheden en het stimuleren van nieuwe stadshistorische evenementen en verhalen o.b.v. het industriële verleden; 33 8. Nader overleg 'Ontsluiting Oude Industn'eën' en mogelijke inpassing te bezien van het lopende project'industrie Toerisme Regio Eindhoven'-, 9. Ter versterking van de toeristisch-recreatieve infrastructuur *nadere uitwerking van een mogelijke 'industrieel Erfgoea t *mogelijkheden te bezien voor het verbeteren en vernieuwen bestaande algemene toeristisch-recreatieve verwijzings- en informatiesystemen en ontwikkeling van vernieuwende virtuele (digitale) systemen; 10. Mogelijkheden te bezien voor verdere inpassing van het'Herinrichtingsproject Gemeentemuseum', zowel qua collectie als inbreng deskundigheid; 1 1. Nadere uitwerking mogelijk deelproject 'Jan Visser Museum'; 12. Nadere uitwerking mogelijk deelproject 'Stadspoort tot de Peet' met industrieel- historische streekarrangementen; 13. Nadere uitwerking mogelijk deelproject'Grensoverschrijdend lndustrieverleden'; 14. Nader overleg met dag- en verblijfshoreca over de potenties van thema's als 'Overnachten en dineren in de stijl van de oude industriebaronnen van weleec, Financieel Kader Mede dankzij Stimulusgelden is de laatste jaren al flink is g6investeerd in de culturele en toeristisch-recreatieve infrastructuur van de stad en regio. Ter versterking van de huidige positie van het stadscentrum zullen de komende jaren naar verwachting substantiële middelen worden ingezet. Een deel van deze uitgaven zullen mogelijk inzetbaar dan wel versterkend cq. ondersteunend zijn aan het project Industrieel Erfgoed Toerisme. In de vervoigfase en in het kader van het lopende BVR-traject zal nader onderzocht moeten worden welke middelen specifiek aan de ontwikkeling van het project Industrieel Erfgoed Toerisme zouden kunnen worden toegewezen. Ook zou gekeken kunnen worden in hoeverre middelen in te zetten voor de herontwikkeling van de binnenstedelijke kanaafzone het project Industrieel Erfgoed Toerisme reeds direct of indirect ondersteunen. Dit geldt uiteraard ook voor de middelen die via de lokale en regionale VVV worden ingezet voor toeristisch-recreatieve productontwikkeling en promotie. Ook kan de gemeentelijk Monumentenreserve worden genoemd omdat een deel van de te restaureren Heimondse monumenten immers een industrieel verleden heeft. Tot slot zal bijvoorbeeld ook een deel van de middelen voor activiteiten van de Gemeentelijke Archiefdienst aan een project Industrieel Erfgoed Toerisme toegerekend kunnen worden. Om een eerste indicatie te geven van de mogelijkheden in dit verband kunnen in het kader van de Kunst en Cultuurbegroting 2001 een aantal concrete financiële middelen worden genoemd, die direct dan wel indirect, geheel of gedeeltelijk ingezet zouden kunnen worden voor dan wel ondersteunend kunnen zijn aan een project Industrieel Erfgoed Toerisme: *in de reserve Evenementen en Toerisme (post 7965610) wordt vanaf 2001 jaarlijks 50.000 gulden gestort; -eter versterking van de collectie Mens en Werk zal 500.000 gulden worden ingezet aan Provinciale GSB-middelen; @uit de reguliere begroting wordt verder bijvoorbeeld 2.500 gulden verstrekt aan de Werkgroep Industrieel Erfgoed Heimond (post 6.1.675.20), 2.500 gulden aan de Heemkundekring Heimond-Peelland (post 6.1.6.75.22), 12.500 gulden voor de Historische en archeologische vereniging Hetmond (post 6.1.675.24), 2.500 gulden voor de Monumentenwerkgroep (post 6.1.675.50) en 1.500 gulden voor de organisatie van Open Monumentendag (post 6.1.675.55). In het concept investeringsprogramma 2002-2005 behorende bij de voorjaarsnota 2001 (en daarmee dus nog niet geaccordeerd beleid) is nog een substantieel bedrag opgenomen dat in dit verband kan worden vermeld: 800.000 gulden ten behoeve van de herinrichting van het kasteel (ivp 515.10.A). Bij de begrotingsbehandeling in november 2001 zal hierover definitieve besluitvorming plaatsvinden. 34 Vervolgens zal natuurlijk nog moeten worden geïnventariseerd welke cofinanciële middelen via bovenlokate beleidsvoomemens voor het project zouden kunnen worden verkregen. De grootste zorg bij de opzet van structurele samenwerkingsverbanden is immers de financiële continuïteit. Na een initiële investering is de financiering op langere termijn vaak een probleem. Een eerste analyse van de relevante bovenlokale beleidskaders wijst uit dat een gemeentelijk initiatief tot versterking van de industrieel historische potenties van de stad in relatie tot toerisme en recreatie beslist niet zonder deze bovenlokale cofinanciële steun zal behoeven te geschieden. Sterker nog, diverse nota's stimuleren dergelijke initiatieven. Zeker wanneer wordt ingespeeld op onderstaande uitgangspunten: A. Een betere ontsluiting van de bestaande kennis, voorzieningen, plekken en infrastructuur (toegankelijkheid); B. Activiteiten en voorzieningen die bijdragen aan de aantrekkelijkheid en sfeer van het stedelijk gebied (leefbaarheid); C. Activiteiten die gericht zijn op de versterking van de economische structuur (ondernemerschap), D. Activiteiten die gericht zijn op een sterkere profilering van de regie (imagoversterking); E. Bevordering van een geïntegreerde regionale en grensoverschrijdende ontwikkeling (bovenlokale samenwerking); F. Ontwikkelina en introductie van vernieuwende (bijvoorbeeld tussen land- en waterrecreatie) en kwalitatief goede producten (productvernieuwing); G. Vergroten van de productdifferentiatie (onderscheidend vermogen), H. Activiteiten gericht op koppeling van educatie en vermaak (afwisseling); 1. Activiteiten gericht op onderlinge samenhang en coördinatie (ketensamenwerking); J. Activiteiten gericht op consumententrends (vraaggerichtheid); K. Historische identiteit als leidraad bij stedelijke ontwikkeling en vernieuwing (ruimtelijke inpassing). In bijlage 7 worden de meest relevante onderdelen van onderstaande boveniökale nota's kort beschreven: *de Europese nota's Stimulus 111 en lnterreg 111, ode nationale nota Belvedere (VROM, OCW, LNV), Grotestedenbeleid en Ondernemen in Toerisme (EZ); ode provinciale nota's (Ont)Spannend Brabant en Cultuurhistorie is een Werkwoord; ode regionale nota's Toeristische Ontwikkelingsvisie De Peel (2000) en het Recreatief Toeristisch Plan (1995). Voorlopige Tijdspad Juni 2001 voorlopige bestuurlijke standpuntbepating; julilseptember 2001 informatieoverdracht en inventarisatie reacties uit het veld-, Oktober 2001 definitieve bestuurlijke besluitvorming via een aanvullende notitie (met daarin een uitwerking van de inhoudelijke, organisatorische en financiële criteria voor het project Industrieel Erfgoed Toerisme); November 2001 bëhandeling in de betrokken raadscommissie(s); December 2001 definitieve besluitvorming in de gemeenteraad; Vanaf januari 2002 eventuele start eerste deelprojecten, Julilaugustus 2002 te plannen evaluatie eerste fase en eventuele besturing projectplanning; Vanaf september 2002 uitwerking van projecten vervoigfase; 35 LITERATUURLIJST Bonink, Caro & Richards, Greg (1 999). Cultuurtoelist leert én ontspant ]n- a ing en Management Nieuws voor cultuur en leisure, 1 ste jaargang, nummer 2, 1 999, pagina 4-5. Bonink, Caro & Richards, Greg (2000). Cultuurbezoek in eigen land wordt vooraf gepland - In: Marketing en Management Nieuws voor cultuur en leisure, 2de jaargang, nummer 1, 2000, pagina 6-7. Brabants Bureau voor Toerisme (2000). De Gulle Gids van Brabant. Tilburg. Bruin, Marnix de; Enting, Remon- Nieboer, Nico & Crum, Ben (1 999). Benchmark 1 gemeentelijk ondememingsklimaat. Leiden: Ministerie van Economische Zaken, pagina 105- 1 09. BRO (1 998). Beleidsvisie toeiisme en recreatie Gemeente Deurne. Vught. Buist, Girbe (1 991). Cultuurhistorisch toerisme. Bij goed concept profiteren zowel cultuur als economie. In: De Provinciaal, 4e jaargang, nummer 13, pagina 9-1 1. Burger, Jan Erik (1996). Langs het industrieel erfgoed van Nederland. 50 wandelingen met museumbezoek. Amsterdam: Uitgeverij Op Lemen Voet. BVR (2000). Integrale structuurvisie Heimond Centrum. Analyse en Opgave. Utrecht. BVR (2000). Integrale structuurvisi-e Heimond Centrum. Bouwstenen Heimond Centrum. Utrecht. Commissie van de Europese Gemeenschappen (2000). Enig Programmeringsdocument. Phasing out-programma Zuidoost-Brabant 2000-2005. Brussel. Commissie van de Europese Gemeenschappen (2000). Mededeling van de commissie aan de lidstaten. INTERREG flflL Brussel. 28 april 2000. Daru, Myriam (1 989). Een verdwijnend industrielandschap. Inventarisatie van industrieel historische objecten te Heimond. Heimond: Gemeente Heimond. De Vries & Hopman Partners (1 996). Toeristisch-Rekreatief Ontwikkelingsplan Helmond- Centrum. Apeldoorn. Eekelen, Yvonne van (1 997). Textielfabriek is meer dan een monumentje. In: Uitleg, 13e jaargang, nummer 30, pagina 38-39. Gemeentearchief en Gemeentemuseum Heimond (1 992). Ach Lieve Tijd, acht eeuwen Hetmond en de Hetmonders. Zwolle: Waanders Uitgevers. Gemeente Heimond (1 997?). Hetmond centrum in ontwikkeling. Hetmond: Peelland Media i.s.m. Gemeente Heimond. Gemeente Heimond (1 998). Een stad van stof & staal Toeristische voetgangersbewegwijzering. Heimond. Gemeente Heimond (1998?). Passantenhaven Hetmond. Heimond: Dienst Stadsbeheer, Afdeling beheer, Bureau Exploitaties. 36 Gemeente Heimond (1 999?). Het kasteel van Heimond. Herinlichting in relatie tot het kunsthafproject. Heimond. Gemeente Heimond (1 999). Naar een dynamisch evenwicht Kemstadvisie Heimond 2010. Hetmond. Gemeente Heimond (1999). Meerjaren Ontwikkelings Programma. Heimond. Gemeente Heimond (1999). Centrummanagement Heimond. Strategisch plan. Heimond. Gemeentemuseum Heimond (1999). Collectieplan op hoofdlijnen. Heimond. Gemeente Hetmond (2000). Integrale Stadsvisie Heimond 2010. Heimond. Gemeente Heimond (2000). (Door)startnotitie fietsbeleidsplan gemeente Heimond. Heimond: Dienst Stadsontwikkeling, Afdeling Ruimtelijke Ordening. Gemeente Heimond (2000). De smaak te pakken. Horecabeleidsplan Heimond 2000-2010. Heimond: Bestuursdienst, Afdeling Beleidscoördinatie. Gemeente Heimond (2000). Promotie van de stad. Een gezamenlijke aanpak. Heimond: Afdeling Communicatie, werkgroep Stadspromotie. Gemeente Heimond (2000). Digitaat trapveld. "Gaat de digibeet de (digi)boot in9?". Heimond: Dienst Algemeen Welzijn, Afdeling Projectbureau. Gemeente Heimond (2000). Helmond 2000. Heimond: Peelland Media i.s.m. Economische Zaken Heimond. Genuchten, Stijn van (1 997). Nieuwe toekomst voor Industrieel Erfgoed. In: Museumvisie, 2le jaargang, nummer 2, pagina 10-14. Heling, Menno (2000). Volkscultuurtoerisme staat of valt bd kleurgke details. Marketing en Management Nieuws voor cultuur en leisure, Jaargang 2, Nummer 3, 2000, pagina 16-17. LAGroup (1 998). De spin in het web en het sterrenbeeld. Samenwerkingsscenatio's voor een levende museumstructuur in Zuidoost-Brabant Amsterdam. Linden, D. van der (1 955). Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Heimond: Gemeente Heimond. Lubbe, Serge (2000). Cultuur mét toerisme instrument voor succesvolle citymarketing. In: Marketing en Management Nieuws voor cultuur en leisure, Jaargang 2, Nummer 2, 2000, pagina 16. Nederlands Bureau voor Toerisme (1 998). Toerisme, goed bekeken. Leidschendam. Nederlands Bureau voor Toerisme (1 999). De Toefistische Stad, toerisme voor een complete stad. Leidschendam. NEI Regionale en Stedelijke ontwikkeling (2000). Structuurvisie Centrum Heimond. Verkenningsdocument economie en voorzieningen. Rotterdam. Nijhof, Peter en Schuite, Ed . (2000). Herbestemming industrieel erfgoed in Nederland. Zutphene Walburg Pers. 37 Ministerie van Economische Zaken (1996). Fascineren en assembieren. Masterplan industrieel toerisme. 's-Gravenhage. Ministerie van Economische Zaken (1 998). Het bedrijfsbezoek als pr-instrument Randvoorwaarden en succesfactoren voor industrieel toerisme. 's-Gravenhage. Ministeries van EZ en LNV (1999). Toerisme en recreatie. Brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 1 9 februari 1999. Ministeries van VROM, LNV en OCW (1 999). Nota Belvedere. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. 's-Gravenhage. Moerel, Anouschka (1 993). Het gezicht van Nederland. Hetmond. Abcoude: Uitgeverij Uniepers/Stichting Het Gezicht van Nederland. Molen, F. van der & Ashworth, G.J. (red.) (1991). Toekomstwaarde van hetstedelijk erfgoed. Groningen: Geo Pers. Priority Search Benelux (2000). Een gesprek met de Stad. Stadsvisie 2010. Vught. Provincie Noord-Brabant (1995). Beleidsvisie toerisme en recreatie provincie Noord-Brabant. 3s-Hertogenbosch. Provincie Noord-Brabant (2000). Cultuurhistorie is een werkwoord. Weten, Maken, Beleven. Voortgangsnotitie formulering beleid 2000-2003. 's-Hertogenbosch. Provincie Noord-Brabant (2000). (Ont)Spannend Brabant. Beleidskader Toerisme en recreatie. 's-Hertogenbosch. Provincie Noord-Brabant (2000). Samenvatting basisonderzoek recreatie en toerisme Noord- Brabant. 's-Hertogenbosch. Ruis, Amo (2000). Leisure vraagt om visie en regie. In: Marketing en Management Nieuws voor cultuur en leisure, Jaargang 2, Nummer 2, pagina 17. Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (1994). Recreatief Toeristisch Plan. Eindhoven. Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (2000). Toeristische Ontwikkelingsvisie De Pee/. Eindhoven. Schenke, Menno (1 996). Een tweede leven. 1996 Jaar van het Industrieel Erfgoed. In: Algemeen Dagblad, 17 februari 1996. Stadsdeel Westerpark Amsterdam (1 995). De toekomst van het industrieel verleden. Amsterdam. Stichting Industrieel Erfgoed Hetmond (1 999). Spijkers met Koppen. Een toekomstvisie van de Stichting Industfieel Erfgoed Heimond. Bakel. Stichting Nationaal Contact Monumenten (2000). Monumentenjaarboek 2000. Amsterdam. Stichting WV/Stadspromotie Heimond (1999). Een glimlach in Brabant. Heimond STI RT (1 998). Meer Toekomst door Samen Werken. 15 voorbeeldprojecten Toerisme en cultuur. Voorschoten. 38 STI RT (1 999). Samen Werken aan een Kloppend Hart. 15 voorbeeldprojecten Leisure in binnensteden. Voorschoten. Task Force Zebr@ (2000). Kenniswijk Regio Eindhoven. Beter leven, beter werken, beter leren. Eindhoven: Projectbureau Kenniswijk Reaio Eindhoven. Veerman, Ditte (2000). De toekomst van recreatie en toerisme. In: Recreatie, Jaargang 30, nummer 2, pagina 6-9. Wijers, W.J.A. (1998). Belevingswaarde historische binnensteden verdient oppeper. In: Recreatie & Toerisme, Jaargang 8, Nummer 4, pagina 6-9. WVB-Marketing Adviezen (1 999). Regio Eindhoven sterk in /T. Projectvoorstel industrieel toerisme. Deurne. WVB-Marketing Adviezen (1 999). Industrieel Toerisme. Een on'ënterend onderzoek. Deurne. BIJLAGEN Gemeente Helmond Een kasteel tijssen fabrieken Ontdekkòngsreós naar een toerist'isch-reereatieve 'Edentite'lt voor do stad D*Iscussienota Industrieel Erfgoed Toerisme in een Stedel' k Ontwikkei'ingsperspectief BIJLAGE 1: Historische Ontwikkeling van Heimond als Industriestad Nadat de stad rond het jaar 1232 stadsrechten kreeg, groeide Heimond langzaam maar zeker uit tot het economische centrum van de streek. Als hertogin Johanna van Brabant in 1376 aan Heimond toestemming geeft om drie keer per jaar een grote jaarmarkt te houden, breekt voor de textielvervaardiging'en handel een eerste economische bloeiperiode aan en verwerft de stad zich de positie als hoofdstad van het kwartier Peelland. De plaatselijke ambachtslieden waren vooral actief in de metaal- en linnennijverheid. Hoedenmakers, handschoenmakers, wevers, kleermakers, ververs, smeden en harnasmakers leverden de producten, Heimondse kooplieden reisden vervolgens door het hertogdom Brabant en daarbuiten, op zoek naar afzetmarkten. Het enige gebouw dat nog aan deze glorietijd herinnert, is het archetypische kasteel. De tachtigjarige Oorlog betekende het voorlopige einde van deze blociperiode. De stedelingen kregen immers handelsbeperkingen opgelegd. Stadsbranden en de pestepidemie uit 1636 droegen het hunne aan de neergang bij. De Heimondse pre- industriële textielhandel verplaatst zich daarop naar Haarlem, waar het centrum van de linnennijverheid kwam te liggen. Veel wevers verhuisden daar naartoe om de kost te verdienen, de achterblijvers gaan zich sterk op die stad oriënteren. De Heimondse wevers 1 gaan de Haarlemse garens verwerken tot linnenstoffen die vervolgens als Haarlems linnen wordt verkocht. Zo worden de Heimondse linnenwervers weliswaar sterk afhankelijk van Haarlem, maar kunnen ze in eik geval aan het werk blijven. Van de vroeaere levendige bedrijvigheid is echter nagenoeg niets meer over. Het stadje was vrijwel uitgestorven en op de markt, vroeger het centrum van de bedrijvigheid, groeide zelfs gras, zo meldde een ooggetuige uit die tijd. In 1794 veroverden de Franse legers van Napoleon het zuidelijke gedeelte van de toenmalige Republiek der Verenigde Nederlanden. Tijdens de Franse bezetting, die in totaal twintig jaar duurt, werden de oude feodale rechten successievelijk afgeschaft en vervangen door nieuwe structuren die gebaseerd warén op de bekende 3-eenheid Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. Ook op economisch aebied kwamen er meer mogelijkheden, waarvan energieke ondernemers van buitenaf op zoek naar goedkope arbeidskrachten konden profiteren. Bekende namen uit die tijd zijn Henricus Raymakers uit Bakel, Antonie Ramaer uit Bergeijk, Johannes Diddens uit Nederweert, Pieter Fentener van Vlissingen uit Amsterdam en Prinzen en Sutorius uit Duitsland. Deze ondernemers vestigden in Heimond textielbedrijven en bouwden daarmee voort op de bestaande textiettraditie. De tot dan toe thuiswerkende loonwevers transformeren echter tot fabrieksarbeiders, na het ontstaan van de textielfabrieken, katoendrukkerijen en spinnerijen. De huisnijverheid maakt langzaam maar zeker plaats voor de fabrieksindustrie. Aan het einde van de achttiende eeuw, vindt er in bestuurlijk opzicht voor de stad nog een belangrijke verandering plaats, nadat de Heerlijkheid Heimond via een advertentie in de lokale krant te koop wordt aangeboden. De Utrechtse muntmeester C.F. Wesselman kocht daarop het stadje voor 155 duizend gulden en ontpopte zich weldra als een heuse weldoener, al stuitte hij als protestant op flink wat argwaan bij de overwegend katholieke bevolking. Wesselman was echter een slim man. Hij overtuigde Den Haag er immers van dat Heimond geen stad was, maar een plattelandsgemeente. Een verstandige zet, want de hogere belastingen die gepaard gingen met de stadsstatus, drukten namelijk zwaar op de Heimondse bevolking. Onbedoeld legde Wesselman daardoor wellicht ook de kiem voor het wat negatieve imago van de stad. De voormalige muntmeester schetste in zijn brieven aan de Haagse politici immers doelbewust het beeld van een stad met economische en sociale problemen, om hen op die manier te overtuigen dat de belastingverlaging bittere noodzaak was. Op initiatief van Wesselman nam de koning Willem 1 (alias de Koopman Koning) dan ook in 1826 een beslissing die voor de verdere economische ontwikkeling van Heimond van cruciaal belang zou zijn: de aanleg van de Zuid-Willemsvaart. Dit kanaal gaf een enorme impuls aan de industrialisatie van de stad. 2 Naast de textiel- en metaalindustrie die steeds belangrijker werden, ontwikkelde zich met name ook de voedingsindustrie (waarbij in het bijzonder margarine, cacao, broodbakkerijen en de EDAH vermelding verdienen). Heden ten dage zijn deze sectoren nog steeds vertegenwoordigd op de Heimondse industriële kaart. Dankzij de economische groei, mede het gevolg van de opkomst van de stoommachine, ontwikkeld Heimond zich in de tweede helft van de j ge eeuw tot een levendige centrumstad met tal van voorzieningen, waaronder een station, hotels en restaurants. Heimond kreeg in die tijd ook een eigen vestiging van de kamer van koophandel. De meeste bestaande historische gebouwen in de stad, stammen uit die tijd (eind negentiende, begin twintigste eeuw). De laatste fabriekhallen langs de Willemsvaart zijn daarvan nog een goed voorbeeld, evenals de kapitale villa's aan de westkant en de kleinere arbeiderswoningen aan de oostkant van het kanaal. De j ge eeuwse industrialisatie had ook zijn schaduwkanten in de vorm van extreem lange werkdagen, lage tonen en kinderarbeid. Ook in Heimond was de tegenstelling tussen arm en rijk groot. Tegenover een kleine elite die in weelde baadde, stond de grote massa van de bevolking die in armoedige omstandigheden leefde. Bovendien was Heimond als textietstad extra gevoelig voor de conjunctuurschommelingen die met name in deze industrie schering en inslag waren. De stad werd dan ook zwaar getroffen door de economische crisis van de jaren dertig. Na de Eerste Wereldoorlog was er eerst nog een economische opleving te bespeuren, die helaas niet lang duurt. De werkloosheid nam steeds verder toe, deels door de slechter wordende economische toestand, deels vanwege fabrieksbranden. De gevolgen van de wereldcrisis van 1929 zijn voor Heimond desastreus. De ene fabriek na de andere ontslaat zijn arbeiders. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog telt Heimond 1700 werklozen. Velen van hen worden gedwongen tewerkgesteld in Duitsland. Tabel 1. Industrialisatie in Hetrnond 1851-1940 Jaartal Arbeiders in textiel Arbeiders in metaal 1851 223 0 1861 548 0 1871 748 128 1881 1.343 166 1891 1.506 254 1902 2.258 494 1911 2.782 794 1924 3.452 978 1931 2.327 651 -1940 3.058 1.003 Bron: Jaarverslagen Gemeente Heimond 3 Tabel 2. Bevolkingsontwikkeling Heimond 1851-1940 Jaartal Aantal inwoners 1851 5.279 1861 6.186 1871 7.155 1881 7.627 1891 9.395 1902 12.444 1911 15.555 1924 19.833 1931 25.868 1940 29.343 Bron: jaarverslagen gemeente Heimond Uit bovenstaande cijfers blijkt dat de industrialisatie van Heimond pas goed doorzette rond 1880. Tussen 1871 en 1881 is het aantal mensen in Heimond dat in een fabriek werkt bijna verdubbeld. Ook de cn'sis van 1930 is goed waarneembaar in het arbeidersbestand. De fabrieksactiviteiten doen de behoefte aan arbeiders groeien. Veel arbeiders komen uit de omliggende plaatsen naar Heimond. De bevolking groeit dan ook sterk. Zoals in heel Nederland, nam ook in het naoorlogse Heimond de welvaart gestaag toe. Er is meer werkgelegenheid, niet alleen voor Heimonders, maar ook voor werknemers uit de omliggende dorpen. Ook het inwonertal van de stad groeide in de jaren vijftig en zestig fors. Aan het einde van de jaren 60 is het met de opleving van de industrie echter afgelopen, de definitieve teruggang in de textiel- en metaalindustrie zet zich in. De industriële ontwikkeling in goedkopere Derde Wereidianden vormt een te zware concurrentie voor de Heimondse textielindustrie. In deze tijd gaan veel arbeidsplaatsen verloren en steekt het spook van de werkeloosheid weer z"n kop op. li Tabel 3. Ontwikkelingen in textiel en metaal 1960-1983 Jaartal Arbeiders in textiel Arbeiders in metaal 1960 7.800 2.800 1971 4.700 3.400 1975 3.394 2.374 1980 2.677 2.178 1983 1.938 1.907 Bron: Vlasbloem, Heimond 1966-1986 Om deze problemen op te lossen, wordt Heimond in 1976 aangewezen als groeistad. De stad krijgt de ruimte om zich te vernieuwen en zich uit te breiden. Het is kenmerkend voor de veerkracht van Heimond dat de stad de geboden kansen niet alleen met beide handen heeft aangegrepen maar ook ten volle heeft benut. Er worden hele nieuwe wijken aangelegd (Rijpelberg, Brouwhuis) en tal van voorzieningen op het terrein van onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en welzijn gecreëerd. Daarnaast wordt de infrastructuur aangepakt. Speciale vermelding in dit verband verdient de omlegging van de Zuid- Willemsvaart, het grootste waterbouwkundige project van Nederland sinds de Deltawerken. Heimond schept in deze periode ook de voorwaarden voor nieuwe bedrijfsvestigingen en weet daardoor een groot aantal bedrijven te trekken, waaronder enkele zeer innovatieve hightech ondernemingen, zoals UPC, Sheil Solar, Nedcar PDE, e.d. Hierdoor kan Heimond zich aan het begin van de 21 e eeuw met recht een "Centrum voor Moderne Fabricage Techniek" noemen. Zeer strategisch gelegen tussen "Kennisstad" Eindhoven en "Distributiestad" Venlo. 4 BIJLAGE 2: Industrieel- & Cultuurhistorisch Catendan'um 1810 Vestiging grossier Spoorenberg. 1811 Vestiging textielfabriek Bongaers en zonen, vooruitlopend op de aanleg van het kanaal. 1827 De Zuid-Willemsvaart is gereed. Als gevolg hiervan vestigen zich fabrikanten in Heimond, een dynamische groeiperiode treedt in. 1836 Vestiging textielfabrikanten Raymakers, Ramaer en Prinzen. 1845 Voor het eerst wordt stoomkracht toegepast. 1850 Oprichting eerste zangkoor Phileutonia, er zullen nog vele volgen. 1860 Vestiging van het eerste telegraafkantoor. 1862 Oprichting eerste Harmonie; de harmonie-afdeling van Phileutonia. 1866 Aanleg spoorweg Eindhoven-Heimond-Venlo. Tevens krijgt Heimond als een van de eerste steden in Nederland een HBS. 1870 Intrede stoommachine, en snel daarna de oprichting van metaalfabriek Van Thiel (nu Nedschroe@. 1871 Oprichting margarinefabriek Holland (1907 gesloten), nu is hier EDAH gevestigd. 1872 Oprichting van machinefabriek Begemann. 1879 E. H. Begemann richt een voor het eerst in Heimond een ziekenfonds voor de eigen fabrieksarbeiders op. 1881 Opening tramlijn Den Bosch-Heimond (1935 opgeheven). 1886 Arbeiders beginnen zich te verenigen. Twee korte eendagsstakingen bij de 2 grootste weverijen. 1891 Begin houtzageij-sector door Cierx, gevolgd door De Vries, Raaijmakers en Bezemer in het begin van de 20' eeuw. 1892 Oprichting Cacaofabriek (gestoten in 1935), het hoofdgebouw staat er nog en is nu o.a. in gebruik door kunstenaars. 1896 Oprichting eerste arbeidersorganisatie, de 'RK Werkliedenvereniging'. Dit was in vergelijking tot andere steden heel laat. De reden was het gebrek aan geschoolde voortrekkers en de conservatieve instelling katholieke geestelijkheid. Tevens oprichting van eerste voetbalvereniging 'Trap door', gevolgd door HW in 1899 en vele anderen in de jaren 20 van de 20e eeuw. Tevens vindt in dit jaar een eerste grote nationale wielerwedstrijd voor amateurs plaats. 1898 Aanleg eerste houten wielerbaan, de 'Spekkenistenbaan'. 1900 Oprichting fabrieksschooi door de liberale fabrikant Van Vlissingen (Vlisco), omdat deze van mening was dat de scholingsgraad van arbeiders nog altijd erg laag was. 1901 Oprichting toneelvereniging 'tot Nut en Vermaak'. 1902 Oprichting van de eerste textielarbeidersvakbond, daarna zouden er nog 12 volgen. De organisatiegraad van arbeiders was en bleef echter laag. 1903 Twee maanden staking door textielarbeiders. 1906 Twee maanden hardnekkige staking bij Van Thiel draadtrekkerij. Opening tramlijn Eindhoven-Heimond-Asten (1935 opgeheven). 1910 Vestiging broodfabriek 'De voorzorg' (Heimond had in 191 0 een aantal van 55 bakkerijen. 1911 Opening eerste bioscoop (1 91 4 gesloten ondanks groot succes), in 1914 werd op de Steenweg bioscoop Scala geopend, in 1 9 1 9 Alcazar op de Noord-Koninginnenwal (1 987 gesloten). 1913 Oprichting eerste woningbouwvereniging 'Volksbelang'. 1914 Oprichting inkoopcombinatie EDAH (Ebben, Damen, Aukes en Hettema). Na 25 jaar had EDAH al 1 00 vestigingen. Ebben is tevens wethouder geweest van Heimond van 1913 tot 1946. 1921 De laatste 'Heer van Heimond' Carel Frederik Wesselman van Heimond IV overlijdt in 191 8, het kasteel wordt door zijn weduwe aan de gemeente verkocht 'ten behoeve van lokalen voor gemeenteadministratie of openbaar nut'. In 1923 wordt het Kasteel geopend als gemeentehuis. 1922 Opening Theater Centraal aan de markt voor film en theatervoorstellingen (ondanks succes in 1986 gesloten). 5 1930 Economische crisis in werel an e: in e mon gevo g oor ne ingen en ontslagen. 1966 Begin van de crisisjaren: instorting textiel- en metaälindustrie. 1968 Gemeentebestuur geeft Economisch Instituut Noord-Brabant (F-.T.I.N.) opdracht om een analyse van Heimond te maken, dit resulteert in de nota "Heimond 1968, zorgen en problemen van een industriestad. Heimond wordt door minister van Economische Zaken aangewezen als stimuleringsgebied. 1971 Stopzetting van de b"behorende I.P.R.-investeringspremierregeling. ij 1972 Rapport commissie Langman (minister van Economische Zaken), waarin financiële steun aan Heimond wordt toebedeeld, I.P.R.-regeling wordt opnieuw toegekend. 1976 Volvo verplaats haar ontdikkelings-, marketing en productievoorbereidingsafdelingen uit Eindhoven naar Heimond vanwege I.P.R.-regeling. Andere bedrijven in de auto- industrie volgen. 1977 Aanwijzing van Heimond tot groeistad: bouw van 10.000 tot 15.000 woningen in de periode 1980-1990. Opening theater't Speelhuis door prinses Beatrix (gebouwd op plek waar vroeger een textielfabriek stond). 1978 800-jarig bestaan Heimond. 1979 Het nieuwe gemeentemuseum wordt in het Kasteel gevestigd. 1980 Eerste vestigingsoverschot sinds de crisisjaren '60. 1984 Economisch herstel zet in 1992 Omlegging van de Zuid-Willemsvaart 1993 Sloop van het vervallen Begemann-complex . Bron: BVR, Integrale Structuurvisie Hetmond Centrum, bijlage 1, pagina 81-86. 6 BIJLAGE 3: Proficischets van do Stedelijke Cultuurtoerist Dé stedelijke cultuurtoerist bestaat niet. De moderne cultuurtoerist is een echte kameleon. Er is dus nie@ zoals vanouds sprake van één doelgroep, maar van meerdere sfeergroepen. Hierin heeft ieder individu zijn eigen wensenpakket. Desondanks kunnen toch wel een aantal gemeenschappelijke kenmerken worden ge@fdentificeerd. Uit een groot Europees onderzoek naar de cultuurtoeristische markt blijkt immers dat de aanwezigheid van culturele attracties 2 - en een belangrijk motief is om een bepaalde stad te bezoeken . Monumenten museumbezoek zijn het meest populair. In 1997 bezocht meer dan 50% van de cultuurtoeristen tijdens de vakantie een museum. Monumenten worden door ruim 40% van de respondenten bezocht. Uitvoerende kunsten (23%) en kunstzinnige festivals (1 3%) blijken minder op het programma te staan bij een culturele vakantie. Deze onderzoeksc@ijfers geven aan dat kunsthistorische en geschiedkundige bezienswaardigheden laagdrempelig zijn en om die reden populairder dan kunstzinnige evenementen. Bijna driekwart van de Nederlanders die in eigen land cultuur bezoeken, zien museumbezoek zelfs als een 'vanzelfsprekende bezigheid' dat vaak vooraf wordt gepland. Zes op de tien respondenten was het dan ook eens met de stelling 'als ik op vakantie ga, bezoek ik altijd een museum'. 47% van de cultuurtoeristen heeft een hogere opleiding en bijna 45% heeft een bruto jaarinkomen van boven de E 30.000 (66.000 gulden). 44% is tussen de 40 en 60 jaar. Daarnaast vormen actieve gepensioneerden (1 5%) en studenten (1 1 %) een belangrijk deel van het bezoekersaantal. Het gestaag groeiend aantal 'nieuwe' senioren beschikt over veel reiservanng en heeft vaak een behoorlijk budget te besteden. Ruim eenderde (35%) kiest het liefst een hotel als overnachtingsmogelijkheid. Daarna volgen tent en caravan. De meeste cultuurtoedsten regelen de vakantie helemaal zelf (34%). Een kleiner aantal (19%) laat alles door een derde (touroperator, reisbureau) regelen. Van alle ondervraagden gaat ruim de helft met de partner op vakantie, gevolgd door vakanties die met familie en vrienden worden doorgebracht. 2ATLAS is een associatie van universiteiten dat in opdracht van de Europese Commissie en analyseert sinds 1 991 de cultuurtoeristische markt in Europa onderzoekt. 7 BIJLAGE 4: industrieel Erfgoed; een Begripsafbakening Als algemene omschrijving van industrieel erfgoed, geven Van Dalen en Boon de volgende samenvatting: 1 .Alle onroerende goederen (landschappen, complexen en gebouwen) en alle roerende goederen (outillage, machines, onderdelen en uitrustingsstukken) welke getuige vormen van de industriële activiteiten van economisch gevorderde en van zich ontwikkelende maatschappijen, waaronder ook begrepen worden: energie- en grondstofproductie, werkplaatsen, huisvesting, transportfac@iliteiten en aanverwante machinerieën; 2. Alle geschreven, iconografische en andere documenten en registraties die betrekking hebben op industriële activiteiten, alsmede op industriële complexen, structuren en uitrustingen; hieronder vallen ook technische, administratieve, juridische en andere teksten, die betrekking hebben op het industrieel erfgoed in het algemeen; 3. Industriële producten, in de mate, waann zij essentieel ziin om dergelijke activiteiten te 3 begrijpen Kortweg gezegd behoren alle overblijfselen die, sinds ongeveer 1850, hen'nneren aan de industriële revolutie tot het industriële erfgoed. De gehele periode, tot aan vandaag. Dat betekent dat we ook moderne objecten tot het industriële erfgoed mogen rekenen. Belangrijk is echter of een gebouw een rol heeft gespeeld of speelt in een industrieel proces. Ook arbeiderswijken en directeursvilia's kunnen ertoe worden gerekend. Dat zijn tenslotte ook producten van industrie. 3Bron: 'Een verdwijnend industrielandschap', Myriam Daru, pagina 14. 8 Indeling naar typen Industriële monumenten zijn op basis van hun oorspronkelijke functie als volgt in te delen: 1. Productie Agrarische bedrijven (boerderijen) met hun machinerieën en gereedschappen@, * Ambachtelijke en industriële bedrijven (productie- en kantoorhallen) met hun machinerieën, krachtbronnen (molens, stoommachines, verbrandingsmotoren, etc.) en producten; Huisvesting van ondernemers en arbeiders, fabrikantenvilia's, arbeiderswijken en kolonies. 2. Openbaarieven (in relatie tot industrie) o> Fabrieksscholen; Grafmonumenten. borstbeelden; Ontspanningsgebouwen, patronaten,'sociëteiten, verenigingsgebouwen; * Parken; Religieuze gebouwen (voor zover opgericht dankzij bijdragen van fabn'kanten). 3. Opslag en overslag Pakhuizen, loodsen, silo's, elevators. 4. Transport: infrastructuur en transportmiddelen * Waterwerken, kanalen, sluizen, sluiswachterswoningen; Spoor- en tramwegen: stations, remises, overweg- en wachtershuisjes, seinhuizen, seinen; Straten en wegen met hun toebehoren. zoals tolhuizen en verkeers en; Bruggen, veren, viaducten; Havens: scheepswerven, vuurtorens, kranen, dokken; Post, telefoon, telegrafie; * Brandweerkazernes. 5. Distributie * Galerijen, passages; Winkels, warenhuizen, Markthallen, veilinggebouwen, beursgebouwen. 6. Openbare voorzieningen Gasfabrieken, pompstations, eiektriciteitscentrales. waterleidingcomplexen, slachthuizen. 7. Ontginning en inpoldering *Polder-s: poldermolens, gemalen, het ontstane samenhangende ruimtelijke geheel van verkavelingspatronen, kanalen, bebouwingswijzen, etc. 8. Winning van grondstoffen *Mijncomplexen met hun schachten, entreegebouwen, koeitorens, mijnwerkerskolonies; omergelgroeven, zandafgravingen, grindgraverijen; *Veenderijen4 4 Bron: Monumentenjaarboek 2000, pagina 131, Nationaal Contact Monumenten (NCM), Amsterdam. 9 BIJLAGE 5: Industriële Monumenten in de Stad Rijksmonumentenlijst Mr. Omschrijving Oorspronkelijke Functie Bouwjaar Locatie 1 Villa A.P.L. van Thiel Fabrikantenvilia 1930 Aade-Rixtelseweg 14 2 Villa J.A. Garp Fabrikantenvilia 1921 Aarie-Ri)delseweg 63 3 Chauffeurswoning bij villa Garp Garage en woning voor bedienden 1921 Aarie-Rhdelseweg 65-67 4 Te)dieffábdek Vlisco B.V. Stoffengraveerderij 1928 Binnenparalleiweg 27 5 Textieffábn'ek Vlisco B.V. Watertoren 1874 Binnenparalleiweg 27 6 Textieifábdek Vlisco B.V. Opslaggebouw voor rollen 1911 Binnenparalleiweg 27 7 Te)Wieftbdek Vlisco B.V. Ketel- en turbinehuis 1913 Binnenparalleiweg 27 8 Textieifábdek Vlisco B.V. Uitbreiding ketelhuis 1927& 1937 Binnenparalleiweg 27 9 Herenhuis (met klok) Bots Fabdkantenwoning 1840 Kanaaldijk NW 47 1 0 Textielfabdek Bots Textielfabrieklopslau 1840 Kanaaldijk NW 49 1 1 Herenhuizen Carp & Kaulen Fabrikantenwoningen 1850 Kanaaldijk NW 63-67 1 2 Villa Raymakers Fabdkantenvilia 1850 Kanaaldijk NW 77 1 3 Villa Swinkels Directeurshuis 1874 Kanaaldijk NW 81 14 Villa Oyens Fabrikantenvilia 1884 Kanaaldijk NW 83 1 5 Villa Van Lookeren Campagne Fabdkantenvilia 1890 Kanaaldijk NW 85 1 6 Woonhuis F.J. Matthijssen Woonhuis 1872 Markt 24 1 7 Woonhuis J. van Thiel Woonhuis 1906 Markt 31 18 Woonhuis A. Pdnzen Woonhuis 1891 Markt 213 1 9 Herenhuis Van Glabeek & Pdnzen Woonhuis 1870 Marktstraat 1 0 20 Grafmonumenten familie Van Missingen Nederlands Hervormde grafbeelden 1865 Motenstraat 70 21 Grafmonumenten Raymakers e.a. Rooms Kathoiiëke grafbeelden 1880 Motenstraat 72 22 Huis'Slamat Datang' Fabdkantenvilia 1870 Molenstraat 76 23 Villa Fabdkantenvitia 1900 Rooseveidaan 3 10 Gemeentelijke monumentenlijst Mr. Omschrijving Oorspronkelijke Functie Bouwjaar Locatie 1 Villa Joseph Fabrikantenvilia 1901 Carolustaan 2 2 Middenstandswoning/Modelmakerij Woonhuis 1925 Kanaaldijk N.W. 25 3 TexrtelFabriek Raymakers Hoofdoebouw 1926 Kanaaldijk N.W. 61 4 Kareisteinft Witte Huis (rlffne) Herenhuisttextiefábriek Voor1875 Kanaaldijk 121-123 5 Kraanbaan firma Slits Transporfinstallafie 1875 Kanaaldijk Z.O. 92 6 Complex Klaverhof Sociale Woningbouw 1927-1928 KJaverhof 1 Urn 43 7 Het Kleine Kasteel Villa Begemann Fabrieksvitia 1858-1961 Kromme Steenweg 4 8 Villa Ramaer Fabrikantenvilia 1885 Markt 18-18a 9 Huize Man'a Villa j.B. Kam Fabrikantenvilia 1895 Mierlosewen 1 B 10 Villa Jeanne Fabrikantenvilia 1901 Miedoseweg 8 1 1 Villa De Raymaert Fabrikantenvilia 1890 Miedoseweg 130 12 Villa Tilly Home Fabrikantenvilia 1913 President Rooseveitlaan 4 13 De Nijverheid Schoor-steen van steenfabriek 1912 Steenovenwen 21 14 Villa West Ende Fabrikantenvilia 1880 Steenweg 1 15 Grafmonument familie Wesselman Begraafplaats ? Warande -16 Woonhuizen van Pdnzen & Glabbeek Arbeiderswoningen 1853 Watermolenwat 2-7 1 7 Poortgebouw Fäbrieksschooi Vlisco 1868 De Wiel 22 1 8 Patronaatsgebouw Herberg/Parochiehuis 1877 Binderseind 23 1 9 Unitasgebouwen Patronaat 1923 Hoofdstraat 153-155 20 Villa H.L. Fentener van Missingen Fabrikantenvilia 1911 Prins Hendriklaan 25 21 Villa J.F.M. Bogaers Fabdkantenvilia/Winkel 1882 Kerkstraat 41 22 Woonhuis H.L.F. van Vlissingen Woonhuis 1895 Markt 41 23 Postkantoor Woonhuis/Postkantoor 1845 Markt 211 24 Villa Everts Huis/Verkoopkantoor Nedschroef Ca. 1895 Miedoseweg 2C Opmerking: uiteraard zijn er nog vele andere industriële gebouwen in Heimond met een interessant industrieelhistorisch verleden. Zie voor details 'Een verdwijnend industn'elandschap. Inventarisatie van industrieel historische objecten te Heimond' van Myriam Daru (1989). BIJLAGE 6: Boventokale Cultuurtoerestische Beleidskaders Een belangrijke succesfactor voor een gemeentelijk initiatief tot de ontwikkeling van Industrieel Erfgoed Toerisme is de mate van aansluiting bij bovenlokale beleidskaders en de daarmee samenhangende beschikbaarheid van co-financiële middelen. In deze bijlage volgt daarom een uitvoerige analyse van de verschillende relevante beleidsplannen op Europees, nationaal, provinciaal en regionaal niveau. 1. Europees Beleid Ten einde de sociale en economische samenhang in de Europese Unie te versterken beschikt de gemeenschap over een viertal structuurfondsen, waaronder het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). De middelen uit deze structuurfondsen worden onder meer ingezet voor een tweetal voor toerisme en recreatie belangrijke programma's. stimulus til Het Stimulus ]]]-programma volgt op de eerdere Stimulus-programma's die in de periode 1994-1 999 in Zuidoost-Brabant zijn uitgevoerd. Deze programma's zijn het gevolg van de zogenaamde Doelstelling 2-status5 die de Europese Commissie aan de regio heeft toegekend. Als gevolg van de economische voorspoed is Zuidoost-Brabant na 2000 echter niet meer als Doelstellingen 2-regio aangewezen. Derhalve valt het overgrote deel van de regio onder de zogenaamde 'phasing ontregeling'. Hiermee wordt de Europese steun die in de voorgaande jaren is ontvangen geleidelijk aan afgebouwd, zodat het in gang gezette proces van economisch herstel een duurzaam vervolg kan worden gegeven. Stimulus 111 heeft een looptijd tot 2005. Toerisme en recreatie is een sector waaraan in de voorgaande Stimulus-programma's reeds veel aandacht is besteed en die ook in het kader van het voorliggende programma steun zal krijgen. De toeristische en recreatieve sector heeft volgens de Europese Commissie immers grote groeipotenties die ook in Zuidoost-Brabant verder uitgewerkt kunnen worden. 'Daarbij spelen als positieve kenmerken van de regio met name het landelijk karakter en de aanwezigheid van natuurgebieden, in combinatie met de directe aanwezigheid van stedelijke centra met bijbehorende voorzieningen. In de regio bestaan dan ook zeker mogelijkheden om het aanbod van toeristische en recreatieve voorzieningen verder uit te breiden of te versterken. Hierdoor kan de regio als dag- en verblijfsrecreatieve bestemming meer aantrekkingskracht uitoefenen. Naast uitbreiding van het aanbod bestaat in de regio daarbij vooral behoefte aan een verbeterde 'ontsluiting' van de bestaande toeristische in Dit moet leiden tot een betere benutting van het toeristisch-recreatieve aanbod en kan gestimuleerd worden door een accentverschuiving naar activiteiten gericht op imagoverbetering, samenwerking en coördinatie. Toeristisch-recreatieve voorzieningen dragen niet alleen bij aan de aantrekkingskracht van de regio als dag- en verblijfsrecreatieve bestemming. Zij zijn ook van belang voor de zogenaamde 'quality of life'in Zuidoost-Brabant en daarmee voor de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en teefregio voor huidige en potentiële inwoners. Dit is bijvoorbeeld een belangrijke factor met het oog op de behoefte van het regionale beddjfsleven aan hoogwaardige werknemers. Met name op het gebied van recreatief-culturele voorzieningen in de stedelijke centra is de genoemde 'quality of life' in Zuidoost-Brabant voor verbeteiing vatbaar. 16' Belangrijke zwakke punten en bedreigingen in de reaio zoals die in dit verband door de Europese commissie worden oenoemd zijn: 5Bevordering van de omschakeling van gebieden die getroffen zijn door een achteruitgang van de industrie. 6 Enig Programmeringsdocument. Phasing out-programma Zuidoost~Brabant 2000-2005. Europese Commissie, Brussel, 2000, pagina 10. 12 Onvoldoende benutting van de toeristisch-recreatieve potentie, o.a. door het achterblijven van activiteiten gericht op regiopromotie; * Achterblijvende 'quality of life', met name in termen van stedelijke voorzieningen. Als belangrijke sterke punten en kansen worden genoemd: ¿ Een sterk organiserend vermogen en de netwerkoriëntatie; ¿ Een landelijke en 'groene' omgeving in combinatie met de aanwezigheid van stedelijke centra. Stimulus 1 en 11 zijn zeer succesvol gebleken. Een vergelijking met de vooraf geformuleerde doelstellingen leert dat de effecten van de Stimulus-programma's de verwachtingen ruimschoots hebben overtroffen. Stimulus 111 sluit in hoofdlijnen dan ook zoveel mogelijk aan bij de strategie die in de eerdere programma's is gevolgd, waarbij uiteraard opgedane ervaringen zijn meegenomen. Belangrijke veranderingen in de regionale situatie alsmede het aanzienlijk lagere beschikbare budget hebben echter wel bepaalde wijzigingen in de ontwikkelingsstrategie noodzakelijk gemaakt. Daarnaast brengt ook het wegva en van regionale middelen uit het Europees Sociaal Fonds een inhoudelijke wijziging ten opzichte van de eerdere programma's met zich mee. Stimulus richt zich op het benutten van kansen en verbeteren van zwakke punten op regionaal-economisch gebied (voor de regio Heimond bijvoorbeeld toerisme). Evenals in de voorgaande programma's is het streven naar duurzame ontwikkeling een vooraanstaand thema bij de uitvoering van het Stimulus lii. Het beperkte budget onderstreept echter de noodzaak dat bij de invulling en uitvoering van het programma scherpe keuzes worden gemaakt, waarbij in alle gevallen zeer sterk gelet zal worden op de economische relevantie en de 'value for money' die projecten bieden. Inhoudelijk worden bovendien enkele andere accenten gelegd. Zo vraagt de problematiek in de agrarische sector bijvoorbeeld om meer aandacht voor plattelandsontwikkeling. Een ander voorbee']d betreft investeringen in de verbetering van de kennisinfrastructuur. Déze zullen (ondanks het belang van verdere versterking) niet meer in het kader van Stimulus worden gesubsidieerd. In het kader van prioriteit 2 richt het programma zich op het bevorderen van toerisme, vestigingsklimaat en human resources. Maatregel 2.1 'Toerisme en regiopromotie' ondersteunt ontwikkelingsacties op het gebied van dag- en verblijfstoerisme. 'Acties gericht op toerisme en recreatie kunnen op de eerste plaats infrastructureel van aard zijn met het oog op een veelzijdige ontwikkeling van het aanbod. Daaronder vallen ook acties die zich richten op de versterking van de samenwerkingsstructuur in de toeristische sector. Door tussen de verschillende elementen van het regionaal toeristisch product meer samenhang aan te brengen wordt immers de basis gelegd voor een meer compleet en aantrekkelijk aanbod. Verder ilcht het programma zich op de versterking van het toeristisch ondernemerschap, onder meer door het bevorderen van innovaties binnen de sector. De versterking van het toeristisch-recreatief aanbod, zoals hiervoor beschreven, draagt niet alleen bij aan de ontwikkeling van Zuidoost-Brabant als toeristische regio, het verbetert ook het imago van de regio als aantrekkelijk woon-, leef- en werkgebied. Het laatste heeft betrekking op de 'quatity of life' die Zuidoost-Brabant kan bieden en wordt binnen maatregel 2.2 nog verder uitgebouwd door ook voorzieningen op te nemen die b@dragen aan de aantrekkingskracht van de regio op (potentiële) inwoners (en daarmee op (potentiële) arbeidskrachten voor het regionaal bedrijfsleven). Het accent ligt daarbij in sterke mate op een hoogwaardig voorzieningenniveau in de steden Eindhoven en Heimond. Voor een deel gerelateerd aan het voorgaande richt maatregel 2.1 zich tot slot op de imagoversterking van Zuidoost-Brabant. Door gerichte promotie kan de regio immers nog sterker profiteren van de huidige regionaal-economische dynamiek, waarbij de aantrekkingskracht van het leef- en vestigingsklimaat in internationaal perspectief wordt geplaatst. 13 Het moet daarbü gaan om projécten met een sterk vernieuwend karakter, gericht op promotie van Zuidoost-Brabant als toeristische regio, vestigingsregio voor bedrijven, kennisregio en leefregio. Op onderdelen bestaat daarbij een nauwe samenhang met de andere onderdelen van deze maatregel (versterking van het toeristisch-recreatief aanbod en de 'quality of life).7 Dit laatst genoemde heeft een directe relatie met het 'Grote Stedenbeleid' (GSB) dat in Nederland vanuit diverse ministeries wordt gevoerd. Binnen een integrale aanpak wordt onder meer gestreefd naar het verbeteren van leefomgeving en 1 arheid, naast het terugdringen van (structurele) werkeloosheid, het bevorderen van arbeidsplaatsen en de versterking van de economische concurrentiepositie van de stad. De uitwerking van deze doelstellingen vindt in Heimond plaats in het Meedaren OntwikkelingsProgramma (MOP) en de Integrale Stadsvisie 2010 en biedt dus mogelijkheden om bij de uitvoering van een stimulus-project afstemming te zoeken met de GSB-programma's. In totaal is er voor Maatregel 2.1 tot 2006 E 12,438 miljoen beschikbaar (in hoogte jaarlijks aflopend). Hiervan wordt E 4,975 miljoen door de Europese Unie via EFRO gefinancierd. De rest E 7,463 miljoen moet uit de regio zelf komen. De Europese bijdrage in de totale uitgaven is dus 40%. De Drovincie Noord-Brabant is als beheers- en betalingsautoriteit aangewezen. De Kamer van Koophandel Zuidoost-Brabant behandeld de subsidieaanvragen vanuit het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven in het kader van de lnvesteringsregeling Toerisme (SIT). De onderstaande inhoudelijke criteria zijn hierbij van belang: * Versterking van de marktdositie van het bedrijf door investeringen in bestaande enlof nieuwe, permanente dag enlof verblijfsrecreatieve voorzieningen of bezienswaardigheden; 9 Investeringen moeten leiden tot een voor de consument zichtbare kwaliteitsverbetering enlof uitbreiding. Verder dienen alle vergunningen in orde te zijn en moeten de projectkosten minimaal dan E 4.500,- bedragen. De subsidie in het kader van de SIT bedragen maximaal 30% van de investeringskosten (excl. BTW), met een maximum van E 34.000,- per aanvraag. lnterreg 111 Voor de periode 2000-2006 zal Nederland regionaal ook Europese middelen kunnen inzetten in het kader van de Communautaire Initiatieven. De belangrijkste in dit verband is het lnterregprogramma dat zich richt op het bevorderen van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. Het zwaartepunt van dit programma voor het zogenaamde Benelux Middengebied, ligt bij de grensoverschrijdende samenwerking en structuurversterking tussen de Beigische provincie Antwerpen en de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Ook heeft lnterreg een duidelijke relatie met Stimulus, zowel wat betreft het toepassingsgebied als inhoudelijk. Zo kan het streven naar regionale samenwerking op toeristisch-recreatief gebied een grensoverschrijdende dimensie krijgen in het kader van lnterreg. 'Uitgangspunt van de Interreg-initiatieven was en is nog steeds dat landsgrenzen geen beletsel mogen vormen voor een evenwichtige ontwikkeling en integratie van het Europese grondgebied. Het isolement van grensregio's heeft name een tweeledig karakter enerzijds leidt de aanwezigheid van grenzen ertoe dat grensgemeenschappen in economisch, sociaal en cultureel opzicht van elkaar worden afgezonderd en vormt zij een belemmering voor het samenhangend beheer van ecosystemen, anderzdds zijn grensregio's in nationale beleidsplannen vaak verwaarloosd, met als gevolg dat hun economieën binnen de nationale grenzen doorgaans een marginale rol zijn gaan spelen. De gemeenschappelijke markt en de EMU zijn natuuilijk sterke katalysatoren voor het veranderen van deze situatie. Desalniettemin zijn er nog steeds enorme mogelijkheden om de samenwerking tussen grensregio's tot wederz@ds voordeel te versterken.'8 7Enig Programmeringsdocument Phasing out-programma Zuidoost-Brabant 2000-2005. Europese Commissie, Brussel, 2000, pagina 32-33. 8 lnterreg lii, Commissie van de Europese gemeenschappen, Brussel 28 april 2000, pagina 2. 14 lnterreg 111 is verdeeld in drie onderdelen, waarvan grensoverschrijdende samenwerking (onderdeel A) in dit verband de belangrijkste is. Het betreft hier de bevordering van geïntegreerde regionale ontwikkeling van regio's aan weerzijden van grenzen. Dit onderdeel ontvangt het gros van de financiële middelen. De bijdrage van het EFRO aan lnterreg lit bedraagt voor de periode 2000-2006 in totaal E 4,875 miljoen. Ten minste 50% hiervan is bestemd voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van onderdeel A. De Europese projectsubsidie mag overigens ten hoogste 50% bedragen van de totale subsidiabele projectkosten. De belangrijkste prioritäire zwaartepunten waar onderdeel A zich opricht zijn: * De bevordering van de stedelijke ontwikkeling: renovatie en ontwikkeling van historische stadscentra op basis van een gezamenlijke grensoverschrijdende strategie, * Ontwikkeling van toerisme: ontwikkeling van milieuvriendelijk kwaliteitstoerisme door middel van investeringsprojecten, ontwikkeling en introductie van nieuwe toeristische producten (cultuurtoerisme, groen toerisme), die duurzame banen opleveren alsmede promotie, marktonderzoek en ontwikkeling van gemeenschappelijke boekingssystemen; * Samenwerking inzake onderzoek, technologische ontwikkeling, onderwijs, cultuur en communicatie. Culturele evenementen (tentoonstellingen, festivals) komen niet in aanmerking, tenzij zij voor blijvende samenwerking en werkgelegenheid zorgeng; * Basisinfrastructuur van grensoverschrijdend belang: bevordering van milieuvnendelijke vervoerswijzen, in het bijzonder alternatieve (zoals fietsen, lopen), en totstandbrenging van de vereiste infrastructuur. 2. Nationaal Beleid Voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling is een goed samenspel tussen overheid en bedrijfsleven van essentieel belang. In het algemeen geldt dat de economische sectoren primair zelf verantwo ordelijk zijn voor het benutten van kansen. De overheidstaak ligt vooral in het scheppen van stimulerende voorwaarden en'het wegnemen van knelpunten. De verschillende Nederlandse overheidsniveaus hebben daarbij ieder hun eigen rol en taak. Voor de rijksoverheid geldt: ¿ Verantwoordelijkheid voor landelijke visies en strategieën en voor wet- en regelgeving; ¿ Inbreng en integratie van het sectorbelang in andere onderdelen van het rijksbeleid; ¿ In samenwerking met de andere overheden bijdragen aan het verbeteren van het toeristisch-recreatief product, * Inzet van het generieke en functionele instrumentarium voor de toeristische bedrijfstak, onder meer voor verbetering van de bedrijfsvoering; * Zorg voor onderwijs, onderzoek en statistiek. Nota Belvedere Eind 1999 verscheen de Nota Belvedere, een gezamenlijke beleidsnota van de ministeries VROM, OCenW en LNV, over de relatie tussen toerisme, cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Bedoeling van het verwoorde beleid is het culturele, industriële en natuurerfgoed nadrukkelijker voor het voetlicht te brengen, niet door dat erfgoed louter te conserveren, maar juist door het op een verantwoorde manier in te zetten voor nieuwe functies op het vlak van het wonen, werken en recreëren ('duurzame instandhouding'). Hierbij wordt met name gedacht aan de rol van het culturele en industriële erfgoed als bron van recreatieve en toeristische ontwikkeling. 9 Eenmalige evenementen worden als regel dan ook niet gefinancierd. Aan regelmatig terugkerende evenementen kan wel steun worden verleend, maar enkel tijdens de aanloopfase en meer voor organisatorische zaken dan voor artistieke uitgaven (productiekosten, aankoop van werken, gages van artiesten). 15 In de nota zijn belangrijke historische landschappen, historische architectuur en stedenbouw en archeologisch belangrijke locaties in ons land samengebracht en gekarteerd. De hoofddoeistelling hierbij is dat cultuurhistorie sterker dan voorheen richtinggevend wordt voor de inrichting van de ruimte. Deze hoofddoeistelling wordt vertaald in de volgende doelen: 1 .Het herkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen; 2. Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland. de zogenaamde Belvedere-gebieden; 3. Het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven van derden gericht op thematische versterking van de cultuurhistorie; 4. Het verspreiden en toegankelijk maken van de kennis over cultuurhiston'e, alsmede het stimuleren van de kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting en het ontwerp; 5. Het bevorderen van de samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden; 6. Het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van het bestaande instrumentarium; Er wordt in deze nota niet gekozen voor een sterk conserverend beleid, waardoor oude landschappen en historische steden verstilde monumenten zouden worden, maar voor behoud door ontwikkeling. Dat betekent bijvoorbeeld dat voor monumenten n euwe functies worden gezocht, of dat nieuwbouwplannen op een historisch gegeven worden geënt, zoals gebeurt bij het project Mariaplaats in Utrecht (of dichter bij huis, zoals bijvoorbeeld gebeurt bij het project rondom de Lambertuskerk en het Mater Dei-complex). Ook kunnen cultuurhistorische kwaliteiten de aanzet vormen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Als voorbeelden worden het concept van de 'Hanzensteden' (voor het toerisme) en de Stelling van Amsterdam (voor de recreatie) genoemd. In relatie tot cultuurhistorie en toer sme wo verder gesteld dat naast een gebiedsgerichte aanpak de cultuurhistorische kwaliteiten ook thematisch kunnen worden benaderd. Het stimuleren van een themagerichte aanpak van de cultuurhistorie, betreft vooral projecten met als doel de cultuurhistorie toeristisch-recreatief te ontsluiten en voorzieningen te treffen voor restauratie en onderhoud. Deze projecten bieden immers veelal een goede mogelijkheid voor een directe betrokkenheid door particuliere organisaties. Het rijk is echter terughoudend in het kiezen van een eigen thematische benadering. Het beleid is op dit punt vooral stimulerend voor andere partners. Zij nodigt ander partijen dan ook expliciet uit thema's planmatig aan te pakken. Het rijk wil zich beperken tot een stimulerend beleid door thematische initiatieven en voorbeeldprojecten van particuliere organisaties, gemeenten, waterschappen en provincies te ondersteunen". Financieel uitgangspunt daarbij vormt de gedachte dat het belang van cultuurhistorie onderdeel uitmaakt van de planvorming en dus onderdeel uitmaakt van de regulier plankosten. Om aan het Belvedere-beleid uitvoering te geven, wordt er vanuit de rijksoverheid in eerste instantie gewerkt aan het beter inzetten van bestaande, sectorale middelen met een totaal van 240 miljoen gulden. Daarnaast worden er echter ook extra middelen ter beschikking gesteld, oplopend van 1 1 miljoen gulden in 2000 tot 18 miljoen gulden in 2003 en volgende jaren (in totaal 168 miljoen gulden tot en met 2009). Enerzijds zal voor een aantal jaren een budget worden ingezet om ervaringen op te doen met het ontwikkelingsgericht omgaan met cultuurhistorie. Anderzijds zullen er structureel middelen worden vrijgemaakt om meer grootschalige investen'ngen mogelijk te maken ter verkrijging van daadwerkelijke kwatiteitsimpuisen. 10 Ministerie van VROM, LNV en OCW. Nota Belvedere. Pagina 61. li Ministerie van VROM, LNV en OCW. Nota Belvedere. Pagina 38. 16 De nota merkt 105 steden aan als 'cultuurhistorisch waardevol' aan. Helaas wordt Heimond daarbij (nog) niet genoemd. In het kader van het Monumenten Selectie Project zijn een aantal stadsgezichten aangewezen of in voorbereiding op grond van de hoge waarde van de jongere bouwkunst (pedode 1850-1940). Als criterium voor selectie van een stad op grond van kwaliteiten in de jongere stedenbouw wordt uitgegaan van de aanwezigheid van minimaal twee 'gebieden met bijzondere waarden' in het stedelijk gebied. Ten tijde dat de selectie werd gemaakt Guni 1999) waren de discussies over het vaststellen van deze 'gebieden met bijzondere waarden' nog niet overal afgerond. Hetmond staat op dit moment nog niet op de lijst, maar zou volgens genoemd criterium wel een goede kans moeten kunnen maken om aan de lijst te worden toegevoegd. Hiertoe dient er dan wel op korte termijn een ambtelijke inhaalslag in deze richting te worden gemaakt. In een eerste subsidie ronde zijn inmiddels al 37 ingediende ideeën, waarbij cultureel erfgoed wordt ingezet bij de ruimtelijke planning, door het projectbureau Belvedere gehonoreerd. Grotestedenbeleid Het 'Grotestedenbeleid (GSB) komt voort uit de overweging dat steden ten opzichte van de landelijke ontwikkelingen een relatieve achterstand hebben in te lopen en uit het gegeven dat de groeiende complexiteit en verwevenheid van de maatschappij een aanpak op vele fronten tegelijk en in hun onderlinge samenhang vergt. Het doel van het GSB is dan ook het intensiveren van de aandacht voor belang en functie van de stad door een aanpak die verbindingen legt tussen sociale, economische en ruimtelijk-fysieke aspecten (de 3 GSB- pijlers) die de stad tot stad maken. Het gaat bij die aanpak om de sterke kanten beter te benutten en verder uit te bouwen en gelijktijdig de zwakke kanten te verminderen en aanwezige problemen op te lossen. 'Met het Grotestedenbeleid wordt gestreefd naar de 'complete stad' Een stad die in fysiek opzicht voldoet aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Een stad die sociaal leefbaar en veilig is en die reële kansen biedt aan mensen die kansen nodig hebben -en ze ook daadwerkelijk benutten. Een stad die economisch vitaal is, werk biedt aan wie dat zoekt en waar voldoende, hoogwaardige vestigingslocaties voor bedrijven voorhanden zijn. Kortom. een stad die compleet is. @12 Als centrale beleidsdoelen zijn bevorderen arbeidsdeelname, versterking economische structuur, stedelijke vernieuwing en leefbaarheid geformuleerd. Belangrijke relevante beleidskaders hierbij zijn die van Stadseconomie en Stedelijke Vernieuwing. Het eerste genoemde kader noemt toerisme expliciet als één van de vier kansrijke economische sectoren waarop het beleid is gericht. Het tweede beleidskader noemt verbetering van de omgevingskwaliteit (waaronder cultuurhistorische elementen) als één van de 12 prestatievelden. In het kader van het GSB is een half miljard gulden beschikbaar en binnen de economische peiler vormt toerisme en recreatie een kansrijke groeisector. De belangrijkste kritiek van het Cultureel Planbureau (CPB) op de tot nu toe door de G25 ingediende toeristisch-recreatieve beleidplannen is echter wel dat het te veel een 'eenheidsworst' is. Er zitten te weinig concreet uitgewerkte projecten tussen met een duidelijk onderscheidend vermogen en waarbij samenwerking (tussen overheid en bedrijfsleven), marktgerichtheid (consumenten 13 trends) en resuitaatmeting (meetbare effecten) de belangrijkste peilers zijn. 12 Website Ministerie van Binnenlandse Zaken: Grotestedenbeleid. 13 Bron: drs. B.C. Eijgendaai, projectleider Grotestedenbeleid, Ministerie van Economische Zaken, op het congres'De Toeristische Netwerkstad, hoe ver gaan we?', 21 juni 2000 te Rotterdam. 17 Ondernemen in Toerisme Vanuit het Ministerie van Economische Zaken kunnen tot slot de wat oudere beleidsplannen Ondernemen in Toerisme (1 990) en Ruimte voor Economische Activiteit, Toerisme en Recreatie (1994) worden vermeld. De centrale doelstelling van deze plannen is het scheppen van een zo goed mogelijk klimaat voor het functioneren en opereren van het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn- e Professionalisering van het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven; ¿ Versterking van de samenwerking; ¿Prioriteitsteling bij het bepalen van product-marktcombinaties (naast 'Nederland-Waterland' en 'De Kust' zijn dat de thema's 'Stedelijke Knooppunten' en 'Cultuur-Historisch Erf-a-oed'). 3. Provinciaal Beleid Op toeristisch-recreatief gebied kunnen op provinciaainiveau de volgende taken en verantwoordelijkheden worden onderscheiden- Verantwoordelijk voor de planning, sturing en coördinatie van toerisme en recreatie op provinciaal niveau, respectievelijk van beleidszaken die de schaal van gemeenten en gewesten overstijgen; Bijdragen aan de versterking van de sector en de samenhang in ruimtelijk en economisch ovengewestelijk niveau; In samenwerking met de gemeenten en gewesten medeverantwoordelijk voor de totale toe(istisch-recreatieve basisstructuur in de provincie; Uitwerking en realisering van het verkeer- en vervoersbeleid, met name het provinciale ;rimaire fietsnetwerk; 9 Grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen en de belangenbehartiging in Europees verband te verzorgen; 0Opbouw van een kennis- en informatiesysteem, in samenwerking met de branche- organisaties, gewesten en het Brabants Bureau voor Toerisme (BBT). (Ont)Spannend Brabant In september 2000 zijn de nieuwe provinciale toeristisch-recreatieve beleidskaders voor de komende jaren verschenen. Het in 1 999 uitgevoerde Basisonderzoek Recreatie en Toerisme Noord-Brabant ligt hieraan ten grondslag. Binnen dit onderzoek, dat tevens dient als één van de bouwstenen voor de integrale herziening van het streekplan, is gekozen voor een onorthodoxe ingang. Aangezien helder gedefinieerde doelgroepen nauwelijks meer bestaan, wordt de toekomstige behoefte aan recreatie onderzocht met behulp van zogenaamde recreatiemilieus: "Een set min of meer samenhangende recreatiemotieven, recreatieactiviteiten en ruimtelijke verschgningsvormen daarvan, waarvoor relevante ontwikkelingsrichtingen "'4 en ruimteldke implicaties kunnen worden aangegeven Deze recreatiemilieus moeten worden opgevat als 'ontmoetingsplaats" tussen het toeristisch-recreatieve aanbod en vraag. Bij de matching van deze vraag en aanbod komen vervolgens knelpunten en ontwikkelingskansen aan het licht. Volgens de provincie verschaft het gebruik van recreatiemilieus de noodzakelijke beleidsflexibiliteit, waardoor meer mogelijkheden ontstaan om sneller te kunnen insteken op trends in de toeristisch-recreatieve vraag. In plaats van "meer van het zelfde" wil de provincie vooral insteken op de kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod en op vergroting van de productdifferentiatie in de toeristisch-recreatieve sector. 14 Provincie Noord-Brabant. (Ont)Spannend Brabant. Beleidskaders Toerisme en Recreatie. Pagina 5. 18 Verregaande kwaliteitsverbeteringen en productdifferentiatie zijn volgens de provincie beide nodig, omdat de consument (toerist én recreant) niet alleen veel kritischer en veeleisender is geworden, maar ook steeds meer zelf het toeristisch-recreatieve product wil samenstellen. Hierbij is de trend te ontwaren dat de individuele consument "snellen en avontuurlijke vormen van recreatie wil afwisselen met "vertragende" en rustgevende activ iten. Het leveren van maatwerk is in de kritischer en individualistischer wordende maatschappij meer dan ooit nodig, aldus de provincie. Een actieve provinciale inzet specifiek voor de toeristisch- recreatieve sector in het landelijk gebied zal daarbij een extra dimensie verkrijgen wegens de fundamentele veranderingen op het platteland van met name Midden- en Oost-Brabant, waar de reconstructie van de zandgronden speelt. Belangrijke speerpunten van beleid zijn: -D Creëren van een compleet aanbod van recreatiemilieus over heel Brabant. Hierbij vormen de specifieke gebiedskenmerken het uitgangspunt. Aanscherping van de contrasten tussen regio's, die voor toerisme en recreatie zo belangrijk zijn, wordt zeer gewenst geacht; * Stimuleren van cultuurtoerisme. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de Cultuurhistorische Waardenkaart van Brabant en bij de provinciale beleidsnota "Cultuurhistorie is een werkwoord"-, * Stimuleren van grensoverschrijdende activiteiten en projecten. Het kunnen beleven van recreatieve activiteiten die de landgrenzen overschrijden geeft aan het toeristisch-recreatieve product een extra dimensie en maakt daarmee het product aantrekkelijk in de ogen van de consument; * Bevordering van een goed georganiseerd en professionele sector. Essentiële elementen hierbij zijn het verder doorvoeren van de ketensamenwerking in de sector (waaronder kwaliteitsverbetering), de toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en een verdergaande samenwerking en belangenbehartiging in de sector. - Er worden 13 milieus onderscheiden, waarvan 'Stedelijke gezelligheid' in dit verband het meest relevant is. Stedelijke recreatie omvät een veelheid aan activiteiten waarb" de Ij nabijheid van verschillende voorzieningen en diensten centraal staat. Recreatief winkelen, uitgaan en een scala aan binnen- en buitenrecreatie maken de stad immers tot een aantrekkelijke plaats voor toerisme en recreatie. Voor de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van steden wordt historische identiteit daarbij als een belangrijke drager gezien van aspecten als sfeer, gezelligheid en cultuurbeleving. Deze identiteit dient dan ook behouden te worden. Voor de provincie staat het buiten kijf dat cultuur en toerisme elkaar kunnen versterken. Fr ontstaat een verdieping en verbreding van het toeristisch-recreatief product en het sluit aan bij de huidige interessesfeer van de consument. Hierbij is het volgens de provincie opvallend dat de wensen van bewoners en toeristen vaak overeenstemmen. De koppeling tussen culturele en cultuurhistorische kenmerken van stad en buitengebied wordt echter nog onvoldoende benut. De Cultuurhistorische Waardenkaart, die over een schat aan informatie beschikt waar de cultuurhistorische waarden zich in Brabant bevinden, biedt aanzienlijke mogelijkheden om nieuwe en innovatieve producten voor de toeristische en recreatieve markt te ontwikkelen. Met name aan de ketensamenwerking tussen musea, monumenten en cultuurhistorische organisaties, alsmede aan het educatieve element van cultuurhistorische zaken (bijvoorbeeld activiteiten die het leeraspect koppelen aan vermaak) wordt grote waarde gehecht. In dit kader zijn verder ook de recreatiemilieus "Buitenrecreatie" en "Toervaren" nog van belang om te vermelden. Routes en plekken dienen volgens de provincie immers bij voorkeur door een gevarieerde omgeving te lopen met veel historische bezienswaardigheden. Uitbreiding, verknoping en verbetering van de kwaliteit van het netwerk van bestaande routestructuren, alsmede een goede bereikbaarheid vanuit de bevolkingsconcentraties krijgen b"zondere steun. ij 19 Om Brabant ook ais aantrekkelijke provincie voor watersport - en dan vooral voor het (grensover-schrijdend) toervaren - op de kaart te zetten, ondersteund de provincie ook infrastructurele verbeteringen en vernieuwende combinatiemogelijkheden tussen water- en landrecreatie. Als suggestie voor het ruimtelijk beleid wordt tot slot gesteld dat het beleid gericht moet zijn op versterking van de historische identiteit van de binnensteden, met voldoende mogelijkheden voor vernieuwing. Dit evenwicht moet in de ogen van de provincie goed in de gaten worden gehouden b" de ontwikkeling van nieuwe recreatiepolen (grootschalige Ij recreatieve voorzieningen) die van belang zijn voor de versterking van het stedelijk milieu en voor het behoud van het "versnellende" karakter van de stad. Verder wordt gesteld dat de combinatie met andere ruimtegebruikers mogelijkheden voor win-vvinsituaties oplevert. Bovendien zou een meer regisserende rol van de overheid (in plaats van een regu eren e een sterke vernieuiwingsimpuis betekenen voor de sector. Ook wordt aan het recreatief wonen en recreëren dicht bij huis steeds meer aandacht besteed. Hierbij is een etere vervlechting tussen stad en buitengebied van belang. Aantrekkelijke, snelle en veilige verbindingen tussen stad en platteland is daarbij een absolute voorwaarde. Daarnaast liggen er volgens de provincie volop kansen om arrangementen samen te stellen die de combinatie stad en platteland in zich hebben. De contrasten tussen dorp en stad bieden immers kansen voor een gevarieerd consumentenprogramma. Cultuurhistorie is een Werkwoord De provincie Noord-Brabant formuleert in deze recent verschenen voortgangsnotitie 'Cultuurhistorie is een werkwoord: Weten, Maken, Beleven', een dn'etal kernpunten voor het provinciale beleid tussen 2000 en 2003: 1 . Verhoging van de participatie aan cultuurhistorie door het stimuleren van educatieve projecten, in het bijzonder de opzet en het beheer van een culturele databank, incluis de ontsluiting van met name informatieve bronnen, alsmede het bevorderen van de wetenschappelijke bestudering van Brabantse cultuurhistorie (Weten); 2. Integratie van cultuurhistorte in de ruimtelijke ordening en toerisme, met name door het aanstellen van planbegeleiders in provinciale dienst en het financieren van voorbeeldprojecten (Maken); 3. Extra impulsen voor het behoud van erfgoed; met name opdrachten voor behoud en ontsluiting van informatief erfgoed en de inrichting van een archeologisch depot (Beleven). Voor wat betreft de punten 1 en 3 ligt de zwaarte van de uitvoering volgens de provincie bij de instellingen en particuliere organisatie zelf. De noodzakelijke afstemming van cultuurhistorie in de beleidsvelden ruimtelijke ordening en toerisme heeft een hoge provinciaal-politieke prioriteit. De provincie ziet in dit verband voor zichzelf vooral een voorwaarde scheppende rol weggelegd via het beschikbaar stellen van financiële middelen. 4. Regionaal Beleid Voor regio's en gemeenten zijn onderstaande verantwoordelijkheden op het gebied van toerisme en recreatie te onderscheiden: * Verankering rijks- en provinciaal toeristisch-recreatief beleid in het gemeentelijk en regionaal ruimtelijk ordeningsbeleid; * Voortouw nemen in de versterking van de gebiedseigen kenmerken en kwaliteiten in de regio-, o> In samenwerking met de provincie het instandhouden van de toeristisch-recreatieve basisstructuur en het waarborgen van de kwaliteit daarvan; * Zorg te dragen voor het creëren van voldoende groen- en recreatieve voorzieningen bij stadsontwikkeling; 20 Mede zorg te dragen voor de realisatie van recreatieve verbindingszones voor langzaam verkeer (wandelen, fietsen, varen), rekeninghoudend met aantrekkelijke tracékeuzes; -9 Voorwaarden en ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven in de stedelijke gebieden en in ruimtelijke plannen aan te geven waar mogelijkheden zijn voor verdere kwalitatieve enlof kwantitatieve ontwikkeling van toeristisch- recreatieve voorzieningen. Toeristische Ontwikkeling"sie de Poel Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) heeft in november 2000 de laatste hand gelegd aan een toeristisch-recreatieve visie voor de Peelregio. Ook Heimond is in een laat stadium nog in de gelegenheid gesteld hieraan een bijdrage te leveren. De keuze om een visie te ontwikkelen voor het Brabantse gedeelte van het Peelgebied is een bewuste geweest. Ondanks diverse externe rapporten en nota's over de toeristisch-recreatieve ontwikkeling van het gebied heeft dit tot op heden nameiiik weinig resultaat gehad. De Brabantse gemeenten Asten, Someren, Deurne, Laarbeek, Gemert-Bakel en Heimond hebben daarom onderleiding van het SRF het initiatief genomen om vanuit de afzonderlijke gemeentelijke visies te komen tot een gezamenlijke beleidsvisie. Deze visie is gebaseerd op de kwaliteiten van het gebied voor de dag- en verblij recreant, uitgaande van het gegeven dat het Peelgebied, zeker in relatie tot de aanwezigheid van de stad Heimond, veel kwaliteiten heeft die toeristisch-recreatief kunnen worden benut. Doel van het plan is het gebied De Peel een plaats te geven in de toeristisch-recreatieve markt, uitgaande van de bekendheid en potenties van het gebied en gekoppeld aan het on en van structurele economische effecten (inkomen, werkgelegenheid en grondbeheer). Industrieel erfgoed toerisme past als typisch industrieel-stedelijk toeristisch-recreatief product uitstekend binnen de verder hoofdzakelijk landelijk-agrarisch georiënteerde Droducten van de overige Peelgemeenten. In samenwerking met de omliggende dorpsgemeenten zouden daarmee goede mogelijkheden kunnen ontstaan om Heimond als "Industrieel-Historische Stadspoort tot de groene Peel" te profileren. Recreatief Toeristisch Plan In het Recreatief Toeristisch Plan (1 995) voor geheel Zuidoost-Brabant wordt als ontwikkelingsvisie geformuleerd dat gestreefd wordt naar een concentratie van een gevarieerd en kwalitatief verantwoord aanbod van recreatiemogelijkheden in recreatief aantrekkelijke gebieden. Hierbij wordt rekening gehouden met twee relevante factoren: ,9 Het stedelijk gebied is aangewezen als internationaal stedelijk knooppunt wat ook eisen stelt aan de aanwezigheid, kwaliteit en variatie van recreatiemogelijkheden voor de stedelingen in de stad en het randstedelijk gebied; * Door afnemende ruimtelijke mogelijkheden in Eindhoven en Heimond wordt de compensatie in het stedelijk gebied steeds belangrijker. Onder recreatieve kerngebieden worden in dit verband gebieden verstaan, ge go bereikbaar zijn per fiets, per auto en per openbaar vervoer en die een variatie in recreatieve mogelijkheden bieden, ondersteund door bijvoorbeeld horecavoorzieningen. Verder moet het gebied van voldoende omvang zijn en in het gebied moet de rust zo optimaal mogelijk worden nagestreefd (zoveel mogelijk wandel- en fietsgericht en autoluw). Derhalve worden mede door het SRE ontwikkeld en gefinancierd: * De aanleg van voorzieningen die in het gebied passen (bijv. wandel-, fiets- en autoroutes alsmede aanlegplaatsen voor boten); * De planning en aanleg van nevenvoorzieningen (zoals parkeermogelijkheden, picknicksets, speelwerktuigen, informatieborden). Verder wordt als ontwikkelingsvisie geformuleerd dat gestreefd wordt naar een optimale bereikbaarheid van de recreatieve uitloopgebieden voor het stedelijk gebied. 21 Onder deze uitloopgebieden worden die gebieden verstaan, die goed bereikbaar zijn voor de stedelijke bevolking en die openluchtrecreatieve waarde hebben. Maatregelen ter bevordering van de bereikbaarheid van deze gebieden hebben daarbij meer betrekking op de aanlooproutes dan op de routes zelf en kunnen in twee gedeelten worden onderscheiden: o> de ontwikkeling van zgn. "groene vingers», d.w.z. recreatieve verbindingszones vanuit de stedelijke omgeving naar de uitloopgebieden; het opheffen van fysieke belemmeringen in deze verbindingszones 15; Hoewel het SRE in dit beleidsplan nog een strikte scheiding hanteert tussen toerisme en recreatie en daan-nee dus niet geheel recht doet aan de voortschrijdende vermenging van beide functies, bieden boven beschreven ontwikkelingsplannen voldoende aanknopingspunten voor het project Industrieel Erfgoed Toerisme. Zeker wanneer een duidelijke relatie wordt gelegd met de regio. Het SRE heeft een fonds van circa f]. 750.000,- op jaarbasis dat grotendeels gevoed wordt door zandwinopbrengsten en wordt deels ingezet voor de cofinanciering van projecten in het kader van het project "Leefbaarheid in de Peel". Een ander deel wordt aangewend als gewestelijke bijdrage aan de regio-WV Kempen & Peel als regionale spilorganisatie op het gebied van promotie, ondersteuning en advisering. SRE. Recreatief Toeristisch Beleidsplan. Pagina 15-17. 22 BIJLAGE 7: Cultuurtoeristische Ontdekkingsreis door Heimond Het vertrekpunt van stedelijk toerisme en toeristisch-recreatieve planning is het aanbod. Daarbij is de structurele sterkte van een stad haar unieke identiteit. Hierbij gaat het niet enkel om obligate zaken als bereikbaarheid of ligging, maar ook om intrinsieke, historische, culturele en natuurlijke (of zelfs nog verborgen) kwaliteiten, waardoor een stad zich onderscheidt. Iedere stad heeft dergelijke aanknopingspunten en zeer zeker ook Hetmond, zoals in deze laatste bijlage getracht is weer te geven. 1. Potentiële (beeld)verhalen en magische plekken Hoewel Heimond de laatste dertig jaar een deel van haar industriële erfgoed heeft verloren, is er toch ook nog heel wat bewaard gebleven. De belang "kste zwaartepunten zijn nu geconcentreerd aan de Kanaaldijk Noordwest en Zuidoost en de tussen de twee wereldoorlogen gebouwde en stedenbouwkundig zorgvuldig ontworpen arbeiderstuinwijken van Binnenstad- Oost, alsmede de villawijk van Heimond Noord- West. Daarnaast vormt de Markt vanuit stadhistorisch oogpunt nog een redelijk geheel (zeker wanneer men omhoog kijkt naar de gevels). De rest van de objecten bevindt zich over een wat groter gebied verspreid. Naastgelegen kaart uit 1989 geeft een indicatie van het nog bestaande industn'ëie erfgoed in en rond het centrum van Heimond. Het kasteel en Gemeentemuseum Midden in het oude centrum van de stad staat de prachtige gezichtsbepalende waterburcht, daterend uit het jaar 1350 (of misschien wel eerder). In de lange ontwikkelingsgeschiedenis van de stad heeft dit kasteel niet alleen geografisch gezien een centrale positie ingenomen. Ook op bestuurlijk en politiek niveau speelde dit gebouw een voorname rol. Van Berlaer, Van Cortenbach, Van Arberg en Wesselman zijn immers familienamen behorend bij de titel 'Heer van Hetmond'. Zij waren generaties lang de bewoners van het kasteel en de bezitters van de 'heerlyckheit Heimont'. Ook waren de telgen van het laatst genoemde geslacht de initiators van de industriële ontwikkeling in de stad. Tijdens de Franse revolutie werden de heerlijke rechten immers afgeschaft en door de vermindering van inkomsten die dit tot gevolg had was het voor de toenmalige heer Wesselman van Heimond noodzakelijk zich niet alleen op de landbouw, maar ook op de opkomende industrie toe te gaan leggen. De laatste kasteelheer Carel Frederik Wesselman was derhalve mede- eigenaar van de firma Wesselman-Bogaers en Sanders (een fabriek in geweven stoffen in de nabijheid van het kasteel) dat reeds in 1818 als de belangrijkste fabriek van de stad gold. Na het overlijden van de laatste kasteelheer werd het kasteel in 1921 verkocht aan de gemeente en dat na een grondige verbouwing in 1923 raadshuis en de zetel van het stadsbestuur werd. Een functie die het vervolgens bijna 80 jaar heeft vervuld. 23 De belangrijkste en unieke collectie van het in het kasteel gevestigde GemeentemUseum Heimond toont beeldende kunst uit de negentiende en twintigste eeuw rond het thema 'Mens en Werk'. Een grote variëteit aan kunstwerken met onder meer industriciandschappen, ambachtelijke werkplaatsen en fabrieksinterieurs geeft weer hoe kunstenaars in de afgelopen twee eeuwen de mens en zijn werkomgeving hebben gezien. Niet alleen de veranderende wereld van een zich industrialiserende maatschappij maar ook de plaats van de mens hierin werd vastgelegd. Naast het thema arbeid werd ook dat van de sociale strijd, werkloosheid, arbeidsomstandigheden en arbeidsethos door hen uitgebeeld. De collectie omvat schilderijen, tekeningen, grafiek, sculpturen, foto's en glas-in-loodramen van veel vooraanstaande binnen- en buitenlandse kunstenaars. Zo is er werk opgenomen van onder meer Herman Heijenbrock (de grootste collectie verzamelde werken van hem in Nederland), Jan en Charley Toorop, George Breitner, lsaäc lsraëls en vele anderen. N.V. P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabri'eken (Vlisco) Direct achter het kasteel langs het kanaal staan de fabriekspanden van de Vlisco. Dit bedrijf begon in 1846 als P.F. van Vlissingen en Compagnie, op zijn beurt weer een voortzetting van de katoendrukkerij en biekerij Sutorius, die van nog veel oudere datum is. Het is nu een van de grootste katoendrukkers ter wereld en nog steeds de grootste particuliere werkgever in Hetmond. Aanvankelijk exporteerde de onderneming haar producten grotendeels naar Nederlands-indië, maar na de Tweede Wereldoorlog verminderde het belang van dit afzetgebied en ging men zich sterker op Afrika oriënteren. Op het fabrieksterrein is het witte fabrieksoebouw met zaagtanddak '1 9 1 l' een bijzonder exemplaar. Het is één van de eerste betonskeletgebouwen met meerdere verdiepingen in Nederland en ontworpen door architect j.W. Hanrath. Hierin zijn tegenwoordig het bedrijfsarchief en -museum van de Vlisco gehuisvest. Vanaf de Verlengde Stationstraat is over het parkeerterrein van het bedrijf heen verder nog de watertoren te zien. Dit oudste gebouw op het fabriekcomplex (1 884) is grondig gerestaureerd en nu in gebruik bij de bedrijfsbrandweer en staat samen met de stoffengraveerderij uit 1928 en het ketelhuis @ 191 3 op de Rijksmonumentenlijst. Net buiten het fabrieksmuren ligt in het kasteelpark ook uit nog een tot gemeentelijk monument uitgeroepen poortbouw (met de drie bogen) uit 1830, dat vanaf 1 900 lange tijd als fabrieksschooi van de Vlisco in gebruik is geweest. Boscotondo Als enige bouwwerk van het voormalige 'Begemann-terrein' is de villa op de Kromme Steenweg nummer 4 overgebleven. De villa werd gebouwd in de jaren 1858-1861 voor jonkheer A.P. Wesselman van Hetmond. In de volksmond was dit pand ook bekend als'Het Kleine Kasteel'. De N.V. Koninklijke Nederlandse Machinefabriek werd in 1872 opgericht door de predikantenzoon F.H. Begemann. Hij was een van de pioniers op het gebied van de sociale vooruitgang en zijn tijdgenoten ver vooruit. Reeds in 1879 richtte hij een ziekenfonds op voor7ijn werknemers, hetgeen in die dagen algemeen ais een ongehoorde verwennerij werd beschouwd. In haar hoogtijdagen produceerde het bedrijf pompen, staalconstructies, bruggen, apparaten en tanks. 24 'Hier wordt het mogelijk gemaakt, dat in alle werelddelen dag in dag uit treinen daveren over Hollandse bruggen, dat elke seconde opnieuw duizenden pompassen overal op aarde in gestadig cadans de tof van het Nederlandse product verkondigen. In 1993 werd het inmiddels gesloten fabriekscomplex gesloopt op het 'kleine kasteel' na. Nu vormt dat een onderdeel het bouwproject Boscotondo, waar het nieuwe bestuurscentrum, een moderne kunsthal, een grand-café, het fiimhuis en een megabioscoop, alsmede circa 180 woningen en ondergrondse parkeervoorzieningen zijn ondergebracht. Dit najaar zal het totale project zijn voltooid, een mijlpaal in de stadsontwikkeling dat middels een groots audio- visueel spektakel zal worden gevierd. Hotel & Restaurant West-Ende Het hotel is al meer dan 50 jaar gevestigd in een in 1880 gebouwde statige fabrikantenvilia. Fr zijn 29 modern geoutilleerde kamers en enkele luxe suites. Het restaurant gedeelte is enkele jaren geleden geheel vernieuwd en ademt een sfeer uit waarbij stijl en allure worden gecombineerd met Brabantse gezelligheid en huiselijkheid. Ook zijn de belangrijkste ruimtes voor vergaderingen en recepties in dezelfde sfeer verbouwd. Verder zullen binnenkort ook de bovenetages van de oude villa worden gerenoveerd en zijn er plannen voor een compleet nieuwe kameraanbouw. Voor de gasten zijn er verschillende arrangementen ontwikkeld die een verblijf kunnen koppelen aan het verkennen van de omgeving. De Knaag Tussen het kasteel en Vlisco aan de ene kant en Boscotondo en Hotel West-Ende aan de ander kant ligt het kanaal. In de 1 ge eeuw kwam Heimond grote tot bloei, vooral nadat de Zuid-Willemsvaart werd gegraven.'Langs 'de knaai' verrees in noord-zuideliike richting een groot aantal fabrieken. Naastde textiel- en metaainijverheid ontwikkelde zich er de voedingsmiddelen- en de houtwaren industrie. In oost-westelijke richting ontwkkelde zich met name wonin bouw. Aan de oostkant 9 veelal sociale woningbouw en aan de overkant van het kanaal villa's voor de fabrikantenfamilies. Dat de Zuid-Willemsvaart van zeer grote betekenis is geweest voor de economische ontwikkeling van de stad in de 1 g' en 20' eeuw, wordt aardig weerspiegeld in de briefhoofden van de Hetmondse bedrijven uit die tijd. Steevast werd het kanaal meteen naast de fabrieksterreinen weergegeven om hun gunstige ligging te benadrukken. Het kanaal vormt als het ware een 'stromend monument' voor de industriële ontwikkeling van de stad. De omlegging van de Zuid-Willemsvaart en de aanleg van een nieuwe weg (de S21 0) aan de oostzijde van Heimond hebben het mogelijk gemaakt om de kanaalzone in het centrum van de stad opnieuw in te richten. De eerste fase is inmiddels afgerond en na de tweede fase zal het kanaal de verbindende schakel worden tussen de eens zo traditioneel van elkaar gescheiden oostelijke (de 'platte petten' kant) en westelijke deel (de 'hoge hoeden' kant) van Hetmond. 1 D. van der Linden (1 955). Heimond een kasteel tussen fabrieken. Pagina 38. 25 Kapitale fabriekanten"e la!s op do Kanaaldijk NW De grote industriëlen lieten voor zichzelf aan de westzijde van het kanaal kapitale villa's neerzetten. Het eerste huis dat men vanaf hotel West-Ende tegenkomt is het als Rijksmonument bestempelde herenhuis met klok uit ca. 1840 en oorspronkelijk eigendom van fabrikant J.A. Bots. Het daarnaast gelegen pand is het oudste fabriekje van Heimond en staat ook op de Rijksmonumentenlijst. Het'Auw Fabriekske', werd in 1840 gebouwd als pakhuis van diezelfde J.A. Bots. In 18651 werd het een blauwververij en in 1880 een onderdeel van de textielfabriek van Raymäkers. Nu is het in gebruik als bloemenzaak. Aan de Kanaaldijk NW 63 tot 67 staan een neociassicistisch huizenblok uit 1850, gebouwd in opdracht van de garenfabrikanten J.A. Carp en G.W. Kaulen. Iets verderop op nummer 77 staat de Villa Raymakers, een rijksmonument uit dat zelfde jaar. Ook vinden we er de villa's van textielfabrikant Swinkels (nr. 81) uit 1874, van margarine fabrikant Oyens (nr. 83) uit 1884 en van de steenfabrikant Van Lookeren Campagne (nr. 85) uit 1890. Op kanaaldijk NW 121-123 staat tenslotte het ais gevolg van brand grotendeel verwoeste pand Huize Kareisteinl't Witte Huis een fabrikantenvilia van P. de Wit sr. uit 1875. Koninklijke Textielfabrieken J.A Raymakers & Co. N.V. Tussen de villa's in staan ook nog enkele historische fabrieken. Aan de Kanaaldijk NW 61 staan de moderne fabrieksgebouwen (met watertoren en de daarbovenop staande bronzen phoenix) van familie Raymakers, het oudste textielfabriekantengeslacht van Heimond. Tegen het einde van de 18e eeuw begonnen de Heimondse wevers zich te bevrijden van hun onderworpenheid aan de Haarlemse opdrachtgevers, de zogenaamde 'fabriqueurs' die tijdenlang hadden kunnen profiteren van de spotgoedkope zelfstandige werkkrachten uit het Zuiden, waarmee de zelfstandige industriële ontwikkeling in de stad een aanvang nam. 'Een der eersten was Johannes Raymakers, in welkjaar hij zich als zelfstandig 'entrepreneur' vestigde is niet nauwkeufig bekend, maar zijn boekhouding sinds het jaar 1 772 is thans nog in familiebezit. De rechtstreeks van hem afstammende leden van het geslacht Rayfflakers die thans nog in het bedrijf werkzaam zijn, behoren tot de vijfde en zesde generatie!,2 De Nederlandsche Schroefboutenfabriek N.V. (Nodschroef) Nedschroef aan de Kanaaldijk NW 71 (na de Vlisco de tweede grootste particuliere werkgever van de stad) is voortgekomen uit de spijkersmederij van de Gebroeders Van Thiel, die in 1840 in Beek en Donk werd opgericht. In 1890 begon Hendrik van Thief zelfstandig langs het kanaal in Heimond klinknagels en schroefbouten te fabriceren. Tegenwoordig worden uitsluitend schroefbouten geproduceerd bestemd voor spoorwegen, scheeps- en bruggenbouw en andere ijzerconstructies. Ook fabriceert het bedrijf bouten voor rijwiel-, auto- en vliegtuigonderdelen. De Aarie-Rixtelsoweg De Aarie-Rixtelseweg is een statige laan waarlangs de imposante door A. P. L. Van Thiet (nr. 14) en J.A. Garp (nr. 63) gebouwde fabrikantenvilia's uit respectievelijk 1930 en 1921 nog zijn te bewonderen naast de vele moderne villa's. Beide villa's staan overigens op de monumentenlijst. 2D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabfieken. Pagina 30. 26 Stadpark De Warande 'Als een kostbaar bezit van de stad Helmond mag nog worden vermeld het aan de rand der gemeente gelegen natuuffeservaat 'De Warande', een park dat in schoonheid van aanleg slechts door weinige in ons land wordt geëvenaard. '@ De meest imposante villa ooit in Hetmond gebouwd was het 'Peapark' van textielfabrikant P.J.J. de Wit jr., die compleet met terrastuinen aan een kleine trianon (in classicistische stijl opgetrokken villa) deed denken. Dit monumentale pand aan de Aarie-Rixtelseweg heeft slechts van 1914 tot 1928 bestaan op de plaats waar zich nu het dieren- en vogelpark bevindt. Wat de huidige bezoeker ziet als kunstmatige rotsblokken zijn de laatste resten van de terrasfunderingen. In het Gemeentemuseum Heimond kan een enorme maquette van de villa gaan bekijken. Vlakbij het dierenpark staat overigens het Caratpaviljoen. Hier worden in de zomer elke zondagmiddag openluchtconcerten georganiseerd, waarbij de vele lokale en regionale zang- en muziekverenigingen die de stad en haar directe omgeving rijk is, zich gratis presenteren aan het publiek. Sluis 7 & de Passantenhaven Vorig jaar is door het gemeentebestuur besloten om de oude sluis nummer 7 geheel te gaan renoveren en daarmee in oude staat terug te brengen. Hierdoor is het ook mogelijk geworden om de aanleg van de passantenhaven direct ten Noorden van de Julianabrug te realiseren. Volgens het oorspronkelijke voorstel van de dienst Stadsbeheer zal het haventje (bestaande uit een 1 00 meter lange afmeergelegenheid langs de Oosteiiike oever) enkel gedurende de zomermaanden geopend zijn. Deze oever, waar circa 1 0 boten kunnen liggen, zal worden voorzien van drinkwatertappunten, walaansluitingen voor elektriciteit, een vuitcontainer, zitbanken en groenvoorziening. Langs het aangelegde voetpad met extra openbare verlichting zullen ter informatie van de waterrecreanten een stadsplattegrond en meerdere verwijzingsborden naar de belangrijkste winkel-, uitgaans- en culturele voorzieningen in het centrum worden aangebracht, zo is de planning. De uiteindelijke aanleg van het haventje is echter mede afhankelijk van de medewerking van de gemeente Aarie- Rixtel (i.v.m. met openstelling van de brug bij Laarbeek). Jan Visser Museum in de streek van Binderen In het particuliere museum aan de Keizerin Marialaan, vlakbij natuurgebied de Bundertjes, wordt het werkend verleden in de landbouw, handel en nijverheid ten toongesteld. Het vormt daarmee een goede aanvulling op de andere museale collecties in de stad, want het biedt de potentie om de overgang van agrarische naar industriële samenleving en van platteland naar stad goed weer te geven. 'Aan deze z@de van de stad ligt een gebied, dat aan Katholiek Heimond uitermate dierbaar is, namelijk de streek van Binderen, waarin lang vervlogen dagen de door adellijke religieuzen gestichte Cisterciënzer Abd@ was gevestigd. De stad is dicht naar dit gebied toe gegroeid, doch het streven bestaat om de ontwikkeliy van dit oord te doen aansluiten bij de historisch gegroeide situatie. 3 D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 25. 4 D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 25. 27 Campus ROC Ter AA & Ter Kemenade College In de zomer van 2002 zal de nieuwe campus voor het Heimondse Voorbereidend Middelbaar Beroeps Onderwijs (VMBO) en Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) gereedkomen. Ook het Industrieel Praktijk Centrum (IPC) zal er gevestigd zijn, waarbij het onderwijs en het regionale bedrijfsleven heel concreet en heel praktisch met elkaar samenwerken. Naast studie zullen er ook mogelijkheden worden gecreëerd m.b.t. wonen, sport en recreatie. Vooroorlogse arbeiderswijken in Binnenstad Oost De arbeiderswiiken, grenzend aan de oude binnenstad en de omliggende fabrieken langs het kanaal, zijn een typisch voorbeeld van het 'anders wonen' in Heimond. Veel van de huizen zijn door woningbouwverenigingen De Hoop en Volksbelang gebouwd in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. De geheel gerenoveerde huizen aan de Klaverhof zijn als gemeentelijke monument bestempeld. De Markt De Markt vormt al eeuwenlang het centrum van de stad. eeuw tieten veel Vooral aan het eind van de 1 ge welgestelde fabrikanten hun woonhuizen aan de Markt vernieuwen en vergroten. De oostelijke gevelwand dateert grotendeels uit die tijd. Aan de westelijke zijde zijn slechts enkele oude panden bewaard gebleven. De meeste woningen hebben vroeger of later een andere bestemming gekregen omdat de Markt langzamerhand minder geschikt werd om gerieflijk te wonen. Er staan nog meerdere gemeentelijke monumenten aan dit langgerekte plein. Zo staat op de hoek van de Markt (nummer 213) het voormalig postkantoor. Dit kantoor werd in 1891 in opdracht van textielfabrikant A. Prinzen gebouwd. Uit die tijd dateert ook de natuurstenen brievenbus. De arbeiderswoningen achter dit pand, aan de Watermolenwal zijn in 1853 gebouwd in opdracht van zijn broer W. Prinzen. De gevelsteen op nummer 4 herinnert hieraan. Het naast gelegen woonhuis (Markt nummer 21 1) werd in 1845 gebouwd. Momenteel zijn hier de winkel en het kantoor van de Stichting VVV/Stadspromotie Heimond gevestigd. Iets verder op staan de voormalige woonhuizen van de Heimondse fabrikanten H.L.F. van Vlissingen uit 1895 (Markt 41), van J. van Thiel uit 1906 (Markt 31), F.J. Mafthijsen uit 1872 (Markt 24) en W. Ramaer (Markt 18) uit 1872. VVV/Stadspromotie Heimond De Stichting VW/Stadspromotie Heimond is medio 1999 ontstaan en vormt sindsdien als promotor, organisator en productontwikkelaar op toeristisch-recreatief gebied een belangrijk aanspreekpunt in de stad. Bovendien heeft zij, als zogenaamd VW A-kantoor en ANWB- agentschap, een centrale informatiefunctie naar het publiek en he d onderhoud zij goede contacten met het bedrijfsleven en haar c(@ri g-li-ailt,@ch !ti l@rabarit toeristisch-recreatieve productaanbod. 28 Cultuurhistorische verenigingen in Heimond Heimond kent een viertal organisaties die zich bezighouden met de cultuurhistorie van e stad. De Stichting Industrieel Erfaoed Hetmond (SIEH) houdt zich bezig met de bestudering, inventarisatie, documentatie en geschiedschrijving van het werkend verleden van Heimond en streeft naar behoud van monumenten van bedrijf en techniek in de stad en haar omgeving. Ze beheert bovendien een eigen collectie instrumenten, machines, gereedschappen, boeken en documenten en organiseert op gezette tijden thematische exposities. De Monumentenwerkgroep Heimond houdt zich bezig met activiteiten als onderzoek, behoud, presentatie, collectie en documentatie betrekking hebbende op de Heimondse rijks- en gemeentelijke monumenten. Verder organiseert de werkgroep stadswandelingen en de jaarlijkse Open Monumenten Dag in samenwerking met andere organisaties zoals de gemeentelijke Archiefdienst. De Historische en Archeologische Vereniging Heimont assisteert de stadsarcheoloog bij zijn werkzaamheden (registratie, restauratie en documentatie van archeologische vondsten). Verder organiseert de vereniging excursies, rondleidingen en tentoonstellingen. De Heemkundekring Heimond-Peelland, tenslotte, organiseert voor leden en niet-leden lezingen, excursies en brengt een aantal publicaties uit. Wookmarkt & Hetmond Beeldenstad Heimond heeft van één van de grootste en oudste warenmarkt van Zuid-Nederland. Deze zaterdagse weekmarkt wordt al vanaf 1538 op de markt gehouden. Aangezien de gemeente Heimond al jaren een actief kunstaankoop- en stadsverfraa,ingsbeleid voert, staan er op de markt en omgeving diverse fraaie beelden. Funshoppen in het Ketsegangske Wie wandelt door het centrum ziet het bijna over het hoofd. Het is een smal zijstraatje van de Markt, waarschijnlijk vernoemd naar Jan Kets die hier in 1837 woonde. Hier zijn kleine voormalige arbeiderswoningen te vinden, die oorspronkelijk uit 1869 stammen. Bakker J. Coppus liet ze bouwen en verhuurde ze aan arbeiders. Zij werden bewoond tot 1938, maar zijn toen onbewoonbaar verklaard. De woningen zijn in 1987 geheel nieuw opgebouwd, maar geven niettemin nog een goede indruk van de volkshuisvesting in de negentiende eeuw. Ze herbergen nu enkele kunstenaars en ambachtelijke winkeltjes. In het smalle 'gangske' zijn verder ook tal van fraaie kunstobjecten te bezichtigen. Lambertuskerk Als typisch Brabantse stad, kent Heimond natuurlijk ook een rijk Roomsch verleden. De Lambertuskerk op de zuidkop van de markt herinnert hieraan. 'De officiële cijfers van 1952 t. a. v. de indeling der bevolking naar de verschillende confessies, w@zen uit dat toen van de 37.900 ingezetenen 95,5Vo de Rooms-katholieke godsdienst beleed, terwijl 4% tot een der andere kerkgenootschappen behoorde. Het cijfer der buitenkerkelijken is hier opmerkelijk laag, hetgeen nog eens onderstreept, dat de immigratie hier overwegen van Brabantse origine is gebleven. @'5 De huidige kerk is een neogotische parochiekerk uit het midden van de 1 gde eeuw van architect Molkenboer en is voor een deel gefinancierd door het lokale bedrijfsleven. 5D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabrieken, pagina 19. 29 De kerk staat op dezelfde plaats als haar middeleeuwse voorganger, waarvan alleen de toren bewaard is gebleven. Momenteel wordt deze toren volledig gerestaureerd. In de kerk is, naaste indrukwekkende gebrandschilderde ramen en het hoofdaltaar uit het atelier Cuypers, ook een orgel uit 1770 van de beroemde orgelbouwer Robustelly te bewonderen. Regelmatig vinden in de kerk concerten plaats die toegankelijk zijn voor publiek. Het Lambertushof en het Mater Dei-complex Ter bevordering van de functiemenging in het centrum is rond de voormalige Mater Dei-schooi en de Lambertuskerk een herontwikkelingproject gestart waarbij wonen, werken, recreëren en cultuur samenvallen. Na de oplevering van het project voor het einde van dit jaar vormt het een uitstekende aanvulling op het culturele en toeristisch-recreatieve profiel van de stad. Gemeente Archief Heimond Het Gemeente Archief is gevestigd in de Motenstraat nummer 121. Het gebouw was oorspronkelijk, tussen 1920 en 1945, een marechausseekazerne. De Gemeentelijke archiefdienst zorgt ervoor dat het verleden van Heimond levend blijft. Heel concreet doet de dienst dat door het beheren van archieven, van beeldmateriaal en van een historische bibliotheek. Iedereen die op zoek is naar dit verleden kan de aanwezige archieven en collecties cratis in de studiezaal raadplegen. Daarnaast bezit de Archiefdienst een topografisch historische atlas, die bij uitstek een goede kijk geeft op de Heimondse industriële geschiedenis. In de atlas is namelijk het beeldmateriaal over Heimond en omgeving verzameld. Het bestaat vooral uit foto's, kaarten, tekeningen en prenten, maar ook uit affiches, videobanden en films. De dienst heeft ook een expositiezaal waar soms tentoonstellingen over het Heimondse verleden worden gehouden. De begraafplaatsen Tegenover de archiefdienst liggen twee begraafplaatsen. Op de Rooms Katholieke begraafplaats staat o.a. het grafmonument van de familie Raymakers. Terwijl op de naast gelegen Nederlands Hervormde begraafplaats het familiegraf van de Fenteners Van Vlissingen te vinden is. Beide graven zijn gemeentelijk monument. Theater 't Speelhuis Het belangrijkste culturele podium van Heimond is natuurlijk theater 't Speelhuis. Ontworpen door Piet Blom (dé beeldbepalende architect uit de jaren zeventig) is het bos van paaiwoningen van buiten én van binnen een lust voor het oog. De constructie voor de kap van de grote zaal is overigens van staal en vervaardigd door staalbouwer Begemann. Gaviolizaal De Gaviolizaal, gevestigd iets ten Noorden van het Speelhuisplein, is een dependance van 't Speelhuis en vernoemd naar de Italiaanse orgelbouwer Anselmo Gavioli, die in 1892 het kartonnen draaiorgelgaatjesboek uitvond. De zaal is dan ook één van de weinige plaatsen in Nederland waarin een knusse ambiance kan worden genoten van draaiorgelmuziek. 30 Bij een draaiorgel wordt vaak meteen gedacht aan een straatorgel, veel minder bekend is echter het dansorgel, dat z"n gloriejaren beleefde in de periode 1920-1950. Dit type orgel had toen immers een vaste plaats in veel danszalen. Deze oude tijden herleven in de Gaviolizaal, want op zondagmiddagen kan er gedanst worden op de klanken van het Gaudin concertorgel dat afkomstig is van de (bij oudere Heimonders wel bekende) zaal Brocken. De zaal is tevens een vaste plek in Heimond voor de lokale amateurgezeischappen op het gebied van toneel, muziek, zang en dans. De combinatie van amateur-theater en draaiorgelmuseum is overigens uniek in Nederland. Ook is er o.a. een complete miniatuurkermis en een bijzondere verzamelingen accordeons te bezichtigen. Historische Bedrijfsvaartuigen Bij de uitwerking van de Kanaalzoneplannen wordt getracht bijzondere aandacht te geven aan het accentueren van de authenticiteit van het kanaal in het stadscentrum. Een van de planonderdelen daarbij is het permanent afmeren van een of meer historische schepen. De Nederlandsche Cacaofabriek In 1895 werd aan de Kanaaldijk ZO 116-120 bij de spoorbrug de Nederlandsche Cacaofabriek gevestigd. in 1932 kwam alweer het einde van deze fabriek, die echter over de hele wereld haar producten wist te slijten. Zo heeft de archiefdienst in haar collectie een Russische krant met een advertentie voor Hetmondse chocolade. Goede producten zoals cacaoboter en cacaopoeder, die in speciale blikken onder de naam Helmcacao verkocht werd. Ook beroemd waren de sinterklaasfiguren en de paaseieren. In de fabriek zijn nu ateliers van diverse kunstenaars en kleine bedrijfjes gevestigd. Tevens is er een expositieruimte gevestigd waar wisselende tentoonstellingen worden gehouden. De Kraanbaan van Slits Iets zuidelijker achter de Cacaofabriek, aan de Kanaäidijk Z.O. 92, staat (met het opschrift 'A. Slits') een recentelijk als gemeentelijk roerend monument aangemerkte kraanbaan compleet met toebehoren, dw.z. inclusief loskade en loopkraan. In het begin van de 201'@ eeuw gonsde het immers aan het kanaal van industriële activiteiten. De beginnende gemotoriseerde scheepsvaart maakte snel en zwaar transport mogelijk, waardoor industriebedrijven zich als een soort lintbebouwing langs het kanaal ontwikkelden. Overslag van goederen en materialen vanuit schepen naar de bedrijven en vice versa werd op veel plaatsen via hoog boven de weg gelegen loopkraanbruggen gerealiseerd. Nu is de uit 1928 daterende transportinstallatie de laatst overgebleven inrichting voor de overslag van goederen langs de Zuid-Willemsvaart in Heimond. 31 H.V. Heimondsche Textiel Maatschapp" (Hatéma) ij In 1855 werd door Petrus de Wit een weverij van wollen, linnen en katoen bonten op gericht. Door zijn zoon Petrus de Wit jr. werd de zaak eerst met succes voortgezet. Deze kwam later echter in liquiditeitsproblemen (o.a. nadat hij zeer hoge kosten had gemaakt bii het bouwen van zijn Villa Peapark). De vennootschap N.V. de WK's Dekenindustrie werd vervolgens (na slechts een iaar sluiting van de fabriek) aan de Hoogeindsestraat voortgezet. Toen in 1930 De Wit jr. uit het vennootschap trad, werd de verkooporaanisatie N.V. Heimondsche Textiel Maatschappij, het latere Hatéma, opgericht. De productieactiviteiten zijn in de jaren negentig stopgezet, maar aan de Noordoostzijde van het terrein bevindt zich nog stee s et hoofdkantoor van de Gamma Holding. Het huidige moederbedrijf van de Vlisco en Nederlands grootste textielconcern, behorend tot de Europese top tien op textielgebied. Het Hatématerrein is grofweg trapeziumvormig en grenst zowel aan het kanaal als aan de Hoocieindsestraat. In de tweede helft van de vorige eeuw heeft op het terrein veel modemisering plaats gevonden. Fr bevinden zich nog slechts enkele gebouwen die tijdens of net na de bezetting zijn gebouwd. De komende jaren zal dit 22 hectare grote gebied herontvvikkeld worden, waarbij de functies wonen, werken en recreeren op een hoogwaardige wiize met elkaar verbonden zullen gaan worden. Stadspoort tot de Pee§ Van oudsher heeft de stad Heimond een band met de omliggende dorpen in de regio. Als laaggelegen versterkte plaats (tevens oorsprong van de plaatsnaam Hetmond) bood zij in vroeger tijden bescherming en sinds de industrialisatie haar opwachting maakte vormt zij als centrumstad een belangrijke inkomstenbron als werkversch r. 'De zich geleidelijk uitbreidende nijverheid bleek niet slechts in staat de natuurlijke bevolkngsaanwas op te nemen, er ontstond zelfs een tekort aan arbeidskrachten, waarin moest worden voorzien door aantrekking van werkkrachten van buiten. Zo kwamen, sedert het midden der vorige eeuw, vele duizenden arbeidersgezinnen zich in Heimond vestigen, aangetrokke n door de hogere lonen der industrie. Nu was het een gelukkige omstandigheid dat de nieuwe bewoners overwegend uit de naaste omgeving der stad afkomstig waren, waardoor de godsdienstige en culturele eenheid van de bevolking bewaard is gebleven. Zeer vele ingezetenen onder alle lagen van der burgerij kennen nog familiebanden met de boerenbevolking uit de omtrek, daar zij pas één of twee generaties lang in Heimond wonen. 16 Het industrieel-toeristisch profiel van de stad krijgt een complementaire meerwaarde wanneer het gekoppeld wordt aan de agrarisch landelijke gebiedsproftel van de Peelregio. Uit een in 1996 gehouden NIPO-onderzoek blijkt immers dat dit gebied grote bekendheid geniet en daarmee interessante toeristisch-recreatieve potenties heeft. 67% van de ondervraagde Nederlanders kent de Peel en heeft er positieve associaties bij. 'Natuur en rust, dat vindt u in de Peefl in overvloed. Een gebied beroemd om zijn turfwinning in vroegere tijden. Vandaag de dag een prachtig en afwisselend landschap van veenmoerassen, plassen, heidevelden en zandruggen, maar ook broedplaats van ver-schillende heide- en moersvogels en ~terplaats voor kraanvoge en ganzen 7. 6 D. van der Linden (1995). Heimond, een kasteel tussen fabn@eken. Pagina 13. 7 Brabants Bureau voor Toerisme (2000). De Gulle Gids van Brabant Pagina 18. 32 Vorig jaar is de gemeente dan ook toegetreden tot het overlea Toerisme & Recreatie De Pee], waarin naast Heimond ook Asten, Someren, Deume, Laarbeek en Gemert-Bakel zitten. Onder leiding van het SRE is onlangs een gezamenlijke toeristisch-recreatieve streekvisie voor de regio gepresenteerd. Textielstedenband Heimond was al lang voor dat de industrialisatie zijn intrede deed een echte textielstad. 'Reeds in 1524 ontving het plaatselijke weversambacht een 'constitutie van Heimond. Het bont- en pelsmakersgilde - nauw met het weversambacht verwant, want er stond een boete van 10 goudguldens op het eigenmachtig overlopen naar het andere gilde - bezat nog oudere bleven: dit ambacht dateert reeds van 2 Februari 1386. Vanuit de7uideli.ike Generaliteitslanden (het huidige België) had de textietnijverheid zich sinds de 14e eeuw langzaam maar zeker in noordelijke richting ontwikkeld. In het midden jaren vijftig van de vorige eeuw bevonden zich op het hoogtepunt van de Nederlandse textielindustrie vele tientallen katoendrukkerijen, spinnerijen, katoen-, wol- en rayonwevertjen en naaigarenfabrieken in de stad. Heimond behoorde daarmee samen met Tilburg en Enschede tot de topdrie van Nederland. Evenementen In Heimond worden jaarlijks talrijke (openlucht) evenementen jazz"in georganiseerd. Naast de grotere jaarlijks terugkerende ca!@ evenementen als Jazz in Catstown, de Zomerkermis, de Profronde van Stiohout, Lentefestival Artimond het St. Genesius Straatfestival, dit jaar voor het eerst ook de Vlaamse Kasteeltuinconcerten. High-Tech Industrieel Toerisme De Kamer van Koophandel Oost-Brabant is in het najaar 2000 gestart met het project Industrieel Toerisme binnen de stadsregio Eindhoven & Heimond. Het project is een uitvloeisel van een door het Ministerie van Economische zaken gehouden on rzoe , waaruit bleek dat de publieke belangstelling voor bedrijfsbezoeken in Nederland zeer groot is (zeker tien miljoen mensen zouden wel eens per jaar een uitstapje naar een fabriek willen maken). Naast de Kamer van Koophandel begeleiden de gemeente Heimond en Eindhoven, NV Rede, Regio VVV Kempen & Peel, Philips en Bavaria het project. De bedrijfsexcursies worden uitgevoerd door de regio VW en zullen bijvoorkeur worden gecombineerd met bestaande toeristisch-recreatieve arrangementen. Na Rotterdam en Amsterdam is de stadregio Eindhoven/Heimond inmiddels de derde reaio waar het project Industrieel Toerisme nu loopt. Het project biedt het publiek de gelegenheid een kijkje te nemen achter de schermen van een dertigtal bedrijven uit de regio. Binnenkort zal naast het bekende Heimondse textielbedrijf Vlisco, ook de Heimondse voedingsindustrie (georganiseerd rondom Huijbregts Specerijen) op gezette tijden haar deuren voor publiek openen. Samen met bedrijven als Philips, DAF Trucks, Campina Melkunie, Brabant Pers, Holland Casino, Bijenkorf en Bavaria profileert de regio zich hiermee krachtig als "Industrial Mainport" en "Leading in Technology". 8D. van der Linden (1 995). Hetmond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 12. |
Documenttype | Agenda |