• Bestuur
  • Commissiestukken discussienota industrieel erfgoed toerisme

Commissiestukken discussienota industrieel erfgoed toerisme

Documentdatum 23-08-2001
Bestuursorgaan Commissie Economische Zaken, Zorg, Ouderenbeleid en Sport
Documentsoort Commissiestukken
Samenvatting

Gemeente Helmond

Een kasteel tussen fabrieken

Ontdekkingsreòs naar een toer'istósch-reereat'Eeve

identiteit voor de stad

Discussienota

Industrieel Erfgoed Toerisme

in een Stedel"k Ontwikkelingsperspectief

Een kasteel tussen fabrieken

Ontdekkingsreis naar een toeristisch-recreatieve

identiteit voor de stad

Discussienota

Industrieel Erfgoed Toerisme

in een Stedelijk Ontwikkelingsperspectief

COLOFON

Uitgave: Gemeente Heimond

iensten: Bestuursdienst en tadsontwikkeling

Afdelingen: Kunst & Cultuur en Economische Zaken

Contactpersoon: Nicolaas Veitman, Beleidsmedewerker Toerisme, Recreatie & Cultuur

Datum: Juni 2001

Omslagfoto: Weverij Swinkels, Heimond 1916

Het College van Regenten der stad Heimont (1682)

'De kennis van de Steden leyt ordinaris onder de outheit begraven en degenen die desselve willen

beschrijven, vervallen gemeenelick tot fabelen en versierde saecken.'

D. van der Linden in 'Hetmond, een kasteel tussen fabrieken' aangeboden ter

gelegenheid van het afscheid van burgemeester A.J.W.M. Moons (1937-1955)

Wie zich een goed beeld van deze stad wil vormen, zouden wij de raad willen geven: bezoek

Heimond voor het eerst des avonds! Want nooit spreekt het stedelijk karakter zo duidelijk tot U als in

de avond. Wanneer ge, via de brug over de Zuid-Willemsvaart, onder het oude poortje waarin een

notariskantoor gehuisvest is doorloopt, bevindt ge U in een statig plantsoen met vódr U de contouren

van het 150-eeuwse kasteel. Het is omringd door een slotgracht en als ge de poort gepasseerd zdt,

staat ge op het gaaf bewaard gebleven Middeleeuwse slotplein, waar een serene rust heerst. Maar op

enkele honderden meters afstand, tussen de boomtoppen door, straalt het felle fichtschijnsel van een

hypermodeme electrische laadbrug, die voor de kolenaanvoer van de in continubedrijf werkende

drukken'jén van Van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken zorgt.

En terwijl in de bomen van het park de vogels hun nest opzoeken, weerklinkt op een afstand van een

steenworp het geluid van de machines in de nabijgelegen Koninklijke Nederlandse Machinefabilek

Begemann. Ook 's nachts laten de sirenes zich af en toe horen in de nabijheid van het oude kasteel

want de arbeid staat niet stil in deze helverlichte bedrijven.

Het is een wonderlijke sensatie, op dit slotplein te staan en het contrast tussen het aloude 'Huys van

Heimont'en de modeme groot-industrie als het ware aan den lijve ondervinden.'

Vlisco bij Nacht, 1955

INHOUDSOPGAVE

VOORWOORD 3

1. TOERISME IN EEN STEDELIJK ONTWIKKELINOSPERSPECTIEF 5

2. TOERISTISCH-RECREATIEVE CIJFERS EN ONTWIKKELINGEN 9

2.1 Groeimarkt Toerisme 9

2.2 Vraag- en Aanbodontwikkelingen 1 1

3. GEMEENTELIJK TOERISTISCH-RECREATIEF BELEID 13

3.1 Industrieel Erfgoed als Themakeuze 14

3.2 Enkele Concrete Voorbeeldprojecten 15

3.3 Samenwerkingsstructuur als Succesfactor 21

4. SAMENVATTENDE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 26

4.1 Conclusies 26

4.2 Aanbevelingen 30

LITERATUURLIJST 35

BIJLAGEN (SEPARAAT)

1 Historische Ontwikkeling van Heimond als Industriestad 1

2 Industrieel- & Cultuurhistorisch Catendarium 4

3 Profielschets van de Stedelijke Cultuurtoerist 6

4 Industrieel Erfgoed; een Begripafbakening 7

5 Industriële Monumenten in de Stad 9

6 Bovenlokate Cultuurtoeristische Beleidskaders 1 1

7 Cultuurtoeristische Ontdekkingsreis door Heimond 22

3

VOORWOORD

Toenemend interesse

Heimond vertoond nog vele sporen van een rijk industrieel verleden. Een verleden waarin de

textiel-, metaal- en voedingsindustrie nadrukkelijk aanwezig zijn (zie bijlage 1 en 2 voor een

uitgebreid ontwikkelingsoverzicht). Recreanten en toeristen tonen een toenemende

belangstelling voor cultuurhistorische zaken en 'het eigene' van een bepaalde stad of streek.

Cultuurhistorisch erfgoed van steden vormt dan ook een steeds belangrijker aspect bij de

keuze voor een dagtochtbestemming. Noord-Brabant neemt ais vakantieprovincie hierbij een

vooraanstaande positie in. De centrale vraaci in deze nota is daarom of Hetmond als

vooraanstaande Brabantse stad bij een optimalisering van haar cultuurtoeristische potenties

succesvol zou kunnen inspelen op dit toenemende interesse. Voor de toeristisch-recreatieve

aantrekkingskracht van de stad wordt historische identiteit bovendien als een belangrijke

drager gezien van aspecten als sfeer en gezelligheid. Als laatstgenoemde, maar niet het

minste opvallende kenmerk van dit soort stedelijke gezelligheid is dat de wensen van

bewoners en toeristen vaak overeenstemmen.

Nieuw Zelfbewustzijn

De inwoners van Heimond hebben lange tijd een ambivalente houding gehad ten opzichte

van het eigen industriële verleden. Het industriële ontwikkelingsproces van de stad heeft

immers niet alleen voorspoed en welvaart gebracht maar evenzeer ook sociale ellende en

armoede. Aan het begin van deze 21@ste eeuw heeft Heimond zich echter tot een moderne

dynamische stad ontwikkeld. De afstand tot het industriële verleden is daarmee geleidelijk

aan groter geworden. Dit schept ruimte voor een zelfbewuste omgang met dit zo

kenmerkende verleden. Voor de vele nieuwkomers in Heimond, alsmede de jongere en

toekomstige generaties zal de industriële historie van de afgelopen twee eeuwen bovendien

alleen maar in belang toenemen. Begrippen als trots en schaamte ziin dan ook vervangen

door een nieuw besef van waarde voor de overblijfselen van de eigen industriecultuur. De

zoektocht naar een nieuwe betrokkenheid van de stad bij haar industriële verleden is

begonnen.

Integraal kader

Zoals reeds gesteld is het doel van deze nota allereerst om inzichtelijk te maken wat de

potenties zijn van het gebruik van industriële erfgoed als overkoepelend toedstisch-recreatief

thema. Toch beoogt deze notitie ook meer. Het probeert het themaproject Industrieel

Erfgoed Toerisme namelijk in een breder stadsontwikkelingsperspectief te plaatsen. Breder

in de zin dat getracht wordt een verband te leggen met andere toeristisch-recreatieve

thema's, zoals fietstoerisme, watertoerisme, zakelijk toerisme, festivals en evenementen etc.

Breder uiteraard ook. in de zin dat dwarsverbanden worden gelegd tussen twee

vrijetijdsgerelateerde sectoren, te weten: Kunst & Cultuur en Toerisme & Recreatie.

4

Bovendien wordt gepoogd toerisme en recreatie in onderlinge samenhang te zien met de

andere centrale ontwikkelingsthema's van Heimond als een moderne dynamische

centrumstad met aandacht voor de kwaliteit van leven, te weten: wonen, werken en

recreëren.

Discussiestuk

Deze nota over Industrieel Erfgoed Toerisme is echter uitdrukkelijk ook bedoel a s

discussiestuk. Op basis van een verkennende literatuurstudie, een uitgebreider gemeentelijk

en beleidsmatig bronnenonderzoek en luisteren binnen de eigen organisatie (en her en der

daarbuiten) zi.n de belangrijkste ontwikkelingsperspectieven geschetst. Indien het project

Industrieel Erfgoed Toerisme inderdaad perspectiefvol wordt geacht, zal dan ook een nadere

en vooral gezamenlijke uitwerking moeten plaatsvinden. Intensief overleg met de

verschillende potentiële projectpartners (intern en extern) is daarbij een allereerste vereiste.

Hoofdstukopbouw

In het eerste inleidende hoofdstuk wordt cultuurtoerisme in een stedelijk

ontwikkelingsperspectief geplaatst. Hoofdstuk tvveé geeft een algemeen beeld van de

economische positie en belangrijkste ontvvikkelingrichtingen binnen de toeristische sector. In

hoofdstuk drie wordt het huidige toeristisch-recreatief beleid van de gemeente geschetst. Het

gebruik van industrieel erfgoed als verbindend thema en samenwerking als verbindende

schakel worden vervolgens als centrale aandachtsgebieden uitgewerkt. Het toen'stisch

recreatief ontwikkelingsplan (TROP) uit 1996 is hierbij als vertrekpunt genomen. Verder fijn

in dit hoofdstuk ook enkele concrete voorbeeldprojecten opgenomen. In hoofdstuk vier

worden de belangrijkste conclusies uit de voorgaande hoofdstukken nog eens samengevat

en worden in de vorm van een voorlopig actieplan aanbevelingen gedaan.

Als separaat document zijn de bijlagen gebundeld. Het betreft hier allereerst een historische

beschrijving van de ontwikkeling van Heimond als industriestad, gevolgd door een

industrieel- en cultuurhistorisch catendarium. Voorts is een Uitgebreide begripsafbakening

van industrieel erfgoed toegevoegd. Verder is een lijst met de industriële rijks- en

gemeentemonumenten in Heimond opgesteld. Teneinde de cofinanciële perspectieven van

Industrieel Erfgoed Toerisme te kunnen inschatten zijn in bijlage zes de meest relevante

bovenlokale beleidskaders samengevat. Als een soort 'toetje toe' is tot slot nog een

cultuurtoeristische ontdekkingsreis door Heimond toegevoegd. Iedere stad heeft immers

cultuurtoeristisch en recreatieve kwaliteiten waarmee een stad zich kan onderscheiden.

5

1. TOERISME IN EEN STEDELIJKE ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF

In deze discussienota wordt toeristisch-recreatief beleid benaderd vanuit een integraal

stedelijk ontwikkelingsperspectief. Investeren in toerisme en recreatie is immers ook

investeren in stedelijke vernieuwing, veiligheid, leefbaarheid en werkgelegenheid. Met ander

woorden wat van belang is voor de eigen inwoners is ook van belang voor de bezoekers van

een stad (en vice versa). In dit algemeen inleidende hoofdstuk wordt stil gestaan bij deze

relatie tussen toerisme en stadsontwikkeling. In de vervoighoofdstukken wordt deze band

vanuit een industrieelhistorisch en cultuurtoeristisch kader nader uitgediept en worden de

potenties voor de stad Heimond belicht.

Steden Herleven

Al sinds de Middeleeuwen is Nederland het meest verstedelijkte gebied ter wereld. Binnen

Europa heeft ons land dan ook het grootste aantal monumenten per vierkante meter. Toch

wordt hier toeristisch-recreatief vaak nog veel te weinig mee gedaan. De stad staat immers

weer volop in de schijnwerpers. Stedenbezoek is 'booming business' en de tijd dat alleen

onze hoofdstad een apart bezoek rechtvaardigde ligt inmiddels ver achter ons. Kende we

enige jaren geleden in Nederland nog slechts een handjevol gespecialiseerde touroperators,

vandaag de dag kan de stedentoerist kiezen uit een waaier van programma's en

mogelijkheden.

Toeristische Stad

De traditionele stedentoerist uit de jaren zeventig maakte deel uit van een kleine, min of

meer elitaire groep. Hij of fij bezocht in hoofdzaak stedelijk musea, monumenten en culturele

festivals. De hedendaagse stedentoerist, die deel uit maakt van een fors gegroeide

massamarkt, wil echter meer. Nog steeds is cultuur een belangrijk motief, maar hij of zij is

ook opzoek naar populair vermaak, zoals bijvoorbeeld recreatief winkelen. Zijn of haar

gedrag is aan het begin van dit nieuwe millennium veel grilliger geworden. De inmiddels

ervaren stedentoerist wil zich bovendien meer verdiepen. Hij wil kennis maken met de lokale

cultuur, waarbij de aandacht wordt verlegd van het traditionele toeristische product naar de

sociale en culturele bijzonderheden van het dagelijks leven in de stad. Parken,

begraafplaatsen, bedrijven en markten worden belangrijke componenten van het toeristisch-

recreatieve product. Door deze ontwikkelingen is het onderscheid tussen de stadsbewoner

en stedentoerist gaan vervagen. De belangen van de toerist en de burger lopen immers

meer en meer in elkaar over. De toerist vermengt zich dan ook vaak b" voorkeur met de

ij

plaatselijke bevolking en maakt gebruik van dezelfde voorzieningen. Een stedentoerist is

echter per definitie op reis en dat maakt het grote verschil met de stadsbewoner. Het verblijf

in de stad is onderdeel van die reis en dus een deel van een leerproces. Dit leerproces is

zowel het ontdekken van het'eigen verhaai'van de stad als het leren verbi"ven in een voor

ij

hem of haar vreemde omgeving: waar kan ik terecht om te overnachten, te eten, mij te

informeren over de bezienswaardigheden etc. De lokale bevolking wordt bij de ontwikkeling

van cultuurhistorisch toerisme overigens nog al eens vergeten. Maar het gebeurt allemaal op

hün grond, in hün stad en met hun geschiedenis. De aanwezigheid van burgers is bovendien

mede bepalend voor de sfeer. Welke toerist wil er nu immers alleen op een terras zitten?

Complete Stad

De moderne stedentoerist vraagt derhalve om een complete stad: een stad met een goede

balans van uiteenlopende sferen, voorzieningen, plekken die aantrekkelijk zijn voor alle

gebruikers van de stad. Bij een complete stad hoort toerisme, net als winkelcentra,

gezondheidszorg, onderwijs, goede woningen en voldoende banen. Toerisme kan een

belangrijke bouwsteen zijn voor de kwaliteit van de openbare ruimten en voorzieningen, voor

recreatie en vermaak van de eigen burgers en voor omzet en werkgelegenheid in de

stedelijke economie. Een complicerende factor bij de ontwikkeling en het beheer van de stad

als toeristisch-recreatief product is het samengestelde karakter van dat product. De stad

dankt haar toeristische aantrekkingskracht aan verschillende kwaliteiten.

6

Naast straten en pleinen in de historische binnenstad, de concentratie van bijzondere

monumenten en gebouwen, de kwaliteit van de inrichting van de openbare ruimte en

cultuurhistorisch erfgoed, gaat het met name ook om een levende stad met een complexe

verweving van wonen, werken, onderwijs, winkelen, cultuur en toerisme. Investeren in

toerisme is dus investeren in de stad. De mate van succes in het aantrekken bezoekers naar

de stad, zal in de komende jaren bepalend zijn voor en gelijke tred houden met de mate van

succes in het behouden van de eigen inwoners voor de stad. Investeren in toerisme

genereert een meerwaarde voor de stad. Een aantal doelstellingen voor ontwikkeling en

instandhouding van de stad is door toerisme realiseerbaar. Naast werkgelegenheid en een

promotioneel imago geeft toerisme een impuls aan het voorzieningenniveau en draagt7ij bij

aan het instandhouden van cultuurgoed. Toerisme is bij uit n rpro uct. it

verstrekt de positie van de stad voor functies als wonen en werken.

Identiteit en Eigenheid

Recreanten en toeristen tonen een toenemende belangstelling voor cultuurhistorische zaken

en 'het eigene' van een bepaalde stad of streek. Met name in oude stadjes, die rijk zijn aan

monumenten. musea en andere cultuurhistorische bezienswaardigheden, is deze

ontwikkeling duidelijk zichtbaar. Ook het succes van de open monumentendagen en het

bezoeken van -enlof winkelen in~ een historische binnenstedelijke omgeving getuigen

hiervan. Naast monumenten en andere markante gebouwen vallen ook oude

gebruiksvoorwerpen, verhalenllegendes en tradities in de interessesfeer van de moderne

cultuurtoerist. Het grote publiek voelt zich vooral aangesproken door'tiving history: et

vertellen van verhalen uit het verleden, door die na te spelen. Belangrijk daarbij is wel de

kwestie van authenticiteit: de grens tussen 'folklore' en 'fakelore'. Een belangrijke opgave is

dan ook gelegen in het toegankelijk maken van de stad voor de toerist en het creëren van

mogelijkheden en draagvlak voor het medegebruik. Ook de eigen burger moet immers

worden gewonnen voor toerisme. De mogelijkheid hiertoe is gelegen in het formuleren van

een unieke herkenbare identiteit waarop men trots kan zijn. De eigenheid omvat hierbij de

niet na te maken onderdelen van de stad of 'unique selling points'. Aan dit oorspronkelijke

karakter wordt de identiteit van de stad ontleend. De toeristenmotieven richten zich immers

vooral op dit aanbod. Het cultuurhistorische karakter van de (binnen)stad is derhalve van

zeer grote invloed is op het toeristisch imago van steden.

Magische Plekken

Vergelijkend onderzoek leert dat een opstelsom van voorzieningen in een aansprekend

decor voor succesvol steden toerisme slechts een deel van het vereiste totaalpakket is. Bijna

iedere city tripper doet tijdens z'n bezoek plekken aan met een bijzonder symbolische

waarde (internationale voorbeelden zijn het Achterhuis van Anne Frank, Manneke Pis of het

mausoleum van Lenin). Bijzondere plekken krijgen met andere woorden bijzonder veel

aandacht. In het beter toegankelijk maken van dit soort 'magische' plekken kan veel

toeristisch-recreatief gewin worden behaald. Soms ontstaat de indruk dat het vandaag de

dag alleen nog om attracties gaat met de allerlaatste snufjes van techniek. Maar wanneer

deze niet vergezeld gaan van een bepaald verhaal is het nieuwtje er snel van af. Zelfs achter

de meest geavanceerde publiekstrekkers blijken degenen die uiteindelijk voortbouwen op

gedachten kronkels van een persoon de iwinnaars. Anton Pieck en Walt Disney spraken wat

dat betreft al complete boekdelen.

Beschikbaarheid en Bereikbaa ce

Toerisme is afhankelijk van een aantrekkelijke en toegankelijke omgeving. Het eigen huis is

niet onder handbereik en de weg in de stad kent de toerist niet of onvoldoende. Voor de

toerist zijn beschikbaarheid en bereikbaarheid van basisvoorzieningen en stedelijke

diensten, zoals bewegwijzering, informatie, sanitair, parkeervoorzieningen en horeca dan

ook van eminent belang. Voor de ontwikkeling van toerisme in de stad zijn voldoende goede

overnachtingsmogeliikheden uiteraard ook noodzakelijk.

7

Deze accommodaties zijn van belang voor de stad omdat zij het toeristisch stedenbezoek

stimuleren, de toeristische bestedingen verhogen en bijdragen aan de verlening van het

toeristische seizoen. Dergelijke logiesaccommodaties moeten op goede locaties in de stad

liggen. Een goede tocatie is zowel goed bereikbaar (ook voor de bevoorrading) als toeristisch

aantrekkelijk. Een locatie in de buurt van de toeristische kern, bijvoorbeeld aan een plein,

beperkt de automobiliteit (vanuit het hotel loopt de gast zo de stad in) en vergroot de

attractiviteit van het verblijf (vermaak ligt binnen handbereik).

Openbare Ruimte als Ontmoetingsplaats

Naast het voorzieningenniveau hebben toeristen ook baat bij de bijzondere aandacht voor

veiligheid en properheid van de openbare ruimte in de stad. De openbare ruimte in de stad

vervult een 'huiskamerfunctie' voor de burger en de toerist. Naast het bezoek aan de

toeristische attracties maken het bezichtigen van de stad, winkelen en horecabezoek een

belangrijk onderdeel uit van het bezoek. Vaak brengen toeristen meer dan 50% van hun

verblijfstijd door in de openbare ruimte van de stad. De kwaliteit van deze ruimte is sterk

medebepalend voor de beleving van de stad. De inrichting van deze openbare ruimte is

bovendien een belangrijk instrument voor de oriëntatie en de geleiding van de toerist of

recreant. Het aandragen van allerlei stimuli zoals diverse thematische routes 'vertraagt' de

snelheid van de ronde door de stad en weert toeristen uit kwetsbare of minder'fraaie'

gebieden. Daarnaast vormt de openbare ruimte als een markante (historische) eenheid een

attractie op zich. Pleinen, parken, binnenplaatsen, boulevards en waterfronten zijn producten

op zich en worden als ontmoetingsplaatsen steeds belangrijker.

Vermaak

De toenemende belangstelling voor wonen, werken en recreëren in het centrum van een

stad komt mede voort uit de beschikbaarheid van een grote diversiteit aan vermaak binnen

een compacte structuur. De moderne burger of toerist wil niet alleen de stad bezichtigen of

boodschappen doen. Hij wil vermaakt worden. Vermaak in de stad betekent een veelheid

aan mogelijkheden op het gebied van recreatief winkelen, marktbezoek (zowel weekmarkten

als thematische markten), bezoek aan horeca (café, restaurant, terras, discotheek) en

amusementsvoorzieningen (sport, spel, uitgaan), bezoek aan culturele voorzieningen (zoals

musea, evenementen, tentoonstellingen, theater, concerten en bioscoop), gebruik van

openbare ruimte, groenvoorziening en water, bezichtigen van toeristisch-recreatieve

bezienswaardigheden. Voor het vermaak in de stad is het essentieel dat er veel wordt

geboden met mogelijkheden tot combineren (museum, winkelen, sight-seeing, horeca),

zodat niet alles in één dag past, waardoor een langer verblijf of een herhalingbezoek wordt

opgeroepen (geen grotere teleurstelling voor de toerist dan dat na enkele uren alles al is

bekeken). Bovendien moet er wat te doen zijn voor alle leden van het reisgezelschap, ook

voor kinderen. Vermaak kan én mag overigens ins[)elen OD de mode en actualiteit in de stad.

Van belang is dat er beleidsmatig, planologisch en fysiek mogelijkheden bestaan om deze

dynamiek te realiseren.

Organisatie

Door het samengestelde karakter van toerisme en recreatie is de ontwikkeling ervan een

verantwoordelijkheid van meerdere partners. Toerisme komt alleen duurzaam tot stand via

lokale samenwerking op basis van gelijkwaardigheid. Voor velen is de toeristisch~recreatieve

ontwikkeling van de stad echter niet eerste prioriteit. Toch kan toerisme bijdragen aan het

realiseren van doelstellingen op het gebied van bijvoorbeeld werkgelegenheid, rendement en

voorzieningenniveau. Toerisme is dan ook vooral een middel voor het realiseren van

sectorale doelstellingen. De vorm van toeristische samenwerking vraagt daarom maatwerk,

afhankelijk van onder meer de schaal, doelstellingen, deelnemers (publiek/privaat,

professionalisme), inbreng van middelen en verdeling van risico's. Dit betekent ook dat de rol

van de overheid uiteen kan lopen van actief grondbeleid of fäciliterend beleid tot een

voorwaarde scheppend beleid (o.a. bestemmingsplantechnisch).

8

De samenwerking moet tot slot niet te vluchtig van karakter zijn, maar een basis voor een

bredere, planmatige aanpak. Toerisme vraagt immers om voortdurende aandacht en

vernieuwing.

Financiering

De lusten en lasten van toeristisch-recreatieve ontwikkeling zijn ongelijk verdeeld over de

partijen die samen de kwaliteit ervan bepalen. De overheid ervaart vaak dat zij vooral de

lasten draagt: toerisme kost geld. Financiering van publieke voorzieningen is vaak

moeizaam. Niet alles is echter in directe kosten of inkomsten uit te drukken. Voor een deel

zijn de inkomsten van het toerisme meer kwalitatief van karakter. Ook de verkokering binnen

gemeentelijke diensten geeft intern een ongelijke verdeling van lusten en lasten. Zo kan het

parkeerbedrijf mogelijk hogere opbrengsten tegemoet zien door een betere bezetting van

betaalde parkeerplaatsen. Het grondbedrijf daarentegen ziet ongetwijfeld lagere opbrengsten

tegemoet bij toeristische ontwikkelingen in vergelijking met woon- of kantoorbestemmingen.

Verder zijn Tenderende toeristisch-recreatieve exploitaties en voorzieningen essentieel. Een

bedrijfsmatige continlifteit is immers belangrijk voor de kwaliteit en dynamiek van het

product. De overheid moet hierbij niet de rol van de ondernemer overnemen, maar

marktconforme uitgangspunten en rendementscriteria in plannen hanteren. Zo kan de

financiering van een onrendabele top noodzakelijk zijn voor commerciële voorzieningen in

een historische omgeving. De investeringen voor het herstel en het geschikt maken voor

nieuwe doeleinden van oude, monumentale gebouwen wegen vaak niet op tegen de

opbrengsten. Een subsidie van de overheid, gericht op het eenmalig financieren van kosten

is in deze gevallen noodzakelijk en legitiem.

Stedelijke Promotie

De promotie van een stedelijk toeristisch-recreatief product moet zijn gebaseerd op een

eenduidige en realistische boodschap. Het gevaar is immers aanwezig dat de toerist tijdens

het bezoek niet vindt wat hem is beloofd. De vraag is dan vervolgens of de stad een tweede

kans krijgt, er zijn immers vele alternatieven. De promotie moet zich bovendien niet alleen op

de bezoeker richten, maar draagt in brede zin bij aan het imago van de stad en moet voor de

eigen bevolking herkenbaar zijn. De sterk toenemende onderlinge concurrentiestrijd tussen

steden vraagt immers om een andere invulling van het gemeentelijk communicatiebeleid.

Naast'klassieke'taken als informatie en communicatie staan nu'moderne'taken als imago

en promotie. Ook de plaatselijke VW vervult bij de toeristisch-recreatieve promotie van de

stad een centrale rol. Het ontwikkelen van een toertsfisch-recreatief promotiebeleid en van

nieuwe arrangementen bevordert de samenhang van het product en de samenwerking. De

VW is immers de eerst verantwoordelijke voor de organisatie, coördinatie en ondersteuning

van promotionele activiteiten en evenementen in de stad.

Evenementen en Festivals

Het belang van evenementen in een stad wordt alom erkend. Kleine evenementen dragen bij

aan de levendigheid en profilering van een stad of streek. Grote evenementen met een uniek

karakter dragen aantoonbaar bij in het aantrekken van extra bezoekers. Het versterken van

de bestaande en ontwikkeling van nieuwe evenementen bieden kansen. Hetzelfde geldt voor

een betere onderlinge afstemming en agendering. Ook door koppeling van diverse

evenementen en het hierop inspelen van het toeristisch-recreatief bedrijfsleven en de

culturele sector ontstaan nieuwe mogelijkheden.

9

2. TOERISTISCH-RECREATIEVE CIJFERS EN ONTWIKKELINGEN

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de economische betekenis van toerisme.

Vervolgens worden de belangrijkste ontwikkelingen op de markt van vraag en aanbod op

een rij gezet.

2.1 Groeimarkt Toerisme

Het economisch belang van toerisme en recreatie wordt

nog vaak onderschat. Zeker als men bedenkt dat de

toeristisch-recreatieve sector deze eeuw naar verwachting

de grootste bedrijfstak ter wereld zal gaan worden. Het

aantal toeristische reizen kwam in 2000 wereldwijd uit op

698 miljoen (7,4 procent meer dan in 1999). De totale omzet bedroeg $ 476 miljard (1. 1 42

miljard gulden) en steeg met 4, 5% ten opzichte van het jaar 1 999. Daarmee is toerisme

wereldwijd nu al groter dan bijvoorbeeld de olie-industrie of de automobielindustriel.

Verschil tussen toerisme & recreatie

1. Doelgroepen: toerisme richt zich op mensen buiten het gebied van de regio. Recreatie is

gericht op de eigen inwoners en mensen uit de regio,

2. Beleidsmatige invalshoek. toerisme heeft een economische achtergrond (welvaart) in de

vonn van werkgelegenheid. Recreatie heeft een sociale achtergrond (welzijn) in de vorm van

ontspanningsmogelijkheden;

3. Voorzieningen: de toerist is afhankelijk van verblijfsaccommodaties de recreant niet.

Toerisme in Nederland

Ook in Nederland zijn toerisme en recreatie in maatschappelijk en economisch opzicht van

grote betekenis. Zo bedraagt het aandeel van de uitgaven voor dagtochten en vakanties in

de totale binnenlandse particuliere consumptie momenteel zo'n 10%. Na huisvesting,

voeding en medische diensten wordt hieraan het meeste geld uitgegeven. Toerisme en

recreatie scoren met andere woorden hoog op de ladder van de menselijke

behoeftebevrediging. Nederlanders ondernemen jaarlijks circa 959 miljoen dagtochten (dat

wil zeggen een uitstapje van minimaal twee uur en maximaal een dag). Iedere Nederlander

neemt daarmee gemiddeld genomen zo'n vijf dagtochten per maand. Het Nederlands

Bureau Toerisme verwacht dat dit gigantische aantal in de komende 15 jaar zelfs nog zal

gaan verdubbelen naar ruim 2 miljard per jaar. Op zo'n dagtrip geeft iemand overigens

gemiddeld een kleine 140 gulden uit. Elke bezoeker die verleid wordt langer dan een dag in

de stad te blijven geeft echter gemiddeld 256 gulden per dag uit (exclusief overnachting).

Toeristische indeling op basis van verblijfsduur

1. Dagtoerisme., enkele uren tot een hele dag,

2. Verblijfstoerisme: één of meer nachten.

A. Korte vakanties: 1 tot 3 overnachtingen;

B. Lange vakanties: 4 overnachtingen of meer

In de bedrijfstak bieden momenteel zo'n 45.000 bedrijven aan 395.000 mensen werk (circa

273.000 arbeidsjaren). Dit is 6,1% (5,4%) van de totale werkgelegenheid. In veel

binnensteden en plattelandsgemeenten is de toeristische sector zelfs al de grootste

werkgever. Met een groei in directe werkgelegenheid tussen 1995 en 1998 van 10,6% is het

één van Nederlands sterkst groeiende sectoren van de afgelopen jaren.

Bron: De Wereidorganisatie voor Toerisme, Spits, 30 januari 2001.

10

De totale aaromzet van de sector wordt geraamd op ruim 50 miljard gulden, waarvan ruim

75% (37,8 miljard) voor rekening komt van de binnenlandse dag- en verblijfsrecreatie,

2

aankoop van toeristisch-recreatieve goederen en inkomend toen'sme . Hiermee is de

toeristische sector in Nederland groter dan bijvoorbeeld de transportsector, het bank- en

verzekeringswezen of de voedings- en genotsmiddelenindustrie. Staatssecretaris Ybema

van Economische Zaken verwacht zelfs dat de omzet van de sector in de komende vijf jaar

verder zal groeien naar zo'n 75 miljard gulden per jaar'.

Toerisme in Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant staat vooral bekend als een aantrekkelijke bestemming voor een

dagje-uit' of een 'tussendoor-vakantie'. Na Gelderland komt Brabant immers op de 2 eplaats

e

wat dit soort korte vakanties betreft (4 plaats voor de langere vakanties). In totaal brengen

zo'n 2 miljoen Nederlanders hun jaarlijkse vakantie door in de provincie. Dit is ruim 13% van

alle binnenlandse vakanties (korte en lange vakanties). Van de buitenlandse toeristen komt

circa 6% naar Brabant (vooral Belgen, Duitsers en Engelsen). Het aantal dagtochten van de

eigen inwoners en de bezoekers van buiten de provincie (vooral inwoners van de randstad)

wordt geschat in de orde van 130 miljoen per jaar (verdeeld over buitenrecreatie,

stadsbezoek, sportactiviteiten, culturele evenementen en de attractieparken). De totale

jaaromzet van de toeristisch-recreatieve sector in Brabant wordt geschat op een kleine 4

miljard en er werken in totaal circa 56.000 personen, waarvan 39.000 fulitirne4

Toerisme in Zuldoost-Brabant en de Peel

Ook Zuidoost-Brabant pikt een graantje mee uit de toeristische ruif. Hoe veel weet niemand

precies, aangezien er geen goede recente gegevens beschikbaar zijn. Cijfers uit 1993

spreken over een jaaromzet van circa 900 miljoen gulden, terwijl de toeristische sector in

1995 aan ongeveer 9.400 mensen werk bood (waarvan 6.100 fulitime)5. In de Peet wordt het

jaarlijks aantal toeristische overnachtingen momenteel geschat op ruim 3 miljoen en uit een

in 1996 gehouden KPMG-onderzoek blijkt verder dat 65% van de Nederlanders bekend is

met de naam De Peet (ooit geweest, ooit iets overgelezen of gehoord). Als de belangrijkste

imagokenmerken werden hierbij genoemd: traditionele gezelligheid, gemoedelijke sfeer en

rust en natuur (wandelen en fietsen). Bijna 80% van de mensen die een dagtocht naar de

Peet ondernemen zijn er actief op uit. Bijna 50% van hen is daarbij specifiek geïnteresseerd

in cultuur en voor ruim 1 0% vormt stedelijk bezoek de belangrijkste activiteit tijdens een

dagtocht. Verdeeld naar leeftijd is 25% van de bezoekers tussen de 35 en 40 jaar, op de

voet gevolgd door de groep 25 tot 34 jarigen met 23%. Meer dan de helft (53%) van de

bezoekers zijn gezinnen met kinderen, terwijl 39% van hen deel uitmaakt van de hoogste

sociale klasse. 59% van de bezoekers, tenslotte, is afkomstig uit de Randstad

Toerisme in Heimond

Heimond telt als vijfde stad van Brabant ruim 80.000 inwoners en wordt als gevolg van

aansprekende nieuwe woongebieden als Dierdonk en Brandevoort steeds populairder als

woonstad. Ook als werkstad heeft Hetmond een naam hoog te houden. Als centrum van

moderne fabricage techniek is de werkgelegenheid de afgelopen 1 0 jaar met 20%

toegenomen. Alleen op toeristisch-recreatief gebied heeft de stad (nog) geen omvangrijke

traditie. In het "Toeristisch-Rekreatief Ontwikkelingsplan Heimond-Centrum" (TROP) uit

1996, komt het onderzoeksbureau de Vries & Hopman dan ook tot de conclusie dat de

gemeente Heimond ais bestemming voor toeristisch-recreatief bezoek vanuit de regio en

daarbuiten vooralsnog een relatief bescheiden positie in neemt.

2Bron: NBT (1999). Heel toeristisch Holland in een klein boekje.

3Bron: Recreatie, oktober 2000, 30e jaargang, pagina 39.

4Provincie Noord-Brabant (1 995). Beleidsvisie toerisme en recreatie. Pagina 1 9.

5WVB-Marketing Advies (1995). Toeristische organisatie en promotie in Zuidoost-Brabant Pagina 2.

6SRE (2000). Toeristische Ontwikkelingsvisie De Peet. Pagina 37-42.

Het totale aantal bezoekers aan Heimond werd door de onderzoekers in 1996 geschat op

net iets meer dan een miljoen. De totale omvang van de toeristisch-recreatieve bestedingen

en de daarbij behorende arbeidsplaatsen werd voor dat zelfde jaar geschat op zo'n 43

miljoen gulden en respectievelijk 270 arbeidsplaatsen7. Het rapport geeft ook aan dat

Heimond op toeristisch-recreatief gebied duidelijke groeikansen heeft. Harde gegevens zijn

echter niet beschikbaar.

2.2 Vraag- en Aanbodontwikkelingen

De enorme groei van toerisme en recreatie is het directe gevolg van een aantal

fundamentele veranderingen op het gebied van vraag en aanbod.

De Onvoorspelbare Consument

Het onvoorspelbare gedrag van de hedendaagse toerist of recreant is opvallend. Vaak lijken

ontwikkelingen daarbij tegengesteld. Het ene moment wil hij rust en even later zoekt hij

spanning en sensatie. Hij of zij is niet meer in traditionele hokjes te stoppen. De moderne

toerist verdient tegenwoordig immers goed, maar tegelijkertijd heeft hij minder vrije tijd om

dat geld uit te geven. Ook is hij hoog opgeleid en heeft hij aanzienlijk meer reiservaring dan

vroeger. Zowel sociaal-cultureel als ruimtelijk heeft hij bovendien een aanzienlijk ruimere

actieradius (zie bijlage 3 voor verdere details . Van een duidelijke maatschappel"ke

standshiërarchie is immers geen sprake meer zodat zowel van populair vermaak als van een

klassiek concert wordt genoten en met de komst van de moderne transport middelen staat

afstand dergelijke bezoeken al helemaal niet meer in de weg. Gevolg van deze

ontwikkelingen is een kritische consument met meer aandacht voor de prijs-

kwaliteitverhouding, die bovendien meer verschillende activiteiten wil ondernemen en zijn

schaarse tijd daarbij efficiënter wil benutten. Aansluitend op dit wisselende

consumentengedrag zien we dan ook het aantal korte vakanties sterk groeien. Naast lange

reizen naar exotische bestemmingen wil men tevens één of meerdere keren kort op

vakantie. Het toenemende interesse in cultuur maakt daarbij dat stedentrips zeer sterk in de

lift zitten. In de drukte van alle dag groeit echter ook de belangstelling voor rustiek en natuur.

Helemaal ideaal is dus een korte vakantie waar beide elementen gecombineerd kunnen

worden.

Definitie Cultuurtoerisme

Alle activiteiten van personen die buiten hun normale omgeving reizen met de

intentie nieuwe informatie en ervaringen op te doen om hun culturele behoeften

te bevredigen.

Cultuurtoerisme is de laatste jaren dus in opkomst. De moderne cultuurtoerist, hoewel een

echte kameleon in zijn gedrag, heeft een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Hij of zij

heeft een relatief hoge opleiding en veel reiservaring. Door het relatief hoge inkomen wordt

bovendien vaak een behoorlijk budget besteed. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 40 en

60 jaar en het aandeel actieve senioren neemt gestaag toe. De cultuurtoerist probeert

bovendien in relatief korte tijd veel hoogtepunten van een stad te bezoeken. Belangrijke

randvoorwaarde voor cultuurtoerisme is dan ook de aanwezigheid van een historische

binnenstad met een zekere omvang. Steden met veel imposante monumenten en nationale

musea, zoals Amsterdam, worden in gemiddeld 2 á 3 dagen geconsumeerd. In kleinere

steden bedraagt het gemiddelde verblijf van de toerist slechts enkele uren. Een half dagdeel

wordt als minimale maatstaf gehanteerd om bezoekers van andere bestemmingen te laten

afzien. Het aandragen van allerlei afgeleide stimuli (gezellige winkels, horeca etc.) vertraagt

echter de snelheid van de cultuurtoeristische ronde door de stad. Een gecombineerd

arrangementenaanbod met cultuurhistorische en toerisch~recreatieve

bezienswaardigheden in de omliggende regio maakt het plaatje compleet. Hierdoor wordt de

kritische omvang eerder bereikt.

7 De Vries & Hopman. TROP. Pagina 14.

12

Wanneer de stadstoerist zijn visite al interessant vindt zónder direct de intentie te hebben

een bezoek aan een museum of attractie te plegen, zal zo'n bezoek bovendien de kiem van

een herhaling in zich hebben.

Vergaande Vervlechting

De grenzen tussen voorheen strikt gescheiden markten en sectoren is in hoog tempo aan

het vervagen. Toerisme, cultuur en detailhandel zijn niet langer het exclusieve domein van

de eigen sector. De traditionele waterscheiding tussen recreatie, toerisme, kunst, cultuur,

sport, vermaak, media en detailhandel is aan het verdwijnen. Toeristen en recreanten

ontdekken massaal de vrijetijds-, of de leisuremarkt. De verschillende werelden beginnen

elkaar langzaam maar zekere te begrijpen en zien in dat zij elkaar over en weer kunnen

versterken. De toeristische sector is dan ook volop in beweging. Overal zien we nieuwe

initiatieven en samenwerkingsverbanden ontstaan. Consumenten willen immers in groten

getale allemaal wat anders, meer variatie en vooral waar voor hun geld. Kleinschalige

accommodaties hebben daarbij goede kansen als het gaat om variëteit en persoonlijke

aandacht. Met de toenemende reiservaring nemen immers ook de eisen op het gebied van

kwaliteit en service toe. Deskundig gastheerschap is in de toekomst één van de, zo niet hét

belangrijkste aspect, waarop de concurrentiestrijd zich zal concentreren.

De verschuiving van massatoerisme naar maatwerktoerisme stelt niet alleen specifieke eisen

aan het product, maar heeft ook grote gevolgen voor de promotie en distributie. Juist in deze

belangrijke schakel tussen vraag en aanbod vindt momenteel een grote (r)evolutie plaats. De

belangrijkste oorzaak hiervan is de opkomst van de nieuwe media. Het is niet te zeggen hoe

dit op langere termijn precies zal uitpakken. Al wel is duidelijk dat het aantal tussenschakels

zal verminderen. Het proces van informatieverzameling, reserveringen en boekingen schuift

steeds meer in elkaar. Nieuwe media maken één-op-één communicatie mogel"k, evenals

(inter)nationale vergelijking van informatie en prijzen. De functie van bijvoorbeeld de W\rs

zal hierdoor sterk veranderen. De toeristisch-recreatieve sector zal steeds minder gebruik

kunnen maken van tussenschakels en moeten rechtstreeks met de consument zaken doen.

lnternet biedt op middenlange termijn goede mogelijkheden om dit effectief te doen.

Op korte termijn is directe consumentenbenadering echter alleen haalbaar door bundeling

van krachten. Arrangementen en ketenbenadering staan centraal. De moderne toerist wil

daarbij overigens niet meer van het zelfde. maar hij of zij is juist opzoek naar unieke

ervaringen, die elders niet gevonden kunnen worden. Historiciteit en authenticiteit bieden bij

uitstek de mogelijk tot onderscheiding. Men Wil genieten van het typische eigene van een

stad enlof streek: wat heeft mensen bewogen zich te gedragen zoals ze hebben -qedaan.

Niet alleen het geëxposeerde is daarbij belangrijk, maar vooral ook de wijze waarop men

exposeert is van belang. De ervarings- of belevingswaarde staat immers centraal.

Thematisering en het bieden spektakel zijn het gevolg. Alles wordt vermaak.

13

3. GEMEENTELIJK BELEID

Binnen de gemeente Heimond is tot op heden nog geen echt structureel en geïntegreerd

toeristisch-recreatief beleid tot stand gekomen. In 1996 heeft het onderzoekbureau de Vries

& Hopman weliswaar een eerste poging gedaan met haar Toeristisch-Recreatief

OntWikkelingsplan (TROP) voor het centrum, maar dit heeft nog geen structureel vervolg

gekregen. Dit betekend zeker niet dat er sindsdien niets is gebeurt (zie ook paragraaf 3.2).

Wat echter ontbreekt is een duidelijke overkoepelde thematische samenhang en structurele

samenwerkingsverbanden op toerisfisch-recreatief gebied. Uit het in december 1999 door

het Ministerie van Economische Zaken gepubliceerde "Benchmark gemeentelijk

ondernemingsklimaaf', blijkt dan ook dat Heimond met een beoordelingscijfer van 5,9 zeer

matig scoort op het gebied van haar toeristisch beleid (van de 25 grote gemeenten scoren

alleen Heerlen en Eindhoven slechter)'.

Om deze achterstand in te lopen heeft de gemeente zowel in het Meerjaren Ontmkkelings

Programma (MOP)L 999-2003 als in de Integrale Stadvisie Heimond 201 0 de ambitie

uitgesproken om de 'culturele, toeristische en recreatieve potenties van de stad te

,2

versterken . Ook de inwoners van Hetmond willen dit. Nu zijn zij immers nog uitgesproken

ontevreden over het toeristisch-recreatief profiel van de stad. Uit, in het kader van de

Kernstadvisie gehouden, onderzoek blijkt namelijk dat zij van alle onderzochte items het

3

minst tevreden zijn over de toeristische aantrekkelijkheid van hun stad .

Tabel 3.1 Toeristische aantrekkelijkheid Heimond

50

45

40

35

30

25

20

3.5

r&e eens Neutra 1We oneens 1 mee oneens NIR

Een sterke stedelijke identiteit en een positief imago zijn essentiële voorwaarden voor een

gezond maatschappelijk en economisch functioneren. Met een goeddoordacht toeristisch

beleid kan een stad zich onderscheiden van én verbinden met haar buurgemeenten. De

gemeentelijke overheid heeft bovendien een zeer specifieke, vooral regisserende, rol bij de

realisatie van 'nieuW'toeristisch-recreatief aanbod. Van de gemeente wordt verwacht dat zij

het voortouw neemt om ontwikkelingen op gang te brengen en daarvoor vooraf een visie

ontwikkelt. Alleen dan kunnen immers (ver)nieuwe(nde) verbanden worden gelegd tussen

commerciële en maatschappelijke functies.

Om de bescheiden toeristisch-recreatieve positie van Hetmond te verbeteren formuleerde de

Vries & Hopman in haar TROP-rapport uit 1996 de volgende toeristisch-recreatieve visie:

'Het toekomstige Helmond is een gemoedelijke provinciestad met een compact, maar vooral

kloppend stadshart, dat zich kenmerkt door.

- een kwalitatief hoogwaardige uitstraling,

- enkele beeldbepalende elementen die "Hetmonds-eigen'zijn;

M

2 inisterie van Economische Zaken. Benchmark gemeentelijk ondememersklimaat Pagina 19.

3 MOP Hetmond, 8"te programmapunt economische structuur, pagina 22.

Priority Search Benelux (2000). Eindresultaten Toetsing Kemstadvisie 2010. Pagina 30.

14

een multifunctioneel karakter, waarin het recreatief winkelen een prominente plaats inneemt,

maar dat daarnaast uitnodigt (prikkelt) tot het ondernemen van andere toeristisch-recreatieve

activiteiten. '

Het belangrijkste knelpunt bij de verwezenlijking van deze toekomstvisie bestond volgens de

onderzoekers uit het gebrek aan samenhang en ruimtelijke en functionele afstemming tussen

de diverse toeristisch-recreatieve voorzieningen. In de ogen van de Vries & Hopman en in

het verlengde daarvan het college van B&W en de gemeenteraad moesten daarom een

tweetal strategische projecten worden uitgewerkt, te weten: themakeuze en

samenwerkingstructuur. Zonder deze twee projecten zou de gewenste toeristisch-recreatieve

ontwikkeling van Heimond immers niet tot stand kunnen komen.

3.1 Industrieel Erfgoed als Themakeuze

Met betrekking tot de keuze en implementatie van een overkoepelend toeristisch-recreatief

thema voor de stad golden volgens de Vries & Hopman een viertal uitgangspunten:

1 . Het thema moet'de ladina dekken': de verwachtingen die worden gewekt moeten

inderdaad waargemaakt (kunnen) worden;

2. Kiezen voor één overkoepelend thema dat iedere keer terugkomt en van waaruit

subthema's kunnen worden benoemd, afhankelijk van de te promoten activiteit of object;

3. Voortbouwen op de karakteristieke (historische) eigenschappen van Heimond en haar

centrum en streven naar uniciteit;

4. In spelen op het toenemende belang van het persoonlijke en sociale contact tussen

productaanbieder en consument (de menselijke maat)g 1

Bij de verdere uitwerking van de themagerichte aanpak kozen de onderzoekers in der tijd

echter voor een puur promotionele invalshoek (Heimond nodigt u uit!). De onderzoekers

meenden immers dat productontwikkeling en promotie niet zonder elkaar kunnen. De toerist

komt namelijk niet vanzelf naar Heimond en haar centrum, maar zal daartoe moeten worden

uitgenodigd en gemotiveerd, aldus de Vries & Hopman. Zonder afbreuk te willen doen aan

het waarheidsgehalte van deze strategie, kleeft er echter ook een belangrijk nadeel aan. Het

toeristisch-recreatieve imago van de stad wordt zo immers op zijn best een diffuse optelsom

van de verschillende bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen en projecten. Dit

gegeven wordt nog eens versterkt, wanneer die stad al een zwak profiel als toeristisch-

recreatieve bestemming heeft.

Logischer lijkt het dan ook om de stad vanuit één alles overkoepelend inhoudelijk toeristisch-

recreatief thema te belichten en daar de diverse toeristisch-recreatieve (centrum)projecten

direct óf indirect aan te koppelen: Heimond als oude en gemoedelijke Brabantse

industriestad met vele toeristisch interessante gezichten. Er zou met andere woorden veel

meer geopereerd moeten worden vanuit één totaalconcept.

De toegankelijkheid en presentatie van de afzonderlijke onderdelen van het Heimondse

toeristisch-recreatieve product moeten weliswaar verbeterd worden, maar daarnaast moeten

deze vooral ook aan elkaar en aan andere producten en activiteiten gekoppeld worden. Tot

nu toe wordt er nog veel te veel objectgericht gewerkt. De stad en haar verschillende

toeristische producten en activiteiten moeten veel meer conceptgericht vanuit een

gemeenschappelijk thematisch 'heritage'-programma worden gepromoot.

Het gebruik van het in de stad aanwezige industriële erfgoed ligt hierbij voor de hand. De

identiteit van een stad moet immers authentiek zijn. Een natuurlijke symbiose tussen wat

men biedt en wat men is. Industrieel erfgoed sluit goed aan bij de identiteit en het imago van

Hetmond.

4De Vries & Hopman Partners. TROP. Pagina 26.

5 De Vries & Hopman Partners. TROP. Pagina 45.

15

Tot het ongekend brede en diverse terrein van het 'industrieel erfgoed' behoren- oude

fabrieksgebouwen, pakhuizen en silo's; kanalen, sluizen en bruggen; tram- en treinstations

en remises; vuurtorens, watertorens en gemalen. Al deze en nog vele andere soorten

gebouwen en objecten worden ook wel aangeduid als 'monumenten van bedrijf en techniek',

'gedenktekens voor de werkende mens' of 'tastbare herinneringen aan afgesloten fasen in

de ontwikkeling van bedrijf en techniek'. Kortweg gezegd alle overblijfselen die, sinds

ongeveer 1850, herinneren aan de industriële revolutie behoren tot het industn'ëie erfgoed.

De gehele periode, tot aan vandaag. Dat betekent dat we ook moderne objecten tot het

industriële erfgoed mogen rekenen. Belangrijk is echter of een gebouw een rol heeft

gespeeld of speelt in een industrieel proces. Ook arbeiderswijken en directeursvilia's kunnen

ertoe worden gerekend. Dat zijn tenslotte ook producten van industrie (zie ook bijlage 4).

Op basis van het voorgaande kan het project Industrieel Erfgoed Toerisme derhalve

worden gedefinieerd als de ontwikkeling van een typisch Heimonds cultuurtoeristisch en

cultuurrecreatief programma, waarbij een aantal voorheen niet noodzakelijkerwijs

verbonden contexten op basis van het thema industrieel erfgoed op structurele wijze met

elkaar in verband worden gebracht.

3.2 Enkele Concrete Voorbeeldprojecten

Hieronder volgen een aantal lopende projecten die voor een dergelijke overkoepelende

thematische aanpak in aanmerking zouden kunnen. De hier genoemde initiatieven zijn

overigens bedoeld om een beeld te geven van de vele mogelijkheden en hebben derhalve

geenszins een gelimiteerd karakter.

Herontv%@ikkeling Centrum

Speerpunt in het huidige gemeentelijk beleid is de herontwikkeling van het stadscentrum. De

laatste 20 jaar heeft Heimond een enorme ontwikkeling doorgemaakt, zowel in de groei van

het aantal inwoners als qua bedrijvigheid. De ontwikkeling van het centrum blijft op dit

moment echter nog sterk achter bij de ontwikkelingen in de rest van de stad. Dit uit zich niet

alleen in kwantitatieve, maar ook in kwalitatieve zin. De concurrentie van de omliggende

steden en dorpskemen wordt dan ook hard gevoeld. Het onderzoeksbureau BVR ziet met

name de onsamenhangende structuur van het centrum en het ontbreken van

publiekstrekkers als de grote boosdoeners. De combinatie van een middag winkelen,

museumpje pikken, vervolgens lekker eten en daarna een leuke voorstelling is een wijze van

tijdsbesteding die in Heimond nog niet vanzelfsprekend lijkt te zijn. En op het gebied van

evenementen, entertainment, toerisme en recreatie zijn bovendien geen permanente of

jaarlijks terugkerende (boven)regionale trekkers te vinden, aldus het onderzoeksbureau.

Zoals reeds geconstateerd heeft de gemeente Heimond in de Integrale Stadsvisie 201 0

vastgelegd dat het haar ambitie is om de betekenis van de stad en haar centrum voor de

Heimonders, voor de regiobewoners en zelfs voor mensen buiten de regio te vergroten. Dat

houdt in dat zowel in de fysiek-ruimtelijke zin als in de programmatische sfeer (waaronder

toerisme en cultuur) het centrum een enorme impuls zal gaan krijgen. BVR formuleert deze

ambitie als volgt:

Heimond Doe-stad

Het kerngebied kiljgt de sfeer van een kleinschalig en overzichtelijk verblijfsgebied met

aangename groen ingerichte openbare ruimten waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en

kinderen kunnen spelen. Er is levendigheid op straat en het Kanaal (Zuid Willemsvaart) en de

Markt zijn ingericht als verbliffsruimten met teffassen, mogelijkheden voor sport en spel en

culturele activiteiten. (... ) De omvang en schaal van het centrum van Heimond geeft dit gebied

een eigen onderscheidende kwaliteit ten opzichte van het grootsteedse Eindhoven en de

dorpen in de Pee]. Het zichtbaar maken van het industrieel verleden en het betrekken van het

kasteel bij het centrum geven het centrum een eigen sfeer en uitstraling.6

6 Bouwstenen Heimond Centrum. BVR, november 2000, pagina 1 9.

16

Teneinde een betere benutting en verdere ontwikkeling van de aanwezige toeristisch-

recreatieve kwaliteiten te realiseren dient ruimtelijk en organisatorisch veel nadrukkelijker

samenhang te worden aangebracht tussen de diverse culturele voorzieningen, evenementen

en uitgaansvoorzieningen. Hierbij wordt door BVR en de gemeente ondermeer gedacht aan

een intensivering van het monumentenbeleid, ontsluiting van het industrieel erfgoed,

herontwikkeling van de oude binnenstedelijke industrieterreinen, stimulering van bovenlokate

evenementen en verbetering van de beeldkwaliteit van het centrum door aanpassing van de

(gevels van) gebouwen en door aanpassingen in de openbare ruimte. Ook wordt er naar

gestreefd om het stedelijk toeristisch-recreatief voorzieningenniveau verder uit te bouwen,

teneinde de dag- en verblijfsrecreatieve aanwezigheid te kunnen verlengen.

Programmatische invullingen in het kader van een project Industrieel Erfgoed Toerisme zijn

mede afhankelijk van een heldere en samenhangende stedenbouwkundige structuur.

Volgens onderzoeksbureau BVR is het stedenbouwkundige ontwerp zelfs de motor voor

succes. Voor het project Industrieel Erfgoed Toerisme worden de volgende, in het kader van

de herontwikkeling van het centrum tot 2010 genoemde, bouwstenen relevant geacht:

Industrieel Erfgoed zal worden behouden en opgewaardeerd;

De noordrand van het centrum zal worden ontwikkeld tot en Kunst- en Cultuurcentrum,

Beiden zijden van het kanaal worden bij het centrum betrokken met mogelijkheden voor

buitenactiviteften aan en op het water;

¿ Boscotondo en Kasteel worden op het centrum aangesloten;

¿ Verbetering uitstraling, aankleding en directe omgeving van de Kasteeltraverse;

¿ Dichten van gaten in het centrum en voorkomen en verbeteren van achterkantsituaties-,

¿ Openbare ruimten worden opgewaardeerd en uitnodigend gemaakt voor gebruik,

(Historische) gevels worden opgeknapt;

Bepalen en inrichten van een aantrekkelijk wandelcircuit;

Herstellen en toevoegen van de aanloopstraten naar het centrum;

Natuurlijke koppeling van het centrum met Binnenstad-oost;

Om het centrum al op korte termijn een impuls te kunnen geven, acht BVR het noodzakelijk

dat een aantal maatregelen direct worden opgestart. Deze discussienota is een direct

uitvloeisel van de maatregel om een activiteitenprogramma op cultuur en vermaak op te

stellen en uit te voeren. Tevens biedt het thematische aanknopingspunten voor de start van

een promotiecampagne voor het centrum. Alle andere door BVR genoemde maatregelen

ondersteunen en versterken indirect de eventuele ambities in het kader van een project

Industrieel Erfgoed Toerisme.

Herinrichting Kanaagzone en Historische Schepen

Dit jaar is het 175 jaar geleden dat de Zuid-Willemsvaart werd gegraven. Door de aanleg van

deze transportas kwam de Heimondse industrie tot grote bloei. Langs 'de Knaal' verrezen in

Noord-zuidelijke richting dan ook een groot aantal fabrieken. Naast de textiel- en

metaainijverheid, vooral ook de voedingsmiddelen- en houtwarenindustrie.

Na de omlegging van de Zuid-Willemsvaart in 1994 werd besloten om deze oude

binnenstedelijke kanaalzone ingrijpend te renoveren. Recentelijk is de eerste fase van deze

hehndchting afgerond. Na het gereedkomen van de nieuwe rondweg aan de oostzijde van

de stad (medio dit jaar) zal voortvarend worden gestart met de tweede fase, waarbij de

Kanaaldijk Noordwest wordt aangepakt. Na afronding zal de stad beschikken over een

prachtig ingerichte kanaalboutevard die beide zijden van het centrum met elkaar in

verbinding brengt.

Naast dit fysieke aspect is er ook uitdrukkelijk gekeken naar de functionele aspecten. Om de

toegankelijkheid van het stadcentrum voor de recreatievaart te waarborgen is onlangs

besloten Sluis 7 te behouden en in oude luister te herstellen. Ook is er eerder in dit verband

besloten tot de aanleg van een passantenhaven ten noorden van de Julianabrug.

17

De aanleg hiervan wordt echter vertraagd aangezien de Gemeente Laarbeek zich tot op

heden weinig bereidwillig heeft getoond om medewerking te verlenen aan een permanente

openstelling van deze noordelijke tak van de binnenstedelijke kanaalzone voor

recreatievaart. Een andere functionele invulling, met een hoge toeristisch-recreatieve

attractiewaarde, is het gebruik van de kanaalzone als semt-permanente ligplaats voor

historische schepen die zo'n bepalende rol hebben gespeeld bij de industriële ontwikkeling

van onze stad. Bij wijze van proef is er begin dit jaar ter hoogte van de Keyserinnendaal een

fraaie honderd jaar oude aak afgemeerd. Bij Open Monumenten Dag 2000, met als thema

water, is reeds gebleken dat de aanwezigheid van een dergelijk historisch bedrijfsvaartuig de

levendigheid van het kanaal en het centrum ten positieve beïnvloed en als extra attractie

bijzonder gewaardeerd werd door de organisatie en bezoekers.

Een heringerichte binnenstedelijke kanaalzone (als 'stromend' industrieel monument) en de

aanwezigheid van historische bedrijfvaartuigen gekoppeld aan laagdrempelige evenementen

zoals Open Monumenten Dag lijken in het kader van een project Industrieel Erfgoed

Toerisme vele mogelijkheden te bieden. In dit verband kan worden opgemerkt dat we ons

verleden nog te weinig koesteren. Het verlangen om de bezoekers een 'vorige wereld'

binnen te laten treden is in de stad nog niet sterk ontwikkeld. Ook de informatievoorziening

en presentatie kan veel spannender. Eén van de technieken om de presentatie van het

industriële erfgoed te verbeteren is de 'living history'-methode, waarbij de geschiedenis wordt

gereconstrueerd en gedramatiseerd.

industrieel Erfgoed Route en de Ontsluiting Oude Industrieën

In 1998 heeft de gemeente Hetmond in het centrum een toeristische wandelroute

gerealiseerd met als thema 'Een stad van stof & staal'. Naast de middeleeuwse historie

worden ook vele sporen uit het industriële verleden in het stadscentrum via een fraai

vormgegeven routebewegwijzeringsysteem onder het voetlicht gebracht. Met de opening van

het Boscotondocomplex zal deze bewegwijzering moeten worden aangepast met het nieuwe

stadswinkel, kunsthal, bioscoop en fiimhuis. Bovendien ligt Heimond midden in een gebied

vol natuurschoon met vele wandel-, fiets en vaarroutes. Zo is in de Peel afgelopen zomer

een nieuw fietsroutenetwerk geopend. Bij dit uit België afkomstige systeem staan

keuzevrijheid en flexibiliteit voorop. Zogenaamde knooppunten vormen immers de basis van

het systeem, waardoor de toerist/recreant zelf bepaald welke route en hoeveel kilometer

wordt gereden. Om de stad en het platteland goed op elkaar te laten aansluiten zullen medio

dit jaar ook de stedelijke gebieden Heimond en Eindhoven op dit netwerk worden

aangesloten.

In het kader van het Industrieel Erfgoed Toerisme zou hierop aansluitend een speciale

themaroute ontwikkeld kunnen worden. Via deze stedelijke wandel- én fietsroute zouden

toerist en recreant op ontdekkingsreis kunnen gaan langs Heimonds industriële verleden.

Naast de diverse monumentale fabrikantenvilia's aan de westzijde van de stad of de

restanten van de typische vooroorlogse arbeiderswijken in Binnenstad-Oost, kunnen ook

minder voor de hand liggende locaties en objecten worden aangedaan. Zo zouden

bijvoorbeeld de vlak naast elkaar gelegen Rooms Katholieke en Nederlands Hervormde

begraafplaatsen kunnen worden bezocht. Hier zijn immers de imposante grafmonumenten

van bekende Heimondse industriëlen te bezoeken. Uiteraard zouden ook de nog bestaande

historische fabriekscomplexen langs de binnenstedelijke kanaalzone, musea

(Gemeentemuseum, Jan Vissermuseum) en de verschillende thematische expositieruimten

(Archiefdienst, Industrieel Erfgoed Hetmond e.d.) in de route kunnen worden opgenomen.

In het kader van een dergelijke Industrieel Erfgoed Route zou het zeer de moeite waard zijn

wanneer het mogelijk is om ook daadwerkelijk een (groeps)bezoek te kunnen brengen aan

één of meerdere van de nog in het centrum operationeel zijnde industrieel-historische

bedrijven. Hoewel met de sloop van het Begemannterrein en het binnenkort uit de markt

halen van de winkelnaam EDAH belangrijke iconen van de oude Heimondse industrieën

verdwijnen, wordt er toch ook nog steeds volop geproduceerd aan de Kanaaldijk.

18

Zo heeft de directie van de N.V. P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabrieken (beter bekend

als Vlisco) onlangs in het kader van het project Industrie Toerisme Zuidoost-Brabant, te

kennen gegeven haar bedrijfspoorten open te willen stellen voor toeristisch georiënteerde

bedrijfsbezoeken. Het project Industrie Toerisme Zuidoost-Bra ant is een gezamenlijk

initiatief van de Kamer van Koophandel Zuidoost-Brabant, de regio VW Kempen en Peel,

alsmede de gemeenten Findhoven en Heimond en heeft tot doel de promotie van de regio

als de Industriële Mainport van Nederland te ondersteunen middels de organisatie van

7

toeristisch georiënteerde bedrijfsbezoeken . Binnenkort kan er dus een kijl(te worden

genomen achter de schermen van dit gerenomeerde Heimondse textielbedrijf. Naast het

Vliscomuseum zouden wellicht ook andere historische bedrijfsmusea voor publiek ontsloten

kunnen worden. Het project Industrieel Erfgoed Toerisme zou derhalve samen met het

Project Industrie Toerisme (met de nadruk op de moderne industriële ontwikkelingen in de

regio) een prachtig beeld kunnen opleveren van het industriële verleden én heden van de

stad.

Herinrichting Gemeentemuseum

Primaire voorzieningen fijn de toeristisch-recreatieve attracties die door toeristen bewust

worden gekozen als bestemming voor een bezoek. Dergelijke voorzieningen vormen tevens

de basis waaromheen het imago en de reputatie van het toeristisch-recreatieve product kan

worden opgebouwd. Het Gemeentemuseum Heimond is zo'n primaire voorziening voor %A@

stad. Zij neemt sinds haar oprichting eind jaren zeventig immers een vooraanstaande positie

in binnen het gemeentelijk kunst- en cultuurbeleid. Naast het feit dat het museum gehuisvest

is in het middeleeuwse kasteel (als'magische plek'de belangrijkste toeristische

bezienswaardigheid van de stad) herbergt zij een belangrijke collectie die in het kader van

het project Industrieel Erfgoed Toerisme een centrale positie in zou kunnen nemen, te weten

de collectie Mens en Werk.

Het Gemeentemuseum Heimond is binnen Nederland het enige museum dat met ziin

internationale collectie Mens en Werk een relatie legt tussen arbeid en aanverwante thema's

enerzijds en de beeldende kunst anderzijds. De directe aanleiding om destijds voor dit

verzamelgebied te kiezen was het industriële verleden van de stad. Het museum wilde

namelijk meer dan een historische vastiegging van dit verleden, men wilde vanuit een

kunsthistorische context beeldende kunst met voorstellingen van 'werk' in de meest ruime zin

van het woord verzamelend. De collectie omvat tal van schilderijen, foto's, tekeningen,

beelden, affiches, boek- en tijdschriftillustraties, die qua onderwerp allemaal met arbeid te

maken hebben. Maar ook gerelateerde thema's worden verzameld, zoals werkloosheid,

sociale strijd, vermaak van de arbeidersklasse, werkomstandigheden of politieke

spotprenten, het stadsbeeld of het industrielandschap etc. Het merendeel van de collectie

omvat kunstwerken van Nederlandse kunstenaars uit de periode vanaf 1850 tot 1950.

Bekende namen zijn bijvoorbeeld G.H. Breitner, Jan en Charley Toorop, Ed van der Eisken,

lsaäc lsraëls en Herman Heijenbrock.

Het museum is voornemens om de opstelling van de collectie ingrijpend te veranderen, na

het aanstaande vertrek van de politieke functies en de daarop volgende herinrichting van het

kasteel. In de nieuwe opzet zal het accent komen te liggen op de wisselwerking tussen de

visie van de kunstenaar op de kunst van zijn tijd en z"n visie op de maatschappelijke,

politieke, industriële en andere binnen het thema Mens en Werk relevante veranderingen.

De kunstenaar wordt als het ware met zijn werk in zijn tijd geplaatst. Daarbij zal worden

ingegaan op vragen, als waarom kozen kunstenaars (of één bepaalde kunstenaar) voor een

bepaalde visualisering van het thema industrie en arbeid? Wat was hun maatschappelijke

invloed? In hoeverre werden kunstenaars beïnvloed door maatschappelijke, sociale en

politieke ontwikkelingen? Dit vooral verhalende en informatieve concept is uniek en vanuit

zowel toeristisch, educatief en promotioneel oogpunt derhalve zeer interessant.

7Naast de Vlisco zal ook de Heimondse Foodsector verenigt rond de Huijbregts Groep binnenkosrt

haar deuren openen.

8 Gemeentemuseum Heimond (1999). Collectieplan op hoofdlijnen. Pagina 1 1.

19

Zeker wanneer er ook gebruik gemaakt gaat worden van moderne muitimedia

presentatietechnieken. Voor de zogenaamde grijze golf onder de cultuurtoeristen lijkt deze

collectie bovendien uitermate geschikt om in combinatie met een bezoek aan bijvoorbeeld

het bedrijfsmuseum van de Vlisco en een lunch in een gezellig Heimonds restaurant als

arrangement te kunnen aanbieden. Daarnaast bestaat er al langere tijd een belangrijk

educatief programma rond de collectie gericht op scholen in het basis- en voortgezet

onderwijs. Cultuureducatie is ook binnen een project als Industrieel Erfgoed Toerisme een

belangrijke facet. Beleven komt immers niet vanzelf, en cultuureducatie binnen en buiten de

school biedt goede mogelijkheden (zowel organisatorisch als financieel) om daaraan

serieuze aandacht te besteden. Met de herinrichting van de collectie zal nog dit jaar worden

begonnen. Verder beschikt het museum in de keldergewelven van het kasteel noa over een

stadshistorische collectie, die binnen afzienbare tijd ook opnieuw zal worden ingencht.

Uiteraard wordt binnen deze collectie ook de nodige aandacht geschonken aan het

industriële verleden van de stad.

Hoewel het gemeentemuseum het enige professionele museum in de stad is dat aandacht

besteed aan de vele facetten van het Heimondse verleden middels een vaste opstelling die

het gehele jaar en op vaste tijden te bezichtigen is, zijn er ook andere organisaties en

instellingen actief die raakvlakken hebben met (een deel van) deze collectie. Zo besteed het

Jan Vissermuseum aandacht aan het leven van een agrarische en half-agrarische-half-

stedelijke samenleving uit met name de 1 gde en 20ste eeuw. Verder organiseert de

gemeentelijke Archiefdienst incidenteel in haar pand exposities over Heimondse

industriegerelateerde thema's. Bovendien is zij nauw betrokken bij de herinrichting van de

stadshistorische collectie van het museum. Ook is in Heimond een organisatie actief op het

gebied van Industrieel Erfgoed. Deze stichting heeft een (beperkte) collectie over de

geschiedenis van de Heimondse industrie in haar bezit, die een aantal malen per jaar voor

publiek te bezichtigen is. Mogelijkheden tot samenwerking lijken dus volop aanwezig,

waarmee het Gemeentemuseum Heimond binnen het project Industrieel Erfgoed Toerisme

een spilfunctie zou kunnen vervullen. Niet alleen wat haar unieke collectie betreft, maar ook

haar inbreng van deskundigheid en professionaliteit bij een eventuele samenwerking met

derden is onmisbaar.

Versterking jan Visser Museum en de Stadspoort tot de Pee]

Het Jan Vissermuseum is een klein particulier museum waar het werkend verleden in de

landbouw, handel en nijverheid wordt tentoongesteld. De collectie geeft de geleidelijke

overgang van agrarische naar mechaniserende landbouw en ambachtelijke samenleving

weer. Het museum is gevestigd aan de noordkant van de stad, vlakbij Zwembad De Wissen

en natuurgebied De Bundertjes. Dus zowel inhoudelijk als ruimtelijk bevindt het museum zich

op de scheidslijn van platteland naar stad. Het Jan Visser Museum zou daarmee een

intermediaire positie kunnen gaan innemen ter illustratie van de nauwe verbondenheid

tussen stad Heimond en het platteland van de Peel (bijvoorbeeld via de oprichting van een

club van kleinere Peelmusea e.d.). Al meer dan 800 jaar heeft Heimond, eerst als

vestingstad en later als industriestad, immers een centrale rot gespeeld bij de ontwikkeling

van welbevinden en welvaart van de bewoners in de Peel. Vooral nadat de industrialisatie

haar intreden in de stad deed nam de behoefte aan arbeidskracht explosief toe. Bekende

Heimondse bedrijven als Vlisco en Nedschroef bieden dan ook al velen generaties lang werk

aan mensen die voornamelijk afkomstig zijn uit de eigen regio, zo blijkt uit onderstaand

citaat.

De zich geleidelijk uitbreidende nijverheid bleek niet slechts in staat de natuurlijke

bevolkingsaanwas op te nemen, er ontstond zelfs een tekort aan arbeidskrachten, waarin

moest worden voorzien door aantrekking van werkkrachten van buiten. Zo kwamen, sedert het

midden der vorige eeuw, vele duizenden arbeidersgezinnen zich in Heimond vestigen,

aangetrokken door de hogere tonen der industrie. (... ) Nu was het een gelukkige

omstandigheid dat de nieuwe bewoners overwegend uit de naaste omgeving der stad

afkomstig waren, waardoor de godsdienstige en culturele eenheid van de bevolking bewaard

is gebleven.

20

Zeer vete ingezetenen onder alle lagen van der burgerij kennen nog familiebanden met de9

boerenbevolking uit de omtrek, daar zij pas één of twee generaties lang in Heimond wonen.

Aan het begin van 21ste eeuw heeft Heimond de ambitie uitgesproken om deze

centrumstadpositie van weleer nieuw leven in te blazen. Niet louter en alleen in sociaal-

economisch of cultureel opzicht zijn de stad en streek nauw met elkaar verbonden, ook in

toeristisch-recreatief opzicht kunnen zij samen een sterk geheel gaan vormen. Naast

overdekte attracties in de binnenstad kunnen steden hun toeristisch profiel immers ook

ontlenen aan de recreatieve waarde van de 'groene omgeving'. Heimond moet profiteren van

ziin historische ligging door een nauwe aansluiting tot stand te brengen tussen stad en

landelijk gebied. Zeker gezien de grote naamsbekendheid van de Peel en de relatief zwakke

positie van Heimond op dit gebied. Met name de typische vormen van stedelijk toerisme en

waterrecreatie alsmede het in de stad nog volop aanwezige industriële erfgoed bieden een

uitstekende aanvulling op het overwegend agrarisch-landelijke profiel van de Peeldorpen om

Heimond heen. Om de onderlinge samenhang op het terrein van toerisme en recreatie te

vergroten hebben de Brabantse Peelgemeenten onlangs besloten om nauwer te gaan

samenwerken. Hiertoe is recentelijk de Toeristische Ontwikkelingsvisie de Pee]

gepresenteerd (zie voor verdere details ook bijlage 7).

Gronsoverschrijdend industrievededen

Niet alleen in de regio Heimond maar in het gehele zuidelijke deel van Nederland en het

noordelijke deel van België nam de industrialisatie langs de bestaande en nieuw aangelegde

transportassen (naast de Zuid-Willensvaart en andere kanalen ook spoorlijnen) in de loop

van de 1 g' eeuw in rap tempo toe. De bevolking en het ene na het andere productiebedrijf

vestigde zich in of in de nabijheid van steden als Tilburg, Heimond, Aatst en Hasselt. De

ontwikkeling van de industrie heeft een sterke stempel gedrukt op de ruimtelijke en sociaal-

economische ontwikkeling van dit soort steden. Daardoor is veelal de toeristisch-recreatieve

aantrekkingskracht duidelijk achtergebleven bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld voormalige

handels- of vestingsteden. Niet alleen in Heimond maar in de meeste van deze steden zijn

reeds veel typische industriële gebouwen en objecten uit die tijd verdwenen en nog maar

enkele industriële monumenten uit dit rijke culturele verleden zijn op dit moment toegankelijk

gemaakt voor bezoekersdoeleinden. Als sprekend voorbeeld kan wellicht het Nederlandse

Textielmuseum in Tilburg worden genoemd, dat gehuisvest is in de voormalige textielfabriek

van Mommers & Co.

In het kader van het Europese subsidieprogramma lnterreg 111 wil het Brabants Bureau voor

Toerisme (BBT) dan ook graag een project onder de noemer'Grensoverschrijdend

Industrieel Verleden' uitwerken. Hierbij wil het BBT een nauwe relatie leggen met twee reeds

bestaande Interregprojecten, te weten 'Grensoverschrijdend Toervaren' en

'Grensoverschrijdende Vestingsstedenl-werken'. Immers, de'modeme'vaarwegen (de

kanalen uit de 19' en 20ste eeuw) zijn de verbindingen tussen de industrieassen van weleer.

Terwijl de 'oude' vaarwegen (de rivieren) de verbindende assen zijn tussen de verschillende

handelssteden. Ook kijkt het BBT samen met de provincie of dit initiatief kan worden

aangehaakt bij de European Route of Industrie] Heritage (ERIH) zoals dat wordt voorbereid

door het Projectbureau lndustriecultuur Nederland. ERIH heeft immers tot doet een

toeristische en recreatieve ontwikkeling van het Industrieel Erfgoed te bewerkstelligen.

Dit wordt enerzijds gedaan door het creëren van een internationaal netwerk van industriële

monumenten in een toeristische infrastructuur, waardoor toeristen worden aangespoord

diverse interessante Europese industriesteden te bezoeken. Anderzijds moet hiermee het

industrieel erfgoed een duurzame recreatieve en toeristische functie krijgen binnen de lokale

gemeenschap. Dit concept heeft zijn oorsprong in Duitsland, waar het sinds twee jaar

succesvol wordt toegepast bij de voormalige industriecomplexen van het Roergebied.

9 D. van der Linden (1 955). Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 13.

21

Vele duizenden bezoekers komen daar af op wisselende tentoonstellingen, activiteiten-

programma's en een gevarieerd aanbod aan excursies, guided tours, wandelingen en

voorstellingen. Het initiatief wordt o.a. financieel ondersteund vanuit de Europese Unie en in

Nederland door het Prins Bernhard Cultuurfonds. Medio dit jaar zal een conferentie worden

georganiseerd om de Europese Route lndustriecultuur en zijn implicaties voor het industrieel

erfgoed in Nederland te belichten.

3.3 Samenwerkingsstructuur als Succesfactor

De onderlinge samenhang tussen bovengenoemde voorbeeldprojecten staat of valt echter

met de mogelijkheid en bereidheid tot samenwerken. De Vries & Hopman constateerden in

hun rapport uit 1996 al dat het regelmatig voeren van overleg tussen alle toeristisch-

recreatieve partijen in het centrum cruciaal is. Oproepen tot samenwerken blijkt echter vaak

makkelijker gezegd dan in de praktijk gedaan. Op dit moment vindt er in ieder geval nog

geen breed en structureel toeristisch-recreatief overleg op de Heimondse schaal plaats.

Wellicht dat het ontbreken van een nadere uitwerking door de Vries en Hopman van de

diverse samenwerkingsstrategieën er mede debet aan is geweest dat de samenwerking op

dit punt nog niet optimaal te noemen is.

Succesvolle samenwerking is echter van groot belang bij een verdere uitwerking van het

project Industrieel Erfgoed Toerisme. Het industriële verleden van Heimond wordt immers

weerspiegeld in tal van gebouwen, objecten, verhalen en rituelen die aanwezig zijn in de

stad. De aanwezige culturele instellingen en organisaties alsmede het toeristisch-recreatieve

en historisch verankerde bedrijfsleven verbeeld-en allemaal een deel van de industn'ëie

biografie van Heimond. Door samenwerking kunnen deze fragmenten aaneen worden

gesmeed tot een reeks van verhalen (inhoudelijke producten) die een duidelijke meerwaarde

hebben voor de bezoekers én inwoners van de stad.

Als het gaat om de ontwikkeling van een totaal op cultuurhïstorie gericht toeristisch-recreatief

product in samenhang met omgevingsfactoren als ruimtelijke ordening, water en verkeer- en

vervoersbeleid is een open communicatie en goede coördinatie tussen cultuursector,

toeristisch bedrijfsleven en overheid van essentieel belang. De drie partijen hebben evenwel

gescheiden verantwoordelijkheden ten aanzien van het maatschappelijke, culturele en

ondememingsbelang, die zich zoals uit de praktijk vaak is blijkt niet makkelijk laten

integreren in één projectorganisatie. Maar met een toenemende concurrentie van buiten (op

zowel cultureel als toeristisch-recreatief én stedelijk niveau) lijkt het belang tot

krachtenbundeling evident.

Op basis van het onderzoek van adviesbureau LAGroup naar de

samenwerkingsmogelijkheden van de musea in Zuidoost-Brabant kunnen een aantal

belangrijke uitgangspunten voor samenwerking binnen een project als Industrieel Erfgoed

Toerisme worden benoemd.

Culturele Biografie

De projectdeelnemers vertellen samen met elkaar een overkoepelend 'verhaal' over wat er

met de werkende mens in Hetmond gebeurt en is gebeurd. De levensloop van individuen,

mensen van vlees en bloed, verdichten zich tot opeengestapelde, geaccumuleerde familie-,

generatie-, buurt-, stads-, en regiogeschiedenissen. De 'culturele biografie van industriestad

Heimond' vormt met andere woorden het verhaal over hoe mensen in de loop der tijd zin

hebben gegeven aan hun werkende leven en de hun daarbij omringende omgeving.

Dit verhaal dient te worden uitgewerkt door de afzonderlijke projectdeelnemers, die eik

bepaalde thematische zwaartepunten presenteren (zonder daarbij elkaar al te zeer te

overlappen) en die ieder een eigen verantwoordelijkheid blijven houden inzake de realisatie.

Dit implic'eert niet één zalig makende versie van het verhaal, maar een veelheid van verhalen

die worden verteld vanuit telkens wisselende, verschoven standpunten. Bij de presentaties

van deze 'verhalen' is het overigens van belang dat wordt uitgegaan van de 'fragmentarische

nieuwsgierigheid' van de bezoeker.

22

Dat wil zeggen dat de bezoeker geen schoolse pedagogische vertogen moet worden

aangereikt, maar hij of zij moet op een speelse aanschouwelijke wijze worden

geconfronteerd met vele intrigerende aspecten van het industriële verleden van de stad (zie

ook herinrichting van de museumcollectie Mens & Werk).

Brede Püblieke Toegankelijkheid

Het samenwerkingsproject dient zich te richten op een breed publiek dat zich uit oogpunt van

recreatie, educatie of zelfs wetenschap belangstelling heeft voor de culturele biografie van

Heimond en haar directe omgeving. Dit betreft in de eerste plaats de eigen (regio)bevolking

voor wie de deelnemende organisaties en bedrijven laagdrempelige cultureel-recreatieve

basisvoorzieningen vormen. Daarnaast zijn toeristen en recreanten van elders een

belangrijke doelgroep. Zij moeten kunnen kiezen uit vaste of desgewenst zelf samen te

stellen dag- en verblijfsarrangementen. Bijzondere aandacht zou tevens besteed moeten

worden aan educatieve doelgroepen zoals scholen en andere 'special interest' groepen al

dan niet met een vormend doel (bijvoorbeeld volksuniversiteiten, heemkundekringen etc.).

Procesmatig Karakter

Begrip en aandacht voor het proces bespaart tijd en voorkomt vroegtijdig vastlopen van het

project. Het samenwerkingsproject is immers niet in één keer klaar, maar vorm een proces

van voortdurende aanpassing, verbetering en uitbreiding waarbii de interactie et e

(regionale) bevolking van wezenlijk belang is. De projectpresentaties zouden dan ook geen

toonbeelden moeten zijn van verdwenen cultuur (in memoriam), maar dynamische

werkplaatsen van het geheugen (pro memorie) van waaruit allerlei sporen van het werkend

verleden in de huidige leefwereid betekenis krijgen. Het samenwerkingsproject zou

bovendien in overleg met de bestaande participanten moeten kunnen worden uitgebreid,

voorop gesteld dat nieuwe deelnemers de inhoudelijke missie onderschrijven. Hoewel het

project niet afhankelijk is van het aantal participanten, nemen de werkingsmogelijkheden bij

ruime participatie namelijk wel sterk toe. -

Geen Samenwerking om de Samenwerkèng

Zowel publieke als private partijen, groot en klein, uit zowel de kunst- en cultuursector als de

toeristisch-recreatieve sector dienen met elkaar te streven naar een zo optimaal mogel"ke

Ij

inhoudelijke én organisatorische samenwerking, afstemming en integratie van activiteiten en

producten. Dit laatste betreft zowel culturele als toeristisch-recreatieve kwaliteitsproducten.

De hoogwaardige culturele vormgeving van het werkend verleden in gebouwen, objecten,

verhalen, liederen, rituelen en gebaren staat centraal, waarna deze gezamenlijk in op maat

gesneden toeristisch-recreatieve arrangementen moeten kunnen worden aangeboden. De

realisatie ervan moet bovendien bijdragen aan de individuele doelstellingen van álie

projectpartners. Daarmee wordt immers de betrokkenheid en loyaliteit bij de verschillende

'stäkeholders' verzekerd.

Potentiële valkuilen bij de samenwerking tussen de cultuur- en toeristische sector zijn, dat de

laatstgenoemde sector cultuur nog wel eens als een afgeleide functie van het toerisme ziet,

terwijl de cultuursector meent dat er te weinig aandacht aan inhoud en kwaliteit besteed

wordt. De samenwerking tussen toeristische en culturele sector kan echter zeer vruchtbaar

zijn, mits zij dit doen vanuit een gemeenschappelijk belang. De culturele sector beschikt over

de inhoudelijke kennis om musea en monumenten interessant te maken. Te meer omdat de

bezoeker door een stijgend opleidingsniveau steeds hogere eisen gaat stellen aan de

kwaliteit van de informatieoverdracht, is de creatieve inbreng van de culturele sector

essentieel. De toeristische sector beschikt daarentegen over een heel arsenaal aan

marketing- en promotietechnieken om de veeleisende consument te bewerken. Daarnaast

beschikt deze sector vaak over de knowhow die nodig is om een goede infrastructuur te

creëren waarin culturele voorzieningen optimaal tot hun recht komen. Qua bedrijfscultuur

groeien beide sectoren inmiddels meer en meer naar elkaar toe, waardoor samenwerken in

de toekomst gemakkelijker wordt.

23

In de culturele sector denkt men steeds vaker bedrijfsmatig en gaat men zakelijker operen,

terwijl het toeristisch bedrijfsleven in -toenemende mate het economisch belang van cultuur

en culturele voorzieningen erkent.

Twee Samenwerkingspeigers

Een eerste peiler wordt gevormd door samenwerking omwille van de inhoudelijke

hoofddoetstelling:

Het gebruik van het overkoepelend thema Industriële Erfgoed Toen'sme op een

dusdanige wijze dat een uniek gezamenlijk cultuurtoeristisch totaalproduct wordt

gecreëerd, dat uitstijgt boven dat van de individuele projectdeelnemers en waarmee de

aantrekkingskracht van de (binnen)stad als bezoek- en verblijfsgebied voor eigen

inwoners en bezoekers van buiten wordt vergroot.

Vanuit deze hoofddoeistelling kunnen de volgende inhoudelijke subdoeistellingen worden

geformuleerd:

1 . Versterking van de unieke cultuurhistorische identiteit van Heimond in het algemeen

en haar centrum in het bijzonder (eigenheid);

2. Versterking van de economische structuur van het centrum door een gestage groei

van het aantal bezoekers en een toename van hun toeristisch-recreatieve

bestedingen, waardoor de werkgelegenheid wordt gestimuleerd (welvaart),

3. Verhoging van de aantrekkelijkheid van de stad en haar centrum, waardoor mensen

hun verblijfsduur verlengen en de (binnen)stad een levendige en vitale uitstraling krijgt

(welzijn);

4. Het voortbestaan van het industriële erfgoed van Heimond moet mede door het

project worden gewaarborgd en beter toeristisch-recreatief worden ontsloten

(behoud),

5. Niet de omvang, maar de kwaliteit van het gezamenlijk aanbod is uiteindelijk bepalend

voor het welslagen van het project (hoogwaardige uitstraling);

6. Het samenwerkingsproject dient zich voor een substantieel deel een zelfstandige

financiële positie te verwerven (vraaggerichtheid);

Om deze doelstellingen te kunnen realiseren moet tevens worden gestreefd naar

professionalisering van het aanbod, gecombineerd met functionele schaalvoordelen.

Daarvoor dient een structuur te worden gecreëerd waarbij de voordelen van decentralisatie

op het gebied van presentatie worden aangevuld met de kracht van centralisatie van kennis

en inzet van middelen. Hierbij kan gedacht worden aan het gezamenlijk op professionele

wijze uitvoeren van tentoonstellingen en exposities, een gezamenlijke databank met

collectiegegevens en documentatie, het gezamenlijk ontwikkelen van educatieve pakketten

voor het onderwijs en culturele programma's voor toerisme en recreatie. De tweede peiler

van het project wordt derhalve dus gevormd door samenwerking omwille van

professionalisering en functionele schaalvoordelen.

Deelnamevoorwaarden

De belangrijkste voorwaarde die gesteld zou moeten worden aan projectdeelname is

natuurlijk dat de hiervoor beschreven doelen met enthousiasme worden onderschreven. Dat

wil zeggen dat de deelnemers bereid én in staat moeten zijn inhoudelijk mee te denken over

hun functie binnen het project en daarnaast bereid en instaat moeten zijn actief mee te

werken aan het project. Een tweede belangrijke voorwaarde die gesteld zou moeten worden

is dat de samenwerking niet vrijblijvend, maar structureel van karakter moet zijn. Alleen door

structurele samenwerking kunnen daadwerkelijk effecten worden gerealiseerd. Bij iedere

discussie. over samenwerking ontstaat overigens de angst dat de door de eigen organisatie

bereikte resultaten en verworvenheden zullen worden aangetast. Behoud van autonomie

(zelfbeschikking) en identiteit (eigenheid) is derhalve een logische derde randvoorwaarde.

24

Behoud en Herbestemming

Een belangrijke voorwaarde voor succes is ook het behoud en hergebruik van het nog in de

stad aanwezige industriële erfgoed. Sinds de mens zich heeft gevestigd in gebouwen van

duurzaam materiaal, is er sprake geweest van functieverlies en hergebruik. Wie door het

centrum van de stad dwaalt, kan nog meerdere monumentale gebouwen ontwaren die een of

soms vete malen van functie zijn veranderd. Wat bij zo'n dwaaltocht door het centrum ook

opvalt is dat de oudere monumenten het begin van de 21 ste eeuw hebben gehaald zonder

een economisch rendabele functie. Voor deze monumenten van vóór circa 1850 (denk

bijvoorbeeld aan het kasteel) is in de loop van de twintigste eeuw immers zo'n groot

draagvlak ontstaan dat de samenleving dit gegeven als feit accepteert. Voor de jongere

monumenten van ná 1850 en industrieel erfgoed in het bijzonder, ontbreekt deze coutance

veelal. Bij de waardebeleving van deze industrieel-historische gebouwen stuit men immers

vaak op problemen. Fabrieksgebouwen zijn slechts sporadisch gebouwd in een

welomschreven bouwstijl met verfijnde ornamenten. Waardeargumenten moeten daarom

eerder worden gezocht in de sociaal-economische geschiedenis van de stad of de

productietechnische geschiedenis van de bedrijfssector in plaats van het gebruikelijk

kunsthistorische of architectonische argument. Bij de waardering wordt verder vooral gelet

op illustratieve waarde, zeldzaamheid en compleetheid.

De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) is begin jaren negentig dan ook een

tweetal projecten gestart om een landelijke inhaalslag te maken om gebouwen uit de periode

1850-1940 te selecteren voor de Rijksmonumentenlijst. Het Monumenten Inventarisatie

Project (MIP) en het Monumenten Selectie Project (MSP) werden onlangs afgerond met als

resultaat dat Heimond nu in totaal zo'n 59 monumenten op de rijkslijst en zo'n 150

monumenten op de Gemeentelijke lijst telt. Op deze lijsten staan nu een belangrijk aantal

objecten met een industrieel verleden én een beschermde status (zie bijlage 5). Een gebouw

op een monumentenlijst is weliswaar formeel beschermd, maar het behoud van dat gebouw

is daarmee echter beslist nog niet gegarandeerd. Behoud voor de toekomst kan alleen

worden verzekerd als er ook een economisch rendabele of maatschappelijk aanvaarde

bestemming kan worden gevonden. Een monument met toekomst wordt onderhouden en

genereert juist geld. Daar waar monumenten hun oorspronkelijke functie verliezen, moet dus

worden gezocht naar een passende herbestemming. Een modern en marktgericht

monumentenbeleid is hierbij onontbeerlijk. Passend in het kader van de Monumentenwet,

maar tevens passend in financiële zin. Bovendien zijn er ook nog diverse industrieel-

historische waardevolle panden die niet op één van beide monumentenlijst staan.

Bij de zoektocht naar een goede herbestemming van voormalige industriële panden kunnen

overigens behoorlijke knelpunten ontstaan. Zo is het formaat vaak een probleem. Ook Arbo-,

milieu- en veiligheidseisen kunnen een herbestemming in de weg staan. Locatie-eisen

vormen een derde categorie van factoren waardoor vraag en aanbod slechts met creativiteit

en doorzettingsvermogen aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Goede samenwerking

tussen de diverse gemeentelijke instanties (monumentenzorg, gebouwenbeheer), de

verschillende vastgoedeigenaren in de stad en potentiële gebruikers is dus van eminent

belang. Voor een dieper gaande uitwerking van deze materie wordt verwezen naar de in

voorbereiding zijnde monumentennota. Ondanks de genoemde problemen neemt het aantal

geslaagde industriële herbestemmings-projecten ovengens gestaag toe. Zo zijn in de

voormalige Nederlandsche Cacaofabriek nu bijvoorbeeld startende ondernemers, een

kunstenaarsateliers en een expositieruimte gevestigd. De voormalige kantine van

garenfabriek Carp is recentelijk in gebruik genomen als de expositie- en werkruimte van

Industrieel Erfgoed Heimond en de Monumenten Werkgroep Heimond. Het oudste fabriekje

van Heimond aan de Kanaaldijk Noordwest is nu een bloemenzaak gevestigd en de meeste

fabrikantenvilia's in de stad zijn nu in gebruik als statige kantoorpanden. En vlak in de buurt

is in de voormalige Wollenstoffenfabriek te Geldrop nu de volksuniversiteit, het regionaal

educatief centrum, een weverijmuseum, de muziekschool en oefenruimtes voor de lokale

harmonie, bigband en koren gevestigd. Wellicht het meest omvangrijke

herbestemmingproject van Europa betreft het voormalige Duitse hoogoventerrein van

Thyssen Krupp Stahl.

25

Hier is tegenwoordig het Landschapspark Duisburg-Noord ontwikkeld, met spectaculaire

lichteffecten, natuurontwikkeling, vogelpark, openlucht discotheek, wandel- en fietsroutes,

een duik- en klimschooi, kinderboerderij, paardrijschooi, MTS, een sociale werkplaats, een

industriemuseum, informatiecentrum. restaurant, speeltuinen, uitkijktorens,

evenementengebouw etc.

Ook de recentelijk verschenen Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening zal cultuurhistorie als één

van de dragers voor de toekomstige ruimtelijke inrichting gaan hanteren. Monumentenzorg in

brede zin, tot en met archeologische en historisch-geografische waarden, wordt daarmee

meer dan tot nu toe in een bredere context geplaatst. Monumenten zullen vanuit het wettelijk

kader niet alleen aan de Monumentenwet worden gerelateerd, maar ook aan de wetgeving

op het gebied van de ruimtelijke ordening.

Samenwerkingsseenario's

De belangrijkste vraag die in deze paragraaf dient te worden gesteld is onder welke

voorwaarden potentiële deelnemers willen samenwerken en hoe hun angst voor verlies van

autonomie en identiteit ka-n worden overwonnen. Een oplossing kan mogelijk worden

gevonden in een passende structuur. Lagroup onderscheidt in haar museumonderzoek vier

verschillende scenario's voor samenwerking:

1 . een scenario waarbij de sterkste partner trekker is van het project (de moeder-dochter

relatie);

2. een scenario waarbij de deelnemers aan het project gezamenlijk en op basis van

gelijkwaardigheid de samenwerking vorm en inhoud geven (gelijkwaardige

samenwerking zonder centrale ondersteuning ,

3. een scenano waarbii Per thema-activiteit een projectorganisatie wordt opgericht

(samenwerking op projectbasis);

4. een scenario waarbij een structurele ondersteuning (in de vorm van een kleine

organisatie) wordt opgericht (samenwerking op basis van een centrale ondersteuning)lo;

M.C p

p,.1.,tb..is

Na discussie met potentiële projectdeelnemers en verdere uitwerking (van de bijbehoren

financiële en personele consequenties) zal moeten blijken welk scenario de meeste kans van

slagen heeft.

10 LAGroup (1 998). De spin in het web en het sterrenbeeld. Scenario's voor een levende

museumstructuur in Zuidoost-Brabant. Pagina 48 & 80.

26

4. SAMENVATTENDE CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

Toerisme in het algemeen en stedelijk cultuurtoerisme in het bijzonder7ijn een groeimarkten.

Ook Heimond, als prominente historische industriestad in Nederland kan hiervan mee

profiteren. Het benutten van de cultuurtoeristische en industrieelhistorische potenties in de

stad is echter geen eenvoudige opgave. Industrieel erfgoed toerisme is namelijk een

complex product dat uit vete facetten bestaat. Bovendien is de concurrentie vanuit andere

steden groot. Dit samen stelt dan ook hoge eisen aan het te ontwikkelen beleid en de

samenwerkingsbereidheid binnen het cultuurtoedstische veld. De aanleiding voor deze

discussienota over Industrieel Erfgoed was de vraag welke potenties er zijn om het in de

stad aanwezige industriële erfgoed voor cultuurtoeristische doeleinden in te zetten?

Begripsomschrijving

Tot het brede en diverse terrein van het 'industrieel erfgoed' behoren: oude

fabrieksgebouwen, pakhuizen en silo's; kanalen, sluizen en bruggen; tram- en treinstations

en remises; vuurtorens, watertorens en gemalen. Al deze en nog vele andere soorten

gebouwen en objecten worden ook wel aangeduid als 'monumenten van bedrijf en techniek',

4gedenktekens voor de werkende mens' of 'tastbare herinneringen aan afgesloten fasen in

de ontwikkeling van bedrijf en techniek'. Kortweg gezegd alle overblijfselen die, sinds

ongeveer 1850, herinneren aan de industriële revolutie behoren tot het industriële erfgoed.

De gehele periode. tot aan vandaag. Dat betekent dat we ook moderne objecten tot het

industriële erfgoed mogen rekenen. Belangrijk is echter of een gebouw een rol heeft

gespeeld of speelt in een industrieel proces. Ook arbeiderswijken en directeursvilia's kunnen

ertoe worden gerekend. Dat zijn tenslotte ook producten van industrie.

Het project Industrieel Erfgoed Toerisme wordt in deze discussienota omschreven

als de ontwikkeling van een typisch Heimonds cultuurtoeristisch en cultuurrecreatief

programma, waarbij een aantal voorheen niet noodzakelijkerwijs verbonden contexten

op basis van het thema industrieel erfgoed op structurele wijze met elkaar in verband

worden gebracht.

4.1 Conclusies

Voorgaande hoofdstukken samenvattend kunnen onderstaande conclusies getrokken

worden:

Toerisme in een Stedeiük Ontwikkelingsperspectief

1. Investeren in toerisme en recreatie is tegelijkertijd ook investeren in stedelijke

vernieuwing, inrichtingskwaliteit van de openbare ruimte, bereikbaarheid, veiligheid,

leefbaarheid en werkgelegenheid. In het verlengde van het adviesbureau BVR kan

immers worden gesteld dat wat van belang is voor de eigen inwoners, is ook van belang

voor de bezoekers van Heimond (en omgekeerd). Het huidige succes in het aantrekken

van nieuwe bewoners naar de stad vormt in dit verband dan ook een goede stimulans

voor het aantrekken van nieuwe bezoekers aan de stad;

2. Vanuit een stedelijk ontwikkelingsperspectief vormt (cultuur)toerisme mede een basis

voor het behoud van waardevol industrieel erfgoed, geeft het een impuls aan het

publieke en culturele voorzieningenniveau en levert het een bijdrage aan een uniek en

aantrekkelijk imago van de stad. Bovendien voorzien de bijbehorende

(cultuur)toeristische faciliteiten ook in de behoeften van de eigen inwoners aan

vermaaks- en ontspanningsmogelijkheden dicht bij huis;

Toeristisch-recreatieve Ciifers en Ontwikkelingen

3. Het economisch belang van (cultuur)toerisme wordt nog steeds onderschat. Uitgedrukt in

bestedingen en werkgelegenheid groeit de sector al langere tijd sneller dan de rest van

de Nederlandse economie.

27

In Nederland is de toeristische sector nu al groter dan de transportsector, het bank- en

verzekeringswezen of de voedings- en genotsmiddelenindustrie. Dit is niet alleen goed

voor de sector zelf, maar ook voor de detailhandel, horeca en toeleveranciers in de stad;

4. De provincie Noord-Brabant bezet de 2e plaats als meest aantrekkelijke bestemming

voor een 'dagje-uit' of een 'tussendoor-vakantie'. Ook Zuidoost-Brabant en de Peet

pikken een graantje mee uit de toeristische ruif. Zo scoort het Peelgebied zeer goed qua

naamsbekendheid. Genoemde imagokenmerken hierbij zijn: traditionele gezelligheid,

gemoedelijke sfeer en rust en natuur (wandelen en fietsen);

5. Hoewel Heimond als woon- en werkstad heden ten dage een sterke positie inneemt, blijft

de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht vooralsnog achter. Toch worden Heimond

in het kader van industrieel erfgoed toerisme goede groeikansen toegedicht;

6. De (cultuur)toeristische markt is volop in beweging. De oorspronkelijke aanbiedersmarkt

is veranderd in een kopersmarkt, waar de consument hoge eisen stelt aan de prijs-

kwaliteitverhouding van het product en de dienstverlening. Het keuzegedrag van de

hedendaagse consument is onvoorspelbaar, want wordt gekenmerkt door een veelheid

aan (gecombineerde) motieven en wensen (zoals meer luxe en comfort, de behoefte aan

rust en ruimte, actief bezig zijn en vertier). Dit alles doet een beroep op de

innovatiebereidheid en flexibiliteit van de aanbidders. De tijd van een uniform product en

een homogene doelgroep heeft voorgoed plaats gemaakt voor een gevarieerde vraag

van budgetconcept tot complete vakantiearrangementen, waarbij de traditionele grenzen

tussen toerisme, recreatie, kunst, cultuur en detailhandel steeds verder vervagen. Met de

uiteenlopende consumentenvoorkeuren en doelgroepen is de uitdaging voor de toekomst

vooral gelegen in een grote variatie in het aanbod, zonder daarbij de totale structuur en

kwaliteit uit het oog te verliezen. Samenwerking in de keten is daarbij een essentiële

succesvoorwaarde;

7. Stedelijk cultuurtoerisme zit enorm in de lift. Steden, cultuurhistorische attracties en

evenementen trekken steeds meer bezoekers. Vakantiegangers en dagtoeristen brengen

meer dan voorheen een bezoek aan een museum, een monumentaal gebouw of een

historische stadskern. De moderne cultuurtoerist, hoewel een echte kameleon in zijn

gedrag, heeft een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Hij of zij heeft een relatief

hoge opleiding en veel reiservaring. Door het relatief hoge inkomen wordt bovendien

vaak een behoorlijk budget besteed. De gemiddelde leeftijd ligt tussen de 40 en 60 jaar

en het aandeel actieve senioren neemt gestaag toe. De cultuurtoerist probeert bovendien

in een relatief korte tijd zoveel mogelijk hoogtepunten in een stad te bezoeken. Het

aandragen van allerlei afgeleide stimuli (andere vermaaksvormen zoals gezellige

winkels, horeca etc.) als vertragende factor binnen de cultuurtoeristische ronde door de

stad en omliggende regio is daarom noodzakelijk;

8. De sterk toegenomen concurrentie om de aandacht van de wispelturige en drukke

consument, heeft geleid tot een toenemende aandacht voor historiciteit, authenticiteit en

het streekeigene. Dit biedt aanbidders immers de mogelijkheid zich te onderscheiden;

Gemeen ijk Toeristisch-Recreatief Beleid

9. Industrieel Erfgoed Toerisme past uitstekend binnen de in het kader van de Meerjaren

Ontwikkelingsprogramma (MOP) en de Integrale Stadsvisie uitgesproken ambitie om te

komen tot een versterking van de culturele, toeristische en recreatieve potenties van de

stad;

1 0. Industrieel Erfgoed Toerisme borduurt voort op de TROP uit 1996 daar waar het gaat om

het creëren van een duidelijke overkoepelende thematische samenhang en het streven

naar structurele samenwerkingsverbanden;

1 1. Het gebruik van industrieel erfgoed als centraal overkoepelend toeristisch-recreatief

thema in een conceptgerichte aanpak creëert een positief imago, versterkt de eigen

identiteit en maakt een krachtige profilering van de stad (en het haar omringende

landelijke gebied) mogelijk;

28

12. Het industriële verleden van Heimond wordt weerspiegeld in tal van gebouwen, objecten,

verhalen en rituelen die aanwezig zijn in de stad. De aanwezige kunstzinnige en

cultuurhiston'sche instellingen en organisaties, alsmede het toeristisch-recreatieve en

historisch in Heimond verankerde bedrijfsleven verbeelden allemaal een deel van de

industriële biografie van Heimond. Door samenwerking kunnen deze fragmenten aaneen

worden gesmeed tot een reeks van inhoudelijke producten (verhalen) die gezamen ij

een duidelijke meerwaarde hebben voor de bezoekers en eigen inwoners van de stad;

13. De herontwikkeling van het stadscentrum is een speerpuntproject van het huidige

gemeentelijke beleid. Industrieel Erfgoed Toerisme bevordert en ondersteunt de wens

om ruimtelijke en organisatorisch een nadrukkelijke samenhang tot stand te brengen

tussen de diverse culturele voorzieningen, evenementen en toeristisch-recreatieve

voorzieningen;

14. Industrieel Erfgoed Toerisme past bij het, in het kader van de herinrichting van de

binnenstedelijke kanaalzone, uitgesproken beleidsvoornemen om naast de fysieke

aspecten ook de functionele aspecten van deze oud tak van Zuid-Willemsvaart te

versterken (niet alleen opknappen maar er vervolgens ook iets mee doen);

15. Cultuurhistorische evenementen kunnen een belangrijke rol spelen bij de

projectpresentatie. Evenementen zijn toegankelijk en bereiken daardoor een breed

publiek. Immers, door de koppeling van bezoek aan monumenten, musea en historische

plaatsen aan 'drempelvrije' activiteiten als tentoonstellingen, muziekuitvoeringen, wandel-

en fietsroutes zijn evenementen ook aantrekkelijk voor het niet bij voorbaat deskundige

en geïnteresseerde deel van de bevolking. Zo ligt bijvoorbeeld de inzet van de Landelijke

Monumentendag natuurlijk voor de hand. Maar ook de Dag van de Architectuur,

Nationale Museumweekend, de Landelijke Fietsdag of het Nationaal Fietsweekend

bieden tal van aanknopingspunten in dit verband;

16. De opzet van een stedelijke wandel- en fietsroute op basis van Industrieel Erfgoed

ondersteund het beleidsvoornemen om in het centrum een aantrekkelijk wandelcircuit in

te richten en past bij het voornemen van het college om in het kader van het nieuwe

fietsbeleidsplan het fietsgebruik te bevorderen;

17. Industrieel Erfgoed Toerisme vergroot de kansen om de nog bestaande

industrieelhistorische bedrijvigheid in het centrum te ontsluiten voor cultuurtoeristische

doeleinden,

18. Het in het kasteel gehuisveste Gemeentemuseum Heimond vormt de primaire

toeristische voorziening in de stad. De herinrichting van de collectie Mens en Werk vormt

binnen het project Industrieel Erfgoed Toerisme een zeer belangrijk ankerpunt. De inzet

van binnen het museum aanwezige deskundigheid en professionaliteit kan bovendien

van grote waarde zijn voor het welslagen van het project;

19. Industrieel Erfgoed Toerisme biedt de mogelijkheid om de onderlinge verbondenheid met

de omliggende Peelgemeenten te versterken. Versterking van de positie n et an

Vissermuseum kan daarbij een belangrijke rol spelen (bijvoorbeeld via de oprichting van

een club van kleinere Peelmusea);

20. Industrieel Erfgoed Toerisme biedt de mogelijkheid om gezamenlijk met andere steden

met een industrieel verleden in Nederland en daarbuiten te werken aan de ontwikkeling

van een cultuurtoeristisch activiteiten(uitwisselings)programma;

21. Bereidheid tot onderlinge afstemming en samenwerking in het kader van Industrieel

Erfgoed Toerisme, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als binnen het

cultuurtoeristische veld is van cruciaal belang. Zowel publieke als private partijen, groot

en klein, dienen te streven naar een zo optimaal mogelijke inhoudelijke en

organisatorische samenwerking, afstemming en integratie van activiteiten en producten.

Daarvoor is de opzet van integrale samenwerkingsverbanden een noodzakelijke

voorwaarde;

22. Belangrijke knelpunt in dit verband is dat er momenteel geen structureel cultuurtoeristisch

overlegplatform actief is, waarin het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven en de

gesubsidieerde kunst- en cultuursector zijn vertegenwoordigd;

29

23. Ook binnen de gemeente vindt op dit moment nog geen structurele en integrale

afstemming plaats inzake (cultuur)toeristische aangelegenheden. Aangezien

cultuurtoeristisch beleid nauw verweven is met andere beleidsvelden (naast economie en

cultuur bijvoorbeeld ook stadspromotie, verkeer en vervoer, stedelijke ontwikkeling en

beheer) is regulier intern gemeentelijk overleg over beleidsafstemming en

taakverantwoordelijkheid van eminent belang. Dit past overigens binnen de filosofie van

het Grotestedenbeleid (GSB);

24. Oproepen tot samenwerking blijkt vaak makkelijker gezegd dan in de praktijk gedaan.

Samenwerking is lastig. Traditionele cultuurverschillen tussen het toeristisch-recreatieve

bedrijfsleven en het cultuurtoeristische veld, competentiestrijd en angst voor verlies van

autonomie en de eigen identiteit zijn bekende valkuilen. Een aantal belangrijke

uitgangspunten voor succesvolle samenwerking kunnen echter worden benoemd:

A. Het verhaal over het industn'ëie verleden van Heimond, dient door de verschillende

projectdeelnemers te worden uitgewerkt, die ieder afzonderlijk een specifiek

thematisch zwaartepunt presenteren en daarbij een eigen verantwoordelijkheid

behouden inzake de realisatie;

B. Het samenwerkingsproject dient gericht te zijn op een breed publiek dat allereerst

bestaat uit de eigen (regio)bewoners voor wie de deelnemende organisaties en

bedrijven laagdrempelige cultuurrecreatieve basisvoorzieningen vormen en

vervolgens de specifieke cultuurtoeristen van elders die kunnen kiezen uit vaste of

zelf samen te stellen dag- en verblijfsarrangementen. Bijzondere aandacht verdienen

ook de educatieve doelgroepen zoals scholen etc.;

C. Een professionele projectpresentatie, hoogwaardige en modern vormgeven verdient

bijzondere aandacht. Bij de presentatie van de verschillende 'verhalen' is het van

belang dat uitgegaan wordt van de fragmentarische nieuwsgierigheid van de

bezoeker. D.w.z. dat de bezoeker zeker geen traditionele pedagogische vertogen

moet worden aangereikt, maar hij of zij moet op een speelse aanschouwelijke wijze

met behulp van moderne muitimediatechnieken worden geconfronteerd met de vele

intrigerende aspecten van het industriële verleden van de stad. Presentaties zouden

dan zeker ook geen toonbeelden moeten zijn van een verdwenen cultuur (in

memoriam), maar veeleer dynamische werkplaatsen van het geheugen (pro

memorie) van waaruit allerlei sporen van het werkend verleden in de huidige

leefwereid betekenis krijgen;

D. Begrip en aandacht voor het procesmatig karakter van een samenwerkingsproces

bespaart tijd en voorkomt vroegtijdig vastlopen. Het samenwerkingsproject is immers

niet in één klaar, maar vormt een proces van voortdurende aanpassing, verbetering

en uitbreiding. Flexibiliteit in de projectorganisatie is dan ook belangrijk om adequaat

in te kunnen spelen op actuele omstandigheden en behoeften. Projectdeelnemers

moeten ook bereid en instaat zijn actief en structureel mee te denken en te werken.

De belangrijkste vraag die in dit verband gesteld moet worden is onder welke

voorwaarden potentiële projectdeelnemers Willen samenwerken. Hierbij kunnen

verschillende scenario's worden onderscheiden. Discussie met de potentiële partners

zal moeten uitwijzen welk scenario het meeste kans van slagen heeft;

25. Een essentiële randvoorwaarde voor een succesvolle samenwerking in het kader van

Industrieel Erfgoed Toerisme is het behoud en eventuele herbestemming van het nog in

de stad aanwezige industriële erfgoed. Bij de waardebeleving van de typische

industrieelhistorische gebouwen en objecten stuit men echter vaak op problemen.

Fabrieksgebouwen zijn zelden gebouwd in een fraaie architectonische bouwstijl en

waardeargumenten moeten daarom eerder gezocht worden in de sociaal-economische

geschiedenis van de stad of de produettechnische geschiedenis van een bedrijfssector.

Ook bij de zoektocht naar een goede, d.w.z. economische rendabele of maatschappelijk

aanvaarde herbestemming, kunnen knelpunten ontstaan. Ook het formaat van het

voormalige industriële pand, locatie- en veiligheidseisen, alsmede Arbo- enlof

milieuwetgeving zijn factoren waardoor vraag en aanbod slechts met de nodige

creativiteit en doorzettingsvermogen aan elkaar kunnen worden gekoppeld;

30

Algemene stotconclusie

26. Ge;integreerd beleid in het kader van een Heimonds project Industrieel Erfgoed Toerisme

garandeert in ieder geval:

A. Een doelgericht en doelmatig beleid waarmee de cultuurtoeristische potenties binnen

Hetmond, in nauwe samenwerking met het cultuurtoeristische veld, beter kunnen

worden benut;

B. Een bijdrage aan de economie en werkgelegenheid-,

C. Hogere kwaliteit van het cultuurtoeristisch product;

D. Een beter voorzieningenniveau voor de eigen inwoners;

E. Verbeterina van de leefbaarheid en vitaliteit van de stad-

F. Versterking van de identiteit en het imago van de stad;

G. Een gemeentelijk sturingskader ten aanzien van het in de stad nog aanwezige

industrieel erfgoed;

H. Een toetsingskader voor nieuwe en bestaande initiatieven;

1 . Mogelijkheden tot financiële ondersteuning en subsidieverstrekking door derden;

4.2 Aanbevelingen

Op basis van bovenstaande conclusies kan de centrale missie van het project Industrieel

Erfgoed Toerisme Heimond als volgt worden geformuleerd:

De vele verschillende verhalen, objecten en elementen uit het industriële, culturele,

toeristisch-recreatieve heden en verleden van Heimond worden aan elkaar gekoppe

via een integraal publiek~privaat samenwerkingsproject, waarin naast de overheid zowel

het toeristisch-recreatieve en het industrieelhistorische bedrijfsleven als culturele,

kunstzinnige en educatieve organisaties een volwaardige plaats krijgen en waarbij

productontmkkeling, conservering, presentatie, educatie, vermaak, promotie en

financiering de belangrijkste aandachtsgebieden7ijn;

Industrieel Erfgoed Toerisme wordt zeker niet gevormd via één vastomlijnd product. Het

product ziet er immers in alle gevallen anders uit en ontstaat pas op het moment van

consumptie. Dus een verdere projectuitwerking moet niet alleen gezocht worden in een

traditionele (industriële) monumentenroute, maar de consument moet de mogelijkheid

worden geboden om (virtuele) tochten te maken langs thema's als de 'gefortuneerden' of de

'werkers', van de 'klassenstrijd op het linnendoek' naar de 'familiestamboom op vergeeld

papier'. Deze tochten brengt de moderne 'tijdreiziger' naar de diverse musea, parken en

natuurgebieden, cafés en restaurants in het centrum, fabrieken, villa's en arbeiderswijken en

als het zo uitkomt brengt hij of zij ook nog een bezoek aan het theater of een oude

begraafplaats. Een klassieke objectbenadering verflauwt met andere woorden de impact.

Clustering via een themagerichte benadering op basis van het aanwezige industrieel erfgoed

biedt uitkomst. Potentiële clusterelementen hierbij zijn bijvoorbeeld de genoemde industriële

wandel- en fietsroute, de verschillende museale tentoonstellingen inspelend op het thema,

cultuurhistorische evenementen, lesbrieven en educatieve stadswandelingen, industrieel-

historisch bedrijfsbezoek, historische bedrijfsvaartuigen in het kanaal, speciale

horecaoerechten enlof overnachtingsmogelijkheden rondom het thema (bijvoorbeeld dineren

enlof overnachten in de stijl van de oude industriebaronnen van weleer) ed.

Onderscheidingsvermogen door onderlinge samenhang is het credo van het Droiect

lndustn'eel Erfgoed Toerisme. Onder dit overkoepelde thema kunnen uiteenlopende

initiatieven, ideeën en thema's verder worden uitgewerkt. Ter illustratie zou het

projectconcept Industrieel Erfgoed Toerisme als volgt schematisch kunnen worden

eraeven.

31

Toeristische

geschiedenis: infrastructuur

'de verhalen van de Bewustwo

2Os'e eeuw bewone

a Industrieel

1 enstad Het industriële erfgoed

verleden

Mode

r Rijkdom -

Armoede

nementen

Projectdoeistellingen

Vanuit de centrale projectmissie kan de inhoudelijke hoofddoetstelling als volgt worden

geformuleerd:

Het op een dusdanige wijze gebruik maken van het overkoepelend thema Industriële

Erfgoed Toerisme dat een uniek gezamenlijk cultuurtoeristisch totaalproduct wordt

gecreëerd, dat uitstijgt boven dat van de individuele projectdeelnemers en waarmee de

aantrekkingskracht van de (binnen)stad als bezoek- en verblijfsgebied voor eigen

inwoners en bezoekers van buiten wordt vergroot;

Vanuit deze hoofddoeistelling kunnen een zestal inhoudelijke subdoetstellingen worden

geformuleerd:

1. Versterking van de unieke cultuurhistorische identiteit van Heimond in het algemeen

en haar centrum in het bijzonder (eigenheid);

2. Versterking van de economische structuur van het centrum door een gestage groei

van het aantal bezoekers en een toename van hun toeristisch-recreatieve

bestedingen, waardoor de werkgelegenheid wordt gestimuleerd (welvaart);

3. Verhoging van de aantrekkelijkheid van de stad en haar centrum, waardoor mensen

hun verblijfsduur verlengen en de (binnen)stad een levendige en vitale uitstraling krijgt

(welzijn);

4. Het voortbestaan van het industriële erfgoed van Heimond moet mede door het

project worden gewaarborgd en beter toeristisch-recreatief worden ontsloten

(behoud);

5. Niet de omvang, maar de kwaliteit van het gezamenlijk aanbod is uiteindelijk bepalend

voor het welslagen van het project (hoogwaardige uitstraling);

6. Het samenwerkingsproject dient zich voor een substantieel deel een zelfstandige

financiële positie te verwerven (vraaggerichtheid);

32

Voorlopige Actiepuntenlijst

Om deze doelstellingen te realiseren kunnen een aantal concrete actiepunten worden

geformuleerd. Allereerst worden een viertal procesmatige actiepunten genoemd. Een

procesmatige aanpak is immers onontbeerlijk, teneinde een breed draagvlak, actieve

participatie en nauwe samenwerking te realiseren. Voor het welslagen zijn bovendien

enthousiaste trekkers nodig die de juiste mensen bij elkaar brengen, blijven stimuleren en er

aan de hand van het projectplan voor zorgen dat het project op koers blijft. Belangrijk is

daarbij ook om het momenthum er goed in te houden bij de verdere uitwerking van het

vervolgtraject. Daarnaast kunnen een tiental inhoudelijke actiepunten word en benoemd.

Deze inhoudelijke projecten moeten vooral ook worden beschouwd als katalysator voor

nieuwe of mogel"k op dit moment nog niet bekende initiatieven op dit vlak. Met nadruk wordt

ij

dan ook aesteld dat hier geen volledigheid is nagestreefd.

1 . Brede informatieoverdracht en -uitwisseling met potentiële projectdeelnemers uit het

veld:

¿ Wijde verspreiding van de discussienota onder potentiële projectdeelnemers-,

¿ bieden van mogelijkheden tot het geven van schriftelijke en mondelinge reacties;

¿ afhankelijk van de reacties mogelijkheid bezien voor de organisatie van een

gezamenlijk projectdebat met potentiële projectdeelnemers;

2. lnformafieoverdracht- en uitwisseling met landelijke-, provinciale en regionale

kennisinstituten op het gebied van toerisme- en recreatie, industrieel erfgoed en

cultuurhisto(ie om vast te stellen welke bijdrage zij zouden kunnen leveren;

3. Naar aanleiding van de binnengekomen reacties een aanvullende notitie opstellen met

een specifiek projectplan Industrieel Erfgoed Toerisme, waarin begroting, tijdspad,

communicatie en verantwoordelijkheden goed zijn afgebakend. Ook dient daarbij formeel

te worden vastgelegd hoe de samenwerking precies zal worden gestructureerd en hoe

de besluitvorming is geregeld. Ook dient de aandacht voor resuitaatmeting zeker niet

vergeten te worden;

4. Naar aanleiding van de aanvullende notitie te bezien of de instelling van een stuur- en

werkgroep Industrieel Erfgoed Toerisme kan worden geformeerd. E.e.a. vergt immers

een integrale benadering. Enerzijds sectoraal (tussen de cultuur en toerisme). Anderzijds

thematisch (tussen bijvoorbeeld leefbaarheid en werkgelegenheid). Deels afzonderlijk

van elkaar opererende beleidsterreinen dienen voor het project Industrieel Erfgoed

Toerisme immers op één lijn te komen. Tussen monumentenzorg, cultuurtoerisme en

stedelijke revitalisering, dient m.a.w. een harmonieuze symbiose te worden ontwikkeld,

waarbij een traditionele hokjesgeest niet past;

5. In het kader van de herontwikkeling van het centrum te bezien hoe,

-,bestaande monumentenbeleid kan worden geïntensiveerd (w.o. opknappen van

historische gevels en behouden. odwaarderen en herbestemmen van het in ustnë e

erfgoed);

*de bestaande stadshistorische wandeling kan worden ingepast en stadsgidsen hierbij

kunnen worden ingezet als onderdeel van een aantrekkelijk winkel en wandeleircuit in het

centrum;

oindustdeel erfgoed toerisme kan worden verbonden met het te ontwikkelen Kunst-en

Cultuurciuster;

6. In het kader van de herinrichting Kanaalzone mogelijkheden te bezien van een ve ere

uitwerking van het deelproject 'Historische Schepen in Kanaäizone' op basis van een

evaluatie van de recente proef met de historische aak-,

7. Nader overleg met organisatoren van bestaande stad(historische) evenementen

(Monumentendag, Kastelendag, Dag van de Architectuur, het Nationale

Museumweekend, de Landelijke Fietsdag etc.) over inpassingsmogelijkheden en het

stimuleren van nieuwe stadshistorische evenementen en verhalen o.b.v. het industriële

verleden;

33

8. Nader overleg 'Ontsluiting Oude Industn'eën' en mogelijke inpassing te bezien van het

lopende project'industrie Toerisme Regio Eindhoven'-,

9. Ter versterking van de toeristisch-recreatieve infrastructuur

*nadere uitwerking van een mogelijke 'industrieel Erfgoea t

*mogelijkheden te bezien voor het verbeteren en vernieuwen bestaande algemene

toeristisch-recreatieve verwijzings- en informatiesystemen en ontwikkeling van

vernieuwende virtuele (digitale) systemen;

10. Mogelijkheden te bezien voor verdere inpassing van het'Herinrichtingsproject

Gemeentemuseum', zowel qua collectie als inbreng deskundigheid;

1 1. Nadere uitwerking mogelijk deelproject 'Jan Visser Museum';

12. Nadere uitwerking mogelijk deelproject 'Stadspoort tot de Peet' met industrieel-

historische streekarrangementen;

13. Nadere uitwerking mogelijk deelproject'Grensoverschrijdend lndustrieverleden';

14. Nader overleg met dag- en verblijfshoreca over de potenties van thema's als

'Overnachten en dineren in de stijl van de oude industriebaronnen van weleec,

Financieel Kader

Mede dankzij Stimulusgelden is de laatste jaren al flink is g6investeerd in de culturele en

toeristisch-recreatieve infrastructuur van de stad en regio. Ter versterking van de huidige

positie van het stadscentrum zullen de komende jaren naar verwachting substantiële

middelen worden ingezet. Een deel van deze uitgaven zullen mogelijk inzetbaar dan wel

versterkend cq. ondersteunend zijn aan het project Industrieel Erfgoed Toerisme. In de

vervoigfase en in het kader van het lopende BVR-traject zal nader onderzocht moeten

worden welke middelen specifiek aan de ontwikkeling van het project Industrieel Erfgoed

Toerisme zouden kunnen worden toegewezen. Ook zou gekeken kunnen worden in

hoeverre middelen in te zetten voor de herontwikkeling van de binnenstedelijke kanaafzone

het project Industrieel Erfgoed Toerisme reeds direct of indirect ondersteunen. Dit geldt

uiteraard ook voor de middelen die via de lokale en regionale VVV worden ingezet voor

toeristisch-recreatieve productontwikkeling en promotie. Ook kan de gemeentelijk

Monumentenreserve worden genoemd omdat een deel van de te restaureren Heimondse

monumenten immers een industrieel verleden heeft. Tot slot zal bijvoorbeeld ook een deel

van de middelen voor activiteiten van de Gemeentelijke Archiefdienst aan een project

Industrieel Erfgoed Toerisme toegerekend kunnen worden.

Om een eerste indicatie te geven van de mogelijkheden in dit verband kunnen in het kader

van de Kunst en Cultuurbegroting 2001 een aantal concrete financiële middelen worden

genoemd, die direct dan wel indirect, geheel of gedeeltelijk ingezet zouden kunnen worden

voor dan wel ondersteunend kunnen zijn aan een project Industrieel Erfgoed Toerisme:

*in de reserve Evenementen en Toerisme (post 7965610) wordt vanaf 2001 jaarlijks 50.000

gulden gestort;

-eter versterking van de collectie Mens en Werk zal 500.000 gulden worden ingezet aan

Provinciale GSB-middelen;

@uit de reguliere begroting wordt verder bijvoorbeeld 2.500 gulden verstrekt aan de

Werkgroep Industrieel Erfgoed Heimond (post 6.1.675.20), 2.500 gulden aan de

Heemkundekring Heimond-Peelland (post 6.1.6.75.22), 12.500 gulden voor de Historische

en archeologische vereniging Hetmond (post 6.1.675.24), 2.500 gulden voor de

Monumentenwerkgroep (post 6.1.675.50) en 1.500 gulden voor de organisatie van Open

Monumentendag (post 6.1.675.55).

In het concept investeringsprogramma 2002-2005 behorende bij de voorjaarsnota 2001 (en

daarmee dus nog niet geaccordeerd beleid) is nog een substantieel bedrag opgenomen dat

in dit verband kan worden vermeld: 800.000 gulden ten behoeve van de herinrichting van het

kasteel (ivp 515.10.A). Bij de begrotingsbehandeling in november 2001 zal hierover

definitieve besluitvorming plaatsvinden.

34

Vervolgens zal natuurlijk nog moeten worden geïnventariseerd welke cofinanciële middelen

via bovenlokate beleidsvoomemens voor het project zouden kunnen worden verkregen. De

grootste zorg bij de opzet van structurele samenwerkingsverbanden is immers de financiële

continuïteit. Na een initiële investering is de financiering op langere termijn vaak een

probleem. Een eerste analyse van de relevante bovenlokale beleidskaders wijst uit dat een

gemeentelijk initiatief tot versterking van de industrieel historische potenties van de stad in

relatie tot toerisme en recreatie beslist niet zonder deze bovenlokale cofinanciële steun zal

behoeven te geschieden. Sterker nog, diverse nota's stimuleren dergelijke initiatieven. Zeker

wanneer wordt ingespeeld op onderstaande uitgangspunten:

A. Een betere ontsluiting van de bestaande kennis, voorzieningen, plekken en

infrastructuur (toegankelijkheid);

B. Activiteiten en voorzieningen die bijdragen aan de aantrekkelijkheid en sfeer van het

stedelijk gebied (leefbaarheid);

C. Activiteiten die gericht zijn op de versterking van de economische structuur

(ondernemerschap),

D. Activiteiten die gericht zijn op een sterkere profilering van de regie

(imagoversterking);

E. Bevordering van een geïntegreerde regionale en grensoverschrijdende ontwikkeling

(bovenlokale samenwerking);

F. Ontwikkelina en introductie van vernieuwende (bijvoorbeeld tussen land- en

waterrecreatie) en kwalitatief goede producten (productvernieuwing);

G. Vergroten van de productdifferentiatie (onderscheidend vermogen),

H. Activiteiten gericht op koppeling van educatie en vermaak (afwisseling);

1. Activiteiten gericht op onderlinge samenhang en coördinatie (ketensamenwerking);

J. Activiteiten gericht op consumententrends (vraaggerichtheid);

K. Historische identiteit als leidraad bij stedelijke ontwikkeling en vernieuwing (ruimtelijke

inpassing).

In bijlage 7 worden de meest relevante onderdelen van onderstaande boveniökale nota's

kort beschreven:

*de Europese nota's Stimulus 111 en lnterreg 111,

ode nationale nota Belvedere (VROM, OCW, LNV), Grotestedenbeleid en Ondernemen in

Toerisme (EZ);

ode provinciale nota's (Ont)Spannend Brabant en Cultuurhistorie is een Werkwoord;

ode regionale nota's Toeristische Ontwikkelingsvisie De Peel (2000) en het Recreatief

Toeristisch Plan (1995).

Voorlopige Tijdspad

Juni 2001 voorlopige bestuurlijke standpuntbepating;

julilseptember 2001 informatieoverdracht en inventarisatie reacties uit het veld-,

Oktober 2001 definitieve bestuurlijke besluitvorming via een aanvullende

notitie (met daarin een uitwerking van de inhoudelijke,

organisatorische en financiële criteria voor het project

Industrieel Erfgoed Toerisme);

November 2001 bëhandeling in de betrokken raadscommissie(s);

December 2001 definitieve besluitvorming in de gemeenteraad;

Vanaf januari 2002 eventuele start eerste deelprojecten,

Julilaugustus 2002 te plannen evaluatie eerste fase en eventuele besturing

projectplanning;

Vanaf september 2002 uitwerking van projecten vervoigfase;

35

LITERATUURLIJST

Bonink, Caro & Richards, Greg (1 999). Cultuurtoelist leert én ontspant ]n- a ing

en Management Nieuws voor cultuur en leisure, 1 ste jaargang, nummer 2, 1 999, pagina 4-5.

Bonink, Caro & Richards, Greg (2000). Cultuurbezoek in eigen land wordt vooraf gepland -

In: Marketing en Management Nieuws voor cultuur en leisure, 2de jaargang, nummer 1, 2000,

pagina 6-7.

Brabants Bureau voor Toerisme (2000). De Gulle Gids van Brabant. Tilburg.

Bruin, Marnix de; Enting, Remon- Nieboer, Nico & Crum, Ben (1 999). Benchmark

1

gemeentelijk ondememingsklimaat. Leiden: Ministerie van Economische Zaken, pagina 105-

1 09.

BRO (1 998). Beleidsvisie toeiisme en recreatie Gemeente Deurne. Vught.

Buist, Girbe (1 991). Cultuurhistorisch toerisme. Bij goed concept profiteren zowel cultuur als

economie. In: De Provinciaal, 4e jaargang, nummer 13, pagina 9-1 1.

Burger, Jan Erik (1996). Langs het industrieel erfgoed van Nederland. 50 wandelingen met

museumbezoek. Amsterdam: Uitgeverij Op Lemen Voet.

BVR (2000). Integrale structuurvisie Heimond Centrum. Analyse en Opgave. Utrecht.

BVR (2000). Integrale structuurvisi-e Heimond Centrum. Bouwstenen Heimond Centrum.

Utrecht.

Commissie van de Europese Gemeenschappen (2000). Enig Programmeringsdocument.

Phasing out-programma Zuidoost-Brabant 2000-2005. Brussel.

Commissie van de Europese Gemeenschappen (2000). Mededeling van de commissie aan

de lidstaten. INTERREG flflL Brussel. 28 april 2000.

Daru, Myriam (1 989). Een verdwijnend industrielandschap. Inventarisatie van industrieel

historische objecten te Heimond. Heimond: Gemeente Heimond.

De Vries & Hopman Partners (1 996). Toeristisch-Rekreatief Ontwikkelingsplan Helmond-

Centrum. Apeldoorn.

Eekelen, Yvonne van (1 997). Textielfabriek is meer dan een monumentje. In: Uitleg, 13e

jaargang, nummer 30, pagina 38-39.

Gemeentearchief en Gemeentemuseum Heimond (1 992). Ach Lieve Tijd, acht eeuwen

Hetmond en de Hetmonders. Zwolle: Waanders Uitgevers.

Gemeente Heimond (1 997?). Hetmond centrum in ontwikkeling. Hetmond: Peelland Media

i.s.m. Gemeente Heimond.

Gemeente Heimond (1 998). Een stad van stof & staal Toeristische

voetgangersbewegwijzering. Heimond.

Gemeente Heimond (1998?). Passantenhaven Hetmond. Heimond: Dienst Stadsbeheer,

Afdeling beheer, Bureau Exploitaties.

36

Gemeente Heimond (1 999?). Het kasteel van Heimond. Herinlichting in relatie tot het

kunsthafproject. Heimond.

Gemeente Heimond (1 999). Naar een dynamisch evenwicht Kemstadvisie Heimond 2010.

Hetmond.

Gemeente Heimond (1999). Meerjaren Ontwikkelings Programma. Heimond.

Gemeente Heimond (1999). Centrummanagement Heimond. Strategisch plan. Heimond.

Gemeentemuseum Heimond (1999). Collectieplan op hoofdlijnen. Heimond.

Gemeente Hetmond (2000). Integrale Stadsvisie Heimond 2010. Heimond.

Gemeente Heimond (2000). (Door)startnotitie fietsbeleidsplan gemeente Heimond. Heimond:

Dienst Stadsontwikkeling, Afdeling Ruimtelijke Ordening.

Gemeente Heimond (2000). De smaak te pakken. Horecabeleidsplan Heimond 2000-2010.

Heimond: Bestuursdienst, Afdeling Beleidscoördinatie.

Gemeente Heimond (2000). Promotie van de stad. Een gezamenlijke aanpak. Heimond:

Afdeling Communicatie, werkgroep Stadspromotie.

Gemeente Heimond (2000). Digitaat trapveld. "Gaat de digibeet de (digi)boot in9?".

Heimond: Dienst Algemeen Welzijn, Afdeling Projectbureau.

Gemeente Heimond (2000). Helmond 2000. Heimond: Peelland Media i.s.m. Economische

Zaken Heimond.

Genuchten, Stijn van (1 997). Nieuwe toekomst voor Industrieel Erfgoed. In: Museumvisie,

2le jaargang, nummer 2, pagina 10-14.

Heling, Menno (2000). Volkscultuurtoerisme staat of valt bd kleurgke details. Marketing en

Management Nieuws voor cultuur en leisure, Jaargang 2, Nummer 3, 2000, pagina 16-17.

LAGroup (1 998). De spin in het web en het sterrenbeeld. Samenwerkingsscenatio's voor een

levende museumstructuur in Zuidoost-Brabant Amsterdam.

Linden, D. van der (1 955). Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Heimond: Gemeente

Heimond.

Lubbe, Serge (2000). Cultuur mét toerisme instrument voor succesvolle citymarketing. In:

Marketing en Management Nieuws voor cultuur en leisure, Jaargang 2, Nummer 2, 2000,

pagina 16.

Nederlands Bureau voor Toerisme (1 998). Toerisme, goed bekeken. Leidschendam.

Nederlands Bureau voor Toerisme (1 999). De Toefistische Stad, toerisme voor een complete

stad. Leidschendam.

NEI Regionale en Stedelijke ontwikkeling (2000). Structuurvisie Centrum Heimond.

Verkenningsdocument economie en voorzieningen. Rotterdam.

Nijhof, Peter en Schuite, Ed . (2000). Herbestemming industrieel erfgoed in Nederland.

Zutphene Walburg Pers.

37

Ministerie van Economische Zaken (1996). Fascineren en assembieren. Masterplan

industrieel toerisme. 's-Gravenhage.

Ministerie van Economische Zaken (1 998). Het bedrijfsbezoek als pr-instrument

Randvoorwaarden en succesfactoren voor industrieel toerisme. 's-Gravenhage.

Ministeries van EZ en LNV (1999). Toerisme en recreatie. Brief aan de Voorzitter van de

Tweede Kamer der Staten-Generaal. 1 9 februari 1999.

Ministeries van VROM, LNV en OCW (1 999). Nota Belvedere. Beleidsnota over de relatie

cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. 's-Gravenhage.

Moerel, Anouschka (1 993). Het gezicht van Nederland. Hetmond. Abcoude: Uitgeverij

Uniepers/Stichting Het Gezicht van Nederland.

Molen, F. van der & Ashworth, G.J. (red.) (1991). Toekomstwaarde van hetstedelijk erfgoed.

Groningen: Geo Pers.

Priority Search Benelux (2000). Een gesprek met de Stad. Stadsvisie 2010. Vught.

Provincie Noord-Brabant (1995). Beleidsvisie toerisme en recreatie provincie Noord-Brabant.

3s-Hertogenbosch.

Provincie Noord-Brabant (2000). Cultuurhistorie is een werkwoord. Weten, Maken, Beleven.

Voortgangsnotitie formulering beleid 2000-2003. 's-Hertogenbosch.

Provincie Noord-Brabant (2000). (Ont)Spannend Brabant. Beleidskader Toerisme en

recreatie. 's-Hertogenbosch.

Provincie Noord-Brabant (2000). Samenvatting basisonderzoek recreatie en toerisme Noord-

Brabant. 's-Hertogenbosch.

Ruis, Amo (2000). Leisure vraagt om visie en regie. In: Marketing en Management Nieuws

voor cultuur en leisure, Jaargang 2, Nummer 2, pagina 17.

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (1994). Recreatief Toeristisch Plan. Eindhoven.

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (2000). Toeristische Ontwikkelingsvisie De Pee/.

Eindhoven.

Schenke, Menno (1 996). Een tweede leven. 1996 Jaar van het Industrieel Erfgoed. In:

Algemeen Dagblad, 17 februari 1996.

Stadsdeel Westerpark Amsterdam (1 995). De toekomst van het industrieel verleden.

Amsterdam.

Stichting Industrieel Erfgoed Hetmond (1 999). Spijkers met Koppen. Een toekomstvisie van

de Stichting Industfieel Erfgoed Heimond. Bakel.

Stichting Nationaal Contact Monumenten (2000). Monumentenjaarboek 2000. Amsterdam.

Stichting WV/Stadspromotie Heimond (1999). Een glimlach in Brabant. Heimond

STI RT (1 998). Meer Toekomst door Samen Werken. 15 voorbeeldprojecten Toerisme en

cultuur. Voorschoten.

38

STI RT (1 999). Samen Werken aan een Kloppend Hart. 15 voorbeeldprojecten Leisure in

binnensteden. Voorschoten.

Task Force Zebr@ (2000). Kenniswijk Regio Eindhoven. Beter leven, beter werken, beter

leren. Eindhoven: Projectbureau Kenniswijk Reaio Eindhoven.

Veerman, Ditte (2000). De toekomst van recreatie en toerisme. In: Recreatie, Jaargang 30,

nummer 2, pagina 6-9.

Wijers, W.J.A. (1998). Belevingswaarde historische binnensteden verdient oppeper. In:

Recreatie & Toerisme, Jaargang 8, Nummer 4, pagina 6-9.

WVB-Marketing Adviezen (1 999). Regio Eindhoven sterk in /T. Projectvoorstel industrieel

toerisme. Deurne.

WVB-Marketing Adviezen (1 999). Industrieel Toerisme. Een on'ënterend onderzoek. Deurne.

BIJLAGEN

Gemeente Helmond

Een kasteel tijssen fabrieken

Ontdekkòngsreós naar een toerist'isch-reereatieve

'Edentite'lt voor do stad

D*Iscussienota

Industrieel Erfgoed Toerisme

in een Stedel' k Ontwikkei'ingsperspectief

BIJLAGE 1: Historische Ontwikkeling van Heimond als Industriestad

Nadat de stad rond het jaar 1232 stadsrechten kreeg, groeide Heimond langzaam maar

zeker uit tot het economische centrum van de streek. Als hertogin Johanna van Brabant in

1376 aan Heimond toestemming geeft om drie keer per jaar een grote jaarmarkt te houden,

breekt voor de textielvervaardiging'en handel een eerste economische bloeiperiode aan en

verwerft de stad zich de positie als hoofdstad van het kwartier Peelland. De plaatselijke

ambachtslieden waren vooral actief in de metaal- en linnennijverheid. Hoedenmakers,

handschoenmakers, wevers, kleermakers, ververs, smeden en harnasmakers leverden de

producten, Heimondse kooplieden reisden vervolgens door het hertogdom Brabant en

daarbuiten, op zoek naar afzetmarkten. Het enige gebouw dat nog aan deze glorietijd

herinnert, is het archetypische kasteel.

De tachtigjarige Oorlog betekende het voorlopige einde van deze blociperiode. De

stedelingen kregen immers handelsbeperkingen opgelegd. Stadsbranden en de

pestepidemie uit 1636 droegen het hunne aan de neergang bij. De Heimondse pre-

industriële textielhandel verplaatst zich daarop naar Haarlem, waar het centrum van de

linnennijverheid kwam te liggen. Veel wevers verhuisden daar naartoe om de kost te

verdienen, de achterblijvers gaan zich sterk op die stad oriënteren. De Heimondse wevers

1

gaan de Haarlemse garens verwerken tot linnenstoffen die vervolgens als Haarlems linnen

wordt verkocht. Zo worden de Heimondse linnenwervers weliswaar sterk afhankelijk van

Haarlem, maar kunnen ze in eik geval aan het werk blijven. Van de vroeaere levendige

bedrijvigheid is echter nagenoeg niets meer over. Het stadje was vrijwel uitgestorven en op

de markt, vroeger het centrum van de bedrijvigheid, groeide zelfs gras, zo meldde een

ooggetuige uit die tijd.

In 1794 veroverden de Franse legers van Napoleon het zuidelijke gedeelte van de

toenmalige Republiek der Verenigde Nederlanden. Tijdens de Franse bezetting, die in totaal

twintig jaar duurt, werden de oude feodale rechten successievelijk afgeschaft en vervangen

door nieuwe structuren die gebaseerd warén op de bekende 3-eenheid Vrijheid, Gelijkheid

en Broederschap. Ook op economisch aebied kwamen er meer mogelijkheden, waarvan

energieke ondernemers van buitenaf op zoek naar goedkope arbeidskrachten konden

profiteren. Bekende namen uit die tijd zijn Henricus Raymakers uit Bakel, Antonie Ramaer uit

Bergeijk, Johannes Diddens uit Nederweert, Pieter Fentener van Vlissingen uit Amsterdam

en Prinzen en Sutorius uit Duitsland. Deze ondernemers vestigden in Heimond

textielbedrijven en bouwden daarmee voort op de bestaande textiettraditie. De tot dan toe

thuiswerkende loonwevers transformeren echter tot fabrieksarbeiders, na het ontstaan van

de textielfabrieken, katoendrukkerijen en spinnerijen. De huisnijverheid maakt langzaam

maar zeker plaats voor de fabrieksindustrie.

Aan het einde van de achttiende eeuw, vindt er in bestuurlijk opzicht voor de stad nog een

belangrijke verandering plaats, nadat de Heerlijkheid Heimond via een advertentie in de

lokale krant te koop wordt aangeboden. De Utrechtse muntmeester C.F. Wesselman kocht

daarop het stadje voor 155 duizend gulden en ontpopte zich weldra als een heuse

weldoener, al stuitte hij als protestant op flink wat argwaan bij de overwegend katholieke

bevolking. Wesselman was echter een slim man. Hij overtuigde Den Haag er immers van dat

Heimond geen stad was, maar een plattelandsgemeente. Een verstandige zet, want de

hogere belastingen die gepaard gingen met de stadsstatus, drukten namelijk zwaar op de

Heimondse bevolking. Onbedoeld legde Wesselman daardoor wellicht ook de kiem voor het

wat negatieve imago van de stad. De voormalige muntmeester schetste in zijn brieven aan

de Haagse politici immers doelbewust het beeld van een stad met economische en sociale

problemen, om hen op die manier te overtuigen dat de belastingverlaging bittere noodzaak

was. Op initiatief van Wesselman nam de koning Willem 1 (alias de Koopman Koning) dan

ook in 1826 een beslissing die voor de verdere economische ontwikkeling van Heimond van

cruciaal belang zou zijn: de aanleg van de Zuid-Willemsvaart. Dit kanaal gaf een enorme

impuls aan de industrialisatie van de stad.

2

Naast de textiel- en metaalindustrie die steeds

belangrijker werden, ontwikkelde zich met name ook

de voedingsindustrie (waarbij in het bijzonder

margarine, cacao, broodbakkerijen en de EDAH

vermelding verdienen). Heden ten dage zijn deze

sectoren nog steeds vertegenwoordigd op de

Heimondse industriële kaart. Dankzij de

economische groei, mede het gevolg van de

opkomst van de stoommachine, ontwikkeld Heimond

zich in de tweede helft van de j ge

eeuw tot een

levendige centrumstad met tal van voorzieningen,

waaronder een station, hotels en restaurants.

Heimond kreeg in die tijd ook een eigen vestiging

van de kamer van koophandel. De meeste

bestaande historische gebouwen in de stad,

stammen uit die tijd (eind negentiende, begin

twintigste eeuw). De laatste fabriekhallen langs de Willemsvaart zijn daarvan nog een goed

voorbeeld, evenals de kapitale villa's aan de westkant en de kleinere arbeiderswoningen aan

de oostkant van het kanaal.

De j ge eeuwse industrialisatie had ook zijn schaduwkanten in de vorm van extreem lange

werkdagen, lage tonen en kinderarbeid. Ook in Heimond was de tegenstelling tussen arm en

rijk groot. Tegenover een kleine elite die in weelde baadde, stond de grote massa van de

bevolking die in armoedige omstandigheden leefde. Bovendien was Heimond als textietstad

extra gevoelig voor de conjunctuurschommelingen die met name in deze industrie schering

en inslag waren. De stad werd dan ook zwaar getroffen door de economische crisis van de

jaren dertig. Na de Eerste Wereldoorlog was er eerst nog een economische opleving te

bespeuren, die helaas niet lang duurt. De werkloosheid nam steeds verder toe, deels door

de slechter wordende economische toestand, deels vanwege fabrieksbranden. De gevolgen

van de wereldcrisis van 1929 zijn voor Heimond desastreus. De ene fabriek na de andere

ontslaat zijn arbeiders. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog telt Heimond 1700

werklozen. Velen van hen worden gedwongen tewerkgesteld in Duitsland.

Tabel 1. Industrialisatie in Hetrnond 1851-1940

Jaartal Arbeiders in textiel Arbeiders in metaal

1851 223 0

1861 548 0

1871 748 128

1881 1.343 166

1891 1.506 254

1902 2.258 494

1911 2.782 794

1924 3.452 978

1931 2.327 651

-1940 3.058 1.003

Bron: Jaarverslagen Gemeente Heimond

3

Tabel 2. Bevolkingsontwikkeling Heimond 1851-1940

Jaartal Aantal inwoners

1851 5.279

1861 6.186

1871 7.155

1881 7.627

1891 9.395

1902 12.444

1911 15.555

1924 19.833

1931 25.868

1940 29.343

Bron: jaarverslagen gemeente Heimond

Uit bovenstaande cijfers blijkt dat de industrialisatie van Heimond pas goed doorzette rond

1880. Tussen 1871 en 1881 is het aantal mensen in Heimond dat in een fabriek werkt bijna

verdubbeld. Ook de cn'sis van 1930 is goed waarneembaar in het arbeidersbestand. De

fabrieksactiviteiten doen de behoefte aan arbeiders groeien. Veel arbeiders komen uit de

omliggende plaatsen naar Heimond. De bevolking groeit dan ook sterk. Zoals in heel

Nederland, nam ook in het naoorlogse Heimond de welvaart gestaag toe. Er is meer

werkgelegenheid, niet alleen voor Heimonders, maar ook voor werknemers uit de

omliggende dorpen. Ook het inwonertal van de stad groeide in de jaren vijftig en zestig fors.

Aan het einde van de jaren 60 is het met de opleving van de industrie echter afgelopen, de

definitieve teruggang in de textiel- en metaalindustrie zet zich in. De industriële ontwikkeling

in goedkopere Derde Wereidianden vormt een te zware concurrentie voor de Heimondse

textielindustrie. In deze tijd gaan veel arbeidsplaatsen verloren en steekt het spook van de

werkeloosheid weer z"n kop op.

li

Tabel 3. Ontwikkelingen in textiel en metaal 1960-1983

Jaartal Arbeiders in textiel Arbeiders in metaal

1960 7.800 2.800

1971 4.700 3.400

1975 3.394 2.374

1980 2.677 2.178

1983 1.938 1.907

Bron: Vlasbloem, Heimond 1966-1986

Om deze problemen op te lossen, wordt Heimond in 1976 aangewezen als groeistad. De

stad krijgt de ruimte om zich te vernieuwen en zich uit te breiden. Het is kenmerkend voor de

veerkracht van Heimond dat de stad de geboden kansen niet alleen met beide handen heeft

aangegrepen maar ook ten volle heeft benut. Er worden hele nieuwe wijken aangelegd

(Rijpelberg, Brouwhuis) en tal van voorzieningen op het terrein van onderwijs,

gezondheidszorg, cultuur en welzijn gecreëerd. Daarnaast wordt de infrastructuur

aangepakt. Speciale vermelding in dit verband verdient de omlegging van de Zuid-

Willemsvaart, het grootste waterbouwkundige project van Nederland sinds de Deltawerken.

Heimond schept in deze periode ook de voorwaarden voor nieuwe bedrijfsvestigingen en

weet daardoor een groot aantal bedrijven te trekken, waaronder enkele zeer innovatieve

hightech ondernemingen, zoals UPC, Sheil Solar, Nedcar PDE, e.d. Hierdoor kan Heimond

zich aan het begin van de 21 e eeuw met recht een "Centrum voor Moderne Fabricage

Techniek" noemen. Zeer strategisch gelegen tussen "Kennisstad" Eindhoven en

"Distributiestad" Venlo.

4

BIJLAGE 2: Industrieel- & Cultuurhistorisch Catendan'um

1810 Vestiging grossier Spoorenberg.

1811 Vestiging textielfabriek Bongaers en zonen, vooruitlopend op de aanleg van het

kanaal.

1827 De Zuid-Willemsvaart is gereed. Als gevolg hiervan vestigen zich fabrikanten in

Heimond, een dynamische groeiperiode treedt in.

1836 Vestiging textielfabrikanten Raymakers, Ramaer en Prinzen.

1845 Voor het eerst wordt stoomkracht toegepast.

1850 Oprichting eerste zangkoor Phileutonia, er zullen nog vele volgen.

1860 Vestiging van het eerste telegraafkantoor.

1862 Oprichting eerste Harmonie; de harmonie-afdeling van Phileutonia.

1866 Aanleg spoorweg Eindhoven-Heimond-Venlo. Tevens krijgt Heimond als een van de

eerste steden in Nederland een HBS.

1870 Intrede stoommachine, en snel daarna de oprichting van metaalfabriek Van Thiel (nu

Nedschroe@.

1871 Oprichting margarinefabriek Holland (1907 gesloten), nu is hier EDAH gevestigd.

1872 Oprichting van machinefabriek Begemann.

1879 E. H. Begemann richt een voor het eerst in Heimond een ziekenfonds voor de eigen

fabrieksarbeiders op.

1881 Opening tramlijn Den Bosch-Heimond (1935 opgeheven).

1886 Arbeiders beginnen zich te verenigen. Twee korte eendagsstakingen bij de 2 grootste

weverijen.

1891 Begin houtzageij-sector door Cierx, gevolgd door De Vries, Raaijmakers en Bezemer

in het begin van de 20' eeuw.

1892 Oprichting Cacaofabriek (gestoten in 1935), het hoofdgebouw staat er nog en is nu

o.a. in gebruik door kunstenaars.

1896 Oprichting eerste arbeidersorganisatie, de 'RK Werkliedenvereniging'. Dit was in

vergelijking tot andere steden heel laat. De reden was het gebrek aan geschoolde

voortrekkers en de conservatieve instelling katholieke geestelijkheid. Tevens

oprichting van eerste voetbalvereniging 'Trap door', gevolgd door HW in 1899 en

vele anderen in de jaren 20 van de 20e eeuw. Tevens vindt in dit jaar een eerste grote

nationale wielerwedstrijd voor amateurs plaats.

1898 Aanleg eerste houten wielerbaan, de 'Spekkenistenbaan'.

1900 Oprichting fabrieksschooi door de liberale fabrikant Van Vlissingen (Vlisco), omdat

deze van mening was dat de scholingsgraad van arbeiders nog altijd erg laag was.

1901 Oprichting toneelvereniging 'tot Nut en Vermaak'.

1902 Oprichting van de eerste textielarbeidersvakbond, daarna zouden er nog 12 volgen.

De organisatiegraad van arbeiders was en bleef echter laag.

1903 Twee maanden staking door textielarbeiders.

1906 Twee maanden hardnekkige staking bij Van Thiel draadtrekkerij. Opening tramlijn

Eindhoven-Heimond-Asten (1935 opgeheven).

1910 Vestiging broodfabriek 'De voorzorg' (Heimond had in 191 0 een aantal van 55

bakkerijen.

1911 Opening eerste bioscoop (1 91 4 gesloten ondanks groot succes), in 1914 werd op de

Steenweg bioscoop Scala geopend, in 1 9 1 9 Alcazar op de Noord-Koninginnenwal

(1 987 gesloten).

1913 Oprichting eerste woningbouwvereniging 'Volksbelang'.

1914 Oprichting inkoopcombinatie EDAH (Ebben, Damen, Aukes en Hettema). Na 25 jaar

had EDAH al 1 00 vestigingen. Ebben is tevens wethouder geweest van Heimond van

1913 tot 1946.

1921 De laatste 'Heer van Heimond' Carel Frederik Wesselman van Heimond IV overlijdt in

191 8, het kasteel wordt door zijn weduwe aan de gemeente verkocht 'ten behoeve

van lokalen voor gemeenteadministratie of openbaar nut'. In 1923 wordt het Kasteel

geopend als gemeentehuis.

1922 Opening Theater Centraal aan de markt voor film en theatervoorstellingen (ondanks

succes in 1986 gesloten).

5

1930 Economische crisis in werel an e: in e mon gevo g oor ne ingen en

ontslagen.

1966 Begin van de crisisjaren: instorting textiel- en metaälindustrie.

1968 Gemeentebestuur geeft Economisch Instituut Noord-Brabant (F-.T.I.N.) opdracht om

een analyse van Heimond te maken, dit resulteert in de nota "Heimond 1968, zorgen

en problemen van een industriestad. Heimond wordt door minister van Economische

Zaken aangewezen als stimuleringsgebied.

1971 Stopzetting van de b"behorende I.P.R.-investeringspremierregeling.

ij

1972 Rapport commissie Langman (minister van Economische Zaken), waarin financiële

steun aan Heimond wordt toebedeeld, I.P.R.-regeling wordt opnieuw toegekend.

1976 Volvo verplaats haar ontdikkelings-, marketing en productievoorbereidingsafdelingen

uit Eindhoven naar Heimond vanwege I.P.R.-regeling. Andere bedrijven in de auto-

industrie volgen.

1977 Aanwijzing van Heimond tot groeistad: bouw van 10.000 tot 15.000 woningen in de

periode 1980-1990. Opening theater't Speelhuis door prinses Beatrix (gebouwd op

plek waar vroeger een textielfabriek stond).

1978 800-jarig bestaan Heimond.

1979 Het nieuwe gemeentemuseum wordt in het Kasteel gevestigd.

1980 Eerste vestigingsoverschot sinds de crisisjaren '60.

1984 Economisch herstel zet in

1992 Omlegging van de Zuid-Willemsvaart

1993 Sloop van het vervallen Begemann-complex .

Bron: BVR, Integrale Structuurvisie Hetmond Centrum, bijlage 1, pagina 81-86.

6

BIJLAGE 3: Proficischets van do Stedelijke Cultuurtoerist

Dé stedelijke cultuurtoerist bestaat niet. De moderne cultuurtoerist is een echte kameleon. Er

is dus nie@ zoals vanouds sprake van één doelgroep, maar van meerdere sfeergroepen.

Hierin heeft ieder individu zijn eigen wensenpakket. Desondanks kunnen toch wel een aantal

gemeenschappelijke kenmerken worden ge@fdentificeerd. Uit een groot Europees onderzoek

naar de cultuurtoeristische markt blijkt immers dat de aanwezigheid van culturele attracties

2 - en

een belangrijk motief is om een bepaalde stad te bezoeken . Monumenten

museumbezoek zijn het meest populair. In 1997 bezocht meer dan 50% van de

cultuurtoeristen tijdens de vakantie een museum. Monumenten worden door ruim 40% van

de respondenten bezocht. Uitvoerende kunsten (23%) en kunstzinnige festivals (1 3%) blijken

minder op het programma te staan bij een culturele vakantie. Deze onderzoeksc@ijfers geven

aan dat kunsthistorische en geschiedkundige bezienswaardigheden laagdrempelig zijn en

om die reden populairder dan kunstzinnige evenementen. Bijna driekwart van de

Nederlanders die in eigen land cultuur bezoeken, zien museumbezoek zelfs als een

'vanzelfsprekende bezigheid' dat vaak vooraf wordt gepland. Zes op de tien respondenten

was het dan ook eens met de stelling 'als ik op vakantie ga, bezoek ik altijd een museum'.

47% van de cultuurtoeristen heeft een hogere opleiding en bijna 45% heeft een bruto

jaarinkomen van boven de E 30.000 (66.000 gulden). 44% is tussen de 40 en 60 jaar.

Daarnaast vormen actieve gepensioneerden (1 5%) en studenten (1 1 %) een belangrijk deel

van het bezoekersaantal. Het gestaag groeiend aantal 'nieuwe' senioren beschikt over veel

reiservanng en heeft vaak een behoorlijk budget te besteden. Ruim eenderde (35%) kiest het

liefst een hotel als overnachtingsmogelijkheid. Daarna volgen tent en caravan. De meeste

cultuurtoedsten regelen de vakantie helemaal zelf (34%). Een kleiner aantal (19%) laat alles

door een derde (touroperator, reisbureau) regelen. Van alle ondervraagden gaat ruim de

helft met de partner op vakantie, gevolgd door vakanties die met familie en vrienden worden

doorgebracht.

2ATLAS is een associatie van universiteiten dat in opdracht van de Europese Commissie en

analyseert sinds 1 991 de cultuurtoeristische markt in Europa onderzoekt.

7

BIJLAGE 4: industrieel Erfgoed; een Begripsafbakening

Als algemene omschrijving van industrieel erfgoed, geven Van Dalen en Boon de volgende

samenvatting:

1 .Alle onroerende goederen (landschappen, complexen en gebouwen) en alle roerende

goederen (outillage, machines, onderdelen en uitrustingsstukken) welke getuige vormen

van de industriële activiteiten van economisch gevorderde en van zich ontwikkelende

maatschappijen, waaronder ook begrepen worden: energie- en grondstofproductie,

werkplaatsen, huisvesting, transportfac@iliteiten en aanverwante machinerieën;

2. Alle geschreven, iconografische en andere documenten en registraties die betrekking

hebben op industriële activiteiten, alsmede op industriële complexen, structuren en

uitrustingen; hieronder vallen ook technische, administratieve, juridische en andere

teksten, die betrekking hebben op het industrieel erfgoed in het algemeen;

3. Industriële producten, in de mate, waann zij essentieel ziin om dergelijke activiteiten te

3

begrijpen

Kortweg gezegd behoren alle overblijfselen die, sinds ongeveer 1850, hen'nneren aan de

industriële revolutie tot het industriële erfgoed. De gehele periode, tot aan vandaag. Dat

betekent dat we ook moderne objecten tot het industriële erfgoed mogen rekenen. Belangrijk

is echter of een gebouw een rol heeft gespeeld of speelt in een industrieel proces. Ook

arbeiderswijken en directeursvilia's kunnen ertoe worden gerekend. Dat zijn tenslotte ook

producten van industrie.

3Bron: 'Een verdwijnend industrielandschap', Myriam Daru, pagina 14.

8

Indeling naar typen

Industriële monumenten zijn op basis van hun oorspronkelijke functie als volgt in te delen:

1. Productie

Agrarische bedrijven (boerderijen) met hun machinerieën en gereedschappen@,

* Ambachtelijke en industriële bedrijven (productie- en kantoorhallen) met hun

machinerieën, krachtbronnen (molens, stoommachines, verbrandingsmotoren, etc.) en

producten;

Huisvesting van ondernemers en arbeiders, fabrikantenvilia's, arbeiderswijken en

kolonies.

2. Openbaarieven (in relatie tot industrie)

o> Fabrieksscholen;

Grafmonumenten. borstbeelden;

Ontspanningsgebouwen, patronaten,'sociëteiten, verenigingsgebouwen;

* Parken;

Religieuze gebouwen (voor zover opgericht dankzij bijdragen van fabn'kanten).

3. Opslag en overslag

Pakhuizen, loodsen, silo's, elevators.

4. Transport: infrastructuur en transportmiddelen

* Waterwerken, kanalen, sluizen, sluiswachterswoningen;

Spoor- en tramwegen: stations, remises, overweg- en wachtershuisjes, seinhuizen, seinen;

Straten en wegen met hun toebehoren. zoals tolhuizen en verkeers en;

Bruggen, veren, viaducten;

Havens: scheepswerven, vuurtorens, kranen, dokken;

Post, telefoon, telegrafie;

* Brandweerkazernes.

5. Distributie

* Galerijen, passages;

Winkels, warenhuizen,

Markthallen, veilinggebouwen, beursgebouwen.

6. Openbare voorzieningen

Gasfabrieken, pompstations, eiektriciteitscentrales. waterleidingcomplexen, slachthuizen.

7. Ontginning en inpoldering

*Polder-s: poldermolens, gemalen, het ontstane samenhangende ruimtelijke geheel van

verkavelingspatronen, kanalen, bebouwingswijzen, etc.

8. Winning van grondstoffen

*Mijncomplexen met hun schachten, entreegebouwen, koeitorens, mijnwerkerskolonies;

omergelgroeven, zandafgravingen, grindgraverijen;

*Veenderijen4

4 Bron: Monumentenjaarboek 2000, pagina 131, Nationaal Contact Monumenten (NCM), Amsterdam.

9

BIJLAGE 5: Industriële Monumenten in de Stad

Rijksmonumentenlijst

Mr. Omschrijving Oorspronkelijke Functie Bouwjaar Locatie

1 Villa A.P.L. van Thiel Fabrikantenvilia 1930 Aade-Rixtelseweg 14

2 Villa J.A. Garp Fabrikantenvilia 1921 Aarie-Ri)delseweg 63

3 Chauffeurswoning bij villa Garp Garage en woning voor bedienden 1921 Aarie-Rhdelseweg 65-67

4 Te)dieffábdek Vlisco B.V. Stoffengraveerderij 1928 Binnenparalleiweg 27

5 Textieffábn'ek Vlisco B.V. Watertoren 1874 Binnenparalleiweg 27

6 Textieifábdek Vlisco B.V. Opslaggebouw voor rollen 1911 Binnenparalleiweg 27

7 Te)Wieftbdek Vlisco B.V. Ketel- en turbinehuis 1913 Binnenparalleiweg 27

8 Textieifábdek Vlisco B.V. Uitbreiding ketelhuis 1927& 1937 Binnenparalleiweg 27

9 Herenhuis (met klok) Bots Fabdkantenwoning 1840 Kanaaldijk NW 47

1 0 Textielfabdek Bots Textielfabrieklopslau 1840 Kanaaldijk NW 49

1 1 Herenhuizen Carp & Kaulen Fabrikantenwoningen 1850 Kanaaldijk NW 63-67

1 2 Villa Raymakers Fabdkantenvilia 1850 Kanaaldijk NW 77

1 3 Villa Swinkels Directeurshuis 1874 Kanaaldijk NW 81

14 Villa Oyens Fabrikantenvilia 1884 Kanaaldijk NW 83

1 5 Villa Van Lookeren Campagne Fabdkantenvilia 1890 Kanaaldijk NW 85

1 6 Woonhuis F.J. Matthijssen Woonhuis 1872 Markt 24

1 7 Woonhuis J. van Thiel Woonhuis 1906 Markt 31

18 Woonhuis A. Pdnzen Woonhuis 1891 Markt 213

1 9 Herenhuis Van Glabeek & Pdnzen Woonhuis 1870 Marktstraat 1 0

20 Grafmonumenten familie Van Missingen Nederlands Hervormde grafbeelden 1865 Motenstraat 70

21 Grafmonumenten Raymakers e.a. Rooms Kathoiiëke grafbeelden 1880 Motenstraat 72

22 Huis'Slamat Datang' Fabdkantenvilia 1870 Molenstraat 76

23 Villa Fabdkantenvitia 1900 Rooseveidaan 3

10

Gemeentelijke monumentenlijst

Mr. Omschrijving Oorspronkelijke Functie Bouwjaar Locatie

1 Villa Joseph Fabrikantenvilia 1901 Carolustaan 2

2 Middenstandswoning/Modelmakerij Woonhuis 1925 Kanaaldijk N.W. 25

3 TexrtelFabriek Raymakers Hoofdoebouw 1926 Kanaaldijk N.W. 61

4 Kareisteinft Witte Huis (rlffne) Herenhuisttextiefábriek Voor1875 Kanaaldijk 121-123

5 Kraanbaan firma Slits Transporfinstallafie 1875 Kanaaldijk Z.O. 92

6 Complex Klaverhof Sociale Woningbouw 1927-1928 KJaverhof 1 Urn 43

7 Het Kleine Kasteel Villa Begemann Fabrieksvitia 1858-1961 Kromme Steenweg 4

8 Villa Ramaer Fabrikantenvilia 1885 Markt 18-18a

9 Huize Man'a Villa j.B. Kam Fabrikantenvilia 1895 Mierlosewen 1 B

10 Villa Jeanne Fabrikantenvilia 1901 Miedoseweg 8

1 1 Villa De Raymaert Fabrikantenvilia 1890 Miedoseweg 130

12 Villa Tilly Home Fabrikantenvilia 1913 President Rooseveitlaan 4

13 De Nijverheid Schoor-steen van steenfabriek 1912 Steenovenwen 21

14 Villa West Ende Fabrikantenvilia 1880 Steenweg 1

15 Grafmonument familie Wesselman Begraafplaats ? Warande

-16 Woonhuizen van Pdnzen & Glabbeek Arbeiderswoningen 1853 Watermolenwat 2-7

1 7 Poortgebouw Fäbrieksschooi Vlisco 1868 De Wiel 22

1 8 Patronaatsgebouw Herberg/Parochiehuis 1877 Binderseind 23

1 9 Unitasgebouwen Patronaat 1923 Hoofdstraat 153-155

20 Villa H.L. Fentener van Missingen Fabrikantenvilia 1911 Prins Hendriklaan 25

21 Villa J.F.M. Bogaers Fabdkantenvilia/Winkel 1882 Kerkstraat 41

22 Woonhuis H.L.F. van Vlissingen Woonhuis 1895 Markt 41

23 Postkantoor Woonhuis/Postkantoor 1845 Markt 211

24 Villa Everts Huis/Verkoopkantoor Nedschroef Ca. 1895 Miedoseweg 2C

Opmerking: uiteraard zijn er nog vele andere industriële gebouwen in Heimond met

een interessant industrieelhistorisch verleden. Zie voor details 'Een verdwijnend

industn'elandschap. Inventarisatie van industrieel historische objecten te Heimond'

van Myriam Daru (1989).

BIJLAGE 6: Boventokale Cultuurtoerestische Beleidskaders

Een belangrijke succesfactor voor een gemeentelijk initiatief tot de ontwikkeling van

Industrieel Erfgoed Toerisme is de mate van aansluiting bij bovenlokale beleidskaders en de

daarmee samenhangende beschikbaarheid van co-financiële middelen. In deze bijlage volgt

daarom een uitvoerige analyse van de verschillende relevante beleidsplannen op Europees,

nationaal, provinciaal en regionaal niveau.

1. Europees Beleid

Ten einde de sociale en economische samenhang in de Europese Unie te versterken

beschikt de gemeenschap over een viertal structuurfondsen, waaronder het Europees Fonds

voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF). De middelen uit

deze structuurfondsen worden onder meer ingezet voor een tweetal voor toerisme en

recreatie belangrijke programma's.

stimulus til

Het Stimulus ]]]-programma volgt op de eerdere Stimulus-programma's die in de periode

1994-1 999 in Zuidoost-Brabant zijn uitgevoerd. Deze programma's zijn het gevolg van de

zogenaamde Doelstelling 2-status5 die de Europese Commissie aan de regio heeft

toegekend. Als gevolg van de economische voorspoed is Zuidoost-Brabant na 2000 echter

niet meer als Doelstellingen 2-regio aangewezen. Derhalve valt het overgrote deel van de

regio onder de zogenaamde 'phasing ontregeling'. Hiermee wordt de Europese steun die in

de voorgaande jaren is ontvangen geleidelijk aan afgebouwd, zodat het in gang gezette

proces van economisch herstel een duurzaam vervolg kan worden gegeven. Stimulus 111

heeft een looptijd tot 2005.

Toerisme en recreatie is een sector waaraan in de voorgaande Stimulus-programma's reeds

veel aandacht is besteed en die ook in het kader van het voorliggende programma steun zal

krijgen. De toeristische en recreatieve sector heeft volgens de Europese Commissie immers

grote groeipotenties die ook in Zuidoost-Brabant verder uitgewerkt kunnen worden.

'Daarbij spelen als positieve kenmerken van de regio met name het landelijk karakter en de

aanwezigheid van natuurgebieden, in combinatie met de directe aanwezigheid van stedelijke

centra met bijbehorende voorzieningen. In de regio bestaan dan ook zeker mogelijkheden om

het aanbod van toeristische en recreatieve voorzieningen verder uit te breiden of te

versterken. Hierdoor kan de regio als dag- en verblijfsrecreatieve bestemming meer

aantrekkingskracht uitoefenen. Naast uitbreiding van het aanbod bestaat in de regio daarbij

vooral behoefte aan een verbeterde 'ontsluiting' van de bestaande toeristische in

Dit moet leiden tot een betere benutting van het toeristisch-recreatieve aanbod en kan

gestimuleerd worden door een accentverschuiving naar activiteiten gericht op

imagoverbetering, samenwerking en coördinatie.

Toeristisch-recreatieve voorzieningen dragen niet alleen bij aan de aantrekkingskracht van de

regio als dag- en verblijfsrecreatieve bestemming. Zij zijn ook van belang voor de

zogenaamde 'quality of life'in Zuidoost-Brabant en daarmee voor de aantrekkelijkheid van het

gebied als woon- en teefregio voor huidige en potentiële inwoners. Dit is bijvoorbeeld een

belangrijke factor met het oog op de behoefte van het regionale beddjfsleven aan

hoogwaardige werknemers. Met name op het gebied van recreatief-culturele voorzieningen in

de stedelijke centra is de genoemde 'quality of life' in Zuidoost-Brabant voor verbeteiing

vatbaar. 16'

Belangrijke zwakke punten en bedreigingen in de reaio zoals die in dit verband door de

Europese commissie worden oenoemd zijn:

5Bevordering van de omschakeling van gebieden die getroffen zijn door een achteruitgang van de

industrie.

6 Enig Programmeringsdocument. Phasing out-programma Zuidoost~Brabant 2000-2005. Europese

Commissie, Brussel, 2000, pagina 10.

12

Onvoldoende benutting van de toeristisch-recreatieve potentie, o.a. door het achterblijven

van activiteiten gericht op regiopromotie;

* Achterblijvende 'quality of life', met name in termen van stedelijke voorzieningen.

Als belangrijke sterke punten en kansen worden genoemd:

¿ Een sterk organiserend vermogen en de netwerkoriëntatie;

¿ Een landelijke en 'groene' omgeving in combinatie met de aanwezigheid van stedelijke

centra.

Stimulus 1 en 11 zijn zeer succesvol gebleken. Een vergelijking met de vooraf geformuleerde

doelstellingen leert dat de effecten van de Stimulus-programma's de verwachtingen

ruimschoots hebben overtroffen. Stimulus 111 sluit in hoofdlijnen dan ook zoveel mogelijk aan

bij de strategie die in de eerdere programma's is gevolgd, waarbij uiteraard opgedane

ervaringen zijn meegenomen. Belangrijke veranderingen in de regionale situatie alsmede het

aanzienlijk lagere beschikbare budget hebben echter wel bepaalde wijzigingen in de

ontwikkelingsstrategie noodzakelijk gemaakt. Daarnaast brengt ook het wegva en van

regionale middelen uit het Europees Sociaal Fonds een inhoudelijke wijziging ten opzichte

van de eerdere programma's met zich mee.

Stimulus richt zich op het benutten van kansen en verbeteren van zwakke punten op

regionaal-economisch gebied (voor de regio Heimond bijvoorbeeld toerisme). Evenals in de

voorgaande programma's is het streven naar duurzame ontwikkeling een vooraanstaand

thema bij de uitvoering van het Stimulus lii. Het beperkte budget onderstreept echter de

noodzaak dat bij de invulling en uitvoering van het programma scherpe keuzes worden

gemaakt, waarbij in alle gevallen zeer sterk gelet zal worden op de economische relevantie

en de 'value for money' die projecten bieden. Inhoudelijk worden bovendien enkele andere

accenten gelegd. Zo vraagt de problematiek in de agrarische sector bijvoorbeeld om meer

aandacht voor plattelandsontwikkeling. Een ander voorbee']d betreft investeringen in de

verbetering van de kennisinfrastructuur. Déze zullen (ondanks het belang van verdere

versterking) niet meer in het kader van Stimulus worden gesubsidieerd.

In het kader van prioriteit 2 richt het programma zich op het bevorderen van toerisme,

vestigingsklimaat en human resources. Maatregel 2.1 'Toerisme en regiopromotie'

ondersteunt ontwikkelingsacties op het gebied van dag- en verblijfstoerisme.

'Acties gericht op toerisme en recreatie kunnen op de eerste plaats infrastructureel van aard

zijn met het oog op een veelzijdige ontwikkeling van het aanbod. Daaronder vallen ook acties

die zich richten op de versterking van de samenwerkingsstructuur in de toeristische sector.

Door tussen de verschillende elementen van het regionaal toeristisch product meer

samenhang aan te brengen wordt immers de basis gelegd voor een meer compleet en

aantrekkelijk aanbod. Verder ilcht het programma zich op de versterking van het toeristisch

ondernemerschap, onder meer door het bevorderen van innovaties binnen de sector.

De versterking van het toeristisch-recreatief aanbod, zoals hiervoor beschreven, draagt niet

alleen bij aan de ontwikkeling van Zuidoost-Brabant als toeristische regio, het verbetert ook

het imago van de regio als aantrekkelijk woon-, leef- en werkgebied. Het laatste heeft

betrekking op de 'quatity of life' die Zuidoost-Brabant kan bieden en wordt binnen maatregel

2.2 nog verder uitgebouwd door ook voorzieningen op te nemen die b@dragen aan de

aantrekkingskracht van de regio op (potentiële) inwoners (en daarmee op (potentiële)

arbeidskrachten voor het regionaal bedrijfsleven). Het accent ligt daarbij in sterke mate op een

hoogwaardig voorzieningenniveau in de steden Eindhoven en Heimond.

Voor een deel gerelateerd aan het voorgaande richt maatregel 2.1 zich tot slot op de

imagoversterking van Zuidoost-Brabant. Door gerichte promotie kan de regio immers nog

sterker profiteren van de huidige regionaal-economische dynamiek, waarbij de

aantrekkingskracht van het leef- en vestigingsklimaat in internationaal perspectief wordt

geplaatst.

13

Het moet daarbü gaan om projécten met een sterk vernieuwend karakter, gericht op promotie

van Zuidoost-Brabant als toeristische regio, vestigingsregio voor bedrijven, kennisregio en

leefregio. Op onderdelen bestaat daarbij een nauwe samenhang met de andere onderdelen

van deze maatregel (versterking van het toeristisch-recreatief aanbod en de 'quality of life).7

Dit laatst genoemde heeft een directe relatie met het 'Grote Stedenbeleid' (GSB) dat in

Nederland vanuit diverse ministeries wordt gevoerd. Binnen een integrale aanpak wordt

onder meer gestreefd naar het verbeteren van leefomgeving en 1 arheid, naast het

terugdringen van (structurele) werkeloosheid, het bevorderen van arbeidsplaatsen en de

versterking van de economische concurrentiepositie van de stad. De uitwerking van deze

doelstellingen vindt in Heimond plaats in het Meedaren OntwikkelingsProgramma (MOP) en

de Integrale Stadsvisie 2010 en biedt dus mogelijkheden om bij de uitvoering van een

stimulus-project afstemming te zoeken met de GSB-programma's.

In totaal is er voor Maatregel 2.1 tot 2006 E 12,438 miljoen beschikbaar (in hoogte jaarlijks

aflopend). Hiervan wordt E 4,975 miljoen door de Europese Unie via EFRO gefinancierd. De

rest E 7,463 miljoen moet uit de regio zelf komen. De Europese bijdrage in de totale uitgaven

is dus 40%. De Drovincie Noord-Brabant is als beheers- en betalingsautoriteit aangewezen.

De Kamer van Koophandel Zuidoost-Brabant behandeld de subsidieaanvragen vanuit het

toeristisch-recreatieve bedrijfsleven in het kader van de lnvesteringsregeling Toerisme (SIT).

De onderstaande inhoudelijke criteria zijn hierbij van belang:

* Versterking van de marktdositie van het bedrijf door investeringen in bestaande enlof

nieuwe, permanente dag enlof verblijfsrecreatieve voorzieningen of bezienswaardigheden;

9 Investeringen moeten leiden tot een voor de consument zichtbare kwaliteitsverbetering

enlof uitbreiding. Verder dienen alle vergunningen in orde te zijn en moeten de projectkosten

minimaal dan E 4.500,- bedragen. De subsidie in het kader van de SIT bedragen maximaal

30% van de investeringskosten (excl. BTW), met een maximum van E 34.000,- per

aanvraag.

lnterreg 111

Voor de periode 2000-2006 zal Nederland regionaal ook Europese middelen kunnen inzetten

in het kader van de Communautaire Initiatieven. De belangrijkste in dit verband is het

lnterregprogramma dat zich richt op het bevorderen van grensoverschrijdende,

transnationale en interregionale samenwerking. Het zwaartepunt van dit programma voor het

zogenaamde Benelux Middengebied, ligt bij de grensoverschrijdende samenwerking en

structuurversterking tussen de Beigische provincie Antwerpen en de Nederlandse provincie

Noord-Brabant. Ook heeft lnterreg een duidelijke relatie met Stimulus, zowel wat betreft het

toepassingsgebied als inhoudelijk. Zo kan het streven naar regionale samenwerking op

toeristisch-recreatief gebied een grensoverschrijdende dimensie krijgen in het kader van

lnterreg.

'Uitgangspunt van de Interreg-initiatieven was en is nog steeds dat landsgrenzen geen

beletsel mogen vormen voor een evenwichtige ontwikkeling en integratie van het Europese

grondgebied. Het isolement van grensregio's heeft name een tweeledig karakter enerzijds

leidt de aanwezigheid van grenzen ertoe dat grensgemeenschappen in economisch, sociaal

en cultureel opzicht van elkaar worden afgezonderd en vormt zij een belemmering voor het

samenhangend beheer van ecosystemen, anderzdds zijn grensregio's in nationale

beleidsplannen vaak verwaarloosd, met als gevolg dat hun economieën binnen de nationale

grenzen doorgaans een marginale rol zijn gaan spelen. De gemeenschappelijke markt en de

EMU zijn natuuilijk sterke katalysatoren voor het veranderen van deze situatie. Desalniettemin

zijn er nog steeds enorme mogelijkheden om de samenwerking tussen grensregio's tot

wederz@ds voordeel te versterken.'8

7Enig Programmeringsdocument Phasing out-programma Zuidoost-Brabant 2000-2005. Europese

Commissie, Brussel, 2000, pagina 32-33.

8 lnterreg lii, Commissie van de Europese gemeenschappen, Brussel 28 april 2000, pagina 2.

14

lnterreg 111 is verdeeld in drie onderdelen, waarvan grensoverschrijdende samenwerking

(onderdeel A) in dit verband de belangrijkste is. Het betreft hier de bevordering van

geïntegreerde regionale ontwikkeling van regio's aan weerzijden van grenzen. Dit onderdeel

ontvangt het gros van de financiële middelen. De bijdrage van het EFRO aan lnterreg lit

bedraagt voor de periode 2000-2006 in totaal E 4,875 miljoen. Ten minste 50% hiervan is

bestemd voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van onderdeel A.

De Europese projectsubsidie mag overigens ten hoogste 50% bedragen van de totale

subsidiabele projectkosten.

De belangrijkste prioritäire zwaartepunten waar onderdeel A zich opricht zijn:

* De bevordering van de stedelijke ontwikkeling: renovatie en ontwikkeling van historische

stadscentra op basis van een gezamenlijke grensoverschrijdende strategie,

* Ontwikkeling van toerisme: ontwikkeling van milieuvriendelijk kwaliteitstoerisme door

middel van investeringsprojecten, ontwikkeling en introductie van nieuwe toeristische

producten (cultuurtoerisme, groen toerisme), die duurzame banen opleveren alsmede

promotie, marktonderzoek en ontwikkeling van gemeenschappelijke boekingssystemen;

* Samenwerking inzake onderzoek, technologische ontwikkeling, onderwijs, cultuur en

communicatie. Culturele evenementen (tentoonstellingen, festivals) komen niet in

aanmerking, tenzij zij voor blijvende samenwerking en werkgelegenheid zorgeng;

* Basisinfrastructuur van grensoverschrijdend belang: bevordering van milieuvnendelijke

vervoerswijzen, in het bijzonder alternatieve (zoals fietsen, lopen), en totstandbrenging van

de vereiste infrastructuur.

2. Nationaal Beleid

Voor de toeristisch-recreatieve ontwikkeling is een goed samenspel tussen overheid en

bedrijfsleven van essentieel belang. In het algemeen geldt dat de economische sectoren

primair zelf verantwo ordelijk zijn voor het benutten van kansen. De overheidstaak ligt vooral

in het scheppen van stimulerende voorwaarden en'het wegnemen van knelpunten. De

verschillende Nederlandse overheidsniveaus hebben daarbij ieder hun eigen rol en taak.

Voor de rijksoverheid geldt:

¿ Verantwoordelijkheid voor landelijke visies en strategieën en voor wet- en regelgeving;

¿ Inbreng en integratie van het sectorbelang in andere onderdelen van het rijksbeleid;

¿ In samenwerking met de andere overheden bijdragen aan het verbeteren van het

toeristisch-recreatief product,

* Inzet van het generieke en functionele instrumentarium voor de toeristische bedrijfstak,

onder meer voor verbetering van de bedrijfsvoering;

* Zorg voor onderwijs, onderzoek en statistiek.

Nota Belvedere

Eind 1999 verscheen de Nota Belvedere, een gezamenlijke beleidsnota van de ministeries

VROM, OCenW en LNV, over de relatie tussen toerisme, cultuurhistorie en ruimtelijke

inrichting. Bedoeling van het verwoorde beleid is het culturele, industriële en natuurerfgoed

nadrukkelijker voor het voetlicht te brengen, niet door dat erfgoed louter te conserveren,

maar juist door het op een verantwoorde manier in te zetten voor nieuwe functies op het vlak

van het wonen, werken en recreëren ('duurzame instandhouding'). Hierbij wordt met name

gedacht aan de rol van het culturele en industriële erfgoed als bron van recreatieve en

toeristische ontwikkeling.

9 Eenmalige evenementen worden als regel dan ook niet gefinancierd. Aan regelmatig terugkerende

evenementen kan wel steun worden verleend, maar enkel tijdens de aanloopfase en meer voor

organisatorische zaken dan voor artistieke uitgaven (productiekosten, aankoop van werken, gages

van artiesten).

15

In de nota zijn belangrijke historische landschappen, historische architectuur en stedenbouw

en archeologisch belangrijke locaties in ons land samengebracht en gekarteerd. De

hoofddoeistelling hierbij is dat cultuurhistorie sterker dan voorheen richtinggevend wordt voor

de inrichting van de ruimte.

Deze hoofddoeistelling wordt vertaald in de volgende doelen:

1 .Het herkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit als kwaliteit en

uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen;

2. Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende

kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland. de

zogenaamde Belvedere-gebieden;

3. Het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven van derden gericht op

thematische versterking van de cultuurhistorie;

4. Het verspreiden en toegankelijk maken van de kennis over cultuurhiston'e, alsmede het

stimuleren van de kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke

inrichting en het ontwerp;

5. Het bevorderen van de samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden;

6. Het verbeteren van de gebruiksmogelijkheden van het bestaande instrumentarium;

Er wordt in deze nota niet gekozen voor een sterk conserverend beleid, waardoor oude

landschappen en historische steden verstilde monumenten zouden worden, maar voor

behoud door ontwikkeling. Dat betekent bijvoorbeeld dat voor monumenten n euwe functies

worden gezocht, of dat nieuwbouwplannen op een historisch gegeven worden geënt, zoals

gebeurt bij het project Mariaplaats in Utrecht (of dichter bij huis, zoals bijvoorbeeld gebeurt

bij het project rondom de Lambertuskerk en het Mater Dei-complex). Ook kunnen

cultuurhistorische kwaliteiten de aanzet vormen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Als

voorbeelden worden het concept van de 'Hanzensteden' (voor het toerisme) en de Stelling

van Amsterdam (voor de recreatie) genoemd. In relatie tot cultuurhistorie en toer sme wo

verder gesteld dat naast een gebiedsgerichte aanpak de cultuurhistorische kwaliteiten ook

thematisch kunnen worden benaderd. Het stimuleren van een themagerichte aanpak van de

cultuurhistorie, betreft vooral projecten met als doel de cultuurhistorie toeristisch-recreatief te

ontsluiten en voorzieningen te treffen voor restauratie en onderhoud. Deze projecten bieden

immers veelal een goede mogelijkheid voor een directe betrokkenheid door particuliere

organisaties.

Het rijk is echter terughoudend in het kiezen van een eigen thematische benadering. Het

beleid is op dit punt vooral stimulerend voor andere partners. Zij nodigt ander partijen dan

ook expliciet uit thema's planmatig aan te pakken. Het rijk wil zich beperken tot een

stimulerend beleid door thematische initiatieven en voorbeeldprojecten van particuliere

organisaties, gemeenten, waterschappen en provincies te ondersteunen". Financieel

uitgangspunt daarbij vormt de gedachte dat het belang van cultuurhistorie onderdeel

uitmaakt van de planvorming en dus onderdeel uitmaakt van de regulier plankosten. Om aan

het Belvedere-beleid uitvoering te geven, wordt er vanuit de rijksoverheid in eerste instantie

gewerkt aan het beter inzetten van bestaande, sectorale middelen met een totaal van 240

miljoen gulden. Daarnaast worden er echter ook extra middelen ter beschikking gesteld,

oplopend van 1 1 miljoen gulden in 2000 tot 18 miljoen gulden in 2003 en volgende jaren (in

totaal 168 miljoen gulden tot en met 2009). Enerzijds zal voor een aantal jaren een budget

worden ingezet om ervaringen op te doen met het ontwikkelingsgericht omgaan met

cultuurhistorie. Anderzijds zullen er structureel middelen worden vrijgemaakt om meer

grootschalige investen'ngen mogelijk te maken ter verkrijging van daadwerkelijke

kwatiteitsimpuisen.

10 Ministerie van VROM, LNV en OCW. Nota Belvedere. Pagina 61.

li Ministerie van VROM, LNV en OCW. Nota Belvedere. Pagina 38.

16

De nota merkt 105 steden aan als 'cultuurhistorisch waardevol' aan. Helaas wordt Heimond

daarbij (nog) niet genoemd. In het kader van het Monumenten Selectie Project zijn een

aantal stadsgezichten aangewezen of in voorbereiding op grond van de hoge waarde van de

jongere bouwkunst (pedode 1850-1940). Als criterium voor selectie van een stad op grond

van kwaliteiten in de jongere stedenbouw wordt uitgegaan van de aanwezigheid van

minimaal twee 'gebieden met bijzondere waarden' in het stedelijk gebied. Ten tijde dat de

selectie werd gemaakt Guni 1999) waren de discussies over het vaststellen van deze

'gebieden met bijzondere waarden' nog niet overal afgerond. Hetmond staat op dit moment

nog niet op de lijst, maar zou volgens genoemd criterium wel een goede kans moeten

kunnen maken om aan de lijst te worden toegevoegd. Hiertoe dient er dan wel op korte

termijn een ambtelijke inhaalslag in deze richting te worden gemaakt. In een eerste subsidie

ronde zijn inmiddels al 37 ingediende ideeën, waarbij cultureel erfgoed wordt ingezet bij de

ruimtelijke planning, door het projectbureau Belvedere gehonoreerd.

Grotestedenbeleid

Het 'Grotestedenbeleid (GSB) komt voort uit de overweging dat steden ten opzichte van de

landelijke ontwikkelingen een relatieve achterstand hebben in te lopen en uit het gegeven dat

de groeiende complexiteit en verwevenheid van de maatschappij een aanpak op vele fronten

tegelijk en in hun onderlinge samenhang vergt. Het doel van het GSB is dan ook het

intensiveren van de aandacht voor belang en functie van de stad door een aanpak die

verbindingen legt tussen sociale, economische en ruimtelijk-fysieke aspecten (de 3 GSB-

pijlers) die de stad tot stad maken. Het gaat bij die aanpak om de sterke kanten beter te

benutten en verder uit te bouwen en gelijktijdig de zwakke kanten te verminderen en

aanwezige problemen op te lossen.

'Met het Grotestedenbeleid wordt gestreefd naar de 'complete stad' Een stad die in fysiek

opzicht voldoet aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven, instellingen,

bezoekers en recreanten aan een stad stellen. Een stad die sociaal leefbaar en veilig is en

die reële kansen biedt aan mensen die kansen nodig hebben -en ze ook daadwerkelijk

benutten. Een stad die economisch vitaal is, werk biedt aan wie dat zoekt en waar voldoende,

hoogwaardige vestigingslocaties voor bedrijven voorhanden zijn. Kortom. een stad die

compleet is. @12

Als centrale beleidsdoelen zijn bevorderen arbeidsdeelname, versterking economische

structuur, stedelijke vernieuwing en leefbaarheid geformuleerd. Belangrijke relevante

beleidskaders hierbij zijn die van Stadseconomie en Stedelijke Vernieuwing.

Het eerste genoemde kader noemt toerisme expliciet als één van de vier kansrijke

economische sectoren waarop het beleid is gericht. Het tweede beleidskader noemt

verbetering van de omgevingskwaliteit (waaronder cultuurhistorische elementen) als één van

de 12 prestatievelden.

In het kader van het GSB is een half miljard gulden beschikbaar en binnen de economische

peiler vormt toerisme en recreatie een kansrijke groeisector. De belangrijkste kritiek van het

Cultureel Planbureau (CPB) op de tot nu toe door de G25 ingediende toeristisch-recreatieve

beleidplannen is echter wel dat het te veel een 'eenheidsworst' is. Er zitten te weinig

concreet uitgewerkte projecten tussen met een duidelijk onderscheidend vermogen en

waarbij samenwerking (tussen overheid en bedrijfsleven), marktgerichtheid (consumenten

13

trends) en resuitaatmeting (meetbare effecten) de belangrijkste peilers zijn.

12 Website Ministerie van Binnenlandse Zaken: Grotestedenbeleid.

13 Bron: drs. B.C. Eijgendaai, projectleider Grotestedenbeleid, Ministerie van Economische Zaken, op

het congres'De Toeristische Netwerkstad, hoe ver gaan we?', 21 juni 2000 te Rotterdam.

17

Ondernemen in Toerisme

Vanuit het Ministerie van Economische Zaken kunnen tot slot de wat oudere beleidsplannen

Ondernemen in Toerisme (1 990) en Ruimte voor Economische Activiteit, Toerisme en

Recreatie (1994) worden vermeld. De centrale doelstelling van deze plannen is het

scheppen van een zo goed mogelijk klimaat voor het functioneren en opereren van het

toeristisch-recreatieve bedrijfsleven. De belangrijkste aandachtspunten hierbij zijn-

e Professionalisering van het toeristisch-recreatieve bedrijfsleven;

¿ Versterking van de samenwerking;

¿Prioriteitsteling bij het bepalen van product-marktcombinaties (naast 'Nederland-Waterland'

en 'De Kust' zijn dat de thema's 'Stedelijke Knooppunten' en 'Cultuur-Historisch Erf-a-oed').

3. Provinciaal Beleid

Op toeristisch-recreatief gebied kunnen op provinciaainiveau de volgende taken en

verantwoordelijkheden worden onderscheiden-

Verantwoordelijk voor de planning, sturing en coördinatie van toerisme en recreatie op

provinciaal niveau, respectievelijk van beleidszaken die de schaal van gemeenten en

gewesten overstijgen;

Bijdragen aan de versterking van de sector en de samenhang in ruimtelijk en economisch

ovengewestelijk niveau;

In samenwerking met de gemeenten en gewesten medeverantwoordelijk voor de totale

toe(istisch-recreatieve basisstructuur in de provincie;

Uitwerking en realisering van het verkeer- en vervoersbeleid, met name het provinciale

;rimaire fietsnetwerk;

9 Grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen en de belangenbehartiging in

Europees verband te verzorgen;

0Opbouw van een kennis- en informatiesysteem, in samenwerking met de branche-

organisaties, gewesten en het Brabants Bureau voor Toerisme (BBT).

(Ont)Spannend Brabant

In september 2000 zijn de nieuwe provinciale toeristisch-recreatieve beleidskaders voor de

komende jaren verschenen. Het in 1 999 uitgevoerde Basisonderzoek Recreatie en Toerisme

Noord-Brabant ligt hieraan ten grondslag. Binnen dit onderzoek, dat tevens dient als één van

de bouwstenen voor de integrale herziening van het streekplan, is gekozen voor een

onorthodoxe ingang. Aangezien helder gedefinieerde doelgroepen nauwelijks meer bestaan,

wordt de toekomstige behoefte aan recreatie onderzocht met behulp van zogenaamde

recreatiemilieus:

"Een set min of meer samenhangende recreatiemotieven, recreatieactiviteiten en

ruimtelijke verschgningsvormen daarvan, waarvoor relevante ontwikkelingsrichtingen

"'4

en ruimteldke implicaties kunnen worden aangegeven

Deze recreatiemilieus moeten worden opgevat als 'ontmoetingsplaats" tussen het

toeristisch-recreatieve aanbod en vraag. Bij de matching van deze vraag en aanbod komen

vervolgens knelpunten en ontwikkelingskansen aan het licht. Volgens de provincie verschaft

het gebruik van recreatiemilieus de noodzakelijke beleidsflexibiliteit, waardoor meer

mogelijkheden ontstaan om sneller te kunnen insteken op trends in de toeristisch-recreatieve

vraag.

In plaats van "meer van het zelfde" wil de provincie vooral insteken op de

kwaliteitsverbetering van het bestaande aanbod en op vergroting van de productdifferentiatie

in de toeristisch-recreatieve sector.

14 Provincie Noord-Brabant. (Ont)Spannend Brabant. Beleidskaders Toerisme en Recreatie. Pagina 5.

18

Verregaande kwaliteitsverbeteringen en productdifferentiatie zijn volgens de provincie beide

nodig, omdat de consument (toerist én recreant) niet alleen veel kritischer en veeleisender is

geworden, maar ook steeds meer zelf het toeristisch-recreatieve product wil samenstellen.

Hierbij is de trend te ontwaren dat de individuele consument "snellen en avontuurlijke vormen

van recreatie wil afwisselen met "vertragende" en rustgevende activ iten. Het leveren van

maatwerk is in de kritischer en individualistischer wordende maatschappij meer dan ooit

nodig, aldus de provincie. Een actieve provinciale inzet specifiek voor de toeristisch-

recreatieve sector in het landelijk gebied zal daarbij een extra dimensie verkrijgen wegens de

fundamentele veranderingen op het platteland van met name Midden- en Oost-Brabant,

waar de reconstructie van de zandgronden speelt.

Belangrijke speerpunten van beleid zijn:

-D Creëren van een compleet aanbod van recreatiemilieus over heel Brabant. Hierbij vormen

de specifieke gebiedskenmerken het uitgangspunt. Aanscherping van de contrasten tussen

regio's, die voor toerisme en recreatie zo belangrijk zijn, wordt zeer gewenst geacht;

* Stimuleren van cultuurtoerisme. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de Cultuurhistorische

Waardenkaart van Brabant en bij de provinciale beleidsnota "Cultuurhistorie is een

werkwoord"-,

* Stimuleren van grensoverschrijdende activiteiten en projecten. Het kunnen beleven van

recreatieve activiteiten die de landgrenzen overschrijden geeft aan het toeristisch-recreatieve

product een extra dimensie en maakt daarmee het product aantrekkelijk in de ogen van de

consument;

* Bevordering van een goed georganiseerd en professionele sector. Essentiële elementen

hierbij zijn het verder doorvoeren van de ketensamenwerking in de sector (waaronder

kwaliteitsverbetering), de toepassing van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en

een verdergaande samenwerking en belangenbehartiging in de sector. -

Er worden 13 milieus onderscheiden, waarvan 'Stedelijke gezelligheid' in dit verband het

meest relevant is. Stedelijke recreatie omvät een veelheid aan activiteiten waarb" de

Ij

nabijheid van verschillende voorzieningen en diensten centraal staat. Recreatief winkelen,

uitgaan en een scala aan binnen- en buitenrecreatie maken de stad immers tot een

aantrekkelijke plaats voor toerisme en recreatie. Voor de toeristisch-recreatieve

aantrekkingskracht van steden wordt historische identiteit daarbij als een belangrijke drager

gezien van aspecten als sfeer, gezelligheid en cultuurbeleving. Deze identiteit dient dan ook

behouden te worden.

Voor de provincie staat het buiten kijf dat cultuur en toerisme elkaar kunnen versterken. Fr

ontstaat een verdieping en verbreding van het toeristisch-recreatief product en het sluit aan

bij de huidige interessesfeer van de consument. Hierbij is het volgens de provincie opvallend

dat de wensen van bewoners en toeristen vaak overeenstemmen. De koppeling tussen

culturele en cultuurhistorische kenmerken van stad en buitengebied wordt echter nog

onvoldoende benut. De Cultuurhistorische Waardenkaart, die over een schat aan informatie

beschikt waar de cultuurhistorische waarden zich in Brabant bevinden, biedt aanzienlijke

mogelijkheden om nieuwe en innovatieve producten voor de toeristische en recreatieve

markt te ontwikkelen. Met name aan de ketensamenwerking tussen musea, monumenten en

cultuurhistorische organisaties, alsmede aan het educatieve element van cultuurhistorische

zaken (bijvoorbeeld activiteiten die het leeraspect koppelen aan vermaak) wordt grote

waarde gehecht.

In dit kader zijn verder ook de recreatiemilieus "Buitenrecreatie" en "Toervaren" nog van

belang om te vermelden. Routes en plekken dienen volgens de provincie immers bij

voorkeur door een gevarieerde omgeving te lopen met veel historische

bezienswaardigheden. Uitbreiding, verknoping en verbetering van de kwaliteit van het

netwerk van bestaande routestructuren, alsmede een goede bereikbaarheid vanuit de

bevolkingsconcentraties krijgen b"zondere steun.

ij

19

Om Brabant ook ais aantrekkelijke provincie voor watersport - en dan vooral voor het

(grensover-schrijdend) toervaren - op de kaart te zetten, ondersteund de provincie ook

infrastructurele verbeteringen en vernieuwende combinatiemogelijkheden tussen water- en

landrecreatie.

Als suggestie voor het ruimtelijk beleid wordt tot slot gesteld dat het beleid gericht moet zijn

op versterking van de historische identiteit van de binnensteden, met voldoende

mogelijkheden voor vernieuwing. Dit evenwicht moet in de ogen van de provincie goed in de

gaten worden gehouden b" de ontwikkeling van nieuwe recreatiepolen (grootschalige

Ij

recreatieve voorzieningen) die van belang zijn voor de versterking van het stedelijk milieu en

voor het behoud van het "versnellende" karakter van de stad. Verder wordt gesteld dat de

combinatie met andere ruimtegebruikers mogelijkheden voor win-vvinsituaties oplevert.

Bovendien zou een meer regisserende rol van de overheid (in plaats van een regu eren e

een sterke vernieuiwingsimpuis betekenen voor de sector. Ook wordt aan het recreatief

wonen en recreëren dicht bij huis steeds meer aandacht besteed. Hierbij is een etere

vervlechting tussen stad en buitengebied van belang. Aantrekkelijke, snelle en veilige

verbindingen tussen stad en platteland is daarbij een absolute voorwaarde. Daarnaast liggen

er volgens de provincie volop kansen om arrangementen samen te stellen die de combinatie

stad en platteland in zich hebben. De contrasten tussen dorp en stad bieden immers kansen

voor een gevarieerd consumentenprogramma.

Cultuurhistorie is een Werkwoord

De provincie Noord-Brabant formuleert in deze recent verschenen voortgangsnotitie

'Cultuurhistorie is een werkwoord: Weten, Maken, Beleven', een dn'etal kernpunten voor het

provinciale beleid tussen 2000 en 2003:

1 . Verhoging van de participatie aan cultuurhistorie door het stimuleren van educatieve

projecten, in het bijzonder de opzet en het beheer van een culturele databank, incluis de

ontsluiting van met name informatieve bronnen, alsmede het bevorderen van de

wetenschappelijke bestudering van Brabantse cultuurhistorie (Weten);

2. Integratie van cultuurhistorte in de ruimtelijke ordening en toerisme, met name door het

aanstellen van planbegeleiders in provinciale dienst en het financieren van

voorbeeldprojecten (Maken);

3. Extra impulsen voor het behoud van erfgoed; met name opdrachten voor behoud en

ontsluiting van informatief erfgoed en de inrichting van een archeologisch depot

(Beleven).

Voor wat betreft de punten 1 en 3 ligt de zwaarte van de uitvoering volgens de provincie bij

de instellingen en particuliere organisatie zelf. De noodzakelijke afstemming van

cultuurhistorie in de beleidsvelden ruimtelijke ordening en toerisme heeft een hoge

provinciaal-politieke prioriteit. De provincie ziet in dit verband voor zichzelf vooral een

voorwaarde scheppende rol weggelegd via het beschikbaar stellen van financiële middelen.

4. Regionaal Beleid

Voor regio's en gemeenten zijn onderstaande verantwoordelijkheden op het gebied van

toerisme en recreatie te onderscheiden:

* Verankering rijks- en provinciaal toeristisch-recreatief beleid in het gemeentelijk en

regionaal ruimtelijk ordeningsbeleid;

* Voortouw nemen in de versterking van de gebiedseigen kenmerken en kwaliteiten in de

regio-,

o> In samenwerking met de provincie het instandhouden van de toeristisch-recreatieve

basisstructuur en het waarborgen van de kwaliteit daarvan;

* Zorg te dragen voor het creëren van voldoende groen- en recreatieve voorzieningen bij

stadsontwikkeling;

20

Mede zorg te dragen voor de realisatie van recreatieve verbindingszones voor langzaam

verkeer (wandelen, fietsen, varen), rekeninghoudend met aantrekkelijke tracékeuzes;

-9 Voorwaarden en ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor het toeristisch-recreatieve

bedrijfsleven in de stedelijke gebieden en in ruimtelijke plannen aan te geven waar

mogelijkheden zijn voor verdere kwalitatieve enlof kwantitatieve ontwikkeling van toeristisch-

recreatieve voorzieningen.

Toeristische Ontwikkeling"sie de Poel

Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) heeft in november 2000 de laatste hand

gelegd aan een toeristisch-recreatieve visie voor de Peelregio. Ook Heimond is in een laat

stadium nog in de gelegenheid gesteld hieraan een bijdrage te leveren. De keuze om een

visie te ontwikkelen voor het Brabantse gedeelte van het Peelgebied is een bewuste

geweest. Ondanks diverse externe rapporten en nota's over de toeristisch-recreatieve

ontwikkeling van het gebied heeft dit tot op heden nameiiik weinig resultaat gehad. De

Brabantse gemeenten Asten, Someren, Deurne, Laarbeek, Gemert-Bakel en Heimond

hebben daarom onderleiding van het SRF het initiatief genomen om vanuit de afzonderlijke

gemeentelijke visies te komen tot een gezamenlijke beleidsvisie.

Deze visie is gebaseerd op de kwaliteiten van het gebied voor de dag- en verblij recreant,

uitgaande van het gegeven dat het Peelgebied, zeker in relatie tot de aanwezigheid van de

stad Heimond, veel kwaliteiten heeft die toeristisch-recreatief kunnen worden benut. Doel

van het plan is het gebied De Peel een plaats te geven in de toeristisch-recreatieve markt,

uitgaande van de bekendheid en potenties van het gebied en gekoppeld aan het on en

van structurele economische effecten (inkomen, werkgelegenheid en grondbeheer).

Industrieel erfgoed toerisme past als typisch industrieel-stedelijk toeristisch-recreatief product

uitstekend binnen de verder hoofdzakelijk landelijk-agrarisch georiënteerde Droducten van de

overige Peelgemeenten. In samenwerking met de omliggende dorpsgemeenten zouden

daarmee goede mogelijkheden kunnen ontstaan om Heimond als "Industrieel-Historische

Stadspoort tot de groene Peel" te profileren.

Recreatief Toeristisch Plan

In het Recreatief Toeristisch Plan (1 995) voor geheel Zuidoost-Brabant wordt als

ontwikkelingsvisie geformuleerd dat gestreefd wordt naar een concentratie van een

gevarieerd en kwalitatief verantwoord aanbod van recreatiemogelijkheden in recreatief

aantrekkelijke gebieden. Hierbij wordt rekening gehouden met twee relevante factoren:

,9 Het stedelijk gebied is aangewezen als internationaal stedelijk knooppunt wat ook eisen

stelt aan de aanwezigheid, kwaliteit en variatie van recreatiemogelijkheden voor de

stedelingen in de stad en het randstedelijk gebied;

* Door afnemende ruimtelijke mogelijkheden in Eindhoven en Heimond wordt de

compensatie in het stedelijk gebied steeds belangrijker.

Onder recreatieve kerngebieden worden in dit verband gebieden verstaan, ge go

bereikbaar zijn per fiets, per auto en per openbaar vervoer en die een variatie in recreatieve

mogelijkheden bieden, ondersteund door bijvoorbeeld horecavoorzieningen. Verder moet het

gebied van voldoende omvang zijn en in het gebied moet de rust zo optimaal mogelijk

worden nagestreefd (zoveel mogelijk wandel- en fietsgericht en autoluw). Derhalve worden

mede door het SRE ontwikkeld en gefinancierd:

* De aanleg van voorzieningen die in het gebied passen (bijv. wandel-, fiets- en autoroutes

alsmede aanlegplaatsen voor boten);

* De planning en aanleg van nevenvoorzieningen (zoals parkeermogelijkheden, picknicksets,

speelwerktuigen, informatieborden).

Verder wordt als ontwikkelingsvisie geformuleerd dat gestreefd wordt naar een optimale

bereikbaarheid van de recreatieve uitloopgebieden voor het stedelijk gebied.

21

Onder deze uitloopgebieden worden die gebieden verstaan, die goed bereikbaar zijn voor de

stedelijke bevolking en die openluchtrecreatieve waarde hebben. Maatregelen ter

bevordering van de bereikbaarheid van deze gebieden hebben daarbij meer betrekking op

de aanlooproutes dan op de routes zelf en kunnen in twee gedeelten worden onderscheiden:

o> de ontwikkeling van zgn. "groene vingers», d.w.z. recreatieve verbindingszones vanuit de

stedelijke omgeving naar de uitloopgebieden;

het opheffen van fysieke belemmeringen in deze verbindingszones 15;

Hoewel het SRE in dit beleidsplan nog een strikte scheiding hanteert tussen toerisme en

recreatie en daan-nee dus niet geheel recht doet aan de voortschrijdende vermenging van

beide functies, bieden boven beschreven ontwikkelingsplannen voldoende

aanknopingspunten voor het project Industrieel Erfgoed Toerisme. Zeker wanneer een

duidelijke relatie wordt gelegd met de regio.

Het SRE heeft een fonds van circa f]. 750.000,- op jaarbasis dat grotendeels gevoed wordt

door zandwinopbrengsten en wordt deels ingezet voor de cofinanciering van projecten in het

kader van het project "Leefbaarheid in de Peel". Een ander deel wordt aangewend als

gewestelijke bijdrage aan de regio-WV Kempen & Peel als regionale spilorganisatie op het

gebied van promotie, ondersteuning en advisering.

SRE. Recreatief Toeristisch Beleidsplan. Pagina 15-17.

22

BIJLAGE 7: Cultuurtoeristische Ontdekkingsreis door Heimond

Het vertrekpunt van stedelijk toerisme en toeristisch-recreatieve planning is het aanbod.

Daarbij is de structurele sterkte van een stad haar unieke identiteit. Hierbij gaat het niet enkel

om obligate zaken als bereikbaarheid of ligging, maar ook om intrinsieke, historische,

culturele en natuurlijke (of zelfs nog verborgen) kwaliteiten, waardoor een stad zich

onderscheidt. Iedere stad heeft dergelijke aanknopingspunten en zeer zeker ook Hetmond,

zoals in deze laatste bijlage getracht is weer te geven.

1. Potentiële (beeld)verhalen en magische plekken

Hoewel Heimond de laatste dertig jaar een deel

van haar industriële erfgoed heeft verloren, is er

toch ook nog heel wat bewaard gebleven. De

belang "kste zwaartepunten zijn nu

geconcentreerd aan de Kanaaldijk Noordwest en

Zuidoost en de tussen de twee wereldoorlogen

gebouwde en stedenbouwkundig zorgvuldig

ontworpen arbeiderstuinwijken van Binnenstad-

Oost, alsmede de villawijk van Heimond Noord-

West. Daarnaast vormt de Markt vanuit

stadhistorisch oogpunt nog een redelijk geheel

(zeker wanneer men omhoog kijkt naar de gevels).

De rest van de objecten bevindt zich over een wat

groter gebied verspreid. Naastgelegen kaart uit

1989 geeft een indicatie van het nog bestaande

industn'ëie erfgoed in en rond het centrum van

Heimond.

Het kasteel en Gemeentemuseum

Midden in het oude centrum van de stad

staat de prachtige gezichtsbepalende

waterburcht, daterend uit het jaar 1350 (of

misschien wel eerder). In de lange

ontwikkelingsgeschiedenis van de stad

heeft dit kasteel niet alleen geografisch

gezien een centrale positie ingenomen.

Ook op bestuurlijk en politiek niveau

speelde dit gebouw een voorname rol. Van

Berlaer, Van Cortenbach, Van Arberg en

Wesselman zijn immers familienamen

behorend bij de titel 'Heer van Hetmond'. Zij

waren generaties lang de bewoners van het

kasteel en de bezitters van de 'heerlyckheit Heimont'. Ook waren de telgen van het laatst

genoemde geslacht de initiators van de industriële ontwikkeling in de stad. Tijdens de Franse

revolutie werden de heerlijke rechten immers afgeschaft en door de vermindering van

inkomsten die dit tot gevolg had was het voor de toenmalige heer Wesselman van Heimond

noodzakelijk zich niet alleen op de landbouw, maar ook op de opkomende industrie toe te

gaan leggen. De laatste kasteelheer Carel Frederik Wesselman was derhalve mede-

eigenaar van de firma Wesselman-Bogaers en Sanders (een fabriek in geweven stoffen in

de nabijheid van het kasteel) dat reeds in 1818 als de belangrijkste fabriek van de stad gold.

Na het overlijden van de laatste kasteelheer werd het kasteel in 1921 verkocht aan de

gemeente en dat na een grondige verbouwing in 1923 raadshuis en de zetel van het

stadsbestuur werd. Een functie die het vervolgens bijna 80 jaar heeft vervuld.

23

De belangrijkste en unieke collectie van het in het kasteel gevestigde GemeentemUseum

Heimond toont beeldende kunst uit de negentiende en twintigste eeuw rond het thema 'Mens

en Werk'. Een grote variëteit aan kunstwerken met onder meer industriciandschappen,

ambachtelijke werkplaatsen en fabrieksinterieurs geeft

weer hoe kunstenaars in de afgelopen twee eeuwen de

mens en zijn werkomgeving hebben gezien. Niet alleen

de veranderende wereld van een zich

industrialiserende maatschappij maar ook de plaats van

de mens hierin werd vastgelegd. Naast het thema

arbeid werd ook dat van de sociale strijd, werkloosheid,

arbeidsomstandigheden en arbeidsethos door hen

uitgebeeld. De collectie omvat schilderijen, tekeningen,

grafiek, sculpturen, foto's en glas-in-loodramen van veel vooraanstaande binnen- en

buitenlandse kunstenaars. Zo is er werk opgenomen van onder meer Herman Heijenbrock

(de grootste collectie verzamelde werken van hem in Nederland), Jan en Charley Toorop,

George Breitner, lsaäc lsraëls en vele anderen.

N.V. P.F. van Vlissingen & Co's Katoenfabri'eken (Vlisco)

Direct achter het kasteel langs het kanaal staan de fabriekspanden

van de Vlisco. Dit bedrijf begon in 1846 als P.F. van Vlissingen en

Compagnie, op zijn beurt weer een voortzetting van de

katoendrukkerij en biekerij Sutorius, die van nog veel oudere datum

is. Het is nu een van de grootste katoendrukkers ter wereld en nog

steeds de grootste particuliere werkgever in Hetmond. Aanvankelijk

exporteerde de onderneming haar producten grotendeels naar

Nederlands-indië, maar na de Tweede Wereldoorlog verminderde

het belang van dit afzetgebied en ging men zich sterker op Afrika

oriënteren. Op het fabrieksterrein is het witte fabrieksoebouw met zaagtanddak '1 9 1 l' een

bijzonder exemplaar. Het is één van de eerste betonskeletgebouwen met meerdere

verdiepingen in Nederland en ontworpen door architect j.W. Hanrath. Hierin zijn

tegenwoordig het bedrijfsarchief en -museum van de Vlisco gehuisvest. Vanaf de Verlengde

Stationstraat is over het parkeerterrein van het bedrijf heen verder nog de watertoren te zien.

Dit oudste gebouw op het fabriekcomplex (1 884) is grondig gerestaureerd en nu in gebruik

bij de bedrijfsbrandweer en staat samen met de stoffengraveerderij uit 1928 en het ketelhuis

@ 191 3 op de Rijksmonumentenlijst. Net buiten het fabrieksmuren ligt in het kasteelpark ook

uit

nog een tot gemeentelijk monument uitgeroepen poortbouw (met de drie bogen) uit 1830, dat

vanaf 1 900 lange tijd als fabrieksschooi van de Vlisco in gebruik is geweest.

Boscotondo

Als enige bouwwerk van het voormalige

'Begemann-terrein' is de villa op de Kromme

Steenweg nummer 4 overgebleven. De villa werd

gebouwd in de jaren 1858-1861 voor jonkheer A.P.

Wesselman van Hetmond. In de volksmond was dit

pand ook bekend als'Het Kleine Kasteel'. De N.V.

Koninklijke Nederlandse Machinefabriek werd in

1872 opgericht door de predikantenzoon F.H.

Begemann. Hij was een van de pioniers op het

gebied van de sociale vooruitgang en zijn

tijdgenoten ver vooruit. Reeds in 1879 richtte hij een ziekenfonds op voor7ijn werknemers,

hetgeen in die dagen algemeen ais een ongehoorde verwennerij werd beschouwd.

In haar hoogtijdagen produceerde het bedrijf pompen, staalconstructies, bruggen, apparaten

en tanks.

24

'Hier wordt het mogelijk gemaakt, dat in alle werelddelen dag in dag uit treinen daveren over

Hollandse bruggen, dat elke seconde opnieuw duizenden pompassen overal op aarde in

gestadig cadans de tof van het Nederlandse product verkondigen.

In 1993 werd het inmiddels gesloten fabriekscomplex gesloopt op het 'kleine kasteel' na. Nu

vormt dat een onderdeel het bouwproject Boscotondo, waar het nieuwe bestuurscentrum,

een moderne kunsthal, een grand-café, het fiimhuis en een megabioscoop, alsmede circa

180 woningen en ondergrondse parkeervoorzieningen zijn ondergebracht. Dit najaar zal het

totale project zijn voltooid, een mijlpaal in de stadsontwikkeling dat middels een groots audio-

visueel spektakel zal worden gevierd.

Hotel & Restaurant West-Ende

Het hotel is al meer dan 50 jaar gevestigd in een in 1880 gebouwde statige fabrikantenvilia.

Fr zijn 29 modern geoutilleerde kamers en enkele luxe suites. Het restaurant gedeelte is

enkele jaren geleden geheel vernieuwd en ademt een sfeer uit waarbij stijl

en allure worden gecombineerd met Brabantse gezelligheid en

huiselijkheid. Ook zijn de belangrijkste ruimtes voor vergaderingen en

recepties in dezelfde sfeer verbouwd. Verder zullen binnenkort ook de

bovenetages van de oude villa worden gerenoveerd en zijn er plannen

voor een compleet nieuwe kameraanbouw. Voor de gasten zijn er

verschillende arrangementen ontwikkeld die een verblijf kunnen koppelen

aan het verkennen van de omgeving.

De Knaag

Tussen het kasteel en Vlisco aan de ene kant en Boscotondo en Hotel

West-Ende aan de ander kant ligt het kanaal. In de 1 ge eeuw kwam

Heimond grote tot bloei, vooral nadat de Zuid-Willemsvaart werd

gegraven.'Langs 'de knaai' verrees in noord-zuideliike richting een groot

aantal fabrieken. Naastde textiel- en metaainijverheid ontwikkelde zich er

de voedingsmiddelen- en de houtwaren industrie. In oost-westelijke

richting ontwkkelde zich met name wonin bouw. Aan de oostkant

9

veelal sociale woningbouw en aan de overkant van het kanaal

villa's voor de fabrikantenfamilies. Dat de Zuid-Willemsvaart van

zeer grote betekenis is geweest voor de economische ontwikkeling

van de stad in de 1 g' en 20' eeuw, wordt aardig weerspiegeld in de

briefhoofden van de Hetmondse bedrijven uit die tijd.

Steevast werd het kanaal meteen naast de fabrieksterreinen

weergegeven om hun gunstige ligging te benadrukken. Het kanaal

vormt als het ware een 'stromend monument' voor de industriële

ontwikkeling van de stad. De omlegging van de Zuid-Willemsvaart

en de aanleg van een nieuwe weg (de S21 0) aan de oostzijde van

Heimond hebben het mogelijk gemaakt om de kanaalzone in het

centrum van de stad opnieuw in te richten. De eerste fase is

inmiddels afgerond en na de tweede fase zal het kanaal de

verbindende schakel worden tussen de eens zo traditioneel van

elkaar gescheiden oostelijke (de 'platte petten' kant) en westelijke

deel (de 'hoge hoeden' kant) van Hetmond.

1 D. van der Linden (1 955). Heimond een kasteel tussen fabrieken. Pagina 38.

25

Kapitale fabriekanten"e la!s op do Kanaaldijk NW

De grote industriëlen lieten voor zichzelf aan de westzijde van het kanaal

kapitale villa's neerzetten. Het eerste huis dat men vanaf hotel West-Ende

tegenkomt is het als Rijksmonument bestempelde herenhuis met klok uit ca.

1840 en oorspronkelijk eigendom van fabrikant J.A. Bots. Het daarnaast

gelegen pand is het oudste fabriekje van Heimond en staat ook op de

Rijksmonumentenlijst. Het'Auw Fabriekske', werd in 1840 gebouwd als pakhuis van

diezelfde J.A. Bots. In 18651 werd het een blauwververij en in 1880 een onderdeel van de

textielfabriek van Raymäkers. Nu is het in gebruik als

bloemenzaak. Aan de Kanaaldijk NW 63 tot 67 staan een

neociassicistisch huizenblok uit 1850, gebouwd in opdracht van

de garenfabrikanten J.A. Carp en G.W. Kaulen. Iets verderop op

nummer 77 staat de Villa Raymakers, een rijksmonument uit dat

zelfde jaar. Ook vinden we er de villa's van textielfabrikant

Swinkels (nr. 81) uit 1874, van margarine fabrikant Oyens (nr. 83)

uit 1884 en van de steenfabrikant Van Lookeren

Campagne (nr. 85) uit 1890. Op kanaaldijk NW 121-123 staat tenslotte het ais gevolg van

brand grotendeel verwoeste pand Huize Kareisteinl't Witte Huis een fabrikantenvilia van P.

de Wit sr. uit 1875.

Koninklijke Textielfabrieken J.A Raymakers & Co. N.V.

Tussen de villa's in staan ook nog enkele historische fabrieken. Aan de Kanaaldijk NW 61

staan de moderne fabrieksgebouwen (met watertoren en de daarbovenop staande bronzen

phoenix) van familie Raymakers, het oudste textielfabriekantengeslacht van Heimond. Tegen

het einde van de 18e eeuw begonnen de Heimondse wevers zich te bevrijden van hun

onderworpenheid aan de Haarlemse opdrachtgevers, de zogenaamde 'fabriqueurs' die

tijdenlang hadden kunnen profiteren van de spotgoedkope zelfstandige werkkrachten uit het

Zuiden, waarmee de zelfstandige industriële ontwikkeling in de stad een aanvang nam.

'Een der eersten was Johannes Raymakers, in welkjaar hij zich als zelfstandig 'entrepreneur'

vestigde is niet nauwkeufig bekend, maar zijn boekhouding sinds het jaar 1 772 is thans nog in

familiebezit. De rechtstreeks van hem afstammende leden van het geslacht Rayfflakers die

thans nog in het bedrijf werkzaam zijn, behoren tot de vijfde en zesde generatie!,2

De Nederlandsche Schroefboutenfabriek N.V. (Nodschroef)

Nedschroef aan de Kanaaldijk NW 71 (na de Vlisco de tweede

grootste particuliere werkgever van de stad) is voortgekomen

uit de spijkersmederij van de Gebroeders Van Thiel, die in

1840 in Beek en Donk werd opgericht. In 1890 begon Hendrik

van Thief zelfstandig langs het kanaal in Heimond klinknagels

en schroefbouten te fabriceren. Tegenwoordig worden

uitsluitend schroefbouten geproduceerd bestemd voor

spoorwegen, scheeps- en bruggenbouw en andere ijzerconstructies. Ook fabriceert het

bedrijf bouten voor rijwiel-, auto- en vliegtuigonderdelen.

De Aarie-Rixtelsoweg

De Aarie-Rixtelseweg is een statige laan waarlangs de

imposante door A. P. L. Van Thiet (nr. 14) en J.A. Garp

(nr. 63) gebouwde fabrikantenvilia's uit respectievelijk

1930 en 1921 nog zijn te bewonderen naast de vele

moderne villa's. Beide villa's staan overigens op de

monumentenlijst.

2D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabfieken. Pagina 30.

26

Stadpark De Warande

'Als een kostbaar bezit van de stad Helmond mag nog worden vermeld het aan de rand der

gemeente gelegen natuuffeservaat 'De Warande', een park dat in schoonheid van aanleg

slechts door weinige in ons land wordt geëvenaard. '@

De meest imposante villa ooit in Hetmond gebouwd was het

'Peapark' van textielfabrikant P.J.J. de Wit jr., die compleet

met terrastuinen aan een kleine trianon (in classicistische

stijl opgetrokken villa) deed denken. Dit monumentale pand

aan de Aarie-Rixtelseweg heeft slechts van 1914 tot 1928

bestaan op de plaats waar zich nu het dieren- en vogelpark

bevindt. Wat de huidige bezoeker ziet als kunstmatige

rotsblokken zijn de laatste resten van de terrasfunderingen.

In het Gemeentemuseum Heimond kan een enorme

maquette van de villa gaan bekijken. Vlakbij het dierenpark

staat overigens het Caratpaviljoen. Hier worden in de zomer

elke zondagmiddag openluchtconcerten georganiseerd,

waarbij de vele lokale en regionale zang- en

muziekverenigingen die de stad en haar directe omgeving

rijk is, zich gratis presenteren aan het publiek.

Sluis 7 & de Passantenhaven

Vorig jaar is door het gemeentebestuur besloten om de oude sluis nummer 7 geheel te gaan

renoveren en daarmee in oude staat terug te brengen. Hierdoor is het ook mogelijk

geworden om de aanleg van de passantenhaven direct ten Noorden van de Julianabrug te

realiseren. Volgens het oorspronkelijke voorstel van de dienst Stadsbeheer zal het haventje

(bestaande uit een 1 00 meter lange afmeergelegenheid langs de Oosteiiike oever) enkel

gedurende de zomermaanden geopend zijn. Deze oever, waar circa 1 0 boten kunnen liggen,

zal worden voorzien van drinkwatertappunten, walaansluitingen voor elektriciteit, een

vuitcontainer, zitbanken en groenvoorziening. Langs het aangelegde voetpad met extra

openbare verlichting zullen ter informatie van de waterrecreanten een stadsplattegrond en

meerdere verwijzingsborden naar de belangrijkste winkel-, uitgaans- en culturele

voorzieningen in het centrum worden aangebracht, zo is de planning. De uiteindelijke aanleg

van het haventje is echter mede afhankelijk van de medewerking van de gemeente Aarie-

Rixtel (i.v.m. met openstelling van de brug bij Laarbeek).

Jan Visser Museum in de streek van Binderen

In het particuliere museum aan de Keizerin Marialaan, vlakbij natuurgebied de Bundertjes,

wordt het werkend verleden in de landbouw, handel en nijverheid ten toongesteld. Het vormt

daarmee een goede aanvulling op de andere museale collecties in de stad, want het biedt de

potentie om de overgang van agrarische naar industriële samenleving en van platteland naar

stad goed weer te geven.

'Aan deze z@de van de stad ligt een gebied, dat aan Katholiek

Heimond uitermate dierbaar is, namelijk de streek van Binderen,

waarin lang vervlogen dagen de door adellijke religieuzen gestichte

Cisterciënzer Abd@ was gevestigd. De stad is dicht naar dit gebied

toe gegroeid, doch het streven bestaat om de ontwikkeliy van dit

oord te doen aansluiten bij de historisch gegroeide situatie.

3 D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 25.

4 D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 25.

27

Campus ROC Ter AA & Ter Kemenade College

In de zomer van 2002 zal de nieuwe campus voor het Heimondse Voorbereidend Middelbaar

Beroeps Onderwijs (VMBO) en Middelbaar Beroeps Onderwijs (MBO) gereedkomen. Ook

het Industrieel Praktijk Centrum (IPC) zal er gevestigd zijn, waarbij het onderwijs en het

regionale bedrijfsleven heel concreet en heel praktisch met elkaar samenwerken. Naast

studie zullen er ook mogelijkheden worden gecreëerd m.b.t. wonen, sport en recreatie.

Vooroorlogse arbeiderswijken in Binnenstad Oost

De arbeiderswiiken, grenzend aan de oude binnenstad en

de omliggende fabrieken langs het kanaal, zijn een typisch

voorbeeld van het 'anders wonen' in Heimond. Veel van

de huizen zijn door woningbouwverenigingen De Hoop en

Volksbelang gebouwd in de jaren twintig en dertig van de

vorige eeuw. De geheel gerenoveerde huizen aan de

Klaverhof zijn als gemeentelijke monument bestempeld.

De Markt

De Markt vormt al eeuwenlang het centrum van de stad.

eeuw tieten veel

Vooral aan het eind van de 1 ge

welgestelde fabrikanten hun woonhuizen aan de Markt

vernieuwen en vergroten. De oostelijke gevelwand

dateert grotendeels uit die tijd. Aan de westelijke zijde

zijn slechts enkele oude panden bewaard gebleven. De

meeste woningen hebben vroeger of later een andere

bestemming gekregen omdat de Markt langzamerhand

minder geschikt werd om gerieflijk te wonen. Er staan

nog meerdere gemeentelijke monumenten aan dit

langgerekte plein.

Zo staat op de hoek van de Markt (nummer 213) het voormalig postkantoor. Dit kantoor werd

in 1891 in opdracht van textielfabrikant A. Prinzen gebouwd. Uit

die tijd dateert ook de natuurstenen

brievenbus. De arbeiderswoningen

achter dit pand, aan de Watermolenwal

zijn in 1853 gebouwd in opdracht van

zijn broer W. Prinzen. De gevelsteen op

nummer 4 herinnert hieraan. Het naast

gelegen woonhuis (Markt nummer 21 1)

werd in 1845 gebouwd. Momenteel zijn hier de winkel en het kantoor

van de Stichting VVV/Stadspromotie Heimond gevestigd. Iets verder

op staan de voormalige woonhuizen van de Heimondse fabrikanten

H.L.F. van Vlissingen uit 1895 (Markt 41), van J. van Thiel uit 1906

(Markt 31), F.J. Mafthijsen uit 1872 (Markt 24) en W. Ramaer (Markt 18) uit 1872.

VVV/Stadspromotie Heimond

De Stichting VW/Stadspromotie Heimond is medio 1999 ontstaan

en vormt sindsdien als promotor, organisator en productontwikkelaar

op toeristisch-recreatief gebied een belangrijk aanspreekpunt in de

stad. Bovendien heeft zij, als zogenaamd VW A-kantoor en ANWB-

agentschap, een centrale informatiefunctie naar het publiek en he d

onderhoud zij goede contacten met het bedrijfsleven en haar c(@ri g-li-ailt,@ch !ti l@rabarit

toeristisch-recreatieve productaanbod.

28

Cultuurhistorische verenigingen in Heimond

Heimond kent een viertal organisaties die zich bezighouden met de cultuurhistorie van e

stad. De Stichting Industrieel Erfaoed Hetmond (SIEH) houdt zich bezig met de bestudering,

inventarisatie, documentatie en geschiedschrijving van het werkend verleden van Heimond

en streeft naar behoud van monumenten van bedrijf en techniek in de stad en haar

omgeving. Ze beheert bovendien een eigen collectie instrumenten, machines,

gereedschappen, boeken en documenten en organiseert op gezette tijden thematische

exposities. De Monumentenwerkgroep Heimond houdt zich bezig met activiteiten als

onderzoek, behoud, presentatie, collectie en documentatie betrekking hebbende op de

Heimondse rijks- en gemeentelijke monumenten. Verder organiseert de werkgroep

stadswandelingen en de jaarlijkse Open Monumenten Dag in samenwerking met andere

organisaties zoals de gemeentelijke Archiefdienst. De Historische en Archeologische

Vereniging Heimont assisteert de stadsarcheoloog bij zijn werkzaamheden (registratie,

restauratie en documentatie van archeologische vondsten). Verder organiseert de vereniging

excursies, rondleidingen en tentoonstellingen. De Heemkundekring Heimond-Peelland,

tenslotte, organiseert voor leden en niet-leden lezingen, excursies en brengt een aantal

publicaties uit.

Wookmarkt & Hetmond Beeldenstad

Heimond heeft van één van de grootste en oudste

warenmarkt van Zuid-Nederland. Deze zaterdagse

weekmarkt wordt al vanaf 1538 op de markt gehouden.

Aangezien de gemeente Heimond al jaren een actief

kunstaankoop- en stadsverfraa,ingsbeleid voert, staan

er op de markt en omgeving diverse fraaie beelden.

Funshoppen in het Ketsegangske

Wie wandelt door het centrum ziet het bijna over het hoofd. Het

is een smal zijstraatje van de Markt, waarschijnlijk vernoemd

naar Jan Kets die hier in 1837 woonde. Hier zijn kleine

voormalige arbeiderswoningen te vinden, die oorspronkelijk uit

1869 stammen. Bakker J. Coppus liet ze bouwen en verhuurde

ze aan arbeiders. Zij werden bewoond tot 1938, maar zijn toen

onbewoonbaar verklaard. De woningen zijn in 1987 geheel

nieuw opgebouwd, maar geven niettemin nog een goede indruk van de volkshuisvesting in

de negentiende eeuw. Ze herbergen nu enkele kunstenaars en ambachtelijke winkeltjes. In

het smalle 'gangske' zijn verder ook tal van fraaie kunstobjecten te bezichtigen.

Lambertuskerk

Als typisch Brabantse stad, kent Heimond natuurlijk ook een rijk

Roomsch verleden. De Lambertuskerk op de zuidkop van de

markt herinnert hieraan.

'De officiële cijfers van 1952 t. a. v. de indeling der bevolking naar de

verschillende confessies, w@zen uit dat toen van de 37.900 ingezetenen

95,5Vo de Rooms-katholieke godsdienst beleed, terwijl 4% tot een der

andere kerkgenootschappen behoorde. Het cijfer der buitenkerkelijken

is hier opmerkelijk laag, hetgeen nog eens onderstreept, dat de

immigratie hier overwegen van Brabantse origine is gebleven. @'5

De huidige kerk is een neogotische parochiekerk uit het midden

van de 1 gde eeuw van architect Molkenboer en is voor een deel

gefinancierd door het lokale bedrijfsleven.

5D. van der Linden. Heimond, een kasteel tussen fabrieken, pagina 19.

29

De kerk staat op dezelfde plaats als haar middeleeuwse voorganger, waarvan alleen de

toren bewaard is gebleven. Momenteel wordt deze toren volledig gerestaureerd. In de kerk

is, naaste indrukwekkende gebrandschilderde ramen en het hoofdaltaar uit het atelier

Cuypers, ook een orgel uit 1770 van de beroemde orgelbouwer Robustelly te bewonderen.

Regelmatig vinden in de kerk concerten plaats die toegankelijk zijn voor publiek.

Het Lambertushof en het Mater Dei-complex

Ter bevordering van de functiemenging in het centrum is rond de

voormalige Mater Dei-schooi en de Lambertuskerk een

herontwikkelingproject gestart waarbij wonen, werken, recreëren

en cultuur samenvallen. Na de oplevering van het project voor

het einde van dit jaar vormt het een uitstekende aanvulling op

het culturele en toeristisch-recreatieve profiel van de stad.

Gemeente Archief Heimond

Het Gemeente Archief is gevestigd in de Motenstraat nummer 121. Het gebouw was

oorspronkelijk, tussen 1920 en 1945, een marechausseekazerne. De Gemeentelijke

archiefdienst zorgt ervoor dat het verleden van Heimond levend blijft. Heel concreet doet de

dienst dat door het beheren van archieven, van beeldmateriaal en van een historische

bibliotheek. Iedereen die op zoek is naar dit verleden kan de aanwezige archieven en

collecties cratis in de studiezaal raadplegen. Daarnaast bezit de Archiefdienst een

topografisch historische atlas, die bij uitstek een goede kijk geeft op de Heimondse

industriële geschiedenis. In de atlas is namelijk het beeldmateriaal over Heimond en

omgeving verzameld. Het bestaat vooral uit foto's, kaarten, tekeningen en prenten, maar ook

uit affiches, videobanden en films. De dienst heeft ook een expositiezaal waar soms

tentoonstellingen over het Heimondse verleden worden gehouden.

De begraafplaatsen

Tegenover de archiefdienst liggen twee begraafplaatsen. Op de

Rooms Katholieke begraafplaats staat o.a. het grafmonument

van de familie Raymakers. Terwijl op de naast gelegen

Nederlands Hervormde begraafplaats het familiegraf van de

Fenteners Van Vlissingen te vinden is. Beide graven zijn

gemeentelijk monument.

Theater 't Speelhuis

Het belangrijkste culturele podium van Heimond is natuurlijk

theater 't Speelhuis. Ontworpen door Piet Blom (dé

beeldbepalende architect uit de jaren zeventig) is het bos van

paaiwoningen van buiten én van binnen een lust voor het oog.

De constructie voor de kap van de grote zaal is overigens van

staal en vervaardigd door staalbouwer Begemann.

Gaviolizaal

De Gaviolizaal, gevestigd iets ten

Noorden van het Speelhuisplein,

is een dependance van 't

Speelhuis en vernoemd naar de Italiaanse orgelbouwer

Anselmo Gavioli, die in 1892 het kartonnen

draaiorgelgaatjesboek uitvond. De zaal is dan ook één van de

weinige plaatsen in Nederland waarin een knusse ambiance

kan worden genoten van draaiorgelmuziek.

30

Bij een draaiorgel wordt vaak meteen gedacht aan een straatorgel, veel minder bekend is

echter het dansorgel, dat z"n gloriejaren beleefde in de periode 1920-1950. Dit type orgel

had toen immers een vaste plaats in veel danszalen. Deze oude tijden herleven in de

Gaviolizaal, want op zondagmiddagen kan er gedanst worden op de klanken van het Gaudin

concertorgel dat afkomstig is van de (bij oudere Heimonders wel bekende) zaal Brocken. De

zaal is tevens een vaste plek in Heimond voor de lokale amateurgezeischappen op het

gebied van toneel, muziek, zang en dans. De combinatie van amateur-theater en

draaiorgelmuseum is overigens uniek in Nederland. Ook is er o.a. een complete

miniatuurkermis en een bijzondere verzamelingen accordeons te bezichtigen.

Historische Bedrijfsvaartuigen

Bij de uitwerking van de Kanaalzoneplannen

wordt getracht bijzondere aandacht te geven

aan het accentueren van de authenticiteit

van het kanaal in het stadscentrum. Een van

de planonderdelen daarbij is het permanent

afmeren van een of meer historische

schepen.

De Nederlandsche Cacaofabriek

In 1895 werd aan de Kanaaldijk ZO 116-120 bij de spoorbrug de Nederlandsche

Cacaofabriek gevestigd. in 1932 kwam alweer het einde van deze fabriek, die echter over de

hele wereld haar producten wist te slijten. Zo heeft de archiefdienst in haar collectie een

Russische krant met een advertentie voor Hetmondse chocolade. Goede producten zoals

cacaoboter en cacaopoeder, die in speciale blikken onder de naam Helmcacao verkocht

werd. Ook beroemd waren de sinterklaasfiguren en de paaseieren. In de fabriek zijn nu

ateliers van diverse kunstenaars en kleine bedrijfjes gevestigd. Tevens is er een

expositieruimte gevestigd waar wisselende tentoonstellingen worden gehouden.

De Kraanbaan van Slits

Iets zuidelijker achter de Cacaofabriek, aan de Kanaäidijk Z.O. 92, staat (met het opschrift

'A. Slits') een recentelijk als gemeentelijk roerend monument aangemerkte kraanbaan

compleet met toebehoren, dw.z. inclusief loskade en loopkraan. In het begin van de 201'@

eeuw gonsde het immers aan het kanaal van industriële activiteiten. De beginnende

gemotoriseerde scheepsvaart maakte snel en zwaar transport mogelijk, waardoor

industriebedrijven zich als een soort lintbebouwing langs het kanaal ontwikkelden.

Overslag van goederen en materialen vanuit schepen naar de bedrijven en vice versa werd

op veel plaatsen via hoog boven de weg gelegen loopkraanbruggen gerealiseerd. Nu is de

uit 1928 daterende transportinstallatie de laatst overgebleven inrichting voor de overslag van

goederen langs de Zuid-Willemsvaart in Heimond.

31

H.V. Heimondsche Textiel Maatschapp" (Hatéma)

ij

In 1855 werd door Petrus de Wit een weverij van wollen, linnen en katoen bonten op gericht.

Door zijn zoon Petrus de Wit jr. werd de zaak eerst met succes voortgezet. Deze kwam later

echter in liquiditeitsproblemen (o.a. nadat hij zeer hoge kosten had gemaakt bii het bouwen

van zijn Villa Peapark). De vennootschap N.V. de WK's Dekenindustrie werd vervolgens (na

slechts een iaar sluiting van de fabriek) aan de Hoogeindsestraat voortgezet. Toen in 1930

De Wit jr. uit het vennootschap trad, werd de verkooporaanisatie N.V. Heimondsche Textiel

Maatschappij, het latere Hatéma, opgericht. De productieactiviteiten zijn in de jaren negentig

stopgezet, maar aan de Noordoostzijde van het terrein bevindt zich nog stee s et

hoofdkantoor van de Gamma Holding. Het huidige moederbedrijf van de Vlisco en

Nederlands grootste textielconcern, behorend tot de Europese top tien op textielgebied.

Het Hatématerrein is grofweg trapeziumvormig en grenst

zowel aan het kanaal als aan de Hoocieindsestraat. In de

tweede helft van de vorige eeuw heeft op het terrein veel

modemisering plaats gevonden. Fr bevinden zich nog

slechts enkele gebouwen die tijdens of net na de bezetting

zijn gebouwd. De komende jaren zal dit 22 hectare grote

gebied herontvvikkeld worden, waarbij de functies wonen,

werken en recreeren op een hoogwaardige wiize met elkaar

verbonden zullen gaan worden.

Stadspoort tot de Pee§

Van oudsher heeft de stad Heimond een band met de omliggende dorpen in de regio. Als

laaggelegen versterkte plaats (tevens oorsprong van de plaatsnaam Hetmond) bood zij in

vroeger tijden bescherming en sinds de industrialisatie haar opwachting maakte vormt zij als

centrumstad een belangrijke inkomstenbron als werkversch r.

'De zich geleidelijk uitbreidende nijverheid bleek niet slechts

in staat de natuurlijke bevolkngsaanwas op te nemen, er

ontstond zelfs een tekort aan arbeidskrachten, waarin moest

worden voorzien door aantrekking van werkkrachten van

buiten. Zo kwamen, sedert het midden der vorige eeuw, vele

duizenden arbeidersgezinnen zich in Heimond vestigen,

aangetrokke

n door de hogere lonen der industrie. Nu

was het een gelukkige omstandigheid dat de nieuwe

bewoners overwegend uit de naaste omgeving der stad

afkomstig waren, waardoor de godsdienstige en culturele

eenheid van de bevolking bewaard is gebleven. Zeer vele

ingezetenen onder alle lagen van der burgerij kennen nog

familiebanden met de boerenbevolking uit de omtrek, daar zij

pas één of twee generaties lang in Heimond wonen. 16

Het industrieel-toeristisch profiel van de stad krijgt een

complementaire meerwaarde wanneer het gekoppeld wordt aan de agrarisch landelijke

gebiedsproftel van de Peelregio. Uit een in 1996 gehouden NIPO-onderzoek blijkt immers

dat dit gebied grote bekendheid geniet en daarmee interessante toeristisch-recreatieve

potenties heeft. 67% van de ondervraagde Nederlanders kent de Peel en heeft er positieve

associaties bij.

'Natuur en rust, dat vindt u in de Peefl in overvloed. Een gebied beroemd om zijn turfwinning in

vroegere tijden. Vandaag de dag een prachtig en afwisselend landschap van veenmoerassen,

plassen, heidevelden en zandruggen, maar ook broedplaats van ver-schillende heide- en

moersvogels en ~terplaats voor kraanvoge en ganzen 7.

6 D. van der Linden (1995). Heimond, een kasteel tussen fabn@eken. Pagina 13.

7 Brabants Bureau voor Toerisme (2000). De Gulle Gids van Brabant Pagina 18.

32

Vorig jaar is de gemeente dan ook toegetreden tot het overlea Toerisme & Recreatie De

Pee], waarin naast Heimond ook Asten, Someren, Deume, Laarbeek en Gemert-Bakel zitten.

Onder leiding van het SRE is onlangs een gezamenlijke toeristisch-recreatieve streekvisie

voor de regio gepresenteerd.

Textielstedenband

Heimond was al lang voor dat de industrialisatie zijn intrede deed een echte textielstad.

'Reeds in 1524 ontving het plaatselijke weversambacht een 'constitutie van

Heimond. Het bont- en pelsmakersgilde - nauw met het weversambacht verwant, want er

stond een boete van 10 goudguldens op het eigenmachtig overlopen naar het andere gilde -

bezat nog oudere bleven: dit ambacht dateert reeds van 2 Februari 1386.

Vanuit de7uideli.ike Generaliteitslanden (het huidige België) had de textietnijverheid zich

sinds de 14e eeuw langzaam maar zeker in noordelijke richting ontwikkeld. In het midden

jaren vijftig van de vorige eeuw bevonden zich op het hoogtepunt van de Nederlandse

textielindustrie vele tientallen katoendrukkerijen, spinnerijen, katoen-, wol- en rayonwevertjen

en naaigarenfabrieken in de stad. Heimond behoorde daarmee samen met Tilburg en

Enschede tot de topdrie van Nederland.

Evenementen

In Heimond worden jaarlijks talrijke (openlucht) evenementen jazz"in

georganiseerd. Naast de grotere jaarlijks terugkerende ca!@

evenementen als Jazz in Catstown, de Zomerkermis, de

Profronde van Stiohout, Lentefestival Artimond het St.

Genesius Straatfestival, dit jaar voor het eerst ook

de Vlaamse Kasteeltuinconcerten.

High-Tech Industrieel Toerisme

De Kamer van Koophandel Oost-Brabant is in het najaar 2000 gestart met het project

Industrieel Toerisme binnen de stadsregio Eindhoven & Heimond. Het project is een

uitvloeisel van een door het Ministerie van Economische zaken gehouden on rzoe ,

waaruit bleek dat de publieke belangstelling voor bedrijfsbezoeken in Nederland zeer groot is

(zeker tien miljoen mensen zouden wel eens per jaar een uitstapje naar een fabriek willen

maken). Naast de Kamer van Koophandel begeleiden de gemeente Heimond en Eindhoven,

NV Rede, Regio VVV Kempen & Peel, Philips en Bavaria het project. De bedrijfsexcursies

worden uitgevoerd door de regio VW en zullen bijvoorkeur worden gecombineerd met

bestaande toeristisch-recreatieve arrangementen. Na Rotterdam en Amsterdam is de

stadregio Eindhoven/Heimond inmiddels de derde reaio waar het project Industrieel

Toerisme nu loopt. Het project biedt het publiek de gelegenheid een kijkje te nemen achter

de schermen van een dertigtal bedrijven uit de regio. Binnenkort zal naast het bekende

Heimondse textielbedrijf Vlisco, ook de Heimondse voedingsindustrie (georganiseerd

rondom Huijbregts Specerijen) op gezette tijden haar deuren voor publiek openen. Samen

met bedrijven als Philips, DAF Trucks, Campina Melkunie, Brabant Pers, Holland Casino,

Bijenkorf en Bavaria profileert de regio zich hiermee krachtig als "Industrial Mainport" en

"Leading in Technology".

8D. van der Linden (1 995). Hetmond, een kasteel tussen fabrieken. Pagina 12.

Documenttype Agenda
Uw Reactie
Uw Reactie