• Bestuur
  • Commissiestukken stand van zaken GSB

Commissiestukken stand van zaken GSB

Documentdatum 19-03-2001
Bestuursorgaan Commissie Stedelijke Ontwikkeling
Documentsoort Commissiestukken
Samenvatting

Cie. &O d.d.

AgendaPunt

INFORMATIE VOOR COMMISSIEVERGADERING SO 19 MAART 2001

Aan: de leden van de commissie SO

Betreft: informatie voor het agendapunt "stand van zaken grotestedenbeleid" op 19

maart 2001

Datum: 8 maart 2001

Geachte heerlmevrouw,

Op 19 maart krijgt u een toelichting op de "Stand van zaken grotestedenbeleid". U zult

geïnformeerd worden over onder meer

- het vervolg op de landelijke bijeenkomsten over "de rol van de raad in relatie tot het

grotestedenbeleid"

- het volgen van projecten en activiteiten, die gefinancierd worden uit door het Rijk en

Provincie gelabelde grotestedenbeleid middelen

- het volgen van resultaten en effecten in het algemeen: de periode 1996 - 1999, MARAP

en economische pijler/ cluster.

- afspraken met Rijk en Provincie als één van de partners

¿ stand van zaken Raamconvenant Provincie

¿ tussentijdse zelfanalyse en visitatie

Aan dit laatste punt, de zelfanalyse en visitatie in het kader van het grotestedenbeleid, die

ook in 1997 heeft plaatsgevonden, zal de meeste tijd besteed worden.

Ter voorbereiding hierop sturen wij u de handreiking zelfanalyse en visitatie, die door de G21

en de B&A groep is opgesteld. Hierin staat waaraan de tussentijdse zelfanalyse en visitatie

moet voldoen.

Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

Met vriendelijke groet,

E. Duijmelinck en J. van Meer.

Hanciremikiffing zelfanalyse

en vis tafie 2001

T

W141,1--- n

6 pé ril c e n t e 5 ci i c d n, ir?

Haaele m

Gerrieente Hi cert

Dordrecht

Ow

H.IMW

W

-E

GEMEEN]

Gemeente

k

EN5CHEDE

2-120 gemeente Eindhouen

meenre Tilhurg Gemeente Breda,

Gemeerite Helmoiid

Gemeente. Vlaastricht . ......-

lul

-,Blinden

arob

omeente zwolle

9

o@ onderste,

1,0

s-Rcrtogelibosch

decennia.

B &A G RO EP

Geadresseerde

Beleidsmanagement bv

Louis Couperusplein 2

Postbus 829

2501 CV Den Haag

T(070)3029500

F(070)3029501

E-mail info@bagroep.ni

http://www.bagroep.ni

Den Haag, 27 februari 2001

Ref.nr.: SBLE/44475604/25252

Onderwerp: Handreiking zelfanalyse en visitatie grotestedenbeleid 2001

Geachte heer/mevrouw,

Met groot plezier bieden wij u hierbij de Handreiking zelfanalyse en visitatie

grotesiedenbeleid 2001 aan@ Wii hopen dat de handreiking u alle gewenste

inspiratie en informatie geeft.

Het is nadrukkelijk een handreiking en geen blauwdruk. De handreiking doet u

suggesties, biedt u een kader, geeft u een richting voor de zelfanalyse. Maar

uiteindelijk gaat het erom dat u de essentiele kenmerken en ontwikkelingen, de

treffende ervaringen en exemplarische voorbeelden uit uw grotestedenbeleid

weergeeft en beschouwt. Alleen op die manier toegepast, kan de zelfanalyse

optimale betekenis en waarde voor uw stad en gemeentelijke organisatie krijgen.

We wensen u veel succes en mooie discussies toe. En mocht u nog vragen hebben,

aarzel dan niet contact met ons op te nemen.

Met i

Hannie

Annern

h.grotenhuis@bagroep.nl

a.traag@bagroep.nl

070 - 302 95 38

B&A Groep

Beleidsonderzoek & -Advies bv

Beleidsmanagement bv

Beleidscommunicatie bv

Beleidsrealisatie bv

KvK Haaglanden 271 65631 -Bank ING 65.87.74.425 Facilitair Bedrijf bv

1

a E

handreiking zelfanalyse

en visitatie 2001

Den Haag, februari 2007

Colofon

De zelfanalyse en visitatie is als instrument ontwikkeld in opdracht van de G21.

Voor nadere informatie:

B&A Groep

Louis Couperusplein 2

Postbus 829

2501 CV Den Haag

(T) 070-3029538

(F) 070~3029560

Internet: http://www.bagroep.nl

E-mail: info@)bagroep.nl

Inhoudsopgave

Voorwoord 5

1 Inleiding 7

1.1 Doel zelfanalyse en visitatie7

1.2 Belangrijkste kenmerken van deze ronde 7

1.3 Leeswijzer 8

2. Opbouw instrument 9

2.1 De beleidscyclus 9

2.2 Het analysekader 10

3. Vragen voor de zelfanalyse 13

3.1 Vertrekpunt 13

3.2 Onderdelen zelfanalyse 13

3.3 Vragen over de ontwikkeling van de stad 15

3.4 Vragen voor de thematische verdieping 17

3.5 Beschouwing 22

3.6 Inhoudsopgave voorzelfanalyserapport 22

4. De organisatie en de uitvoering van de zelfanalyse 25

4.1 Aandachtspunten bij organisatie en uitvoering van de zelfanalyse 25

4.2 Taakverdeling gemeente en secretariaat 27

S. De organisatie en uitvoering van de Visitatie 29

5. 1 Samenstelling visitatiecommissie 29

5.2 Werkwijze visitatiecommissie 30

5.3 Taakverdeling gemeente en secretariaat 31

Voorwoord

Nadat in 1995 de toenmalige G 1 5 een GSB-convenant met het rijk ondertekenden, namen

zij het initiatief tot de ontwikkeling en toepassing van zelfanalyse en visitatie als instru-

ment waarmee zij zichzelf en elkaar stimuleerden tot een doorlopend proces van leren en

verbeteren. In 1997 heeft onder de GIS de eerste ronde van zelfanalyse en visitatie

plaatsgevonden; in 1998 een tweede onder de - toen nog zo geheten - G6.

De voornaamste conclusies uit deze twee ronden hebben inmiddels tot gerichte vervolg-

acties van de G21 geleid. De meest ingrijpende vervolgactie is gekomen op de conclusie

van de visitatiecommissie in 1997, dat het grotestedenbeleid voornamelijk een grote

verzameling losse projecten was. De visitatiecommissie pleitte voor een samenhangend

meerjarenprogramma, waarin plaats zou zijn voor maatwerk op stadsniveau. Ondertus~

sen heeft elke G21-stad in december 1999 rond de drie pijlers van het grotestedenbeleid

meerjarenafspraken gemaakt met het rijk, die zijn gebaseerd op een langere termijn visie

en strategie van elke stad afzonderlijk. De uitvoering van deze meerjarenafspraken leidt

in de steden tot een integrale, programmatische werkwijze, dwars door alle sectoren

heen.

De hoofdconclusie in 1999 raakte aan de inhoudelijke opgaven van het grotesteden-

beleid. Houdt de sociale, economische en ruimtelijk-fysieke vraagstukken in de stad

scherp op het netvlies, zo hield de visitatiecommissie de G21 voor. Deze vraagstukken

verdwijnen niet automatisch als steden hogere inkomensgroepen en meer hoogwaardige

werkgelegenheid aan zich weten te binden, maar eisen een actief zoeken naar complete

en duurzame oplossingen. De G21 hebben hun collectieve ontwikkelingsproces inmiddels

zodanig georganiseerd en vormgegeven, dat binnen de drie pijlers van het grotesteden-

beleid gezamenlijk wordt gezocht naar en gewerkt aan de kernopgaven van de steden.

Bestuurders en ambtenaren uit de G21 hebben zich rond specifieke thema's uit de drie

pijlers verenigd, wisselen ervaringen uit, houden gezamenlijk de vinger aan de pols en

zijn alert op ontwikkelingen die om nieuwe initiatieven vragen.

Net als het grotestedenbeleid is ook de zelfanalyse en visitatie een traject in ontwikke-

ling. In de eerste ronde van zelfanalyse en visitatie is met name onderzocht in hoeverre

de randvoorwaarden voor succesvol beleid in de steden aanwezig waren. Het ging in die

ronde vooral om inzicht in de bestuurlijke en organisatorische condities voor effectief

6 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

grotestedenbeleid. In de komende ronde zullen we inhoudelijker worden. Het gaat ons

daarbij primair om de vraag: pakken de G21 ingewikkelde vraagstukken als sociale

integratie, veiligheid, aantrekkelijke en gedifferentieerde woonmilieus, aansluiting van

vraag en aanbod op de arbeidsmarkt of regionale centrumfunctie van de stad daadkrach-

tig op en brengen zij deze samen met partners in en om de stad tot het gewenste resul-

taat?

In de komende ronde van zelfanalyse en visitatie formuleren wij op die vraag het

antwoord. Niet omdat we verwachten daarmee de finale bewijslast te kunnen leveren voor

de kracht van de stad; daarvoor zijn we nog te kort op weg en moet er, ook in de relatie

steden en rijk, nog veel veranderen. Wel omdat we ervan overtuigd zijn dat een veelzijdig

antwoord ons belangrijke aanknopingspunten biedt voor verbeteringen en een nog

effectievere wijze van optreden in het grotestedenbeleid.

Uiteindelijk zijn we met de zelfanalyse en visitatie uit op een instrument dat de kwaliteit

en de effectiviteit van ons stedelijk beleid meet en waarborgt. De komende ronde brengt

ons verder op weg naar een kwaliteitsinstrument dat de gehele beleids- en begrotings-

cyclus gaat dekken en beïnvloeden. Om de vergelijking te maken, kunnen we zeggen dat

zelfanalyse en visitatie uiteindelijk het logisch vervolg is op de 13131-operatie, die het

lokaal bestuur meer outputgericht deed denken en handelen. Zelfanalyse en visitatie zal

een kwaliteitszorg kenmerken die draait om de vragen: wat willen we aan maatschappe-

lijk resultaat bereiken, hoe gaan we dat doen, wat hebben we daarvoor nodig en, nader-

hand, is het ons gelukt? Het is daarmee ook een instrument dat de gemeenteraad van

dienst kan zijn, zijn duale rol met grotere kracht te kunnen vervullen.

Voordat het zover is, wensen wij u veel succes en inspiratie toe bij de zelfanalyse en

visitatie in 2001.

Namens de bestuurlijke kerngroep,

Mr.dr. A.G.J.M. Rombouts

1. Inleiding

Voorliggend document is de handreiking zelfanalyse en visitatie grotestedenbeleid 2001.

De handreiking biedt alle informatie die nodig is tijdens de uitvoering van deze zelf-

analyse en visitatie. De handreiking is bedoeld voor zowel de 'trekkers' van de stedelijke

zelfanalyse als de leden van de visitatiecommissie.

1 .1 Doel zelfanalyse en visitatie

Deze ronde van zelfanalyse en visitatie is een initiatief van de steden zelf en heeft als

voornaamste doel de gemeenteraden inzage te geven in de voortgang van het groteste-

denbeleid en de behaalde resultaten. Ook zal deze ronde helder maken welke ontwikke-

lingen de steden hebben doorgemaakt sinds de afsluiting van het eerste convenant.

Bovendien biedt deze ronde de steden de mogelijkheid van elkaars ervaringen te leren,

processen te verbeteren en de behaalde resultaten te vergelijken.

Daarnaast zal deze ronde van zelfanalyse en visitatie input leveren voor de 'tussenstand

van het grotestedenbeleid', die minister Van Boxtel van het ministerie van BZK aan de

Tweede Kamer heeft toegezegd in de eerste helft van 2002. Verder zal de ronde leiden tot

inhoudelijke aangrijpingspunten voor het memorandum aan de kabinetsformateur en

eventueel voor de stedelijk memoranda aan de nieuwe gemeenteraden in 2002.

1 .2 Belangrijkste kenmerken van deze ronde

Cruciaal kenmerk van deze ronde is dat deze niet alle beleidsterreinen van het grote-

stedenbeleid beslaat, maar inzoomt op twee beleidsthema's per stad. Om de werk-

belasting binnen de steden te beperken loopt (de periode van) de uitvoering van de

zelfanalyse zoveel mogelijk parallel met de planning en controlecyclus van de steden.

Een ander belangrijk kenmerk van deze ronde is dat de visitatiecommissie voor een deel

uit extern onafhankelijken bestaat en voor een deel uit bestuurders van de G21. Eén van

de extern onafhankelijken vervult de voorzittersrol van de visitatiecommissie.

8 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 van deze handreiking wordt het analysekader voor de zelfanalyse en

visitatie toegelicht. De vragen die centraal staan in de zelfanalyse worden in hoofdstuk 3

behandeld. In hoofdstuk 4 volgt een toelichting op de organisatie en uitvoering van de

zelfanalyse, terwijl in hoofdstuk 5 de organisatie en de uitvoering van de visitatie wordt

verhelderd.

2. Opbouw instrument

Net zoals in de vorige ronden vormt de beleidscyclus het leidende beeld voor de opzet

van de zelfanalyse en visitatie. In paragraaf 2.1 wordt de beleidscyclus kort toegelicht.

In paragraaf 2.2. volgt het analysemodel dat richting geeft aan de vragen voor de zelf~

analyse en visitatie.

2. 1 De beleidscyclus

Het grotestedenbeleid kan gezien worden als een cyclisch proces, bestaande uit verschil~

lende fasen. De cyclus start met een heldere probleemanalyse, gevolgd door een visie, die

vertaald wordt in beleidsdoelstellingen. Deze beleidsontwikkeling resulteert in

programma's, die vertaald in projecten vervolgens zullen worden uitgevoerd. Dat leidt tot

totstandkoming van beleidsprestaties die uiteindelijk zullen bijdragen aan de beoogde

maatschappelijke effecten van beleid.

In de eerste ronde van zelfanalyse en visitatie in 1997/1998 la g het accent op het proces

(de randvoorwaarden) van de beleidsontwikkeling (in de cyclus op de kwartronde rechts-

boven). In deze ronde ligt het accent vooral op het proces van uitvoering en de behaalde

prestaties; in de cyclus op de kwartronde rechtsonder.

1 0 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

Beleids- Verschillende elkaar

ontwikkeling versterkende

Samen met anderen oplossingslinen

s e rogramma's

Maat- Organisatie

schappelijke van de

effecten uitvoering

Evaluatie Projecten

Beleids-

prestaties

Resuitaatgericht

2.2 Het analysekader

Zoals gezegd is het grotestedenbeleid een cyclisch proces. Middels de zelfanalyse en

visitatie wordt de kwaliteit en de effectiviteit van dit proces vastgesteld. Om ervoor te

zorgen dat de zelfanalyse en visitatie minder vrijblijvend van karakter is, is een analyse-

kader opgesteld dat aandachtspunten bevat op basis waarvan de steden 'de maat

genomen'wordt.

Het analysekader bestaat uit vier aandachtsgebieden met daaraan gekoppeld een aantal

vergelijkingselementen, die een weerslag vormen van de essentie van het grotesteden-

beleid en gebaseerd zijn op ervaringen die tot nu toe met het grotestedenbeleid zijn

opgedaan. Het analysekader zoals dat in deze ronde wordt gebruikt, is op twee manieren

van betekenis voor de zelfanalyse en visitatie. Ten eerste is het kader richtinggevend

voor de vragen die tijdens de zelfanalyse aan bod komen. Deze vragen worden in hoofd-

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 1 1

stuk 3 verder toegelicht. In de tweede plaats vormt het analysekader een referentiekader

voor de vragen die de visitatiecommissie in haar ronde aan de orde stelt.

(Ter voorbereiding van de volledige ronde in 2003/2003 zullen op basis van de

ervaringen in deze ronde van zelfanalyse en visitatie de aandachtspunten uit het analyse-

kader zo nodig worden aangevuld en worden voorzien van 'normen'. Op basis daarv an zal

bij de volledige ronde een beoordeling gegeven kunnen worden over de kwaliteit en

effectiviteit van stedelijk beleid en bestuur. Deze beoordeling zal niet zozeer het karakter

hebben van goed of slecht, maar meer de aard hebben van een classificatie.)

De opbouw van het analysekader voor deze ronde is hieronder visueel weergegeven.

Politiek-bestuurlijk Organisatorisch vermogen Resultaat- Beleidsprestaties en

leiderschap

intern gerichtheid maatschappelijke

extern

effecten

Gedeelde probleemanalyse Het afmaken van de beleidscyclus

Richtinggevende visie Monitoring

Heldere beleidsdoeistellingen Evaluatie

Daadkrachtig bestuur Oog hebben voor de uitvoering

Rol van de raad Kunnen en durven bijstellen van

beleid

Het organisatorisch vermogen van de steden kent een interne en Feitelijk gerealiseerde beleidsprestaties

externe component. Relatie, Beleidsprestaties en

Intern: Maatschappelijke veranderingen

Waardering bewoners, partners en

Inhoudelijke vernieuwing einddoeigroepen voor het

Zinvolle samenhang van beleid maatschappelijk resultaat van het

Organisatorische verankering van het programmatisch werken grotestedenbeleid

Samenwerking tussen sectoren en afdelingen

Extern:

Partnerships (nieuwe partners, structureel of ad hoc)

Interactiviteit door de beleidscyclus

Aansturing gesubsidieerde instellingen

Daadwerkelijke bijdragen partners (financieel, menskracht ect.)

Gebiedsgericht werken; schakelen tussen schalen

Regionale afstemming/samenwerking

3. Vragen voor de zelfanalyse

3.1 Vertrekpunt

Voor de zelfanalyse en visitatie wordt aangesloten bij de afspraken die het kabinet en de

G25 in het najaar van 2000 hebben gemaakt over een samenhangend stelsel van monito-

ring, zelfanalyse, visitatie en verantwoording.

Toen is afgesproken dat deze ronde zicht zal moeten geven op de ontwikkelingen in de

steden en (verklaringen voor) de resultaten in de pijlers en een aantal procesvariabelen.

Deze uitgangspunten laten zich in het volgende schema samenvatten.

eleidsthema Procesvariabelen

(alle G21) Cijfers GSB (2 per stad)

Algemeen beeld-

Veiligheid

Sociale infrastructuur

-integraliteit

Algemene ontwikkeling

van de stad gsb- "' eau Economische -interactiviteit

aan de hand van ISEO- infrastructuur -Regionaal

indicatoren -Gebiedsgericht

Fysieke

structuur Herstructurering woon-

milieus

3.2 Onderdelen zelfanalyse

Aansluitend bij dit schema is de zelfanalyse opgebouwd uit drie onderdelen. Het eerste

onderdeel betreft het algemeen beeld van de stad (links in het schema). Doel van het

algemene beeld is het maken van een foto van de stad alsmede helder krijgen welke

ontwikkeling de stad op de centrale GSB-thema's in de periode van de afsluiting van het

eerste GSB-convenant (1996 of 1998) tot het voorjaar 2001 heeft doorgemaakt.

In paragraaf 3.3 komen de vragen over het algemeen beeld aan de orde.

In het tweede onderdeel van de zelfanalyse wordt ingezoomd op twee beleidsthema's.

De steden hebben zelf aangegeven op welke thema's men in deze ronde het accent wil

1 4 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

leggen. Met het oog op vergelijkbaarheid van de steden zijn uit deze inventarisatie de

thema's geselecteerd die in het schema staan: veiligheid, jeugd, herstructurering woon-

omgeving en arbeidsmarktbeleid. Deze thema's zijn representatief voor het grotesteden-

beleid, zijn veelal pijleroverstijgend van aard en hebben binnen de steden al een langere

geschiedenis. Bovendien zijn deze thema's door de meeste steden aangemeld.

Vanwege praktische overwegingen hebben de steden een keuze gemaakt voor een vaste

combinatie van twee thema's, waarop de stad het accent legt in de zelfanalyse en visita-

tie. Het gaat dan om de volgende vaste combinaties:

* jeugd - arbeidsmarktbeleid

* jeugd - herstructurering woonmilieus

* Veiligheid - herstructurering woonmilieus

* Veiligheid - arbeidsmarktbeleid

* Arbeidsmarktbeleid - herstructurering woonmilieus

De combinatie jeugd - veiligheid is buiten beschouwing gelaten, omdat beide thema's

vallen binnen de pijler sociaal.

Doel van dit tweede onderdeel van de zelfanalyse is binnen de gekozen combinatie van

twee thema's een verdiepingsslag te maken, waarbij het gaat om.de vraag wat er is

bereikt, hoe de steden dat hebben aangepakt en of de uitkomsten een gevolg zijn van

eigen optreden of worden veroorzaakt door externe factoren.

Daarbij wordt ook ingegaan op de procesvariabelen die in het schema staan. De vragen

hieromtrent worden in paragraaf 3.4 toegelicht.

In het derde onderdeel van de zelfanalyse ten slotte worden de steden uitgenodigd te

beschrijven wat zij nu zelf vinden van hetgeen tot dusverre in het kader van het grote-

stedenbeleid is bereikt, waar men tevreden over is en waardoor men al dan niet aange-

naam is verrast. In paragraaf 3.5 wordt hier nader op ingegaan.

Ten slotte wordt de stad uitgenodigd - in een bijlage - een beschrijving op te nemen van

een succesvol project, dat bij voorkeur is afgerond. Dit om inzicht te krijgen in de succes-

factoren en valkuilen. Deze projecten kunnen tevens een functie vervullen in het kennis-

centrum grotestedenbeleid, dat momenteel wordt ingericht.

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 1 5

3.3 Vragen over de ontwikkeling van de stad

Het eerste deel van het zelfanalyserapport bestaat zogezegd uit een foto van de stad. Aan

de hand van de negen GSB-doelstellingen beschrijft de stad de ontwikkeling die zij heeft

doorgemaakt. Vervolgens wordt op verzoek van de gemengde regiegroep (G21 en BZK)

dieper ingegaan op de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.

Daarna besteedt de stad aandacht aan de wijze waarop zij invulling heeft gegeven aan de

aanbevelingen uit de vorige ronde van zelfanalyse en visitatie.

Tenslotte komen enkele vragen aan de orde over de uitvoering en inbedding van het

Meerjarenontwikkelingsprogramma. Deze vragen zijn afgestemd op enkele algemene

thema's uit de ISV-procesmonitor, die ook in 2001 zal worden uitgevoerd.

De ontwikkeling van de foto

Geef een algemene beschrijving van de ontwikkeling van de stad aan de hand van de negen

GSB-doelstellingen.

Het gaat hierbij om een kwalitatieve beschrijving en illustreer deze met behulp van de cijfers

uit de ISEO-monitor, voorzover aanwezig. Het cijfermateriaal zelf wordt opgenomen in de

bijlage. Het staat de stad uiteraard vrij eigen monitorgegevens te gebruiken.

GSE-doeistellingen ten aanzien van de economische infrastructuur

1. Terugdringing (structurele) werkloosheid en bevorderen arbeidsplaatsen

2. Versterken (internationale economische concurrentiepositie van de stad

3. Verbeteren aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt

Uit de ISEO-monitor zijn hieromtrent gegevens over de volgende indicatoren:

0 Het percentage geregistreerde werkloosheid (GWL) in de beroepsbevolking.

0 Het aandeel NWW-ers in de potentiële beroepsbevolking (naar etnische herkomst en

werkloosheidsduur), op stadsniveau en voor het totaal van de aandachtswijken per stad.

0 Aantal werkzame personen naar SBI-sector (op stadsniveau).

0 Aandeel in de schoolverlatende bevolking met maximaal een vbo- of mavo-diploma.

1 6 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

GSB-doeistellingen ten aanzien van de Fysieke infrastructuur

4. Versterken positie stedelijke woonmilieus op de regionale woningmarkt

5. Verbeteren (fysieke) leefomgeving/leefbaarheid

6. Vergroten bereikbaarheid economische activiteiten

Uit de ISEO-monitor zijn hieromtrent gegevens over de volgende indicatoren:

0 het aandeel huishoudens behorend tot de midden- en hogere inkomensgroepen per stad;

het aantal bewoners dat (zeer) tevreden is over de groenvoorziening in de buurt;

het gemiddelde rapportcijfer voor de woonomgeving;

het kengetal 'verloedering'.

GSB-doeistellingen ten aanzien van de sociale infrastructuur

7. Versterken sociale infrastructuur

8. Verbeteren veiligheid, tevens veiligheid op scholen

9. Verbeteren zelfherstellend vermogen kwetsbare wijken

Uit de ISEO-monitor zijn hieromtrent gegevens over de volgende indicatoren:

¿ Kengetal 'sociale kwaliteit van de woonomgeving';

¿ Het slachtofferschap in de eigen buurt van vermogensmisdrijven, vernielingen en versto-

ring van de openbare orde, geweldsdelicten (meerjarig op stadsniveau en voor het totaal

van aandachtswijken);

¿ het aandeel in de bevolking dat zich 'wel eens' onveilig voelt (meerjarig op stadsniveau en

voor het totaal van aandachtswijken);

¿ het aandeel in de bevolking dat zich in de eigen buurt 'wel eens' onveilig voelt (meerjarig

op stadsniveau en voor het totaal van aandachtswijken);

¿ aandeel jeugdige delictplegers en het aandeel zware delicten ten opzichte van de totale

omvang van de leeftijdscategorie 1 2 - 25 jaar.

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 1 7

De aanbevelingen uit vorige ronde

Geef een beschrijving van de wijze waarop invulling is gegeven aan de aanbevelingen van de

visitatiecommissie, die de stad in de eerste ronde van zelfanalyse en visitatie heeft meege-

kregen. Voorts in de bijlage aangeven op welke wijze invulling is gegeven aan de aantekenin-

gen uit de stadsconvenanten, die de steden in 1 999 met de minister hebben afgesloten.

Uitvoering en inbedding Meerjarenontwikkelingsprogramma (MOP)

De stad wordt gevraagd een beschrijving te geven van de uitvoering en inbedding van het

meerjarenontwikkelingsprogramma. In haar beschrijving besteedt zij aandacht aan:

1 . De wijze waarop het MOP verankerd is in het gemeentelijk handelen (denk hierbij aan de

rol van het MOP in de beleidscyclus, begrotingscyclus en de Planning- en Controlsystema-

tiek).

2. De wijze waarop de stad bij de uitvoering van het MOP resultaatgericht werkt en stuurt.

In hoeverre stuurt de stad op (integrale) effecten, waar blijkt dat uit, hoe doet zij dat (in-

strumenten), op welk schaalniveau doet zij dit, en wat betekent dit voor de werkwijze van

de gemeenteraad?

3. De belemmeringen die de stad ondervindt bij de uitvoering van het MOP (hierbij kan

gedacht worden aan interne en externe belemmeringen, belemmeringen ten gevolge van

Rijksbeleid en/of wetgeving et cetera).

4. Kansen en ontwikkelingspotenties. In het MOP heeft de stad haar kansen en ontwikke-

lingspotenties geschetst. In hoeverre zijn deze reeds verzilverd? En in hoeverre is er een

verandering opgetreden in deze kansen vanaf het moment dat het MOP gereed kwam?

3.4 Vragen voor de thematische verdieping

De stad richt zich in de verdiepingsslag op de gekozen combinatie van de twee beleids~

thema's. Voor elk thema moeten in principe alle vragen worden doorlopen.

Als leidraad voor de beantwoording zijn bij elke vraag aandachtspunten geformuleerd;

volg deze zo goed mogelijk. Als een aandachtspunt niet van toepassing is, kan de stad

dataangeven.

1 8 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

Vragen over de doelstellingen

Doelstellingen stadsvisie en meerjarenontwikkelingsprogramma

1. Geef een beschrijving van het beleidsthema en besteed daarbij aandacht aan de volgende

zaken:

¿ Gedeelde probleemanalyse.

¿ Streefdoelen/ambities zoals deze in de stadsvisie en het meerjaren-

ontwikkelingsprogramma staan beschreven.

¿ Beleidsdoeistellingen.

¿ Grootste kansen en bedreigingen.

¿ Relevante ontwikkelingen.

Selecteer en beschrijf - bij voorkeur in een kadertekst - hierbij kort drie exemplarische

projecten, bij voorkeur twee succesvolle en een minder geslaagd project. Deze projecten

zullen in het vervolg steeds dienen als illustratie. Geef tevens ten aanzien van de doel-

stellingen aan wat de succes- en faalfactoren zijn gebleken.

Vragen over beleidsprestaties

Beleidsprestaties

2. Licht toe welke beleidsprestaties tot dusverre zijn behaald en besteed daarbij aandacht

aan de volgende punten:

¿ Wat is gerealiseerd (zo mogelijk kwantitatief).

¿ Realisering van beleidsprestaties als uitkomst van eigen optreden.

¿ En/of dankzij bijdrage externe factoren.

¿ Bijstelling beleid (heeft de stad haar beleid heeft bijgesteld op basis van nieuwe inzich-

ten?).

¿ Leiden beleidsprestaties tot beoogde maatschappelijke effecten?

¿ Communicatie over beleidsprestaties (wat merken de externe partijen en bewoners

ervan?)

Illustreer de beleidsprestaties aan de hand van de drie voorbeeldprojecten, en geef aan wat de

succes- en faalfactoren zijn gebleken.

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 1 9

Vragen over de wijze van aanpak ('hoe'-vragen)

Interactiviteit

3. Een essentieel aspect van het grotestedenbeleid is interactieve beleidsvorming. Of dat ook

daadwerkelijk in de praktijk is gebracht, zal blijken uit het feit dat beleid niet langer alleen

in het Stadhuis wordt gemaakt en wordt uitgevoerd, maar juist in samenspraak en

samenwerking met externe partners en inwoners. Bovendien heeft een interactieve vorm

van beleidsvoering consequenties voor de gemeenteraad. Zij zal bij aanvang vooral kader-

stellend optreden en inhoudelijke piketpaaltjes slaan, tijdens het beleidsproces meer

overlaten aan de externe beleidspartijen en aan het einde controleren of de beleidsuit-

komsten overeenstemmen met wat zij voor ogen had bij aanvang.

Geef een toelichting op de wijze waarop interactieve beleidsvoering binnen het beleidsthema

gestalte heeft gekregen en besteed daarbij aandacht aan de volgende punten:

¿ Partnership (bv. samenwerking externe partners in beleidsproces, hun bijdragen (experti-

se, investeringen, menskracht).

¿ Structureel of adhoc samenwerking met externen (bv reguliere, nieuwe partners, samen-

werkingsconstructies).

¿ (Verandering in) aansturing van gesubsidieerde instellingen.

¿ Rol van de raad (bv in welke fase van beleidsproces, kaderstellend en controlerende rol)

¿ Bewonersparticipatie (bv in welke fase van beleidsproces, welke instrumenten als stads-

debatten, rondetafelgesprekken)

Geef ten aanzien van deze vijf aspecten aan welke ontwikkelingen/vernieuwingen er hebben

plaatsgevonden en welke belemmeringen de stad bij het interactief werken ondervindt.

Illustreer de interactieve werkwijze aan de hand van de drie voorbeeldprojecten en geef

daarbij aan wat de succes- en faalfactoren zijn gebleken.

20 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

Integralliteit

4. Een tweede essentieel kenmerk van het grotestedenbeleid is een integrale wijze van

beleidsvoering. Complexe maatschappelijk vraagstukken worden niet vanuit één sector,

maar vanuit meer disciplines opgepakt en geanalyseerd. Door deze integrale aanpak

wordt gestreefd naar meer samenhang en samenwerking tussen verschillende sectoren.

Dat heeft gevolgen voor zowel het ambtelijk apparaat als voor het stadsbestuur.

Geef een beschrijving van de integrale wijze van werken voor het beleidsthema aan de hand

van de volgende zaken:

¿ Samenwerking tussen sectoren binnen de organisatie (bv. coördinatie, afstemming,

ontschotting).

¿ Resulterend in zinvolle samenhang van beleid.

¿ Rol gemeenteraad (bv andere werkwijze voor de raad en -commissies).

¿ Effectsturing (bv sturen op beleidsprestaties en maatschappelijke effecten).

Geef ten aanzien van deze aspecten aan welke ontwikkelingen/vernieuwingen er hebben

plaatsgevonden en welke belemmeringen de stad ondervindt bij het integraal werken.

Illustreer de integrale werkwijze aan de hand van de drie voorbeeldprojecten en besteed

daarbij aandacht aan de succes- en faalfactoren.

Gebiedsgericht

5. Grootstedelijke problemen concentreren zich veelal in bepaalde wijken of buurten in een

stad. Zo kennen diverse steden buurten die zowel in fysiek ais sociaal opzicht kampen

met achterstanden. Andere steden hebben buurten waar weliswaar de kwaliteit van de

fysieke omgeving op peil is, maar waar zich grote sociale problemen voordoen. Gelet op

de noodzakelijke samenhang vraagt de aanpak van deze problemen om een gebiedsge-

richte benadering.

Geef een beschrijving van het gebiedsgericht werken voor het beleidsthema en besteed

aandacht aan de volgende zaken:

0 Samenhang tussen problemen (bv. gebiedsgerichte probleemanalyse).

0 Beleidsintensiteit in buurt of wijk (bv. gebiedsgerichte concentratie van stadsbestuur).

0 Organisatie gebiedsgericht werken (bv. gebiedsgerichte samenwerking, zowel intern als

extern).

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 21

Maatvoering (bv. schakelen tussen schalen binnen de stad).

Geef ten aanzien van deze vier aspecten weer welke ontwikkelingen/vernieuwingen er

hebben plaatsgevonden en welke belemmeringen de stad bij het gebiedsgericht werken

ondervindt.

Illustreer de gebiedsgerichte werkwijze aan de hand van de drie voorbeeldprojecten en geef

aan wat de succes- en faalfactoren zijn gebleken.

Regionale en interstedelijke netwerkvorming

6. Veel maatschappelijke vraagstukken stoppen niet bij de gemeentegrens, maar hebben een

regionale schaal. Daarnaast vervullen veel steden een centrumfunctie en heeft de beleids-

vorming consequenties voor de omliggende gemeenten. Zowel het oplossen van vraag-

stukken met een regionale schaal als het waarborgen van de kwaliteit als centrumfunctie

vraagt om een regionale netwerkvorming.

Geef een beschrijving van regionale en interstedelijke netwerkvorming voor het beleidsthema

en besteed aandacht aan de volgende punten:

¿ Regionale aanpak vraagstukken (bv gezamenlijk probleemanalyse)

¿ Organisatie regionale aanpak (feitelijke samenwerking met buurgemeenten, regio en

provincie, welke fase vindt samenwerking plaats)

¿ Bijdragen (menskracht, expertise, financiën) van buurgemeenten en provincie

¿ Regionale en interstedelijke netwerken (bv structurele overlegvormen)

Geef ten aanzien van deze aspecten weer welke ontwikkelingen/vernieuwingen er hebben

plaatsgevonden en welke belemmeringen de stad bij de regionale samenwerking ondervindt.

Illustreer de regionale en interstedelijke netwerkvorming aan de hand van de drie voorbeeld-

projecten en besteed daarbij aandacht aan de succes- en faalfactoren.

22 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

De aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt

De steden die 'jeugd' als thema hebben, wordt verzocht ook onderstaande punten mee te nemen:

¿ de mate waarin de aanpak dekkend is; hoofdactiviteiten daarbij zijn:

- Preventie (zorgteams, samenwerking/aansluiting vo/bve, trajectbegeleiding);

- Gemeentetaken (registratie en leerlingvolgsysteem, rmc, leerplicht, meidingsprotocol,

gemeente als coördinator, samenwerking);

- Curatie/Moeilijk bereikbare jongeren (specifieke trajecten, gericht op risicojongeren, op-

voedings- en scholingsondersteuning ouders).

¿ veranderingen in de gemeentelijke aanpak.

3.5 Beschouwing

In het derde deel van de zelfanalyse worden de steden uitgedaagd zelf een oordeel te

geven over de voortgang en opbrengst van het grotestedenbeleid in het algemeen.

Eigen oordeel

7. Beschrijf wat het grotestedenbeleid in algemene zin voor de stad heeft gebracht. Geef aan

waar de stad tevreden over is. Geef ook aan waar de stad onaangenaam door werd ver-

rast. Wat ziet de stad op voorhand als belangrijke verbeterpunten?

3.6 Inhoudsopgave voor zelfanalyserapport

Voor het schrijven van het zelfanalyserapport vormt de volgende inhoudsopgave de

leidraad. Per paragraaf is het maximum aantal pa gina's tussen haakjes weergegeven. Het

zelfanalyserapport bedraagt in totaal, exclusief bijlagen, maximaal 35 pagina's.

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 23

Inhoudsopgave zelfanalyserapport:

Voorwoord (1)

Hoofdstuk 1: Inleiding (2)

- Gevolgde werkwijze voor zelfanalyse

- Betrokkenheid intern en extern

Hoofdstuk 2: Beeld van de stad (1 2)

- Economische infrastructuur

- Fysieke infrastructuur

- Sociale infrastructuur

- Aanbevelingen vorige ronde

- Uitvoering en inbedding MOP

Hoofdstuk 3: Verdieping thema 1 (1 0)

- Toelichting op beleidsthema

- Doelstellingen stadsvisie en meerjarenontwikkelingsprogramma thema

- Beleidsprestaties

- Wijze van aanpak

Hoofdstuk 4: Verdieping thema 2 (1 0)

- idem als bij thema 1

Hoofdstuk 5: Beschouwing (5)

--

Bijlage 1: cijfers algemeen beeld

Bijlage 2: Invulling aantekeningen stadsconvenant

Bijlage 3: beschrijving succesvol project

4. De organisatie en de uitvoering van de zelf-

analyse

Elke stad bepaalt zelf hoe zij de zelfanalyse organiseert. In dit hoofdstuk komen enkele

onderwerpen aan de orde, die de steden hierbij behulpzaam kunnen zijn.

4.1 Aandachtspunten bij' organisatie en uitvoering van de

zelfanalyse

Net zoals in de eerste ronde is het ook nu weer aan te bevelen een stappenplan op te

stellen voor de zelfanalyse, bestaande uit:

1. De organisatie van de zelfanalyse

2. De informatieverzameling

3. De rapportage

Elke stap wordt kort toegelicht, waarbij tevens enkele praktische aandachtspunten wor-

den genoemd.

1. Organisatie van de aansturing en uitvoering van de zelfanalyse

Ook deze ronde vergt een brede betrokkenheid, zowel van het college van B&W als van de

ambtelijke organisatie. Bovendien is betrokkenheid van externe partners bij deze ronde

zeker aan te bevelen. Aandachtspunten hierbij zijn:

a. Benoem een verantwoordelijk lid van het college van B&W. Deze is bestuurlijk verant-

woordelijk voor de uitvoering van de zelfanalyse en coördineert de informatiever-

strekking aan de gemeenteraad.

b. Benoem een projectleider zelfanalyse. Deze is ambtelijk verantwoordelijk voor de

uitvoering van de zelfanalyse, organiseert, coördineert en bewaakt de zelfanalyse,

voert het secretariaat voor de interne en externe begeleidingscommissie en is verant-

woordelijk voor de eindredactie van het zelfanalyserapport. De projectleider heeft de

beschikking over een budget voor de uitvoering van de zelfanalyse. De projectleider

rapporteert tussentijds aan het verantwoordelijk collegelid en aan het management

van de organisatie. Zorg voor goede projectondersteuning.

26 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

C. Stel een projecttearn samen, bestaande uit mensen die voldoende inzicht hebben in de

GSB~sectoren alsook in de beleidsthema's die centraal staan in deze ronde. In de eer-

ste bijeenkomst van het projectteam legt de projectleider deze ronde van zelfanalyse

en visitatie toe en worden er werkafspraken gemaakt.

d. Stel een interne begeleidingscommissie samen. Hier kunnen mensen inzitten, die als

ambassadeur voor de zelfanalyse in de organisatie kunnen optreden. Maak van tevo-

ren duidelijk welke rol van hen wordt verwacht en wat het hen aan tijd gaat kosten.

e. Betrek externe partners bij deze ronde. Zoek hiervoor mensen van organisaties die

voor de ontwikkeling en de uitvoering van de centrale thema's in de tussenronde rele-

vant zijn. Maak van tevoren duidelijk wat van deze mensen wordt verwacht, op welke

momenten zij zullen worden ingeschakeld en hoeveel tijd het hen zal kosten.

2. Informatieverzameling

Hierbij gaat het om het verzamelen en analyseren van informatie. Aandachtspunten

hierbij zijn:

a. Stel de informatiebehoefte vast en kijk of eerdere informatiebronnen uit de vorige

ronde bruikbaar zijn en welke nieuwe moeten worden aangeboord.

b. Organiseer de informatieverzameling en maak daarvoor concrete afspraken.

c. Laat de leden van het projectteam de informatie analyseren aan de hand van de

vragenlijst en beleg bijeenkomsten waar deze analyses worden besproken en waar de

hoofdlijnen voor de rapportage worden vastgelegd

d. Stel tussenrapportages op voor de interne en de externe begeleidingscommissies en

bespreek deze met hen.

3. De rapportage

In deze fase komt het aan op het schrijven van het zelfanalyserapport. Aandachtspunten

hierbij zijn:

a. Stel uit het projectteam een schrijfteam samen. De overige leden van het projectteam

zijn de lezers. De projectleider doet de eindredactie.

b. Stel het eerste conceptrapport op. Maak daarbij gebruik van de uitgebreide inhouds-

opgave in hoofdstuk 3.6 van deze handreiking. Bespreek dit conceptrapport eerst in

het projectteam.

c. Leg het concept vervolgens voor aan zowel de interne als de externe begeleidings-

commissie.

d. Laat het college van B&W het zelfanalyserapport bespreken en laat de gemeenteraad

het zelfanalyserapport vaststellen.

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 27

e. Presenteer tot slot het zelfanalyserapport aan allen die erbij waren betrokken en

publiceer de hoofdlijnen in het interne blad van de gemeente.

4.2 Taakverdeling gemeente en secretariaat

.Taken gemeente

¿ de organisatie van het proces rondom de uitvoering van de zelfanalyse;

¿ het opstellen van het zelfanalyserapport;

¿ het betrekken van externe partners bij de zelfanalyse;

¿ het communiceren in- en extern over de zelfanalyse

Taken secretariaat

Voor de coördinatie van de zelfanalyse functioneert een landelijk secretariaat, dat de

volgende taken heeft:

¿ Het opstellen van een nieuwsbrief met daarin doel en inrichting van de zelfanalyse en

visitatie, bedoeld voor interne en externe communicatie.

¿ Het organiseren en begeleiden van een Iesdag voor de projectleiders zelfanalyse en

visitatie.

¿ Voor de steden die daar behoefte aan hebben, het functioneren als helpdesk tijdens

de zelfanalyse.

5. De organisatie en uitvoering van de Visitatie

5. 1 Samenstelling visitatiecommissie

Voor elk combinatie van twee beleidsthema's (dat zijn er vijf, zoals genoemd in hoofd-

stuk 3.2) wordt een vaste visitatiecommissie ingesteld, bestaande uit een onafhankelijk

externe voorzitter, een onafhankelijk en materiedeskundig lid en twee wisselende be-

stuurders uit de G2 1. Uitgangspunt is dat elke stad tenminste één visiteur voor een

commissie afvaardigt. De rol van secretaris wordt vervuld door een externe die geen lid is

van de visitatiecommissie. In onderstaand schema is een en ander nogmaals toegelicht.

Zelfanalyse en visitatie 2001

e na Maart-juni

V s ta September-

november

Jeugd jeugd Veiligheid Veiligheid Arbeidsmarktbele

Arbeidsmarktbeleid Herstructureri Herstructurering Arbeidsmarktbeleid Herstructurering

woonmilieus woonmilicus woonmilieus

Samenste ng Samenste ng Samenste ng menste ng menste ng

visitatiecommi isitatiecommissi t t'

Extern voorzitter Extern voorzitter Extern voorzitter Extern voorzitter Extern voorzitter

Extern lid Extern lid Extern lid Extern lid Extern lid

Twee wisselende Twee wisselende Twee wisselende Twee wisselende Twee wisselende

bestuurders b stuurd er bestuurders stuur

@_21

ecr 5

30 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

NB: daar waar steden afspraken hebben gemaakt over deze ronde met de provincie kan de

stad de voorkeur uitspreken, dat - in overleg met de bezoekende visitatiecommissie - een

vertegenwoordiger uit het provinciaal bestuur daaraan wordt toegevoegd.

5.2 Werkwijze visitatiecommissie

Op basis van de informatie uit de zelfanalyserapporten zal het analysekader verder

worden aangevuld en worden vervolmaakt. Dit aangevulde analysekader zal voor de

visitatiecommissie het referentiekader vormen, aan de hand waarvan zij vervolgens haar

vragen aan de steden zal stellen. De visitatiecommissie komt tot uitspraken over en

verklaringen voor:

* de geleverde beleidsprestaties op de onderscheiden beleidsthema's

* de organisatie van de uitvoering en de kwaliteit van de beleidsvorming

* de geschiktheid en kredietwaardigheid van de steden voor het oplossen van grootste-

delijke vraagstukken.

Ter voorbereiding van de visitatieronde zal een soort van opleidingsbijeenkomst voor de

visiteurs worden georganiseerd, waarbij ingegaan wordt op zowel het proces als de

inhoud van de visitatie. Ook de rol van de secretarissen in de visitatiecommissies zal

worden toegelicht. De secretaris waarborgt een zekere gelijkheid in onder andere de

kwaliteit en diepgang van de visitatie en zorgt ervoor dat de ronde op rolletjes verloopt.

Vervolgens worden de 21 steden een dag lang door de visitatiecommissie bezocht.

De commissie spreekt in ieder geval met:

¿ de leden van het College,

¿ het MT,

¿ sleutelfiguren uit de ambtelijke organisatie,

¿ de fractievoorzitters Raad,

¿ sleutelfiguren uit de stad zelf (inclusief bewoners).

De dag begint met een korte voorbespreking van de commissie over de belangrijkste

aandachtspunten, rolverdeling, mededelingen, etc. Aan het einde van de visitatiedag

volgt een stevige reflectie, zodat de secretaris in feite alle belangrijke observaties en

voorlopige conclusies en aanbevelingen van de commissie kent en kan opschrijven.

Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001 31

Na afloop van elke visitatie stelt de secretaris het visitatierapport op. Dit is een kort

rapport van 5 tot 10 A4. De leden van de visitatiecommissie geven hun commentaar op

het concept. Deze opmerkingen worden verwerkt en nogmaals voorgelegd aan de voorzit-

ter. Vervolgens wordt het conceptrapport binnen 2-3 weken voorgelegd aan de project-

leider zelfanalyse/visitatie, alsook aan het College van B&W van de steden, die kunnen

reageren op feitelijke onjuistheden. In overleg met de voorzitter van de visitatie-

commissie wordt dit commentaar verwerkt in het rapport.

Vervolgens krijgen de stad en de leden van de visitatiecommissie het definitieve

exemplaar. Bij de volledige ronde in 2003/2004 zal de stad worden gevraagd hoe men de

lessen en aanbevelingen uit deze ronde in 2001 heeft opgepakt en wat ervan is terecht-

gekomen.

Daarnaast stelt een kernteam van visiteurs een overkoepelend rapport op met daarin

aanbevelingen om tot verbetering van de kwaliteit en de effectiviteit van stedelijk beleid

in het algemeen te komen. Dit overkoepelend rapport zal een rol spelen in de discussie

hoe verder met het grotestedenbeleid en aanknopingspunten bieden voor het memoran-

dum voor de kabinetsformateur.

Ervan uitgaande dat de zelfanalyserapporten van de steden voor de zomervakantie

gereed zijn, vinden de visitaties plaats van september tot begin november.

5.3 Taakverdeling gemeente en secretariaat

Taken gemeente

0 de organisatie rondom het bezoek van de visitatiecommissie

ob het communiceren in- en extern over de visitatie

Taken secretariaat

Het landelijk secretariaat functioneert ook ter ondersteuning van de visitatiecommissie

en heeft de volgende taken:

0 Het analyseren van de zelfanalyserapporten van de steden.

0 Het op basis daarvan aanvullen en operationaliseren van het analysekader als referen-

tiekader voor de visitatiecommissie.

0 Het organiseren en begeleiden van de opleidingsdag voor de visiteurs.

0 Het voeren van het secretariaat van elke visitatiecommissie (iedere visitatiecommissie

heeft een eigen secretaris).

32 Handreiking zelfanalyse en visitatie 2001

0 De verslaglegging van de visitaties.

0 Penvoering van de conceptvisitatierapporten.

0 De communicatie binnen de visitatiecommissie en vanuit de visitatiecommissies met

de gemeenten en departementen gedurende de visitatieronde en na het verschijnen

van de visitatierapporten

O Penvoering van het overkoepelende visitatierapport.

Uw Reactie
Uw Reactie