- Bestuur
- Commissiestukken Nota Beleidsplan Algemene Bijstandswet 2002
Commissiestukken Nota Beleidsplan Algemene Bijstandswet 2002
Documentdatum | 09-10-2001 |
---|---|
Bestuursorgaan | Commissie Welzijn, Sociale Zaken en Culturele Centrumprojecten |
Documentsoort | Commissiestukken |
Samenvatting |
Gemeente Helmond DIENST ALGEMEEN WEI 7IJN BELEIDSPLAN ALGEMENE BIJSTANDSWET 2002 CONCEPT Heimond, augustus 2001 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx3 HOOFDSTUK 1 INLEIDING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4 HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WERK EN INKOMEN ..........................5 DE STRUCTUUR UITVOERING WERK EN INKOMEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx5 HET FONDS VOOR WERK EN INKOMEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx6 HET INLICHTINGENBUREAU xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7 HET ZORGBUREAU xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7 HOOFDSTUK 3 WERK EN SOCIALE ACTIVERING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx8 HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx8 SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE UITSTROOM xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 10 ACTIE 2002 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 1 1 HOOFDSTUK 4 INKOMENSONDERSTEUNING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 13 DE HUIDIGE MAATREGELEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 1 3 DE RICHTING VAN HET NIEUWE BELEID xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 16 VOORBEREIDINGEN IN 2001 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 17 ACTIE 2002 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 18 HOOFDSTUK 5 HANDHAVING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19 HET ONDERZOEKSPLAN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19 Huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19 Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 Actie 2002 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 JAARPLAN SOCIALE RECHERCHE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 Huidige situatie xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21 Actie 2002 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21 HOOFDSTUK 6 CLIENTENPARTICIPATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23 HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23 ACTIE 2002 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23 HOOFDSTUK 7 VOORLICHTING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24 HUIDIGE SITUATIE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 24 ACTIE 2002 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 25 HOOFDSTUK 8 FINANCI9N xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 26 LIJST VAN ACTIEPUNTEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 27 BIJLAGEN - Onderzoeksplan - Jaarplan Sociale Recherche Beleidsplan Abw 2002 2 SAMENVATTING Hoofdstuk 1 gaat in op opzet en indeling van het Beleidsplan. Voor het eerst wordt aangesloten bij de begrotingscyclus. Ook wordt ingegaan op de beleidscyclus van Beleidsplan en Beleidsverslag. Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), en geeft aan wat zij voor Heimond betekenen. Ook wordt aandacht besteed aan het lnlichtingenbureau en het Zorgbureau. Hoofdstuk 3 behandelt het uitstroombeleid. De huidige situatie komt aan de orde aan de hand van de bereikte volumereductie en de sluitende aanpak. De verschillende vormen van samenwerking met derden komen aan bod. De acties voor 2002 betreffen de uitstroomtaakstelling, intensivering van beleid, de Verordening Premiebeleid en inkomensvrijlating, en optimalisering van de dienstverlening. Hoofdstuk 4 betreft de inkomensondersteuning. De bestaande maatregelen en de bevindingen van een recent onderzoek naar de armoedeproblematiek in Hetmond, geven richting aan het toekomstige beleid. Hierbij gaat het vooral om 'maatwerk over en weer' voor wat betreft de van iemand verwachte inspanningen en de voor hem geldende voorzieningen, en om het actief individueel benaderen van mensen door huisbezoeken en spreekuren in tehuizen. Hoofdstuk 5 behandelt het gemeentelijke handhavingsbeleid aan de hand van het Onderzoeksplan, waarmee Heimond invulling geeft aan de onderzoeksplicht ten aanzien van verstrekte gegevens en verplichtingen van cliënten, en het Jaarplan van de Sociale Recherche. Hoofdstuk 6 gaat in op de stand van zaken met betrekking tot de cliëntenparticipatie. Hoofdstuk 7 betreft de voorlichting. Naast algemene voorlichting wordt ook ingezet op het actief individueel benaderen van degenen die (mogelijk) voor een of meer voorzieningen in aanmerking komen. Hoofdstuk 8 gaat in op de financiën. De lijst van actiepunten geeft een overzicht van de in de verschillende hoofdstukken naar voren gekomen beleidsvoornemens voor 2002. Beleidsplan Abw 2002 3 HOOFDSTUK 1 INLEIDING Voor u ligt het Beleidsplan Algemene bijstandswet 2002. Het plan is dit jaar vroeger opgesteld dan in eerdere jaren het geval was. Reden hiervoor is dat voor het eerst is aangesloten bij de gemeentelijke begrotingscyclus. Een belangrijke stap voorwaarts in de ontwikkeling van een integraal gemeentelijk beleid waarin ook de financiële merites van de diverse gemeentelijke beleidsvoornemens op elkaar zijn afgestemd. Het 'naar voren halen' van het beleidsplan betekent wel dat de verschillende beleidsvoornemens voor het volgende kalenderjaar nog wat minder concreet in het plan kunnen worden uitgewerkt. Voor het plan voor 2002 geldt bovendien dat sinds het vorige beleidsplan een kortere periode dan een jaar is verstreken. Het Beleidsplan 2001 is van december 2000. Veel van wat daarin is weergegeven als 'huidige situatie'geldt daarom ook nu nog. Opzet en indeling De in de vorige beleidsplannen ontwikkelde opzet is ook nu gehandhaafd. Eerst wordt ingegaan op een aantal belangrijke politiek-maatschappelijke ontwikkelingen op het gebied van werk en inkomen. Daarna komt het gemeentelijke beleid aan de orde aan de hand van de beleidsterreinen Werk en sociale activering, lnkomensondersteuning en Handhaving. Deze onderverdeling en volgorde is logisch en duidelijk. Gezien de huidige stand van de arbeidsmarkt heeft werk onverminderd prioriteit. Waar nodig dient er goede inkomensondersteunende zorg te zijn. Rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitvoering moeten steeds in het oog worden gehouden. Cliëntenparticipatie en Voorlichting krijgen in afzonderlijke hoofdstukken de aandacht. Het hoofdstuk Financiën zet de financiële gevolgen van het nieuwe beleid op een rijtje. In een beleidsplan gaat het uiteraard met name om de beleidsvoornemens voor in dit geval 2002. De huidige situatie wordt vermeld met het oog op het formuleren van die voornemens. De voornemens worden steeds vertaald in concrete actiepunten. Een lijst van actiepunten maakt onderdeel uit van het plan. Artikel 1 1 8 Abw vermeldt een aantal items waaraan in het beleidsplan in eik geval aandacht dient te worden besteed. Waar van dergelijke wettelijk voorgeschreven aandachtspunten sprake is wordt dat steeds aangegeven. Beleidscyclus De Algemene bijstandswet voorziet in een Beleidsplan én een Beleidsverslag. Heimond vervatte de verslaglegging voorheen in de Dienstrapportages van de Dienst Algemeen Welzijn. Voor het eerst over het jaar 1999 is een apart Beleidsverslag opgesteld. Bedoeling is dat beleidsplannen en -verslagen een duidelijke beleidscyclus gaan vormen: in de beleidsverslagen wordt dan aandacht besteed aan de stand van zaken met betrekking tot de in de plannen vervatte beleidsvoornemens. Met deze bevindingen wordt dan in volgende plannen weer rekening gehouden. Bij de redactie van dit Beleidsplan kon nog niet worden aangesloten bij het Beleidsverslag over 2000, omdat dit (mede door het 'naar voren halen' van het plan) nog niet gereed was. Een aandachtspunt ten behoeve van het goed functioneren van de beleidscyclus in de toekomst is dat het Beleidsverslag voortaan vroeg in het voorjaar gereed moet zijn. Beleidsplan Abw 2002 4 HOOFDSTUK 2 ONTWIKKELINGEN OP HET GEBIED VAN WERK EN INKOMEN In dit hoofdstuk worden de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI), het Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), het ]nlichtingenbureau en het Zorgloket geschetst. Deze ontwikkelingen zijn van het grootste belang voor de organisatie, het beleid en de uitvoering van werk en inkomen. Aandacht is er ook voor de manier waarop Heimond op de ontwikkelingen inspeelt. DE STRUCTUUR UITVOERING WERK EN INKOMEN Het kabinet gaf in 1995 opdracht aan de Uitvoeringsinstellingen Sociale Zekerheid (UVI's), Arbeidsvoorziening en de gemeenten om samen te werken met als doel een klantvriendelijke en efficiënte toeleiding naar arbeid. In 1997 werd nader bepaald dat hiertoe taken moesten worden overgeheveld naar gezamenlijke front-offices: de Centra voor Werk en Inkomen (CWI's). Het kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) van maart 1999 ging uit van circa 200 CWI's voor 2001. Er kwam echter op basis van samenwerking maar een beperkt aantal CWI's tot stand, waarvan er ook nog maar enkele goed draaien. In het Nader kabinetsstandpunt Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI 11) zijn daarom begin 2000 nadere keuzes gemaakt voor de toekomstige structuur en voor een centralistische aanpak van het veranderproces. De structuur voorziet in een landelijke Raad voor Werk en Inkomen, Regionale platforms en CWI'S. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Abw en de reïntegratie van bijstandsgerechtigde en niet-uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De Veranderorganisatie SUWI is belast met de implementatie. De CWI's De Veranderorganisatie is gekomen met het Spreidingsplan CWI'S: een landelijk netwerk van 125 CWI's ingaande 1 januari 2002, onder aansturing van het Landelijk Instituut voor Werk en Inkomen (LIWI). De CWI's worden het primaire loket voor alle VM-gerechtigde, bijstandsgerechtigde en niet- uitkeringsgerechtigde werkzoekenden. De belangrijkste activiteiten zijn informatie, advies en bemiddeling voor werkzoekenden en werkgevers, acquisitie en registratie van vacatures, bepaling van de afstand tot de arbeidsmarkt (de indeling van direct bemiddelbaar tot een zeer grote afstand in de fasen 1 t/m 4), bemiddelingsgesprekken fase 1, kwalificerende intake fase 2 en 3 en vervoiggesprekken fase 4, advisering over individuele trajectvereisten, en uitkeringsintake (verzamelen van gegevens voor een uitkering VM of bijstand). Heimond heeft einde 1998 een samenwerkingsovereenkomst CWI Heimond getekend met de gemeenten Asten, Someren, Gemert-Bakel, Laarbeek en Mierlo, Arbeidsvoorziening en de UVI'S. Heimond is voorzitter van de Stuurgroep CWI Heimond. De gemeente Deurne -die een eigen CWI heeft geopend- is hierbij als toehoorder aangeschoven. De Veranderorganisatie heeft, voor de vraag waar CWI's zullen komen, gekeken naar de bestaande samenwerkingsverbanden, de doelmatigheid, waarborgen voor kwaliteit (minimaal 12,6 FTE), bereikbaarheid, opportuniteit, concentratie van inwoners, economische bedrijvigheid, en bestuurlijke en organisatorische samenhang. Uitkomst is voor Zuid-Oost Brabant CWI's in Eindhoven en (voor de regio Peelland, circa 35 FTE) in Heimond. Derhalve een forse opschaling van de dienstverlening van de voormalige Arbeidsvoorziening in Peelland; de vestigingen in Deurne, Gemert-Bakel en Someren moeten sluiten. Heimonds centrumfunctie en leidende rol in Peelland krijgen zo verdere vorm en inhoud. Het regionale CWI in Heimond is inmiddels voortvarend aangepakt. Heimond is met Asten, Someren, Mierlo, de basisdienstveriening van arbeidsvoorziening en de UVI's in april 2001 gestart, te beginnen met de intake. De andere Peellandgemeenten zullen, na een Beleidsplan Abw 2002 5 voorbereidingstraject, later aansluiten. Bedoeling is dat het CWI op 1 januari 2002 volledig operationeel zal zijn. Bedrijfsverzamelgebouw Het streven is erop gericht dat rond een CWI ook zoveel mogelijk andere diensten beschikbaar zijn. Bedoeling is dat met name de klantcontacten van CWI, gemeente en UWV (betreffende VM en WAO) zoveel mogelijk worden geconcentreerd op één plaats: het bedrijfsverzamelgebouw. Hierin kunnen ook private partijen, zoals uitzendbureaus, arbodiensten en re@integratiebedrijven deelnemen. De gemeenten waar een CWI komt dienen het initiatief voor de inrichting van een bedrijfsverzamelgebouw te nemen. Voor Heimond betekent een bedrijfsverzamelgebouw een sterke troef in de profilering als de centrumgemeente van Peelland, en mogelijk ook een bijdrage aan het upgraden van de Binnenstad en het Stationskwartier. De mogelijkheden worden onderzocht; een plan van aanpak wordt opgesteld. Regionale platforms Op regionaal niveau komen er overlegplatforms waarin in eik geval een CWI, gemeenten, UV\FV en vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers deelnemen. Zij houden zich bezig met afstemming, consultatie en advisering aangaande regionale vraagstukken, middelen en beleid. Er komt een landelijk dekkend stelsel van zo'n 25 tot 30 platforms. Voor de regio Peelland betekent dit dat een afzonderlijk platform waarschijnlijk niet haalbaar is. Het Samenwerkingsplatform Regio Eindhoven (SRE) neemt op dit moment initiatieven richting een platform op de schaal van het hele SRE-gebied. Gemeentelijke verantwoordelijkheid voor rdintegratie Naast de al bestaande verantwoordelijkheid voor de reïntegratie van Abw-, en loawlz- gerechtigden, worden gemeenten in de nieuwe structuur verantwoordelijk voor de reïntegratie van Anw-gerechtigden en iiiet-uitkeringsgerechtigden. Gemeenten dienen de activiteiten zoveel mogelijk uit te besteden aan private partijen. De groepen Anw- en niet-uitkeringsgerechtigden dienen door de Sociale Verzekeringsbank en Arbeidsvoorziening aan de gemeenten te worden overgedragen. De Veranderorganisatie heeft het voortouw bij de overdracht. Geïnventariseerd wordt wat de overdracht concreet betekent qua verdere aanpak, omvang en kenmerken van de doelgroep, en budgettering. HET FONDS VOOR WERK EN INKOMEN Bij de toenemende beleidsmatige verantwoordelijkheid van gemeenten voor de zorg voor de zwakkere groepen in de samenleving, past een groter wordende financiële verantwoordelijkheid. Het budget voor de bijzondere bijstand is al in 1991 naar de gemeenten gegaan. In het regeerakkoord 1998 heeft het kabinet zich uitgesproken voor de vorming van een Fonds voor Werk en Inkomen (FWI), waarin de met de uitvoering van de Abw en de Wiw gemoeide gelden worden gebundeld, en vergroting van het gemeentelijke aandeel in de financiering van de algemene bijstand (de uitkeringen voor levensonderhoud, waarvoor nog een verhouding 90% Rijk - 1 0% gemeente gold). Als onderdeel hiervan is op 1 januari 2001 de Wet financiering Abw, loaw en loaz in werking getreden: - Gemeenten zijn nu voor 25% van de bijstandsuitgaven gebudgetteerd; 75% blijft nog deciarabel. Dit gedurende een overgangsperiode voor drie jaar. Daarna is, afhankelijk van de bevindingen, een verdere vergroting van het gemeentelijke aandeel mogelijk. - Er is gestart op basis van historische uitgaven. Bedoeling is dat wordt toegegroeid naar een budgetverdeling over de gemeenten op basis van objectieve verdeelcriteria (zoals aard en samenstelling van de bevolking). - Het grotere financiële aandeel moet gemeenten prikkelen tot beperking van het bijstandsvolume en daarmee gepaard gaand financieel voordeel. Gemeenten die aan het budget tekort komen moeten bijfinancieren uit andere middelen. Beleidsplan Abw 2002 6 Gemeenten die overhouden mogen het overschot besteden aan andere voorzieningen of activiteiten, die wel een duidelijke relatie met (de uitvoering van) de Abw moeten hebben. Gevolgen voor Heimond De nieuwe budgetverdeling betekent voor 2001 een geraamd overschot van fl274.000. Bij een tegenvallende ontwikkeling voor wat betreft het aantal uitkeringsgerechtigden in Heimond zal dit overigens al vlug omslaan in een tekort. HET INLICHTINGENBUREAU Het lnlichtingenbureau levert op structurele wijze, geautomatiseerd, actuele gegevens uit meerdere bronnen, namelijk de lnformatiebeheergroep, Belastingdienst en UVI'S. Hierdoor wordt de fraudebestrijding sneller, directer en efficiënter, en gaat er een sterke preventieve werking vanuit. De landelijke invoering is voorzien voor het 3e kwartaal van 2001. De Sociale Recherche, als trekker voor de implementatie belast met de voorbereiding, zal ook de uitvoering op zich gaan nemen. HETZORGBUREAU In het kader van de gang naar een één-loketfunctie voor inkomensondersteunende voorzieningen worden momenteel de voorbereidingen getroffen voor de huisvesting van één Zorgloket van het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO), het WVG-bureau, de Budgetwinkel en de inkomensondersteunende voorzieningen van Sociale Zaken (zoals de bijzondere bijstand en het Participatiefonds). Beleidsplan Abw 2002 7 HOOFDSTUK 3 WERK EN SOCIALE ACTIVERING Artikel 118 lid 1 aanhef en sub b Abw geeft aan dat het Beleidsplan gericht is op 'de bevordering van de zelfstandige bestaansvoorziening door middel van inschakeling van arbeid in dienstbetrekking'. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn intussen legio. De economische groei heeft een versterkt aanbod van vacatures tot gevolg gehad, en daarmee een sterk verbeterde uitstroommogelijkheid voor werkloze uitkeringsgerechtigden. Dit schept nieuwe mogelijkheden voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De kansen op (re)integratie, eventueel met bijscholing en begeleiding, zijn voor deze groepen sterk verbeterd. Werd eerder slechts een beperkte groep bereikt, nu is het noodzakelijk het activeringsbeleid toe te passen op alle uitkeringsgerechtigden die (op termijn) kunnen werken. Uitgangspunt daarbij is 'iedereen binnen zijn mogelijkheden een (niet vrijblijvend) passend aanbod te doen'. Het kabinet draagt ook op het terrein van sociale zekerheid en arbeidsmarktbeleid de marktwerking verder uit. De uitvoerders moeten concurrerend, en meer op basis van resultaat- (in plaats van inspannings-) verplichting gaan werken. De gang naar de nieuwe uitvoeringsstructuur, met regionale samenwerking binnen CWI'S, past in deze ontwikkelingen. HUIDIGE SITUATIE Volurnereductie Taakstelling voor Sociale Zaken was een structurele reductie van 700 uitkeringsgerechtigden in de periode 1 oktober 1997 tot 1 oktober 2000. Uit onderstaande grafiek blijkt dat dit ruim is gehaald. Grafiek 1: aantallen uitkeringsgerechtigden Aantallen uitkeringsgerechtigden 3 5 5 0 3300 3050 2800 2550 có có 66 2300 2 05 0 jan-96 okt-97 jan-98 jul-98 okt-98 dec- jul-99 aug- okt-99 okt-00 jan-01 jan-02 98 99 periodes 0 doel o werkelijk Er wordt gewerkt volgens de maatwerkmethode: zo mogelijk wordt iemand bemiddeld naar een openstaande vacature. Zo niet, dan wordt een passend traject gevonden. Beleid@plan Abw 2002 8 Vrijwilligerswerk, scholing en training, en werkervaring en begeleiding kunnen hiervan onderdelen zijn. Middelen zoals loonkostensubsidies en kinderopvang kunnen ondersteunend werken. Uiteindelijk doel is ook hier de uitstroom naar regulier werk. De taakstelling voor 2001 is een verdere structurele daling naar 2200 cliënten. Dit is zeker ambitieus te noemen: er vinden complicaties plaats in de verdergaande uitstroom omdat steeds meer wordt doorgedrongen tot de harde kern van langdurig werklozen, waarin steeds meer geïnvesteerd moet worden om tot uitstroom te komen. Ook vindt er een zekere afvlakking plaats van de vraag naar werknemers op de arbeidsmarkt. In het eerste half jaar van 2001 is het aantal cliënten maar beperkt gedaald. Sluitende aanpak Een sluitende aanpak houdt in dat het activeringsbeleid wordt toegepast op alle uitkeringsgerechtigden die (op termijn) kunnen werken. Heimond heeft inmiddels de sluitende aanpak voor alle uitkeringsgerechtigden uit fase 2 en 3. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de werkgelegenheidsinstrumenten Wiw, REA en 1/D en de Regeling kinderopvang en buitenschooise opvang alleenstaande ouders. Gestreefd wordt nu naar een sluitende aanpak voor de fase 4 uitkeringsgerechtigden, waartoe ongeveer 70% van alle uitkeringsgerechtigden die (op termijn) inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt behoort. Zij behoren tot de doelgroep van de volgende projecten: > Het Project fase 4 (Saffier) Saffier is 1 januari 1999 gestart. In samenwerking met onder andere hulpverleningsorganisaties en onderwijsinstellingen wordt het bereik van de activeringsinstrumenten verbreed door uitbreiding en ontwikkeling van nieuwe instrumenten voor scholing, begeleiding en werke'rvaring. Doel is de sluitende aanpak voor fase 4 cliënten door plaatsing in een traject. In beginsel betreft dit een traject naar een reguliere baan, maar het kan (afhankelijk) van de persoon ook gaan om activering naar gesubsidieerd werk, vrijwilligerswerk of zinvolle dagbesteding. Uiteindelijk streven blijft de doorstroom naar een betaalde baan. > Langdurig werklozen met zéér grote afstand tot de arbeidsmarkt Aan 12 uitkeringsgerechtigden met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt wordt werk aangeboden met intensieve pedagogische begeleiding. In het algemeen betreft het cliënten die langdurig (meestal meer dan één jaar) begeleid moeten worden en waar sprake is van meervoudige problematiek. Het aanbod wordt georganiseerd door de Stichting Maatschappelijke Opvang (SMO), die zeer ruime ervaring heeft met activering van verslaafden en daklozen. SMO heeft drie werkplaatsen waar op zeer gestructureerde wijze werk wordt verricht dat past bij de persoon. In de begeleiding komt ook de problematiek in bredere zin aan de orde, zoals wonen en financiën. In beginsel gaat het om trajecten naar een reguliere baan, maar afhankelijk van de persoonlijke capaciteiten kan dit ook zijn naar gesubsidieerd werk, een zinvolle dagbesteding of vrijwilligerswerk. Doorstroom op termijn naar een reguliere baan blijft dan het streven. Het blijkt in de praktijk te gaan om langdurige trajecten van vaak meerdere jaren. Jaarlijks wordt beoordeeld of het project wordt voortgezet. De bekostiging vindt plaats vanuit het Wiw scholings- en activeringsbudget. > Heimonders werken voor Heimond Dit project brengt langdurig werklozen met een uitkering van de gemeente door vrijwilligerswerk tot sociale activering en maatschappelijke participatie. 150 mensen kunnen met behoud van uitkering worden ingezet als vrijwilliger. Het einddoel is regulier werk. In de praktijk vormen strakke beleids- en financiële kaders in diverse regelingen nog wel eens een belemmering voor een goed op de individuele cliënt gericht uitstroombeleid. Een voorbeeld is hier de sluitende aanpak: Heimond ontvangt als G25 gemeente hiervoor van het ministerie een toevoeging aan het Wiw scholings- en activeringsbudget. De doelgroep hiervan is echter beperkt tot nog niet langdurig (minder dan een jaar) werklozen van 23 jaar en ouder, waardoor aanwending voor cliënten uit fase 4 en voor jongeren niet mogelijk is. Beleidsplan Abw 2002 9 Persoonsgebonden dienstverlening Alle case-managers van Sociale Zaken hebben een vast cliëntenbestand, en daardoor het, in het kader van de sluitende aanpak belangrijke, inzicht in de mogelijkheden van hun klanten richting arbeidsmarkt. De case-managers hebben de regiefunctie van alle handelingen van aanvraag uitkering tot realiseren uitstroom. Startende ondernemers Programmapunt in het MOP is het stimuleren en bevorderen van ondernemerschap. Voor het potentieel aan startende ondernemers is dringend behoefte aan een structureel startersbeleid met één informatie- en ondersteuningsloket. De gemeente is bezig met het ontwikkelen van een integraal startersbeleid, bestaande uit de pijlers begeleiden (waarbij onder andere Arbeidsvoorziening, STAP, Kamer van Koophandel en Fontys zijn betrokken), huisvesten en financieren. Sinds 1 november 1999 is er al het ene Startersloket Heimond, bemand door medewerkers van Sociale Zaken en Basisdienstverlening Arbeidsvoorziening. De meet- en monitorfunctie Met ingang van 2000 neemt de gemeente deel aan de Benchmark Sociale Diensten, georganiseerd door onder andere SZW en Divosa. Deze benchmark is gericht op de bedrijfsmatige processen in een sociale dienst. Heimond neemt deel in een kring met Tilburg, Breda, Den Bosch, Haarlem, Heerlen, Leeuwarden, Maastricht en Dordrecht. SAMENWERKING TEN BEHOEVE VAN DE UITSTROOM Wettelijk voorgeschreven aandachtspunt in het Beleidsplan is, ingevolge artikel 118 lid 4 Abw, de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in artikel 1 1 1 voorgeschreven samenwerking ter bevordering van de inschakeling in de arbeid. Hieronder volgt een overzicht van verschillende vormen van samenwerking met derden. - lnkoopcontract KLIQ (voormalig arbeidsvoorzieninc Met KLIQ is een contract gesloten voor de inkoop van trajecten fase 2 en 3, met als taakstelling een uitstroom uit de uitkering van 65% van het aantal plaatsingen in een traject. - lnkoopcontract STAP Met STAP is een contract gesloten voor de inkoop van trajecten, voornamelijk fase 4, met een taakstelling voor het te realiseren aantal screeningen en plaatsingen. Voorts is de wijze van rapportage en terugkoppeling vastgelegd. Eens per kwartaal wordt aan de gemeente gerapporteerd. - Contract STAP inzake uitvoering Wi Met STAP is een contract gesloten voor de uitvoering van de Wet inschakeling werkzoekenden. In het contract is middels een werkplan de dienstverlening, financiering en verantwoording opgenomen, alsmede een taakstelling van aantallen dienstbetrekkingen en werkervaringsplaatsen. Voorts is de wijze van rapportage en terugkoppeling vastgelegd. Eens per kwartaal wordt aan de gemeente gerapporteerd. - Contract KLIQ inzake uitvoering Rea In het contract met betrekking tot inschakeling van arbeidsgehandicapten in het arbeidsproces is geregeld dat de gemeente per product en per cliënt opdracht geeft tot inzet van activiteiten gericht op uitstroom van arbeidsgehandicapten. Door deze werkwijze bestaat voortdurend zicht op het bestede budget en middels monitoring kunnen de behaalde resultaten optimaal beoordeeld worden. - Contract KLIQ inzake uitvoering In en Doorstroombanen Door de gemeente is de acquisitie, bemiddeling, werving en selectie ten behoeve van de In en Doorstroombanen uitbesteed aan KLIQ. De administratieve organisatie en het Beleidsplan Abw 2002 1 0 ontwikkelen van beleid wordt door de gemeente zelf uitgevoerd. Per kwartaal wordt door KLIQ in het kader van de voortgang gerapporteerd. Tussentijds vindt zonodig overleg en besturing plaats. Jaarlijks wordt door de gemeente een contract gesloten waarin de voorwaarden en condities zijn opgenomen om te komen tot een optimale in en doorstroom uit de regeling. - Stichting maatschappelijke opvang (SMO) In overleg met de Stichting Maatschappelijke Opvang is door het gemeentebestuur voor het jaar 2001 besloten 36 plaatsen arbeidstraining in te kopen. De invulling van die plaatsen vindt onder andere plaats via de uitvoering van trajecten bij STAP. Ten aanzien van 2002 zal vermoedelijk wederom gebruik gemaakt worden van dit product door inkoop van een aantal trajecten. De onderhandelingen hierover dienen nog te geschieden. - Vriowiiiiqerscentrale Het op basis van het experimenteerartikel 144 van de Abw door de gemeente in samenwerking met de Vrijwilligerscentrale opgezette project "Heimonders werken voor Helmond" dient in 2001 te worden geëvalueerd met het oog op de voortgang en het aantal te realiseren plaatsen. Door de minister is tot 1 januari 2002 toestemming gegeven voor het project op basis van het experimenteerartikel. Afhankelijk van mogelijkheden die de minister zal bieden zal een voorstel ter besluitvorming aan het college worden voorgelegd tot voortzetting dan wel beëindiging van het project. In samenwerking met de Vrijwilligerscentrale wordt ook een project Activering andere minima opgezet, met dezelfde doelstelling als bovengenoemd project. Het verschil tussen beide projecten is gelegen in het feit dat dit project meer gericht is op werkloze werknemers met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die geen uitkering van deze dienst ontvangen maar wel een inkomen op minimum niveau hebben. In hetjaar 2001 dient ook met betrekking tot dit project een evaluatie plaats te vinden omtrent de voortzetting en het aantal plaatsen. Afhankelijk van de ontwikkelingen met betrekking tot het project Heimonders werken voor Heimond zal een voorstel tot voortzetting dan wel beëindiging worden voorgelegd. De samenwerking met betrekking tot het regionale CWI in Heimond is al in het hoofdstuk 'Trends en ontwikkelingen' beschreven. ACTIE 2002 Uitstroomtaakstel Er is al op gewezen dat verdere uitstroom steeds moeilijker wordt omdat nu echt wordt doorgedrongen tot de "harde kern", terwijl de vraag naar werknemers afvlakt; in het eerste half jaar van 2001 is het aantal cliënten maar beperkt gedaald. Sociale Zaken wil desondanks ook voor 2002 ambitieus inzetten op een verdere daling met 1 00 uitkeringsgerechtigden. Het is echter niet helemaal uit te sluiten dat het resultaat over 2001 zal vragen om bijstelling hiervan. - lntensivering beleid Het huidige uitstroombeleid dient verder geïntensiveerd te worden. Het Meerjaren Ontwikkeling Programma geeft aan dat het vervolmaken van de sluitende aanpak voor personen in fase 4 van belang is voor zowel het verkleinen van de maatschappelijke tweedeling als het versterken van de sociale infrastructuur. Voor fase 2 en 3 is de sluitende aanpak gerealiseerd. Door de afdeling Sociale Zaken wordt onderzoek gedaan hoe gesubsidieerde arbeid als instrument versterkt kan worden. Verordening Premiebeleid en lnkomensvri&lating Beleidsplan Abw 2002 1 In het voorjaar van 2000 kreeg het thema "armoedeval" veel politieke aandacht. In navolging van onderzoeken naar de armoedeval besloot de minister van SZW tot het instellen van een zogeheten werkaanvaardingssubsidie. Bedoeling is enerzijds te stimuleren dat uitkeringsgerechtigden en mensen in een WIW dienstbetrekking uitstromen naar reguliere arbeid en anderzijds dat het teruggelopen recht op inkomensafhankelijke voorzieningen als gevolg van het verkrijgen van een hoger inkomen (gedeeltelijk) gecompenseerd wordt. Uitgangspunt is dat de premie gemeenten geen geld kost (declaratie bij het Rijk). Gemeenten die er voor kiezen de premie in te stellen, moeten deze in een verordening regelen. Heimond zal dit realiseren middels wijziging van de bestaande verordening Premiebeleid en lnkomensvrijlating. De premie (subsidie) compenseert het wegvallen van inkomensafhankelijke voorzieningen als iemand aan het werk gaat. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de WIW kunnen gemeenten een defiscale subsidie verstrekken aan mensen die volledig uit de Abw of WIW dienstbetrekking uitstromen naar reguliere arbeid. Om in aanmerking te komen voor de subsidie moet men in het voorafgaande anderhalf jaar minimaal een jaar Abw hebben ontvangen, een WIW dienstbetrekking hebben gehad of een combinatie van beide. Direct voorafgaande aan de uitstroom moet men uitkeringsgerechtigd zijn of een WIW dienstbetrekking hebben. Omdat het een defiscale subsidie betreft kan het netto uitbetaald worden en zijn er geen premies verschuldigd. Optimaliseren van de dienstverlening Voor de klant wordt de rol van de case-manager steeds belangrijker. De uitvoering van inkomen, werk én aan werk gerelateerde zorg wordt in deze functie geïntegreerd: de case- manager voert de integrale intake uit, verzorgt de uitkering én stelt het traject op en volgt het richting uitstroom. Om dit te realiseren zijn de casemanagers geschoold in onder andere cliëntbenadering, activering- en gesprektechnieken. 'De casemanager werkt in een grote mate van zelfstandigheid. Door middel van een kwaliteitssysteem wordt (steekproefsgewijs) achteraf de kwaliteit gemeten. Met de verkregen informatie worden het proces en de casemanager op 'output' gestuurd. Beleidsplan Abw 2002 1 2 HOOFDSTUK 4 INKOMENSONDERSTEUNING De algemene bijstand is -evenals een loaw of loaz-uitkering- een minimumuitkering. Ook mensen met inkomen uit werk of andere uitkeringen kunnen op of rond het sociaal minimumniveau leven. Dit brengt het gevaar voor armoede en sociale uitsluiting met zich. Dit geldt temeer als mensen langere tijd een laag inkomen hebben, en worden geconfronteerd met bijzondere, vaak medische of sociale, omstandigheden die met extra kosten gepaard gaan. lnkomensondersteunende zorg, onder beleidsmatige en financiële verantwoordelijkheid van de gemeente, kan bijdragen aan bestrijding van de armoedeproblematiek. Heimond is zich hiervan bewust, en heeft de afgelopen jaren diverse maatregelen getroffen. Desondanks waren er, blijkens onderzoek naar de armoedeproblematiek in Heimond', medio 1999 ruim 2900 huishoudens met armoedeproblemen (9% van alle Heimondse huishoudens). De ervaringen van de afgelopen jaren en de aandachtspunten in het onderzoeksrapport geven richting aan het beleid voor de komende jaren. De 'Startnotitie invulling Armoedebeleid' van oktober 2000 hanteert daarbij als uitgangspunten: - een actieve benadering van de huishoudens die tot de doelgroep behoren, - integraal, dat wil zeggen dat steeds alle mogelijke voorzieningen worden beoordeeld, - 'voor wat hoort wat', de cliënt die doet wat van hem verwacht mag worden, mag op zijn beurt verwachten dat hij krijgt wat hem toekomt, en - maatwerk, de voorzieningen worden afgestemd op de individuele cliënt en ook wat van een cliënt wordt verwacht is zeer individueel bepaald. Dit betekent een grote omslag in beleid en uitvoering. De voorbereidingen voor de invoering zijn momenteel in volle gang. Als (uiterste) datum van inwe rkingtreding geldt 1 januari 2002. Hierna worden eerst de huidige maatregelen vermeld, en de bevindingen van het onderzoek naar de armoedeproblematiek. Vervolgens wordt ingegaan op de in de Startnotitie vervatte richting van het nieuwe beleid, en op de voorbereidingen die hiervoor in 2001 nodig zijn. Tot slot komen de acties voor 2002 aan de orde. DE HUIDIGE MAATREGELEN De nota Bouwstenen Armoedebeleid van maart 1997 noemt vier hoofdoorzaken van armoede: werkloosheid, schuldenproblematiek, inkomenssituatie en gebrek aan zelfredzaamheid. Op eik van deze gebieden zijn maatregelen ter bestrijding van armoede getroffen. Werk De Bouwstenennota noemt (de bevordering van) arbeidsparticipatie het belangrijkste instrument van armoedebestrijding. Het uitgebreide scala van maatregelen die zijn getroffen ter bevordering van de arbeidsparticipatie, is al uitgebreid aan de orde gekomen in het vorige hoofdstuk van dit Beleidsplan: Werk en sociale activering. Schuldhulpverlening In april 1998 is gestart met integrale schuldhulpverlening en budgetbeheer in Heimond, binnen de Budgetwinkel. Hieraan lag voor de periode tot 1 januari 2000 een samenwerkingsovereenkomst ten grondslag tussen Algemeen Maatschappelijk Werk 1 Het onderzoek is uitgevoerd door de gemeentelijke afdeling Onderzoek en Statistiek in de periode medio 1999 tot maart 2000. Beleidsplan Abw 2002 1 3 (AMW), Kredietbank Midden Langstraat en gemeente. Ten behoeve van een besluit over een meer definitieve structuur ingaande 2000 is een zogenaamde quick-scan -een evaluatie op hoofdlijnen- uitgevoerd. Belangrijke conclusie hiervan is dat door de invoering van de Budgetwinkel aan de inwoners van Heimond een aanmerkelijk toegankelijker, completer, meer integraal en op preventie gericht hulpverleningsaanbod wordt gedaan. Organisatorisch werden nog een aantal verbeteringen nodig geacht. Inmiddels is het volgende gerealiseerd: - Werkprocessen zijn aangepast en leveren efficiencywinst en duidelijkheid voor de klant op. Sinds het voorjaar van 2001 is ook de intake-fase bekort en wordt hulp geboden bij het invullen van de formulieren. - De budgetbegeleiding wordt sinds 1 juli 2000 (door een medewerker van het AMW) uitgevoerd vanuit de Budgetwinkel. - Budgetbeheer wordt sinds 1 juli 2000 gerealiseerd in samenwerking met de Rabobank Heimond. Het aantal beheerrekeningen kan doorgroeien van 25 naar 1 00, waardoor voor meer mensen een structurele oplossing van de financiële problemen binnen bereik komt. Het aantal van 1 00 zal naar verwachting einde 2001 worden bereikt. lnkornensondersteuning Heimond heeft een groot aantal inkomensondersteunende maatregelen getroffen: - Bijzondere bijstand. Het drempelbedrag is, aanvankelijk voor de langdurige minima (3 jaar of langer), maar sinds 1 juli 1999 voor iedereen, afgeschaft De wettelijke inkomstenvrijlating (voor ouderen > 57 1/2en alleenstaande ouders met kinderen tot 5) is in Helmond per 1 januari 1998 uitgebreid tot alleenstaande ouders met kinderen van 5 tot 12, en mensen met medische beperkingen. - Het Participatiefonds. Dit fonds is in 1997 ingesteld om bij te dragen aan deelname aan het maatschappelijk verkeer door mensen met een krappe beurs. Voor 1999 tot en met 2001 is het fonds uitgebreid wat betreft doelgroepen en kostensoorten. Ook mensen met een inkomen iets boven het minimum (1 05%) komen voortaan in aanmerking. De verstrekkingen zijn bestemd voor deelname aan het maatschappelijk verkeer, maar de besteding wordt niet langer getoetst. - De warme maaltijdvoorziening. Wie niet zelf de maaltijd kan verzorgen kan een beroep doen op de Stichting Welzijn Ouderen Heimond (SWOH). Voor de meerkosten kon de klant tot 1998, afhankelijk van zijn draagkracht, bijzondere bijstand aanvragen. Jaarlijks deden dit ongeveer 30 personen. Gezien het vermoeden dat veel ouderen geen beroep op bijzondere bijstand deden is in 1998 gestart met een collectieve regeling met als dekking de bijzondere bijstand: de kosten van de voorziening worden, afhankelijk van het inkomen, deels door de gemeente vergoed. De SWOH berekent de vergoeding en brengt die direct in mindering op de maaltijdprijs. De gemeente voldoet periodiek het totaalbedrag van de vergoedingen aan de SWOH. Jaarlijks komen sinds 1998 ongeveer 120 mensen voor een vergoeding in aanmerking, dus een verviervoudiging! De SWOH heeft contact met iedereen bij wie de warme maaltijd wordt verzorgd, zodat het non-gebruik nu praktisch nul zal zijn. - Categoriale voorzieningen voor witgoed en studiekosten. Alle kosten van woninginrichting zouden volgens het Rijk uit een minimumuitkering moeten kunnen worden voldaan. Alle (directe en bijkomende) schoolkosten zouden uit een minimumuitkering plus de tegemoetkomingen vanuit Onderwijs, voldaan moeten kunnen worden. In de praktijk blijkt echter dat een en ander voor veel mensen niet mogelijk is, met name niet voor mensen met kinderen die al langere tijd op minimumniveau leven. Daarom is ingaande 1999 gekozen voor de volgende voorzieningen voor mensen die al 3 jaar overwegend op sociaal minimumniveau leven: f. 300,-- per jaar in de kosten van witgoed (wasmachine, koelkast en kookfornuis) voor gezinnen met kinderen tot 18 Beleidsplan Abw 2002 14 f.400,--inhetjaarvandeoverstapvaneentenlastekomendkindnaarde middelbare school, als bijdrage in de bijkomende kosten van bijvoorbeeld fiets of boekentas. De collectieve regeling vervoer ouderen. Ingaande 1 juni 2001 is er een collectieve vervoersregeling voor ouderen vanaf 65 met een inkomen op of rond het sociaal minimum. Voor ouderen met een handicap is er de WVG-vervoersregeling. Anderen kunnen normaal gebruik maken van het Openbaar Vervoer. Op zondagen en 's avonds rijden er echter geen bussen en zijn zij aangewezen op het duurdere Perfekt Personenvervoer. De collectieve regeling geldt voor 65+ers met een inkomen tot 105% van het minimum. Zij kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de vervoerskosten tot fl350 per jaar, middels een pasjessysteem. Bevorderen zelfredzaamheid Het gaat hier met name om goede voorlichting over de diverse voorzieningen. Het Voorlichtingsplan van de Dienst Algemeen Welzijn van juli 1998 voorziet in brede, actieve voorlichting, rechtstreeks en via intermediairs, van met name de doelgroepen ouderen, allochtonen, gehandicapten en alleenstaande ouders. Hieraan is ook veel gedaan: jaarlijks zijn er meer dan 1 0 bijeenkomsten voor de doelgroepen geweest, meestal samen met intermediairs. Er zijn folders verspreid over ondermeer Bijzondere bijstand en Participatiefonds (beiden met een eenvoudige aanvraagbon) en over de Algemene bijstand, de Budgetwinkel en het Fraudebeleid. En van tijd tot tijd is in persberichten en op lokale radio en TV aandacht aan de voorzieningen besteed. Overwegingen naar aanleiding van het onderzoek naar de armoedeproblematiek Ondanks alle maatregelen hebben nog ruim 2900 huishoudens armoedeproblemen. Hiervan hadden er medio 1999 1773 (61 %) een bijstandsuitkering, 712 (24%) AOW en 435 (1 5%) WAO. Het beste is natuurlijk dat mensen werk vinden waarmee ze zichzelf kunnen redden. Voor een aantal, zoals 65+ers, is werk echter niet meer aan de orde. Voor anderen is het, door een complex van psychische, medische en financiële factoren, (nog) niet haalbaar. Hun zelfredzaamheid dient te worden bevorderd door bijvoorbeeld inkomensondersteunende voorzieningen en schuldhulpverlening; gezorgd dient te worden dat iemand krijgt wat hij nodig heeft. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren welke stap op de weg richting werk -zoals oriëntatie, opleiding of vrijwilligerswerk of sociale activering- wel kan worden gezet; wat iemand wel kan mag ook van hem worden verlangd. Het onderzoek constateert een grote verscheidenheid van de huishoudens met lage inkomens in alle opzichten: het ontstaan van de situatie, hoe men die ervaart en ermee omgaat, wat men nodig heeft en wat van iemand zelf kan worden verlangd. Deze verscheidenheid dient het uitgangspunt voor beleid te zijn. Goede algemene regelingen, zoals het Participatiefonds en de witgoedregeling, gelden voor die categorieën mensen, waarvan is vastgesteld dat zij aan de voorziening de grootste behoefte hebben. Aldus zal bij degenen die ervoor in aanmerking komen in het algemeen die behoefte ook zeker aanwezig zijn. Een algemene regeling kan echter nooit voorkomen dat mensen bij wie die behoefte er ook is niet in aanmerking omdat zij buiten een doelgroep vallen. Om volledige afstemming te bereiken is maatwerk nodig. De meeste huishoudens leven al langer dan 3 jaar met het lage inkomen. Deze lange duur heeft op zich ook al negatieve gevolgen: huisraad kan niet fatsoenlijk worden vervangen en de sociale contacten verminderen. Deze aspecten verdienen extra aandacht als wordt beoordeeld wat aan iemand kan worden verstrekt. Bij alle voorzieningen lijkt sprake van enige onderbenutting. Meestal zeker niet in grote mate. Bij de bijzondere bijstand blijft echter het gebruik in Heimond aanzienlijk achter bij dat in vergelijkbare steden. Onbekendheid met de voorziening en problemen met betrekking tot de aanvraag zijn vaak de oorzaken van onderbenutting. Het onderzoek Beleidsplan Abw 2002 1 5 pleit voor verbetering van de voorlichting. Vereenvoudiging van aanvraagprocedures en formulieren verdient ook de aandacht. Aan voorlichting is al veel gedaan middels informatiemateriaal, bijeenkomsten en de pers. De grenzen van de algemene voorlichting lijken daarmee goeddeels bereikt. Ter verbetering kan beter worden ingezet op individuele voorlichting: een actieve individuele benadering van degenen die (mogelijk) voor een of meer voorzieningen in aanmerking komen. Dit in combinatie met toegankelijker aanvraagprocedures. DE RICHTING VAN HET NIEUWE BELEID De hiervoor geformuleerde overwegingen wijzen richting een nieuw beleid met niet zozeer weer nieuwe of nog andere maatregelen als wel een nieuwe wijze van benaderen van de doelgroep om het bereik en de afstemming te verbeteren. De Startnotitie geeft hieraan invulling door: Maatwerk over en weer Alleen door individueel maatwerk kan recht worden gedaan aan de verscheidenheid binnen de doelgroep. Het gaat hier zowel om de voorzieningen die voor iemand gewenst zijn, als om de inspanningen die van de betrokkene zelf kunnen worden verlangd. - De inspanningen van de betrokkene. Vooropgesteld wordt dat niet altijd een 'tegenprestatie' wordt gevraagd om voor een voorziening in aanmerking te komen. Voor de 65+er met bijzondere kosten zal voor bijzondere bijstand in de regel voldoende zijn dat hij voldoet aan de gebruikelijke voorwaarden in de inlichtingen- en middelensfeer. Van anderen kan echter een stap op de weg naar werk worden verlangd. Afhankelijk van de persoon kan het hier gaan om inspanningen gericht op het verkrijgen van betaald werk, of om oriëntatie of opleiding in die richting. Het kan ook zi n dat dit (nog) niet aan de orde is, maar wel een inspanning kan worden gevraagd richting sociale activering of vrijwilligerswerk; soms betekenen meer sociale contacten (door aansluiting bij een vereniging of anderszins) al een eerste stap vooruit. Van nog weer anderen kan op andere wijze een stap richting verbetering van hun persoonlijke situatie worden gevraagd: bijvoorbeeld dat mensen met medische-, verslavings- of schuldenproblematiek daarbij hulp zoeken. Vaak zal sprake zijn van een gecombineerde problematiek, waarin de cliënt meerdere stappen, tegelijkertijd of na elkaar, kan zetten. - De voorzieningen voor de betrokkene Binnen de grenzen van het reële, worden voor de welwillende cliënt de mogelijkheden in de eerste plaats bepaald door alles wat voor hem nodig of gewenst is om zijn zelfredzaamheid te vergroten. Hiertoe wordt steeds zijn gehele specifieke situatie in alle facetten beoordeeld. Naast (financiële) ondersteuning wordt ook advisering in brede zin geboden. In verband met de gang richting werk kan het gaan om uiteenlopende zaken, zoals kinderopvang of vergoeding van de kosten van opleidingen, maar ook van de aanschaf van nieuwe representabele kleding. Het opheffen van blokkades zoals schulden, verslaving en psychische problematiek verdient steeds aandacht. Afhankelijk van de problematiek wordt ook verwezen en bemiddeld naar zorginstanties, zoals Budgetwinkel, arts of woningbouwvereniging. Beoordeeld wordt ook welke voorzieningen gewenst zijn om de leefomgeving te verbeteren; vervanging van huisraad krijgt in dit verband zeker de aandacht. Als betrokkene bijvoorbeeld in eerdere jaren voorzieningen is misgelopen (door niet aan te vragen) kan extra bijstand á fonds perdu worden verstrekt. Is meer sociale participatie gewenst dan is er aandacht voor de vorm daarvan en de kosten. Indien er verwachtingen over en weer zijn wordt tussen cliënt en gemeente een contract opgesteld. Hiermee is dan voor een zekere periode vastgelegd wat op welk moment van wie mag worden verwacht. Een contract benadrukt dat er aan twee kanten geen Beleidsplan Abw 2002 16 vrijblijvendheid is. De cliënt verplicht zich zijn best te doen in wat hij zelf kan. Doet hij dat niet dan verliest hij de gemeentelijke steun en riskeert uiteindelijk een korting op de uitkering. Doet hij dat wel dan weet hij ook wat hij van de gemeente kan verwachten aan faciliteiten, vergoedingen en begeleiding. Het credo is 'voor wat hoort wat': naarmate de cliënt meer besef van verantwoordelijkheid toont voor wat van hem wordt verwacht, kunnen de regels ruimhartiger worden toegepast. Een actieve individuele benadering Dé manier om mensen beter te bereiken en daarmee onderbenutting tegen te gaan is om ze actief op te zoeken. Meer concreet betekent dit: - Mensen thuis benaderen, door bijvoorbeeld een huisbezoek. Hierdoor kan beter dan 'op afstand'worden ingeschat waar de behoeften liggen. Uiteraard dient de privacy te worden geëerbiedigd. - (Vaste) spreekuren in verzorgings- en verpleeghuizen en woonzorgcentra. Deze kunnen dan ook worden opengesteld voor de ouderen in de aanleunwoningen en de wijk. VOORBEREIDINGEN IN 2001 Het nieuwe beleid van 'maatwerk over en weer' en 'een actieve individuele benadering' betekent een behoorlijke omslag in de werkwijze van Sociale Zaken. Er wordt naar gestreefd om uiterlijk 1 januari 2002 volledig operationeel te zijn. Hiervoor moet nog heel wat gebeuren: Wie eerst? De 2920 huishoudens kunnen niet ineens worden benaderd. Er moeten prioriteiten worden gesteld: wie krijgen het eerst een huisbezoek en waar wordt gestart met spreekuren? - Huisbezoeken. Een objectieve maatstaf voor armoedeproblematiek is de duur van de uitkering: mensen die het langst een minimumuitkering hebben het eerst benaderen. ¿ Degenen met bijstand kunnen naar duur van de uitkering worden geselecteerd uit het bestand van Sociale Zaken. ¿ De AOW wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank, en WAO, Waz en Wajong door de UVI'S. Koppeling met deze bestanden blijkt niet mogelijk. De beste bron is dan het gemeentelijke OZB-kwijtscheidingsbestand. Helemaal volledig is dit niet: niet iedereen die recht heeft op kwijtschelding zal er ook een beroep op doen. Degenen die dit betreft zullen niet 1 00% kunnen worden bereikt, maar intermediairs -zoals SWOH en SOOH voor de ouderen, en GOH voor gehandicapten- kunnen hier een signaalfunctie vervullen. Wat betreft de wijze van benadering is het idee betrokkenen te berichten dat een huisbezoek zal worden afgelegd, tenzij men vooraf laat weten dat niet te willen. - Spreekuren. Met de instellingen waar spreekuren komen moeten contacten worden gelegd en afspraken worden gemaakt. Begonnen wordt met instellingen waarmee al nauwere banden in de voorlichtingssfeer bestaan, zoals Keyserinnedael, Rivierenhof, Ameide en Alphonsus. De organisatie De nieuwe werkwijze is intensiever door de individuele benadering en begeleiding. Hierbij komt dat de totale specifieke situatie van de cliënt, en dus niet bijvoorbeeld alleen de toevallig aangevraagde voorziening, moet worden beoordeeld. De medewerkers moeten voor een en ander zowel qua tijd als qua kennis toegerust zijn, en kunnen beschikken over'toois', die hen beter in staat stellen hun werk goed te doen en daarmee tevens waarborgen voor de cliënt zijn. De voorbereidingen richten zich in dit verband op: Beleidsplan Abw 2002 17 Instructie van de medewerkers over de nieuwe werkwijze, en goede informatievoorziening door richtlijnen en werkinstructies en dergelijke. Een softwarepakket waarin alle voorzieningen zijn opgenomen en noodzakelijkerwijs de aandacht moeten krijgen. Dit in combinatie met laptops voor de huisbezoeken. Een grotere gebruiksvriendelijkheid van de diverse formulieren. Voorlichting - Aan de nieuwe werkwijze zal uiteraard de nodige bekendheid worden gegeven middels algemene voorlichting. - lntermediairs, met name (de vrijwilligers van) SWOH en Stichting Leergeld, kunnen een belangrijke signaalfunctie vervullen en eventueel bemiddelen bij de benadering van de doelgroep. Met gerichte informatiebijeenkomsten ten behoeve van de intermediairs kan hieraan verder inhoud worden gegeven. ACTIE 2002 ¿ De nieuwe werkwijze van 'maatwerk over en weer' en 'een actieve individuele benadering' dient uiterlijk 1 januari 2002 volledig operationeel te zijn. De huidige gedachten zijn dat in drie jaar de volledige doelgroep van 2920 huishoudens op deze manier wordt benaderd. Voor 2002 betreft dit dan circa 975 huishoudens. ¿ Het Participatiefonds geldt nog tot en met 2001. Hiervoor kunnen nog tot 1 april 2002 aanvragen worden gedaan, waarna zal worden geëvalueerd. Tegelijkertijd zal dan ook de Collectieve vervoersregeling voor ouderen worden geëvalueerd. Voor beide regelingen geldt dat mensen ervoor in aanmerking komen als hun inkomen niet meer bedraagt dan 105% van het minimum. - Voor het Participatiefonds zal het de vraag zijn of wordt verdergegaan met een algemene regeling in deze vorm, dan wel deze wordt vervangen door maatwerk: een bijdrage in de betreffende kosten (van deelname aan het maatschappelijk verkeer) in die individuele gevallen waarin daaraan behoefte bestaat. - Voor de Collectieve regeling vervoer ouderen (en het Participatiefonds ingeval wordt gekozen voor voortzetting van de algemene regeling) zal in eik geval worden beoordeeld of de inkomensgrens, van thans 105%, kan worden verhoogd. Bij de totstandkoming van de Collectieve vervoersregeling bleek al dat een inkomensgrens van 1 1 0% breed wordt gesteund. ¿ Wat betreft de warme maaltijdvoorziening zal met het oog op de jaren ingaande 2002 worden beoordeeld of de huidige regeling, met name qua hoogte van de vergoedingen, kan worden herzien. Beleidsplan Abw 2002 1 8 HOOFDSTUK 6 HANDHAVING Ingevolge artikel 1 1 8 lid 1 aanhef en sub a dient het beleidsplan mede te zijn gericht op de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan haar handhavingsbeleid: 'de bevordering van een rechtmatige en doelmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van bijstand alsmede van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet'. Hierbij dient in eik geval aandacht te worden besteed aan: (a) de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de onderzoeksplicht ten aanzien van de verstrekte gegevens en de verplichtingen van cliënt, en (b) het gemeentelijke fraudebeleid. De loaw en loaz kennen gelijke bepalingen. De wijze waarop Heimond invulling geeft aan de onderzoeksplicht wordt jaarlijks weergegeven in het Onderzoeksplan. Het plan voor 2002 -bij dit Beleidsplan gevoegd- komt hierna aan de orde. Het Heimonds fraudebeleid komt aan de orde aan de hand van het -bij dit Beleidsplan gevoegde- jaarplan Sociale Recherche. HET ONDERZOEKSPLAN Art. 66 Abw verplicht de gemeente tot het verrichten van: - onderzoeken en regelmatige heronderzoeken van de gegevens die van belang zijn voor het recht op bijstand en de verplichtingen van cliënten (lid 3 en 4) - beëindigingsonderzoeken naar de resterende verplichtingen na beëindiging van de bijstand (lid 6) - debiteurenonderzoeken naar de financiële omstandigheden van degenen die betalingsplichtig aan de gemeente zijn in verband met verleende bijstand (lid 7). De'Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, loaw en loaz'geeft nadere regels met betrekking tot de onderzoekstermijnen. Voor heronderzoeken geldt in beginsel een termijn van 8 maanden. Middels een onderzoeksplan kan hiervan worden afgeweken. De termijn mag echter nooit meer dan 18 maanden bedragen. Doel van een onderzoeksplan is een hogere doelmatigheid van de heronderzoeken. Op grond van eigen criteria en afgestemd op de lokale omstandigheden kan de heronderzoeksverplichting op planmatige wijze worden ingevuld. Aangegeven dient te worden voor welke situaties welke termijnen gelden en hoe de onderzoeken worden uitgevoerd. Huidige situatie Heimond onderscheidt in het Onderzoeksplan 2001 voor de heronderzoeken diverse categorieën uitkeringsgerechtigden, in de eerste plaats bepaald door wat het uitstroombeleid van een bepaalde categorie verlangt. Per categorie gelden verschillende termijnen voor de beoordeling van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de uitkering. - Bij de rechtmatigheid gaat het om de formele vereisten voor het recht op uitkering. De termijnen zijn hier bepaald uit het oogpunt van fraudepreventie en -bestrijding. - De doelmatigheid betreft de naleving van verplichtingen (met name richting uitstroom) en het geldend maken van rechten. De termijnen worden hier aldus bepaald door het uitstroombeleid en bijvoorbeeld het bijzondere bijstandsbeleid: in het belang van de uitstroom wordt de doelmatigheid vaker (elke 6 tot 8 maanden) onderzocht bij degenen die aan de arbeidsverplichtingen moeten voldoen. Bij bijvoorbeeld 65+-ers is het Beleidsplan Abw 2002 1 9 mogelijke recht op bijzondere bijstand de reden om vaker (eik jaar in plaats van de wettelijk voorgeschreven 18 maanden) een onderzoek te verrichten. Voor de beëindigingsonderzoeken is aangesloten bij de wettelijke termijn van 6 maanden na beëindiging (sinds 1 januari 2001, voorheen was dit 3 maanden). Ook voor debiteurenonderzoeken wordt in beginsel de wettelijke termijn van 12 maanden gehanteerd waarbij, afhankelijk van de aard van een vordering, wel verschil wordt gemaakt in intensiteit van het onderzoek. Het Rechtmatigheidsonderzoeksformulier. Het maandelijks in te leveren 'inkomstenbriefje'wordt ingaande september 2001 omgezet in een wijzigingsformulier dat slechts hoeft te worden ingeleverd wanneer zich bij cliënten wijzigingen voordoen. lnschatting is dat de instroom van formulieren dan zal verminderen van ongeveer 2800 naar 600 per maand. Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten Artikel 1 1 8 Abw vermeldt een aantal onderwerpen betreffende de onderzoeksplicht, waaraan in het Beleidsplan aandacht dient te worden besteed. Deze onderwerpen zijn opgenomen in het bijgevoegde Onderzoeksplan, samengevoegd in paragraaf 3 'wettelijk voorgeschreven aandachtspunten'. Actie 2002 Ingevolge wijziging van de Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften hóeft een onderzoeksplan niet meer -zoals voorheen- jaarlijks te worden vastgesteld. Voor 2002 wordt er echter nog voor gekozen om het Onderzoeksplan gelijk op te laten gaan met het jaarlijkse Beleidsplan. Het Onderzoeksplan 2002 is een voortzetting van dat van 2001. Actiepunt voor 2002 is dat de onderzoeken conform het Onderzoeksplan dienen te worden uitgevoerd. JAARPLAN SOCIALE RECHERCHE Huidige situatie Het bureau Sociale Recherche is werkzaam voor Heimond en de omliggende Peellandgemeenten Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Laarbeek, Mierlo en Someren. Het bureau verzamelt, selecteert en completeert alle fraudesignalen, voert deze in in het Frauderegistratiesysteem, en pakt zaken aan op basis van prioriteitstelling. Het gaat hierbij om het niet (volledig) opgeven aan Sociale Zaken van bijvoorbeeld het verrichten van werk of samenwoning met het doel daardoor (meer) uitkering te krijgen. De onderzoeken van Sociale Recherche kunnen worden onderscheiden in: - Ondersteuning van Sociale zaken. De Sociale Recherche verleent ondersteunend onderzoek en rapportage bij de afhandeling van aanvragen, mutaties en heronderzoeken. Dit kan ook een spreekkamergesprek of huisbezoek samen met een medewerker van Sociale zaken inhouden. De Sociale Recherche heeft ook een consultfunctie omtrent de wijze van aanpak van een onderzoek. Ondersteuning vraagt in het algemeen een korte inspanning van de Sociale Recherche die in de praktijk uiterst effectief blijkt te zijn. - Zelfstandige onderzoeken. Dezen richten zich in hoofdzaak op zwart werk en samenwoningszaken, en zijn repressief van aard. Een consistent'lik op stuk' beleid werkt echter ook preventief. Daarvoor is nodig dat goed wordt samengewerkt: met Sociale zaken krijgt de uitstroom van iemand die zwart heeft gewerkt, en dus kán werken, de aandacht. Beleidsplan Abw 2002 20 De sociaal rechercheur rapporteert rechtstreeks aan de beslissingsbevoegde bij Sociale Zaken. - Participatie multidisciplinaire onderzoeken en projectmatige aanpak. Voor een goede aanpak van fraude wordt steeds meer samengewerkt met andere instanties, zoals politie en bedrijfsverenigingen. De aandacht is verschoven van de indivi- duele fraudeur naar doelgroepen. Wettelijk voorgeschreven aandachtspunten Artikel 1 1 8 Abw geeft aan dat dient te worden beschreven op welke wijze invulling wordt gegeven aan -onder andere- de gegevensuitwisselling met derden (lid 3 sub a) en de afdoening van geconstateerde fraude (lid 3 sub b). Basis hiervoor zijn de Heimondse richtlijnen, opgenomen in het Handboek Abw, met name de hoofdstukken 7'Verplichtingen, maatregelen en boeten'en 9'Onderzoeken'. Het Onderzoeksplan 2002 gaat in op de gegevensuitwisseling met derden, met name waar deze ten dienste staat van de uitstroom. Het Jaarplan Sociale Recherche geeft aan met betrekking tot: - De gegevensuitwisseiing met derden. Tot nu toe wordt gebruik gemaakt van koppeling met het CZ en de fiscus. Door de landelijke invoering van het lnlichtingenbureau in het 3e kwartaal 2001 wordt de bestandsvergelijking nog uitgebreid, waardoor de bestaande koppelingen overbodig worden. Het lnlichtingenbureau levert namelijk actuele gegevens uit meerdere bronnen te weten de UVI'S, de lnformatiebeheergroep en de Belastingdienst. De fraudebestrijding wordt daardoor sneller, directer en efficiënter en er gaat een sterke preventieve werking vanuit. Dit is ook in het belang van de cliënt. De gemeente Heimond heeft zich inmiddels aangesloten bij dit project en streeft er naar om per 1 september 2001 operationeel te zijn. Sociale recherche zal de uitvoering op zich nemen. Overigens leent het ]nlichtingenbureau zich bij uitstek voor samenwerking met andere gemeenten en biedt het derhalve kansen voor de regio. - De afdoening van fraude. Met ingang van 1 april 2000 zijn nieuwe Richtlijnen Sociale Zekerheidsfraude van het Openbaar Ministerie van toepassing. Het fraudebedrag waarboven proces-verbaal wordt opgemaakt en aangifte gedaan is verhoogd naar fll 2.000. Door het hoge kwaliteitsniveau van de controle door de koppeling van bestanden liggen de fraudebedragen meestal onder deze grens. Er hoeft dan ook minder vaak dan in het verleden een Proces-verbaal, als sluitstuk van het onderzoek, te worden opgemaakt. Beneden de aangiftegrens beoordeelt de gemeente een boete. In Heimond worden de boeteonderzoeken bij constatering van fraude integraal door de Sociale Recherche afgewerkt. De resultaten van de activiteiten over 2002 zullen inzichtelijk worden gemaakt in de dienstverslagen, en nader uitgewerkt in de 'Resuitaatmeting met betrekking tot fraudebeleid'. Categorieën die daarbij in eik geval gehanteerd zullen worden zijn: afwijzing aanvraag, aanpassing uitkering, beëindiging uitkering, terugvorderingsbedrag, boete en proces-verbaal. Actie 2002 Ontwikkeling Risicoprofiel. Sociale recherche is inmiddels projectmatig bezig om gegevens te onderzoeken op basis waarvan een lokale risicobeoordeling en een risicoprofiel wordt gemaakt. In den lande worden meerdere initiatieven op dit vlak ondernomen maar er is nog geen uitontwikkelde methodiek. Het voornemen is om in 2002 een nieuwe methodiek in te kunnen zetten, waarmee een extra impuls kan worden gegeven aan controle en activering. Beleidsplan Abw 2002 21 ¿ Ondersteuning. Het klantgebonden werken bij Sociale Zaken, met voor elke case-manager een vast klantenbestand, heeft geleid tot beter zicht op fraude. Het aantal verzoeken tot ondersteuning is daardoor fors toegenomen. Het blijkt bovendien een van de beste manieren om fraude te voorkomen en te bestrijden. Ondersteuning heeft dan ook voorrang gekregen: de planning (45 in 2000) is voor 2001 verhoogd tot 75. Ook voor 2002 wordt dit aantal gepland. ¿ Zelfstandige onderzoeken. Met de nieuwe werkwijze -rechtstreekse rapportage aan de beslissingsbevoegde bij Sociale Zaken- is een kwaliteitsslag gemaakt met betrekking tot de doorlooptijden. De planning (1 75 in 2000) is voor 2001 verhoogd naar 225. Ook voor 2002 wordt dit aantal gepland. ¿ Participatie multidisciplinaire onderzoeken en projectmatige aanpak. Actuele ontwikkelingen op dit gebied betreffen. - De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD). De SIOD is bedoeld voor complexe vormen van zware criminaliteit op het terrein van sociale zekerheid en werkgelegenheid, en fraude die dit terrein overschrijdt. Het plan was om de opsporingstaken bij sociale recherche weg te halen en die over te brengen naar de SIOD. Op basis van voortschrijdend inzicht is men nu tot de conclusie gekomen dat sociaal rechercheurs bij de gemeenten hun volledige bevoegdheden dienen te behouden om hun werk naar behoren te kunnen doen. Op het Ministerie zit men inmiddels veel meer op de lijn om een klein SIOD per 1 januari 2002 operationeel te laten zijn, waaraan vervolgens op detacheringbasis mensen en middelen worden geleverd. Zo ontstaat kruisbestuiving waardoor de deskundigheid aan beide kanten bevorderd wordt. Uiteindelijke doel is om te komen tot horizontale samenwerking tussen sociale recherche en SIOD. Inmiddels is duidelijk dat de SIOD additioneel is aan de bestaande bijzondere opsporingsdiensten en hooguit 1 % van het werk van sociale recherche zal overnemen. - Stimulansz. Deze nieuwe stichting neemt het voortouw om te kijken naar mogelijke verbeteringen in de fraudebestrijding. Onder andere wordt gedacht aan opschaling van bestaande samenwerkingsverbanden van sociale recherche. Het bureau Sociale recherche is een sterk voorstander van samenwerking en neemt daartoe regelmatig initiatieven. De zoektocht naar nieuwe en verbeterde handhavingmethodieken blijft permanent in ontwikkeling om daarmee ook een kwaliteitsverbetering in de fraudebestrijding te bewerkstelligen. In 2000 zijn en tweetal grote multidisciplinaire onderzoeken verricht, en is een derde opgestart. Dergelijke onderzoeken leggen veel beslag op de capaciteit van Sociale recherche. De planning van het aantal multidisciplinaire onderzoeken in 2002 blijft dan ook gehandhaafd op 5. Verslaglegging zal plaatsvinden en de resultaten zullen worden gemeten. Samenwerking met andere gemeenten. Mede op initiatief van de gemeente Heimond is er een nauw samenwerkingsverband ontstaan tussen de 5 grote steden in Brabant op het gebied van sociale recherche. Deze samenwerking zal in 2002 geïntensiveerd worden ten behoeve van: - Hoogwaardige Handhaving middels controle op maat: situaties en categorieën waar op basis van analyse van cijfers, tips en ervaringen meer risico's worden verondersteld, worden intensiever gecontroleerd. - Het benoemen van de werksoorten 1 producten om een goede benchmark te kunnen uitvoeren. Er zal ook gekeken worden naar de mogelijkheden van nog verdere samenwerking in de regio Peelland, onder andere in het kader van het lnlichtingenbureau. Beleidsplan Abw 2002 22 HOOFDSTUK 6 CLIENTENPARTICIPATIE Weftelijk voorgeschreven aandachtspunt in het Beleidsplan is, ingevolge artikel 1 1 8 lid 1 aanhef en sub c Abw de realisatie en vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de wet. Dit geeft gemeenten de verplichting om de wijze waarop ze de inspraak van uitkeringsgerechtigden hebben geregeld te verantwoorden. De vorm waarin de participatie is gegoten is niet voorgeschreven. Van belang is dat cliënten voldoende mogelijkheden hebben om invloed op het beleid te kunnen uitoefenen. Huidige situatie Heimond kent sinds 1994 de Commissie Beleid Sociale Zaken. Hierin is een aantal voor de doelgroepen representatieve instellingen vertegenwoordigd: twee plaatselijke cliëntenorganisaties, en organisaties van arbeidsongeschikten, gehandicapten, minderheden en ouderen. Verder zijn werkgevers, werknemers, Arbeidsvoorziening en de Bezwaarschriftencommissie vertegenwoordigd. De Commissie wordt betrokken bij de beleidsadvisering over de lokale bijstandsverlening en aanverwante regelingen. De invoering van de verantwoordingsplicht van artikel 118 per 1 juli 1998 is voor Heimond aanleiding geweest om de participatie nader te beschouwen. Dit heeft medio 1999 geresulteerd in een Startnotitie waarin meerdere vormen van cliëntenparticipatie -zoals een cliëntenraad of een adviesraad- worden belicht. De notitie voorziet voor de verdere procedure in het horen van diverse instanties en vertegenwoordigers van de doelgroep, waarna de Raad de toekomstige vorm van cliëntenparticipatie kiest, die daarna verder wordt ingevuld wat betreft bemensing, secretariaat, vergoedingen, deskundigheidsbevordering en dergelijke. Inmiddels zijn er de ontwikkelingen met betrekking tot de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI); er zal vorm gegeven dienen te worden aan cliëntenparticipatie in het kader van het CWI. Ook de cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de VVVG heeft de aandacht. Redenen om met betrekking tot de Abw c.a. even pas op de plaats te maken. De noodzaak tot onmiddellijke verandering is er ook niet: de huidige vorm van cliëntenparticipatie middels de Commissie Beleid Sociale Zaken kan in eik geval voorshands nog worden gehandhaafd. Actie 2002 Indien de ontwikkelingen met betrekking tot cliëntenparticipatie in het kader van het CWI en bij de uitvoering van de VVVG daartoe aanleiding geven, wordt de cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Abw c.a. herbeoordeeld. Beleidsplan Abw 2002 23 HOOFDSTUK 7 VOORLICHTING Artikel 1 1 9 Abw geeft aan dat B&W zorgdragen voor doeltreffende voorlichting over de verlening van bijstand. Met het Voorlichtingsplan van de Dienst Algemeen Welzijn van juli 1998 is de basis gelegd voor goed gestructureerde voorlichting binnen Heimond. Het plan betreft de voorlichting over de Algemene bijstandswet en over'aanverwante' regelingen zoals het Participatiefonds. Het Heimondse beleid, bijvoorbeeld inzake de bijzondere bijstand en de uitstroom, krijgt de nodige aandacht. Het plan beoogt door actieve voorlichting zoveel mogelijk bekendheid te geven aan de voorzieningen, en het niet-gebruik terug te dringen. Dit zowel door mondelinge voorlichting (zoals bijvoorbeeld het organiseren van bijeenkomsten) als door voorlichting schriftelijk en via de media. Als doelgroepen -zonder dat de voorlichting tot hen wordt beperkt- worden aangegeven alleenstaande ouders, ouderen, allochtonen, en gehandicapten. Zij worden rechtstreeks en via intermediairs benaderd. Het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma formuleert als doelstelling onder andere het vergroten van de bekendheid met voorzieningen ter bestrijding van armoede en schuldhulpverlening. Huidige situatie. De afgelopen jaren is er, op basis van het Voorlichtin gsplan, veel gedaan aan algemene voorlichting middels bijeenkomsten, informatiemateriaal en de pers. Ook in 2001 wordt de nodige voorlichting gegeven: - Bijeenkomsten Tot medio april zijn er 6 bijeenkomsten geweest waar voorlichting is gegeven in samenwerking met of aan intermediairs. In totaal zullen in 2001 zo'n 15 bijeenkomsten worden georganiseerd. Voor de ouderen zijn er in voorgaande jaren in alle Heimondse wijken bijeenkomsten georganiseerd in samenwerking met de Samenwerkende Ouderenorganisaties Heimond (SOOH). In 2001 worden, samen met de SWOH en allochtonenorganisaties, een 5-tal bijeenkomsten voor allochtone ouderen georganiseerd. Op de Dag van de Mantelzorg wordt samen met de SWOH en andere gemeentelijke diensten een workshop gehouden. Ten behoeve van herintredende vrouwen (veelal alleenstaande ouders) wordt viermaal per jaar voorlichting gegeven op het ROC ter Aa; eenzelfde aantal bijeenkomsten wordt gegeven bij het Buitenlands Vrouwencentrum. In 'De Bakkerij' en in de wijk Mierlo-Hout worden op afroep de algemeen maatschappelijk werkers in de wijk bezocht voor voorlichting en het maken van werkafspraken. - lnformatiemateriaal. ¿ Er zijn folders over Algemene bijstand, Bijzondere bijstand, het Participatiefonds, de Budgetwinkel en het Fraudebeleid. Verder is er de 'Wegwijzer Sociale Zaken', waarin klanten worden geïnformeerd over de gang van zaken in verband met een uitkering. De folders over de Bijzondere bijstand en het Participatiefonds zijn voorzien van een eenvoudige aanvraagbon. Ook over de Collectieve regeling vervoer ouderen ingaande 1 juni 2001 zal een folder met aanvraagbon worden verspreid. ¿ Algemene informatie, met een antwoordstrook waarmee meer informatie en een huisbezoek kunnen worden verzocht, is er voor de huiskranten van Ameideflat en Zorgcentrum Alphonsus (waarin het elke 3 maanden wordt opgenomen), voor de Beleidsplan Abw 2002 24 organisatie 75+ van de SWOH, en voor het informatiepakket voor nieuwe bewoners van de Stichting Area. Voor de klanten van DAW is een lnformatiemap ontworpen met folders, inlichtingenformulieren en de nieuwe wijzigingsformulieren. De mappen zullen worden verspreid rond 1 september 2001, als de wijzigingsformulieren -die slechts hoeven te worden ingeleverd als er wijzigingen zijn- de inkomstenbriefjes -die nu nog elke maand moeten worden ingeleverd- zullen vervangen. - De media. Nieuwe ontwikkelingen worden, aan de hand van persberichten, steeds onder de aandacht gebracht van de lokale en regionale pers. In 2001 zal dit in eik geval nog betreffen: de nieuwe wijzigingsformulieren, het Inlichtingenbureau, en de nieuwe werkwijze van 'maatwerk over en weer' en 'actieve individuele benadering'. Verder worden steeds alle gevallen van geconstateerde fraude gepubliceerd. Nieuw is ook dat Sociale Zaken vanaf 1 mei 2001 spreekuur houdt in verzorgingshuis Keijserinnedael. Actie 2002 - Voorlichtingsbijeenkomsten. Gestreefd wordt naar opnieuw een 15-tal bijeenkomsten, bij voorkeur samen met intermediairs. In dit verband kunnen in eik geval al de SWOH, ROC ter Aa, het Buitenlands Vrouwencentrum en de maatschappelijk werkers in de wijk worden genoemd; de afspraken met hen hebben een meer structureel karakter. - lnformatiemateriaal. Verbetering van de gebruiksvriendelijkheid van de diverse formulieren blijft steeds een aandachtspunt. - De nieuwe werkwijze van 'maatwerk over en weer' en 'actieve individuele benadering'. In het hoofdstuk'lnkomensondersteuning'kwam al aan de orde dat ook wordt ingezet op een actieve individuele benadering van degenen die (mogelijk) voor een of meer voorzieningen in aanmerking komen, middels huisbezoeken en spreekuren in verzorgings- en verpleeghuizen en woonzorgcentra. Aan de nieuwe werkwijze, die uiterlijk 1 januari 2002 volledig operationeel dient te zijn en in 2002 circa 975 huishoudens betreft, zal ook de nodige bekendheid worden gegeven door algemene voorlichting. Beleidsplan Abw 2002 25 HOOFDSTUK 8 FINANCIËN Alle inkomsten en uitgaven van bestaand en nieuw beleid, binnen het bereik van dit Beleidsplan, worden opgenomen in de begroting 2002. De afgelopen jaren is er, voor wat betreft het budget bijzondere bijstand, sprake geweest van onderbesteding. Over 1999 bedroeg deze circa fl1.000.000 (E 453.780,22) en over 2000 circa fl960.000 (E 435.629,01). Het is daarom verantwoord geacht om ten laste van dit budget nieuw beleid te formuleren. Belangrijke voorwaarde is dat dit niet leidt tot overschrijding. Het nieuwe beleid zoals opgenomen in dit Beleidsplan Abw 2002 (en wel in hoofdstuk 4, lnkomensondersteuning) betreft: > Het Armoedebeleid. Het gaat hier om de nieuwe werkwijze van 'maatwerk over en weer' en 'actieve individuele benadering'. De structurele kosten' hiervoor worden geraamd op: ¿ Extra tijdsbeslag (huisbezoeken, spreekuren en extra aanvragen) voor 2920 huishoudens = 11.990 uur. Verspreid over 3 jaar is dit (afgerond) 4000 uur per jaar = 3 fte. Door uitgekiend ICT-gebruik en herschikking van formatie kan hiervan 113 worden terugverdiend. Derhalve: 2 fte niveau 7 = fl150.000 (E 68.067,03) ¿ Onderhoud hard- en software 12.500(E 5.672,25) e Extra toekenningen voor 2920 huishoudens: 1 1 00. Verspreid over 3 jaar is dit (afgerond) 367 x gemiddeld fl1.000 per extra toekenning 367.000 (E 166.537,34)+ Totaal fl529.500 (E 240.276,62) > De collectieve regeling vervoer ouderen Datum inwerkingtreding is 1 juni 2001. De structurele kosten worden geraamd op: ¿ Er wordt van uitgegaan dat 75% van de totale doelgroep van 1226 personen een beroep op de regeling doet, en gemiddeld per persoon 75% van de maximumbijdrage van fl350 wordt benut. Derhalve: 920 personen x fl262,50 fl241.500 (E 109.587,92) ¿ Uitvoeringskosten 6.000 (E 2.722.68)+ Totaal fl247.500 (E 112.310,60) De totale structurele kosten van het nieuwe Armoedebeleid en de Collectieve regeling vervoer ouderen bedragen derhalve fl529.500 + fl247.500 = fl777.000 (E 352.587,23) per jaar. Zoals opgemerkt mag het budget bijzondere bijstand niet worden overschreden. Met het oog daarop worden de uitgaven van het nieuwe beleid op de voet gevolgd en wordt zonodig bijgestuurd. Het budget zal ook leidend zijn bij een eventuele herziening (met als gevolg hogere uitgaven) van de Collectieve regeling vervoer ouderen (en het Participatiefonds) en de Regeling warme maaltijdvoorziening. 1 De incidentele kosten van invoering van zowel het nieuwe Armoedebeleid als de Collectieve regeling vervoer ouderen kunnen ten laste van het budget voor 2001 worden gebracht. Deze kosten worden voor het Armoedebeleid geraamd op fll 75.000 (E 79.411,54; fll 00.000 voor aanschaf hard- en software en fl75.000 voor opleiding medewerkers en diverse voorzieningen), en voor de Collectieve regeling op fll 8.000(E 8.168,04; voor aanschrijvingen en pasjes). Beleidsplan Abw 2002 26 LIJST VAN ACTIEPUNTEN Onderstaand een overzicht van de beleidsvoornemens voor 2002 (in de hoofdstukken vermeld onder'Actie 2002'). Hoofdstuk 3 Werk en socictie activering Blz. Uitstroomtaakstelling: een reductie van het cliëntenbestand met 1 00 cliënten 1 1 lntensivering beleid 1 1 Uitvoeren Verordening Premiebeleid en lnkomensvrijlating 12 Optimaliseren van de dienstverlening 12 Hoofdstuk 4 Inkomensondersteuning Met de nieuwe werkwijze van "maatwerk over en weec' en "een actieve 18 individuele benadering" circa 975 huishoudens benaderen Evaluatie Participatiefonds 18 Evaluatie collectieve regeling vervoer ouderen 18 Regeling Warme maaltijdvoorziening (afhankelijk van bevindingen) herzien 18 Hoofdstuk 5 Handhaving Onderzoeken uitvoeren conform het Onderzoeksplan 20 Ontwikkeling risicoprofiel 21 Ondersteuning door Sociale Recherche (75 maal) 22 Zelfstandige onderzoeken Sociale Recherche (225 maal) 22 Participatie multidisciplinaire onderzoeken (5 maal) 22 Intensiveren samenwerking 22 Beleidsplan Abw 2002 27 Hoofdstuk 6 Cliëntenparticipatie Cliëntenparticipatie herbeoordelen (afhankelijk van ontwikkelingen met 23 betrekking tot cliëntenparticipatie in het kader van het CWI en de WVG) Hoofdstuk 7 Voorlichting Voorlichtingsbijeenkomsten (15 maal) 25 lnformatiemateriaal: verbetering gebruiksvriendelijkheid formulieren 25 Algemene voorlichting over de nieuwe werkwijze van "maatwerk over en 25 weer" en "actieve individuele benadering" Beleidsplan Abw 2002 28 Onderzoeksplan Abw, loaw en loaz Periode 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 DAW - onderzoeksplan 2002 -l- INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx2 1. INLEIDING xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx3 2 HET ONDERZOEK xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4 2.1 TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx4 2.2 DE WIJZE VAN ONDERZOEK 5 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 3. WETTELIJK VOORGESCHREVEN AANDACHTSPUNTEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx6 3.1 GEGEVENSVERSTREKKING EN BEWIJSSTUKKEN 6 3.2 INFORMATIEVERSTREKKING EN VERIFICATIE 6 3.3 HERONDERZOEK EN TIJDIGHEID 6 3.4 ONDERZOEK NAAR ARBEIDSMARKTPERSPECTIEF 7 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 3.5 GEGEVENSUITWISSELRNG MET DERDEN (O.A. ARBVO) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx7 3.6 FNFORMATIEPLICHT .........8 3.7 SAMENWERKING MET DERDEN ORGANISATIES 8 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 4. CATEGORIEEN VAN UITKERINGSGERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 ALGEMEEN 9 4.2 CATEGORIE ABW, IOAW EN IOAZ GERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 4.2.1 Werkloze werknemers met kortdurend recht« ]jaar) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx9 4.2.2. Oudere werkloze werknemers 1 1 4.2.3. Cliënten met een administratieve maatregel xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx .............................. 1 1 4.2.4@ Werkloze werknemers met langdurend recht (> ]jaar) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 12 4.2.5. Alleenstaande ouders met kinderenjonger dan 5jaar xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 13 4.2.6. Personen in inrichtingen xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 13 4.2.7. 65-Plussers 14 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 4.2.8. Overige A bw-gerechtigden., xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 14 4.3. CATEGORIE IOAW / IOAZ GERECHTIGDEN 1 5 4.4. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN 1 5 5. CATEGORIEEN VAN VORDERINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 1 7 6 ONDERHOUDSVERHAAL xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 18 7. ONDERZOEKSPLAN BEflINDIGINGEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 19 8. SAMENVATTING ONDERZOEKSPLAN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 8.1. CATEGORIE ABW-GEPECHTIGDEN 20 8. I. 1. Werkloze werknemers met kortdurend recht « I jaar) xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 8.1.2. Oudere werkloze werknemers xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 8.1,3. Werkloze werknemers met een administratieve maatregel xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 20 8.1.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> ]jaar) ................................................. ............. 20 8.1.5. Alleenstaande ouders met kinderenjonger dan 5jaar xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21 8.1.6. Personen in inrichtingen ..................... .................................... xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21 8.1.7. 65-Plussers 21 8.1.8. Overige A bw-gerechtigden ..................................... xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21 8.2. CATEGORIE IOAW / IOAZ GERECHTIGDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 21 8.3. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN 21 8.4. CATEGORIE2N VAN VORDERINGEN 21 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 8.5. ONDERHOUDSVERHAAL 22 xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 8.6. ONDERZOEKSPLAN BERINDIGINGEN 22 9. TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 23 DAW - onderzoeksplan 2002 -2- 1. INLEIDING In de Algemene bijstandswet (Abw), lnkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (loaw) en lnkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (toaz), is de (her)onderzoeksverplichting opgenomen. Nadere regels met betrekking tot de onderzoekstermijnen zijn vervolgens gesteld in het ministerieel besluit "Regeling administratieve uitvoeringsvoorschriften Abw, loaw en loaz" (Rau). Dit onderzoeksplan, als bedoeld in artikel 2 lid 2 Rau, maakt integraal onderdeel uit van het Beleidsplan Abw, toaw en loaz 2002. Als algemene regel geldt voor heronderzoeken een termijn van 8 maanden, voor beëindigingonderzoeken 6 maanden, en voor debiteurenonderzoeken 12 maanden. Met betrekking tot de heronderzoeken en debiteurenonderzoeken kunnen burgemeester en wethouders van de voorgeschreven termijnen afwijken indien zij een heronderzoekplan vaststellen, dat tenminste omvat: a. de criteria op grond waarvan een differentiatie zal plaatsvinden naar de - categorieën van uitkeringsgerechtigden - te onderzoeken gegevens en omstandigheden en - onderzoekstermijnen; b. de onderscheiden termijnen die gehanteerd worden; C. de termijn niet meer bedraagt dan 18 maanden; d. de globale groepskenmerken van de categorieën uitkeringsgerechtigden waarop de onderscheiden termijnen betrekking hebben; e. de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het verrichten van de onderzoeken. Met het onderhavige plan beogen burgemeester en wethouders een hogere doelmatigheid van heronderzoeken te bereiken. Op grond van eigen criteria en afgestemd op specifieke lokale omstandigheden van uitkeringspopulatie, onderkende risicofactoren en dergelijke, kan op planmatige wijze invulling worden gegeven aan de uitvoering van de heronderzoekverplichting. Essentie is, dat burgemeester en wethouders zelf vaststellen voor welke situaties zij welke termijnen voor heronderzoeken hanteren en op welke wijze deze onderzoeken worden uitgevoerd. Door wijziging van artikel 2 lid 2 Rau hoeft niet jaarlijks het onderzoeksplan opnieuw door de Raad vastgesteld te worden. Hierna wordt eerst aandacht besteed aan te onderzoeken gegevens en omstandigheden, en de wijze van onderzoek (paragraaf 2). Er zijn een aantal wettelijk voorgeschreven aandachtspunten die samengevoegd extra opgenomen zijn in paragraaf 3. Daarna komen de te onderscheiden cliëntengroepen aan de orde (paragraaf 4). Vervolgens wordt ingegaan op het debiteurenonderzoek, de onderzoeken onderhoudsverhaal en de beëindigingonderzoeken (paragraaf 5 tot en met 7). Tenslotte volgt een samenvatting van het plan (paragraaf 8). DAW - onderzoeksplan 2002 -3- 2 HET ONDERZOEK 2.1 TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN In het plan worden de te onderzoeken gegevens en omstandigheden naar categorie aangegeven en wordt onderscheid gemaakt tussen de beoordeling van de rechtmatigheid en de beoordeling van de doelmatigheid van de uitkering. De beoordeling van de rechtmatigheid heeft betrekking op de formele vereisten voor de toegang tot het recht op uitkering en de beoordeling van het materiële recht (middelentoets) op uitkering. Bij deze beoordeling gelden vooral uitgangspunten van fraudepreventie en fraudebestrijdingbeleid. Bij de beoordeling van de doelmatigheid gaat het met name om de controle op de naleving van aan uitkering verbonden verplichtingen (arbeidsmarkttoeleiding) en op de aan bijstand verbonden specifieke voorwaarden. Bij deze beoordeling gaat het vooral om uitgangspunten van uitstroombeleid en bijzonder bijstandsbeleid. Het heronderzoek is slechts een van de momenten, waarop het recht op bijstand wordt onderzocht. Het recht op uitkering wordt op verschillende momenten integraal (op rechtmatigheid en doelmatigheid) beoordeeld: A. - bij de eerste beoordeling (aanvraag); - bij de herbeoordeling (heronderzoek); - bij de beëindiging (beëindigingonderzoek). Tussen deze momenten vindt in een aantal gevallen tussentijds opnieuw een beoordeling op rechtmatigheid plaats: B. - naar aanleiding van wijziging van persoonlijke omstandigheden; - naar aanleiding van een verzoek om bijzondere bijstand; - naar aanleiding van bestandsvergelijking met Centraal Ziekenfonds; - naar aanleiding van bijzonder onderzoek. Daarnaast wordt in de meeste gevallen de rechtmatigheid periodiek onderzocht: C. - via het rechtmatigheidonderzoeksformulier (ROF); - naar aanleiding van bestandsvergelijking met Centraal Ziekenfonds; - naar aanleiding van overige meldingen van cliënten (werkloos werknemers) en derden. In voorkomende gevallen wordt de doelmatigheid nog op andere momenten onderzocht D. - naar aanleiding van kennisgevingen van de Basisdienstverlening (toekomstig Centrum voor Werk en Inkomen); - naar aanleiding van kennisgevingen van ingehuurde instellingen die uitstroomtrajecten en 1 of eventuele scholing van de cliënt verzorgen; - naar aanleiding van met de cliënt in dit verband gemaakte afspraken (administratieve maatregels). Bij de opzet van het onderzoeksplan is rekening gehouden met de mate waarin dergelijke beoordelingsmomenten zich in de uitkeringsperiode voordoen, de doelmatigheid van uitvoering in relatie tot de frequentie en intensiteit van controle. Hierna wordt tevens steeds onderscheid gemaakt tussen de toets op rechtmatigheid en doelmatig- heid. Waar sprake zal zijn van een integrale toets, wordt zowel een controle op rechtmatigheid als op doelmatigheid bedoeld, ]n bijlage 1 zijn de te onderzoeken gegevens en omstandigheden vermeld. DAW - onderzoeksplan 2002 -4- 2.2 DE WIJZE VAN ONDERZOEK De mate waarin en de frequentie waarmee rechtmatigheid en doelmatigheid - naast de in categorie A genoemde onderzoeken - wordt onderzocht, wordt bepaald door de individuele omstandigheden van de cliënt. Zo zal bijvoorbeeld het aanvullend onderzoek op rechtmatigheid (met name de materiële toets) afgestemd worden op het ingeleverde rechtmatigheidonderzoeksformulier. Met betrekking tot het onderzoeken van het voldoen aan de formele vereisten tot de toegang van het recht op bijstand en de middelentoets (rechtmatigheid), kan in een aantal situaties volstaan worden met een schriftelijk onderzoek en de verificatie van de door de cliënt aangedragen gegevens. Met betrekking tot het onderzoeken van het voldoen aan de aan de bijstand verbonden voorwaarden en verplichtingen is in de meeste gevallen een mondeling onderzoek noodzakelijk. In enkele gevallen kan de toets op het voldoen aan specifieke voorwaarden schriftelijk uitgevoerd worden. In het onderzoeksplan is bij het aangeven van de te onderzoeken gegevens en omstandigheden per categorie van het bovenstaande uitgegaan. In de loop van 2001 is gestart met een nieuwe wijze van verzending aan en verwerking van het ROF van de werkloze werknemers (cliënten DAW). In de nieuwe werkwijze vindt verzending en verwerking van een ROF alleen dan plaats wanneer er mutaties optreden bij de cliënten. De instroom van ROF's is daarbij vermindert van 2800 per maand naar ongeveer 600 per maand. Met het begrip langdurig werkloos werknemer worden die cliënten bedoeld die langer dan één jaar in een uitkeringssituatie verblijven en aangewezen zijn op loondienstverband. Er is nog steeds een zeer hoge vraag naar werknemers op de arbeidsmarkt als gevolg van de gunstige economische ontwikkelingen. De sluitende aanpak zoals die thans vanuit het ministerie geïnitieerd wordt gaat ook uit van langdurig werkloos bij meer dan één jaar in een uitkeringssituatie. DAW - onderzoeksplan 2002 -s- 3. WETTELIJK VOORGESCHREVEN AANDACHTSPUNTEN In het beleidsplan en of onderzoeksplan dienen een aantal onderwerpen verplicht beschreven te worden. Met ingang van het onderzoeksplan 2001 staan deze onderwerpen die direct betrekking hebben op aanvraag, mutatie, heronderzoek en beëindiging, samen in één overzichtelijke paragraaf. 3.1 GEGEVENSVERSTREKKING EN BEWIJSSTUKKEN In de gemeente wordt het casemanagement model gehanteerd waarbij de casemanager verantwoordelijk is voor een vast aantal cliënten. De aanvrager 1 cliënt moet diverse gegevens en bewijsstukken overleggen, die van belang zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. E.e.a. is in de gemeente geregeld door gebruikmaking van standaardformulieren bij aanvragen, mutaties, heronderzoeken en het rechtmatigheidonderzoeks- formulier (ROF). De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Indien dit niet het geval is zorgt de casemanager ervoor dat de aanvrager 1 cliënt benaderd wordt om de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren. De casemanager hanteert maximaal de wettelijk vastgestelde termijnen als tijdruimte voor het door de aanvrager 1 cliënt kunnen inleveren van de diverse gegevens en bewijsstukken. De (wettelijk) vereiste bewijsstukken worden opgenomen in het dossier van de desbetreffende cliënt. Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden. De casemanager krijgt naast de aanvraag 1 mutatie lijstwerk van de openstaande zaken, zijn cliëntenbestand betreffende, via de procesmanager. De casemanager hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen de aanvraag 1 mutatie afgewerkt dient te zijn. Door de procesmanager wordt wekelijks gecontroleerd of voldoende voortgang plaats vindt en of de aanvraag 1 mutatie tijdig worden afgewerkt. Tijdens de afwerking van de aanvraag 1 mutatie wordt door de casemanager aandacht besteed aan onder andere gegevensverstrekking, bewijsstukken, verificatie en uit eigener beweging verstrekte informatie. 3.2 INFORMATIEVERSTREKKING EN VERIFICATIE De door de aanvrager 1 cliënt verstrekte gegevens en bewijsstukken worden door de casemanager gecontroleerd op juistheid en volledigheid. Er vindt (o.a.) verificatie met het GBA plaats en de gegevens worden opgenomen in het persoonsdossier van de aanvrager 1 cliënt. De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Zijn de gegevens (vermoedelijk) onjuist en 1 of onvolledig, dan wordt de aanvrager 1 cliënt daarop benaderd om de juiste gegevens in te leveren en of aan te vullen. Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden. Verificatie en informatie bij derden instanties vindt plaats indien daartoe aanleiding bestaat en of indien het uit een verplichting van enigerlei regelgeving voortvloeit en of dit voor het kunnen vaststellen van het recht op uitkering van belang is. Middels de door de cliënt 1 aanvrager aangeleverde gegevens en verificatie van gegevens bij onder andere derden instanties wordt nagegaan of voldaan is aan de verplichting om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling is gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan. 3.3 HERONDERZOEK EN TIJDIGHEID Aanvraag 1 mutatie: De aanvrager krijgt bij het doen van de aanvraag 1 mutatie een set formulieren ter invulling uitgereikt. Na invulling wordt een afspraak met de intaker 1 casemanager gemaakt die de aanvraag in behandeling neemt respectievelijk tot wiens (vaste) cliëntenbestand de aanvrager behoort. De casemanager krijgt naast de aanvraag 1 mutatie lijstwerk van de door hem van zijn cliëntenbestand af te werken heronderzoeken en beëindigingen, via de procesmanager, aangereikt. De casemanager hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen aanvraag / mutatie afgewerkt dient te zijn zoals aangegeven in wettelijke bepalingen en het onderzoeksplan. DAW - onderzoeksplan 2002 -6- Heronderzoek: De heronderzoeken worden middels een administratief proces voorbereid zodat de casemanager een 'compleet onderzoek' aangeleverd krijgt. De casemanager krijgt naast de heronderzoeken lijstwerk van de door hem van zijn cliëntenbestand uit te voeren heronderzoeken, via de procesmanager, aangereikt. De casemanager hanteert bij de afwerking de termijnen waarbinnen het heronderzoek afgewerkt dient te zijn zoals aangegeven in wettelijke bepalingen en het onderzoeksplan. Bewaking termijnen Door de procesmanager wordt wekelijks gecontroleerd of voldoende voortgang plaats vindt en of de aanvragen, mutaties, heronderzoeken of beëindiging tijdig worden afgewerkt. Zonodig vindt besturing plaats. Tijdens de afwerking van de casussen wordt door de casemanager aandacht besteed aan onder andere gegevensverstrekking, bewijsstukken, verificatie en uit eigener beweging verstrekte informatie. 3.4 ONDERZOEK NAAR ARBEIDSMARKTPERSPECTIEF Op cliëntniveau vindt bemiddeling door Basisdienstverlening (toekomstig Centrum voor Werk en Inkomen) naar openstaande vacatures plaats. Bij aanvragers 1 cliënten die niet direct terug naar de arbeidsmarkt kunnen worden geleid, wordt via casemanagement de maatwerkmethode toegepast en een passend traject gezocht. De casemanager beoordeelt in samenwerking met een bemiddelaar van KLIQ of Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) wat voor de individuele cliënt de meest aangewezen weg is naar (reguliere) arbeid. De regiefunctie in dit proces tussen bemiddelaar en casemanager ligt bij de casemanager. De casemanager past daarbij de wettelijk toegestane mogelijkheden toe en draagt zorg dat termijnen gehandhaafd worden. Scholing en training kunnen onderdeel van het traject zijn. Werkervaring en begeleiding kan eventueel plaatsvinden via Wijkdienstencentrum, Kringloopwinkel, Vrijwilligerscentrale en Stichting Maatschappelijke Opvang. Loonkostensubsidie en Kinderopvang kunnen daarbij ondersteunend werken. Het doel is uitstroom naar regulier werk dat kan gaan via de weg van gesubsidieerd werk. Uitgangspunt is dat een ieder binnen zijn mogelijkheden een passend (niet vrijblijvend) aanbod wordt gedaan. Voor fase 2 en 3 wordt gestreefd naar een blijvende sluitende aanpak en getracht wordt ook voor fase 4 tot een sluitende aanpak te komen. Onderzoek naar arbeidsmarktperspectief vindt in beginsel bij eik regulier heronderzoek plaats. Indien de situatie van de cliënt daartoe aanleiding geeft, gelet op bijvoorbeeld activiteiten van de cliënt, leeftijd o.i.d., vindt een tussentijds deelonderzoek afwijkend van het onderzoeksplan plaats specifiek gericht op arbeidsmarktperspectief. 3.5 GEGEVENSUITWISSELING MET DERDEN (O.A. KLIQ) Gegevensuitwisseling met derden instanties (zoals KLIQ, STAP en uvi's) wordt uitgevoerd op zowel cliëntniveau als op managementniveau. Gegevensuitwisseling wordt zowel schriftelijk als digitaal uitgevoerd. Per kwartaal wordt middels het door KLIQ en STAP aangeleverde kwartaalverslag overleg gevoerd en vindt zonodig besturing en nader werkoverleg plaats. Periodiek wordt overleg gevoerd over het aantal gerealiseerde trajecten, kwaliteit van de daartoe strekkende bemiddelingsplannen en worden zonodig nadere werkafspraken gemaakt. Door STAP respectievelijk KLIQ worden reïntegratie trajecten gericht op uitstroom van (langdurig) werklozen (fase 2, 3 en 4) uitgevoerd. De trajecten worden ingezet voor, in beginsel, alle werkloze werknemers, waaronder (zeer) langdurig werklozen, die worden teruggeleid naar de (reguliere) arbeidsmarkt. Die weg kan gaan via vrijwilligerswerk, werkervaringsplaatsen en gesubsidieerde arbeid. Jaarlijks wordt daartoe een contract afgesloten met de afzonderlijke aanbidders 1 uitvoerders waarin onder andere de taakstelling is opgenomen. In het kader van de uitvoering wordt regelmatig overleg gevoerd en vindt gegevens uitwisseling plaats, zowel schriftelijk als digitaal. DAW - onderzoeksplan 2002 -7- De Stichting Arbeidsplaatsen (STAP) voert in opdracht van de gemeente de Wiw uit. Tussen STAP en de Uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI's) zijn overeenkomsten alsmede schriftelijk procedures en afspraken vastgelegd, ten aanzien van Wiw plaatsen voor UVI-gerechtigden. Gegevensuitwisseling maakt integraal deel uit van de gemaakte procedures en afspraken. Informatie derden instanties Verificatie en informatie bij derden instanties vindt plaats indien daartoe aanleiding bestaat en of indien het uit een verplichting van enigerlei regelgeving voortvloeit en of dit voor het kunnen vaststellen van het recht op uitkering van belang is. Middels de door de cliënt 1 aanvrager aangeleverde gegevens en verificatie van gegevens bij onder andere derden instanties wordt nagegaan of voldaan is aan de verplichting om op verzoek of uit eigen beweging onverwijld mededeling is gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan. 3.6 INFORMATIEPLICHT De aanvrager 1 cliënt moet diverse gegevens en bewijsstukken overleggen, die van belang zijn voor de beoordeling van het recht op bijstand. E.e.a. is in de gemeente geregeld door gebruikmaking van standaardformulieren bij aanvragen, mutaties, heronderzoeken en het rechtmatigheidonderzoeksformulier (ROF). De casemanager controleert steeds of de gevraagde gegevens beschikbaar zijn. Indien dit niet het geval is zorgt de casemanager ervoor dat de aanvrager 1 cliënt benaderd wordt om de ontbrekende gegevens alsnog aan te leveren. De casemanager hanteert maximaal de wettelijk vastgestelde termijnen als tijdruimte voor het door de aanvrager 1 cliënt kunnen inleveren van de diverse gegevens en bewijsstukken. Bij het in gebreke blijven van de aanvrager 1 cliënt wordt de zaak afgehandeld met gebruikmaking van de daartoe bestaande wettelijke mogelijkheden. Indien daartoe aanleiding bestaat wordt door de casemanager derden instanties benaderd om nader onderzoek te doen of de cliënt ook alle feiten en omstandigheden die van invloed kunnen zijn op zijn recht op bijstand. Daarbij kan de Sociale Recherche ondersteuning bieden dan wel het onderzoek geheel of gedeeltelijk overnemen. 3.7 SAMENWERKING MET DERDEN ORGANISATIES Door de gemeente wordt naast KLIO en LISV met diverse andere organisaties samengewerkt om de inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces te bevorderen. Daartoe worden trajecten ingekocht variërend van trajecten voor fase 2 tot fase 4 en van vrijwilligerswerk tot dagopvang. Bij dagopvang is er sprake van cliënten met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt waar regelmaat en het opdoen van werkervaring voorop staat. In hoofdstuk 3 'Werk en Sociale activering' van het Beleidsplan is nader uitgewerkt met welke instanties contracten worden en zijn gesloten en waarmee wordt samengewerkt in het kader van uitstroomgerichte activiteiten. In hoofdstuk 3, Werk en Sociale Activering, zijn de contractanten en de stand van zaken opgenomen voor het onderdeel samenwerking met derden organisaties. DAW - onderzoeksplan 2002 4. CATEGORIEEN VAN UITKERINGSGERECHTIGDEN ALGEMEEN Op basis van de bestaande wetgeving wordt in dit plan onderscheid gemaakt in de volgende categorieën van werkloze werknemers (uitkeringsgerechtigden), te weten: 4.1. categorie Abw -gerechtigden; 4.1.1. werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar); 4.1.2. oudere werkloze werknemers (50 jaar en ouder); 4.1.3. werkloze werknemers met een administratieve maatregel; 4.1.4. werkloze werknemers met langdurend recht (> 1 jaar); 4.1.5. éénoudergezinnen met kinderen jonger dan 5 jaar; 4.1.6. personen in inrichtingen; 4.1.7. 65-plussers; 4.1.8. overige Abw - gerechtigden; 4.2. categorie loaw 1 loaz - gerechtigden; 4.3. categorie Bbz - gerechtigden. De nadruk in de werkzaamheden binnen de sociale dienst is verschoven van het verstrekken van een uitkering naar beperking van de instroom en op uitstroom gerichte activiteiten. De uitkering dient (in beginsel) slechts ter overbrugging naar (regulier) werk. Slechts een beperkt aantal groepen zal voor langere duur op een uitkering aangewezen zijn. Hierbij kan o.a. gedacht worden aan alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar. Bij de keuze voor categorieën wordt voornamelijk aangesloten op uitgangspunten van uitstroombeleid. Daarbij hebben zowel de negatieve (sanctionering) als positieve (cliëntgebonden op uitstroom gerichte plannen ) instrumenten gefungeerd als onderlegger voor een belangrijk deel van dit onderzoeksplan. Door het verschuiven van de termijn van het integraal heronderzoek, daar waar dit doelmatig is, en het hanteren van andere wijzen van onderzoek, wordt bereikt dat bepaalde groepen werkloze werknemers (uitkeringsgerechtigden) meer frequent aan onderzoek worden onderworpen, met name gericht op uitstroom. Voorts zal voor alle categorieën werkloze werknemers (ook voor de niet in dit plan genoemde) een meer doelmatige wijze van integraal heronderzoek worden ingevoerd. Daarbij zal het onderzoek in eerste instantie schriftelijk geschieden, aan de hand van een heronderzoekformulier, dat ingevuld en ondertekent geretourneerd dient te worden. Na ontvangst van dit formulier wordt de werkloze werknemer voor een gesprek uitgenodigd (tenzij het plan voorziet in een andere wijze van onderzoek). Zodoende kan het heronderzoekgesprek beter voorbereid worden en meer gericht plaatsvinden. In de volgende paragrafen wordt voor iedere categorie de groepskenmerken, de te onderzoeken gegevens en de wijze en frequentie van onderzoek aangegeven. 4.2 CATEGORIE ABW, IOAW EN IOAZ GERECHTIGDEN 4.2.1 Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) Groepskenmerken Het gaat in deze categorie feitelijk om verschillende groepen werkloze werknemers, te weten: werklozen zonder Werkloosheidswet (WW) rechten, werklozen na hun maximale WW - periode en voormalig gehuwden 1 samenwonenden. De groep jongeren tot 23 jaar wordt gekenmerkt door de sluitende aanpak in het kader van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw). Daarnaast geeft de gemeente Heimond uitvoering aan de zogenaamde "sluitende aanpak" waarbij het uitgangspunt is dat voorkomen wordt er langdurig werklozen ontstaan c.q. voorkomen wordt dat het aantal langdurig werklozen toeneemt. De gemeente DAW - onderzoeksplan 2002 -9- ontwikkelt en effectueert beleid dat tot doel heeft dat uiteindelijk elke uitkeringsgerechtigde binnen een jaar na opname in de uitkering een aanbod krijgt voor werk of training 1 scholing. Bij die werkloze werknemers die minder dan één jaar bijstand ontvangen, behoeft de doelmatigheid van de uitkering - in verhouding tot overige categorieën werkloze werknemers - in hoge mate de aandacht om te voorkomen dat zij gaan behoren tot de groep langdurig werkloze werknemers. Door toenemende vraag naar arbeidskrachten als gevolg van gunstige economische ontwikkelingen dient hier actief en effectief op ingespeeld te worden. Werkloze werknemers die zonder werkkring geraken dienen zo snel mogelijk teruggeleid te worden naar die arbeidsmarkt. Bij de groep werkloze werknemers, die na een WW-periode van een half jaar bijstand aanvraagt, gaat het om werklozen met een beperkt arbeidsverleden (geen recht op vervolguitkering). Een groot deel van deze groep betreft jongere werknemers. Hen is het niet gelukt om binnen de WW-periode aan het werk te raken. Ook voor deze groep geldt dat zij vanaf het begin van de bijstandstermijn sterk gevolgd dienen te worden, met name op de doelmatigheid van uitkering. Bij de groep werklozen, die na een langere WW-periode bijstand aanvraagt, gaat het om werklozen met een langer arbeidsverleden en een daaraan gekoppelde langduriger werkervaring. In de huidige tijd van grote vraag naar arbeidskrachten blijkt dat er kennelijk beperkingen zijn waardoor deze werklozen (nog) niet teruggekeerd zijn op de arbeidsmarkt. Middels een actieve benadering moet worden voorkomen dat deze groep langdurig aangewezen raakt op bijstand. Het tweede doel van de actieve benadering is de beperking van de uitkeringsduur tot de minimaal noodzakelijke. Tenslotte blijven cliënten zich hierdoor bewust van de eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot het zelfstandig voorzien in hun levensonderhoud. Bij de voormalig gehuwden 1 samenwonenden (met kinderen van 5 jaar en ouder) zijn de kansen op het vinden van werk mede afhankelijk van hun scholing- en arbeidsverleden. In het kader van de sluitende aanpak dienen voormalig samenwonenden 1 gehuwden met kinderen ouder dan 5 jaar zich voor minimaal 20 uur per week beschikbaar te stellen en dezelfde doelgroep met kinderen tot 5 jaar kan op vrijwillige basis bemiddeld worden naar een (reguliere) werkkring. Voor diegenen die als arbeidsgehandicapte worden aangemerkt worden kan, om uitstroom te bevorderen, een aantal middelen via de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Rea) ingezet worden. Hierbij kan gedacht worden aan belastbaarheidsonderzoeken, integratieplannen, plaatsingsbudget of pakket op maat. De groep werkloze werknemers wordt ook gekenmerkt door de beleidsrichtlijnen omtrent de toepassing van het begrip 'passende arbeid'. Te onderzoeken gegevens Gegevens met betrekking tot het materiële recht op uitkering wordt volgens de nieuwe werkwijze niet maandelijks bij de cliënt opgevraagd. Hoewel de juiste werkwijze momenteel verder uitgewerkt wordt kan hier een globaal overzicht van de nieuwe werkwijze weergegeven worden. Alleen indien wijzigingen in de bij de afdeling Sociale Zaken bekende gegevens plaats vindt, dient cliënt een ROF in te vullen, te ondertekenen en in te leveren. Hier kan de vergelijking worden getrokken naar bijvoorbeeld kinderbijslag (AKW) waar een soortgelijke verificatiewijze wordt gehanteerd. De ROF's zullen met betrekking tot vraagstelling hierop worden aangepast. Het aantal handelingen wordt bij deze werkwijze aanmerkelijk vermindert en kan meer aandacht besteed worden aan onder andere uitstroom en het heronderzoek. Punt van aandacht is onder andere hoe verder aandacht is voor controle op het voldoen aan de arbeidsvoorwaarden. Onderzocht wordt of de werkwijze met betrekking tot de periodieke heronderzoeken als gevolg hiervan gewijzigd dient te worden. Middels een periodiek mondeling heronderzoek het recht op uitkering integraal beoordeeld. Wi*ze van onderzoek en termijnen Door de combinatie van (gericht) periodiek onderzoek op zowel uitstroom als voldoen aan de overige verplichtingen kan de ontwikkeling in de uitkeringssituatie goed gevolgd worden. Middels de sluitende aanpak dient vanaf het moment van opname in de uitkering, met name ten aanzien van fase 2, 3 en 4, de activiteiten gericht te zijn op uitstroom. Het eigen initiatief van de werkloos werknemer kan daarbij uitgangspunt zijn middels de werkloos werknemer vanaf opname gevolgd wordt. materiële toets schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier, DAW - onderzoeksplan 2002 -1 o- doelmatigheidstoets: schriftelijk, 1 x per 6 maanden via heronderzoekformulier, eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 4.2.2. Oudere werkloze werknemers Groepskenmerken Bij deze categorie werd voorheen onderscheid gemaakt in twee subgroepen: a. werklozen van 50 tot 57,5 jaar en langer dan 1 jaar werkloos; b. werklozen van 57,5 jaar en ouder, aan wie vrijstelling is verleend van de arbeidsverplichtin- gen. Er is een sterke vraag naar arbeidskrachten op de huidige arbeidsmarkt. De huidige arbeidsmarkt kent meer vraag dan aanbod afhankelijk van de verschillende beroepsgroepen. Het ligt derhalve niet meer in de li n om deze groepen werkloze werknemers niet te laten deelnemen in het arbeidsproces. Met de categorie van 50 tot 57,5 jaar is afhankelijk van de beroepsgroep en arbeidsmarktsituatie niet altijd even stringent omgegaan. Voor de categorie van 57,5 jaar en ouder is een categoriale ontheffing van toepassing. De laatst genoemde groep dient echter per 1 mei 1999 (circulaire Szw) wel ingeschreven te zijn bij Arbeidsvoorziening, passende arbeid te aanvaarden en na te laten wat arbeidsinschakeling belemmert. Gelet op de ontwikkelingen op de huidige arbeidsmarkt is een actievere opstelling van de genoemde werkloze werknemer aangewezen. Door deze Dienst dient met uitstroomgerichte activiteiten hierop ingespeeld te worden. De versoepeling van de controlevoorschriften met betrekking tot de onder b. genoemde groep die sedert 1985 gehanteerd werd zal dan ook wijziging ondergaan. Het ligt dan ook niet meer in de lijn om de groep van 50 tot en met 57,5 jaar nog afzonderlijk te benoemen. Laatstgenoemde doelgroep valt bij ontstaan werkloosheid in beginsel onder de sluitende aanpak en dient zo spoedig mogelijk teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt. Te onderzoeken ge. gevens Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is, ook voor zover het de arbeidsvoorwaarden betreft, aan de orde en dient dan ook te worden meegenomen in een integrale herbeoordeling. De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)' waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. Wiize van onderzoek en termi@nen materiële toets schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; integrale toets mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekformulier. 4.2.3. Cliënten met een administratieve maatregel Groepskenmerken Bedoeld zijn werkloze werknemers, waarvoor een administratieve maatregel is getroffen ex art. 14 lid 2 (a) Abw. Voor deze categorie geldt dat de arbeidsinpassing wordt gestimuleerd door middel van het treffen van een administratieve maatregel op de uitkering. Toetsing aan de uitkeringsverplichtingen heeft voor hen reeds een maatregel opgeleverd. Hertoetsing dient gericht te zijn op: a. het bezien van voortzetting van een maatregel, indien de eerste maatregel niet het beoogde effect heeft gesorteerd; b. het bezien van herbeoordeling van de getroffen maatregel, indien gewijzigde omstandigheden tijdens de periode van de maatregel daarvoor aanleiding geven. Voortzetting dient acuut na verloop van de termijn van de maatregel bezien te worden. Herbeoordeling is doorgaans slechts bij langere perioden aan de orde. DAW - onderzoeksplan 2002 -li- Te onderzoeken gegevens Als is gekozen voor dit uitstroominstrument, zal meer nauwgezet het effect daarvan moeten worden gemeten. Daarbij is sprake van een toets op de doelmatigheid van voortzetting van de uitkering. Wi4ze van onderzoek en termijnen Als in dit kader de doelmatigheid met hoge regelmaat wordt getoetst, kan integrale beoordeling op een aansluitende termijn plaatsvinden. Beoordeling vindt zodoende vier maal per jaar plaats, waarvan eenmaal integraal. De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloos werknemers met kortdurend recht « 1 jaar)' waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; doelmatigheidstoets: mondeling, bij maatregel met een maximum van 3 maanden, via heronderzoekformulier; integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoek- formulier. 4.2.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> 1 jaar) Groepskenmerken Onder deze groep worden gerekend die personen, die langer dan één jaar voor hun levensonderhoud zijn aangewezen op een uitkering krachtens de Abw en aan wie de arbeidsverplichtingen zijn opgelegd, en die niet behoren tot categorieën onder 3.1.2. en 3.1.3. Hierbij gaat het om langdurig werkloze werknemers, die in principe zijn aangewezen op bemiddeling en begeleiding en die niet behoren tot de groep oudere werklozen. Met name gaat het hier om werkloze werknemers, die veelal niet op eigen kracht werk zullen vinden, dan wel aangewezen zijn op scholing of gesubsidieerde arbeid. Ook kan sprake zijn van een gebrek aan motivatie waarbij het treffen van een administratieve maatregel niet (onmiddellijk) als een doeltreffend instrument wordt beoordeeld. Een werkloze werknemer kan ook gedemotiveerd zijn geraakt door verscheidene negatieve ervaringen bij zijn pogingen aan het werk te raken. In die situatie zal een administratieve maatregel de motivering wellicht minder snel bevorderen en zal gezocht moeten worden naar andere instrumenten om de werkloze werknemer opnieuw te motiveren (activering). Gebrek aan motivatie kan leiden tot een administratieve maatregel, met name in die gevallen, waarbij dit gebrek wordt ingegeven door'tevredenheid' met de uitkeringssituatie, waarbij de werkloze werknemer in het geheel niet bereid is mee te werken aan een trajectpian. In dit laatste geval wordt cliënt overgeheveld naar de categorie "Werklozen met een administratieve maatregel". Te onderzoeken gegevens Voor deze groep heeft het onderzoek een specifiek karakter: ten aanzien van de doelmatigheid wordt met name getoetst op de bereidheid mee te werken aan activiteiten gericht op uitstroom. Zo spoedig mogelijk zullen immers concrete afspraken met betrekking tot uitstroomactiviteiten nagestreefd worden. Het gemotiveerd blijven van de werkloos werknemer is in deze periode het voornaamste, zo niet enig, doel. De uitstroomgerichte activiteiten vinden plaats in een tandemconstructie met die instantie waar de dienst is ingekocht, waarbij die instantie zorg draagt voor training, scholing, begeleiding en bemiddeling. De taak van Sociale Zaken heeft betrekking op activering, motivering, controle en regiefunctie. De rechtmatigheid wordt gecontroleerd via het rechtmatigheidonderzoeksformulier en het integrale heronderzoek. Wioze van onderzoek en termijnen Uitkeringsgerechtigden behoren tot de doelgroep van langdurig werkloze werknemers, die in principe zijn aangewezen op bemiddeling en begeleiding (bemiddelingsplan). Indien cliënt niet bereid is mee te DAW - onderzoeksplan 2002 -12- werken aan op uitstroom gerichte activiteiten worden maatregelen genomen, welke strikt afhankelijk zijn van de individuele omstandigheden van de werkloos werknemer (b.v. administratieve maatregel). De rechtmatigheidtoets van uitkering aan werkloze werknemers in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; doelmatigheidstoets: l x per 8 maanden schriftelijk, via heronderzoekformulier, eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 4.2.5. Alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar Groepskenmerken Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan de man of vrouw met een of meer kinderen die niet duurzaam een gezamenlijke huishouding voert met een andere persoon, als bedoeld in artikel 3 lid 2 Abw. Deze categorie zal meestal betrekking hebben op alleenstaande vrouwen met (een) kind(eren). De verzorgingsbehoefte van de kinderen is in hoge mate bepalend voor de mogelijkheden tot arbeidsinpassing van de verzorgende alleenstaande ouder, en is in sterke mate leeftijdsgebonden. In de Abw wordt een leeftijdsgrens gehanteerd bij 5 jaar. Hoewel deze groep (overeenkomstig huidig rijksbeleid) niet actief dient te solliciteren is het gewenst dat zij zich voorbereiden op een plaats op de arbeidsmarkt. Er dient een actief beleid gevoerd te worden om deze alleenstaande ouders zich bewust te laten worden van hun situatie en dat zij zich middels oriëntatie en bijvoorbeeld scholing, hun toekomstige kansen op de arbeidsmarkt aanmerkelijk kunnen vergroten. Die alleenstaande ouders die aangeven zich beschikbaar te stellen voor de arbeidsmarkt worden in de bestaande structuren gericht op uitstroom meegenomen. Te onderzoeken gegevens De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. Een integraal mondeling heronderzoek één maal per 16 tot maximaal 18 maanden is voldoende. De doelmatigheidstoets is voor deze groep, gelet op de persoonlijke omstandigheden, namelijk niet aan de orde. Wi@ze van onderzoek en termijnen materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18, via heronderzoekformulier. 4.2.6. Personen in inrichtingen Groepskenmerken Hier worden bedoeld personen, die verblijven in een inrichting, als bedoeld in artikel 1 lid d Abw, en waaraan bijstand wordt verleend ingevolge artikel 31 Abw. Bij verblijf in een inrichting ter verpleging of verzorging is doorgaans sprake van een statische situatie. In de persoonlijke omstandigheden zal, gedurende het verblijf in de inrichting, geen of nagenoeg geen wijziging optreden. Het vertrek uit de inrichting door de terugkeer naar de thuissituatie geeft de belanghebbende recht op een hogere algemene uitkering. Door dit belang wordt een dergelijke wijziging in nagenoeg alle gevallen uit eigen beweging en tijdig kenbaar gemaakt. Op dat moment vindt onderzoek plaats naar aanleiding van wijziging van de persoonlijke omstandigheden. Gedurende DAW - onderzoeksplan 2002 -13- de opname is frequent onderzoek, met betrekking tot de rechtmatigheid alsmede de doelmatigheid van de uitkering, niet noodzakelijk, resp. niet doelmatig. Te onderzoeken Gegevens Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens met een redelijke frequentie. Wi"ze van onderzoek en termi&nen Bepalend is daarbij de inschatting van de duur van de opname. In gevallen waarin dit niet op voorhand duidelijk is, vindt jaarlijks een integraal onderzoek plaats. Gelet op de persoonlijke omstandigheden is een mondeling heronderzoek niet doelmatig, zolang van verpleging of verzorging sprake is. Echter ten gevolge van gewijzigde financieringswijze binnen de Abw dient een dergelijk onderzoek wel tot de mogelijkheden te behoren. bij einde opname integrale toets : mondeling, via heronderzoekformulier; tijdens opname: l x per 12 maanden, via het heronderzoekformulier. 4.2.7. 65-Plussers Groepskenmerken Hier worden bedoeld personen, die een Abw-uitkering ontvangen en 65 jaar of ouder zijn. Ten aanzien van deze categorie is de zorgfunctie van groot belang (bijzondere bijstandsverlening). De ervaring geeft de noodzaak van een jaarlijks mondeling contact aan. Te onderzoeken gegevens Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens. De noodzaak van bijzondere bijstandsverlening wordt tevens bezien. Wiize van onderzoek en termionen Gelet op de persoonlijke omstandigheden is een mondeling heronderzoek één maal per 12 maanden in principe voldoende. De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 4.2.8. Overige Abw-gerechtigden Groepskenmerken Hier worden bedoeld de groep uitkeringsgerechtigden waarvan bij een eerder (her)onderzoek is vastgesteld, dat zij vooralsnog blijven aangewezen op een uitkering krachtens de Abw en die niet behoren tot de overige in dit onderzoeksplan genoemde categorieën uitkeringsgerechtigden. Deze uitkeringsgerechtigden zijn veelal ontheven van de arbeidsvoorwaarden zodat frequent onderzoek met betrekking tot de doelmatigheid van de uitkering om deze reden niet noodzakelijk is. Onderzoek met betrekking tot de rechtmatigheid kan plaatsvinden middels het bij wijzigingen in hun situatie in te leveren rechtmatigheidonderzoeksformulier. In voorkomende gevallen wordt individualiserend een aangepaste afwijkende heronderzoektermijn vastgesteld. Te onderzoeken gegevens Volstaan kan worden met een integrale herbeoordeling van alle voor de uitkering relevante gegevens met een redelijke frequentie. DAW - onderzoeksplan 2002 -14- De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd. Wiuze van onderzoek en Benen Bij ieder heronderzoek moet m.b.t. de arbeidsvoorwaarden een heroverweging plaatsvinden. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; - integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 4.3. CATEGORIE IOAW 1 IOAZ GERECHTIGDEN Groepskenmerken Bij deze groep gaat het om personen die aanspraak kunnen maken op een loaw 1 loaz-uitkering. Dit betreft personen, die vanwege leeftijd en 1 of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Het gaat hierbij dus om personen waarvoor, gelet op de persoonlijke omstandigheden en arbeidsmarktsituatie, de arbeidinpassingsmogelijkheden verminderd zijn. Door de vraag op de arbeidsmarkt dienen zoveel mogelijk potentiële arbeidskrachten ingezet te worden. De hier bedoelde doelgroep (o.a. vroeg gehandicapten en zij die jonger zijn dan 57,5 jaar) valt bij ontstaan werkloosheid in beginsel onder de sluitende aanpak en dient teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt. Voorzover het de groep 57,5 jaar en ouder betreft en zij dit op vrijwillige basis willen, dienen teruggeleid te worden naar de arbeidsmarkt. Voor diegenen die als arbeidsgehandicapte worden aangemerkt worden kan, om uitstroom te bevorderen, een aantal middelen via de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Rea) ingezet worden. Hierbij kan gedacht worden aan belastbaarheidsonderzoeken, integratieplannen, plaatsingsbudget of pakket op maat. Te onderzoeken gegevens De rechtmatigheidtoets van uitkering aan de uitkeringsgerechtigden in deze categorie wordt gewijzigd overeenkomstig de werkwijze in de categorie 'Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) waarbij alleen bij wijzigingen een rechtmatigheidonderzoeksformulier dient te worden ingeleverd, welk formulier tevens voldoende basis vormt voor de materiële toets. Eventuele inkomsten naast de uitkering hebben doorgaans een vast karakter en zullen normaliter 1 maal per jaar wijzigen. Frequente toets op rechtmatigheid is derhalve niet doelmatig. Afhankelijk van eventuele neveninkomsten kan de onderzoekstermijn gesteld worden op minimaal 12 maanden en maximaal 18 maanden. Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is gezien het voorgaande niet aan de orde. Volstaan kan worden met een integrale hercontrole op een redelijke termijn. Wiize van onderzoek en tenen materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; - integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 4.4. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN Groepskenmerken Bij deze groep gaat het om de uitkeringsgerechtigden, welke aanspraak kan maken op een Bbz- uitkering. Bij deze categorie gaat het om een zeer specifieke groep waarbij de heronderzoektermijn veelal afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de cliënt wordt vastgesteld. Te onderzoeken gegev ns Voor deze categorie geldt een vrijstelling van het inleveren van de inkomstenverklaring. De inkomsten naast de uitkering hebben doorgaans een sterk wisselend karakter en worden definitief vastgesteld aan de hand van de jaarstukken van de betreffende ondernemer. De onderzoekstermijn kan hieraan gekoppeld worden en vastgesteld op maximaal 12 maanden. Veelal vindt het onderzoek schriftelijk DAW - onderzoeksplan 2002 -15- met behulp van de jaarstukken plaats. In individuele gevallen wordt een afwijkende - maar steeds kortere - onderzoekstermijn gehanteerd. Specifieke controle op doelmatigheid van de uitkering is, voor zover het de arbeidsvoorwaarden betreft, niet aan de orde. Volstaan kan worden met een integrale hercontrole minimaal 1 maal per 12 maanden. Wiize van onderzoek en termi*nen integrale toets: mondeling, lx per 12 maanden, via heronderzoekformulier. DAW - onderzoeksplan 2002 -16- 5. CATEGORIEÜN VAN VORDERINGEN Wetteli*ke verplichting: Artikel 66 lid 7 Algemene bijstandswet verplicht Burgemeester en wethouders regelmatig heronderzoeken te doen naar debiteuren. Het lid is van toepassing op aflossings- en betalingsverplichtingen ingevolge (ten onrechte) verstrekte deciarabele bijstand (artikel 134 lid 1 onder a Abw). Ingevolge art. 4 Rau lid 1 geldt een heronderzoekfrequentie van 1 maal per jaar. Deze verplichting geldt op grond van het vijfde lid van artikel 4 Rau niet ten aanzien van vorderingen waarvan de betaling- en aflossingstermijn een periode van 5 jaar niet overschrijden, te rekenen vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste aflossing voldaan moet zijn. Voorwaarde hierbij is dat de betrokkene zijn verplichtingen blijft nakomen. Opschoonactie oninbare vorderingen: Inmiddels is de opschoonactie (periode 1 januari 1999 tot 1 januari 2001) afgerond welke tot doel had het opschonen van het debiteurenbestand van juridisch oninbare vorderingen. Alle debiteuren zijn in dit kader gecontroleerd. Hiervoor werd een afzonderlijke eindrapportage opgesteld. Onderzoeksplan 2002 Mede door het opgestelde debiteurenbeleid van de gemeente Heimond (inwerkingtreding 1-1 -1 999) is het noodzakelijk dat voor alle vorderingen de heronderzoeken 1 maal per jaar worden uitgevoerd naar draagkracht en de opgelegde terugbetalingsverplichting. In het geval de vordering binnen de gestelde termijn (3 of 5 jaar) geheel kan worden terugbetaald zal een draagkrachtonderzoek achterwege blijven. Er zal dan ook geen verdere differentiatie in periodiciteit worden aangebracht. Wel worden de volgende categorieën onderscheiden: a. Vorderingen op cliënten met een actieve uitkering: Door de afdeling Sociale Zaken worden deze vorderingen integraal meegenomen bij het reguliere heronderzoek, beëindigingsonderzoek of eventuele tussentijdse mutaties. b. Vorderingen van cliënten die geen uitkering meer ontvangen: Door de afdeling Juridische Zaken zal 1 x per jaar of tussentijds, indien daartoe aanleiding bestaat, een heronderzoek worden uitgevoerd. c. Vorderingen in het kader van de BZ1Bbz: Gelet op het specifieke karakter van deze vorderingen wordt de inhoudelijke herbeoordeling van alle vorderingen (ook ex-cliënten) uitgevoerd door de afdeling Sociale Zaken. Eventuele invorderingsactiviteiten worden verricht door de afdeling Juridische Zaken. d. Vorderingen die zijn uitbesteed aan de lnkasso-Unie: Bij stagnering van de terugbetalingsverplichtingen treedt een stringent invorderingstraject in werking met als sluitstuk uitbesteding van de vordering aan de lnkasso-Unie. Deze vorderingen krijgen automatisch extra aandacht. Gemiddeld l x per 2 maanden worden deze vorderingen door de afdeling JZ doorgenomen met de lnkasso-Unie, waarbij zowel de invorderingskwestie als een eventuele herbeoordeling onder de aandacht komt. Indien de invordering via lnkasso-Unie niet lukt, worden de vorderingen terug overgedragen en wordt bezien of er mogelijk beslag kan worden gelegd. DAW - onderzoeksplan 2002 -17- 6 ONDERHOUDSVERHAAL In geval sprake is van onderhoudsverhaal wordt aansluiting gezocht bij de heronderzoektermijn zoals deze is vastgesteld voor debiteuren die geen aanspraak meer maken op bijstand (lx per 12 maanden een schriftelijk heronderzoek). Waar nodig zal het onderzoek mondeling worden afgehandeld en als individualiserend zal de onderzoeksperiode worden verkort. Bij gewijzigde omstandigheden vindt een hernieuwde draagkrachtbeoordeling plaats. Op verzoek van de betrokken onderhoudsplichtige zullen diens omstandigheden tussentijds worden beoordeeld. DAW - onderzoeksplan 2002 -18- 7. ONDERZOEKSPLAN BEÜINDIGINGEN In de RAU is (per 1-1-2001) bepaald dat beëindigingonderzoeken binnen 6 maanden na de laatste maand waarin de betaling van de uitkering heeft plaatsgevonden (art. 3 RAU). Bij het onderzoek moet worden vastgesteld: is de uitkering in de voorliggende periode rechtmatig en correct uitbetaald; zijn er schulden en zo ja op welke wijze worden deze verrekend. Indien mogelijk wordt door de casemanager een aflossingsregeling opgesteld; is de blokkering- 1 beëindigingdatum correct. De opgegeven datum en reden moet worden geverifieerd. Indien aan deze voorwaarden wordt voldaan kan het beëindigingonderzoek worden afgesloten. DAW - onderzoeksplan 2002 -1 g- 8. SAMENVATTING ONDERZOEKSPLAN 8.1. CATEGORIE ABW-GERECHTIGDEN 8.1.1. Werkloze werknemers met kortdurend recht « 1 jaar) a. werkloze werknemers die korter dan 1 jaar een Abw-uitkering ontvangen en aan wie de arbeidsvoorwaarden zijn opgelegd (niet behorend tot 8.1.2. of 8.1.3.). materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; doelmatigheidstoets: schriftelijk, lx per 6 maanden via heronderzoekformulier, eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; integrale toets: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 8.1.2. Oudere werkloze werknemers a. werkloze werknemers van 50 jaar en ouder. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; integrale toets mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 8.1.3. Werkloze werknemers met een administratieve maatregel a. werkloze werknemers waarbij een administratieve maatregel is getroffen ex art. 14 lid (a) Abw, materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; doelmatigheidstoets: mondeling, bij maatregel met een maximum van 3 maanden, via heronderzoekformulier; integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 8.1.4. Werkloze werknemers met langdurend recht (> 1 jaar) a. werkloze werknemers aan wie de arbeidsvoorwaarden zijn opgelegd en die langer dan één jaar een Abw-uitkering ontvangen (niet behorend tot 7.1.2., 7.1.3.) materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; doelmatigheidstoets: l x per 8 maanden schriftelijk, via heronderzoekformulier, eventueel aangevuld met een mondeling onderzoek n.a.v. dit formulier; integrale toets: mondeling, lx per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. DAW - onderzoeksplan 2002 -20- 8.1.5. Alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar a. alleenstaande ouders, waarvan het jongste kind de leeftijd van 5 jaar nog niet heeft bereikt. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18, via heronderzoekformulier. 8.1.6. Personen in inrichtingen a. personen, die verkeren in een inrichting, als bedoeld in artikel 1 lid d Abw en waaraan bijstand wordt verleend ingevolge art 31 Abw. bij einde opname integrale toets mondeling, via heronderzoekformulier; tijdens opname: mondeling, l x per 12 maanden, via heronderzoek- formulier. 8.1.7. 65-Plussers a. personen, die een Abw-uitkering ontvangen en 65 jaar of ouder zijn. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; integrale toets: mondeling, lx per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 8.1.8. Overige Abw-gerechtigden a. de groep uitkeringsgerechtigden die een Abw-uitkering ontvangt en niet behorend tot een van de overige categorieën in dit plan. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; integrale toets: mondeling, l x per 16 tot 18 maanden, via heronderzoekfor- mulier. 8.2. CATEGORIE IOAW 1 IOAZ GERECHTIGDEN a. personen die aanspraak kunnen maken op een loaw 1 loaz-uitkering. materiële toets: schriftelijk, alleen indien zich wijzigingen hebben voorgedaan middels rechtmatigheidonderzoeksformulier; - integrale toets: mondeling, l x 16 tot 18 maanden, via heronderzoekformulier. 8.3. CATEGORIE BBZ-GERECHTIGDEN a. de uitkeringsgerechtigden, welke aanspraak kan maken op een Bbz-uitkering. - integrale toets: minimaal l x per 12 maanden, via heronderzoekformulier. 8.4. CATEGORIE9N VAN VORDERINGEN Voor alle vorderingen worden de heronderzoeken 1 maal per jaar worden uitgevoerd naar draagkracht en de opgelegde terugbetalingsverplichting. In het geval de vordering binnen de gestelde termijn (3 of 5 jaar) geheel kan worden terugbetaald blijft een draagkrachtonderzoek achterwege. Er zal dan ook geen verdere differentiatie in periodiciteit worden aangebracht. Wel worden de volgende categorieën onderscheiden: e. Vorderingen op cliënten met een actieve uitkering: Door de afdeling Sociale Zaken worden deze vorderingen integraal meegenomen bij het reguliere heronderzoek, beëindigingsonderzoek of eventuele tussentijdse mutaties. DAW - onderzoeksplan 2002 -21- f. Vorderingen van cliënten die geen uitkering meer ontvangen: Door de afdeling J uridische Zaken zal 1 x per jaar of tussentijds, indien daartoe aanleiding bestaat, een heronderzoek worden uitgevoerd. g. Vorderingen in het kader van de BZIBbz: De inhoudelijke herbeoordeling van al deze vorderingen (ook ex-cliënten) wordt uitgevoerd door de afdeling Sociale Zaken. Eventuele invorderingsactiviteiten worden verricht door de afdeling Juridische Zaken. h. Vorderingen die zijn uitbesteed aan de lnkasso-Unie: Deze vorderingen krijgen automatisch extra aandacht. Gemiddeld lx per 2 maanden worden zij door de afdeling JZ doorgenomen met de lnkasso-Unie, waarbij zowel de invorderingskwestie als een eventuele herbeoordeling onder de aandacht komt. Indien invordering via lnkasso-Unie niet lukt, worden de vorderingen terug overgedragen en mogelijke beslaglegging bezien. 8.5. ONDERHOUDSVERHAAL l x per 12 maanden een schriftelijk heronderzoek. Waar nodig zal het onderzoek mondeling worden afgehandeld en al individualiserend een verkorte onderzoeksperiode. Bij gewijzigde omstandigheden hernieuwde draagkrachtbeoordeling. 8.6. ONDERZOEKSPLAN BEEINDIGINGEN In de RAU is bepaald dat beëindigingonderzoeken binnen 6 maanden na de laatste maand waarin de betaling van de uitkering heeft plaatsgevonden (art. 3 RAU). DAW - onderzoeksplan 2002 -22- 9. TE ONDERZOEKEN GEGEVENS EN OMSTANDIGHEDEN Niet beoogd is hier een limitatieve opsomming te geven van die punten die onderzocht moeten worden. Het is een indicatie van te onderzoeken items en wordt al naar gelang van de te onderzoeken zaak toegepast en of uitgebreid. Rechtmatigheid 1. Persoonsgegevens 1.1 naam 1.2 tenaamstelling 1.3 verblijfplaats 1.4 burgerlijke staat 1.5 nationaliteit 1.6 verblijfstitel 1.7 overlijden 2. Gezinssituatie 2.1 gezamenlijke huishouding 2.2 inwonende kinderen (leeftijd, studie) 2.3 woningdeling 2.4 hulp 1 verzorging huisgenoot 2.5 uitwonende schoolverlater 3. Individuele omstandigheden 3.1 tijdelijk verblijf in andere gemeente 3.2 afwijking gezinsbijstand 3.3 specifieke voorwaarden 3.4 schulden 3.5 voorlichting 1 bemiddeling dienstverlening 3.6 kinderbeschermingsmaatregel 3.7 studie (ook i.v.m. schoolverlatersnorm) 3.8 intramurale verzorging 1 verpleging 3.9 detentie 3.10 dienstplicht 3.11 (overige) bijzondere omstandigheden 4. Middelen 4.1 arbeidsinkomsten (bestandsvergelijking Centraal Ziekenfonds) 4.2 (andere) periodieke uitkeringen 4.3 premies, incentives, andere eenmalige uitkeringen 4.4 alimentatie 4.5 kamerverhuur 4.6 kostgever 4.7 vakantiegeld 4.8 ontvangen vermogen 4.9 opbouw vermogen 4.10 rente uit vermogen 4.11 inkomsten in bijstand begrepen kinderen 4.12 giften 5. Kosten 5.1 woonlasten 5.2 premie ziektekostenverzekering DAW - onderzoeksplan 2002 -23- 5.3 persoonlijke uitgaven 5.4 rente en aflossing duurzame gebruiksgoederen 5.5 (overige) bijzondere kosten 6. Toeslagen 6.1 woonkosten 6.2 voormalig éénoudergezin 6.3 (ander) overgangsrecht 6.4 rente en aflossing 6.5 uitwonende schoolverlater 6.6 verordening toeslagen en verlagingen 7. Verhaal 7.1 onderhoudsplicht (object of subject) 7.2 echtscheidingsvonnis 7.3 voogdijbeschikking 8. Vorderingen 8.1 teveel ontvangen uitkering 8.2 geldiening 8.3 bedrijfskrediet 8.4 krediethypotheek 8.5 aflossingsverplichting 8.6 betalingsachterstanden 8.7 boedelscheiding 8.8 (ander) vrijkomend vermogen 8.9 schuld aan derden 8.10 beslag Doelmatigheid 9. Voorwaarden 9.1 besef van verantwoordelijkheid 9.2 goedkopere huisvesting 9.3 alimentatievordering 9.4 overleggen rekening 1 balans e.d. 9.5 aanspreken voorliggende voorziening. 10. Verplichtingen 10.1 verstrekken inlichtingen 10.2 inschrijving Arbeidsbureau 1 Basisdienstverlening (CWI) 10.3 inschrijving uitzendbureaus (bijz.) 10.4 sollicitaties 10.5 werkaanvaarding 10.6 arbeidsbelemmeringen voorkomen 1 tegengaan 1 opheffen 10.7 meewerken aan onderzoek door derden instanties, b.v. KLIQ 1 Arbeidsvoorziening e.a. 10.8 meewerken aan scholing e.d, 10.9 bijzondere verplichting 10.10 recidive bij schending 11. Belemmeringen 11.1 kinderzorg (leeftijd inwonende kinderen) 11.2 hulp 1 verzorging huisgenoot 11.3 overige persoonlijke verplichtingen 11.4 vooropleiding 11.5 werkervaring 11.6 fysieke beperkingen DAW - onderzoeksplan 2002 -24- 11.7 verslaving 11.8 overige psychische belemmeringen 11.9 financiële belemmeringen (verwervingskosten) 11.10 andere belemmeringen 12. Traject 12.1 eigen koers 12.2 trajectplan 12.3 motivatieplan 12.4 administratieve maatregel 13. Instrumenten 13.1 motivatie 13,2 (om-, her-, bij-) scholing 1 opleiding 13.3 vrijwilligerswerk 13.4 uitzendwerk 13.5 werk m.b.v. uitkering 13.6 additionele arbeid 13.7 gesubsidieerde arbeid 13.8 WSW 13.9 Opvang nieuwkomers 13.10 (ander) specifiek project 13.11 kinderopvang 13.12 premie, incentive 13.13 bijzondere bijstand 13.14 voorliggende voorzieningen 13.15 voorlichting 1 bemiddeling dienstverlening 13.16 administratieve maatregel DAW - onderzoeksplan 2002 -25- Jaarplan sociale recherche 2002 Inleiding Dit jaar wordt het 6e jaarplan voor de sociale recherche in de regio Helmond eerder opgemaakt om aansluiting te krijgen met de begrotingscyclus In ditjaarplan worden de beleidsvoomemens, de accenten, de middelen en de planning van 2002 vastgelegd. Het plan is als zodanig onderdeel van het beleidsplan Abw 2002. Dit Jaarplan zal inhoudelijk niet zoveel aftvijken van het vorige jaarplan omdat we nog maar net bezig zijn om de in 2001 voorgenomen plannen in de praktijk uit te zetten. Dat neemt niet weg dat er intussen toch een aantal ontwikkelingen zijn waarover meer duidelijkheid is gekomen en waarop we dus kunnen en moeten anticiperen. In dit verband kunnen worden genoemd, de ontwikkeling van het landelijk CWI, het Inlichtingenbureau en een SIOD per l- 1 -2002. Verder wenst het Ministerie van Justitie een duidelijke 'knip' tussen controle- en opsporingsbevoegdheden. Ook zal gekeken worden naar de mogelijkheden van verdere samenwerking in de Peelland gemeenten Het bureau sociale recherche is inmiddels projectmatig bezig om gegevens te onderzoeken op basis waarvan een lokale risicobeoordeling en een tisicoprofiel wordt gemaakt. In den lande worden nu meerdere initiatieven op dit vlak ondernomen maar er is nog geen uit ontwikkelde methodiek. Het voornemen is om in 2002 een nieuwe methodiek in te kunnen zetten. Hiermee kan extra impuls gegeven worden aan controle en activering. Mede op initiatief van de gemeente Helmond is er een nauw samenwerkingsverband ontstaan met de 5 grote steden in Brabant, op het gebied van sociale recherche. Deze samenwerking zal in het komende jaar geïntensiveerd worden op de gebieden Hoogwaardige Handhaving (controle op maat) en het benoemen van de werksoorten/producten om daarmee de benchmark-vergelijking beter te kunnen uitvoeren. Werkgebied, locatie en middelen Sedert 1992 is het bureau sociale recherche werkzaam voor de gemeente Helmond en de 6 omliggende gemeenten, te weten: Deurne, Asten, Someren, Mierlo, Gemert/Bakel en Laarbeek. Het team bestaat uit een teamleider en 5 rechercheurs met opsporingsbevoegdheid en een administratieve kracht en is volledig op sterkte. De samenwerking is gebaseerd op een convenant. Gelet op de eerder in de inleiding genoemde ontwikkelingen wordt voor wat de betreft de herijking van de formatie even pas op de plaats gemaakt. Taakverdeling en werkwijze De werkwijze van het bureau sociale recherche binnen de Helmondse organisatie is volledig beschreven en vastgelegd in procedures. Globaal komt het erop neer dat alle fraudesignalen door het bureau sociale recherche zijn verzameld, geselecteerd en gecompleteerd en ingevoerd in het Frauderegistratiesysteem (FRIS). Op basis van prioriteitsstelling en beschikbare capaciteit worden zaken aangepakt. Alle zaken met betrekking tot "zwart werk" of "zwart werk in combinatie met andere vor7nen van fraude" alsmede "samenwoninasaevallen' worden zelfstandig door het bureau afgewerkt. Boeteonderzoeken worden bij constatering van fraude integraal door het bureau sociale recherche afgewerkt. De Helmondse organisatie heeft besloten de bestandsvergelijking onder te brengen bij het bureau sociale recherche. De CZ -vergelijking vindt hier plaats en deze vorm van ftaudebestrijding is ook aangeboden voor de regio Peelland. Op dit moment hebben twee gemeenten gereageerd op dit aanbod. Het bureau sociale recherche is inmiddels in Helmond aangewezen als trekker voor de implementatie van het Inlichtingenbureau en zal ook de uitvoering op zich gaan nemen. Het Ministerie stimuleert nadrukkelijk regionale samenwerking op dit terrein. Met de regiogemeenten zal hierover in een later stadium afstemming worden gezocht. activiteiten De activiteiten van sociale recherche kunnen als volgt worden omschreven: 1 . ondersteuning (op verzoek); 2. zelfstandig onderzoek; 3. bestandsvergelijking; 4. participatie multidisciplinair onderzoek; 5. voorlichting en deskundigheidsbevordering; ad. 1 Ondersteuning Ondersteuning bestaat uit operationele ondersteuning, ondersteunend onderzoek en rapportage en de consultfunctie. In z'n algemeenheid vraagt dit een korte inspanning van het bureau en blijkt in de praktijk ook een uiterst effectief middel te zijn. Planning 2002 Na implementatie van de klantgebonden werkwijze bij de afdeling Sociale Zaken in Helmond zijn de verzoeken tot ondersteuningfors toegenomen. De "casemanager' heeft nu een eigen cliëntenbestand, waardoor onder andere ook meer zicht op _fraude ontstaat. In een periodiek overleg tussen de teamleiders Soza en de sociale recherche is permanent aandacht voor ondersteuningsactiviteiten. Deze werksoort krijgt voorrang en blijft absoluut noodzakelijk omdat het een van de beste manieren om fraude te voorkomen c.q. te bestrijden is. Het bureau sociale recherche is dan ook een 2 sterke voorstander van deze werksoort en het zou gewenst zijn indien casemanagers nog nadrukkelijker gebruik maken van deze mogelijkheid met name als het gaat om nieuwe aanvragen. Ondersteuningen 2002 2001 Helmond 75 75 Regio 25 2 De resultaten van de verschillende activiteiten zullen over 2002 inzichtelijk worden gemaakt in de dienstverslagen, in elk geval op basis van onderstaande categorieën. Een en ander zal verder worden uitgewerkt in de "resultaatmeting met betrekking tot fraudebeleid": - afwijzing aanvraag; - beëindiging uitkering; - aanpassing uitkering; - terugvorderingbedrag - proces-verbaal; ad. 2 Zelfstandige onderzoeken Ze@fstandige onder-zoeken richten zich in hoofdzaak op "zwart werk" en "leefvormfraude' en zijn meestal repressief van aard. Noodzakelijke voorwaarde om vanuit repressie ook resultaat te boeken in de sfeer van preventie is een consequent en consistent "lik op stuk" beleid. Daarvoor is weer nodig dat er goed wordt samengewerkt met de verschillende afdelingen en andere disciplines binnen de organisatie. De uitstroomgedachte op basis van een pragmatische benadering staat hierbij centraal. De sociaal rechercheur rapporteert bij zelfstandige onder-zoeken rechtstreeks aan de beslissingsbevoegde binnen de afdeling Sociale Zaken. Dit is efficiënter en bevordert de duidelijkheid vanuit de organisatie naar de klant. De planning voor 2007 ging uit van: Helmond: 225 en de Regio: 60 zaken. Deze planning kan worden gehandhaafd. De resultaten van de zevstandige onderzoeken zullen worden opgenomen in de resultaatmeting met betrekking tot hetfraudebeleid. Opmaken proces-verbaal Wordt niet langer als afzonderlijke werksoort opgenomen. Belangrijke reden hiervoor is dat de aangiftegrens is verhoogd naarfl. 12. 000, ~ waardoor het aantal op te maken processen-verbaal is afgenomen. Een tweede reden om deze werksoort te laten vervallen is het hoge kwaliteitsniveau van de controle door de koppeling van bestanden. De gedetecteerde fraudebedragen liggen daardoor meestal onder de aangifte grens. Uiteraard worden wel processen-verbaal opgemaakt, maar dat is dan het sluitstuk van een zelfstandig onderzoek. Bijfraudebedragen < fl. 12. 000, - wordt 3 boete opgelegd. Indien defraude wordt opgespoord door het bureau sociale recherche wordt de boete integraal afgehandeld. Ad.3 Bestandsvergelijking Tot nu toe werd gebruik gemaakt van de CZ-koppeling en de Sofi-controle van de belastingsignalen. Door de landelijke invoering van het Inlichtingenbureau(1B) dat in het 3e kwartaal 2001 zijn beslag krijgt wordt deze backoffice activiteit nog uitgebreider en vervangt daarmee de eerder genoemde bestandskoppelingen. Het IB levert namelijk actuele gegevens uit meerdere bronnen, namelijk de UVI'S, de Informatiebeheergroep en de Belastingdienst. In deze vorm wordt de fraudebestrijding sneller, directer en efficiënter en er gaat een sterke preventieve werking vanuit. Dit is ook in het belang van de cliënt. De gemeente Helmond heeft zich inmiddels aangesloten bij dit project en streeft er naar om per 1 september 2001 operationeel te zijn. Overigens leent het IB zich bij uitstek voor samenwerking met andere gemeenten en biedt derhalve kansen voor onze bestaande regio. ad.4 Participatiemuitidisciplinaireonderzoekenlprojectmatigeaanpak Siod (Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst) De ontwikkeling van de SIOD is bedoeld voor kolomoverschi@jdende fraude en voor complexe vor7nen van zware criminaliteit op het terrein van sociale zekerheid en werkgelegenheid. Aanvankelijk was het plan om de opspoi@ngstaken bij sociale recherche van gemeenten weg te halen en die over te brengen naar de SIOD. Nu is men op basis van voortschrijdend inzicht tot de conclusie gekomen dat sociaal rechercheurs bij de gemeenten moeten blijven en hun volledige bevoegdheden dienen te behouden om hun werk naar behoren te kunnen doen. Op het Ministerie zit men inmiddels veel meer op de lijn om een kleine SIOD per 1 januari 2002 operationeel te laten zijn, waaraan vervolgens op detacheringbasis mensen/middelen worden geleverd. Op deze manier ontstaat kruisbestuiving waardoor de deskundigheid aan beide kanten bevorderd wordt. Het uiteindelijke doel is om te komen tot horizontale samenwerking tussen sociale recherche en de SIOD. Inmiddels is al wel duidelijk dat de SIOD additioneel is aan de bestaande bijzondere opsporingsdiensten en dat hooguit 1 % van het werk van sociale recherche door de nieuwe SIOD zal worden overgenomen. Daarnaast worden initiatieven ondernomen om te kijken naar mocieliike verbeteringen in de fraudebestrijding. De nieuwe stichting Stimulansz neemt daarin het voortouw. Onder andere wordt gedacht aan opschaling van bestaande samenwerkingsverbanden van sociale recherche om daarmee beter de splitsing tussen controle- en opsporingsbevoegdheden te realiseren zoals het Ministerie van Justitie nadrukkelijk wil. 4 Het bureau sociale recherche in de regio Helmond is een sterke voorstander van samenwerking en neemt daartoe regelmatig initiatieven. De zoektocht naar nieuwe en verbeterde handhavingmethodieken blijft per7nanent in ontwikkeling om daarmee ook een kwaliteitsverbetering in de jraudebestrijding te bewerkstelligen. In 2000 zijn een tweetal grotere onderzoeken verricht, te weten het Timeless onder-zoek en het HEMA-onderzoek. Daarnaast is eind 2000 het Bingo-onderzoek in de gemeente Helmond opgestart. Deze onderzoeken legden veel beslag op de beschikbare capaciteit van het bureau sociale recherche. Mede daardoor wordt de planning 2001 van het aantal multidisciplinaire onderzoeken gehandhaafd. Planning multidisciplinaire onderzoeken 2002 Helmond + regio 5 Verslaglegging zal plaatsvinden en de resultaten zullen worden gemeten. ad. 5 Voorlichtingldeskundigheidsbevordering Voorlichting is een belangrijk middel ter voorkoming van fraude. Het huidige beleid, dat elk geval van geconstateerde fraude wordt gepubliceerd, zal worden gecontinueerd. Bovendien zal door middel van voorlichting aan de omliggende politiekorpsen de aandacht voorfraudebestrijding in de Sociale Zekerheid worden gestimuleerd. In samenwerking met de afdeling Voorlichting zal zeker door de introductie van het landelijk Inlichtingenbureau meer algemene publieksvoorlichting en specifieke voorlichting aan cliënten worden verzorgd. In het kader van de deskundigheidsbevordering zal Sociale Recherche in 2002 voor de bijstandsmedewerkers in Helmond en de regiogemeenten voorlichtingssessies c.q. zaken-evaluatiebijeenkomsten houden. Door stage te lopen bij het bureau sociale recherche wordt de fraudealertheid eveneens sterk bevorderd. Er is een afzonderlijk project opgestart (COM-project) hoe de specifieke deskundigheid van het bureau sociale recherche het beste ten dienste gesteld kan worden van de organisaties en medewerkers. 5 |