Raadsnotulen

Documentdatum 27-04-1999
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Raadsnotulen
Samenvatting

NOTULEN

ZESDE vergadering van de raad der gemeente Helmond, gehouden op dinsdag 27 april 1999

des avonds om zeven uur.

Bij aanvang der vergadering zijn aanwezig de leden: H.F.J. Bekkers, C.J. Bethiehem,

J.F.C. Damen, drs. W.M.H. Dams, drs. S. Ferwerda, J.L. Henraat, drs. E.R.M. Hesen, R.A.C.

van Heugten, mevrouw B.M. Houthooft-Stockx, mevrouw M.M. Jonkers-Goedhart, mevrouw

J.S.A.M. Jurrius-Hakvoort, W. Klerkx, J.H.J. Kuijpers, J.F.J. Kuypers, S. Mokadim, T.J. van

Mullekom, M. Naoum, drs. G.B. Praasterink, W.C.M. Raaymakers, J.L.C. van Rest, M.P.J.

Rieter, F. Rietveld, J.H.J.M. Roefs, J.N.M. van Rooij, L.M.M. Smits, P.G.M. Tielernans,

T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakel, A.F.H. Wijnen, J.P. Witteveen, S.H. Yeyden en R.A.L.

van der Zanden.

Afwezig zijn de leden: G.T.H. Klaus, mevrouw M.J. Lintermans en drs. S.H. Prinsen.

VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Elk, burgemeester,

SECRETARIS: mr. A.C.J.M. de Kroon

De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede dat met kennisgeving afwezig zijn

wethouder Prinsen, wegens ziekte, en mevrouw Lintermans en de heer Klaus.

1. Aanwijzing van het lid als bedoeld in artikel 16 van het Reglement van orde 1997.

De VOORZITTER trekt nummer 18, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen

aanvangen bij het lid Mokadirn.

2. Voorstel tot vaststelling van de Kernstadsvisie Helinond 2010 (bijlage nr. 1 1 l).

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Staat u mij toe aan het begin van dit debat enige

aandacht in te ruimen voor een kwestie die ook de gemoederen in onze stad bezighoudt, en wel

meer dan de kernstadsvisie, namelijk de crisis in Kosovo. Dag in dag uit zijn wij allen via de

media getuige van de gruwelijkheden en wreedheden die zich daar en in de buurlanden afspelen.

De gemeenteraad is niet het forum voor internationale politieke beschouwingen, maar wel de

plaats bij uitstek om namens de Helniondse gemeenschap medebetrokkenheid en verbondenheid te

demonstreren met het Kosovaarse volk dat het slachtoffer is van verdrijving en zuivering. De

basisscholen en woningbouwcorporaties in onze stad hebben het goede voorbeeld gegeven door de

vluchtelingen in woord en daad te steunen. De gemeente roepen wij op dit voorbeeld te volgen in

de vorm van een substantiële financiële donatie aan de gezamenlijke hulporganisaties. Wij nodigen

het college uit de raad in zijn eerstvolgende vergadering, de meivergadering, een voorstel ter zake

voor te leggen. Dit doen wij mede vanuit de overtuiging dat onze stad en regio gediend zijn bij

een Europa waarin vrede en gerechtigheid, welvaart en stabiliteit gewaarborgd zijn. De toekomst

van Kosovo is ook onze toekomst.

De kernstadsvisie die thans voorligt, is bijgesteld naar aanleiding van het raadsdebat van 19

januari en de rondetafelconferentie van 30 maart. Van essentiële verschillen ten opzichte van de

oorspronkelijke versie is geen sprake. Derhalve zullen wij ons beperken tot het plaatsen van

kritische kanttekening bij die aanvullingen en/of wijzigingen die daar in onze optiek om vragen.

Aan een herhaling van zetten hebben wij dus geen behoefte.

Eerst willen wij ingaan op de verdere procedure. In raadsbijlage nr. 1 1 1, het verbeterd

exemplaar, stelt het college voor om de kernstadsvisie vast te stellen als basis voor een mandaat

voor de onderhandelingen met de minister van het grotestedenbeleid (GSB). Wij vragen ons af wat

wij ons hierbij moeten voorstellen. Immers, de kernstadsvisie is niet meer en niet minder dan de

optelsom van een aantal ambities, soms op een abstract, soms op een wat concreter niveau van

beleid. Als zodanig biedt de kernstadsvisie onvoldoende basis voor onderhandelingen met de

minister. Zeker in de concurrentieslag met de andere GSB-gemeenten.

-2- 27 april 1999.

Welke gemeente streeft namelijk niet naar integratie, emancipatie en participatie van

kansarmen, of naar vergroting van werkgelegenheid en opleidingsniveau van de beroepsbevolking?

U kunt er donder op zeggen dat elke GSB-gemeente vergelijkbare doelen en ambities heeft als

Helmond.

Inzet van de onderhandelingen met de minister is o.i. niet de kernstadsvisie, maar het

daaraan gerelateerde en daaruit voortvloeiende meerjarenontwikkelingsprogramma 1999-2003. In

dit ontwikkelingsprogramma komt het erop aan om de ambities van de stadsvisie te vertalen in

taakstellende programma's en resultaatgerichte projecten. Dat is geen kwestie van optellen, maar

van kiezen of delen. In de fase van het ontwikkelingsprogramma zullen luxeproblemen gescheiden

moeten worden van echte problemen en zullen prioriteiten onderverdeeld moeten worden in

toppers en subtoppers. Eerst en vooral omdat onze krappe gemeentelijke portemonnee daartoe

dwingt, maar ook om in de onderhandelingen met de minister extra rijksmiddelen los te weken en

om in de contacten met private partijen partnership en co-financiering veilig te stellen.

Met andere woorden: naar de mening van de SDH-fractie is niet de kernstadsvisie, maar het

ontwikkelingsprogramma basis voor mandaat voor de onderhandelingen met de minister.

Wezenlijk vinden wij dat in het kader van de voorbereiding en vaststelling van het meerjaren-

ontwikkelingsprogramma volledig recht wordt gedaan aan het primaat van de raad. Wat ons

betreft ziet de begeleidingscommissie grotestedenbeleid erop toe dat de sturende rol van de raad in

dit proces wordt gehonoreerd.

Ook aan de communicatie met de stad hechten wij grote waarde. De gemeente mag dan

regisseur zijn van het grotestedenbeleid, voor de uitvoering ervan zijn wij afhankelijk van een

breed maatschappelijk draagvlak van vele en veelsoortige particuliere initiatieven en private

partijen. Daarom is het zaak de Helmonders te binden aan en te winnen voor dit beleid. Dat is

niet alleen en zelfs niet zozeer een kwestie van methodiek en techniek, maar meer nog van

cultuur. Dus van het innemen van een open en kwetsbare opstelling, van het gaan voor consensus

die de al dan niet gesloten rijen van de coalitiel.'overstijgt en van werkelijk interactief commu-

niceren. Wij roepen het college op dit niet alleen in woord, maar vooral in daad tot uitdrukking te

brengen. Dat Helmond zich weer in de vaart der volkeren bevindt, is niet te danken aan

polarisatie en confrontatie, maar aan pacificatie en harmonisatie.

De voorstellen terzake de communicatie met de stad ondersteunen wij, met dien verstande

dat wij het génant vinden dat nog steeds geen dekking is gevonden voor de daarvoor benodigde

f 1 10.000,--. Wat is daarvan de reden?

De prioriteitenenquéte lijkt ons een nuttig instrument om onder de bevolking te meten welke

prioriteiten daar liggen met betrekking tot de toekomst van de stad. Zoals opgemerkt in de

begeleidingscommissie is de input van deze enquéte in belangrijke mate bepalend voor de output.

Mede om die reden hechten wij aan uw voorstel om de begeleidingscommissie de input te laten

autoriseren. De stadskrant mag wat ons betreft geïntegreerd worden in de weekeditie van

Traverse, waarbij, evenals tijdens de begrotingsbehandeling, elke fractie de gelegenheid geboden

wordt om haar visie te geven.

Zoals ik al zei aan het begin van mijn betoog, verschilt de inhoud van de bijgestelde

kernstadsvisie niet wezenlijk van de oorspronkelijke versie. Daarom volstaan wij met een enkele

kanttekening bij een vijftal aanvullingen en/of wijzigingen.'

1. Wij onderstrepen de gewenste versterking van het culturele voorzieningenniveau.

Trouwens niet alleen in termen van nieuwbouw en vernieuwing van accommodaties, maar ook in

termen van adequate activiteiten en evenementen binnen die gebouwen en in de openlucht. Het

weer terug op de kaart zetten van het stadscentrum, het verbeteren van het imago van onze stad en

de binding van onze inwoners en die van de regio met onze stad valt of staat hiermee. Het

waarmaken van deze ambitie impliceert trouwens dat extra middelen vrijgemaakt moeten worden

voor de sector cultuur, zowel in de sfeer van onrendabele investeringen als in die van de

exploitatie. Mede vanwege een mager en schraal aanbod van culturele voorzieningen zit Helmond

momenteel op de tweede rang. Om een multimediale bibliotheek, een nieuw stadstheater - al dan

niet geïncorporeerd in een multifunctioneel evenementengebouw - en upgrading van evenementen

te realiseren, zijn substantiële verschuivingen binnen het investeringsprogramma en de

concernbegroting nodig.

Overigens vinden wij, anders dan het college dat vindt, de coördinatie van culturele ei]

toeristisch-recreatieve activiteiten, kennelijk bedoeld om de samengevoegde VVV en Stichting

Helmond Promotion van taakvulling te voorzien, geen bijzonder aandachtspunt, maar een

opgeklopt issue.

-3- 27 april 1999.

2. Wij zijn het eens met het voornemen om in het stadscentrum zoveel mogelijk de

stedelijke en regionale detailhandel, horeca, culturele en publieksvoorzieningen te concentreren

alsmede de zakelijke dienstverlening. Vraagtekens plaatsen wij bij de in dat verband bepleite

uitbreiding van het stadscentrum in zuidelijke richting, ter hoogte van de St. Annaparochie. Wij

achten deze beleidslijn niet in overeenstemming met de recent vastgestelde bestemmingsplannen

Centrum en Kanaalzone, waarin ruimtereserveringen worden gemaakt, juist voor de concentratie

van de genoemde voorzieningen in en tegen het historische stadscentrum.

Dat bedrijfsreorganisaties op het terrein achter de St. Annaparochie de weg vrijmaken voor

een herontwikkeling van het desbetreffende gebied, vinden wij positief. Die herontwikkeling dient

wat ons betreft echter wel primair in het teken te staan van het bevrijden van de St. Annaparochie

uit haar ruimtelijk isolement. Versterking van de woonfunctie, eventueel in combinatie met de

aanleg van een jachthaven, ligt dan meer voor de hand dan andere functies.

Wel zijn wij het eens met het voornemen om het station vanaf de zuidzijde rechtstreeks

toegankelijk te maken. Zoals u weet pleit onze fractie al jaren voor de zogenaamde fly-over.

3. Om onze stad en meer in het bijzonder ons stadscentrum goed bereikbaar te maken is

completering en herstructurering van onze hoofdwegenstructuur bittere noodzaak. Naast het

doorhakken van gordiaanse knopen in verband met de toekomst van het Traverseviaduct en het

stedelijk rondwegennet, vergt dit ook een herbezinning op het bestaande systeem van openbaar

vervoer. De huidige vorm, dat wil zeggen de stadsbus, is op sterven na dood, maar of en in

hoeverre van de stadstaxi een effectieve bijdrage verwacht mag worden in het kader van

terugdringing van de automobiliteit, is de vraag.

Ten behoeve van de bereikbaarheid van het centrum is het voorts van belang dat het

parkeerbeleid eens grondig op de schop gaat. Het huidige beleid jaagt de mensen de stad uit en is

consument- en ondernemersonvriendelijk. Het toekomstige parkeerbeleid dient het economisch

functioneren van het centrum te faciliteren in plaats van in de weg te staan.

4. Wij staan achter een sluitende aanpak voor kwetsbare groepen. Tegelijkertijd

benadrukken wij dat adequate zorg en hulpverlening van gemeentewege de eigen verantwoordelijk-

heid van mensen voor hun maatschappelijke positie en toekomst niet uit handen mag nemen en dat

de grenzen van het compenseren en mitigeren van tekortschietend rijksbeleid op het stuk van

armoedebestrijding zo langzamerhand in zicht zijn. Met kwijtschelding van belastingen, bijzondere

bijstand, schuldhulpverlening, het fonds maatschappelijke participatie e.d. zitten wij onderhand

aan het plafond van wat wij kunnen. Bovendien moeten wij waken voor een contraproductief

effect: namelijk dat het rijk, bij zoveel initiatief en creativiteit van gemeenten ten aanzien van

inkomensondersteuning, rustig achterover blijft leunen in plaats van zijn verantwoordelijkheid te

nemen en het niveau van de bijstandsuitkeringen, dat jarenlang structureel is achtergebleven bij de

welvaartsontwikkeling, aan te passen.

Verder waren, zijn en blijven wij voorstander van een integraal kansarmenbeleid, op basis

waarvan kansarmen, ongeacht hun komaf en huidskleur, worden geholpen met behulp van de

methode van individueel maatwerk. Bewezen is dat doelgroepenbeleid stigmatiseert en in veel

gevallen isoleert en bovendien onvoldoende effect sorteert.

5. De weg naar een complete stad, een stad in balans, waar ruimtelijke en sociale twee-

deling naar de achtergrond zijn verdrongen, is een lange weg, een weg met valkuilen en

haarscherpe bochten. Het is bovenal een continu proces met vele en verschillende actoren. Wij

hebben niet de illusie dat ons karwei over 10 jaar af is. Ons karwei is namelijk nooit af.

Natuurlijk is het goed dat wij onze ambities glashelder definiëren en controleerbare prestatie-

afspraken maken met onze partners. Ook zonder grotestedenbeleid is dat een belangrijke opgave.

Het maakt de gemeentepolitiek open en kwetsbaar en stelt de burgers van onze stad in staat om

ons, gemeentebestuurders, daarop af te rekenen. Misschien leidt deze werkwijze, deze aanpak,

wel tot meer medebetrokkenheid en medeverantwoordelijkheid van mensen bij het wel en wee van

hun stad, drukt het de stadsmens wellicht meer met de neus op de feiten, zijn of haar feiten.

Wellicht leidt het tot een grotere opkomst bij gemeenteraadsverkiezingen, een paar procenten meer

zou om te beginnen al mooi zijn, omdat duidelijk wordt dat die verkiezingen wel degelijk ergens

om gaan: om mensen en hun toekomst. Als wij dit zouden bereiken in 2002, dan is het grote-

stedenbeleid niet voor niets geweest, zit minister Van Boxtel er niet voor spek en bonen bij en

wordt Helmond nog eerder dan verwacht echt een beetje meer een complete stad. De weg

daarnaartoe is wat ons betreft ingeslagen.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! De voorliggende Kernstadsvisie Helmond 2010

-4- 27 april 1999.

kreeg van u de titel `Naar een dynamisch evenwicht" mee. Zouden wij in een eindexamensituatie

zitten, dan zou de eerste vraag luiden: Wat bedoelt de opsteller van het epistel met deze zin? De

tweede vraag zou zijn: Sluit de titel aan bij de inhoud? De antwoorden lijken mij niet zo

gemakkelijk te geven. In ieder geval wil dynamisch zeggen: niet star, in beweging. Prima. Maar

over welk evenwicht wordt er gesproken? Met de invulling van dit begrip had ik bij het lezen

meer moeite. Wellicht kunt u dit nog wat toelichten.

Wat de inhoud van de visie betreft: veel van wat eerder is vastgelegd, kan ik terugvinden.

Toch een paar opmerkingen.

Allereerst is Helmond voor ons ook evenwichtig bij 100.000 inwoners. Mierlo mag, het zij

nogmaals gezegd, wat ons betreft zelfstandig blijven. Onderling valt wellicht een bedrag voor

afgenomen Helmondse diensten af te spreken.

Het beeld dat u van Helmond 2010 schetst, is niet beroerd. Ik bleef haken bij een m.i. een

belangrijke zin: `Als de groei van de stad zou hebben geleid tot een aantasting van de aanwezige

kwaliteiten" (historische, ecologische, recreatieve en milieukwaliteiten) "is kwaliteit gegaan voor

kwantiteit.` Grenzen aan de groei dus. Big is niet altijd beautiful. Een uitgangspunt dat ik van

harte ondersteun.

Ook de karakteristiek anno 1999 komt mij bekend voor. Met dien verstande dat ik het

enthousiasme waarmee bewoners in de wijken zich nu her en der als vrijwilliger voor de

leefkwaliteit inzetten, niet als een constante voor later zou willen beschouwen. De in hoofdstuk 3

aangehaalde 24-uurseconomie heeft niet alleen maar voordelen en zal zeker het potentieel aan

vrijwilligers in negatieve zin doen afnemen. Dat betekent dat wij ook voor de toekomst rekening

moeten houden met grenzen aan de betrokkenheid bij publieke inspanningen. Dat trekt zijn wissel

weer op allerlei soorten voorzieningen.

Twee zinnen uit hoofdstuk 3 vragen om nadere toelichting. Op bladzijde 12 is dat de

uitspraak dat, in verband met het kennisintensiever worden van de werkgelegenheid en behoefte

aan goed personeel, het aantrekken van bedrijvigheid met laagwaardige arbeidsplaatsen alleen voor

de korte termijn interessant is. Dat begrijp ik niet zo goed. Op bladzijde 13 lees ik dat in fysiek

opzicht het toenemende autobezit en gebruik leidt tot meer asfalt en parkeren. Geldt hiervoor niet

de eerder genoemde grens van kwaliteit?

De vier speerpunten begrijp en deel ik, met dien verstande dat ik bij speerpunt 3 betwijfel of

de mensen werkelijk meer kansen krijgen om deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Dit

alweer vanwege de inspanningen en spanning in de economie.

In hoofdstuk 5 stelt u dat van aandachtsgebieden in 2010 geen sprake meer zal zijn. Ik denk

het toch wel. Prima dat het vervoer per water en spoor wordt geaccentueerd en een aardig idee

om het stadscentrum in zuidelijke richting uit te breiden. Wellicht ook is het zinvol te komen tot

een SER op stadsniveau.

In het hoofdstuk Proces spreekt u over het vooraf benoemen van de effecten van de

maatregelen. Daar zullen wij nog menig commissie- en raadsdebat mee kunnen vullen. Niets is zo

ingewikkeld als een relatie leggen tussen inspanning en effect.

En nu ik toch ben aangeland bij de raad, in dit proces het begin en het einde van alle

wijsheid, resteert mijns inziens nog één vraag die niet gesteld is: Hoe ziet de raad zelf in 2010

zijn verhouding tot degenen die hem gekozen hebben?

Het lid DAMS (VVD): Voorzitter! Na de behandeling van de hoofdlijnen van de Kernstads-

visie 2010 in de raadsvergadering van 19 januari 1999 jl. willen wij ons als VVD-fractie ook

vanavond weer beperken tot de hoofdlijnen van de aangebrachte accenten en toevoegingen.

Duidelijk moge zijn dat bij detailpunten zeker nog kanttekeningen te plaatsen zijn en dat in de

toekomst nadere discussie daarover moet volgen. Hierbij wijzen wij o.a. op de ontwikkeling van

Berenbroek in relatie tot de invulling van het Middengebied enerzijds en tot Groot Schooten, dat

ook was opgezet als High Tech Park, anderzijds. Zo zijn er natuurlijk meer aspecten waarop

nadere bezinning in detail moet plaatsvinden.

Terugkerend tot de hoofdlijnen vragen wij aandacht voor de volgende punten.

Ten aanzien van de ruimtelijk-fysieke structuur wordt aangegeven dat oplossingen voor de

huidige het centrum in tweeën delende Traverse in 2010 nagenoeg of geheel gerealiseerd zijn en

dat het stadscentrum in zuidelijke richting wordt uitgebreid. Daarbij willen wij ervoor pleiten dat

deze uitbreiding zodanig ingebed wordt, dat wij niet een tweede verdeling van het centrum creëren

in de vorm van de spoorlijn. Ook dit aspect zal nader onderzoek behoeven.

Aan het concept toeristische en recreatieve functie van de stad is uitbreiding gegeven door

-5- 27 april 1999.

dit aspect nader te accentueren. Wij juichen dit toe, maar beklemtonen dat de promotionele

activiteiten die hiertoe noodzakelijk zijn, bij voorkeur in regionaal verband aangepakt worden,

waarbij Helniond, naast de klemtoon op het eigen toeristische-recreatieve erfgoed, zich ook zal

moeten profileren als de spin in het regionale web.

Ten aanzien van de economische structuur wordt aangegeven dat de zakelijke dienst-

verlening in het centrum geconcentreerd zal zijn. De VVD-fractie vraagt zich echter af in

hoeverre deze beperking gewenst is. Immers, zodra er sprake is van bovenstedelijke zakelijke

dienstverlening, kan vestiging aan of nabij uitvalswegen te prefereren zijn.

Verheugd zijn wij over de filosofie van een lokale SER. Een dergelijk overlegorgaan kan

o.i. een prima intermediair zijn om de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven, met name de

invulling van de aansluiting van het beroepsonderwijs op het bedrijfsleven, een concretere

invulling te geven.

Bij nadere beschouwing constateren wij dat een tweetal aspecten onderbelicht schijnt te zijn.

Wij doelen daarbij op de eerste plaats op het voorzieningenniveau met betrekking tot de

gezondheidszorg in brede zin. In een vergrijzende samenleving toch een element dat adequate

aandacht behoeft ten aanzien van zowel de invulling daarvan als ook het daaraan verbonden

werkgelegenheidselement.

Op de tweede plaats doelen wij op de sportvoorzieningen, zowel qua aanbod en faciliteiten

als ook voor wat de invloed betreft die de 24-uurseconomie op deze voorzieningen zal hebben.

Ten slotte, voorzitter, constateren wij dat de aangebrachte wijzigingen voor onze fractie

welkome aanvullingen zijn op het eerdere concept en dat wij daarin diverse eerder verwoorde

opvattingen kunnen terugvinden. Dit betekent dat wij met vertrouwen en veel belangstelling

uitkijken naar de inbreng van de stad, de omliggende gemeenten en de provincie.

Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Helmondse Belangen kan zich in hoofdlijnen, en zelfs

ook tot in vele details, vinden in de voorliggende-kernstadsvisie. Wij zijn echter van mening dat

ten opzichte van de richtinggevende raadsuitspraken zoals die op 19 januari jl. zijn besproken en

op 2 februari daarop door de raad, ook door Helmondse Belangen, zijn vastgesteld, in de thans

voorliggende kernstadsvisie een aantal permanente stellingen staat waarin onze fractie zich niet, of

in ieder geval nog niet, kan vinden. Ik heb het daar in de vergadering van de begeleidings-

commissie voorafgaand aan deze vergadering over gehad. Het gaat dan met name om het

fenomeen `vaststellen". Theoretisch zouden wij vanavond amendementen op de tekst kunnen

indienen. Maar dat vinden wij procedureel niet juist. (Ik kom daar nog op terug.) Los daarvan

gaan wij er voor het gemak van uit dat de coalitiepartijen zich aan de voorliggende tekst zullen

houden - en dat bedoel ik niet badinerend.

In de begeleidingscommissie heb ik namens mijn fractie gevraagd om van te voren de

reacties van de verschillende partijen te bespreken, c.q. op een rijtje te zetten in plaats van

vanavond - in onze optiek ad hoc - de stadsvisie te bespreken en er meteen een besluit over te

nemen. Ik hoor namelijk nu pas wat de andere fracties van een en ander vinden.

Voorzitter, ik rond af. Helinondse Belangen neemt de tekst van de kernstadsvisie vanavond

voor kennisgeving aan, en wel om de volgende redenen. 'Na vanavond gaat er met bewoners van

de stad gesproken worden. Juist voor die burgers zitten wij, vinden wij als Helmondse Belangen,

in de raad. Willen wij onze burgers serieus nemen, maar willen wij ook dat dit wederzijds is en

dat ook de Helmondse burgers ons serieus nemen, dan past het niet dat wij als raad al een besluit

over de stadsvisie zouden nemen. Wij doen dan ook een oproep aan de andere raadsfracties om

ons voorbeeld te volgen. Daartoe dienen wij dan wél een amendement in, dat mede is ondertekend

door de Helmondse Seniorenpartij.

Ten slotte zien wij, mede vanwege de vertraging en het uitstel tot december, niet in waarom

wij nu een kernstadsvisie zouden moeten vaststellen. Los van de reactie van de burgers wachten

wij graag eerst het MOP, het meerjarenontwikkelingsprogramma, af dat eerdaags of eerweeks aan

ons zal worden gepresenteerd.

"AMENDEMENT: VASTSTELLING KERNSTADSVISIE.

De gemeenteraad van Helniond in vergadering bijeen op dinsdag 27 april 1999,

overwegende dat:

¿ O.a. de Helmondse burger nog haar reacties kan geven op de vanavond voor-

liggende Kernstadsvisie;

¿ Die reacties zullen worden meegenomen bij de voorbereidingen voor de

-6- 27 april 1999.

Integrale Stadsvisie die eind 1999 klaar zal zijn;

besluit

dat de vanavond voorliggende Kernstadsvisie voor kennisgeving wordt aan~

genomen

En gaat over tot de orde van de dag.

Dit amendement is ondertekend door de heren Snrits, Kuijpers, Van Mullekom en mijzelf.

De voorzitter constateert dat het amendement voldoende is ondertekend en deel kan

uitmaken van de beraadslaging.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Voorzitter! Ik kan de vergaderingen van de begeleidings-

commissie stadsvisie niet altijd bijwonen vanwege het tijdstip waarop ze worden gehouden, maar

ik kan mij niet herinneren, uit de notulen of de vergaderingen waarbij ik wel aanwezig was, dat

dit de insteek was van Helniondse Belangen. Nu Helmondse Belangen deze insteek naar voren

brengt, vraag ik mij af wat de begeleidingscommissie voor Helmondse Belangen nog voor zin

heeft. Stel dat wij dit amendement aannemen: dan zitten wij elkaar hier toch voor de gek te

houden?

Het lid RIETER (1-113): Wij ondersteunen de kernstadsvisie die er ligt. Dat heb ik namens

Helmondse Belangen ook gedaan bij het debat op 19 januari. Wij hebben ook geluisterd bij de

rondetafelconferentie op 30 maar-t. Vanavond op de bijeenkomst van de begeleidingscommissie

heb ik gezegd dat wij problemen hebben met het woord vaststellen, omdat de kernstadsvisie ook

nog naar de burger gaat, waarna wij volgens de planning opnieuw een visie gaan vaststellen.

In de vorige vergadering van de begeleidingscommissie heb ik ook nog geopperd dat liet,

net als bij de behandeling van begrotingen of de voorjaarsnota, procedureel goed zou zijn van te

voren inzichtelijk te hebben wat andere partijen vinden van. Om die reden en om hetgeen ik al

heb gezegd met het oog op de rol van de burgers, stellen wij nu voor om de kernstadsvisie voor

kennisgeving aan te nemen. Dan kan de wethouder toch met een kernstadsvisie op pad naar

minister Van Boxtel en kunnen wij, nadat de burger geraadpleegd is, een stadsvisie vaststellen.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Het is mij helder, maar ik ondersteun het amendement

niet. Ik denk dat wij elkaar niet serieus zouden nemen als wij daarop in zouden gaan. Bovendien

stelde de heer Rieter zojuist dat hij geen amendementen zou indienen om een bepaalde reden,

namelijk dat de coalitie die toch niet zou steunen. Ik vraag mij af of hij denkt dat de coalitie dit

amendement wel steunt.

De VOORZITTER: Dat zullen wij wel merken!

Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Allereerst ben ik maar eens gaan

informeren waar dat MOP voor stond. Dat bleek het meerjarenontwikkelingsprogramma te zijn.

Zoiets als in de vorige periode het SMBI, maar dan anders.

"Toen onze Mop een Mopje was, was het aardig om te zien, hij blafte alle dagen en beet

nog bovendien." Het is vanavond niet onze bedoeling te bijten of zelfs maar bijtend te zijn,

integendeel. Het abstractieniveau van dit `evenwicht` is zo hoog, dat er wat dat betreft weinig

verschillen van mening hoeven te zijn. Op de balans liggen aan alle kanten zoveel actuele en

gewenste zaken, dat te zijner tijd het evenwicht wel eens verstoord kan worden. Mop kan nu nog

wel blaffen, maar gaat pas echt bijten als er keuzes gemaakt moeten worden.

De visie die voorligt onder de titel `Naar een dynamisch evenwicht` is een goed leesbaar

verhaal. Dat dynamisch wil voor Ondernemend Helmond zeggen dat het niet voor tijd en

eeuwigheid is. Ik kom hier nog op terug.

De voorliggende kernstadsvisie is een kapstok waar veel aan kan worden gehangen. Iedereen

kan best een haak vinden om zijn of haar huidige of toekomstige stokpaardjes aan vast te leggen.

En om het met een variant op een gezang te zeggen: "Wat de toekomst brengen moge, ons (e

g leidt

(in deze) des colleges hand." Dat maakt het moeilijk om nu ja of neen te zeggen tegen deze visie.

Want waar zeggen wij eigenlijk ja of neen tegen?

Als kleine partij, die bovendien geen deel uitmaakt van het college, mogen wij blij zijn met

het grote aantal zaken - zaken waar wij ons in het verkiezingsprogramma sterk voor hebben willen

-7- 27 april 1999.

maken - dat herkenbaar terugkomt in deze kernstadsvisie. Ik noem een willekeurig voorbeeld. Een

van onze headlines bij de verkiezingen was en is: "Overigens zijn wij van mening dat de Traverse

moet worden ondertunneld.` Dit programmapunt hebben wij op grond van dit stuk al tekstueel

aangepast tot: "Overigens zijn wij inmiddels niet meer als enigen van mening dat de Traverse

moet worden ondertunneld.`

Zo vinden wij nog vele andere, door ons gemaakte overwegingen en wensen terug in deze

toekomstvisie. En dan is het voor ons niet zo belangrijk meer wie wat wanneer heeft gezegd. Te

zijner tijd zal ik die lijst wel eens maken ten behoeve van onze leden en kiezers. Over die

onderdelen wil ik het nu niet hebben, daarover hoeven wij nu en in de toekomst ook niet

principieel van mening te verschillen. In dit kader zullen wij de visie van college van B & W

blijven toetsen aan die van ons en ons het recht voorbehouden in voorkomende gevallen van

mening te verschillen.

Maar, mijnheer de voorzitter, wat moeten wij met onderdelen waarover wij principieel van

mening verschillen of, wat plezieriger gezegd, genuanceerder over denken'? Door nu ja te zeggen

tegen deze kernstadsvisie willen wij ons niet verplichten om te zijner tijd ook ja te moeten zeggen

tegen alle hierin vastgelegde uitspraken. Met andere woorden: een aantal zaken ligt hiermee voor

Ondernemend Helmond niet, en zeker niet voor tijd en eeuwigheid, vast. Afwijkende meningen

moeten mogelijk zijn en blijven en hoeven o.i. niet negatief te worden uitgelegd.

Wij zullen onder meer blijvend genuanceerder denken over een aantal uitgangspunten zoals:

- Het grondgebied van de gemeente Mierlo;

- De samenwerking met Eindhoven, en met name de functie van de SRE

- Opbrengsten en kosten;

- De fietspaden,

- Cultuur;

- De bioscoop in Boscotondo.

Een voorstel onzerzijds is om af te spreken dat wij periodiek, bijvoorbeeld eenmaal per twee

jaar, de kernstadsvisie evalueren, mogelijk via de begeleidingscommissie.

Waar wij in de toekomst nog wel eens over van mening zullen verschillen, zijn de

prioriteitsstellingen, procedures, snelheid van handelen, wijze van uitvoering en zo verder. Op het

moment dat er geld over tafel moet komen, kunnen de verschillen wel eens groter worden of

blijken te zijn.

Overigens willen wij ook graag meedenken over de weg waarlangs de doelstellingen zullen

moeten worden bereikt; de te volgen strategie zogezegd. Wij hopen dat het college ook in deze

een open communicatie overeind wil houden.

Dwars door en ter versterking van alle speerpunten staat bij ons voorop dat de Helmonder

zelf trots moet zijn op zijn stad en dat wij met ons allen - inwoners, bedrijfsleven en gemeente -

gaan werken aan ons imago. Dat vergt menskracht. Dat schreeuwt om een langetermijnvisie met

betrekking tot promotie- en integratiebeleid en, ook hierbij, speerpunten. Speerpunten in de vorm

van werken aan landelijke bekendheid in de goede zin des woords, bijvoorbeeld middels een

landelijk aansprekend evenement. Dat vraagt om gestructureerde aandacht en begeleiding van het

lokale bedrijfsleven. Tot nu toe zijn het veelal steeds dezelfde mensen en bedrijven die je

tegenkomt als er iets in Helmond moet gebeuren. Voor ons gevoel was de eerste confrontatie van

stadsvisie met de stad hiervan al een voorbeeld. Ondernemend Helmond vindt dat dit als extra

speerpunt moet worden meegenomen. Wij hebben hiervoor ook de vorige keer gepleit. Wij blijven

dat doen en zullen hier desnoods bij de voorjaarsnota op terugkomen.

Reeds jarenlang heeft Ondernemend Helmond gepleit voor een brede samenwerking op

sociaal-economisch gebied. Wij juichen uw initiatief in deze toe, ook al lijkt de naam - lokale

sociaal-economische raad (pag. 24) - nogal pretentieus. Structureel zullen wij naar elkaar moeten

luisteren en ook bereid moeten zijn daarnaar te handelen. Maar het zal u duidelijk zijn dat wij

verder willen gaan.

Dan ga ik inhoudelijk naar de speerpunten.

Speerpunt 1: Versterking van de centrumpositie van Helmond.

Ja, maar niet alles hoeft van ons in het centrum. Een beursgebouw mag er van ons gerust

buiten liggen. In dat kader zeggen wij ook niet zonder meer ja tegen uw suggestie om uitbreiding

te realiseren aan de zuidzijde van het spoor aansluitende op het NS-boofdstation in de omgeving

van de St. Annaparochie.

Speerpunt 2: Verbetering van de bereikbaarheid van Helmond.

Blij dat eindelijk de auto weer aandacht krijgt. (Zie de pagina's 5, 13, 14, 15, 21 en 25).

-8- 27 april 1999.

Tijdens de behandeling van het openbaar vervoer in de commissie stedelijke ontwikkeling hebben

wij gepleit voor het naast elkaar en in samenhang realiseren van de benodigde infrastructuur. Wij

drongen met klem aan op een plan voor de hoofdwegenstructuur, zowel voor individuele als voor

collectieve vervoerswijzen, bijvoorbeeld in de vorm van bus- en taxibanen. Zeker deze laatste

suggesties zouden, zoals door D66 werd aangevuld, uitstekend passen in het grotestedenbeleid.

Bereikbaarheid per spoor en water willen wij te zijner tijd op de werkelijke waarde toetsen.

Zeker is dat wij bij herhaling hebben aangedrongen op overslagmogelijkheden binnen Helmond.

Recentelijk hebben wij het college hierover nog een brief gestuurd. In dit kader een detail. Wij

hebben bij de voorgaande behandeling aangedrongen op het gedeeltelijk en zonodig gedurende

bepaalde tijden openstellen van de Markt voor parkeren. Die discussie hoeft van ons geen 10 jaar

te wachten. Wij vragen u vriendelijk dit op korte termijn ter discussie te stellen.

SpeeLpunt 3: Versterking van de sociaal-maatschappelijke basis van Helmond.

Graag, mijnheer de voorzitter. 'Maar zoals wij reeds eerder hebben gesteld, is dit geen

eenzijdige zaak. Enerzijds zal niet alleen de gemeente maar ook de rijksoverheid hieraan moeten

meewerken. Bij herhaling hebben wij aangedrongen op reciprociteit in het kader van het Vinex-

convenant. Daar blijven wij op hameren en wij vinden dat hiervoor door de gemeente Helmond

een strategisch plan moet worden opgesteld.

Anderzijds zullen er ook eisen mogen worden gesteld aan Helmondse inwoners. Wij zullen

samen met elkaar moeten werken aan een leefbare stad. Zo nodig mogen er wat Ondernemend

Helmond betreft sancties zijn. Bij de uitvoering van het sociale beleid vragen wij ook voor dit

aspect blijvende aandacht.

Over wijkparticipatie als zodanig komen wij ongetwijfeld nog vele malen met elkaar te

spreken. Zeker daar waar in het kader van de ontwikkeling van Brandevoort voortdurende

aandacht voor het aantal verhuizingen noodzakelijk is. Verhuizingen kunnen immers het karakter

van een wijk op termijn veranderen. Ondernemend Helmond zou het op prijs stellen ten aanzien

van dit punt periodiek te worden geïnformeerd. .,-

Speerpunt 4: Versterking van de economische positie van Helmond.

Ook hiermee zijn wij het op hoofdlijnen eens, al denken wij op onderdelen anders. Zo zijn

wij onder meer tegen verdere uitbreiding van ambachtelijke bedrijvigheid in woonwijken. Wellicht

is het mogelijk via een vestigingsbeleid sturing en richting te geven aan door ons gewenste

ontwikkelingen. Dat geldt o.i voor woonwijken en voor het centrum. Dat past wellicht in de

strategie. Overigens vinden wij een aantasting van het landelijke gebied ook een zaak voor nader

overleg; daarmede doelen wij onder meer op uw opmerking dat het terrein Berenbroek in

noordelijke richting verder moet worden ontwikkeld. Hoogwaardige bedrijvigheid is ons destijds

ook al op Groot Schooten beloofd!

Wel vragen wij ook voortdurende waakzaarnheid en een actieve opstelling van het college

van B & W voor het vertrek van instellingen, bedrijven, semi-overheidsdiensten e.d uit Helmond,

zoals wij dat periodiek zien gebeuren.

Mijnheer de voorzitter. Met inachtname van de gemaakte opmerkingen gaat Ondernemend

Helmond in grote lijnen akkoord met deze stadsvisie. Wij zullen met zijn allen, en daar bedoelen

wij de hele stad mee, ervoor moeten zorgen dat MOP geen mopje wordt. Wij realiseren ons dat er

veel zaken zi.n die wij niet hebben genoemd en om des tijds wille hebben laten liggen.

i

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Vanavond stellen wij als raad onze eigen

Kernstadsvisie Helmond 2010 vast. Voor ons ligt de concept-tekst als resultaat van overleg in

thernagroepen, een ambtelijke projectgroep, een raadsdebat en niet te vergeten de rondetafel-

gesprekken van 30 maart j.l.

Een van de zaken die opgevallen is in de tot nu toe doorlopen procedure, is dat er een

behoorlijk verschil is in de mate waarin betrokkenen kennis hebben van of geïnformeerd zijn over

bepaalde zaken. Met name tijdens de rondetafelgesprekken was dit opvallend zichtbaar. Daarom

pleiten wij ervoor om hiermee in het vervolgtraject nadrukkelijk rekening te houden. Zeker als wij

de stad in veel bredere zin bij het tot stand komen van de integrale stadsvisie gaan betrekken. Het

is dan niet alleen belangrijk stil te staan bij hóe wij communiceren met de stad, maar ook bij wát

wij communiceren en wat wij zinvol kunnen communiceren.

Ten aanzien van de voorliggende concept-tekst hebben wij als CDA-fractie een aantal

opmerkingen, waarvan wij een drietal hebben uitgewerkt tot tekstvoorstellen. In de vorige

vergadering van de begeleidingscommissie hebben wij afgesproken om op die manier met de

concept-tekst om te gaan.

-9- 27 april 1999.

Bij het beeld van Helmond in 2010 denken wij aan groei van de stad, onder meer door

uitbreiding van het grondgebied met Mierlo en een stukje van Asten en Someren. Een deel van

deze gebiedsuitbreiding is bedoeld als ruimte voor toekomstige woningbouw en als bedrijven-

terrein. Maar een belangrijk deel van deze uitbreiding zal buitengebied blijven, waarmee het

areaal buitengebied van Helmond aanmerkelijk wordt vergroot. Juist in het kader van grotesteden-

beleid staan deze gebieden meestal niet direct in de picture. Daarom willen wij daar als CDA nu

toch even de aandacht op vestigen. Want ook in deze buitengebieden zal sprake moeten zijn van

een dynamisch evenwicht, met enerzijds ruimte voor economie, zoals een duurzame land- en

tuinbouw, en anderzijds milieu en landschappelijke waarden.

Bij de geschetste sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen wordt onder meer het fenomeen

24-uurseconomie genoemd en het feit dat dit fenomeen zowel positieve als negatieve invloeden op

ons sociaal-maatschappelijk leven kan hebben. Helaas missen wij na deze algemene constatering

wat hierop de reactie van de gemeente zou moeten zijn. Met name omdat inmiddels niet alleen

meer de kerken maar ook o.a. de vakbeweging, sportfederaties, verenigingen en vrijwilligers-

organisaties dit belangrijk vinden. Wij hebben hiertoe een tekstvoorstel als volgt in een amen-

dement verwoord:

"AMENDEMENT

De gemeenteraad van Helmond, in vergadering bijeen op dinsdag 27 april 1999 ter

vaststelling van de KERNSTADSVISIE HELMOND 2010,

overwegende dat

- de 24-uurs economie zowel positieve als ook negatieve effecten heeft, zoals ook

verwoord in de concepttekst;

- de gemeente, hoe beperkt ook, in haar beleid enerzijds moet trachten de negatieve

effecten te minimaliseren, en anderzijds in positieve zin kan bijdragen, bij-

voorbeeld door kritisch om te gaan het verlenen van ontheffingen op de winkel-

sluitingswet, het stimuleren van kunst, cultuur en sport op zondagen, beperkingen

in de openstelling van gemeentelijke diensten, etc.

BESLUIT

de concepttekst van de KERNSTADSVISIE HELMOND 2010 daarom als volgt te

wijzigen:

op pagina 17 onder 5.1 aan de opsomming van de te bereiken sociale, economische en

ruimtelijk-fysieke balans toe te voegen:

De negatieve effecten van de 24-uurs economie zo veel mo elijk worden afgezwakt

9

en de positieve effecten worden gestimuleerd.'

en gaat over tot de orde van de dag.

Dit amendement is ondertekend door de heer Klerkx, mevrouw Jurrius-Hakvoort en mijzelf.

In hoofdstuk 4.5 worden bij het speerpunt "de versterking van de economische positie van

Helmond" een aantal aandachtspunten genoemd. Eén van de punten is het streven naar een

verruiming van de werkgelegenheid voor met name lageropgeleiden ten behoeve van langdurig-

werklozen. Daar waar je ziet dat in dit segment arbeidsplaatsen regelmatig onvervulbare vacatures

voorkomen, rijst de vraag of hier wel de meest adequate oplossing voor het probleem ligt. Komt

deze uitspraak straks bij de minister straks nog wel geloofwaardig over'? Wellicht kunnen wij hier

alternatieven bedenken die ook van een meer vernieuwende aanpak getuigen. Graag hoor ik

daarover ook de mening van het college of van andere fracties.

Dan kom ik aan het onderwerp partnerschap. Bij de strategische keuzen en resultaten in

hoofdstuk 5 wordt aangegeven dat wij in 2010 een groot aantal zaken moeten zien te bereiken als

resultaat van een gelijkwaardig partnerschap. Nadrukkelijk zien wij hierbij, naast vele andere

mogelijkheden, ook het bedrijfsleven als partner met een zekere maatschappelijke verantwoorde-

lijkheid. Of, zoals de SDH dit in januari treffend verwoordde, als een van de community values.

Een dergelijke redenering kan in zekere zin doorgetrokken worden naar de aanpak voor

mensen in een achterstandssituatie. Zoals in hoofdstuk 5.2 wordt gesteld, moeten deze mensen de

kans krijgen om actief (economisch of maatschappelijk) deel te nemen aan de maatschappij. Maar

van de andere kant mag er bij hen dan ook op geappelleerd worden dat zij geboden kansen

oppakken, alsmede de uitdagingen om initiatief te nemen aangaan. Passiviteit zal nooit tot succes

leiden.

Wat naar onze mening nog ontbreekt, is aandacht voor de gezondheidszorg. Misschien komt

-10- 27 april 1999.

dit omdat wij het vaak als vanzelfsprekend beschouwen dat deze goed geregeld is. Toch kunnen

zaken als herstructurering van zorgtaken, privatiseringen, schaalvergrotingen, wijzigingen van

verzekeringstelsels, enz. nadelige effecten hebben op de zorgbeleving in onze stad. Vandaar dat

het CDA vindt dat dit steeds meer de aandacht van de gemeentelijke overheid behoeft, mede met

het oog op de nieuwe uitbreidingsgebieden, zoals nu Brandevoort. Daarom het volgende

tekstvoorstel:

`AMENDEMENT

De gemeenteraad van Helmond, in vergadering bijeen op dinsdag 27 april 1999 ter

vaststelling van de KERNSTADSVISIE HELMOND 2010,

overwegende dat

- ook Helmond te maken zal krijgen met een toename van de vergrijzing;

- mede daarom een goede. gezondheidszorg als algemene voorziening voor onze stad

belangrijk is;

- bij een goede gezondheidszorg in dit verband gedacht wordt aan laagdrempelig,

goed bereikbaar, toegankelijk en compleet; kortom: dicht bij de mensen;

BESLUIT

de concepttekst van de KERNSTADSVISIE HELMOND 2010 daarom als volgt te

wijzigen: op pagina 20 onder 5.2.3 in de eerste zin na 'ouderdom' toe te voegen

'Ziekte', en bij de te bereiken maatschappelijke resultaten toe te voej@en:

Helmond een samenhangend stelsel van gezondheidsvoorzieningen heeft en houdt

(een zogenaamd zorgcontinuum), waarbij de zorgbehoevende de mogelijke

trajecten van huisarts-ziekenhuis-thuiszorg-verpleeghuiszorg naadloos kan door-

lopen.'

Dit amendement is ondertekend door de heer Klerkx, mevrouw Jurrius-Hakvoort en mijzelf.

Vervolgens kom ik aan het onderwerp culturele versterking. Bij de sociale pijler wordt

verder genoemd het versterken van het culturele voorzieningenniveau en de toeristisch-recreatieve

dimensie in onze stad door middel van coördinatie en toevoeging. Wat onze fractie betreft kan

daarbij ook ingestoken worden op een brede bundeling van krachten, waarbij zeker ook de horeca

betrokken zou moeten zijn.

Ten aanzien van de multimodale ontsluiting van bedrijventerreinen, met name het BZOB en

de zuidelijke uitbreiding daarvan, is, gelet op de meest recente ontwikkelingen, o.i. enige

bijstelling gewenst. Daartoe hebben wij het volgende tekstvoorstel, waarbij wij niet iets toevoegen,

maar iets weghalen:

"AMENDEMENT

De gemeenteraad van Helmond, in vergadering bijeen op dinsdag 27 april 1999 ter

vaststelling van de KERNSTADSVISIE HELMOND 2010,

overwegende dat

- Eindhoven en Venlo beschikken over verladingsfaciliteiten voor spoorverv(er

(terminal, laad- en losemplacement);

- Helmond op het huidige BZOB beschikt over een Regionaal Overslag Centrum

voor vervoer per binnenschip, dat zich de komende jaren verder moet ontwikkelen;

- de markt voor spoor- en watervervoer dan wel multi-modaal-vervoer beperkt is;

- het toevoegen van goederenvervoer per spoor op het huidige baanvak Eindhoven-

Venlo ten koste zal gaan van de capaciteit voor personenvervoer op datzelfde

baanvak;

- er regionaal juist intenties bestaan om het personenvervoer per spoor in Brabant te

stimuleren en te intensiveren (bijv. Interregiospoor);

- een aftakking van de spoorlijn Helmond-Venlo ten behoeve van de ontsluiting per

spoor van het huidige BZOB mede hierdoor diverse conflicterende belangen

oproept;

BESLUIT

de concept~tekst van de KERNSTADSVISIE HELMOND 2010 daarom als volgt te

wijzigen:

op pagina 15, in de eerste zin, weglaten de woorden ' ... spoor en...'

op pagina 23, paragraaf 5.3.2 bij het eerste punt, weglaten de zinsnede ' ... evenals een

-1 l- 27 april 1999.

aftakking van de spoorlijn Helmond-Venlo.'

op pagina 25, paragraaf 5.4.1 het negende punt, ('De uitbreiding van het ... gelegen

bedrijventerrein') weglaten

en gaat over tot de orde van de dag.

Dit amendement is ondertekend door de heer Klerkx, mevrouw Jurrius-Hakvoort en mijzelf.

Tot slot, voorzitter, wil ik nog even stil staan bij de titel van deze kernstadsvisie: Naar een

dynamisch evenwicht. Deze titel geeft al aan dat er sprake is van bewegingen en processen die

leiden tot een zeker resultaat. Acties en reacties zullen in de toekomst nog veelvuldig tot

bijstelling kunnen nopen. Wat dat betreft zal het een kunst zijn om dit proces met het juiste

relativeringsvermogen voort te zetten.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Ik zou graag een vraag stellen aan de heer Van

Heugten die aansluit bij zijn laatste zin. Als je het hebt over het nodige relativeringsvermogen bij

dit soort processen, hoe verhoudt zich dat tot de wijzigingen in de tekst die hij zojuist naar voren

heeft gebracht?

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Ik denk dat dit getuigt van een zeker relativerings-

vermogen.

Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! Staat u mij toe vooraf een opmerking te

maken over de actualiteit. Wij zijn blij dat de kwestie De Hoop nu tot een oplossing lijkt te zijn

gekomen. Wij roepen het college dan ook op met kracht het herstructureringsprogramma weer ter

hand te nemen.

De Kernstadsvisie Helmond 2010 ligt thans ter goedkeuring voor ons. Een maatschappelijk

middenveld heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan deze visie. De PvdA wil u nadrukkelijk in

overweging geven bij de verdere ontwikkeling ook de jeugd en de jongeren te betrekken. Immers

de jeugd heeft de toekomst en het college heeft door de instelling van jeugd- en jongerenraden een

basis gelegd om ook deze groep uit onze maatschappij een belangrijke stem te geven.

De PvdA ligt de toekomst van de bestaande wijken na aan het hart. Dat was ook onze inzet

bij de vaststelling van de stadsvisie op 2 februari jl. Overigens hebben wij de toegezegde

toevoegingen aan de richtinggevende uitspraken inzake de recreatie en allochtonen niet kunnen

terugvinden. Voor wat de recreatie betreft maakt het college dat door middel van bijlagen wel

weer goed.

Het zal u niet verbazen, voorzitter, dat wij beginnen met het thema wijkontwikkeling. In de

bijlage stelt u dat u de lat hoog legt en dat u dat bewust doet. Dat is lovenswaardig. Toch hebben

wij een aantal opmerkingen.

Er wordt erg veel gesproken over basisniveau en basisvoorzieningen. Wat er verstaan moet

worden onder deze begrippen, is niet duidelijk. Wat voor ons wel duidelijk is, is dat het

basisniveau bij de wijkontwikkeling hoog moet liggen. Het mag niet beperkt blijven tot die zaken

waartoe wij op grond van allerlei regelgeving verplicht zijn, zoals het ophalen van huisvuil. Voor

de PvdA is een basisniveau duidelijk meer: een hoog kwaliteits- en onderhoudsniveau.

Volgens de visie wil het college voor de wijkontwikkeling een beroep doen op vrijwilligers.

Op zich steunen wij dat. Echter, in de voorwaardenscheppende sfeer dient het college dan wel op

een bijzondere manier aandacht aan deze groep te schenken. Wij denken daarbij o.a. aan

ontheffing van de sollicitatieplicht, aan onkostenvergoedingen en, niet op de laatste plaats, aan een

deugdelijke verzekering en begeleiding van de betrokken vrijwilligers.

Het college stelt even vast dat woongedrag dat zware overlast met zich meebrengt, niet

wordt getolereerd. Dat is mooi, maar welke instrumenten denkt het college daarvoor nodig en tot

zijn beschikking te hebben?

In de wijkvisie krijgen veel groepen bewoners van de stad onze aandacht. Naar de mening

van de PvdA ontbreekt het deelonderwerp jeugd en jongeren. Onze jeugd heeft, zoals ik hiervoor

al zei, de toekomst. Naar onze mening verdienen jeugd en jongeren in het kader van de wijk-

ontwikkeling nadrukkelijk onze aandacht.

De wijkvisie is ons nog steeds te beperkt. In de bijlage missen wij te veel de bestaande en

met name de gewenste maatschappelijke structuren. Meer tot uiting moet komen de mogelijkheid

van de bewoners om te kiezen voor het wonen en leven in een bepaalde wijk, waarvoor niet

uitsluitend de maatschappelijke positie of het inkomen bepalend dient te zijn. Kwaliteit en

-12- 27 april 1999.

leefbaarheid in alle wijken, in het bijzonder de wijk Binnenstad-Oost.

Ook het aspect van gezondheidszorg en welzijn en van voorzieningen voor ouderen missen

wij nog. Zijn er in de wijk Brandevoort voorzieningen gepland voor zuigelingenzorg, ouderen-

zorg, huisartsen en tandartsen? En hoe staat het in 2010 met dit soort voorzieningen in de al

bestaande wijken? Wij ondersteunen het tekstvoorstel dat de CDA-fractie op dit punt heeft gedaan.

Tot slot nog iets over de wijkontwikkeling. In de bijlage stelt u vast dat met het oog op de

duurzame ontwikkeling van bestaande wijken de groei elders in of aan de stad niet ten koste mag

gaan van bestaande wijken. De PvdA vindt dit een belangrijke uitspraak van het college. Wij

zullen het aankomende jaar de plannen van het college daar telkens op toetsen.

In de bijlage over economie en onderwijs gaat het wel erg weinig over de mens. Nadruk-

kelijk vragen wij u om bij dit onderwerp oog te hebben voor het leefmilieu, zowel van de stad als

van de groene inbedding waarin onze stad zich dient te ontwikkelen.

Met betrekking tot het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs moeten wij vaststellen

dat dit in Helmond sterk aan erosie onderhevig is. Om tot een lerende stad te komen, zal er fors

op deze vormen van onderwijs moeten worden ingezet. Tegelijkertijd dient er naar onze mening

permanent aandacht voor te zijn dat ook HBO-opleidingen een plaats krijgen in het Helmondse.

De noodzaak om tot ontwikkeling van een bedrijventerrein op Scheepstal te komen ontgaat

ons op dit moment een beetje, zeker gezien de plannen om het BZOB door te trekken in zuidelijke

richting tot de A67. Wellicht kan daar op termijn meer helderheid over gegeven worden, mede

met het oog op de hoogwaardige natuurgebieden in de nabijheid van Scheepstal.

Weinig aandacht krijgt naar onze mening het aspect werkeloosheid. Nog nadrukkelijker

dient daar beleid op te worden gericht, waarbij wat ons betreft de vrijblijvendheid daarvan ter

discussie staat.

Een nadrukkelijk zorgpunt in het beleid blijft de bereikbaarheid van onze stad. De keuze

voor een ontsluiting van het BZOB op de A67 heeft onze instemming. Andersom verdient een

degelijke ontsluiting van de stad in noordelijke richting nog steeds de aandacht. Op het punt van

de bereikbaarheid mag het college wat ons betreft de lat wat hoger leggen. Voor alle duidelijk-

heid: onder bereikbaarheid verstaan wij ook de voorzieningen voor een goed openbaar vervoer en

fietsverbindingen.

Op het gebied van toerisme is de visie nog wat lauw. De recreatievaart, zoals door u

verwoord in de bijlage, roept bij ons twijfels op, o.a. gelet op de financiële consequenties en het

feit dat dan de bruggen in Helmond weer geopend dienen te worden, waardoor er weer bereik-

baarheidsproblemen gaan ontstaan. Op dit specifieke punt willen wij graag nog eens met u van

gedachten wisselen.

Ook bij de centrumontwikkeling hebben wij te maken met bereikbaarheidsproblemen. U

kent ons standpunt over de Kasteeltraverse. De heer Praasterink van Ondernemend Helmond was

en is met zijn standpunt niet de enige - en ook niet de eerste, hoor ik mijn buurman zeggen. Wij

zien graag haalbare plannen om te komen tot een ring om het centrum, plannen die overigens het

culturele erfgoed respecteren.

De ambitie van het college om op termijn de koopkrachtbinding te laten stijgen in de

richting van het niveau dat past bij een stad van de omvang van Helmond, ligt wat ons betreft wat

laag. Gelet op de huidige situatie zou er immers al vlug sprake zijn van een stijging.

Het streven van het college om waar mogelijk een evenwicht te creëren in de verhouding

tussen hoofdwinkelcentrum en de subcentra in de wijken, ondersteunen wij, op voorwaarde dat er

een flankerend beleid is voor de leeg komende winkelpanden. Verplaatsing van bovenwijkse

detailhandel naar de city is alleen acceptabel als de wijken niet blijven zitten met leegstaande

winkelpanden, een situatie die tot leefbaarheidsproblemen leidt zoals, thans het geval is op het

Rijpelplein.

Wij zijn verheugd over het feit dat het college ons voorstel om na te gaan of De Kernpel een

plaats kan krijgen in of nabij ons centrum, heeft opgenomen.

Aanvankelijk hebben wij besloten dat de positie van allochtonen een beleidsthema zou zijn.

Als wij de bijlagen er nu op naslaan, lezen wij daarin dat het emancipatieproces van allochtonen in

zowel sociaal, economisch als ruimtelijk-fysiek opzicht afgerond is. Wij missen dit emancipatie-

proces nadrukkelijk in de uitwerking van de sociaal-maatschappelijke structuur, de economische

structuur en de ruimtelijk-fysieke structuur. Waar het om gaat, is een integratieprobleem met

betrekking tot de allochtonen in Helmond, zowel binnen de sociaal-maatschappelijke structuur, de

economische structuur en de ruimtelijk-fysieke structuur. Door het toenemend aantal nieuwkomers

in Helmond zal het integratieproces van allochtonen een continu proces zijn. Een goed integratie-

-13- 27 april 1999.

beleid binnen de thema's zou het integratieproces versnellen. In het hoofdstuk Van werkelijkheid

naar wens dient naar onze mening de positie van allochtonen te worden opgenomen als speerpunt.

Tevens dient daarin opgenomen te zijn:

a. Integratiebeleid langs twee sporen, namelijk algemeen en categoraal;

b. Een versnelling van het integratieproces van allochtone Helmonders middels maatwerk, met een

benadering per land van afkomst en integreren naar de normen van de Helmondse samenleving

met respect voor de waarden van deze inwoners. Bij dit proces dient de aandacht uit te gaan

naar inkomen, kennis en maatschappelijke betrokkenheid.

c. Aandacht voor de identiteit en cultuur van allochtone inwoners van Helmond.

In zijn algemeenheid verdient het beleidsthema allochtonen nadere aandacht. Welke

beleidskeuzes gaan wij maken en welke meetbare resultaten verwachten wij van dat beleid?

Als wij als raad vaststellen dat de positie van allochtonen één van de thema's is en als er

over dit onderwerp in hoofdstuk 4 van de bijlage geen woord wordt geschreven, dan neem je of

het onderwerp of jezelf niet serieus. Wanneer wi nu niet heel nadrukkelijk dit onderwerp als

speerpunt meenemen, worden onze doelstellingen ook niet gerealiseerd.

Tot slot vragen wij aandacht voor de veiligheid. Naast de gemeentelijke taak te zorgen voor

een veilige openbare ruimte, ligt er ook een taak bij politie en justitie. De veiligheid in de stad is

een thema en zal een thema blijven in onze maatschappij. Sterker nog: wij verwachten dat de roep

om meer veiligheid zal toenemen. Wij willen u dan ook voorstellen om, gelijktijdig met het

definitief maken van de Stadsvisie Helmond 2010, samen met de andere verantwoordelijke partijen

een nadere visie te ontwikkelen op het veiligheidsaspect in brede zin.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Op 2 februari van dit jaar heeft de raad de hoofd-

lijnen van de stadsvisie vastgesteld. De nota die nu op de agenda staat is daar, samen met de

rondetafelgesprekken van 30 maart, een verfijning van. In algemene zin heb ik al op 2 februari

naar voren gebracht dat de procedure rond de städsvisie, inclusief de gesprekken met vertegen-

woordigers vanuit de bevolking, niet kan leiden tot een uitkomst die op cruciale punten afwijkt

van het bestaande gemeentebeleid. Stel dat in de rondetafelgesprekken naar voren was gekomen

dat Helmond beter kan afzien van annexatie van Mierlo. Zou die suggestie dan zijn overgenomen?

Ik denk van niet. Dit leidt tot de vraag wat per saldo de meerwaarde is van de raadpleging van de

vertegenwoordigers vanuit de bevolking. Anders gezegd: zou zonder zo'n raadpleging een heel

andere stadsvisie uit de bus zijn gekomen? Ik waag het te betwijfelen.

Ik geef nog een voorbeeld. In het verslag van de rondetafelgesprekken lees ik dat een

mevrouw de suggestie doet om de Traverse te verfraaien in plaats van hem ondergronds te maken.

Die suggestie wordt niet overgenomen. Daarom denk ik dat het college de vele reacties en

opmerkingen ziet als een grabbelton waaruit het datgene put wat in het beleid past. (Mede daarom

denk ik dat het amendement van Ondernemend Helmond het moeilijk zal halen.) Voorzitter, is het

erg dat het college het zo ziet? Ik denk van niet, mits je er maar duidelijk over bent. Want ben je

daar niet duidelijk over, dan kan het leiden tot teleurstellingen bij de mensen die met veel energie

zaken hebben ingebracht, maar daar later niets van terugzien.

Een andere algemene opmerking is dat de kernstadsvisie de indruk wekt dat alle zaken die

erin worden opgesomd op gelijkwaardige voet met elkaar staan, alsof het allemaal tegelijkertijd

gerealiseerd kan worden en alsof er geen prioriteiten gesteld hoeven te worden. Dat kan er bij mij

moeilijk in. Zolang geld een schaars goed is, heb je een verdeelprobleem. Laat ik nog maar eens

de ondertunneling van de Traverse als voorbeeld nemen. Op het moment dat de raad gevraagd

wordt het daarvoor benodigde geld vrij te maken, dient de raad zich ook te realiseren dat dit geld

niet voor iets anders kan worden gebruikt. In dit verband valt het mij trouwens op dat het stuk

over de fysieke infrastructuur een stuk concreter is dan het stuk over de sociale infrastructuur.

Voor wat het eerste betreft, worden er heel veel concrete projecten genoemd. Maar als het gaat

om verkleining van maatschappelijke tweedeling, toch ook een doelstelling, dan blijft het stuk

steken in fraaie woorden.

Wat mij ook van hart moet, is dat het PR-gehalte van het stuk toch redelijk hoog is. Als ik

op pagina 3 lees dat in het jaar 2010 de Heimondse wijken in evenwicht zijn in de economische en

maatschappelijke positie van de bewoners, betwijfel ik of dit kan opgaan voor de wijken Dierdonk

en Brandevoort. Hier botst volgens mij de theorie met de praktijk.

Voorzitter, ik heb al eerder ingebracht dat de SP, als het om de belangrijke richtinggevende

gedachten gaat, een andere insteek heeft. Ons standpunt over herindeling is bekend. Maar ook

hebben wij een kritische herbezinning bepleit als het gaat om het beleid inzake het centrum versus

-14- 27 april 1999.

de wijken.

Nog een ander punt is de vraag of er grenzen zijn aan de groei. Heeft Helmond nog genoeg

rust, ruimte en natuur? Willen wij de Randstad van Brabant worden? Deze kant van de zaak komt

onvoldoende uit de verf.

In het stuk worden veel punten genoemd. Natuurlijk zijn wij het met een aantal daarvan

eens. Alles overziend zou ik zeggen dat de SP het er voor 40% mee eens is en voor 60% mee

oneens.

De VOORZITTER: Dat is nog niet helemaal in balans, mijnheer Verbakel!

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Maar je kunt niet zeggen dat het verhaal van Hans

Verbakel niet dynamisch is. Ik heb met bewondering naar het eerste deel zitten luisteren.

Voorzitter! Al diverse malen hebben wij ons als raad uitgelaten over-de toekomst van

Helmond. Ongevraagd hebben wij onze eerste instantie van de begrotingsbehandeling van het

afgelopen jaar deels opgehangen aan de te ontwikkelen visie. In januari van dit jaar hebben alle

fracties bijgedragen aan het debat over de verschillende stellingen. Vandaag stellen wij de

kernstadsvisie vast, met de belofte dat wij bereid zijn er nog van alles aan te veranderen als het

debat met de stad daar aanleiding toe zal geven.

Op een aantal items willen wij terugkomen en daar ook graag nog een keer de nadruk op

leggen. Dit kan naar mijn gevoel kort, maar vooral ook krachtig.

Meer vanuit een wensbeeld een visie ontwikkelen.

Deze uitspraak hebben wij in januari gedaan. Urbi en Orbi spraken er in het Speelhuis over:

Durf te kiezen! Durf te fantaseren en kom met ideeën die wij verder weg in de volgende eeuw

willen verwezenlijken. Van daaruit kan er worden teruggeredeneerd naar de mijlpaal in 2010.

De voorliggende stadsvisie kan naar onze mening worden betiteld als een positieve

kaasschaaf. Allemaal net wat beter, overal wat ektra's bij. Zonder dat er echte keuzen gemaakt

worden. Er worden wel speerpunten weergegeven, maar wat die werkelijk inhouden, blijft de

vraag. Betekent het dat andere zaken geen aandacht meer krijgen? Of moeten wij daarmee aan de

gang? Wat moeten wij met de opmerking: De mensen krijgen meer kansen om deel te nemen aan

het maatschappelijk leven in onze stad en/of de wijk waar ze wonen. Dit zou toch zo'n beetje de

kern moeten zijn van de sociaal-maatschappelijke component, maar wat hier precies mee wordt

bedoeld, blijft nog ongewis. Ook bij de resultaatbeschrijvingen blijkt dat de sociaal-inaatschap-

pelijke component nog onvoldoende is uitgediept. U bent er blijkbaar nog niet toe in staat geweest

dat op te schrijven. Wij stellen voor dat ingezet wordt om met name dit onderdeel aan te kunnen

scherpen na de communicatie met de stad. Maar dan moet u wel de juiste mensen spreken.

Communicatie.

Helmond moet nog heel wat leren op het gebied van communicatie met de burger. Zolang

de ontvangstbevestiging die ik krijg als ik namens GroenLinks een brief aan het college richt, als

aanhef draagt: "Geachte heer/mevrouw GroenLinks", zolang kwesties als kaveluitgifte Brande-

voort de geloofwaardigheid van de overheid aantasten, zolang gesteld mag worden dat vele

klachten die bij de gemeente binnenkomen een ernstig te kort schietende overheid als onderwerp

hebben - zolang is het allemaal prachtig wat er gebeurd 'is in het Speelhuis en zijn de gepresen-

teerde plannen rondom de communicatie inzake de stadsvisie vooral een papieren belofte en heeft

de fractie van GroenLinks er de nodige bedenkingen bij. Wij geven - en wij hebben geprobeerd

dit via de heer Ferwerda te doen - in grote lijnen het groene licht voor dit communicatietraject,

waar wij bij de begrotingsbehandeling in 1998 zelf om hebben gevraagd. Echter, de flitsende en

minder flitsende ideeën die dit traject behelst, zouden ook wel eens toegepast mogen worden op de

normale communicatie tussen burger en bestuur. Bij de begrotingsbehandeling gaf u aan in het

kader van de stadswinkel hier aandacht aan te willen geven. Wij verzoeken u nogmaals, en dit

keer met klem, met grote haast en met grote zorgvuldigheid de normale dagelijkse communicatie

tussen burger en bestuur een geweldige kwaliteitsimpuls te geven.

De communicatietrein gaat nu rijden. In verband met de stadsvisie nog het volgende

daarover. Gesproken wordt over een stadskrant in twee delen. Wij zouden opteren voor een

speciale katern op de gemeentepagina's in Traverse. Daarmee wordt budget vrijgemaakt om op

wijkniveau met mensen te kunnen communiceren. Immers, de leefomgeving staat centraal en de

mensen zullen best bereid zijn om daarover te mee praten. Waarom kunnen er geen budgetten

vrijgemaakt worden voor de communicatie gericht op het wijkniveau, met behulp van wijk-

verenigingen? Dan praat u misschien met de juiste mensen. De uitkomsten van de prioriteiten-

-15- 27 april 1999.

enquéte zouden gemakkelijk per wijk het startpunt van deze communicatie kunnen zijn. Hiermee

wordt meer inhoud gegeven aan de dialoog in plaats van schriftelijke communicatie.

De wijkontwikkeling.

Het is prima om in bepaalde wijken van wijkontwikkelingsplarinen te spreken. In onze

optiek zal dat in alle wijken moeten gebeuren. Wij snappen dat er in de ene wijk meer moet

gebeuren dan in de andere wijk. Het moet op weg naar de volgende eeuw steeds normaler zijn dat

wij de ambtenaar op straat vinden in gesprek met de doelgroep. Die ambtenaar zal beter in staat

zijn om vervolgens met gegevens uit "het veld` tot een bepaald beleid te komen, een beleid dat op

een beter draagvlak zal kunnen steunen. Intra-actief, noemde de heer Tielernans dat. Communi-

catie met korte lijnen, waarbij wel duidelijk blijft wie er uiteindelijk beslist en hoe die beslissing

tot stand komt. Voorbeelden in het land te over, maar geen acties in deze richting, tot vanavond.

Verkeer en vervoer.

In het kader van deze discussie staat de mobiliteit centraal. Dat komt tot uiting in de

stadsvisie, echter naar ons gevoel te voorzichtig, te veel op de auto gericht en te weinig op de

alternatieve vervoerswijzen. Ze worden wel genoemd hoor, maar daar blijft het dan ook bij. Dit in

tegenstelling tot de passages over de ring om het centrum, de bereikbaarheid van Helmond,

rondwegen om Helmond en de aansluiting op de A67. De stadstaxi wordt als koning opnieuw

binnengehaald. Op zich hebben wij niets tegen de stadstaxi, maar daarbij mag het niet blijven.

Wat te doen als over vijf, zes of wellicht zeven jaar de stadstaxi, inmiddels populair bij de

bevolking, aansluit in de files op de doorgaande routes? Wat te doen, als blijkt dat de ring om het

centrum is verstopt omdat wij overal met de auto bij moeten kunnen?

Onze visie is dat de ruit om het centrum er moet komen, maar wel met een aantal afspraken

daarbij:

- een groot winkel/wandelgebied dat autoluw en deels autovrij is;

- parkeermogelijkheden aan de rand van de ruit;

- optimale fiets- en openbaarvervoersmogelijkheden tot in het centrum.

De rol van de Traverse daarin is voor ons op dit moment nog ongewis. Het hangt nog af

van de kosten-batenanalyse hoe wij ons hierover zullen uitspreken. Wij zullen de discussie

hierover met de nodige scepsis volgen. Er moet nog zo veel gebeuren in onze stad, dat wij de

Traverse beslist niet als een van onze prioriteiten zien. Deze opstelling staat haaks op die van het

college. Het college lijkt al een keuze gemaakt te hebben, zonder te weten van de consequenties.

De groei van Helmond richting Lun2endonk.

Vooralsnog zien wij dit niet zitten. Wij kiezen na Brandevoort voor consolidatie in plaats

van verdere groei. Laten wij de komende jaren werken aan het nieuwe Helmond als een samen-

hangend geheel. Bovendien constateren wij dat uw uitspraken strijdig zijn met elkaar. Enerzijds

geeft u aan de ecologische hoofdstructuur te zullen respecteren, anderzijds zal de ecologische

hoofdstructuur absoluut worden aangetast bij de bebouwing van Lungendonk. Of hebt u het over

een andere ecologische hoofdstructuur?

De 2roei van het BZOB richting A67.

Zoals het nu in de stadsvisie staat, wordt in feite heel Diesdonk volgebouwd. Hoewel wij

het met u eens zijn dat een stad die huizen wil bouwen ook moet bouwen aan de werkgelegenheid,

vragen wij ons af of een zuiniger gebruik van grond niet in de rede ligt. De revitalisering van

Hoogeind wordt zeer summier aangestipt, terwijl hier toch enorme kansen liggen voor inbreidings-

plannen op bestaande industrieterreinen. De voorgenomen uitbreiding tot aan de A67 zouden wij

daarom niet willen steunen. Of het zou zo moeten zijn dat in Diesdonk uitsluitend duurzame

bedrijven worden gevestigd. Zonnecelpark Helmond?

Overigens vragen wij ons af of een verdere aantasting van Diesdonk door een aansluiting op

de A67 te creëren wel nodig is. Immers, er liggen al twee ontsluitingen voor het bedrijventerrein

dicht bij de A67. Een onderzoek naar een hoogwaardig bedrijventerrein op Scheepstal zien wij

absoluut niet zitten.

Aandacht voor het centrum.

U noemt aandacht voor het centrum als eerste speerpunt. Op zich kunnen wij dat onder-

steunen. Echter, zoals het nu wordt voorgeschoteld, ligt het accent wel heel erg op de fysieke

elementen. Meer sfeer, een bruisend stadshart, dat moet het credo zijn de komende periode.

Alleen hoogwaardige winkels is niet genoeg. De sfeer moet het uiteindelijk maken!

In de stadsvisie wordt ook nog gesproken over andere voorzieningen die nodig zijn. Waar

hebt u het dan precies over? En wat wordt er bedoeld met een multifunctioneel zaleneentrum'?

Hebben wij het dan over een project op de Steenweg? Graag wat duidelijkheid hierover.

-16- 27 april 1999.

Tot slot een reactie op de CDA-amendementen. De heer Van Heugten begon te stellen dat

wij vanavond een stadsvisie vaststellen en dat er amendementen zouden komen. Toen dacht ik: nu

wordt het interessant. Na de eerste twee amendementen gehoord te hebben, constateerde ik dat ik

ook heel veel van zulke amendementen had kunnen bedenken en vroeg ik mij af wat de toevoegde

waarde van dit soort amendementen eigenlijk was. Maar bij het derde amendement over het

multimodale vervoer veerde ik weer op, want toen ging het om een discussiepunt waarover ik

graag in discussie wil gaan.

Het lid VAN MULLEKOM (HSP) Voorzitter! De HSP wil toch echt als basis van de

Stadsvisie 2010 zien het sociaal-maatschappelijk en sociaal-cultureel uitgewerkte sporen.

Intermenselijke relaties staan hierin naar onze mening centraal. Welke hoofdvoorzieningen staan

hierbij dan centraal? Het sociaal-economische spoor verdient hierin toch ook grote aandacht? Het

kan leiden tot nog meer welvaart en koopkracht. De relatie tussen mensen enerzijds en goederen

en diensten anderzijds dienen optimaal in uitvoering te worden gebracht. De HSP pleit voor nog

meer aantrekkingskracht op de inwoners, met als doel dat de inwoners juist en vooral hun

koopkracht in de stad besteden of daar koopkracht gaan verwerven.

Wat het ruimtelijke-fysieke spoor betreft: de HSP is van mening dat ervoor moet worden

gezorgd dat de vernieuwingen aan het stadscentrum ook daadwerkelijk verbeteringen blijken te

zijn. Wij bedoelen hiermee dat er een zeer goede sociale cohesie moet blijven bestaan in de

stadswijken. Een goede kwaliteit in de woon- en leefomgeving, en het kiezen van duurzame

oplossingen staan hierin centraal.

De economische vitaliteit en de bereikbaarheid van de stad zijn aspecten van belang. De

stedelijke invalswegenstructuur dient optimale aandacht te krijgen. Samenwerking met Eindhoven

en andere gemeenten in Zuidoost-Brabant is nodig om door middel van integrale afweging in de

regio te komen tot volledige benutting van haar gunstige ligging. De regio zal zich moeten

opwerpen als de technologische mainport van Nederland waarin het rijk extra zou moeten

investeren. Momenteel blijven de rijksinvesteringen in onze regio achter bij die in de Randstad.

Een sterke regionale lobby in Den Haag en Brussel/Straatsburg zou het stadsbestuur niet misstaan.

De stad kent een aantal fysieke breuklijnen die voor een groot deel de ruimtelijke identiteit

van Helmond bepalen. Hierdoor zijn in de loop van de tijd verschillende zones met een eigen

karakter ontstaan. Het kanaal en de noord/zuid-verbinding Den Bosch-Weert, Traverse en

spoorlijn delen de stad op in afzonderlijke delen, waarbij de Traverse en de weg Den Bosch-Weert

breuklijnen zijn in de stad die een verdere ontwikkeling van de stad als geheel in het centrum in

het bijzonder in de toekomst zullen bemoeilijken. Zelf heb ik daar als gewoon burger een

vijftiental jaren geleden een oplossing met tekeningen voor ingediend. Destijds had ik de Traverse

al laten zakken en dacht ik die ruimte in te vullen met een stadslaan en rijen bomen of groen over

de Traverse heen. Je hebt namelijk veel ruimte over, wanneer de vierbaansweg van de Traverse

vervalt. Je kunt er één heen- en teruggaande stadsweg of stadsboulevard van maken die bereikbaar

is voor mensen die in de stad moeten zijn. Deze stadsweg of boulevard kan worden aangevuld met

fantastische boom- en groenpartijen. Daarnaast is er nog ruimte over voor winkeltjes enz. naar de

hoge bebouwing toe die nu langs de Traverse staat. De spoorlijn had ik destijds laten afbuigen bij'

het slachthuis en via de Zandstraat achter de St. Annaparochie weer laten uitkomen bij Vlisco, aan

de stadsbrug. Dat is heel goed mogelijk; in Amsterdam zie je heel veel bochten in de spoorlijn.

Op die manier zou de wi k St. Annaparochie een geheel kunnen uitmaken met het stadseentrum.

Nu blijven wij daar met de breuklijn van het spoor zitten. Je kunt St. Annaparochie wel uit-

bouwen, maar misschien kan de mogelijkheid worden gecreëerd, via allerlei subsidies, om of de

spoorlijn te ondertunnelen of omhoog te krijgen, zodat de wijk St. Annaparochie zich een normale

positie als centrumwijk van de stad kan verwerven.

De HSP maakt zich sterk voor (nog) hogere uitgaven aan gezondheidszorg, ouderenzorg en

zorg voor gehandicapten en extra toezicht voor reereatievoorzieningen,

Voor wat de ruimtelijke positionering van Helmond betreft: voor de toekomst is het van

belang om de ruimtelijke samenhang van Helmond te verbeteren. Investeren in stedelijk vastgoed

en infrastructuur zijn voor de stedelijke economie belangrijk.

Onze conclusie is dat hetgeen wij aandragen, vooral op het gebied van ouderenzorg, de

hoogste prioriteit moet krijgen. De HSP voorziet dat de komende tien tot vijftien jaar de mensen

zelf centraal stellen dat de zwakkeren binnen onze samenleving betere mogelijkheden krijgen om

zich te ontplooien en zich gelukkig te voelen. Voor de nieuwe stadsdelen, zoals Brandevoort en

Dierdonk, zullen er over zo'n twintig jaar zorgcentra in Helmond moeten komen, want dan zullen

-17- 27 april 1999.

ook daar vergrijsde senioren wonen.

De VOORZITTER: Dames en heren! Allereerst mijnerzijds een reactie op de interventie van

de heer Tielemans over eventuele medewerking van onze gemeente aan een oplossing voor de

problemen in Kosovo. Het college heeft zich daar vanmorgen nog nader over beraden en heeft

gemeend zich tot de Vereniging Nederlandse Gemeenten te moeten wenden om ook in relatie tot

andere gemeenten te bezien wat op dit stuk door de Nederlandse gemeenten in totaliteit aan hulp

geboden kan wordew Wij zullen u zo snel mogelijk van onze bevindingen op dit punt op de

hoogte stellen en kijken wat de beste inbreng van ons als Helmond kan zijn om ons aandeel in

leniging van de nood te leveren.

Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Misschien mag ik een suggestie

meegeven. Wellicht kan daarbij worden voorgesteld of alle zittende raadsleden-bereid zouden zijn

een deel van hun inkomsten af te dragen, zodat er een substantieel bedrag bij elkaar komt.

De VOORZITTER: Wij zullen de raad zo snel mogelijk op de hoogte stellen van datgene

wat ons als college staat te doen. Alle andere acties die van u als raad uitgaan, kunt u zelf

coördineren.

Het woord is nu aan de coördinerend wethouder belast met het grotestedenbeleid en in het

bijzonder de stadsvisie.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! De heer Tielemans

refereert aan het begin van zijn betoog nog even aan de procedure die wij hebben gevolgd en wil

nog enige aandacht voor de status van de stadsvisie en het communicatietraject bij deze stadsvisie.

Voorafgaand aan deze vergadering hebben wij een zeer interessante bijeenkomst gehad van de

begeleidingscommissie uit de raad, waarbij het exact over deze onderwerpen ging. Vorige keer

leken wij daar wat luchtig overheen te stappen.

De stadsvisie die wij vanavond vaststellen - en niet voor kennisgeving aannemen - heeft een

tweeledig vervolg. In de eerste plaats hebben wij de stadsvisie nodig als beleidskader voor de

verdere uitwerking van de meerjarenontwikkelingsprogramma's. In de stadsvisie staan namelijk

alleen richtinggevende uitspraken die nog weinig concreet zijn. Wij moeten voor de zomervakantie

nog overleg voeren met de buurgemeenten en de provincie. Wij zijn al doende met het opstellen

van het meerjarenontwikkelingsprogramma 1999-2003 en zullen het rond de zomervakantie

afronden. Dat betekent dat de raad na de zomervakantie nog een keer zijn mening geeft, zij het

niet zozeer over de richtinggevende uitspraken in de kernstadsvisie, maar over hoe wij een en

ander hebben opgeschreven in het meerjarenontwikkelingsprogramma 1999-2003.

Wat wij in de kernstadsvisie verwoorden, voeren wij niet in vier jaar uit. Een aantal

sprekers heeft dat terecht opgemerkt. Wij noemen de ambities op de langere termijn met voorlopig

als tijdshorizon het jaar 2010. Bij sommige onderwerpen kan men zelf wel bedenken dat ze heel

waarschijnlijk over deze periode heen gaan. In het overleg met de minister worden wij concreter

met betrekking tot het ontwikkelingsprogramma voor de eerste vier jaar.

Wij zullen jaarlijks met elkaar over deze materie praten. Daarbij zullen ook de prioriteiten

worden gewogen, zowel voor wat betreft de rangorde als voor wat betreft de planning gefaseerd

in de tijd. Bij de realisatie van een en ander zijn wij niet alleen afhankelijk van het onderhandel-

resultaat dat wij bereiken met minister Van Boxtel en van datgene wat wij bij de provincie kunnen

bereiken, maar ook van wat wij met partners tot stand kunnen brengen over de volle breedte. Die

partners kunnen allerlei maatschappelijke instellingen zijn. Maar het kan ook het bedrijfsleven of

een grote investeerden zijn. Ook die zullen mede het tempo van realisatie bepalen. Wij doen dat

als gemeente niet meer alleen.

Als de raad vanavond de kernstadsvisie vaststelt als beleidskader, dan vindt de raad na de

zomervakantie een vertaalslag daarvan terug voor de eerste vier jaar. Daar komt de raad aan te

pas naar aanleiding van een voorstel van het college.

Het tweede doel van deze kernstadsvisie is dat wij de discussie met de stad verder voeren.

Wij zijn daarmee begonnen en wij hebben een heel aardig traject achter de rug, maar wij zijn er

nog niet. Met betrekking tot het communicatietraject hebben wij in de begeleidingscommissie

afspraken gemaakt. Het zal een tweetal kenmerken vertonen.

Een van de kenmerken is de informatie dan wel de informatieachterstand die wij hebben

geconstateerd, met name na de bijeenkomst van 30 maart. Daar zullen wij op alle mogelijke

-18- 27 april 1999.

manieren iets aan moeten doen. Voor een groot deel kan dat via de reguliere kanalen, zoals

informatie via de Traverse, de kabeltelevisie enz. Daar beginnen wij al onmiddellijk mee, zodat er

geen kloof komt in de discussie met de stad.

Wij stellen echter ook prijs op een intensiever informatietraject met direct daarop aan-

sluitend een stadsenquéte teneinde ook de reactie uit de stad te krijgen. Wij hebben gekozen voor

het instrument van een enquéte die een uitstekende dwarsdoorsnede van de stad laat zien waarin

elke groep, elke wijk, elke inkomensklasse in een goede en verdedigbare steekproef aan bod komt.

De begeleidingscommissie heeft een oordeel gegeven over de manier waarop de enquéte is

opgesteld. Wij hebben daar een heel zinnige discussie over gehad en heldere afspraken gemaakt.

Waarschijnlijk zullen wij voor de zomervakantie met name over het onderdeel enquéte binnen de

begeleidingscommissie nog intensief met elkaar overleggen.

Wij hebben ook met elkaar gediscussieerd over het primaat van de raad. Niet alles wat uit

de enquéte komt, moet voetstoots door@ de raad overgenomen worden. Als er duidelijke signalen

uit de Helmondse samenleving komen en wij nemen die niet over, dan zijn wij als gemeenteraad

uiteraard verplicht op een goede manier te verantwoorden waarom wij bepaalde dingen niet doen

en andere dingen wel doen. Dat betekent dat wij, los van procedurele afspraken (de heer

Praasterink doet daar een voorstel voor), ongetwijfeld op talloze en als het ware natuurlijke

momenten als raad met elkaar zullen debatteren over datgene wat wij wijzer worden uit het

informatie- en communicatietraject. Per jaar zullen er ook formele momenten zijn waarop wij de

bijstelling van de meerjarenontwikkelingsprogramma's met elkaar zullen bespreken. Dat is

vanzelfsprekend. Daarmee geven wij aan dat, ook al stelt de raad vanavond de kernstadsvisie vast,

deze kernstadsvisie niet de bijbel en de tekst wordt die de komende tien jaar vaststaat. De tekst is

bediscussieerbaar en daar kunnen wij in veranderen, als deze raad dat wil. Dat zal ongetwijfeld op

een aantal punten gebeuren. Toch moeten wij vaststellen dat er nu een stevige basis ligt op grond

van de twee sporen die ik heb genoemd.

De heer Tielemans wijst op het aspect van de versterking van de voorzieningen in het

centrum. Hij vraagt met name aandacht voor versterking van de culturele voorzieningen. Collega

BethIehern zal daar ongetwijfeld iets over zeggen.

De heer Tielemans heeft enige moeite met de sprong over het spoor naar het zuiden. Ik heb

de tekst er nog eens op nagelezen en kan mij enig misverstand voorstellen. Op pagina 22 staat dat

de voor de versterking van het stadscentrum noodzakelijke uitbreiding primair in zuidelijke

richting wordt gezocht. Direct daarna staat dan iets over het terrein ten zuiden van de spoorlijn.

Als deze stad kans ziet om het stadscentrum op termijn in zuidelijke richting te laten groeien,

heeft dat te maken met de hoofdrichting van de groei van de stad die wij hebben gekozen,

namelijk in de richting van de A67. Maar de ontwikkeling aan de zuidzijde van het station zou

ook kunnen bewerkstelligen dat de nu nog ontbrekende samenhang in het stadscentrum tussen de

city, de omgeving van het kasteel, het Steenwegkwartier en het Boscotondokwartier wordt

versterkt. Voor de heer Tielemans is die sprong over het spoor wat te fors, maar wij bedoelen

ermee dat wij het gebied ten zuiden van het station opnieuw willen bezien. Daar zijn wij mede

mee bezig in het licht van een revitalisering van Hoogeind, een niet onaantrekkelijk gebied dat in

de komende jaren mogelijk opnieuw aan de orde komt, waarbij wij ons primair richten op

werkgelegenheidsontwikkeling. Daarbij hebben wij absoluut oog voor de manier waarop de wijk

St. Annaparochie ingebed moet worden in de stad zelf. Deze wijk ligt er nu nogal geïsoleerd bij.

Dat wordt in de tekst van de kernstadsvisie feitelijk erkend. Als wij de ontwikkeling daar nader

vorm geven, mogelijk met een uitbreiding van de woonfunctie, maken wij het misschien ook

mogelijk om voldoende reizigers aan te bieden - zo gaat het tegenwoordig bij de NS - om een

volwaardige ontsluiting van het station aan de zuidzijde te bereiken. Op dit punt hebben wij

ambities die voor de komende tien jaar en nog langer interessant zijn voor de stad. Het is dus niet

zozeer de bedoeling om het hoofdwinkelapparaat naar de zuidkant te verplaatsen, maar het is wel

de bedoeling de kansen te benutten die zich in dit gebied voordoen en waarvan de eerste zich

inmiddels voordoet op het terrein van de Gamma Holding. Wij hopen eerlijk gezegd dat zich in de

directe omgeving van het kasteel nog nieuwe mogelijkheden voordoen om de samenhang in het

stadscentrum te verbeteren.

Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Op bladzijde 4, 22 en 25 praat het

college in dezelfde betekenis over de centrumontwikkeling in de richting van de wijk St.

Annaparochie over het spoor heen. De wethouder nuanceert dat nu, maar...

-19- 27 april 1999.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Naar mijn mening is een aantal

belangrijke speerpunten wat te gecomprimeerd genoemd. Als wij ons werk goed hebben gedaan,

hebben wij systematische opmerkingen gemaakt. Ik hoor ze namelijk regelmatig terug, met de

pagina's erbij.

De heer Tielemans legt accenten bij de hoofdwegenstructuur, het parkeerbeleid, de

bereikbaarheid van het centrum, het goed economisch functioneren van het centrum, de complete

stad en een stad in balans. Hij rondt zijn verhaal af met de opmerking dat het karwei over tien

jaar ongetwijfeld niet af zal zijn. Ik kan het op dat punt alleen maar met hem eens zijn.

De heer Ferwerda spreekt over het dynamisch evenwicht. Een aantal raadsleden gaat daar

ook op in. Zij onderschrijven het zoeken naar de balans dat wij hebben proberen te verwoorden.

Het zal van de uitwerking in de komende tien jaar, en met name of wij in staat zijn een en ander

in evenwicht uitgevoerd te krijgen, afhangen of wij straks nog vinden dat er een evenwicht is.

Daar zijn wij zelf bij. Niet alles hangt alleen van ons zelf af, het hangt ook af van anderen.

Tegen het herindelingsvoorstel 'dat nu bij de provincie in behandeling is, kijkt de heer

Ferwerda wat anders aan dan het college doet.

Opmerkingen over aandacht voor historische en ecologische grenzen aan de groei en over de

kwaliteit heb ik gehoord niet alleen van de kant van D66, maar ook van de kant van CDA en

GroenLinks. Wij hebben heel goed gehoord wat de raad daar in januari over heeft gezegd. Wij

willen best doorgroeien naar een stad van een wat grotere omvang, waarbij de één de stad wil zien

groeien tot 100.000 inwoners en de ander tot 120.000 inwoners. Daarbij is door de raad

nadrukkelijk aangegeven dat wij bij voorrang aandacht zullen geven aan de kwaliteit. Het gaat dus

niet om zomaar groeien ten koste van andere zaken. In die zin hebben wij gezegd dat de groei

richting Eindhoven, na Brandevoort, niet meer kan. Met name omdat het grote middengebied

benaderd en bekeken gaat worden in de zin zoals is opgemerkt en wordt versterkt op een aantal

punten die qua natuurwaarde en ecologie van belang zijn. Die zelfde slag zullen wij ook moeten

maken als wij op termijn meer zuidelijke bouwlocaties voor wonen en werken, meer naar de A67

toe, gaan inrichten. De opmerking van de CDA-fractie, die aansluit bij die van de heer Ferwerda,

zullen wij zeker respecteren. Ik bestrijd overigens dat de voorziene uitbreiding van de woonlocatie

op Lungendonk nu juist in een gebied zou moeten plaatsvinden met een hoge ecologische waarde.

Wij hebben juist vanwege het aspect ecologie in ons herindelingsvoorstel aan de provincie een

gebied dat aansluit op de A67 ongemoeid gelaten. Naar het gevoel van het college is de aandacht

die wordt gevraagd voor het aspect ecologie, voldoende in de stadsvisie verwerkt. Mocht de raad

dat toch onvoldoende waarnemen, dan hoor ik dat graag in tweede termijn. Wij zijn het dus

gewoon eens met de opmerkingen op dit punt.

Door een aantal fracties is gesproken over de bereikbare stad. Is dat een stad die vooral

bereikbaar is voor de auto, willen wij de auto in de stad en houdt het daarmee op'? Neen, daar

houdt het niet mee op. Het college heeft met name gesproken over een bereikbare stad en een

bereikbaar centrum. Vele fractiewoordvoerders constateren terecht dat wij op het gebied van de

wegeninfrastructuur een inhaalslag hebben te maken. Zo heb ik dat althans begrepen. Het zou

onvolledig en onjuist zijn om de bereikbaarheid van stad en centrum alleen te realiseren via de

aanleg van meer asfalt. Dus ook na de discussie in de vergadering van de commissie stedelijke

ontwikkeling over de toekomst van het openbaar vervoer, zullen wij deze nuance daarin aan-

brengen. Ik zit niet zo in elkaar dat ik op het gebied van openbaar vervoer alle heil alleen van de

stadstaxi verwacht. Dat zou mij toch wat te ongenuanceerd zijn. Het is wel een koerswending die

wij met elkaar toekomstgericht inslaan.

De heer Dams plaatst nog wat kanttekeningen bij de ontwikkeling van Berenbroek en Groot

Schooten. Ik weet dat op dit moment de labeling van deze bedrijventerreinen er nog wat anders

uitziet. Maar als je het serieus meent met de ontwikkeling van de ICT-sector, dan zul je daar

ruimte voor moeten reserveren. Het is niet meer zo dat wij in deze stad ten behoeve van de

werkgelegenheid ongebreideld nieuwe bedrijventerreinen kunnen aanleggen. Dat constateren wij

feitelijk in de stadsvisie. Wij geven ook aan hoe wij daar de komende tien jaar en langer mee

denken om te gaan. In het licht van de schaarste moeten wij een stevig revitaliseringstraject

inzetten, ongeveer zo stevig als van de zijde van de heer Rietveld wordt aangegeven. Als de

economische bloei nog even duurt, zullen wij, voorlopig nog samen met de gemeente Asten, het

BZOB in de richting van de A67 in ontwikkeling moeten nemen. Dan is het verstandig om aan

terreinen als Berenbroek een duidelijk etiket mee te geven. ICT-bedrijven die zich willen vestigen,

zoeken vaak ruimte om bij elkaar te zitten. Als wij kijken hoe Groot Schooten zich van lieverlee

ontwikkelt, denken wij dat het verstandig is om ruimte voor ICT-bedrijven aan de kant van

-20- 27 april 1999.

Berenbroek te zoeken en de ontwikkeling op Groot Schooten te laten verlopen zoals die feitelijk in

gang is gezet. Afhankelijk van het economische getij kunnen dit soort dingen wat anders lopen. In

die zin moet ook de zoekrichting Scheepstal worden opgevat. Wij nemen die op in deze visie. Als

het economisch de komende tien jaar niet al te slecht gaat, geef ik de raad op een briefje dat

schaarste hét item zal worden. Dat een gebied als Scheepstal zo zijn eigen voorwaarden stelt aan

de ontwikkeling ervan, is iets waar de heer Rietveld gelijk in heeft. Dat wordt geen bedrijven-

terrein als Hoogeind of Groot Schooten. Het zal daar anders moeten.

Over de Traverse zijn wij het eens. Het college heeft de formulering met betrekking tot de

Traverse behoedzaam gekozen. Of de Traverse in het licht van de bereikbaarheid wel of niet een

tunnel moet worden, heeft men van het college nog niet gehoord. In het licht van het feit dat wij

de huidige Traverse een onacceptabele fysieke barrière vinden, zoeken wij naar de juiste

oplossing. Welke oplossing eruit komt, wachten wij nog af. Deelstudies op dit punt wachten wij

ook nog af.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Naar ik heb begrepen lopen er verschillende

onderzoeken naar de Traverse, wat ermee moet gebeuren en wat het gaat kosten. Maar welke rol

spelen die bij de beoordeling door het college in de toekomst'?

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): In mei zullen wij binnen de

commissie stedelijke ontwikkeling komen te spreken over de nieuwe studie Hoofdwegenstructuur.

Daar hoort een evaluatie bij en er staat ook in wat wij met het onderzoek beogen. Op initiatief van

een aantal fracties uit de raad loopt er een onderzoek dat daar een relatie mee heeft. Het college is

van mening dat het interessant zou zijn de resultaten van die studie te betrekken bij de besluit-

vorming wanneer wij keuzes moeten maken. In die zin gaat het college dat soort onderzoeken dus

niet overdoen. Ik heb begrepen dat de initiatiefnemers dat geapprecieerd hebben.

De heer Dams spreekt over de concentratie.van bovenstedelijke zakelijke dienstverlening in

het centrum. Maar het college wil niet per se alles in het centrum. Het huidige centrum kan op het

punt van de zakelijke dienstverlening echter wel enige versterking gebruiken. Dan hebben wij het

over hotels, restaurants, vergaderruimte en (al dan niet grote) theaterzalen.

De rol van het bedrijfsleven is cruciaal. Daaraan kan o.a. vorm worden gegeven door een

SER'achtige constructie.

De heer Rieter heeft het heel kort gehouden. Het door hem ingediende amendement wil ik

namens het college ontraden. Voor kennisgeving aannemen is mij toch wat te vrijblijvend; ik denk

dat wij enige verantwoordelijkheid moeten durven nemen.

De heer Praasterink weet een heel interessant betoog op te bouwen en spreekt in ieder geval

enig vertrouwen uit in de richtinggevende uitspraken die het college in de voorliggende kernstads-

visie doet. Wel constateert hij dat zijn fractie op een aantal punten net wat anders tegen zaken

aankijkt. Die ruimte is er dus.

Sprekend over de speerpunten heeft de heer Praasterink het met name over de versterking

van de centrumpositie van Helmond. Hij ondersteunt hetgeen het college daarover schrijft. Ook

zegt hij dat niet alles in het centrum hoeft. Maar ook van het college hoeft het beursgebouw niet

op bijvoorbeeld de Markt. Het college probeert te denken vanuit de centrumgedachte en te kijken

op welke redelijke afstand van het centrum er iets zou kunnen. Ik dacht zojuist al duidelijk genoeg

te hebben gemaakt wat wij beogen met de ontwikkeling aan de zuidkant van het spoor.

De heer Praasterink refereert aan het aantal keren dat hij het woord auto in de stadsvisie

tegenkomt. Dat mag echter niet worden uitgelegd als een eenzijdige benadering van de bereikbaar-

heidsdiscussie. De stad bereiken kan ook op andere manieren dan alleen met de auto. Een

inhaalslag hebben wij toch wel te maken.

Over Berenbroek en Groot Schooten heb ik al genoeg gezegd. Ik ben blij met de onder-

steuning van Ondernemend Helmond in dezen.

Door de CDA-fractie is en drietal amendementen ingediend. Over het laatste zou ik graag

een uitvoerige discussie willen met de raad. De CDA-fractie constateert daarbij dat wij op het

gebied van onze ambities, de multimodale ontsluiting van bedrijventerreinen, onszelf wat aan het

tegenspreken zijn. Aan de ene kant zijn wij bezig te bezien hoe wij goederentransport over het

spoor in de richting van het BZOB zouden kunnen realiseren, terwijl wij aan de andere kant druk

doende zijn om ook het personenvervoer per spoor te intensiveren. De vraag is of deze ontwik~

kelingen niet haaks op elkaar staan. Ik begrijp ook de opmerking van het CDA dat het in het licht

van ontwikkelingen in de regio misschien onverstandig is om alles op die ene kaart te zetten. Toen

-21- 27 april 1999.

wij in 1997 begonnen met het masterplan BZOB, hebben wij onze ambitie over het goederen-

vervoer over water en via het spoor heel helder uitgesproken. Toen hadden wij ook nog de

ruimte. Wij hadden zelfs de ambitie om de kade- en spoorfaciliteiten fysiek aan elkaar te

koppelen. De behoefte aan bedrijventerreinen die zich vervolgens in een enorm tempo heeft

voorgedaan, heeft er inderdaad toe geleid dat het college in februari of maart geconfronteerd werd

met de vraag of wij de ruimtelijke reserveringen op het huidige BZOB in het licht van de behoefte

van het bedrijfsleven nog wel staande konden houden. Het college is toen tot de conclusie

gekomen dat het voorrang wilde geven aan de vestiging van bedrijven op het BZOB, omdat met

name de economische haalbaarheid van de goederenterminal zich mogelijk pas op de zeer lange

termijn zou voordoen. Het amendement betreft dus een belangrijk punt en ik hoop dat de raad

daar vanavond een helder standpunt over zal innemen.

Als de raad blijft bij zijn standpunt en vasthoudt aan de aftakking van de huidige spoorlijn

Helmond-Venlo in de richting van het BZOB, betekent dat heel concreet dat de aantakking over de

Astense Aa heen moet doorgaan op wat'nu het grondgebied is van de gemeente Asten, namelijk de

omgeving Diesdonk. Dat zullen wij dan bestemmingsplantechnisch met elkaar moeten vastleggen.

De tweede mogelijkheid is dat de confrontatie van belangen die het CDA constateert, leidt tot een

discussie met een andere uitkomst en een ander standpunt in de raad. Het college heeft daar

vanmorgen over gesproken. Het college wil in dezen een open houding aannemen. Wij vinden dat

de raad daar vandaag, als dat kan, maar eens een helder standpunt over moet innemen.

Het lid RIETER (1113): Voorzitter! Dit is nu juist een voorbeeld van hetgeen wij bedoelen

met ons amendement. Wat gebeurt er, als wij nu ja zeggen tegen de kernstadsvisie en er komt een

bestemmingsplan met een spoorlijn naar het BZOB? Kan de heer Van Heugten dan zeggen dat hij

een amendement heeft ingediend en dat hij die spoorlijn er graag uit had gehouden? En kan ik

straks nog, als er een voorstel komt tot het aanle gen van een spoorlijn naar het BZOB, tegen-

9

stemmen? Of zegt het college dan: maar mijnheer Rieter, u heeft bij de behandeling van de

kernstadsvisie op 22 april...

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Ik denk dat de raad de

hoofdrichtingen van het beleid vastlegt en dat er een opdracht ligt aan het college om in de loop

van tien jaar de vastgelegde ambities te realiseren.

Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Ik heb nog een opmerking over het laatste

amendement van het CDA. Met de twee andere amendementen hebben wij geen moeite. Het

laatste amendement van het CDA vind ik echter een verzwakking van het besluit dat wij enkele

maanden geleden hebben genomen in het kader van het regionale structuurplan. Daarbij was de

opdracht aan de gemeente Helmond de waterslag uit te werken. Zoals men weet, is vervoer over

water de enige soort vervoer die kan concurreren met het wegvervoer. Een onderdeel van de

waterslag was dat zou worden bekeken of uitbreiding of doortrekking van de Zuid-Willemsvaart,

zoals dat ook bij Veghel is gebeurd, tot de mogelijkheden behoort. Als de kernstadsvisie straks de

gespreksnotitie is op grond waarvan er met de minister wordt gesproken, dan zal hetgeen er staat

in het regionale structuurplan van de SRE, inclusief de opdracht aan het college van Helmond,

daarmee parallel moeten lopen. Ik zou dus aan het CDA willen vragen uitdrukkelijk een dergelijke

zinsnede in het amendement op te nemen, want wat er nu in het amendement staat over het

muitimodale vervoer, betekent een verzwakking van het regionale plan.

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Even een toelichting om misverstanden over

de tekst van het amendement weg te nemen. Wij hebben geconstateerd dat er bij de ambities die

worden neergelegd in de kernstadsvisie, op meerdere paarden wordt gewed. Daar zit een

tegenstrijdigheid in, waarmee je het risico loopt dat je ambities die je elders zelf hebt gefor-

muleerd, door andere ambities onderuithaalt. Dat is het cruciale punt van dit amendement. Het

past overigens perfect bij hetgeen de heer Van Rooij in deze raad heeft meegemaakt, toen aan de

orde was dat de markt voor multimodaal vervoer in deze regio beperkt is. Het ladingaanbod is

niet ongebreideld groot. Ook zal er altijd een deel van het vervoer per auto gaan. Verder zijn er

zaken die technisch en economisch geschikt zijn voor vervoer per water en per spoor, waardoor

ze in feite elkaars concurrenten zijn. Als in een beperkte markt, in samenhang met de regio-

voorziening tussen Eindhoven en Venlo, wij als Helmond zouden inzetten op ontwikkeling van

zowel vervoer per spoor als over het water, dan zouden wij daarmee wel eens in eigen vlees

-22- 27 april 1999.

kunnen snijden.

Wanneer je dit koppelt aan de ontwikkeling van andere soorten personenvervoer, met name

de intensivering van het vervoer per spoor, dan kun je constateren dat wij, gelet op de bagage aan

ambities van de kernstadsvisie, onszelf waarschijnlijk tegenkomen als wij bij de minister zitten.

De minister zou namelijk kunnen zeggen dat er een tegenstrijdigheid in onze ambities zit,

waarmee wij in de toekomst niet uit de voeten zouden kunnen. Daarom zouden wij in de

kernstadsvisie de spoorontsluiting van het BZOB niet als ambitie willen opnemen. Dat wil niet

zeggen dat wij die voor altijd en eeuwig moeten schrappen, maar wij willen de spoorontsluiting

wel als ambitie eruit halen en onze troeven zetten op het watertransport en het personenvervoer

per spoor. Dat beogen wij met ons amendement.

Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Dan zijn wij het volledig eens, want ook onze fractie zet in op

het watervervoer. De hele raad doet dat 'trouwens. De vraag is echter of de omschrijving in het

amendement afdoende is, wanneer je het vergelijkt met het regionaal structuurplan. Daar staat het

duidelijker in. Nogmaals, ik ben bang dat wij onze positie verzwakken in het gesprek met de

minister. Die zal vragen wat Helmond nu eigenlijk wil. Dat is enkele maanden terug ook duidelijk

in deze raad gezegd. Als dit amendement kan worden meegenomen, zou dat aan onze wens

tegemoetkomen. Wij willen niet tegen de formulering als zodanig ageren, maar wij hadden het

liever nog iets duidelijker gezien. Over het spoor is te praten en het gaat mij te ver om te zeggen

dat het er niet moet komen. Dat ligt nog in de toekomst. Maar vervoer per water heeft voor onze

fractie bijzonder hoge prioriteit.

Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Onze fractie vat een en ander zo op,

dat wij te zijner tijd de bereikbaarheid per spoor en water graag op de werkelijke waarde zouden

willen toetsen. Met andere woorden: ik zou daar wat cijfertjes over willen hebben, vooraleer ik

hier allerlei uitspraken doe. In dat kader wil ik het CDA-amendement steunen. Verder ben ik het

eens met de wethouder dat wij dit onderwerp op korte termijn een keer op tafel moeten hebben.

Het gaat mij wat te vlug om nu al te zeggen dat wij de ambitie hebben om een spoorlijn aan te

gaan leggen.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Het lijkt mij heel goed

om de discussie over dit onderwerp in de meivergadering van de commissie te voeren. Feit is wel

dat wij met elkaar hebben afgesproken dat wij de tekst van de kernstadsvisie vaststellen. Dal]

moeten wij duidelijk zijn. Een detailbespreking zou echter in de commissie moeten plaatsvinden.

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! De wethouder zelf heeft een masterplan ingediend

waarin wordt uitgegaan van de spoorverbinding. Dat is aan een vertaalslag toe in het kader van

een bestemmingsplan. Ik vind dat wij daarbij de discussie op een open wijze met elkaar moeten

voeren. Bovendien heeft de wethouder een notitie voorgelegd met drie opties, met plussen en

minnen. Hetgeen nu in het amendement wordt voorgelegd, zou een van de opties kunnen zijn. Er

zijn dus heel wat argumenten om deze zeer interessante discussie te brengen naar de commissie

stedelijke ontwikkeling in plaats van dat wij vanavond de zaak helemaal dichttinimeren. Het

dilemma dat wordt geschetst, is terecht. Maar om de discussie hierover vanavond ten finale af te

kaarten in het kader van de kernstadsvisie, vind ik wat te kort door de bocht.

Het lid RIETER (1-113): Voorzitter! Wat stellen wij dan vast'? Ik ben het in die zin helemaal

eens met de wethouder dat, als wij vanavond iets vaststellen, wij ons ook moeten houden aan de

dingen die wij vaststellen. Dat is ook de kern van ons voorstel om de kernstadsvisie voor

kennisgeving aan te nemen. Niet om het stuk te ondermijnen, integendeel. De wethouder heeft bij

ons voorstel namelijk wel het fiat om naar de minister te gaan. Maar als wij vanavond ja zeggen

tegen de kernstadsvisie en volgende week blijkt dat wij het spoor niet willen, wordt het toch wat

moeilijk. Wij hebben het nu over één punt uit de kernstadsvisie, maar er staan misschien nog wel

honderd of tweehonderd van die punten in de kernstadsvisie.

De VOORZITTER: Dat is duidelijk niet zo, mijnheer Rieter. Overdrijft u nu alstublieft niet.

Het is de bedoeling dat wij de kernstadsvisie vaststellen. Zojuist is opgemerkt dat het wat kort

door de bocht is het amendement op dit specifieke punt over te nemen zoals het er ligt. Wel stel

ik vast dat wij nu bepalen dat er over dit punt nog een aparte discussie wordt gevoerd in

-23- 27 april 1999.

commissieverband.

Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Daar wilde ik precies naar toe. Mijn vraag is of

het CDA bereid is het amendement in te trekken, gelet op het feit dat er een discussie komt in de

commissie. Daarbij kunnen wij de wetenschap meenemen van datgene wat wij kort geleden

hebben besloten in het kader van het regionaal structuurplan. Dat betekent dat wij de zaak op dit

punt openlaten. De intentie is overigens dezelfde.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Ik begrijp dat de raad

het ermee eens is dat over dit punt op korte termijn een goede discussie wordt gehouden. Het is

relevant dat te doen voordat wij verder gaan met onze meerjarenontwikkelingsprogramma's. Ik

stel voor dat wij dit punt op de agenda zetten voor de commissievergadering van mei.

De andere CDA-amendementen zullen door mijn collega's besproken worden.

De bijdrage van de PvdA gaat vooral over de wijkontwikkeling, de positie van allochtonen,

de zorg en het beroepsonderwijs. Wij hebben een gesprek gehad met De Kernpel om de door de

PvdA aangedragen suggestie te bespreken. Hoewel het bestuur van De Kernpel het met ons eens

was dat het de moeite waard was om daarover van gedachten te wisselen, kan ik melden dat het

bestuur ons inmiddels heeft laten weten van een verplaatsing van de hele HBO-opleiding af te

willen zien. Het bestuur vindt het een aardige suggestie en heeft er serieus naar gekeken, maar het

gaat hen wat stappen te ver.

Het lid YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Op de positie van de allochtonen zouden wij graag

wat meer toelichting willen. Er is een beleidstherna aangestipt binnen de stadsvisie, maar de

verdere uitwerking is bijna niet meer te zien. Vandaar onze vraag om een verduidelijking van de

wethouder.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART wethouder): Voorzitter! Dit onderwerp zit in de

portefeuille van de waarnemer van wethouder Prinsen. Die zal daarop ingaan.

De heer Verbakel heeft een en ander naar voren gebracht over de status van het stuk. Ik zou

hem niet willen naspreken als hij het heeft over een grabbelton, wanneer wij met de mensen in

Helmond van gedachten wisselen. Ik hoop dat wij hem overtuigd hebben van het feit dat wij juist

niet selectief uit de ideeën grabbelen ten faveure van ons eigen beleid. Gelukkig heb ik van andere

fracties zoiets zeker niet gehoord.

De kernstadsvisie komt nu nog zo over alsof alles gelijkwaardig is en tegelijkertijd kan

worden uitgevoerd. Wij stellen nu nog geen prioriteiten, maar de raad zal daar ongetwijfeld voor

komen te staan. Ik heb al gezegd dat de eerste discussie direct na de zomervakantie zal plaats-

vinden.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Het gaat mij niet om de omgang met de vertegen-

woordigers van de bevolking waarmee het college overlegt, maar om het eindresultaat. Het

college heeft simpelweg niet de keuze om ideeën over te nemen die botsen met staand beleid. Dan

moet het college toch selecteren uit wat de mensen aandragend

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Wat wij bij de communicatie tot nu

toe hebben geprobeerd, is of er, met de beperkingen die de consultatie met zich heeft mee~

gebracht, in de stad een draagvlak is te bereiken voor de richtingen die wij in de kernstadsvisie

vastleggen. Dat werd vanavond in de begeleidingscommissie ook nog eens gezegd. In de

kernstadsvisie staan niet alleen maar nieuwe dingen. Wij waren er natuurlijk ook al veel langer

mee bezig. Maar het is ook niet vrijblijvend. Wij gaan niet mensen raadplegen en eruit pikken wat

ons bevalt. Ik heb al gezegd hoe wij daar als raad mee denken om te gaan. Daar zitten wij

allemaal bij.

De heer Verbakel pleit nog eens voor grenzen aan de groei en ruimte voor rust en natuur.

Dat evenwicht zullen wij bij de uitwerking van onze stadsvisie wel goed in de gaten moeten

houden.

De heer Rietveld hanteert de terminologie `positieve kaassehaaf`. Dat is weer eens wat

anders. Verder wijst hij erop dat er nog geen keuzes worden gemaakt. Maar dat hoeft ook niet.

Een stadsvisie op de langere termijn moet juist de richting aangeven die je in wilt. In de

uitwerking op weg naar realisatie van die visie zullen wij moeten faseren en hier en daar keuzes

-24- 27 april 1999.

moeten maken. Niet alleen omwille van het geld, maar ook omdat je toch niet overal tegelijk mee

bezig kunt zijn.

Bij de discussie over de manier waarop wij met de stad verder praten, hebben wij gekeken

of wij met de juiste mensen praten. Daar zijn talloze momenten voor, zoals ook in de nota Vinger

in de pap is aangegeven (de heer Yeyden refereerde daar nog naar). Dat gaat gewoon door. Het is

dus niet zo dat wij de rest stoppen en droogleggen. Er zijn een heleboel natuurlijke momenten,

bijvoorbeeld via klankbordgroepen, waarin je ook over aspecten van de stadsvisie kunt praten. Wij

willen er echter ook structuur aan geven. Daarom focussen wij wat op de enquéte, waarbij vooral

van belang zijn de verantwoorde doorsnede van de stad en de manier waarop de vragen worden

geformuleerd - heldere vragen met een inleiding, geen open vragen -, zodat er resultaten uitkomen

waar wij iets mee kunnen doen. Dan is ook de vraag aan de orde of wij dat met ons allen ook

willen.

De heer Rietveld geeft het groen-e licht voor de communicatie. Dank daarvoor. Wij zullen

de Traverse permanent als medium gaan gebruiken. Voorafgaand aan deze raadsvergadering is

daar vanavond al heel veel over gezegd en afgesproken.

Over de mobiliteit en de wegen heb ik in algemene zin al veel gezegd. Wij moeten alle heil

niet verwachten van alleen een stadstaxi. Dat zou te mager zijn. Het college is het ermee eens dat

bereikbaarheid meer is dan ruimte maken voor de auto.

Verder kiest de heer Rietveld voor consolidatie. Dat is een heldere keuze. Het college doet

het op dat punt wat anders.

Op het punt van de revitalisering heeft de heer Rietveld gelijk. Je hoeft je ook niet

onmiddellijk rijk te rekenen als je te zijner tijd kunt doorgroeien in de richting van de A67, omdat

er geen sprake is van de beschikbaarheid van bedri .fsterrein op de korte termijn. In het licht van

de schaarste aan ruimte zullen wij, wanneer wij voldoende bedrijventerreinen beschikbaar willen

hebben, in hoge mate moeten inzetten op de herontwikkelingsgedachte. Deze gedachte geldt dus

niet alleen voor onze woonwijken, maar heel nadrukkelijk ook voor bedrijventerreinen. Misschien

staat het wat te summier in de tekst, maar wij zullen in de meerjarenontwikkelingsprogramma's

laten zien dat het ons op dit punt ernst is.

Over het multifunctionele zalencentrum zal mijn collega Bethlehem iets zeggen in relatie tot

het theater en ook in relatie tot Eindhoven. In de stadsvisie spreken wij uit dat het niet zo is dat

elke stad in Brabant alles moet hebben. Ook bij de rondetafelgesprekken op 30 maart is dat door

een heleboel mensen verwoord. Bij sommige grote voorzieningen moet je een afweging maken of

ze in Eindhoven of in Helmond komen, want het is niet gezegd dat een grote voorziening primair

in Eindhoven moet komen. Daar zullen de twee steden met elkaar over moeten praten.

Wij constateren dat er in Helmond in ieder geval een schrijnend tekort is aan vergader-

ruimte, congresruimte enz. In die zin zijn concrete ontwikkelingen vanuit de panden van Bavaria

aan de Steenweg heel aardige aanknopingspunten. Dat hoeft niet de enige mogelijkheid te zijn. In

de behoefte aan dit soort ruimte moet op de langere termijn wel voorzien worden.

De heer Van Mullekom vindt het jammer dat wij twintig jaar geleden geen stadsvisie hebben

gemaakt. Dan had wellicht voorkomen kunnen worden dat een aantal fysieke breuklijnen in de

stad tot stand waren gekomen. Het is de taak van elk gemeentebestuur om niet om te zien in wrok

maar vooruit te zien en met het oog op de toekomst die dingen te doen die goed zijn voor de stad.

De kwestie van de breuklijnen speelt een rol bij de verdere uitwerking van het speerpunt centrum

en de bereikbaarheid van de stad. In die zin heeft de heer Van Mullekom gelijk.

Het lid BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Allereerst iets over de communicatie. Niet

in de zin zoals deze tot nu toe is besproken dan wel in de zin van wel of niet voldoende middelen,

maar meer benaderd in reactie op de discussie in het Speelhuis. Daar heeft een behoorlijk

betrokken groep gereageerd op onze stadsvisie en punten naar voren gebracht waarvan ik dacht:

dat hadden de mensen eigenlijk moeten weten! Blijkbaar zijn er zaken niet goed naar buiten

gebracht. Vanuit mijn portefeuille wil ik het punt communicatie zo oppakken, dat wij veel actiever

te werk gaan. Ik neem het voorbeeld van de Evenementenkalender. Dat ding is er wel, maar

blijkbaar staan de zaken op het verkeerde moment of helemaal niet in de krant of zijn ze niet

duidelijk. Wij zullen dus als college veel duidelijker naar voren moeten brengen dat bepaalde

dingen er zijn en dat wij die allang doen.

De heer Tielemans onderstreept dat de cultuur in de stadsvisie een belangrijk punt is. Verder

stelt hij dat de cultuurbeleving en het ontwikkelen van een samenhangend beleid een belangrijk

speerpunt is. Ook dat heeft de aandacht van het college. Ik verwijs daarvoor naar de komende

-25- 27 april 1999.

voorjaarsnota.

Ook ten aanzien van de bibliotheek doen wij in deze visie richtinggevende uitspraken. Als

wij straks de stadsvisie vaststellen, komt dat neer op een opdracht aan het bibliotheekbestuur. Het

bestuur zal zelf het beleid moeten ontwikkelen, maar de raad moet wel zijn visie geven en

aangeven wat men verwacht in de bibliotheek aan te treffen. Met de uitspraak zoals die in de

stadsvisie staat, moet je niet meer willen dan alleen een uitspraak doen. Het antwoord wachten wij

dan af.

Het punt van het multifunctionele zalencentrum wordt door de heer Tielemans ondersteund.

Van de kant van GroenLinks wordt gevraagd wat men zich daar precies bij moet voorstellen. De

uitkomst van de discussie in het Speelhuis was de laatste zet die tot de nu voorliggende formu-

lering heeft geleid. Zoals men weet, hebben wij aan het begin van deze collegeperiode gezegd dat

wij de theaterdiscussie rondom het Speelhuis dit jaar willen afronden. Ondertussen is er een studie

gedaan naar de toekomst van het Speelhuis onder bepaalde voorwaarden en naar de vraag in

hoeverre wij een nieuw theater met meer stoelen in Helmond kunnen realiseren.

Uit de hele discussie komt een aantal zaken naar voren. Als wij ons fixeren op een theater

waar waarschijnlijk wel wat meer stoelen in komen en zo'n 700 á 800 mensen in kunnen, betekent

dit automatisch dat het exploitatietekort ook toeneemt, want je kunt niet continu klappers maken

die 700 á 800 mensen trekken, althans niet in deze stad. Ik verwijs daarvoor naar de ervaringen in

Almelo, waar Van der Valk het theater heeft overgenomen en verbouwd, met verdubbeling van

het aantal stoelen.

Er is nog een punt dat in de discussie speelt, zowel met betrekking tot het beheer van 't

Speelhuis als de vraag naar zalen. Er is af en toe behoefte aan een grote zaal waarin 700 á 800

mensen kunnen, bijvoorbeeld voor de viering van een jubileum. Dan is het Speelhuis te klein en

kunnen de mensen er niet in. Maar dat is een heel andere ruimtebehoefte dan die waarin een

nieuwe theaterzaal kan voorzien, een zaal met oplopende vloeren enz.

De conclusie is geweest dat, wanneer wij een multifunctioneel zalencentrum nastreven, het

een zalencentrum zal moeten zijn, mogelijk in combinatie met horeca-activiteiten, bedoeld voor

bijeenkomsten tot 800 mensen waarvoor het Speelhuis te klein is. Misschien ligt daar een taak

voor de beroemde public-private partnership. Dat betekent dat je afstapt van een echt theater

waarbij de stoelen oplopend zijn geplaatst en zitten vastgeschroefd aan de vloer en dat je kiest

voor een vlakke vloer. In Maastricht is daar een goed voorbeeld van te zien. Daar heet het een

platte zaal. Er is echter wel een groot toneel in en er kunnen 700 á 800 man in. Deze ruimte is

multifunctioneel. Er worden niet alleen muziekvoorstellingen en lawaaiige bijeenkomsten

(studentenfeesten) gehouden, maar er kunnen ook eindexamens worden afgenomen. De ruimte is

namelijk, doordat deze naar buiten toe is geïsoleerd voor lawaai, ook omgekeerd naar binnen toe

voor lawaai geïsoleerd. Vandaar dat er allerlei dingen mogelijk zijn.

De keuze voor een multifunctioneel zalencentrum is uit de discussies naar voren gekomen.

Dat is heel belangrijk geweest, omdat deze uitkomst tevens aangeeft dat wij het Speelhuis nog

steeds zien als ons podium en theater. Daar zullen wij in moeten investeren, willen wij het op

niveau houden. Wij zetten nu in op het zalencentrum. Binnenkort zullen wij de discussie daarover

in commissieverband starten. De lijn die wij hebben ingezet in de stadsvisie, zullen wij voortzetten

in de betekenis voor de al langer lopende discussie.

De heer Tielemans wijst op de inkomensondersteuning en de positie van het rijk daarbij. Ik

ben het ermee eens dat het gaat om meer dan alleen maar inkomensondersteuning. Later in zijn

verhaal geeft de heer Tielemans aan wat ook de insteek van het college is: er moet een integraal

kansarmenbeleid zijn. Dat kan op twee manieren. Allereerst zal dat er beleidsmatig moeten zijn.

Als wij het exact vertalen, betekent het dat het in principe maatwerk zal moeten zijn op bijna

persoonlijk niveau. Dat betekent ook een andere inrichting van je diensten. De discussie daarover

lijkt mij heel interessant. Ik begrijp dat de heer Tielernans die graag tegemoet ziet.

De heer Ferwerda wil weten wat de vrijwilligersinzet te maken heeft met de 24-uurs-

economie. In verband met de 24-uurseconomie is ook nog over de sport gesproken. Het vrij-

willigerswerk staat onder druk. Er is een ander type burger ontstaan die zich niet zo betrokken

voelt bij het verrichten van vrijwilligerswerk, zeker niet als het voor lange duur is. Men wil best

wat doen, maar dat beperkt zich dan tot korte en overzichtelijke acties en dan houdt men er weer

graag mee op. Dat betekent een zorg voor bestuurlijke continuïteit binnen het vrijwilligerswerk,

Verder is er een ander type sporter ontstaan. Ook dat heeft te maken met de tijd waarin wij

leven. Ik heb de oudere bestuursleden wel eens verweten dat ze het in het verleden veel te goed

hebben geregeld voor de jeugd. Daardoor heeft de jeugd eigenlijk nooit geleerd mee te organi-

-26- 27 april 1999.

seren, want alles stond klaar en was klaar. Uit mijn eigen ervaringen binnen de verenigingswereld

trek ik eigenlijk dezelfde conclusie: de bestuursleden waren er en het draaide, zodat men zich niet

druk hoefde te maken. Nu gaan die bestuursleden weg en valt er heel veel weg. Uit de inmiddels

gepleegde onderzoeken bij twee verenigingen in de stad is de conclusie dat de 55-plusser de

vrijwilliger van de toekomst wordt om op die manier het gat op te vullen.

Aan de andere kant is de sporter ook een consument geworden. Dat heeft invloed op de

sportverenigingen. Het betekent namelijk dat je, wanneer je als sportvereniging geen vrijwillig

kader meer hebt, de keuze hebt of om ermee op te houden, of om een betaald kader te hebben.

Dit laatste heeft consequenties op de hoogte van de te heffen contributie. Ik denk dan ook dat er

verschillende types verenigingen zullen komen. De discussie daarover heb ik al gevoerd met

tennisverenigingen. Ik heb tegen deze verenigingen gezegd dat ze zich zullen moeten specialiseren.

Er komt straks een vrijwilligerstennisvereniging, waar de contributie laag is, en er komt ook een

professionele tennisvereniging met alleen maar betaalde krachten, waar de contributie hoog is. En

dat nog los van de tweedelingsdiscussie

Dan iets over de lokale SER en de relatie tussen onderwijs en bedrijfsleven, waarvoor in

Helmond een project is opgestart. Dit ROB-project is een echte topper. Afgelopen week is de

eindmanifestatie geweest rondom het Speelhuis. Inmiddels heeft de provincie Noord-Brabant het

ROB-project van Helmond overgenomen. Het zal de komende collegeperiode speerpunt van beleid

zijn om in Noord-Brabant regionaal de ROB-opzet van Helmond over te nemen en verder uit te

zetten. De vrijwilligers van het ROB-project hebben hun medewerking daaraan gegeven. Nog een

nieuwtje: vorige week is er een video overgevlogen naar Washington, naar minister Ritzen, die

daar behalve het verhaal over het poldermodel ook het ROB-verhaal heeft verteld, als zijnde de

aanpak in Nederland om jongeren te interesseren voor beroepsonderwijs. Dus mocht het

onderwerp ter sprake komen, dan kunnen wij zeggen: Ja ja, dat is allemaal in Helmond bedacht.

Dat is een stukje stadsreclame en vertrouwen in eigen kunnen.

De PvdA mist nog het jeugd- en jongerenbëleid. Iets dergelijks is gezegd over het beleids~

thema positie allochtonen. Wij hebben al in het begin afgesproken dat in principe de positie

allochtonen speerpunt is. Dat is en blijft het ook binnen het grotestedenbeleid. Wanneer je alles tot

in details gaat vertalen, gaat het verhaal echter niet op. Er is gereageerd op de zinsnede dat de

mensen meer kansen krijgen om deel te nemen aan het maatschappelijk leven in de zin van: wat

moeten wij nu met zo'n uitspraak? Om daar de bedoeling van te begrijpen, moeten wij terug naar

het begin van het verhaal.

De hele stadsvisie is een verhaal dat is uitgezet over een periode van tien jaar, waarbij een

visie wordt ontwikkeld en gezegd waar wij over tien jaar willen uitkomen. Welnu, wij willen over

tien jaar uitkomen bij deze zin: De mensen krijgen meer kansen deel te nemen aan het maar-

schappelijk leven in onze stad en in de wijk waarin zij wonen. Dat heeft twee betekenissen. Voor

de eerste verwijs ik naar hoofdstuk 3, de paragraaf over de sociaal-maatschappelijke ontwikke-

lingen. Wij hebben ontdekt dat wij de zaken heel vroeg moeten aanpakken om er-voor te zorgen

dat de mensen, eigenlijk al de kinderen, zo worden uitgerust dat ze straks kunnen deelnemen aan

een maatschappij waarin men niet al te snel en al te vroeg een beroep doet op de zorg. Als wij

vroegtijdig investeren in goed onderwijs en in een goede opvang en begeleiding op school, dan

leidt dat ertoe dat in de toekomst een stuk zorg kan 'worden weggehaald. Ik heb ook altijd

geroepen dat investeringen in het onderwijskansbeleid worden terugverdiend, doordat er in een

later stadium minder uitgaven voor zorg gedaan hoeven te worden. Het gaat er dus om de

kinderen goed uit te rusten en bijvoorbeeld een goede beroepsopleiding te geven. Dan gebeurt het

niet dat zij te vroeg de school verlaten en gaan werken, waarna een werkgever wellicht al na een

jaar constateert dat hij met dit soort mensen niet verder kan op de manier die hij wil. Dan komt

weer de eerder genoemde zin op de proppen. Door vroeg te beginnen en daar ook middelen voor

in te zetten, kan een grotere maatschappelijke deelname worden gegarandeerd. De kinderen die

eraan komen, zullen heter geëquipeerd zijn en met twee benen in de maatschappij staan.

Ik wil dit doortrekken naar het allochtonenverhaal. Ook daarin speelt dat de kinderen vroeg

worden betrokken bij de samenleving. De samenleving is multicultureel en wij zullen rekening

moeten houden met elkaar en met elkaar moeten kunnen leven. Wanneer wij het zo doen, zullen

problemen die er nu zijn, er in de toekomst niet zijn. Dat garandeert mede een betere deelname

aan de arbeidsmarkt en een betere deelname aan het maatschappelijk leven. Vandaar de consta-

tering dat wij verwachten allochtonen in meer overlegorganen aan te treffen en dus daaraan

deelnemen.

Ook voor wat de groep ouderen betreft is het verhaal deels hetzelfde. Maar voor deze groep

-27- 27 april 1999.

spelen er ook zaken op het gebied van de zorg. De mensen worden ouder en de vraag om zorg zal

groter worden. Men vraagt het college om daar al rekening mee te houden. In Brandevoort wordt

er voor wat het voorzieningenniveau betreft met de ouderen rekening gehouden. Ik wijs ook op de

discussie over de bestaande wijken en de basiskwaliteit. Basiskwaliteit moet je niet alleen zien als

een bepaald niveau van onderhoud in het kader van het beheer. Basiskwaliteit is ook een bepaald

voorzieningenniveau in een wijk. In de visie geven wij aan dat wij nastreven dat over tien jaar de

samenstelling van een wijk zodanig is, dat wij voorkomen dat er een al te grote druk of eenzijdige

druk is op bepaalde voorzieningen. Ik heb niets gehoord over het leefmilieu, maar ik ben van

mening dat men het breder moet zien dan alleen maar de woorden zelf.

Dan kom ik aan het CDA-amendement met betrekking tot de gezondheidszorg. Op zich

heeft het college er geen moeite mee om dit amendement over te nemen. Wel roep ik in

herinnering dat er vanavond naar aanleiding van de amendementen ook is gezegd: dan had ik ook

nog wel een paar amendementen gehad. Wat ons betreft kan het amendement worden over-

genomen, maar ik hoor graag de reactie van de raad hierop in tweede instantie.

Er is een pleidooi gehouden voor het VMBO. Wij hebben inmiddels ontdekt dat het niet

alleen erosie is waar het VMBO aan onderhevig is, maar dat er ook behoorlijk veel leerlingen

weglekken uit de stad. Inmiddels is uitgezocht hoeveel dat is en ik zal binnenkort de gegevens in

de commissie brengen. In totaal 300 kinderen verlaten 's morgens de stad voor onderwijs elders.

Aan 100 leerlingen kunnen wij in principe de door hen gewenste richting niet bieden. Dat is dus

een stuk toekomst.

In de richting van de SP wil ik nog zeggen dat het maken van keuzen inderdaad te maken

heeft met geld. Maar die keuze betreft niet alleen gemeentelijk geld. De visie is ook bedoeld om

een groter beroep te doen op de middelen bestemd voor het grotestedenbeleid. Wij maken dus niet

alleen een keuze binnen de eigen middelen, maar wij proberen er nog wat bij te krijgen.

De discussie over het ruimtelijke is wat makkelijker te kwalificeren dan wanneer het gaat

over het sociale. Dat is zo en dat zal ook wel zo blijven. Maar nogmaals: er ligt een heel andere

visie onder als startpositie.

Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Een van de meest pakkende opmerkingen van

vanavond, een opmerking die het spanningsveld markeert van de discussie, vond ik de opmerking

van de heer Praasterink, die zich afvroeg wat tijd en wat eeuwigheid is, als je het hebt over beleid

en over de vraag voor hoelang je het beleid definieert. In de discussie die wij nu voeren, zit het

tussen de korte en lange termijn in. Wat zou de betekenis kunnen zijn van tijd en eeuwigheid, als

je het dan hebt over beleid? Voldoende eeuwigheid om je een voorstelling te kunnen maken van

wat je in 2010 wilt bereiken en voldoende tijd om de optie waarop je inzet ook vol te houden. Je

kunt je voorstellen dat wij in 2010 een bioscoop in Helmond hebben en dat wij aan die optie lang

genoeg vasthouden om de realisering daarvan ook te bereiken.

Binnen genoemd spanningsveld kwam een aantal punten in de discussie terug, met name bij

vragen en opmerkingen met betrekking tot stedelijk beheer. De sector stedelijk beheer nodigt dan

ook uit tot het concrete.

De heer Tielemans maakte een opmerking over @het economisch functioneren van het

centrum en de rol van het parkeerbeleid en het parkeerbeheer daarin. Over het parkeerbeleid heeft

wethouder Jonkers al het een en ander gezegd. Voor wat het parkeerbeheer betreft: op dit moment

denken wij binnen de dienst stedelijk beheer na over de vraag hoe de prijs en de kwaliteit nog

meer met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht, zodanig dat het serviceniveau

omhoog kan. Het blijkt toch dat niet zozeer het feit dat men voor het parkeren moet betalen een

belemmering is, maar dat het eerder de kwaliteit is die men ervoor terugkrijgt.

Over het onderwerp kwetsbare groepen zijn van verschillende kanten opmerkingen gemaakt.

Er wordt met name gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Naar mijn mening is

dat een belangrijk winstpunt. Ik merk bij de opstelling van het wijkontwikkelingsplan in Binnen-

stad-Oost dat ook in het denken van de overheid er nog heel wat kan gebeuren. Wij stuiten zo

langzamerhand op de moeilijkste groepen, bijvoorbeeld als het gaat om arbeidstoeleiding. Dat

vergt misschien een wat andere manier van omgang met deze groepen in de richting van zeer veel

maatwerk en een heel gerichte benadering. In die zin kan een wijkontwikkelingsplan zoals wij dat

nu opstellen voor de wijk Binnenstad-Oost, het nodige maatwerk verschaffen. Misschien is de

eigenheid van de problematiek van de kwetsbare groepen wel de belangrijkste verklaring voor het

feit dat de sociaal-maatschappelijke paragraaf in deze stadsvisie noodzakelijkerwijs wat algemener

is en wat minder concrete punten bevat. Dat hangt samen met het maatwerk dat wij willen

-28- 27 april 1999.

nastreven. Het benaderen van kwetsbare groepen in Binnenstad-Oost kan bijvoorbeeld iets totaal

anders betekenen dan wanneer het gaat om een andere wijk. Wij proberen daarop vooruit te lopen

in onze wijkontwikkelingsplannen, die er overigens voor alle wijken moeten komen, en nu al in te

spelen op de problematiek. Dat doen wij met name in de drie aandachtsgebieden waarvoor de

prioriteit het hoogst moet worden geacht.

Wij moeten niet te snel mensen afschrijven. Er blijken wel degelijk successen mogelijk te

zijn, ook als het gaat om kwetsbare groepen. Wij moeten er misschien nog meer naar streven om

een positie van "empowerment" te kiezen, dus het uitrusten van mensen op een zodanige wijze dat

zij kunnen terugkomen in de reguliere markten. Daar zouden wij ons primair op moeten gaan

richten.

De heer Ferwerda vindt het wat te kort door de bocht dat er wordt gesteld dat er in 2010

geen aandachtsgebieden meer zijn. Allereerst verwijs ik even naar het spanningsveld tussen

eeuwigheid en tijd; ik vind dat de ambitie in ieder geval sterk aanwezig -moet zijn om het

probleem op te lossen. Daar moeten wij dan ook voor staan.

Door de fractie van Ondernemend Helmond is de vraag aan de orde gesteld om goed de

vinger aan de pols te houden voor wat de verhuisstromen betreft die ten gevolge van de dynamiek

in deze stad zullen ontstaan. Wij kunnen in de vergadering van de commissie stedelijk beheer die

wij morgen houden, dit onderwerp bespreken. Op het moment werken wij hard aan de zo-

genaamde leefbaarheidstoets. Daarbij kan een periodieke voeling met de verhuisstromen ten

gevolge van nieuwbouw en herstructurering in beeld gebracht worden en beleidsmatig door-

vertaald worden naar het volkshuisvestingsprogramma.

Het onderwerp ambachtelijke bedrijvigheid in woonwijken is door Ondernemend Heimond

als discussiepunt aan de orde gesteld. Ik vind het op zich een aardig discussiepunt, juist omdat wij

op het moment volop aan het nadenken zijn over de vraag hoe wij daaraan instrumenteel vorm

zouden kunnen geven. Dan denken wij bij ambachtelijke bedrijvigheid niet zozeer aan overlast

bezorgende bedrijvigheid, maar aan het creëren van een soort broei- of groeiplek in de wijk. Daar

zouden startende ondernemers in hun eigen wijk een soort springplank kunnen vinden. Wij

ontwikkelen op dit moment een aantal zones waar dat naar onze inschatting zonder moeite zou

kunnen gebeuren. Daar komen wij met de raad over te spreken, wanneer de nota Integraal kader

met betrekking tot de vernieuwing van Binnenstad-Oost aan de orde is. Dat is het eerste gebied

waarin dit soort zaken aan de orde wordt gesteld.

Het amendement van het CDA inzake de gezondheidszorg en ouderen is mij uit het hart

gegrepen. Wij voeren een beleid dat erop gericht is ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten

wonen. Ook de corporaties hebben daarop ingehaakt. In Brandevoort wordt daar ook rekening

mee gehouden. Dat betekent dat er een sluitende keten van de nulde tot de derde lijn, zoals in het

amendement is voorzien, nodig is. In die zin denk ik dat het amendement een heel goede

aanvulling is die aansluit bij ontwikkelingen die in de stad gaande zijn.

Van de zijde van de PvdA-fractie is gevraagd om een definitie van het basisniveau van de

voorzieningen en de openbare ruimte. Op dit moment zijn wij op meerdere fronten aan het

nadenken over een instrumentele invulling van deze zaken. Het zou te ver voeren om hier en nu

de zaken volledig uiteen te zetten. Een aantal taakvelden is al uitgewerkt. Het onderwerp wegen is

morgen in de commissie stedelijk beheer aan de orde. Dan wordt uitgelegd wat het basisniveau

zou kunnen zijn. Het gaat er in feite om inzicht te krijgen in welke verschillende kwaliteits-

niveaus. zowel voor de openbare ruimte als het voorzieningenniveau, de raad acceptabel acht. De

raad zal zijn keuze moeten maken, inclusief de bijbehorende middelenbeslaglegging.

GroenLinks heeft een aantal opmerkingen gemaakt over het wijkbeheer die betrekking

hebben op de wijze waarop dit moment met klachten wordt omgegaan. Wij zijn volop bezig met

een omvormingsproces, zeker als het gaat om het wijkbeheer. Er gebeurt heel erg veel, juist in de

contacten tussen ambtenaren en burgers. Ik wijs op de wijkopzichter, de klankbordgroepen, de

projectgroepen dagelijks beheer, het feit dat de wethouder stedelijk beheer vier keer per jaar de

verschillende wijken bezoekt en op de instelling van het spreekuur. Dat is niet het summum en ik

schets daarmee ook niet het eindbeeld. Er zijn successievelijk stappen gezet in een heel goede

richting. Verbeteren kan natuurlijk altijd, maar toch zijn wij al heel lang bezig in een traditie

waarin wij het niveau van de burger opzoeken als het gaat om heel concrete dagelijkse dingen iri

de dagelijkse leefwereld. De dienst stadsbeheer is gereorganiseerd en het gaat nog lang niet

allemaal goed, maar ik denk wel dat wij op zichzelf de goede richting hebben gekozen, namelijk

de richting van het wijkgerichte werken. Deze keuze gaat niet alleen op voor de dienst stads-

beheer, maar ook voor de andere diensten die het model van het wijkgericht werken willen

-29- 27 april 1999.

volgen.

Wat de herstructurering van de Binnenstad-Oost betreft: de actualiteit gaat ook deze

vergadering niet voorbij. Ik ben blij met de ontwikkelingen die zich op het moment in het veld

hebben voltrokken. Dat schept ook de mogelijkheid om nu met een solide partner snel tot concrete

afspraken te komen. Als wij het jaar 2010 willen halen als het jaar dat wij hopelijk één aandachts-

gebied minder hebben, dan zullen wij nu tijdig en snel moeten starten.

Het lid WITTEVEEN (wethouder): Voorzitter! Ik wil beginnen met een positieve insteek.

Die ontleen ik aan een opmerking van de heer Praasterink, die heeft gezegd dat de Heimonders

trots moeten zijn op hun stad. Dat is een heel goed uitgangspunt als je met elkaar discussieert over

de toekomstige ontwikkelingen.

De heren heer Tielernans en Dams hebben allebei gereageerd op het punt van de VVV. De

heer Tielemans vindt het punt van He'Imond Promotie wat opgeklopt en de heer Darns vindt dat

een en ander wat meer regionaal moet worden bekeken. Beide heren worden op hun wenken

bediend: zeer binnenkort komt er een notitie met betrekking tot de combinatie VVV en stads-

promotie aan de orde. Een van de uitgangspunten is dat Helmond ook tegenover de omgeving wat

sterker op de kaart wordt gezet dan het al staat. Ik kan namelijk met enige trots zeggen dat er ook

in de omgeving positief wordt gereageerd op de huidige ontwikkelingen in Helmond. Vandaar dat

ik de insteek van de heer Praasterink al even noemde.

De heer Ferwerda haalt een opmerking aan over de werkgelegenheid en laagwaardige

arbeidsplaatsen (pagina 12 van de kernstadsvisie).

1n het algemeen wordt het karakter van de werkgelegenheid steeds kennisintensiever,

waardoor de behoefte aan goed opgeleid personeel de komende jaren verder zal

toenemen. In dat verband is het aantrekken van bedrijvigheid met laagwaardige

arbeidsplaatsen alleen voor de korte termijn interessant.`

Als wij kijken naar de terugloop van het aanbod op de arbeidsmarkt en je relateert dat aan

het feit dat je uit die behoefte zou moeten putten binnen je eigen bestand, dan kan men wel voelen

dat de link die hier gelegd wordt, terecht wordt gelegd. Als het bestand helemaal uitgeput is, heb

je ook niets meer in het kader van de laagwaardige arbeidsplaatsen en zul je het moeten zoeken in

de sectoren waarvoor een wat intensievere opleiding nodig is.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Mijn stelling is dat Helinond, gezien de structuur

van de stad, altijd behoefte zal blijven houden aan werkgelegenheid voor lagergeschoolden, ook in

2010.

Het lid WITTEVEEN (wethouder): Dat ontken ik niet. Maar binnen een bestand van zeg

3000 werklozen zal altijd een deel niet-plaatsbaren zitten. Een top daarvan zou plaatsbaar zijn. En

als je die hebt uitgeplaatst, dan ben je uitgepraat - als althans de economie blijft gaan zoals die

gaat.

De heer Praasterink heeft een opmerking geplaatst over de versterking van onze econo-

mische positie. Dat is een zaak die wij heel duidelijk oppakken. Collega Hesen heeft al aan-

gegeven dat de ambachtelijke bedrijvigheid in woonwij*ken een basis is om binnen de wijken

handen en voeten geven aan de economische versterking. Dat past overigens in de discussie die

wij hierover destijds al hebben gevoerd.

Het lid PRAASTERINK (OH): Wij zijn daar overigens geen voorstander van,

voorzitter.

Het lid WITTEVEEN (wethouder): Het gaat er niet om waar de heer Praasterink voor-

stander van is. Ik wilde slechts aangeven dat, waar vroeger de stad leegliep omdat de ambachte-

lijke bedrijvigheid uit de wijken verdween, op het ogenblik ook landelijk de visie wordt ont-

wikkeld dat de bedrijvigheid weer terug moet naar de wijken. Dat zal geen bedrijvigheid zijn die

overlast veroorzaakt, zoals mijn collega Hesen al zei, maar puur ambachtelijke bedrijvigheid die

past binnen het sociaal-maatschappelijk functioneren van een woonwijk.

Er ligt een amendement van het CDA met betrekking tot de 24-uurseconomie. Als ik de

tekst van de visie nalees en daaraan toevoeg wat er in het amendement is neergezet, dan heb ik

daar geen enkele moeite mee. Overigens is het best interessant om met elkaar te discussiëren over

wat de negatieve en wat de positieve effecten zijn. Dat zal overeenkomen met de manier waarop

-30- 27 april 1999.

iemand tegen dit soort zaken aankijkt en afhankelijk zijn van waar iemand staat. Ik wil dus wat

voorzichtig zijn, hoewel de tekst van het amendement makkelijk kan toegevoegd worden aan de

huidige tekst.

Over de werkgelegenheid is ook een en ander gezegd. Ik heb opmerkingen genoteerd over

de langdurig-werklozen, actieve deelname aan de maatschappij en het ter discussie stellen van de

vrijblijvendheid. Uit de pers zal men hebben vernomen dat er in dit kader op dit moment nogal

wat aan de hand is. Men denke aan de Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (SUWI) en het

Centrum voor Werk en Inkomen. Dat zijn zaken die op de rails worden gezet. Daar zijn landelijk

nogal wat discussies over gaande. Ik beperkt mij tot de Helmondse positie. Als je kijkt naar de

periode tot 2003, dan zal de situatie ontstaan dat Helmond een belangrijke positie binnen het

Peelgebied krijgt. Dat heeft consequenties voor de vrijblijvendheid. Daar zal wat strakker aan

gewerkt moeten worden en het beleid ter zake zal handen en voeten moeten krijgen, mede gelet op

de rijksbeleidslijnen. Dat houdt in dat er een heel andere organisatiestructuur op poten gezet zal

moeten worden. In dat kader is de 'primaire invalshoek werk en niet meer hoe iemand een

uitkering of inkomen krijgt. Dat moet een automatisme zijn in het kader van de toetsing. De

primaire insteek is werk, om te voorkomen dat er gebeurt wat er in het verleden wel gebeurde:

iemand wordt werkloos, meldt zich hier en meldt zich daar, maar krijgt niet direct aansluiting. Op

die manier creëer je een langdurig-werkloze. De insteek zal moeten zijn dat het werk direct van de

plank gehaald wordt voor al diegenen die daar op dat moment behoefte aan hebben. Daar wordt

aan gewerkt. Met die andere insteek sta je veel sterker dan je in het verleden stond.

Dan nog even iets over de centrumontwikkeling. Zeer recent hebben wij in de commissie

een uiteenzetting gekregen van onze 'centrummanager'. De heer Praasterink merkte op dat het

altijd dezelfde mensen en bedrijven zijn die initiatieven nemen als er iets moet gebeuren. Maar in

het hele gebeuren van de eentrumontwikkeling is duidelijk merkbaar dat nu ook andere actoren

actief zijn en niet alleen degenen die dat in het verleden ook al waren. Dat doet niet alleen mij

deugd, maar zal zeker ook de heer Praasterink deugd doen.

Als ik kijk naar het totale economische beeld en naar de ligging van Helmond, dan moet ik

zeggen dat Helmond een geweldige ligging heeft. Helmond ligt in de corridor Rotterdam-

Ruhrgebied en Antwerpen-Ruhrgebied. Het is een situatie waar wij iets mee moeten doen, omdat

wij anders kansen zouden missen. Die kansen zijn er zowel op het gebied van de informatie- en

communicatietechnogie als van de value added logistics. Daarvoor is de ligging van Helmond

binnen de corridors heel gunstig. Die zaken moeten wij in de toekomst oppakken, willen de

Helmonders, zoals de heer Praasterink zei, inderdaad trots kunnen zijn op Heimond.

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Ik had nog een vraag gesteld over de dekking van

het communicatietraject.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Tijdens de bijeenkomst

van de begeleidingscommissie is er gesproken over de kosten van het communicatietraject. Wij

hebben met name de inhoud van het plan met elkaar besproken en geconstateerd dat het een goed

en samenhangend plan is. De begeleidingscommissie heeft enige ruimte geboden nog voordat wij

weten wat een en ander exact kost. Als de commissie de begeleidingscommissie in dezen volgt,

dan zullen wij in het volgende stadium ook de dekking aangeven.

De VOORZITTER: Dames en heren! Voordat wij de tweede instantie beginnen, wil ik nog

eens benadrukken wat er met de kernstadsvisie die vanavond ter discussie staat, door ons wordt

bedoeld. De eerste instantie was namelijk zo wijdlopig, dat ik de indruk heb dat wij over het doel

van deze discussie heen schieten. Het gaat er vanavond om dat u aangeeft of u in de kernstadsvisie

dingen hebt gemist en die volgens u belangrijk zijn naar 2010 toe of dat er dingen in staan

waarmee u het pertinent oneens bent in de ontwikkelingslijn naar 2010 toe. Dat willen wij graag

vanavond van u horen en dat vindt dan verder zijn vertaling in het meerjarenontwikkelings-

programma, zoals mevrouw Jonkers uiteen heeft gezet, naar prioriteit en naar bestedingsmogelijk-

heden. Wij hopen de nodige bestedingsmogelijkheden te krijgen nadat wij met minister Van Boxtel

over deze kernstadsvisie hebben gesproken. Daarvan zal in hoge mate afhangen wat wij als

gemeente überhaupt kunnen realiseren van onze ambities naar 2010 toe. Ik wil graag dat u daar

uw bijdrage in tweede instantie op ent en er geen wijdlopige begrotingsbehandeling van maakt.

Naar mijn indruk gebeurde dat wel in eerste instantie.

Uit het antwoord van het college zult u hebben gemerkt dat het college op zich geen

-31- 27 april 1999.

bezwaar heeft tegen de amendementen van het CDA voor zover deze een verscherping of

verduidelijking van de teksten betekenen.

Met betrekking tot het amendement over het vervoer hebben wij afgesproken dat wij

vanavond de stadsvisie op dat punt ongewijzigd vaststellen, maar dat wij de stadsvisie wijzigen op

het stuk van de multimodale situatie wanneer de commissie daar het groene licht voor geeft na de

commissiebehandeling van dit onderwerp. Dat wil zeggen dat de nu voorliggende stadsvisie na

vaststelling uitgangspunt zal zijn voor de discussie met de stad en met de omgeving.

Hierna schorst de VOORZITTER, op verzoek van de heer Van Heugten, de vergadering

voor fractieberaad.

Na hervatting der vergadering verleent de VOORZITTER het woord aan de heer Ferwerda.

Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! U haalde mij de woorden uit de mond. Ik wil dat

omzetten in het volgende signaal. Gezien het doel van deze vergadering en de status van het stuk,

heb ik geen behoefte aan welk amendement ook. Ik bewaar de amendementen en bekijk ze weer

op het moment dat ik geconfronteerd word met de uitkomsten van de volksraadpleging.

De VOORZITTER: Mijnheer Ferwerda, u hebt het begrepen!

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de voorgaande spreker. Alle

goede bedoelingen van de indieners van de amendementen ten spijt, constateer ik dat geen enkel

voorstel werkelijk een toegevoegde waarde heeft voor de inhoud van de tekst die nu voorligt. Ik

vind het jammer dat wij in een sfeer van schorsingen en dat soort zaken terechtkomen. Temeer

daar het college heeft toegezegd dat op het punt van de spoorlijn de zaak wordt teruggekoppeld

naar de desbetreffende commissie, gelet ook op de besluitvorming over het bestemmingsplan die

nog moet plaatsvinden en de nog te bespreken notitie met de al dan niet wenselijke of mogelijke

opties.

Ik heb goede nota genomen van uw opmerkingen ten aanzien van onze oproep om in het

kader van de Kosovocrisis een geste te doen. Wij wachten af. Ik vind ook dat wij niet te lang

moeten wachten en dat wij ook eigen initiatief en eigen verantwoordelijkheid moeten nemen. Ik

heb echter geen enkele zin om daar een partijpolitieke kwestie van te maken. Het is een gezamen~

lijke verantwoordelijkheid en als die gezamenlijke verantwoordelijkheid niet wordt opgenomen,

dan nemen wij die zelf wet op.

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb mijn antwoord zo geformuleerd als ik dat heb

gedaan, omdat het de vraag is of het niet meer voor de hand ligt dat een gemeente opvang-

mogelijkheden biedt voor vluchtelingen dan dat wij als gemeente een financiële bijdrage geven. Ik

denk dat het bieden van opvang meer voor de hand ligt. Vandaar dat wij afstemming zoeken met

de VNG om te kijken in hoeverre wij als Helmond, ook in relatie tot andere gemeenten, bepaalde

opvangmogelijkheden kunnen aanbieden, als daar al een beroep op wordt gedaan. Geld wordt er al

van vele kanten ingezameld. Het gaat erom wat er het meest van ons als gemeente wordt

verlangd.

Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Ik ben het met u eens en ik kan met deze uitleg en

toelichting uit de voeten.

Ook ben ik het met u eens waar u appelleert aan enige zelfdiscipline van de raad bij de

behandeling van de stadsvisie. Wijdlopigheid is ook mij gebleken, overigens niet alleen van de

zijde van de raad, maar ook van de zijde van het college. De raad heeft een uur en een kwartier

gesproken en het college heeft maar liefst anderhalf uur gesproken. Uw oproep vind ik terecht en

zou ook binnen het college aan de orde moeten komen, hopelijk met effect.

Er wordt een ontwikkelingsprogramma gemaakt. Wanneer wij daarover gaan spreken,

krijgen wij zeker een veel interessanter discussie die zal gaan over de prioritering en de verdeling

van de schaarste.

Het lid DAMS (VVD): Voorzitter! Wij zijn vanavond geconvoceerd voor de vaststelling van

de kernstadsvisie en ik constateer dat daaraan gekoppeld al meerjarenontwikkelingsprogramma's

de revue gepasseerd zijn. Die zullen in een vervolgdiscussie weinig nieuws meer te brengen

-32- 27 april 1999.

hebben.

Met het amendement van Helmondse Belangen kunnen wij, gezien de convocatie, niet

akkoord gaan.

De eerste twee CDA-amendementen komen tegemoet aan datgene wat wij in onze eerste

instantie hebben gesteld. Ten aanzien van het derde amendement willen wij een voorbehoud

maken en de discussie in de commissie afwachten.

Het lid SMITS (HB): Voorzitter! Ik kan u geruststellen: wij hebben besloten om ons

amendement, ingediend samen met de HSP, in te trekken. Dat hoeft dus geen discussiepunt meer

te zijn.

Wij sluiten ons aan bij de woorden van de heer Ferwerda met betrekking tot de amende-

menten. Die komen ons nu niet goed uit en ze kunnen wat ons betreft van tafel. Wij zullen het

communicatietraject met de burger volgen evenals de onderhandelingen met de-minister. Hopelijk

worden wij via de begeleidingscommisgie op de hoogte gebracht.

Onze belangstelling gaat uit naar het eerstkomende meerjarenontwikkelingsprogramma of

MOP, een heel leuk woordje, gehoord wat de heer Praasterink hierover heeft gezegd.

Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Ook ik kan kort zijn. In eerste

instantie hebben wij gezegd waarmee wij het eens en waarmee wij het niet eens zijn. U zult ons

tegenkomen op het moment dat er bestemmingsplannen aan de orde zijn en op het moment dat er

centen verdeeld moeten worden, want dat zijn de momenten waarop er keuzes gemaakt zullen

worden. Wij hebben onze stellingname duidelijk genoeg gemaakt.

Wij hebben geen behoefte aan amendementen.

Het amendement inzake het vervoer per spoor zal aan de orde komen in de commissie. Daar

ben ik blij mee, want ook wij zouden er graag daar over spreken.

Een ander amendement gaat over de negatieve effecten van de 24-uurseconomie. Er zijn wel

meer dingen die ik wat zou willen afzwakken dan wel versterken. Ik vind zo'n amendement

eigenlijk een open deur.

Verder heb ik er op dit moment geen behoefte aan iets te doen met het amendement op het

punt van de gezondheidszorg.

Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! Ik heb er behoefte aan te reageren op een

aantal opmerkingen waarin ik de ondertoon bespeurde dat men zich afvroeg wat er aan de hand is

met het CDA, dat nu ineens amendementen gaat indienen, en of het indienen van amendementen

bij deze vergadering wel de bedoeling was. In de begeleidingscommissie hebben wij heel duidelijk

afgesproken op welke wijze wij de diverse trajecten inzetten en de debatten voeren. Ik kan mij de

afspraak herinneren dat wij de kernstadsvisie als een voorstel in twee instanties zouden behan~

delen. Daarbij is nadrukkelijk gevraagd of wij op de belangrijke punten wilden aangeven waar wij

het wel of niet mee eens waren, wat wij daarin misten of wilden wijzigen. Ik heb dat vanavond

duidelijk aangegeven en daar heb ik geen enkele moeite mee. Daarbij heb ik een duidelijke

selectie gemaakt tussen zaken die wij als CDA echt van belang vinden en dingen die wij wel

noemenswaardig vinden maar die niet hoeven te leiden tot wijziging van de tekst.

Dat gezegd hebbende, kan ik namens mijn fractie meedelen dat wij van harte instemmen met

de inhoud van de kernstadsvisie. Die willen wij graag vaststellen, met een voorbehoud ten aanzien

van de tekstdelen zoals genoemd in het amendement betreffende het (spoor-)vervoer. Het college

heeft toegezegd dat dit onderwerp in de eerstkomende vergadering van de commissie stedelijke

ontwikkeling aan de orde wordt gesteld, waarna, bij vaststelling van een definitieve tekst, de

kernstadsvisie wordt geacht alsnog geamendeerd te zijn.

Het lid YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Wij hebben gevraagd hoe het zit met het thema

positie allochtonen, dat in het begin als beleidsthema was meegenomen. Als wij nu het uiteinde-

lijke stuk zien, van werkelijkheid naar wens, dan constateren wij dat het niet als speerpunt is

meegenomen. Ik wil expliciet bij de coördinator grotestedenbeleid de vraag neerleggen om het

hele proces rond het thema positie allochtonen duidelijk in kaart te brengen. Wij hebben nu een

kernstadsvisie. Op 19 januari was de ambtelijke notitie inzake de positie allochtonen nog niet

gereed. Er waren alleen nog maar een paar gespreksnotities. In de richtinggevende uitspraken van

de raad is het beleidsthema beperkt tot twee aandachtspunten. Met de opmerkingen van de kant

van de PvdA tijdens de desbetreffende vergadering is in feite weinig gedaan, terwijl u wel had

-33- 27 april 1999.

beloofd deze opmerkingen mee te nemen.

Wij constateren ook dat de ambtelijke notitie, De weg naar de horizon, geen meerwaarde

heeft opgeleverd in vergelijking tot het nu voorliggende concept van 15 april 1999. De positie van

allochtonen komt ook binnen dit concept niet tot zijn recht. Onze concrete vraag is of de positie

van allochtonen nu wel of niet speerpuntbeleid is. Wij kunnen dat niet uit de tekst lezen. Volgens

wethouder Bethlehem moeten wij tussen de regels doorlezen dat het om de positie van allochtonen

gaat. Op onze eerste vraag hebben wij eigenlijk geen voldoende antwoord gekregen. Ik zou dus

nog graag willen horen of de positie van allochtonen nu wel of geen speerpunt is.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Voorzitter! Ik ben in eerste instantie helder geweest.

Verder heb ik begrepen dat er geen amendementen in stemming worden gebracht. Twee

amendementen worden overgenomen door het college en de andere zijn teruggetrokken. Ik vind

het best zo.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter! Onze positie is duidelijk en ik denk ook waarom. Het

is net niet in balans: 40% voor en 60% tegen.

De VOORZITTER: Ik had ook niet de indruk dat de discussie van vanavond u van uw

standpunt zou afbrengen!

Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Ik zou graag nog een correctie willen aanbrengen.

De heer Van Heugten heeft gesproken namens de fracties van VVD, PvdA en CDA.

De VOORZITTER: Dames en heren! De conclusie is duidelijk. Twee amendementen zijn

door het college overgenomen. De tekst van de kernstadsvisie zal dienovereenkomstig worden

aangepast. Het derde amendement komt in de-, commissie aan de orde. Als de commissie-

behandeling daartoe aanleiding geeft, wordt de tekst van de kernstadsvisie ook daarop nog

aangepast.

Verder behoeft de vraag van de heer Yeyden over de positie allochtonen nog een antwoord

van de wethouder.

Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Als men de tekst gaat

analyseren en het aantal keren telt dat het gaat over de positie van allochtonen, dan kan ik mij

voorstellen dat de heer Yeyden zich afvraagt waar het speerpunt positie allochtonen is gebleven.

De intentie van het college is wel degelijk dat de aandacht voor de positie van allochtonen en hoe

die in de richting van 2010 kunnen te verbeteren, overeind blijft. Dat geldt voor alle terreinen die

in de kernstadsvisie staan genoemd. Dat wordt meegenomen in onze activiteiten en in de

meerjarenontwikkelingsprogramma's. Dat is een helder standpunt van het college. Dit standpunt

spoort heel goed met het feit dat wij ons binnen de onderhandelingen met minister Van Boxtel

willen richten op de fondsen die bestemd zijn voor de sociaal-economische ontwikkeling en het

sociaal-maatschappelijke aspect in relatie tot de wijkontwikkeling. Daarin zijn een aantal

activiteiten en programma's terug te vinden die zich zullen richten op de groep allochtonen. In die

zin doe ik een beroep op het geduld van de raad. Tevens verzoek ik de raad om met mij 'te

controleren of die zaken in de meerjarenontwikkelingsprogramma's voldoende tot hun recht

komen, waar de formuleringen in de kernstadsvisie wat afgezwakt lijken te zijn. Het speerpunt is

niet weg.

De VOORZITTER geeft gelegenheid tot stemmotivering ten aanzien van het voorstel van

burgemeester en wethouders.

Het lid RIETVELD (GroenLinks): Voorzitter! Wij stemmen voor het voorstel, met

inachtneming van de kanttekeningen die wij gemaakt hebben. Bij ons ligt de verhouding echter

wat anders dan bij de SP.

Het lid VERBAKEL (SP): Voorzitter, ik zei het al: 60% tegen!

Het lid SMITS (HB): Voorzitter! Wij zijn tegen de kernstadsvisie.

-34- 27 april 1999.

Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Voor mij geldt hetzelfde als voor de

heer Rietveld: met inachtname van onze kanttekeningen.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het geamendeerde voorstel van burgemeester en

wethouders besloten.

De leden Verbakel, Rieter en Smits verkrijgen op hun verzoek aantekening in de notulen,

dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd.

Ie AANVULLINGSAGENDA.

1. Ingekomen stukken en mededelingen behorende bii de eerste aanvullingsagenda voor de ver-

gadering van 27 april 1999.

Met betrekking tot het ingekomen stuk wordt zonder stemming besloten overeenkomstig

hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld.

Hierna sluit de VOORZIITER, te 22.08 uur, de vergadering.

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van

De raad voornoemd,

De voorzitter,

De secretaris,

Uw Reactie
Uw Reactie