- Bestuur
- Raadsnotulen
Raadsnotulen
Documentdatum | 07-07-1998 |
---|---|
Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
Documentsoort | Raadsnotulen |
Samenvatting |
NOTULEN NEGENDE vergadering van de raad der gemeente Helmond, gehouden op dinsdag 7 juli 1998 des avonds om zes uur. Bij aanvang der vergadering zijn aanwezig de leden: H.F.J. Bekkers, J.F.C. Damen, drs. W.M.H. Dams, drs. S. Ferwerda, J.L. Henraat, R.A.C. van Heugten, mevrouw B.M. Houthooft- Stockx, mevrouw J.S.A.M. Jurrius-Hakvoort, G.T.H. Klaus, W. Klerkx, J.H.J. Kuijpers, J.F.J. Kuypers, mevrouw M.J. Lintermans, S. Mokadirn, T.J. van Mullekom, M. Naoum, drs. G.B. Praasterink, drs. S.H. Prinsen, W.C.M. Raaymakers, J.L.C. van Rest, M.P.J. Rieter, F. Rietveld, J.H.J.M. Roefs, J.N.M. van Rooij, P.G.M. Tielemans, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakel, A.F.H. Wijnen, J.P. Witteveen en R.A.L. van der Zanden. VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Elk, burgemeester, SECRETARIS: mr. A.C.J.M. de Kroon. Later ter vergadering komen de leden: C.J. Bethlehem, drs. E.R.M. Hesen, mevrouw M.M. Jonkers-Goedhart en S.H. Yeyden. Afwezig is het lid: L.M.M. Smits. De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede dat bericht van verhindering is ingekomen van de heer Smits, wegens ziekte, en dat mevrouw Jonkers-Goedhart en de heren Bethlehem, Hesen en Yeyden later ter vergadering zullen komen. 1. Aanwijzing van het lid als bedoeld in artikel 31, lid 5 van het Reglement van Orde 1981.. De VOORZITTER trekt nummer 14, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij het lid Praasterink. 2. Voorstel tot vaststelling van de notulen van de openbare vergadering van 12 mei 1998. Op voorstel van de heer Praasterink wordt op bladzijde 8, regel 15 van boven, `blanco zaak` vervangen door: blanco cheque. De aldus gewijzigde notulen worden zonder stemming vastgesteld. 3. Voorstel tot benoeming van de heer J.P. Witteveen tot lid van de raad van commissarissen van Bedriivencentra De Pinckart B.V. Op voorstel van de voorzitter wordt de heer Witteveen bij acclamatie benoemd. 4. Voorstel tot wijziging van de Regeling Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (gemeenschappelijke 12rogrammaraad) (bijlage nr. 142). 5. Voorstel tot het vaststellen van de eerste wijziging van het Reglement visiekamer/bibliotheek (bijlage nr. 143). 6. Voorstel tot het aangaan van een grondtransactie met de heer J.M. Weerts (bijlage nr. 138). 7. Voorstel tot verkoop van grond van grond aan de heer J.H. van Hout te Helmond (bijlage nr. 135). Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. -2- 7 juli 1998. Hierna stelt de voorzitter allereerst aan de orde: 12. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de aappassing van het gebouw De Oversteek (bijlage nr. 144). Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Wij zijn het uiteraard eens met de voorgestelde aanpassingen. Ik heb begrepen dat het hier nu al de tweede verandering sinds de opening van het onderhavige gebouw betreft. Wij hopen dat deze verandering ook de laatste zal blijken te zijn. Want anders gaan wij toch wel kritischer kijken. Het lid RIETER: Voorzitter! Wij hopen en verwachten dat met het verbeteren van de accommodatie De Oversteek er een positieve uitstraling zal zijn naar de gebruikers en de hulpverleners van de drugsopvangvoorziening. Mogelijk zal deze accommodatieverbetering voor drugsverslaafden zelfs een aanzet zijn tot een terugkeer naar de reguliere bekende maatschappelijke normen en levenswijzen. Het lid HENRAAT: Voorzitter! Wij kunnen met instemmen met het voorstel. Wij hopen dat het er ook toe kan bijdragen dat de drugsopvangvoorziening De Oversteek in ieder geval beter gaat functioneren dan ze tot nu toe heeft gefunctioneerd. Ik had hier nu vragen willen stellen, maar aangezien er een evaluatiebespreking komt, kunnen wij ze ook tot later bewaren. Toch wil ik nu eigenlijk wel onze bezorgdheid uitspreken met betrekking tot het feit dat wij nu bij De Oversteek het beeld zien van het rondhangen van jeugd met blikjes in de hand (ik zal niet zeggen wat er in de blikjes zit). Wij vinden dat een storend gebeuren. Misschien kan daar vooruitlopend op de evaluatiebespreking aandacht aan worden gegeven. Wij hebben in deze te maken met een gebouw waarin dadelijk zo'n f 2 miljoen is gestoken. Dan zou je toch denken dat er in dat gebouw een kamer is waarin de betrokkenen kunnen verblijven. Wij zouden er eigenlijk voor willen pleiten dat er op wordt toegezien dat men daar niet op straat rondhangt. (De heren Yeyden en Bethlehem komen, te 18.07 uur, ter vergadering.) Wethouder PRINSEN: Voorzitter! Het betreft hier nu inderdaad de tweede keer dat er een aanpassing van het gebouw plaatsvindt. Of dit de laatste keer is, kan ik op dit moment niet zeggen. Want voortschrijdend inzicht ten aanzien van het gebruik wil ook wat. De aanpassingen waar het hier nu over gaat, liggen ook in het verlengde van een iets andere opzet van De Oversteek. Ik heb daar in de commissie van gezegd, dat wij in ieder geval in september in een gecombineerde vergadering met de commissie ABA de inhoudelijke kant van De Oversteek zullen behandelen. Dan hebben beide commissies voldoende ruimte om ook inhoudelijk terug te blikken en te kijken wat de aanpassingen zijn in het te voeren beleid. Ik stel voor om daar even mee te wachten tot na de zomervakantie. Ik heb in de commissie ook gezegd, dat toen de politie aan het verbouwen was het straatbeeld wellicht wat onrustiger is geweest dan sinds terugkeer van de politie. Het zou kunnen zijn dat het ene invloed op het andere heeft gehad. Het is overigens zo, dat meer dan 140 cliënten gebruikmaken van de methadonverstrekking en zij kunnen uiteraard niet allemaal worden opgevangen in het gebouw. Daar is het ook niet voor bedoeld. Wij kunnen dus niet uitsluiten dat er enige bewegingen buiten het gebouw zijn. Dat is naar ik denk ook niet zo verwonderlijk. Maar ik zal het door de fractie van de heer Henraat gegeven signaal in ieder geval ook een keer overbrengen aan Novadic. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. (Mevrouw Jonkers-Goedhart komt, te 18.10 uur, ter vergadering.) 13. Voorstel met betrekking tot het fonds Sociale Participatie (bijlage nr. 153). -3- 7 juli 1998. Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Het zal duidelijk zijn dat Ondernemend Helinond een groot voorstander is van uitbreiding van de mogelijkheden van het Fonds Sociale Participatie. Dat is ook verwoord in ons programma. Wij zijn er blij mee dat hieraan door de wethouder met zo veel vaart is gewerkt. Voor de goede orde wel: het betreft hier een openeindregeling, en wij denken dat deze ook in de toekomst zal blijven gelden. Dat maant natuurlijk toch tot enige voorzichtigheid Overigens zijn wij van mening dat de landelijke overheid met name waar het gaat om financiering in deze een grotere taak zou moeten hebben dan de gemeente. Met andere woorden: wij vinden dat hier voor het college een duidelijke opdracht ligt. Met betrekking tot het voorstel van het college om de doelgroep "huishoudens met kind(eren) tot 16 jaar` te veranderen in `huishoudens met kind(eren) tot 18 jaar` zijn wij de mening toegedaan, dat dit voor ons geen prioriteit zou hebben gehad. Immers, voor kinderen tussen 16 en 18 jaar zijn er vaak vele mogelijkheden om bij te verdienen. Het toevoegen van de doelgroep `huishoudens van gescheiden, alleenstaande vrouwen 50+ met kind(eren) 18 + ` is in onze ogen een vorm van negatieve discriminatie. Ondernemend Helmond is voor gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Dat dient ook in de verordening tot uitdrukking te komen. Overigens geldt onzes inziens juist voor alleenstaande mannen, dat zij in huishoudelijk opzicht meer ontwricht zijn dan vrouwen. Voor de goede orde: ik denk dat de gemeente een proefproces op dit onderdeel zou verliezen. Wij stellen dan ook voor dat de tekst in deze zin wordt gewijzigd en in deze zin wordt uitgebreid. Het lid RIETVELD: Voorzitter! In de vorige raadsperiode hebben wij een aantal malen aandacht gevraagd voor uitbreiding van de doelgroepen. Daar wordt nu gedeeltelijk aan tegemoetgekomen. Wij hebben in de commissie ook aangegeven, dat wat ons betreft alleenstaanden en wellicht ook de 50-plussers een aandachtspunt zouden kunnen zijn als niet alle doelgroepen opgenomen kunnen worden omdat het college daar financieel wat bang voor is. Daar is geen toezegging over gedaan en ik denk dat ik daar ook vandaag geen toezegging over krijg, maar het signaal wil ik toch ook hier wel even afgeven. In de richting van de heer Praasterink zou ik willen opmerken, dat zijn opmerking over problemen die mannen zouden hebben met huishouden, wellicht ook discriminerend zou kunnen zijn. Het lid HENRAAT: Voorzitter! Wij vinden het aan de ene kant jammer dat zo weinig mensen een beroep hebben gedaan op het Fonds Sociale Participatie. Wij zijn er van overtuigd dat 1m dat toch ook wel zit in de informatievoorziening. Daar staat tegenover dat er bij de gemeente toch eigenlijk veel kennis over moet zijn waar de mensen die hiervoor in aanmerking komen, zouden kunnen worden bereikt. Wij kunnen ons goed vinden in de voorstellen zoals ze nu concreet ingevuld zijn. Wethouder PRINSEN: Voorzitter! Ik ben er blij mee dat, zoals ook al in de commissie bleek, er een groot draagvlak is voor de nu voorgestelde bijstellingen van het Fonds Sociale Participatie, waarmee wij verleden jaar zijn gestart. Deze bijstellingen betreffen niet alleen een uitbreiding van de doelgroepen, maar ook een uitbreiding van de bedragen die ter beschikking worden gesteld. In feite heeft het eerste bedrag geleid tot een onderuitputting omdat maar een derde is benut van wat wij jaarlijks voor het fonds uittrekken. Dat is niet goed. Of dat aan de informatievoorziening ligt, moeten wij nog eens bekijken. Er komt sowieso een nieuwe folder gezien het feit dat de regeling is bijgesteld. De fractie van GroenLinks heeft in de commissie inderdaad gevraagd wat het nu zou betekenen als je alle alleenstaanden vanaf 50 jaar of van 55+ zou meenemen. Ik heb dat even laten doorrekenen; het betekent dat je er toch gauw weer in de orde van grootte van f 30.000,-- bovenop zet als iedereen daar gebruik van maakt. Hetzelfde geldt eigenlijk voor de differentiatie naar gezinnen met kinderen naar rato van het kinderaantal. Ik zou er toch voor willen pleiten om even vast te houden aan de doelgroepen zoals nu in het voorstel geformuleerd. Ik heb ook gezegd dat als de nu voorgestelde uitbreiding zowel in de doelgroepensfeer als in de sfeer van de bedragen opnieuw leidt tot het naar ons idee niet voldoende werken van het fonds, dat m.i. aanleiding is om eens te bekijken of de systematiek van het fonds de meest geëigende manier is om tegemoet te komen aan een aantal financiële problemen bij mensen die langdurig in een uitkeringssituatie zitten. Dat is in het college ook afgesproken; de afspraak was om het twee jaar -4- 7 juli 1998. uit te proberen en daar dan nog eens naar te kijken. De heer Praasterink heeft aangegeven geen prioriteit te geven aan de groep 16 tot 18 jaar. Wij hebben er hier verleden jaar ook over gediscussieerd waarom de grens op 16 jaar is gelegd. Wij hebben daar nu toch enige uitbreiding aan willen geven, vooral omdat de onderbenutting vaak ook bij de ouders met kinderen zat - in tegenstelling tot oudere alleenstaanden, die een relatief groot aantal vormen van degenen die een beroep op het fonds doen. Uiteindelijk zijn wij de discussie met elkaar gestart vanuit het idee dat er moest worden gestreefd naar participatie ook voor gezinnen met kinderen wat deelname aan verenigingsleven en dat soort zaken betreft. Er is gevraagd of `alleenstaande, gescheiden vrouwen` als doelgroep aanmerken niet discriminerend zou kunnen zijn, en of je er dan eigenlijk niet ook mannen bij zou moeten betrekken, los van de vraag of zij wel of niet geëquipeerd zijn om het huishouden te doen (dit laatste regel ik maar niet in de verordening; de discussie daarover laat ik hier graag aan de raadsleden onderling over). Ook dat is even nagekeken. Ik heb er op zich geen probleem mee. Wij moeten het nog even natrekken om te kijken of de doelgroep in kwestie kan worden uitgebreid (dit is overigens uit de Landelijke groep vrouwen in de bijstand gekomen) tot: alleenstaande, gescheiden ouders 50+. Dan praat je eigenlijk over een relatief kleine uitbreiding. Ikzelf heb er geen moeite mee om die uitbreiding mee te nemen. Dan is dat probleem in ieder geval geparkeerd. Er is ook even gesproken over de landelijke overheid. Ik denk dat in toenemende mate gemeenten meer moeten doen. De vraag is of dat geen taak van de landelijke overheid is. Ik heb begrepen dat er wellicht bij paars 2 een half miljard wordt vrijgemaakt om dat soort dingen ook inderdaad op te pakken, en ik hoop dat in de sfeer van de bijzondere bijstand wij wat dat betreft ook weer de nodige middelen krijgen om daar wat mee aan te slag te gaan. En voor zover dat niet het geval is, heb ik het signaal goed begrepen dat wij ook in lokaal verband aan de weg moeten blijven timmeren om voor een deel het probleem niet alleen bij de gemeente neer te leggen. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 8. Voorstel tot het tussentijds verhogen van de grondprijzen voor bedrijventerreinen (bijlage nr. 139). Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Wij zullen akkoord gaan met de voorgestelde verhoging. Een beetje schoorvoetend, want wij hebben in principe bezwaren tegen het woord "tussentijds". Dat wijst namelijk niet op consequent beleid, en dat vraagt eigenlijk om een verklaring. Wij verzoeken het college om nauwlettend de concurrentiepositie van onze bedrijven in vergelijking met de directe omgeving, waar ook wachtlijsten ontstaan, te volgen. Overigens mag het college wat ons betreft extra opbrengsten ook gebruiken ter versterking van de economische dienst of het p.r.-fonds daarvan. Wethouder mevrouw JONKERS-GOEDHART: Voorzitter! Ik denk dat het goed is dat het college zich eenmaal per jaar over de grondprijzen buigt en niet de gelegenheid laat voorbijgaan om te constateren hoe de markt zich ontwikkelt en dan eventueel ook met een tussentijdse aanpassing te komen. In die zin hebben wij er uiteraard naar gekeken hoe onze concurrentiepositie ten opzichte van onze omgeving is, en ten opzichte van gemeenten die vergelijkbaar zijn met wat de gemeente Helmond te bieden heeft. Ik wijs er op dat er van extra opbrengsten in die zin geen sprake is, omdat onze bedrijventerreinen tot op heden geen sluitende exploitatie kennen. De normale gang van zaken is dan ook dat de middelen in kwestie gewoon in het grondbedrijf blijven en onderdeel uitmaken van de totale bedrijfsvoering. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. (De heer Hesen komt, te 18.19 uur, ter vergadering.) 9. Voorstel tot vaststelling van de bestemmingsplannen: -5- 7 juli 1998. a. Herziening Centrum 't Hout/Hoofdstraat-Pastoor Elsenstraat (bijlage nr. 150); b. Herziening Beisterveldse Broek/Azalealaan-Margrietlaan (bijlage nr. 151); C. Herziening De Weve 80/S12agetstraat 22 Lbiilage nr. 149). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Voorstel tot het nemen van een voorbereidingsbesluit voor een terrein gelegen aan de Schootenseweg (bijlage nr. 148). Dit voorstel is van de agenda afgevoerd. 11. Voorstel te participeren in het Vervoer Coördinatie Centrum Brabant voor de jaren 1998 en 1999 (bijlage nr. 156). Het lid RIETER: Voorzitter! Wij als Helmondse Belangen staan natuurlijk vierkant achter de doelstellingen van het VCC Brabant. Met het terugdringen van het autogebruik van werknemers zullen het milieu en ook de economie positief worden beïnvloed. Het mes snijdt zodoende aan twee kanten. Omdat het college in eerdere instantie een terughoudende opstelling en zelfs twijfels had, mede naar aanleiding van de resultaten van het VCC Eindhoven, verwachten wij van het college een actieve controlerende houding aangaande de voortgang van dit vervoermanagementproject. Helmondse Belangen vindt dat je met dit VCC geen keiharde garantie hebt, maar het feit dat het college eind volgend jaar, na anderhalf jaar, een evaluatie zal houden, betekent dat wij het voordeel van de twijfel geven aan de ondersteuning van dit project. Het lid TIELEMANS: Voorzitter! Wij zijn op zich sympathiek gestemd over de achterliggende intenties, maar wij constateren tegelijkertijd dat wij met name binnen de regio Zuidoost-Brabant te maken hebben met een verkeers- en vervoersregio en dat primair binnen dat werkgebied het draagvlak gecreëerd moet worden, zowel in de publieke sector als in de private sector, voor dit soort vervoermanagementinitiatieven. Dat draagvlak is er nog onvoldoende, getuige het feit dat de gemeente Eindhoven en het SRE hier nog geen brood in zien. Derhalve vinden wij (het college zegt het trouwens ook) dat het pas zinvol is om deel te nemen aan dit project als er een breder draagvlak is binnen onze regio. En zolang dat er niet is, voelen wij er niets voor om in dit project financieel en anderszins te participeren. Wij vinden dus onvoldoende argumenten terug om hier nu ja tegen te zeggen. Het lid RAAYMAKERS: Voorzitter! Het college komt nu met een voorstel dat ook al in het collegeprogramma werd aangekondigd. Als ik kijk naar het programma van GroenLinks, zie ik dat het terugdringen van het autoverkeer daar ook een hoofdpunt in is. Op dat punt kunnen wij elkaar dus vinden. De vraag is of je voldoende vertrouwen hebt in de aanpak die het VCC voorstelt. De gemeente Eindhoven en ook het SRE zetten daar hun vraagtekens bij. GroenLinks is van mening dat wij toch de gunst van de twijfel moeten geven. Wij zien langzaamaan Helmond en Eindhoven dichtslibben met autoverkeer. Wij hebben als gemeente onze eigen verantwoordelijkheid om met ons eigen beleid daar ook in te gaan sturen. En het is tegelijkertijd een goede zaak dat ook vanuit het bedrijfsleven wordt aangestuurd op het afnemen van het vermijdbaar autogebruik en het sturen in bedrijfsgerichte personenverkeersstromen van werknemers. In simpel Nederlands: op de fiets naar het werk of, als het wat verder weg is, samen in de auto. Ik heb er vóór deze vergadering met de secretaris van het bestuur, de ons allen bekende Jan Van der Zanden, nog even contact over gehad hoe de stand van zaken is. Ik heb begrepen dat nu Helmond langzaamaan aangepakt gaat worden, omdat er nog geen medewerkers in dienst waren die zich op deze regio wierpen. En de eerste resultaten van de evaluatie omgeving Den Bosch waren bevredigend. Dat haalde een stukje van de twijfel weg. Wij geven dus ook wat dat betreft ons fiat aan de nu door het college voorgestelde bijdragen. En wellicht dat door het ter kennis te brengen aan Eindhoven, ook die gemeente nog tot andere gedachten komt en alsnog gaat meedoen. -6- 7 juli 1998. Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Ik sluit mij in grote lijnen aan bij de woorden die de heer Tielemans heeft gesproken. Ook bij mij ontbreekt het vertrouwen zeker daar waar werkgevers naar mijn mening op dit moment nog onvoldoende participeren in dit hele verhaal. Wij zijn wat dat betreft dus ook tegen. Het lid KUIJPERS: Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de woorden van de heer Praasterink. Wij blijven ook tegen. Wethouder mevrouw JONKERS-GOEDHART: Voorzitter! Ik denk dat het een goede zaak is dat de gemeente Helmond nu wel gaat participeren in het VCC Brabant. Verleden jaar rond deze tijd speelde die discussie ook, en zoals u weet horen wij die eigenlijk te laten plaatsvinden binnen het SRE. In die zin hebben wij dat ook geprobeerd, en vervolgens geconstateerd dat van de zijde van het SRE op dit punt geen medewerking te verwachten was. Wat wij nu aan de raad voorstellen gaat straks ook onderdeel uitmaken van het integraal verkeers- en vervoersplan, waar wij als gemeente nog heel hard aan moeten werken. Ik heb de afgelopen maanden mij ook enigszins in de materie verdiept, en geconstateerd dat de provincie in de richting van verkeer en vervoer op een heel adequate, moderne manier bezig is om het integraal verkeers- en vervoersbeleid vorm te geven. In die zin ben ik ook aanmerkelijk meer gecharmeerd van de aanpak die de provincie op dit punt hanteert dan van de aanpak zoals die binnen het SRE aan de orde is. Ik heb dus bezwaren tegen de manier waarop het SRE zijn verkeers- en vervoersbeleid vormgeeft. Op onderdelen steunt de raad mij daarin, want de raad heeft ook regelmatig aangegeven dat hij over het openbaar vervoer in dit gebied - ook een verantwoordelijkheid van het SRE - zeer ontevreden is. In die zin had ik er voor kunnen kiezen om het SRE te blijven volgen in zijn beleid en in zijn weigering om hierin mee te doen, maar ik heb er heel nadrukkelijk voor gekozen om dat niet te doen, om als gemeente Helmond een eigenstandig standpunt in te nemen, omdat ik denk dat dit thuishoort in ons integraal verkeers- en vervoersbeleidsplan dat er de komende jaren aankomt, omdat ik ook in die zin van plan ben om veel meer het stramien van het provinciaal verkeers- en vervoersplan te volgen dan hetgeen er op dit moment vigeert in het SRE. En men kent mij hier goed genoeg om te weten dat ik dit standpunt ook in SRE-verband aan de orde zal stellen. Ik begin daar overigens morgen al mee, op de gezamenlijke studiedag van het SRE en de provincie over dit onderwerp. Ik zal het ook heel nadrukkelijk naar voren brengen. Maar ik ben er van overtuigd dat de manier waarop dit project wordt aangepakt, wel kans van slagen heeft. Het moet over anderhalf jaar rijp zijn om door het bedrijfsleven overgenomen te worden; dat is het criterium. In die zin steun ikzelf het voorstel dat wij nu aan de raad hebben voorgelegd, van harte. Ik heb imniddels ook overleg gepleegd met mijn collega uit Eindhoven. Ik heb het uiteraard ook bekendgemaakt aan het SRE. Je moet op dit soort terreinen ook altijd elkaar eerlijk informeren. In die zin ben ik er ook blij mee, dat men van verschillende kanten in deze raad, de een wat aarzelender dan de ander, toch het vertrouwen in het onderhavige voorstel uitspreekt. Degenen die dat in de eerste termijn op basis van het feit dat wij het niet via de lijn van het SRE gefinancierd hebben, nog niet gedaan hebben, wil ik er toch op wijzen dat wij als een van de B5-gemeenten in het overleg met de gedeputeerde voor verkeer en vervoer natuurlijk ook het recht hebben om initiatieven die uit het B5-overleg komen, gewoon op hun eigen waarde te beoordelen. Het lid RIETER: Voorzitter! Ik vind het jammer dat mijn lokale collega's er niet voor zijn. Het gaat om een proefproject, het college heeft nadrukkelijk gezegd dat wij het na anderhalf jaar zullen evalueren en wij vinden nadrukkelijk dat ten behoeve van het milieu alle kansen moeten worden aangegrepen om met de onderhavige minimale uitgaven een enorme bijdrage te leveren aan het terugdringen van het autoverkeer. Ik wens het college in deze dus veel succes toe. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De leden Henraat, Kuijpers, Kuypers, Van Mullekom, Praasterink, Tielemans, Van de Ven en Wijnen verkrijgen op hun verzoek aantekening in de notulen, dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd. 14. Voorstel tot herwaardering van onroerende zaken in het kader van de W.O. Z. (bii lage nr. 145). -7- 7 juli 1998. Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Met betrekking tot iets dat nu misschien formeel nog niet aan de orde is, wil ik nu toch maar vast een schot voor de boeg geven. Het is te verwachten dat op basis van de prijsontwikkelingen van de laatste jaren een hogere waarde van onroerend goed de uitkomst zal zijn van de onderhavige herwaardering. Dat betekent voor huisbezitters waarschijnlijk verhoging van kosten, te weten hogere bijtelling bij het inkomen (het zgn. huurwaardeforfait), een hogere aanslag vermogensbelasting, voor zover men daaronder valt, en kans op verhoging van lokale OZB. Voor de goede orde: Ondernemend Helmond zal zolang de OZB voor burgers en bedrijven in Helmond in negatieve zin substantieel afwijkt van de OZB voor burgers en bedrijven in andere gemeenten, tegen iedere nominale verhoging van de OZB stemmen. Als wij het goed hebben begrepen, is er sprake van twee soorten taxaties, te weten een momentopname die tot doel heeft eenmalig voor de komende vier jaar basis te vormen voor de bepaling van de waarde van het onroerend goed en een doorlopende bewaking van mutaties, aankopen, verkopen, splitsingen e.d. zoals die in de loop van de periode zullen'plaatsvinden. Wij hebben er begrip voor dat het college, gelet op onder meer capaciteit, de momentopname laat uitvoeren door niet-Helmondse bureaus op basis van een offerte. Maar daar waar het gaat om periodieke bewaking, wordt lokale marktkennis verondersteld aanwezig te zijn. Wij verzoeken het college dan ook met klem om alvorens tot definitieve afspraken te komen na te gaan in hoeverre Helmondse bedrijven kunnen worden ingeschakeld bij deze marktanalyse. Voorts hebben wij geconstateerd, dat het bedrijfsleven inmiddels de nodige mededelingen heeft ontvangen. Daarin wordt gesteld dat er binnen veertien dagen huurcontracten e.d. moeten worden overgelegd. Voorshands vindt Ondernemend Helmond dit te ver gaan. Wij verzoeken het college dan ook om een en ander te corrigeren - het liefst ook binnen veertien dagen. Teneinde te vermijden dat het straks lang zal gaan duren, willen wij nu alvast meedelen dat wij in principe ook wat andere agendapunten betreft, bij voorbeeld agendapunt 20, graag twee offertes hadden gezien. Het lid RIETER: Voorzitter! Wij hebben in de commissie geen opmerkingen over het onderhavige voorstel gemaakt, maar het is gisteravond wel even onderwerp van bespreking geweest in onze fractie. Toen is de vraag gesteld hoe de verhoudingen tussen de verschillende in het voorstel genoemde bureaus liggen. Ik heb dat door omstandigheden vandaag niet kunnen uitzoeken. In het voorstel staat dat aan o.a. Konig Taxaties en GeoTax offertes zijn aangevraagd en dat GeoTax alle taxatiewerkzaamheden aan Konig Taxaties uitbesteedt. Dit laatste geeft er wat onduidelijkheid over hoe nu de relaties tussen de verschillende bureaus liggen. Het lid TIELEMANS: Voorzitter! Ter wille van de tijd zal ik mij beperken, en wel door te zeggen dat ik mij graag aansluit bij het pleidooi van de heer Praasterink. Wethouder WITTEVEEN: Voorzitter! De heer Praasterink heeft de situatie juist geschetst. Hij heeft gelijk met zijn opmerking dat, gezien de huidige woningmarkt, de herwaardering een aanmerkelijke verhoging zal betekenen. In de vorige periode waarin de taxaties hebben plaatsvonden, is er door het college bewust voor gekozen om de taxaties zo laag mogelijk te houden. Daarmee creëer je natuurlijk een enorme discrepantie, en ik realiseer mij dat dat als gevolg kan hebben dat je op het moment dat je een vereffening wilt maken binnen de gemeentelijke inkomsten, de tarieven niet zozeer kunt verlagen als je eigenlijk zou wensen. Dat is de consequentie van besluiten die in het verleden genomen zijn, en als je die doorvertaalt, wordt die rekening natuurlijk wat onevenwichtiger. Er is overigens steeds al van tevoren gezegd, dat er individueel altijd verschillen zouden kunnen optreden. Dat, heeft inderdaad te maken met de taxaties. De heer Praasterink heeft ook een koppeling met een aantal andere zaken gelegd, bijvoorbeeld met het huurwaardeforfait. Ik denk niet dat het een zaak van de gemeente is om dat soort zaken te gaan verrekenen. Ik hoop dan ook niet dat de heer Praasterink bedoelt dat de gemeente ter zake wel een taak heeft. Ik meen dat hij wat dat betreft bij de belastingdienst moet zijn. Met betrekking tot de doorlopende mutaties geldt, dat het met name het bedrijf GeoTax is dat een software-pakket heeft aan de hand waarvan je op een adequate wijze binnen de dienst zaken kunt registreren en kunt doorvoeren daar waar er tussentijds mutaties ontstaan. Ik ben natuurlijk bereid om te laten onderzoeken of Helmondse bedrijven in staat zijn om dit soort zaken -8- 7 juli 1998. goed op te pakken, en ik denk dat het van een goed beleid zou getuigen om als offertes van zulke bedrijven adequaat zijn, daar ook gebruik van te maken. Het lid PRAASTERINK: Ik wil even een omissie goedmaken, mijnheer de voorzitter, en wel door op te merken dat ik in eerste instantie mede namens de Helmondse Seniorenpartij heb gesproken. Ik ben blij met de toezegging van de wethouder dat hij wil laten onderzoeken of er wat de permanente marktanalyse betreft waarvoor het college nu een jaarlijks krediet van f 87.600,-- vraagt, gebruik kan worden gemaakt van de diensten van Helmondse bedrijven. Ik denk dat wij lokale makelaars of een combinatie van lokale makelaars natuurlijk uitstekend geschikt kunnen achten om dit soort zaken volledig op te lossen. Ik heb niet bedoeld dat het college naar de belastingdienst zou moeten gaan. Ik heb slechts willen constateren, dat de kans bestaat dat voor alle categorieën de lasten naar boven gaan. Dat de wethouder daar niets aan kan doen met betrekking tot inkomen en vermogen, zij hem vergeven; hoewel ... zi.n partij zit in paars. Ik constateer in ieder geval dat het hier nu iets betreft dat voor de i burgers een lastenverhoging betekent. En daar zijn wij in principe tegen. Wethouder WITTEVEEN: Voorzitter! De constatering van de heer Praasterink is terecht. Ik heb ook duidelijk begrepen dat hij niet de hoofdtaxatie, maar de tweede waardebepaling bedoelde, en te dien aanzien heb ik mijn toezegging gedaan. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 15. Voorstel tot vaststelling van de eerste evaluatie van de MARAP 1998. Het lid DAMS: Voorzitter! Het voorstel betreft o.a. een post betreffende afvloeiingsvoorzieningen ad f 700.000,--, die als een donderslag bij heldere hemel komt. Naar mijn idee had de noodzaak hiervan al in een eerder stadium geconstateerd kunnen worden, met name tijdens de begrotingsvoorstellen in het afgelopen jaar. Anderzijds zit je hier met een fait accompli. Het is dus gewoon slikken. Dat is voor mij aanleiding om het college het voorstel te doen om met ingang van dit jaar jaarlijks in de begroting ten laste van de exploitatie een bedrag op te nemen voor dit soort kosten, zodat het niet ineens na vier jaar culmineert tot een geweldig groot bedrag, maar er sprake is van een gelijkmatige opbouw. De MARAP dateert van eind maart, wij zitten nu begin juli; het wordt dus in wezen alweer tijd voor de tweede MARAP. Dat betekent toch dat ik het gevoel heb dat ik het zicht op incidentele en structurele afwijkingen naar aanleiding van beslissingen die in de raad genomen worden, wat dreig kwijt te raken. Het zou wat dat betreft wellicht zinvol zijn om maandelijks een overzicht te geven van de actuele staat van zaken. Dit te meer omdat ook van ambtelijke zijde dit reeds plaatsvindt. Het is dus zinloos om nu als raadslid een schaduwadministratie in deze te gaan bijhouden. Anderzijds denk ik dat de procedure om elementen uit de MARAP in de diverse adviescommissies te behandelen wellicht een dusdanige vertraging in het hele project betekent, dat het het overwegen waard is om herbezinning omtrent deze procedure in overweging te nemen. Het lid TIELEMANS: Voorzitter! Ik heb in de vorige vergadering al een vraag gesteld over het uitblijven van de Voorjaarsnota. Toen mij bekend werd dat bij wijze van substituut de nota financiële positie vigeerde, althans binnen de gelederen van de collegepartijen, heb ik gevraagd om die nota in ieder geval ter beschikking te stellen van alle in deze raad vertegenwoordigde partijen, hetgeen inmiddels ook gebeurd is. Maar het gaat er natuurlijk niet alleen om, kennis te nemen van die nota, het gaat naar ik denk primair om de functie van de Voorjaarsnota of de nota financiële positie, namelijk om de raad in een vroegtijdig stadium de gelegenheid te geven om met betrekking tot de begrotingsbehandeling in oktober een aantal piketpalen te slaan, de gelegenheid te geven om op een aantal inajeure dossiers wat lijnen uit te zetten en wat aansturing te geven met betrekking tot de begrotingspositie in 1999 en volgende jaren. En wat ik mis, is de gebruikmaking van die functie op dit moment. Wat mij betreft kan het aan de hand van de nota financiële positie. Ik zou in ieder geval graag zien dat die op korte termijn wordt besproken in de commissie financiën, en dat afhankelijk van de bespreking daarvan -9- 7 juli 1998. wordt bezien of er wel of niet een terugkoppeling naar de raad wordt toegepast met de intentie om de functie zoals ik die net omschreven heb, ook daadwerkelijk te benutten. Wij zouden dan overigens gelijktijdig een discussie kunnen voeren over de besteding van de aanvullende Combivisiemiddelen. Wij hebben, zo blijkt uit het overzicht, terzake te maken met een meevaller van bijna f 3 miljoen. Wij hebben verleden jaar, ook bij gelegenheid van de Voorjaarsnota, met elkaar grondig gediscussieerd over de doelen en de criteria van het hoofdbedrag van zo'n f 30 miljoen. Dat was een zinvolle, nuttige discussie; zeker met het oog op de begroting 1998. Ik zou er opnieuw voor willen pleiten om dat op een dergelijke, vergelijkbare wijze te doen in een vroegtijdig stadium, zodat wij in oktober a.s. niet hoeven te constateren, dat de pot weer helemaal is leeggegraaid en het niet meer echt de moeite waard is om over de restanten nog met elkaar van gedachten te wisselen. Wij hebben bij lezing van het gestelde op pagina 19 van de MARAP de wenkbrauwen gefronst naar aanleiding van de formulering die daar onder het kopje `Zwembad de Wissen` staat. Want als wij de tekst goed lezen en vooral tussen de regels door lezen, bereidt het college ons als het ware alvast voor op een aanvullend krediet. Dat staat er niet expliciet, maar het staat er wel met zoveel woorden. Er staat: 'Sij de verdere uitwerking van de bouwplannen bleek al snel dat er bij de opstelling van het benodigd krediet geen rekening was gehouden met prijspeilstijgingen. ` Nu heeft onze afdeling financiën een mooie prijs gewonnen, en alle eer voor onze afdeling financiën, maar als het gaat om calculeren, zijn wij af en toe toch onaangenaam verrast door dit soort exercities. Dan wordt nogal eens snel gezegd: Ja, dames en heren leden van de raad, wij hebben niet of althans niet voldoende rekening gehouden met prijspeilstijgingen. Krijgen wij hier nu op termijn wel of niet een aanvullend krediet? Kan het college ons daar iets meer over vertellen, zo niet nu, dan toch op zeer korte termijn, binnen de commissie financiën en eventueel ook in de commissie onderwijs, cultuur en sport? Hetzelfde geldt voor een ander akkevietje, namelijk het jongerencentrum Plato. Het was de bedoeling van het college om een vergadering te plannen waarin wij zouden komen te spreken over de kwestie Plato. Daar zit toch een aantal vuiltjes, die te maken hebben met te laag ingeschatte investeringsbedragen en ook exploitatiebijdragen. Dat wekt op zich zorg; zeker omdat de continuïteit van het jongerencentrum in het geding lijkt. Ik vind het zaak dat het college als de wiedeweerga de raad, in het bijzonder de vakcominissies, informeert over het hoe en het waarom van die ontwikkeling, zodat wij een en ander ook tijdig met elkaar onder ogen kunnen zien en zo mogelijk ook kunnen gaan tackelen. Bij lezing van het gestelde op pagina 7 van de MARAP hebben wij de wenkbrauwen gefronst naar aanleiding van wat daar onder "Verhuiskosten e.d. in verband met wisseling van college" staat. Wij begrijpen de behoefte van het college om dicht bij elkaar te gaan zitten en makkelijk bij elkaar binnen te lopen zonder 100 of 200 meter van gebouw X naar gebouw IJ te moeten lopen. Dat kost f 52.000-- structureel en f 60.000,-- eenmalig. Wij vroegen ons af of die hele exercitie eigenlijk wel verantwoord is, gelet op het feit dat wij binnenkort te maken krijgen met een nieuwe verhuizing, namelijk naar de overkant van de eerste fase stadskantoor 't Cour. Wij hadden ons kunnen voorstellen dat het college de bestaande situatie intact gelaten had en even gewacht had met de herschikking tot de huisvesting in 't Cour definitief was geworden. Met andere woorden: in onze optiek zijn deze kosten alleszins vermijdbaar. Het lid RIETER: Voorzitter! In de vergadering van de commissie EFP van 1 1 juni is de onderhavige MARAP uitgebreid aan de orde geweest. De MARAP is een lijvige rapportage waarin alle productgroepen zowel tekstueel als financieel worden doorgelicht. Zoals kan worden voorzien geven vele productgroepen vele opmerkingen, opmerkingen die door de commissie EFP op hun financiële insteek dienen te worden beoordeeld. Hiervoor is de MARAP in eerste instantie ook bedoeld. Wij als Helmondse Belangen zouden het echter toejuichen wanneer in de planning voor de vaststelling ook de andere commissies zouden worden genoemd, omdat zij ook de MARAP bespreken. Wij moeten constateren dat wij van het college geen advies hebben ontvangen inzake instemming met de MARAP. Maar misschien is dat te doen gebruikelijk. Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! In afwijking van de heer Dams zou ik het wel op prijs stellen als de MARAP in alle commissies vaktechnisch ook aan de orde komt, zodat wij er daar tenminste iets over kunnen zeggen en dan een algemeen gedragen stuk krijgen. -10- 7 juli 1998. Ik zou, net zoals de heer Tielemans, de nota financiële positie graag behandeld zien in de commissie financiën. Ik vind het niet juist dat het college ons die nota ter informatie heeft toegezonden, ik vind dat ze zou moeten worden besproken. Ik ben het er met de heer Tielemans ook over eens, dat de prijspeilstijgingen ten aanzien van De Wissen toch eigenlijk nopen tot wat meer uitleg dan nu in de MARAP is gegeven. Wij hebben inmiddels de nodige ervaringen met budgetoverschrijdingen. Wij zijn de mening toegedaan dat een en ander binnen het budget sport enz. opgevangen moet worden. Tariefaanpassingen van de Razob brengen mij tot de vraag wat er eigenlijk gaat gebeuren met de reserves van deze instelling. Want die reserves zijn nogal fors. Zijn ze met de voortschrijdende techniek straks echt nodig? Kunnen ze niet beter gebruikt worden voor regulering van de tarieven? Wij stellen het college voor om in een commissievergadering de Razob aan de orde te stellen. Wat zijn de financiële consequenties van het doorschuiven van de woningbouwproductie? Is dat al in de MARAP verwerkt? Is het in de begroting verwerkt" Het was vroeger in ieder geval zo, dat als wij minder woningen bouwden, wij ook minder centen beurden van de rijksoverheid. Het zou kunnen dat dat ook nu het geval is, en dan had ik toch graag een indicatie. Wanneer mag de raad iets verwachten met betrekking tot het millenniumprobleem? Dit geldt ook voor de instellingen waar de burger met name mee te maken krijgt en waarin leden van het college en/of de raad vertegenwoordigd zijn; ik denk o.a. aan Obragas en de PNEM. Als zodanig zijn die leden medeverantwoordelijk voor het millenniumprobleem, en wij willen graag dat het college een en ander agendeert in een vakcommissie en zegt welke maatregelen daarvoor getroffen zijn. En dan nog een heel flauwe vraag (maar ik vond het ook flauw in de MARAP): Hoe groot is de druk op het budget bouwkundige aanpassingen als gevolg van bijvoorbeeld de plaatsing van een officiële PTT-brievenbus? Het lid VAN HEUGTEN: Voorzitter! De onderhavige MARAP nieuwe stijl hoort als het over de financiële positie van de gemeente gaat, antwoord te geven op vragen zoals: Waar staan wij? Wat is de stand? Waar komen wij waarschijnlijk straks op uit? Het college is er onlangs bij de begrotingsvoorbereidingen nog weer mee geconfronteerd hoe belangrijk inzicht in de financiële positie van de gemeente is. Bij het opstellen van de begroting wordt een planning van een verwachting weergegeven. Aan het einde van het jaar, bij het opstellen van de jaarrekening weet je uiteindelijk wat daarvan is terechtgekomen. De MARAP is in dit opzicht slechts een tussenstand. Maar wel een belangrijke. Naar mijn mening hoort de MARAP een gecomprimeerde rapportage te zijn van de tot dan toe gerealiseerde cijfers, zo nodig voorzien van een prognose, en met daarbij de afwijkingen ten opzichte van de begroting. De relevante verschillen geven aanleiding voor een verdere analyse om te bepalen wat de oorzaken van de afwijkingen zijn. En tenslotte dient daaruit te kunnen worden geconcludeerd waar er moet worden bijgestuurd, welke maatregelen nodig of gewenst zijn en welke voorstellen daartoe kunnen worden gedaan. Deze vier elementen zijn m.i. wezenlijk om inzicht te verschaffen in de financiële gang van zaken en om de MARAP als een goed sturingsinstrument te kunnen hanteren: rapporteren van cijfers, signaleren van verschillen, analyseren van de oorzaken en concluderen ten aanzien van de besturing. Vanwege haar beperkte houdbaarheid ontleent de MARAP veel waarde aan haar actualiteit. Je bent geïnteresseerd in de stand van nu, niet in die van enige tijd geleden. Actualiteit op hoofdlijnen is belangrijker dan volledigheid in detail. De MARAP dient dus zodanig bondig te zijn, dat ze ook snel geproduceerd en behandeld kan worden. Het jaarverslag dat wij in de vorige raadsvergadering hebben ontvangen, verdient naar mijn mening een compliment over de uitvoering. Het is duidelijk, het is leesbaar, het verschaft snel en voldoende inzicht. De MARAP nieuwe stijl is aardig op diezelfde weg, maar kan op eerder door mij genoemde punten nog aanzienlijk verbeterd worden. Hopelijk komt dit dan ook de behandeling in de commissie financiën ten goede. Oeverloos doorvlooien van detailpunten kan dan plaatsmaken -voor een discussie over de wezenlijke hoofdzaken. Het gaat dan over vragen zoals: Wat is de stand? Hoe staan wij er financieel voor? Waar komen wij aan het eind van het begrotingsjaar op uit? Wat is nodig om eventueel bij te sturen? Inhoudelijk wil ik het kort houden. Ook wij zijn verbaasd over de f 700.000,-- die plotseling in de onderhavige MARAP is opgevoerd en in de begroting kennelijk nog niet aan de orde was. Verder wil ik op dit moment niets toevoegen aan het commissieadvies. Ik beperk mij tot de 7 juli 1998. gemaakte opmerkingen over de uitvoering van de MARAP en het kunnen hanteren van de MARAP als een sturingsinstrument. Dit alles met de bedoeling en de verwachting om de volgende keer te komen met een MARAP die nog adequater zal zijn. Het lid RIETVELD: Voorzitter! Ik kan mij beperken tot het verlenen van steun aan een aantal sprekers. Ik steun de heer Dams wat zijn opmerking over periodieke verslaglegging betreft. De heer Tielemans heeft duidelijk een piketpaal geraakt met zijn opmerking over piketpalen. Wij hadden terzake in de vorige raadsperiode juist zo'n goede trend ingezet, en ook wij missen die op dit moment. Met betrekking tot de problematiek van De Wissen wil ik opmerken, dat het raar is dat de prijspeilstijgingen niet zijn opgenomen. Maar wat ons betreft staat nu nog lang niet vast dat ze binnen de sportbegroting moeten worden opgevangen. Want ik ken sowieso het bedrag nog niet. Wij zien te gelegener tijd wel hoe wij het oplossen. De desbetreffende opmerking van de heer Praasterink delen wij niet. De zorg over Plato wel. Zeker ook nu een desbetreffende bespreking is uitgesteld en wij terzake ook worden aangesproken met de vraag hoe het er nu verder mee staat en hoe de stand van zaken is. Wij zouden dus toch wel graag zien dat er op korte termijn duidelijkheid over ontstaat. Met betrekking tot het ten aanzien van de derde etage vermelde structurele bedrag vragen wij ons af wat er precies aan de hand is. Ik heb begrepen dat dit bedrag personeelslasten betreft, maar dan vind ik de omschrijving daarbij wat raar. Met betrekking tot het vermelde incidentele bedrag vragen wij ons af, gezien de verhuizing naar 't Cour, of hier geen sprake is van kapitaalvernietiging. Ik denk dat de heer Praasterink een aardig punt heeft aangesneden met wat hij naar voren heeft gebracht ten aanzien van het millenniumprobleem. Ook wij zijn er benieuwd naar hoe dat wordt aangepakt. Wethouder WITTEVEEN: Voorzitter! Wat de afvloeiingsvoorziening ad f 700.000,-- betreft moet ik zeggen, dat men de beslissing heeft genomen om zo te werk te gaan als nu in de MARAP wordt weergegeven. Je kunt ter zake op verschillende manieren te werk gaan. De suggestie van de heer Dams om in de toekomst voor dit soort zaken alvast te reserveren, zodat je niet voor het voldongen feit staat dat er in één keer moet worden afgedekt, spreekt mij best wel aan. Ik wil die suggestie wel oppakken. Wij hebben het ook in het college besproken, en ook daar is er draagvlak voor. Ik denk dus dat de heer Dams wat dat betreft op zijn wenken bediend kan worden. De heer Praasterink heeft opgemerkt dat het aan het bespreken van de MARAP in de vakcommissies heeft ontbroken. Ik moet zeggen dat ik in de bespreking in eerste termijn in de financiële commissie daar ook naar heb verwezen. Ik heb inmiddels begrepen dat de MARAP in slechts één commissie aan de orde is geweest. Dat is niet goed. Het heeft geresulteerd in een bespreking binnen het college waarin wij hebben afgesproken dat in een combinatie met mij, uiteraard het hoofd financiën en de gemeentesecretaris nog eens goed al worden nagegaan op welke wijze wij het een en ander in elkaar kunnen passen. Ik denk hierbij met name ook aan collega Prinsen, die binnen zijn sector ook een verslaglegging heeft. Ik denk dan meer in het bijzonder aan de mogelijkheid om die verslaglegging in de MARAP onder te brengen, zodat je een systematiek krijgt waarbij je enerzijds een puur financieel overzicht krijgt en je het financiële beeld zo actueel mogelijk kunt neerzetten, en anderzijds een aantal verschuivingen met omschrijvingen die nu in het totale dikke pak zitten. Ik denk dat er sprake is van een goede zaak als je de bedoelde verschuivingen met omschrijvingen in een aparte unit onderbrengt met de bedoeling dat ze vakinhoudelijk in de commissies kunnen worden besproken, opdat in detail over dit soort zaken informatie kan worden verworven. Degenen die zouden willen deelnemen aan het overleg om te bepalen hoe je het een en ander op de beste manier in elkaar kunt vouwen, nodig ik van harte uit om dat kenbaar te maken, waarna zij zullen worden uitgenodigd om de aanpak in kwestie gezamenlijk op te pakken. Want ik denk dat voor zover daaraan in de raad behoefte bestaat, het een taak van het college is om daar zo adequaat mogelijk op te reageren. De actuele cijfers zijn voorhanden en ik heb er op zich geen enkel probleem mee om die cijfers, die niet geheim zijn, maandelijks aan de raad kenbaar te maken. Men is van de kant van de raad wat een aantal zaken betreft ook inhoudelijk ingegaan op -12- 7 juli 1998. portefeuilles van collega's. Daar ontkom je ook niet aan, gezien het dikke pak met vakinhoudelijke omschrijvingen dat de raad nu is voorgelegd. Ik schuif dat als u het goedvindt, voorzitter, graag door naar mijn collega's die de inhoudelijke zaken kunnen behandelen. De heer Praasterink heeft gevraagd naar de grootte van de kosten van de plaatsing van een officiële PTT-brievenbus. - Het lid PRAASTERINK: Ik vond de desbetreffende zinsnede in de MARAP heel belachelijk, maar ik wilde het toch weten. Is het f 50,-- of is het f 100,-. Wethouder WITTEVEEN: Ik kan het u op dit moment niet zeggen, ik heb het hier nu niet paraat, maar u krijgt het in ieder geval van mij te horen. En mochten er anderen zijn die het willen horen, dan kan dat ook. Ik vind het wel een leuke vraag. Voorzitter! Nu wil ik nog even reageren in de richtin van de heer Tielemans. Ik heb al 9 aangegeven hoe ik wil proberen om in overleg met een team en met de raad de MARAP op een nieuwe manier inhoudelijk gestalte geven, om toch te komen tot de systematiek waar, naar ik denk terecht, de heer Tielemans naar heeft gevraagd; een systematiek waarbij men wat piketpalen kan slaan, waarbij men wat inzicht krijgt... Het lid TIELEMANS: Ik heb met mijn linkeroor opgevangen dat wij volgend jaar de Voorjaarsnota krijgen... Wethouder WITTEVEEN: Ja. Het lid TIELEMANS: ... en die toezegging vanachter de groene tafel vind ik geweldig, maar het gaat mij om de aansturing van de begroting 1999, en als instrument daarvoor had ik graag de nota financiële positie (die er al ligt; er hoeft dus geen extra werk voor verzet te worden). Die nota zie ik graag terug in de commissie financiën. Als die commissie mocht vinden dat de bespreking daarvan nog een terugkoppeling naar de raad behoeft, zal dat wel blijken, maar ik wil in ieder geval graag de nota financiële positie inhoudelijk en zeker op basis van de overdrachtsdossiers bespreken in de commissie financiën, met name anticiperend op de begrotingsbehandeling. En dat zie ik toch iets anders dan het instrument van de MARAP. De MARAP is primair bedoeld als voortgangscontrole-instrument, terwijl de Voorjaarsnota primair is bedoeld als aansturingsinstrument van de raad richting de nieuwe begroting. Het lid PRAASTERINK: Ik ondersteun dat, voorzitter. Wethouder WITTEVEEN: Ik denk dat de constatering van de heer Tielemans terecht is, voorzitter. Ik zeg het bij deze toe. Ik denk dat het een goede zaak is om dat met elkaar te bespreken. Het college heeft zich daar ook al over gebogen. Ik denk dat het goed is dat de raad een voorzet kan krijgen in die zin dat duidelijk wordt welke ideeën er in het college leven en dat vervolgens duidelijk wordt hoe de raad ertegenaan kijkt. Ik meen dat het zo ook hoort. Ik heb er wat dat betreft dus geen enkel probleem mee om dat in de commissie te brengen. Het lid TIELEMANS: Bedankt voor de toezegging. De VOORZITTER: Dames en heren! Wij hebben in de inleiding op pagina 4 van de MARAP heel duidelijk gezegd, dat de positie van het college vóór de verkiezingen natuurlijk net een andere was dan de positie van een college in een lopende zittingsperiode, dat dus het oude college zich niet geroepen voelde om over zijn graf heen te regeren en dat er dus in het verkiezingsjaar geen Voorjaarsnota is gepresenteerd. Ik denk dat het alleszins begrijpelijk en zelfs te respecteren is, dat het aan het nieuwe college wordt overgelaten om de eerste nieuwe begroting te leveren voor de komende vier jaar. Dat is de reden waarom er dit jaar geen Voorjaarsnota is gepresenteerd. Volgend jaar wordt er uiteraard in de hele cyclus wel weer een Voorjaarsnota gepresenteerd. De nota financiële positie, die de heer Tielemans overigens terecht ter inzage heeft gevraagd, geeft aan met welke overdrachtsdossiers het oude college aan het nieuwe college heeft gepresenteerd: Hier zult u dadelijk in de nieuwe begroting rekening mee moeten gaan houden, al naar gelang van de waarde die u aan deze overdrachtsdossiers toekent. -13- 7 juli 1998. Inniiddels heeft het college dat in een eerste beraad ook gedaan en een concept-begroting gemaakt. Wij hebben te maken met een zekere tijdsdruk, want wij gaan nu de zomervakantie in, en dan zitten wij al in september en aan de voorbereiding van en vervolgens de discussies over de begroting. Bespreking van de nota financiële positie kan natuurlijk altijd, maar het is voor mij een vraag in hoeverre zo'n bespreking dan nog weer consequenties kan hebben voor het college om de begroting bij te sturen. Want het een en het ander lijken mij dan in de tijd wel heel erg kort op elkaar te zitten. Ik denk dat dat dan toch zaken zijn die dit jaar gewoon bij de begrotingsbehandeling vorm moeten krijgen. Hiermee heb ik de zaken willen schilderen waar wij in een verkiezingsjaar nu eenmaal voor zitten. Het lid TIELEMANS: Natuurlijk zitten wij in een verkiezingsjaar en is. dat weer een wat ander jaar dan de drie aren die wij nog te goed hebben, maar het gemeentelijke bedrijf is een tegoing concern`. De financiële knelpunten trekken zich verder niets aan van de wisseling van de wacht. Dat blijkt ook heel uitdrukkelijk uit de overdrachtsdossiers, althans voor zover wij ze hebben kunnen inzien (er zijn er nog meer). Ik denk toch dat het zaak is dat - althans wanneer de raad daar prijs op stelt; ik heb er behoefte aan, heb ik aangegeven - de raad, met alle beperkingen van dien, gelet op de hele procedurele gang van zaken tot op heden, zo mogelijk nog deze maand op basis van de nota financiële positie, wellicht ook met inbegrip van de kanttekeningen die vanwege het college daar al bij zijn gezet, zich bezint op de vraag in hoeverre wij alvast met het oog op de positie in 1999 en volgende jaren een aantal piketpalen kunnen slaan, in hoeverre wij alvast een aantal financiële zaken kunnen afwegen die hun vertaling krijgen in de begrotingspositie 1999. Ik vind dat dat wellicht in een improvisatie niet optimaal tot zijn recht kan komen zoals te doen gebruikelijk is bij de Voorjaarsnota, maar ik hecht er toch aan dat de raad zijn positie en zijn verantwoordelijkheid op dat punt neemt. De VOORZITTER: Helemaal niets tegen. Ik geef alleen aan, dat het dan toch een stuk (u gebruikte zelf het woord) improvisatie van beide kanten vraagt, omdat wij natuurlijk heel kort in de tijd en tegen de begroting aan zitten. Maar er is uiteraard op zich niets tegen een bespreking en tegen het eventueel aangeven van uitgangspunten en piketpalen. Ik zeg alleen dat het dit jaar dan inderdaad een belangrijke mate van improvisatie zal vergen, gezien de korte periode die dan nog resteert en de verwerking van de concept-begroting zoals het college die inmiddels heeft vastgesteld. Maar tegen die achtergrond zijn overigens uw wensen om het een en ander in ieder geval op korte termijn te bespreken door de wethouder van financiën gehonoreerd. Het lid VAN HEUGTEN: Voorzitter! Ik heb alle respect voor het voorstel van de heer Tielemans, maar ik steun toch meer uw standpunt dat het toch wel wat zonde is van alle moeite om daar nu zo veel werk van te maken. Onze fractie heeft daar minder behoefte aan en ziet liever dat de energie wordt gestoken in de voorbereiding van de begroting. Vervolgens kan een en ander worden meegenomen in de begrotingsronde. De VOORZITTER: Goed. Wij zullen in ieder geval de nota ter bespreking in de commissie aanbieden, en dan kan iedereen daar zijn standpunt bij formuleren. Ik heb alleen even willen benadrukken dat dit jaar dat toch wat improviseren vergt. Het lid RIETVELD: Ik kan in uw gedachtegang heel erg meegaan, omdat ik dat voor mijzelf ook al geconstateerd had. U bent al naar Antwerpen geweest, begreep ik. Misschien krijgen wij dan in het kader van de MARAP een hernieuwd tripje naar Antwerpen. Daar zijn wij natuurlijk ook niet blij mee. Maar als dadelijk bij de begroting de ruimte voor de raad dusdanig is, dat wij ook keuzen kunnen maken, als dat de achterliggende gedachte is die u zou willen meenemen, heb ik er geen moeite mee om de Voorjaarsnota over te slaan, en ook de exercitie die de heer Tielemans voorstelt - als er voor de raad maar de ruimte is om op een gegeven moment ook een aantal keuzen te maken. De VOORZITTER: De raad kan altijd amendementen indienen. Maar de strekking van mijn opmerking was nu net een andere. -14- 7 juli 1998. Wethouder WITTEVEEN: Voorzitter! U maakte terecht uw opmerking over de tijdsdruk. Als wij het in een reguliere situatie doen, mijnheer Tieleinans, gebeurt het op zijn vroegst in september. Wil ik geïmproviseerd aan uw wensen tegemoet komen, als de raad dat wenst, dan zal er in ieder geval nu halsoverkop binnen deze maand nog een keer een hernieuwde afspraak gemaakt moeten worden om de commissie bij elkaar te roepen. Dat moet u zich wel realiseren. Het wordt dan waarschijnlijk heel erg improviseren, gezien de agenda's. Maar ik ben daar best toe bereid. U heeft terecht gezegd, voorzitter, dat het altijd aan de raad is om zaken wel of niet toe te staan c.q. te veranderen. Dat blijft staan. En u kent de stijl van vroeger door mij gemaakte opmerkingen, met name mijn opmerking dat ik als raad ook nog wel eens wat te kiezen wil hebben. Welnu, ik denk dat de raad daar volop gelegenheid toe zal krijgen. Het lid TIELEMANS: Nog één opmerking daarover, voorzitter. Deze nota ligt er al vanaf maart. Bij wijze van toeval zijn wij er achter gekomen, dat deze nota opnieuw vigeerde in het collegepartijenoverleg. U kunt het mij of de niet in het college vertegenwoordigde partijen niet euvel duiden dat wij pas onlangs hiervan gewag gemaakt hebben en gevraagd hebben om deze nota. Ik vind het jammer dat wij maar een heel krappe tijd hebben om haar inhoudelijk te bespreken, maar daar heb ik niet om gevraagd. Het lid VAN ROOIJ: Voorzitter! De heer Tielernans heeft de vorige keer gezegd dat er bij de coalitiepartners bepaalde stukken circuleerden en dat - en dat vind ik terecht - zijn fractie die stukken ook wenste te hebben. Maar tot mijn verbazing circuleren er geen financiële stukken bij de coalitiepartners. Ik weet niets van wat er in het college circuleert, daar blijf ik dus buiten, maar ik heb zeer recent, de vorige week, dezelfde nota ontvangen als die welke de heer Tielemans heeft ontvangen en ik wil toch pertinent de indruk wegnemen, dat wij de niet in de coalitie vertegenwoordigde partijen te kort zouden doen wat informatie betreft. Het lid TIELEMANS: Ik heb op basis van informatie vanuit het college en van informatie vanuit het ambtelijke apparaat verteld, dat deze nota overhandigd is aan de onderhandelaars in het kader van de collegevorming. Ik heb die informatie niet uit mijn duim gezogen en ik heb daar geen ander verhaal van gemaakt. Deze nota is in maart ter gelegenheid van de collegevorming opgesteld en overhandigd. Dat heb ik gezegd. Niets meer en niets minder. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT: Voorzitter! Ik wil graag even ondersteunen wat de heer Van Rooij heeft gezegd. Ik denk dat er een misverstand is. Wij als collegepartijen hebben absoluut niet gewerkt met het stuk waar de heer Tielemans het nu over heeft. Het lid TIELEMANS: Ik heb niet gezegd dat u er iets mee heeft gedaan, ik heb gezegd dat u het gekregen heeft. Als ik het collegeprogramnia bekijk, constateer ik dat u er erg weinig mee heeft gedaan. Maar ik heb gezegd dat u het gekregen heeft. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT: Ik wilde het heel netjes zeggen, heel vriendelijk aangeven dat wij het stuk niet gehad hebben en er dus ook niet mee hebben kunnen werken. Maar het is maar hoe je het oppakt. Het lid VAN ROOIJ: Wij als fractievoorzitters waren er op dat moment niet bij betrokken. Wij wisten daar niets van. Nu is hier toch de indruk gevestigd, dat wij de heer Tielemans en anderen informatie hebben onthouden. Maar daar werk ik echt niet aan mee. Dat gebeurt dus niet. Het lid TIELEMANS: Ik had het stuk graag gelijktijdig met de onderhandelaars gehad. Dat heb ik gezegd. De VOORZITTER: Wij hebben daar de vorige keer al het boetekleed voor aangetrokken. Want u had net zo veel recht als wie dan ook op deze overdrachtsdossiers en de problematiek die daarin geschilderd ligt en die verwerkt moet worden in de begroting. Want dat is totaal de verantwoordelijkheid van de raad. Wethouder BETHLEHEM: Voorzitter! Ik zal in de volgende commissievergadering -15- 7 juli 1998. aangeven hoe en waarom Plato weer van de agenda afgegaan is. Nu iets over de overschrijding ten aanzien van De Wissen. Ik heb geconstateerd dat wanneer er een krediet geraamd wordt (ik praat hier nu over 1995 of daaromtrent) en dat langere jaren op zich laat wachten, het niet opgehoogd wordt, wat inhoudt dat autonome prijsstijgingen en gevolgen van CAO-onderhandelingen niet meegenomen worden. Dat betekent dat je het budget erg onder druk gaat zetten wanneer je, zoals de goede gewoonte in deze raad is, dat taakstellend maakt. In extremo hebben wij dat destijds meegemaakt met het automatiseringskrediet, ten aanzien waarvan het millenniumprobleem de prijzen zo verschrikkelijk omhoog joeg, dat je zelfs op korte termijn niet eens binnen een taakstellend budget blijft. Vandaar dat ik er zelf ook nog eens over zal nadenken hoe daar in de toekomst mee ware om te gaan. Want het lijkt mij een beetje logisch om ook in de tijd mee te groeien. Met betrekking tot het millenniumprobleem heeft men in de MARAP kunnen lezen dat de scan aan de gang is. Bij het nieuwe KANS-project waarmee wij bezig zijn, is o'mdat wij nu bezig zijn met nieuw materiaal, het millenniumprobleem niet aan de orde. Maar de commissie zal als de scan helemaal klaar is, uitgebreid geïnformeerd worden. En dan zullen wij het probleem verder bespreken. Wethouder HESEN: Voorzitter! De kwestie van de reserves van de Razob maken wij bespreekbaar in de commissie. Het lid VAN ROOIJ: Zijn die reserves dit jaar ontstaan, voorzitter, of zijn ze al langer aanwezig? De VOORZITTER: Dat weet u wel. Het lid PRAASTERINK: Ik denk dat u dat kunt vragen aan iemand anders, die er veel meer van weet. Het lid RIETER: Voorzitter! Het verbaast mij enigszins dat wethouder mevrouw Jonkers- Goedhart niet aanvult bij haar collega Witteveen. Want in de commissie SO is de MARAP ook besproken. Wethouder WITTEVEEN: Dat heb ik ook gezegd. Wethouder mevrouw JONKERS-GOEDHART: Maar vervolgens is gebleken, voorzitter, dat wij als leden van het college niet allemaal dezelfde lijn hebben gevolgd, en daar refereerde de heer Van Heugten aan. Ik denk dat het goed is dat wij dat bijstellen. Er moet een eensgezinde aanpak vanuit het college komen op dit punt. De VOORZITTER: U ziet het: een nieuw college gaat altijd met enige horten en stoten van start. Het lid TIELEMANS: Voorzitter! De heer Bethlehem had het over een krediet dat gevoteerd zou zijn in 1995. Ik denk dat hij zich vergist en dat hij een krediet bedoelt dat... Wethouder BETHLEHEM: De berekeningen zijn van 1995. Het lid TIELEMANS: Goed. Ik denk dat het goed is dat de hele stand van zaken op dit moment met betrekking tot de verbouwing e.d. een keer teruggekoppeld wordt in de commissie sport, zodat wij van de hoed en de rand weten, en niet hoeven af te gaan op zo'n oppervlakkige informatie als hier nu in de MARAP staat. Wethouder BETHLEHEM: Dat zeg ik u hierbij toe. Dan hoeft dat ook verder geen probleem te zijn. Het lid RIETVELD: Ik heb gevraagd of er met betrekking tot de derde etage geen sprake is van kapitaalvernietiging. -16- 7 juli 1998. De VOORZITTER: Als die derde etage er nog is, in ieder geval niet. Het lid RIETVELD: Volgens mij kun je voor f 60.000,-- niet slopen. Wethouder WITrEVEEN: Voorzitter! Terecht is de opmerking gemaakt dat het voor een deel automatisering en secretariaat voor het hele bestuursapparaat betreft. Er is te dien aanzien geen sprake van kapitaalvernietiging, want het gaat over kosten die wij anders ook gehad zouden hebben. Verder hebben wij in deze te maken met incidentele kosten ten aanzien van een stukje inrichting en ook te dien aanzien is er geen sprake van kapitaalvernietiging. Ik zou graag weten of de suggestie van de heer Tielemans wordt overgenomen dat ik deze maand nog een vergadering moet beleggen om de zaak te bespreken, dan wel wij het gewoon regulier bij de begroting kunnen bespreken, of in september. De VOORZITTER: Ik stel voor om de zaak in ieder geval bespreekbaar te maken in de commissie, voor zover daar behoefte aan is. Dat lijkt mij gewoon een democratisch recht om dat te vragen. Maar laten wij dat dan vroeg in september doen. Want nu haalt het niets meer uit. Na deze week is dat praktisch onmogelijk. Ik constateer, dames en heren, dat u akkoord gaat met deze suggestie van mij. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 16. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de vervanging van een netwerkserver (bijlage nr. 136). Het lid KLAUS: Voorzitter! Ik zit niet in de commissie waarin het voorstel is behandeld. Op pagina 2 van het voorstel staan twee bedragen voor `Onderhoud hardware` en `Onderhoud UPS ". Ik kan mij daar niets bij voorstellen. Ik kan mij voorstellen dat de wethouder nu ter zake ook geen antwoord kan geven. Maar misschien dat dat dan op een andere manier kan. Wethouder BETHLEHEM: Ik zal u schriftelijk antwoorden. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 17. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van u.v.-werende voorzieningen voor het gemeentemuseum (bijlage nr. 147). Dit punt is van de agenda afgevoerd. 18. Voorstel tot vaststelling van de Inspraakverordening Helmond 1998 (bijlage nr. 14 l). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 19. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het verkeersveiligheidsplan "De RivierensingeV (bijlage nr. 128). Dit punt is van de agenda afgevoerd. 20. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het vervangen van verkeersregelinstallaties in 1998 (bijlage nr. 137). Het lid VAN ROOIL Voorzitter! Ik ben geschrokken. Wij denken dat wij vanavond heel wat doen, maar in de commissiestukken staat dat in Helmond 44 automaten niet meer aan bepaalde normen voldoen. En de vervanging daarvan kost f 180.000,-- per stuk. Dat wordt dan zo maar ineens op je tafel gelegd. Als ik het een en het ander op een rijtje zet, denk ik dat er in de toekomst aan de verkeerssituatie in onze gemeente nogal het een en ander te doen is. Ik hoop dat -17- 7 juli 1998. dat mogelijk zal blijken voor minder dan 44 x f 180.000,-. Ik begrijp overigens niet hoe hier de achterstand ten aanzien van de verkeersregelinstallaties is ontstaan. Wethouder HESEN: Voorzitter! Wij hebben eerder in deze raad gesproken over de onderhoudsbudgetten die wij als raad met elkaar hebben uitgetrokken voor het onderhoud van wegen, ook wat de verkeersregelinstallaties betreft. Wij hebben te dien aanzien steeds een politieke keuze gemaakt voor een bepaald onderhoudsniveau, dat afwijkt van de technische norm. Dat wil overigens niet zeggen dat er op alle plekken in kwestie acuut een gevaar zou dreigen; het betekent wel dat je het een en ander extra in de gaten zult moeten houden. Wij hebben inderdaad geen maximaal budget voor het wegonderhoud en ook niet voor de verkeersregelinstallaties. Gezien de beperktheid ervan zullen wij zo efficiënt mogelijk met de middelen moeten omspringen. Daarom ben ik er blij om dat wij in dit geval het voorgestelde kunnen realiseren tegelijk met een reconstructie die wij al aan het uitvoeren zijn op basis van een extra budget dat wij in het afgelopen jaar ter beschikking hebben gesteld voor de Deurneseweg op grond van de Combivisiemiddelen die wij daarvoor hebben kunnen bijramen. Maar het punt blijft dat het onderhoudsbudghet voor wegen een permanente zorg is van de wethouder stedelijk beheer en, naar ik na vele raadsbehandelingen heb gemerkt, ook van de raad van de gemeente Helmond. Het lid VAN ROOIJ: Voorzitter! Het staat in ieder geval vast dat de consequenties van de risico's van ongevallen voor rekening van de gemeente Helmond komen. Er dient rekening mee te worden gehouden dat die consequenties enorm groot kunnen zijn. Met die wetenschap stelt een raad een budget vast, maar ik denk niet dat de raad in deze ooit volledig geïnformeerd is. Wethouder HESEN: Voorzitter! Ik denk dat het op zich een goede zaak is dat tegelijk met het onderhavige voorstel ook duidelijk is geworden wat de risico's zijn. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 21. Voorstel tot vaststelling van het Volkshuisvestingsplan 1999-2003 (bijlage nr. 152). Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT: Voorzitter! Het college is nu drie maanden aan het werk en presenteert een volkshuisvestingsplan tot het jaar 2003. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het plan op dit moment een hoog continueringsgehalte heeft. Het CDA is van mening dat niet ieder VOP een sterke besturing mag inhouden. Vanuit een eigen visie met enige invloed van onderzoeksresultaten en marktverwachtingen dient er een langeretermijnbeleid vastgesteld te worden. Volkshuisvestingsbeleidsuitvoerders hebben dit nodig; continuïteit bij onderdelen als de verhouding tussen koop en huur, eengezinswoningen en meergezinswoningen en ouderenhuisvesting en jongerenhuisvesting. Wij zien dat 53 % van de groei tussen 1991 en 1997 afkomstig is van migratie, en met name van jongeren en jongere gezinnen. 42.000 inwoners zijn tussen 20 en 54 jaar. Naast draagvlak voor voorzieningen is hierbij een redelijk voorspelbare wooncarrière te verwachten voor de jonge, eventueel nog te stichten gezinnen zowel als voor de ouderen over enkele jaren. Wat ons redelijk verraste uit een onderzoek, is dat 30% van de bewoners vindt dat ze te veel betalen voor de kwaliteit van hun huidige woning en de omgeving. Niet allen willen zich verplaatsen, maar aanbod (denk aan onze Vinex-taakstelling) schept vraag. Als de nieuwe wijk Brandevoort is gerealiseerd, wonen de meeste Helmonders in een '80-'90-jarenwijk. Met de opsomming van deze gegevens kom ik tot de kern van het probleem van de komende jaren: de samenhang tussen de wijken. Het volkshuisvestingsbeleid van onze stad slaagt alleen indien zowel in de oude als in de nieuwere wijken graag gewoon wordt. Brandevoort draagt alleen aan verbetering van het imago van Helmond bij indien gelijktijdig in andere wijken de zaak wordt opgeschud. In de commissievergadering hebben wij uitgebreid onze visie gegeven op het herstructureringsverhaal. Wel willen wij nog even extra aandacht vragen voor de verantwoordelijkheid van partners eventueel uit Helmond voor de stimulerend kracht die er wellicht kan uitgaan van het aanbod van een woningcorporatie van buiten de gemeente Helmond. Het CDA is akkoord gegaan met het totale Volkshuisvestingsplan op voorwaarde dat het college komt met een totaal herstructureringsverhaal met de mogelijkheid om dat gefaseerd uit te -18- 7 juli 1998. voeren. Wij willen eigenlijk graag af van een projectmatige benadering. De twee zaken die ik namens het CDA in dit verband nog wil benadrukken, zijn de volgende. De gemeente is en blijft de regisseur in dit verhaal. Een goede regisseur zet de koers uit. Die koers, ofwel de oplossingsrichting in dit geval, moet bepalend zijn. Daarbij hebben derden volop de kans om hun spel te spelen. Het CDA is voor een integrale visie op het herstructureringsverhaal. Bewoners en investeerders krijgen vertrouwen bij een totaalverhaal. Wij waarderen de inzet van een wethouder volkshuisvesting om snel aan de slag te gaan met een fysiek reorganisatieverhaal. Medeoverheden, zeg maar: geldverstrekkers, zullen ons ook daartoe uitdagen. Wat ons is echter stoort, is dat, tenminste volgens wethouder Hesen, de sociaal- maatschappelijke en de economische herstructureringsgedachten geen deel uitmaken van de bespreking van dit plan, bijvoorbeeld wat Binnenstad-Oost betreft. Kan het college aangegeven waarom die onderdelen nog niet tot ons zijn gekomen, en wanneer wij ze dan wél kunnen verwachten. Het grotestedenbeleid is toch niet een plan van gisteren? Het CDA vindt in het commissieadvies aan het college de aandacht voor de verantwoordelijkheid van het SRE om de uitvoering van het verstedelijkingsbeleid te handhaven erg zwak verwoord. Ook missen wij in het commissieadvies de aandacht die door het CDA gevraagd is voor de categorie gehandicapten die met ondersteuning zelfstandig kunnen wonen, dus meer als aangepast gebouwde woningen en anders als de woningen die bij Keijserinnedael zullen worden gebouwd. Zoals recentelijk in Con Brio onder de aandacht van veel raadsleden is gebracht, blijkt deze categorie gehandicapten - dus de gehandicapten die zelfstandig willen blijven wonen, maar met begeleiding - voor deze voorziening naar elders te moeten vertrekken. De opgebouwde sociale structuur voor deze categorie stadgenoten is juist zo belangrijk. Wellicht een taak om in samenwerking met een corporatie nog eens op te pakken. Het lid TIELEMANS: Voorzitter! De omslag van het Volkshuisvestingsplan is dit jaar wel erg bijzonder: een halloween-achtige figuur met rode haren die lijkt te goochelen met rondvliegende huizen. De kleur van de haren doet vermoeden dat het hier de nieuwe portefeuillehouder volkshuisvesting betreft. Waarom hij schuilgaat achter een masker ontgaat ons, eerlijk gezegd. Een bestuurder die strijdt met open vizier hoeft zich toch niet te verbergen? Ook vergt het enige fantasie om de symboliek van de rondvliegende huizen te begrijpen. Wij houden het er op dat de symbolische betekenis hiervan meer gezocht moet worden in een wat lossere stijl van besturen dan in een andere beleidsinhoud. Het Volkshuisvestingsplan maakt immers duidelijk dat van een zgn. koerswende geen sprake is. Alle verhitte debatten en geslepen messen in de vorige raadsperiode en alle verkiezingsretoriek ten spijt moet vastgesteld worden, dat in het voorliggende Volkshuisvestingsplan de belangrijkste hoofdlijnen van vorige plannen worden doorgetrokken. En dat is maar goed ook. Zeker waar het gaat om de onverbrekelijke samenhang tussen de uitvoering van het Vinex-beleid en de herstructurering van de bestaande woningvoorraad. Op het slopen en plegen van vervangende nieuwbouw van een substantieel aantal woningen rust ook in dit plan geen taboe. Werd in vorige plannen nog uitgegaan van gemiddeld 90 te slopen en te vervangen woningen op jaarbasis, in dit plan wordt rekening gehouden met een jaarlijks gemiddelde van 100. Ook in de ruimtelijke structuurvisie voor Binnenstad-Oost, die inmiddels klaarligt voor de inspraak, wordt ingezet op een substantieel program voor sloop en vervangende nieuwbouw. Het doet ons deugd dat de heer Hesen op dit punt op zijn schreden is teruggekeerd, dat hij zijn verkiezingsmotto `Er is genoeg gesloopC heeft ingeruild voor het inzicht dat het taboe verklaren van de sloopoptie een achterhoedegevecht is; dat wil zeggen: geen uitweg biedt in het doorbreken van de impasses in het herstructureringsproces van de bestaande woningvoorraad. Terecht wordt in het voorliggende Volkshuisvestingsplan nogmaals en met nadruk gewezen op de samenhang en de integraliteit van een stedelijk herstructureringsproces. De ruimtelijk- fysieke maatregelen vormen een belangrijke schakel in dit proces, maar andere schakels zijn niet minder belangrijk; te denken valt aan werkgelegenheid en scholing, veiligheid, onderhoud en beheer. Vanuit het grotestedenbeleid wordt deze samenhang onderkend en geïnitieerd en gecoördineerd in diverse actieplannen. De bewaking van de voortgang van deze plannen dient naar -19- 7 juli 1998. de mening van de SDH-fractie nadrukkelijker op de agenda van de betrokken vakcommissies, in het bijzonder de commissie stedelijke ontwikkeling, aan de orde te komen. Het vergroot niet alleen de betrokkenheid van de raad bij dit majeure onderwerp, maar zorgt ook voor een tijdige en adequate aan- en besturing van het grotestedenbeleid vanuit de raad. De zorg voor strategisch voorraadbeheer en leefbaarheid mag zich dan a priori richten op de beheerprioriteitsgebieden, ze mag daar natuurlijk niet toe bereikt blijven. Stedelijke vernieuwing strekt zich in principe uit tot het gehele bestaande stedelijke gebied. De concurrentiepositie van bestaande buurten en wijken ten opzichte van nieuwbouwwijken zoals Dierdonk en Brandevoort zal structureel en over de hele linie versterkt moeten worden. Naar de mening van de SDH-fractie moet er gestreefd worden naar integraal wijkbeheer; dat wil zeggen: een samenhangend pakket beheers- en onderhoudsmaatregelen waarbij het accent komt te liggen op het voorkomen van problemen in plaats van het corrigeren achteraf. In het voorliggende Volkshuisvestingsplan staat dat het nieuwe college deze integrale aanpak voor de hele stad tot uitgangspunt voor zijn beleid maakt. Het blijft helaas voorlopig bij deze mooie belofte. Een concretisering missen wij node. In onze visie past hierin prima, dat het jaarlijkse Volkshuisvestingsplan wordt uitgebouwd tot leefbaarheidsplan; dat wil zeggen: een plan waarin de nieuwbouwplannen en plannen tot verbetering van de leefbaarheid van de bestaande buurten onder één noemer worden gebracht en beter op elkaar worden afgestemd. In onze optiek zal het leefbaarheidsplan tevens moeten dienen als toetsingskader voor het voorkomen van een ruimtelijke en maatschappelijke tweedeling van de stad, als integratie voor de beheerplannen en als budgetkader voor de verdeling en de herverdeling van alle specifieke middelen die te maken hebben met stedelijke vernieuwing, inclusief de stadsvernieuwingsgelden en onderhoudsbudgetten voor de openbare ruimte. Graag een reactie van het college op dit voorstel van aanpak. Conform het Vinex-contract moet Helmond in de periode 1995-2005 een aantal van 7740 woningen opleveren, exclusief sloop en functieverandering. Met name tegen de voorwaarde dat 2/3 deel hiervan vóór het jaar 2000 gerealiseerd moet worden hebben wij ons een- en andermaal verzet. Gelet op het aantal woningen dat de afgelopen drie jaar is opgeleverd en dit jaar opgeleverd gaat worden, zal dit betekenen dat wij volgend jaar bijna 2000 woningen aan de voorraad zouden moeten toevoegen. Wij zijn het er met het college over eens dat een dergelijk aantal ongewenst en niet realistisch is. Een aantal van 1000 woningen is dat wél. Nu blijkt dat wij aan een van de voorwaarden van het Vinex-contract niet kunnen voldoen, moet voorkomen worden dat dit gaat leiden tot ongewenste risico's en effecten. Wij denken dan aan verminderde bijdragen van het rijk, exploitatietekorten, renteverliezen, schadeciaims en het wegvloeien van woningbouwproductie naar randgemeenten in het stadsregionale gebied. Wij vragen het college met nadruk om een scenario uit te werken en aan de commissies SO en SBV voor te leggen waarin de bijgestelde marsroute met betrekking tot de uitvoering van het Vinex- contract inzichtelijk wordt gemaakt, met name toegespitst op de planologische, de financiële en de juridische gevolgen. Kan de SDI-I-fractie uit de voeten met het Volkshuisvestingsplan, althans op hoofdlijnen, grote moeite hebben wij met de toelichting op het plan van de portefeuiliehouder in het Eindhovens Dagblad van 20 juni jl.; ik citeer de heer Hesen: " Er is in Helmond geen sprake van verpaupering. Dat heb ik altijd al gezegd en dat zeg ik nu nog steeds. Er zijn wel verschijnselen die mij zorgen baren, signaaltjes die er op kunnen duiden dat ons in de binnenstad over twintig jaar iets te wachten staat. In sommige delen stijgt de werkloosheid bijvoorbeeld, terwijl deze in de hele stad daalt, maar dat is dan ook het belangrijkste. Er is bijvoorbeeld geen sprake van grote leegstand. Het baart me allemaal geen zorgen. De binnenstad heeft de bewoners enorm veel te bieden. Er zijn wel problemen, maar acute maatregelen zijn niet nodig." Met deze uitspraken plaatst de heer Hesen zich naar de mening van de SDH-fractie buiten de werkelijkheid, en steekt hij de kop in het zand voor de analyse grotestedenbeleid ten aanzien van het actieplan leefbaarheid, het rapport van de visitatiecommissie grotestedenbeleid van januari 1998 en tal van andere diagnoses, waaronder het rapport De Paradox van de Vinex-taakstelling, die zonder uitzondering in relatie tot de binnenstadswijken spreken van een nijpende problematiek van verpaupering en leeglooop. Ik citeer uit het rapport van de visitatiecommissie, onder het hoofd `Herstructurering van binnenstadswijken": "Met name in enkele binnenstadswijken is sprake van een nijpende problematiek, verpaupering en leegloop. De voorliggende herstructureringsopgave is complex, gezien de -20- 7 juli 1998. ontspannen woningmarkt. De SDH-fractie wil graag weten of de portefeuillehouder hier namens het college dan wel op persoonlijke titel gesproken heeft, en hoe hij deze analyse rijmt met die van de vorengenoemde rapporten. Het lid FERWERDA: Voorzitter! De kaft van het Volkshuisvestingsplan 1999-2003 laat een jongleur zien die enige ballen in de vorm van huisjes in de lucht gooit en weer opvangt. De jongleur laat tijdens deze act niet zijn ware gezicht zien, maar verschuift zich achter een masker. In de jongleur met masker zou men de nieuwe wethouder stedelijk beheer kunnen herkennen, die, net aan het roer, zijn weg nog moet vinden, en daarmee ook nog niet zijn ware gezicht kan tonen, maar om het volk te plezieren alvast de nodige huisjes opwerpt, waarbij ieder wellicht wat van zijn gading kan vinden. Nu het Volkshuisvestingsplan zelf. Wij zijn het eens met het uitgangspunt dat de aandacht voor de bestaande stad niet beperkt dient te blijven tot het fysieke aspect van de woning, maar dat een integrale aanpak gewenst is. Maar dat is toch niet nieuw? Wij zijn toch al jaren bezig met flankerend beleid in deze? Nu hebben wi.het grotestedenbeleid, daaraan voorafgaand was er de sociale vernieuwing en daar i weer aan voorafgaand was er het zgn. PCG-beleid, en al dat beleid was er op gericht de wijk en haar problemen integraal te bekijken en aan te pakken. Daarbij wil ik opmerken dat m.i. de herstructurering van buurten in Helmond pas werkelijk van de grond is gekomen toen ingrepen in de fysieke sfeer werden gepleegd; met andere woorden: toen er letterlijk oude woningen werden gesloopt en daarvoor, al dan niet in dezelfde aantallen, nieuwe betaalbare woningen werden teruggezet. Mooie voorbeelden hiervan zijn Helmond-Noord en de Bloemenwijk. Wij vragen ons af of het grotestedenbeleid nu het middel bij uitstek is om knelpunten die zich in de bestaande voorraad voordoen, op te lossen, en of de sleutel voor het begin van de oplossing niet veeleer gelegen is ruimtelijke herstructurering. Die aanpak is o.i. ook noodzakelijk in bepaalde delen van het binnenstadsgebied. Niet pappen en nathouden, maar na eerlijke analyse van het huidige bestand slopen waar dat noodzakelijk is, renoveren waar dat verantwoord is, herbouwen waar dat gewenst is. In de herinrichting, met alle fysieke en planologische aspecten die daarbij horen, ligt o.i. de start van het herstructureringsproces. Het college stelt voor om als eerste buurt Binnenstad-Oost op een integrale manier te gaan aanpakken. Het college wil daarvoor drie visies opstellen, namelijk een visie op de ruimtelijke structuur, een visie op de werkgelegenheid/economische aspecten en een sociaal-maatschappelijke visie. Onze vraag is hoe die visies zich tot elkaar verhouden en wat overblijft van de voorgestane integrale manier van aanpak als het college voornemens is om over de ruimtelijke structuurvisie nu al te communiceren, terwijl de beide andere visies er nog niet zijn. Wij zijn het eens met de opvatting van het college ten aanzien van de Vinex-taakstelling: beter een bouwprogramma dat wat over een langere periode wordt gespreid dan geconfronteerd te worden met leegstand, te meer daar geconstateerd wordt dat de leegstand toeneemt en zich (ik citeer): "veel sterker dan voorheen in de bestaande woningvoorraad concentreert`. Op de Dag van de architectuur werd door wethouder Jonkers-Goedhart een toespraak gehouden waarvan wij de tekst onlangs mochten ontvangen. Eén zin daaruit daarin trof mij in het bijzonder: `Ik zeg u dat met de stagnatie van het centrum de toekomst van Helmond in gevaar is.` Zat de wethouder stedelijk beheer ook in de zaal? Het lid DAMEN: Voorzitter! Het Volkshuisvestingsplan 1999-2003 is dermate opgesteld, dat de VVD zich hierin kan vinden, en wel om de volgende redenen. Door de combinatie van Vinex-taakstelling en het grotestedenbeleid is het mogelijk om te werken aan een duurzame en leefbare omgeving voor de gehele stad. Wij onderschrijven dan ook de complementariteitsgedachte, alsmede de integrale aanpak van alle wijken in Helmond. Wij steunen een brede planmatige aanpak voor het totale gebied voor herstructurering van Binnenstad-Oost waarbij niet voorbijgegaan wordt aan de behoeften en benodigdheden van en voor de bewoners. In dat kader is een goed communicatieproces met betrokkenen noodzakelijk om een breed draagvlak te creëren. Alleen dan heeft een herstructurering van de binnenstad succes. Het plan dient ook te getuigen van een zekere flexibiliteit aangaande ontwikkelingen op de woomnarkt en het ontstaan van trends. Wij wijzen daarbij ook op de huisvestingsvormen voor ouderen en het aanpasbaar bouwen. -21- 7 juli 1998. Echter, met betrekking tot het niet kunnen realiseren van 2/3 deel van de Vinex- taakstelling vóór 2000 is het wel wenselijk, dat er geen woningbouwtaakstelling verschuift van de centrale steden naar de randgemeenten. De VVD dringt er dan ook op aan dat het college dit veiligstelt. Het lid RIETER: Voorzitter! Even een schot voor de boeg: het is op zich frappant dat het Volkshuisvestingsplan 1999-2003 zo veel aandacht, althans zo veel tekst behoeft zowel in de commissie als in de raad, met name omdat wij het Volkshuisvestingsplan 1998-2002 daar verleden jaar aan de orde hebben gehad en het Volkshuisvestingsplan 2000-2004 daar volgend jaar aan de orde zullen hebben. Het is dus maar goed dat er niet zo veel afwijkingen in zitten. De commissie stedelijk beheer heeft op 30 juni jl. het Volkshuisvestingsplan 1999-2003 uitvoerig behandeld. Tijdens die, naar ons inzicht te uitvoerige, behandeling bleek wethouder Hesen uit een goed volkshuisvestingsvlees te zijn gesneden. Maar gezien zijn achtergrond en zijn arbeidsverleden mag dat ook worden verwacht. Wij zijn dan ook van mening dat dit portefeuilleonderdeel bij hem in goede handen is. Maar hierin zit misschien ook een klein addertje onder het gras. Door zijn bijna professionele bekendheid met de materie volkshuisvesting liggen een gewijzigde visie en een gewijzigde zienswijze met betrekking tot de binnenstad problematisch. De visie en de zienswijze stroken niet met die van de visitiatiecommissie grotestedenbeleid. In de commissievergadering heeft de wethouder daar enige uitleg over gegeven, waarmee wij in eerste instantie akkoord kunnen gaan. Wij zullen de wethouder echter kritisch volgen wanneer het zal gaan om de herstructureringsplannen in de binnenstad. Wat ons als Heimondse Belangen in het Volkshuisvestingsplan nog het meeste aanspreekt, is de missie die de wethouder voor ogen heeft op de onderdelen leefbaarheid, veiligheid, sociale en fysieke woonomgeving en economie in de bestaande wijken; een missie die tijdens de commissievergadering een duideli ke vrijage tussen de coalitiepartners CDA en PvdA teweeggebracht. Misschien enigszins begrijpelijk gezien de woordkeuze "missie" voor het CDA. Maar wat de praktische invulling is om tot deze missie te komen, is ons niet geheel duidelijk geworden. Het Volkshuisvestingsplan voorziet door middel van prestatieafspraken met woningbouwverenigingen, projectontwikkelaars e.d. te komen tot deze doelstelling. Maar hoe denkt de wethouder in het bestaande woningvoorraadbeheer dit proces te kunnen beïnvloeden? Hoe denkt hij in zijn regierol eigenwoningbezitters aan te sporen tot onderhouds-, leefbaarheids- en fysieke-woonomgevingsaspecten enz., met name wanneer woningeigenaars een afwijkend gedrag hebben? Misschien is de binnenstad er wel het meest sprekende voorbeeld van hoe een wijk op zulke onderdelen kan ontsporen. Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Ondernemend Helmond kan zich in grote lijnen vinden in het Volkshuisvestingsplan zoals dat gepresenteerd is. Desalniettemin een paar kritische kanttekeningen. Het streven naar en het werken aan een duurzame en leefbare omgeving voor de hele stad vinden wij een ambitieus voornemen. In de beperking toont zich vaak de meester, zegt een Duits gezegde, en alles mag natuurlijk, maar onze fractie zou al heel gelukkig zijn - dit in afwijking van het CDA - als er op korte termijn iets aan Binnenstad-Oost, en met name aan de Heistraat, zou gebeuren. Daaronder verstaan wij dan een inventarisatie van de problemen om met het college mee te gaan, niet alleen op huisvestingsgebied, maar ook sociaal. Laat het college eigenaars opwekken om zelf iets aan hun woning en omgeving te doen. Voor mijn part zet het college premies op architectuur. Kortom, laat het college een stabiele woonomgeving en ook een stabiele wijk maken. Teneinde de stabiliteit van wijken te behouden is Ondernemend Helmond een groot voorstander van het bevorderen van het eigenwoningbezit, alsmede van goede bewoningswijzen. Bovendien zal in het kader van leefbaarheid niet aan selectieve sloop zijn te ontkomen, en wij zijn er blij mee dat selectieve sloop nu aan de gang is gekomen. Wij nemen aan dat een dergelijk plan, en dan men name in detail, ons op korte termijn wordt voorgesteld. Graag ontvangen wij verduidelijking van het collegestandpunt met betrekking tot de prioriteiten. Ik citeer uit de aanbiedingsbrief: `Helmond ondersteunt deze reactie: prioriteit voor binnenstedelijke locaties zou namelijk ten koste kunnen gaan van Brandevoort. ` Anderzijds stelt de commissie stedelijk beheer prioriteit te geven aan bestaand stedelijk gebied. Alvorens onze mening daarover te geven zou ik graag weten welke koers het college nu -22- 7 juli 1998. exact vaart. Ondernemend Helmond is de mening toegedaan dat het gevaar bestaat dat Brandevoort niet gaat bouwen voor Helmond, maar voor de opvang van randgemeenten, inclusief Eindhoven. En dan wordt het een grote uitdaging om van de betrokken bewoners Helmonders te maken. Zijn er op dat gebied al plannen in ontwikkeling om tot een stuk integratie te komen? Gelukkig zijn wij overigens met de uitspraak dat er geen sprake kan zijn van verschuiving van woningbouwtaakstellingen naar randgemeenten. Het moet dan ook makkelijk zijn voor het college om dat vandaag de dag nog eens in bevestigende zin te beantwoorden. Het is overigens ook een goede zaak om de vinger aan de pols te houden met betrekking tot de ontwikkeling van leegstand. Ik heb begrepen dat het college een periodieke rapportage dienaangaande zal maken. Naar zeggen van het college is de huidige leegstand niet verontrustend. Uiteraard moeten wij vertrouwen hebben in die uitspraak. Maar wij hebben wel de nodige zorgen als er niet getemporiseerd gaat worden. Wat wij echt missen, is een financiële paragraaf. 950 huizen minder bouwen moet op een of andere manier consequenties hebben voor de begroting, minimaal wat het grondbedrijf betreft. Het zou goed zijn om rekening te houden met die vertraging en eventueel nog verdere temporisering. Als de rekening daarvan bij de centrale overheid kan worden neergelegd, zou het mij heel wat waard zijn als wij daaraan zouden kunnen werken. Daarbij valt dan ook te denken aan renteverliezen en schadeclaims die er eventueel in dat geval kunnen komen. Wij hebben de indruk dat de vergrijzing in Helmond minder groot lijkt dan in de rest van Nederland. Maar wij vragen ons in gemoede af of het jaarlijks bouwen van 100 seniorenwoningen in de toekomst voldoende zal blijken te zijn ten opzichte van de verwachte behoefte. Wij zouden het op prijs stellen als het college er ook bij de bouw van Brandevoort op zou willen toezien en zich er zelfs toe verplicht om er aandacht aan te besteden, dat Helmondse onderaannemers ook kans krijgen om mee te doen aan de zaken die daar gebouwd worden, evenals dat destijds met betrekking tot Boscotondo is gebeurd. Ik heb begrepen dat ik inmiddels ook namens de Helmondse Seniorenpartij heb gesproken. Het lid VAN ROOIJ: Voorzitter! Wij zijn gelukkig met de beleidsontwikkeling dat de aandacht niet alleen is geconcentreerd op de drie bekende beheerprioriteitsgebieden, te weten Binnenstad-Oost, Helmond-West en Helmond-Noordoost, maar dat er wordt gesproken van een integrale aanpak waarbij ook de overige bestaande wijken worden betrokken. Dat is het nieuwe beleid van het college, dat onze volledige ondersteuning verdient en ook krijgt. Hierover is in de commissie uitvoerig gediscussieerd; niet over het verschil van inzicht, maar meer over de vraag hoe men het beleidsmatig gaat invullen. Ook de volkshuisvestingscommissie betoonde haar instemming. Op zich is het niet verwonderlijk dat de politiek en degenen die voor een groot deel belast zijn met de volkshuisvesting, niet op één lijn zitten. Daar is voldoende aanleiding voor, want er zijn problemen in de bestaande wijken. De gevolgen van de gewijzigde samenleving worden tot nu toe hoofdzakelijk afgewenteld op de bestaande oude wijken. De mutatiegraad is groot. Er bereiken ons vanuit de corporaties al geruime tijd berichten dat de mutatiegraad wederom sterk gestegen is. De aantrekkingskracht van de nieuwe uitleggebieden, Dierdonk, Akkers en in de toekomst Brandevoort, is groot en speelt hier een belangrijke rol in. Als gevolg van de opwaartse doorstroming naar de nieuwbouw zal een uitsortering van inkomensgroepen op buurtniveau en wijkniveau ontstaan. Het goed hanteren van de Vinex- taakstelling en het grotestedenbeleid geeft ons kansen om hierop een antwoord te geven en er beleidsmatig op in te spelen. Ook zullen er nog meer bestaande woningen door de woningbouwverenigingen moeten worden verkocht aan huurders. Men kent de positieve ontwikkeling hiervan, o.a. in Rijpelberg. Ook zal er meer gelegenheid moeten worden gegeven voor het bouwen van koopwoningen in de bestaande wijken. Investeerders, kopers en blijvers kunnen hier alleen maar worden aangetrokken als men een totaalinzicht in de plannen heeft. Wij zijn er dan ook tevreden mee dat na de discussie in de commissie er geen enkel misverstand over de aanpak is. Wij hadden behoefte aan een integrale planmatige aanpak voor het totale gebied van Binnenstad-Oost; niet alleen wij, want ook het CDA zat op dezelfde koers. Hieraan is gevolg gegeven. Het beheer van de woonomgeving dient hierbij extra aandacht te krijgen. Om concentraties en inkomenswijken te voorkomen dient de opzet te zijn, dat nieuwe -23- 7 juli 1998. wijken een afspiegeling van de samenleving dienen te zijn. Daardoor voorkom je concentraties en achterstandssituaties. Extra aandacht voor de bestaande stad en de woonomgeving hebben wij met veel genoegen en instemming begroet. De aanpak hiervan zal moeten gebeuren gelijktijdig met het optimaliseren van winkelvoorzieningen en onderwijsvoorzieningen, jeugdwerk en opbouwwerk, ruimte, groen, behoorlijke bestrating, openbare ruimte, verlichting etc. Wanneer woningen dienen te worden gesloopt, dient er tijdig te worden overlegd met de bewoners, dient er met de Helmonders te worden gecommuniceerd zoals dat in het recente verleden ook is gebeurd. Met betrekking tot de uitwerkingsplannen is ons standpunt: problemen oplossen, en niet verplaatsen. Wat Brandevoort betreft, willen wij, nu het nog kan, nog eens pleiten voor een opzet van een optimale differentiatie, dus meer mogelijkheden voor de goedkope huursector - die overigens duidelijk achterloopt op de planning; de planning zou gelijkmatig zijn, maar'volgens gegevens blijkt dat pas in 2001 de eerste 90 huurwoningen opgeleverd zullen worden. Ik vind wat het taakstellende woningbouwprogramma ten aanzien van ouderen betreft de stijging van 12, 1 % naar 12,3 % erg laag. Ik denk hierbij toch ook aan de toekomstige vergrijzing. Wij ondersteunen de overeenkomst tussen het provinciaal bestuur en de minister over de prioriteitsvolgorde ten aanzien van het faseren van de Vinex-locaties zoals aangegeven op bladzijde 13 van het Volkshuisvestingsplan. Deze overeenkomst verdient onze instemming in het belang van de bestaande stad. Ik zie in deze weinig risico's voor Brandevoort, want er wordt in de overeenkomst met geen woord gesproken over rigoureuze herschikking. Het rigoureuze heeft men blijkbaar bij het SRE uitgevonden, maar wat dat betreft deel ik de mening van de volkshuisvestingscommissie. Ik ben het eens met het standpunt dat wanneer een gemeente het afgesproken aantal woningen niet kan realiseren, ze in ieder geval niet worden toegewezen aan andere gemeenten. Want dat zou inderdaad in strijd zijn met het verstedelijkingsbeleid. Het lid KLAUS: Voorzitter! In de commissie heb ik uitgebreid gesproken over het onderhavige volkshuisvestingsplan. en gezegd dat ik in zeven jaar tijd zeven Volkshuisvestingsplannen heb zien passeren, die mij er toe noopten om zeven keer tegen te stemmen. Het onderhavige plan heeft voor ons een aantal andere intenties. Sommigen hebben die niet gezien, wij menen ze wel te hebben gezien. Voor ons is dat aanleiding geweest (ik heb in de commissie een voorbehoud gemaakt en heb vervolgens de zaak teruggebracht in mijn fractie) om het onderhavige plan toch anders te beoordelen dan wij de Volkshuisvestingsplannen de afgelopen zeven jaar hebben beoordeeld en in te stemmen met dit Volkshuisvestingsplan. Dat wil niet zeggen dat wij volgend jaar wederom met het Volkshuisvestingsplan zullen instemmen, maar dat hangt dan af van de praktische invulling die aan het plan gegeven zal worden. U mag van ons aannemen dat als wij het hadden mogen schrijven, het er iets anders zou hebben uitgezien, maar wij denken dat de intenties van het huidige college in ieder geval een andere taal spreken, en dat is voor ons in ieder geval een reden om deze keer met het plan in te stemmen. Het lid RIETVELD: Voorzitter! In de commissie is uitgebreid stilgestaan bij het onderhavige plan. Daar is ook een goed advies uitgerold als eindresultaat. Ik moet hier eerlijkheidshalve bij zeggen, dat ik op basis van een blanco kaft de commnissievergadering ingegaan ben. Maar ik ben tot nu toe niet van mening veranderd. Aandacht voor de bestaande wijken is het eerste kernpunt, dat naar mijn gevoel ook breed gedragen wordt, niet alleen door de commissie, maar ook door de raad. Daarbij hebben wij wel een vraag, Wij zouden graag zien dat er een inventarisatie van de afkomst van de geïnteresseerden in Brandevoort gaat plaatsvinden. Als wij allen aangeven dat wij bestaande wijken van groot belang vinden en daar voortdurend de vinger aan de pols willen houden, moeten wij ook weten wat de toekomst van die wijken gaat bieden. En Brandevoort is een van de gevaren voor die wijken. Je moet dus weten waar de geïnteresseerden vandaan komen. Kan het college ons de bedoelde inventarisatie toezeggen? Het tweede kernpunt is de integrale benadering die op dit moment niet wordt gegarandeerd, gezien de drie deelgebieden waarvan er één is uitgewerkt. Wij delen de vraagstelling van het CDA in deze. Het derde punt is aandacht voor het communicatietraject. Daar hebben wij de volgende -24- 7 juli 1998. vragen bij. Hoeveel ruimte heeft de wijk dadelijk om bij te sturen? De discussie is al beperkt, omdat je alleen over de ruimtelijke component kunt praten. Kan het college onrust voorkomen door volledig open te staan voor alle belanghebbenden? Hebben zij alle ruimte om te schieten? Van cruciaal belang bij de communicatie is ook, dat alle partners die samen het communicatietraject ingaan, vanuit dezelfde optiek aan de slag gaan. Het moet duidelijk zijn wat en hoe wij gaan communiceren. Wij hopen dat alle partners zullen meedoen, ook Volksbelang, maar daarmee mag de doelstelling niet vervagen. Het lid KUIJPERS: Mijnheer de voorzitter! Wij zijn als Helmondse Seniorenpartij... De VOORZITTER: Ik begreep, mijnheer Kuijpers, dat u geïntegreerd was bij Ondernemend Helmond... Het lid KUIJPERS: Neen, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: ... maar dat blijkt een misverstand. Het lid KUIPERS: Wel voor een heel groot gedeelte, maar ik heb nog een kleine aanvulling. Wij zijn er bijzonder blij mee dat er in het Volkshuisvestingsplan 1999-2003 veel aandacht is besteed aan onze senioren. Ook alle partijen hadden een goed woordje over voor onze senioren. Daar zijn wij erg blij mee. En zo hoort het ook in de toekomst. Het rolstoeltoegankelijk maken van woningen kost f 6000,-- per woning. De rijksoverheid betaalt daarvan f 1000,--. Hoe is de desbetreffende procedure wat de gemeente, de provincie en de verhuurder betreft? Ik heb toevallig vandaag gehoord dat de in de Arneideflat wonende ouderen niet met goed fatsoen naar het postkantoor of het centrum kunnen. Zij moeten dan heel goed uitkijken, en er gebeuren gewoon ongelukken. Wij als Helmondse Seniorenpartij willen graag dat daar iets aan wordt gedaan. Wij denken hierbij aan een behoorlijke oversteekplaats. En anders moeten er maar stoplichten komen. Wethouder HESEN: Voorzitter! Ik mag wel vaststellen dat in ieder geval het Volkshuisvestingsplan van kaft tot kaft de raad bezighoudt. Wij hoorden eerst een vergelijking van de heer Tielernans en later had ook de heer Ferwerda een desbetreffende beeldspraak gevonden. En inderdaad, het mannetje voor op het Volkshuisvestingsplan heeft een wat bleek gezichtje, een masker, en wat dat betreft ben ik in ieder geval blij met de constatering van de heer Klaus. Met de blosjes lijkt de enige kleur die er alvast aanwezig is, in deze raadsvergadering in ieder geval alvast zijn bestek te krijgen. Want de constatering dat het volkshuisvestingsbeleid altijd wordt gekenmerkt door een zekere mate van continuïteit, ligt evenzeer voor de hand als de constatering dat het voor nieuwe bestuurders mogelijk moet zijn om accenten aan te geven. In die zin zijn er, denk ik, ook zeer nadrukkelijk nieuwe accenten aangegeven in de samenvatting, zoals ook de heer Van Rooij heeft verwoord en ook anderen hebben mogen vaststellen. Ik denk dat wij ons wat dat betreft realistisch moeten opstellen. Een volkshuisvestingsbeleid wijzig je niet overnight. Dat kan ook niet omdat wij voorheen trajecten zijn ingegaan, afspraken hebben gemaakt, ook met andere partners, waaraan wij ons moeten houden. Er zit wat dat betreft in het Volkshuisvestingsplan dus inderdaad een zekere mate van continuïteit. Blijft dat de extra accenten die gezet zijn, het richtpunt van de bestaande wijken ook voor het volkshuisvestingsbeleid, de gedachte van complementariteit en het formuleren van de missie, opvallende punten zijn geweest, in ieder geval in de zeer uitgebreide behandeling in de commissie. Ik heb bij die gelegenheid overigens ook uitgebreid stilgestaan bij de vraag hoe ik tegen de problemen aankijk die zich in Helmond voordoen of gaan voordoen. Ik heb daarbij in ieder geval willen benadrukken, dat het geen enkele zin heeft, noch in het licht van de probleemanalyse zelf, noch in het licht van de oplossing van de problemen die wij signaleren, om bestaande problemen in Helmond te overdrijven Al met al is het zo, dat, zoals op de bladzijden 80 en 81 van het Volkshuisvestingsplan ook uitgebreid uit de doeken wordt gedaan, er een aantal signalen zijn - niet alleen in Binnenstad-Oost, maar ook in de bestaande wijken, zoals de heer Tielemans al benadrukte - dat er maatregelen -25- 7 juli 1998. moeten worden genomen op de korte, de middellange en de langere termijn. Die signalen hebben wij uitputtend benoemd. Inderdaad is het zo, dat de leegstand die wij nu hebben, en die overigens nog steeds niet boven de frictieleegstand uitgaat, zich voornamelijk concentreert in de bestaande woningen, waar dat voorheen in de nieuwe woningen was vanwege marktontwikkelingen. Maar de nieuwe woningen zijn momenteel zeer gevraagd, en dan is het geen goed tekenen als bestaande woningen eigenlijk te lang leeg blijven staan. Dat is een van de puntjes die ik heb genoemd. Ik ga ze niet allemaal herhalen, want ze staan uitputtend verwoord in het Volkshuisvestingsplan. Ingrepen ja. Ook in de sfeer van herstructurering. Maar daarover is er in de raad ook nooit ten fundamentele een probleem geweest. Het ging daarbij om de schaal en de maat en de ideeënvorming omtrent de wijze waarop de herstructurering zou moeten plaatsvinden. Die discussie werd vaak ingegeven door een beeld dat wij hadden van de aanstaande koper, de aanstaande koper die niet in de Binnenstad-Oost zou willen wonen anders dan wanneer er een grote hoeveelheid woningen tegelijk uit de markt zou worden genomen om er een beperkt aantal koopwoningen voor terug te brengen. Wat dat betreft heb ik daar mijn nuanceringen op aangebracht in de commissie en overigens ook in de voorfase, en denk ik dat het mogelijk is om op de korte, de middellange en de langere termijn met gedoseerde stappen van start te gaan. Ik denk wij daar in Helniond ook allemaal mee gebaat zijn. In die zin blijf ik hopen dat ook het CDA mij zal ondersteunen wanneer wij toch op basis van de structuurvisie, waar de heer Tielenians terecht aan refereerde, die in concept gereed is en waarover nog besluitvorming met de partners moet plaatsvinden, daarmee aan de gang gaan. Ook ik wil graag dat wij de zaken integraal benaderen, maar ik vind wel dat wij niet in alles op elkaar moeten gaan zitten wachten. Ik zou dat een buitengewoon slechte zaak vinden, want ik denk dat, gezien de kansen die zich voordoen op de markt voor koopwoningen, gezien de kansen die zich ook voordoen in het licht van de Vinex-locaties, waarop zo meteen mijn collega Jonkers-Goedhart ook nog zal ingaan, het nu aangemeten is om in gesprek te raken met de binnenstadsbewoners over de opgave die hen te wachten staat, en minstens een indicatie te geven over de gebieden waar wij willen beginnen en waar het betrekking op zou moeten hebben. Per slot van rekening weten de mensen dat wij al een hele tijd bezig zijn met de voorbereiding van plannen, en ik vind het niet meer dan fair dat degenen die in de binnenstad wonen er kennis van kunnen dragen of er in hun omgeving wel of niet herstructurering in het vooruitzicht ligt. Dan heb ik niet de pretentie daarmee alle sociaal- maatschappelijke problemen en alle economische problemen opgelost te hebben. Maar hetgeen de heer Ferwerda zei, is ook waar. Wij lopen natuurlijk al vele jaren allerlei trajecten. Wij willen het nog steviger aanzetten. De collega's zijn er ook mee bezig om dat nader uit te werken. En natuurlijk zetten wij stappen in de Heistraat, mijnheer Praasterink; u kunt ook elke dag zien waar wij dan eigenlijk bezig zijn en hoezeer wij proberen gelden aan te trekken juist om die impuls te geven naar de binnenstad. Wat dat betreft denk ik dus dat het een zwaktebod zou zijn als wij zouden zeggen dat alles op alles moet wachten, en hoop ik echt op brede steun ook om vooruit te komen ten behoeve van de binnenstad, nu het zomer is op de Markt en er ook mogelijkheden zijn om met gedoseerde ingrepen in de binnenstad structureel verbeteringen tot stand te brengen. Voorzitter! Op slopen, het uit de markt nemen van woningen rust geen taboe. Dat heeft de heer Tielemans goed geconstateerd. Het gaat om de schaal en de mate waarin. Ik hoop dat wij het op een gedoseerde manier met oog en gevoel voor de kwaliteiten die er in de binnenstad ook zijn (het zijn er naar mijn inzicht vele) tot stand kunnen brengen, zodat er een wijk ontstaat die voor vele jaren een duurzame leefkwaliteit voor iedereen garandeert. Met betrekking tot het leefbaarheidsplan kan ik de opmerking van de heer Tielemans van harte onderschrijven. Ik ben er ook blij mee dat wij in de commissie stedelijk beheer al eens met elkaar hebben afgesproken, dat een integrale leefbaarheidstoets onderdeel zal uitmaken van het Volkshuisvestingsplan in de komende jaren. Dat is eigenlijk de consequentie van hetgeen wij hebben verwoord toen wij hebben gezegd dat wij de complementariteitsgedachte tot uitgangspunt wilden nemen. In die in zin onderschrijf ik de insteek van velen hier zowel op de buitenstedelijke locaties als op de binnenstedelijke locaties. In die zin heb ik ook bij de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA en vele andere partijen de bekommernis voor een gedifferentieerd woonmilieu zowel in de uitleglocaties als in de binnenstad hier vele malen gehoord, en ben ik er ook blij mee dat ook nu dat opnieuw hier onder de aandacht wordt gebracht. Nu wil ik even kort ingaan op het feit dat wij niet 2/3 deel van het Vinex-bouwprogramma voorafgaande aan het jaar 2000 kunnen realiseren. Ik weet dat de SDH-fractie, overigens net zoals bijna alle andere fracties, zich ook tegen de desbetreffende taakstelling heeft verzet. Het was van meet af aan al gebaseerd op een raming in de Trendbrief van 2%, waarbij wij met z'n allen -26- 7 juli 1998. eigenlijk al wisten dat wij dat nooit zouden halen vóór het jaar 2000. Blijft overigens dat wij wel de plancapaciteit met elkaar willen realiseren, want wij menen tot het jaar 2005, maar dan wat gefaseerder, wel degelijk aan onze taakstelling te kunnen voldoen. Wat dat betreft is ook onder wethouder Jonkers steeds de discussie aan de orde geweest over de vraag wie uiteindelijk de eventuele rekening van vertragingen c.q. temporiseringen in de Vinex-taakstelling zou moeten dragen. Dat was ook de reden waarom men de behoefteramingen in de Trendbrief maar steeds niet wilde bijstellen. Het is de raad bekend dat wij in diverse jaren ook twee soorten ramingen in de Volkshuisvestingsplannen hebben opgenomen om tegemoet te komen aan de formele eisen om eventuele financiële claims van ons af te kunnen houden. Ik ben nog steeds de mening toegedaan dat er geen sprake is van grote verpaupering in de binnenstad van Helmond. Dat wil overigens niet zeggen, dat ik niet de visie onderschrijf dat op het niveau van enkele subbuurten er tekenen zijn in de richting van verpaupering. Er is geen sprake van grote leegstand; er is nergens in de binnenstad van Helmond op dit moment sprake van een leegstand die boven de frictieleegstand uitgaat. Blijft wel overigens dat de ontwikkeling in de leegstand toenemend is en wat dat betreft zorgen baart, en in ieder geval aanleiding geeft, zoals wij op de bladzijden 80 en 81 van het Volkshuisvestingsplan hebben verwoord, om maatregelen te nemen en voor te bereiden. In die zin acht ik acute noodingrepen niet nodig, zoals ik in de commissie al uitgebreid heb verwoord, maar acht ik ingrijpen op korte en middellange termijn wel degelijk nodig, en onderschrijf ik het gestelde daaromtrent in het Volkshuisvestingsplan zelf. Een integrale aanpak is gewenst, maar ik zou graag naar een gefaseerde aanpak gaan waarbij wij beginnen, in de lijn van hetgeen ook de heer Ferwerda al heeft gezegd, met een aantal fysiek-ruimtelijke maatregelen die wij op grond van afspraken met woningbouwvereniging De Hoop vooral, staatssecretaris Tommel en de gemeente al in voorbereiding hebben gezet; snel duidelijkheid geven, snel peilen in hoeverre er draagvlak is voor de plannen zoals ze door de projectgroep zijn ontwikkeld en dan vervolgens de andere elementen daarin meenemen. Ik zeg dat niet omdat ik dat een ideale situatie vind, ik zeg dat wel omdat het inderdaad zo is, dat een integraal plan sociaal-maatschappelijk en een integraal plan sociaaI-economisch op dit moment niet voorhanden zijn en ik het een slechte zaak zou vinden als de ruimtelijke ontwikkeling geremd zou worden door het vooralsnog nog achterblijven van beide onderdelen. Ik was niet aanwezig toen mevrouw Jonkers-Goedhart haar door de heer Ferwerda bedoelde rede hield. Ik weet dat zij met haar zin inzake het slagen van Helmond en de toekomst van Helmond die zij heeft gerelateerd aan de ontwikkelingen in het centrum, vooral ook het hoofdwinkelcentrum heeft bedoeld. Ik voeg hier vandaag in ieder geval aan toe, dat - maar dit had men hier al begrepen uit het Volkshuisvestingsplan - het welslagen van Helmond inderdaad samenhangt met het welslagen van de operaties in het centrum, liever gezegd: in het centrale bestaande stedelijke gebied. Ik ben blij met de algemene instemming van de VVD. Ik constateer dat men van die kant nog heeft gestipuleerd wat in de commissie al is toegelicht. Door de heer Rieter is nadrukkelijk gevraagd hoe wij als gemeente onze regierol beïnvloeden. Ik denk dat wij dat in eerste instantie doen door helder te verwoorden, in samenspraak met de meest betrokken partners, welke insteek wij kiezen op de korte termijn. In die zin zie ik in de bouwcorporaties in het betrokken gebied partners en hoop ik met hen gezamenlijk een communicatietraject in gang te kunnen zetten dat er op gericht is duidelijkheid te geven over wat wij willen, en dat er bovendien ruimte voor laat om de bewoners en de meest betrokkenen te laten meepraten over hetgeen er in hun wijk gaat gebeuren. Met betrekking tot de door de heer Praasterink en anderen gemaakte opmerkingen over het eventueel toedelen van woningcontingenten aan de regio, merk ik op dat wij uit-en-ter-na in de richting van het SRE hebben benadruk dat dat niet de koers zou moeten zijn. Ik heb in ieder geval begrepen en wij hebben ook toegelicht in de commissievergadering, dat het SRE zulks niet voornemens is. Door de heer Van Rooij is nog eens de toenemende mutatiegraad benadrukt, ook om aan te geven dat er wel degelijk sprake is van een probleem. De mutatiegraad hangt overigens ook heel sterk samen met het aantal nieuwe woningen dat wij jaarlijks op de markt brengen. Dat trekt na verloop van tijd ook bij. Maar het blijft een van de signalen die wij eerder al hebben genoemd en die uitputtend in het Volkshuisvestingsplan aan de orde zijn gesteld. Samen met alle anderen constateerde de heer Van Rooij dat wij inkomenswijken moeten tegengaan. Ik denk dat dat een bekommernis is die de hele raad ook aangaat. Ik denk dat de optimalisering van ruimte, groen en openbare bestrating een heel belangrijk -27- 7 juli 1998. onderdeel moet zijn van een herstructureringsoperatie, hoe je die ook uitvoert. Het gaat er om inzichtelijk te maken niet alleen wat je aan nieuwe woningen toevoegt, maar ook wat voor gevolgen dat heeft in de sfeer van kwaliteit voor met name de gebieden waarin er een tekort is aan speelplekken, ruimte voor parkeren en groen. Het betreft hier een integraal onderdeel dat zelfs ook fysiek-ruimtelijk van aard is en dat zeker ook in het plan moet worden meegenomen. Overigens spreken wij in het najaar al over de eerste concepten met betrekking tot de voorgenomen herstructurering en wij kunnen daar dan uitgebreid bij stilstaan. De heer Van Rooij constateerde dat er in het taakstellend woningbouwprogramma wat laag geraamd wordt voor de ouderen. Ik plaats daar tegenover dat in de afgelopen jaren er al heel erg veel is gebouwd en ook al een aantal projecten in de pijpleiding zitten met name voor ouderen. De opmerking van mevrouw Jurrius met betrekking tot de bouw van woningen voor bepaalde categorieën gehandicapten neem ik mee, conform de wijze waarop ik dat ook al heb verwoord in de commissievergadering. Wethouder mevrouw JONKERS-GOEDHART: Voorzitter! Ik wil in de richting van de raad nog eens nadrukkelijk wijzen op hetgeen wij op de pagina's 3 en 4 van de raadsbijlage schrijven waar het gaat over de te hanteren volgorde bij het bouwen. Er kan geen misverstand over zijn dat die volgorde helemaal conform het advies van de volkshuisvestingscommissie en de commissie stedelijk beheer is, namelijk: met voorrang bouwen in bestaand stedelijk gebied in de centrale steden en, direct daaropvolgend, de niet faseerbare grote Vinex-locaties. Het lijkt mij niet mogelijk dat daar een misverstand over is, omdat dit de opvatting van de gemeente Helmond is, deze opvatting wordt gedeeld binnen het SRE en nadrukkelijk wordt uitgedragen, ook door de provincie, in het overleg met de minister over deze materie. In die zin is vanuit de raad ook heel nadrukkelijk aangegeven waar er voor mij nog vragen te beantwoorden liggen. Zo is gewezen op de aanpak zoals het college die voorstaat ten aanzien van de integraliteit. Collega Hesen heeft al aangegeven, dat de fysieke herstructurering nu met name ook ingegeven wordt door marktinstrumentarium. De tijd is goed om het te doen. De wijk vraagt om een aanpak. Dat duldt geen uitstel. Die visie moet er komen. Maar het uiteindelijke succes van de hele ingreep wordt mede bepaald door de manier waarop ook de economische component en de sociaal-maatschappelijke component in de wijken in kwestie invulling vinden. Het is de raad bekend dat op dit moment die trajecten nog niet in hetzelfde tempo tot stand komen. Dat ligt wel degelijk in de bedoeling van het college. Ik zal met name in de sfeer vanuit de coördinatie grotestedenbeleid in de commissie stedelijke ontwikkeling deze materie nog eens aan de orde stellen. Ik denk dat wat het bouwen in Brandevoort betreft de raad voldoende op de hoogte is van de problematiek tot nu toe. Wij zullen in die zin een duizendtal woningen achterliggen op de taakstelling tot het jaar 2000, maar wij voorzien nu dat wij in de eerste jaren na 2000 in staat zullen zijn om die taakstelling in een goed tempo in te lopen. Daar kan ook geen misverstand over zijn. Dat het feit dat wij de grond uiteraard inmiddels verworven hebben en bezig zijn met het voorbereiden van de plancapaciteit en het feit dat het tempo van uitgifte van de grond natuurlijk enigszins uit elkaar lopen zo hun gevolgen hebben voor het grondbedrijf, moge duidelijk zijn. Maar ik denk dat wij heel goed in staat zijn om dat binnen het grondbedrijf op te vangen, omdat wij er vertrouwen in hebben dat als in 1999 nog de uitgifte van start zal gaan, het tempo van uitgifte bij de huidige belangstelling vanuit de markt ook heel hoog zal liggen. Wij ijlen dus wat na in de sfeer van de uitgifte, maar niet in die zin dat de raad zich zorgen moet gaan maken over wat dat betekent voor het resultaat in het grondbedrijf. Men zal heel goed hebben begrepen, dat ook de uitvoering van het Volkshuisvestingsplan een product is van het college, uiteraard met name van de beide wethouders die het primair regardeert. Ik moet zeggen dat ik uitermate content ben met de brede steun die het Volkshuisvestingsplan hier in de raad vindt. In het najaar hebben wij over de voortgang van de Vinex waarschijnlijk nog overleg met de minister om daar in ieder geval inzichtelijk te maken hoe wij zijn omgegaan met de inspanning die op de gemeente Helmond rust om het Vinex-contract ook na te leven en na te komen. Wij zullen in dat overleg ook duidelijk maken hoe die inspanningen van onze kant er hebben uitgezien, omdat wij natuurlijk maximaal zullen moeten aantonen in hoeverre wij op basis van de uitspraak `tot het onmogelijke is niemand gehouden` ook heel duidelijk afspraken kunnen maken over de -28- 7 juli 1998. vervolgkoers. Het lid TIELEMANS: Voorzitter! Ik vind het een beetje kort door de bocht om de fasering en de temporisering die onafwendbaar zijn met name in het gebied Brandevoort, af te doen met: Dames en heren, leden van de raad, het ijlt wat na. Maakt u zich verder geen zorgen. Ook niet ten aanzien van het grondbedrijf. Alles komt wel goed. Ik heb het college gevraagd om - en ik denk ook dat dat de eerstvolgende stap zal moeten zijn in reactie op de temporisering en de fasering - een scenario waarin de planologische, de financiële en de juridische gevolgen inzichtelijk worden gemaakt. Ik wil die gevolgen niet overdrijven, maar ik wil ze wel goed in kaart hebben, en ik denk dat het goed is dat wij daarin ook inzicht krijgen, om te voorkomen dat wij achteraf met allerlei verrassingen en teleurstellingen geconfronteerd worden. Het is mij een lief ding waard als u toezegt dat scenario te construeren. (Het hoeft niet vóór de vakantie.) Ik denk dat ik daar toch een aantal motieven voor heb gegeven die ook geldig zijn in tweede termijn. Wethouder mevrouw JONKERS-GOEDHART: Ik maak mij er natuurlijk helemaal niet en bagatelle van af. U kunt inschatten hoeveel uren per week ik met deze materie bezig ben. Ik verwees al even naar het overleg dat wij in het najaar met de minister hebben. Wij denken inmiddels ook als college dat het een goede zaak is om ook de vaste kamercommissie geïnformeerd te houden over de voortgang. En de raad is de eerste rechthebbende op die informatie. Maar dat vind ik beleid van open deur. Ik zal zo spoedig mogelijk deze materie ook in de commissie aan de orde stellen. Ik heb in die zin ook vertrouwen in de ontwikkeling van Brandevoort. Ik denk dat het goed is dat het college de risico's goed in beeld brengt, maar daarnaast het vertrouwen dat het heeft in onze nieuwe wijk, ook gewoon uitdraagt. Het lid TIELEMANS: Natuurlijk hebben wij vertrouwen in Brandevoort, maar... Het lid PRAASTERINK: Daar gaat het niet om. Wij willen zodanig inzicht in de financiële paragraaf, dat duidelijk is wat de consequenties op de korte en de lange termijn voor het grondbedrijf zijn. Wethouder mevrouw JONKERS-GOEDHART: Dat krijgt u. De VOORZITTER: De wethouder heeft duidelijk aangegeven, dat wij dit soort informatie ook aan de minister zullen moeten geven. Die komt dus, en dan is de raad te dien aanzien de eerstgerechtigde. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT: Voorzitter! Ik voelde mij toch een paar keer aangesproken. Vandaar dat ik een tweede instantie heb gevraagd. Wij hebben niet willen aangeven dat wij vinden dat het college niet een communicatietraject moet aangaan met de hoek waar het in eerste instantie wil herstructureren, maar wij hebben willen aangeven dat wij het ontzettend jammer vinden dat wij moeten constateren, dat twee poten van het grotestedenbeleid wat achterblijven. Daar hebben wij dus naar willen vragen. En wij hebben het college toch wel de ruimte gegeven om te gaan. Wij willen Ondernemend Helmond toch nog een keer duidelijk maken, dat ook wij voor een gefaseerde aanpak zijn. Zeker in de Heistraat, want wij zijn natuurlijk al jaren bezig om daar eindelijk aan de gang te gaan. Ook te dien aanzien heb ik willen aangeven, dat wij als CDA voor een totaalbeleid met de mogelijkheid tot gefaseerde aanpak zijn. Dat moge duidelijk zijn. Het lid PRAASTERINK: Dan heb ik geen problemen met u. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT: Gelukkig. Voorzitter! Er is toch een paar keer gesproken over het concept van Brandevoort, met name door de heer Van Rooij. In de commissie kwam ook de heer Hesen met het punt naar voren dat de neiging er was om het concept, met name de financieringscategorie van Brandevoort ter discussie te stellen. Wij willen niet zeggen dat dat niet mag, maar waarschuwen voor het volgende. Het blijkt toch eigenlijk niet een consistent beleid te zijn dat je al zo snel je opzet van zo'n -29- 7 juli 1998. wijk tracht ter discussie te stellen. Wij denken dat dat sowieso met alle partners hier besproken moet worden, en wij hebben de indruk dat dat sowieso al niet het geval is. Maar een tweede, m.i. zeker zo belangrijk, punt is dat wij destijds met zorg hebben afgesproken hoeveel huurwoningen en hoeveel koopwoningen daar zullen kunnen worden gebouwd. Wij hebben te dien aanzien een voorlopige planning gemaakt. Dat kwam voort uit twee zaken. Op een gegeven moment is er ongelofelijk hard aan getrokken om te proberen daar enkele goedkope, sociale huurwoningen te kunnen plaatsen. Wij hebben gelukkig een organisatie bereid gevonden om een behoorlijk schip geld mee te nemen om daar sociale huurwoningen te realiseren voor een lagere prijs dan de prijzen die op het ogenblik eigenlijk gangbaar zijn bij nieuwbouw. Op de tweede plaats hebben wij met elkaar afgesproken, dat het bouwen van huurwoningen in Brandevoort eigenlijk pas mogelijk is indien er een behoorlijk aantal huurwoningen in de gemeente Helmond uit de markt wordt gehaald. En zo ver zijn wij nog lang niet. Wij denken als CDA dus dat je toch wel wat voorbarig bezig bent als je nu die formule ter discussie stelt. Een andere zaak is om ten aanzien van de formule die je hebt in deze categorie, het tijdpad eventueel iets aan te passen, met name omdat er op het ogenblik hier of daar gesuggereerd wordt om de huur meer in de koop in te passen. Dat zou natuurlijk een heel andere zaak kunnen zijn. Het lid TIELEMANS: Wat bedoelt u met het in de tijd inpassen? Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT: Om ze eventueel iets naar voren te halen als dat bijvoorbeeld bouwtechnisch beter is. Dat zou kunnen, tenminste wat ons betreft, mits daar goede argumenten bij liggen. Het lid TIELEMANS: Het gaat wat dat betreft niet om het bouwtechnische aspect, het gaat om de woningmarktsituatie, en daaruit blijkt zonneklaar dat er een structureel overschot in alle huurcategorieën. Dan ga je toch niet pleiten voor het naar voren halen van de huur? Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT: Het zou kunnen zijn dat er hier en daar projecten zijn waarin een enkele huurwoning al eens meegenomen zou moeten worden. Maar daar horen wij, denk ik, nog wel een keer wat meer van met de argumenten. Het lid RIETER: Voorzitter! Het moge duidelijk zijn dat Helmondse Belangen het Volkshuisvestingsplan ondersteunt, maar ik wil nu toch graag even reageren op hetgeen wethouder Hesen straks heeft verteld over de herstructurering in de binnenstad. Hij heeft hier vanavond herbevestigd dat volgens hem er geen sprake is van verpaupering in de binnenstad. Ik kan mij dan voorstellen dat er sprake kan zijn van een verschil van mening. Hij kijkt misschien met een andere bril dan wij. Hij legt de stok misschien hoger of lager dan ik. Ik weet hoe men de afgelopen twintig jaar al actief bezig is geweest in de binnenstad. Ik heb beroepshalve verleden jaar een interview gehad met een voorzitter die in 1978 de wijkvereniging Zuiderpark heeft opgezet en heel enthousiast met de binnenstad bezig is geweest. In 1980 is de eerste woning in Rijpelberg gebouwd, en sindsdien is de beheerproblemtiek aldaar ook alweer aangepakt. Wij zijn nu zo'n twintig jaar verder. Als wij nu vaststellen dat er wat de binnenstad betreft misschien wel al twintig jaar sprake is van verpaupering, hoop ik toch dat het communicatietraject waarover wethouder Hesen sprak, niet de inzet is om nog eens twintig jaar te moeten wachten, althans niet voor de bewoners in de binnenstad. Anders denk ik dat wij toch helemaal verkeerd bezig zijn. In die zin hoop ik ook dat straks als het om middelen gaat, er niet op een miljoentje gekeken zal worden als het gaat over investeringen in de binnenstad. Want dan zou mij de broek afzakken als ik bedenk hoeveel geld wij investeren in de Kanaalzone (f 15 miljoen) en hoe er ook heel gemakkelijk nu alvast f 3 miljoen naar Boscotondo is geschoven. De laatstgenoemde zaken zijn op zich prima, maar dan hoop ik toch dat er ook voor Binnenstad-Oost prioriteit zal zijn en dat de bewoners van de binnenstad na twintig jaar niet anders gewogen worden dan andere bewoners in deze stad. Het lid TIELEMANS: Voorzitter! Het oranjegevoel noodzaakt mij om meer zaken te laten liggen dan mij lief is. Maar daaruit mag niet de conclusie worden getrokken, dat wij het op alle punten met elkaar eens zijn. Dat zal duidelijk zijn. Ik ben het er met mevrouw Jurrius over eens, dat wij niet moeten gaan zwabberen met de formule van Brandevoort. Dat is een gouden formule. Het aantal huurwoningen is gebonden aan -30- 7 juli 1998. een maximum van 15%; wij hebben dat zelfs nog iets naar beneden bijgesteld. Ik pleit er voor om de fasering wat dat betreft onverkort overeind te laten, zeker zolang wij in Helmond te maken hebben met een structureel overschot aan huurwoningen in alle prijscategorieën. De differentiatie die wij daar voor ogen hebben, met huurwoningen en vooral met een accent op koopwoningen (wij moeten wat dat betreft, vind ik, ook de markt volgen, en de doorstroming in de markt), is wat ons betreft ook uitgangspunt ten aanzien van de herstructurering van Binnenstad-Oost. Ik ben het er met de heer Hesen over eens, dat wij niet op elkaar moeten gaan zitten wachten. De hand moet aan de ploeg. Er is, gelet op de stand van zaken, alle reden om te gaan werken met name met de fysiek-ruimtelijke herstructurering. Dan is het mij een lief ding waard dat dat gebeurt in goede afstemming met de sociaal-economische component en met de maatschappelijk-sociale component, maar dat komt wel. Eerst moet er geherstructureerd gaan worden, om de simpele reden dat de diagnose er een is die buitengewoon zorgwekkend is. Er is sprake van verpaupering (ik ben blij met de nuanceringen op de uitlatingen, in de krant), het rapport van de visitatiecommissie laat op dat punt ook geen enkel misverstand. Wij moeten aan de slag. Ik ben er blij mee dat nu ook ronduit erkend wordt, dat sloop en vervangende nieuwbouw daarvoor onontbeerlijke instrumenten zijn, onontbeerlijk zijn om de ruimtelijke en maatschappelijke segregatie tegen te gaan en om een betere differentiatie in de bevolkingsopbouw tot stand te brengen. Er wordt weliswaar gezegd dat het om de schaal en om de maat gaat, daar gaat het natuurlijk zeker om, maar wij hebben naar ik denk op dit punt te maken met een doorbraak, althans vanuit de visie die tot voor kort door de portefeuillehouder ten beste werd gegeven vanuit een andere rol. Het college heeft wat dat betreft ons aan zijn kant. Er is werk aan de winkel en wij zullen de plannen in kwestie ook op hun merites beoordelen als ze hier straks voor komen te liggen. Ik laat het hierbij - ter wille van het voetballen. Het lid VAN ROOIJ: Voorzitter! Voetballen is natuurlijk belangrijk, maar ik denk dat volkshuisvesting toch de hoogste prioriteit heeft. En als voetballen verhindert dat hier nu naar voren wordt gebracht wat hier naar voren zou moeten worden gebracht, moeten wij de verdere behandeling van het onderhavige plan maar uitstellen tot morgen. Er is hier nu het een ander naar voren gebracht over verpaupering. Ik vind "verpaupering" een zwaar woord. Toch wil ik hier nog even mijn boodschap kwijt. Ik heb mijn boodschap ook in diverse commissies naar voren gebracht, maar ik zie weinig resultaat. Verloedering is aanleiding tot verpaupering. Men ziet in bepaalde wijken een stukje verloedering optreden waartegen niet wordt opgetreden terwijl er wél tegen opgetreden zou lo-innen worden. Ik heb wat dat betreft gewaarschuwd. Ik noem hier nu bijvoorbeeld het parkeren in voortuintjes, caravans in voortuintjes, boten op trekkers in het openbaar groen. Dat gebeurt allemaal in wijken. Er wordt geparkeerd op trottoirs, er wordt geparkeerd in openbaar groen, terwijl daar geen noodzaak toe is, terwijl er andere parkeermogelijkheden zijn. Maar als je er dan om vraagt dat daartegen wordt opgetreden, kun je elke dag constateren dat er weinig of niets gebeurt. Een dergelijke verloedering werkt ook andere facetten in de hand die negatief zijn. Maar daar kan tegen worden opgetreden, daar zijn instanties voor, en dat is het eerste waarmee moet worden begonnen. Nu ik deze boodschap voor de zoveelste keer kwijt ben, wil ik hier nog de hoop uitspreken dat er een keer aandacht aan geschonken wordt. Wij hebben gepleit voor een integraal plan, voor een totaalplan en een gefaseerd aanpakken daarvan. Ik begrijp best dat er op dit moment problemen om dat plan zo te vertalen als wij graag zouden zien. Ik ben niet bereid om mee te werken aan uitstel van herstructurering. De manier waarop er nu begonnen is de Kluisstraat en de manier waarop er wordt begonnen in de Heistraat spreken mij wel aan, maar wij vragen alleen maar om een integraal plan omdat wij mensen naar de binnenstad willen trekken om de bevolkingsstructuur van de binnenstad te beïnvloeden. Ook de mensen die zich daar willen gaan vestigen, hebben graag inzicht in wat hun te wachten staat. Ik heb dit ook al in de commissie gezegd en ik herhaal het hier nu voor de zoveelste keer. Ik stel dus niet dat de gefaseerde aanpak maar moet wachten totdat het integrale plan klaar is; neen, men moet doorgaan, maar moet daarbij wel zorgen dat het totaalplan zo snel mogelijk op tafel ligt, zodat wij naar buiten toe ook wervend kunnen optreden. Ik stel de structuur van Brandevoort niet ter discussie; daar zijn wij mee akkoord. Ik vraag alleen of er mogelijkheden zijn om de huursector wat meer aandacht te geven. Ik proef de bereidheid van de huisvesters om daaraan mee te werken. Dus zoiets vreemds is dat niet. Want er is straks natuurlijk een goede markt. Ik deel de opvatting dat men geen gemaakte afspraken kan -31- 7 juli 1998. schenden, maar als er mogelijkheden zijn om de huursector in Brandevoort wat meer aandacht te geven, zie ik die graag benut, omdat het veel positiever is als een wijk een soort afspiegeling van de gemeenschap is en er ook wat problemen kunnen worden opgelost. Dat is beter dan dat er met de nieuwbouw wordt geselecteerd, want daar zitten gevaarlijke kanten aan. Nogmaals: er moet zo snel mogelijk worden begonnen, er hoeft niet te worden gewacht op het totaalplaatje, maar dat plaatje dient wel zo snel mogelijk tafel te worden gelegd. Het lid RIETVELD: Voorzitter! Wij hebben gevraagd of bekeken kan worden en precies in beeld gebracht kan worden, ook voor de commissie, hoe het zit met geïnteresseerden richting Brandevoort; dit in het belang van een voorspelling van wat er in bestaande wijken gaat gebeuren. Hierop hebben wij geen antwoord ontvangen. Wethouder HESEN: Voorzitter! Ik begin nu maar met het laatste. Het is in ieder geval een heel goede suggestie als je bezig bent en uitgaat van het concept vara wijkopbouw en wijkontwikkeling. Dat is trouwens ook de benadering ik bij voorkeur zou kiezen. Wij hebben in ieder geval al afgesproken dat wij de verhuisstromen in Helmond in beeld gaan brengen in het licht van het Volkshuisvestingsplan van het komende jaar, en daarbij zal ik met mijn collega ook de suggestie van de fractie van de heer Rietveld meenemen. Ten aanzien van de opmerkingen van mevrouw Jurrius ben ik het eens met de constatering; overigens niet om het daarbij te laten, want in het najaar zal het college uiteraard ook beginnen met een stevige impuls voor wat betreft de beide andere visies die ook onderdeel moeten gaan uitmaken van een integrale visie. Ik ben er blij om dat de CDA-fractie ook ondersteunt dat wij daar niet op wachten, maar vooruitlopend daarop aan de gang kunnen gaan. Met betrekking tot het concept Brandevoort is er in feite vanuit de volkshuisvestingscommissie een discussie gevoerd over de differentiatiegraad, en eigenlijk gevraagd of in de sfeer van met name de sociale koopwoningen die daar gerealiseerd zouden worden, het gezien de marktontwikkelingen niet mogelijk zou zijn om daar een andere vorm van kopen te realiseren. Ik heb dat als aandachtspunt meegenomen. Ik vind dat dit in het licht van de wijkontwikkeling bespreekbaar moet zijn wanneer er bij de verschillende partners geen bezwaar is om daar vorm aan te geven. In die zin wijs ik er op dat wij daar ook gebonden zijn aan de contracten die wij met elkaar hebben gesloten. Ik ben het niet eens met de opvatting dat je uitsluitend de marktontwikkelingen zou moeten volgen. Ik vind dat wij de situatie goed moeten volgen zowel in het bestaand stedelijk gebied als op de uitleglocaties en de Vinex-locaties om er voor te zorgen dat er een wijk ontstaat die zo gedifferentieerd mogelijk is opgebouwd. In die zin denk ik dat er hier vanavond ook een aantal goede suggesties zijn gedaan die wij naar ons vermogen zouden moeten meenemen. De problematiek zoals die in Binnenstad-Oost aanwezig is, kun je natuurlijk op verschillende manieren taxeren. Ik ben van mening dat wanneer wij de problemen die er zijn en de ontwikkelingen in de problemen die er zijn tot hun reële proporties terugbrengen, de oplossing ook in proportie kan zijn. Dat zou er wel eens toe kunnen leiden dat er sneller en effectiever een ingreep mogelijk is in de binnenstad dan wanneer wij van al te grote problematisering van de situatie aldaar overgaan. Ik verschil wat dat betreft met een aantal leden van de raad nog altijd van mening omtrent de omvang van de problematiek. Ik denk dat wij ons gezamenlijk kunnen verenigen op de hoop dat wij met een gedoseerde herdifferentiatie al op korte termijn soelaas kunnen bieden voor de toekomstige problemen die zich inderdaad in de binnenstad aan het ontwikkelen zijn. Wat dat betreft lijkt mij ook geen breukvlak met het verleden aan de orde. Het ging om de schaal en de maat, daar zal het ook in de komende jaren om gaan en wat dat betreft zullen wij elkaar in het najaar al spreken over de schaal en de maat van de operatie die wij ons voornemen. Wethouder mevrouw JONKERS-GOEDHART: Voorzitter! Ik heb nog kort te antwoorden op de herhaalde vraag van de heer Rietveld. Wij hebben uiteraard afspraken gemaakt over de instroom in Brandevoort. Wij hebben onder meer afgesproken heel nadrukkelijk een evenwicht te zoeken tussen mensen van buiten Helmond en mensen in Helmond. Wij zullen dat op een adequate ook moeten kunnen volgen, en zo nodig kunnen bijsturen. Wij zullen die methodiek ook eens terugbrengen in de commissie. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders -32- 7 juli 1998 besloten. 22. Voorstel in tp iet de overeenkomst inzake de verev d na van reStatval en GPT anjl -57 Het lid RIETER: Voorzitter! Wij vertrouwen er als Helmondse Belangen op dat overeenkomstig de door de wethouder in de commissie gedane toezegging de Diftar-problematiek in het najaar op de raadsagenda zal worden geplaatst en dus ook in de commissie besproken zal worden. De VOORZITTER: U mag in het algemeen aannemen dat als wethouders in de commissies iets toezeggen, zij het ook zullen doen. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 23. Voorstel tot an de 27 de 50e de 51e de 62e de 74e de 75e de 76e als 78e w- gemeenten 98. (nr. 27 betreft de gevolgen van van de brede doeluitkering Sociale Vernieuwing; nr. 50 betreft kwalitatief onderzoek winkelcentra Stiphout; nr. 51 betreft onderzoek hotelmarkt Helmond e.o.). Het lid RIETER: Voorzitter! Begrotingswijziging nr. 51 is besproken in de commissie EFP. Ik heb die middag een heel klein onderzoekje uitgevoerd, waarbij mij is gebleken dat er, althans volgens de VVV, met name behoefte is ook aan goedkopere hotelaccommodies. Er is toen ook de suggestie gedaan om in Helmond eens tot een jeugdherberg te komen. Ik heb inmiddels op een kaartje gezien, dat Helmond in een grote vlek ligt, in die zin dat de dichtstbijzijnde jeugdherbergen in Valkenswaard en, naar ik meen, Nijmegen zijn gevestigd. Ik wil dus die suggestie hier nu aan de raad meegeven. Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Ik zou graag inzage hebben in het Rabo- rapport voor zover de gemeente dat gekregen heeft. De VOORZITTER: Ik heb, dames en heren, de Rabobank gevraagd om een groot aantal exemplaren van dat rapport te verstrekken, omdat ik wel begrepen dat dat met name ook uw belangstelling zou kunnen hebben. Ik hoop ze binnenkort te hebben, en dan krijgt u ze. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 24. 1Uá@j@~ Met betrekking tot de ingekomen stukken en mededelingen wordt zonder stemming besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. Ie AANVULLINGSAGENDA. 1. Voorstel tnr hpt _@--A- i van een schenking van Pvs Natuur abo (bijl e nr. Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Ik neem aan dat ik als opvolger van de heer Van Duppen namens de raad mag spreken als ik zeg dat wij de geschenken in dank aanvaarden. De VOORZITTER: Ik begrijp dat u 1 en 2 in enen neemt. Ik moge dan namens onze raad de schenkingen inderdaad in dank aanvaarden Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders -33- 7 juli 1998. besloten. 2. Voorstel tot het aanvaarden van een schenking van de Stichting Coovels-Smits (bijlage nr. 160). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 3. Voorstel met betrekking tot de verrekening van de vermogenswaarden in verband met de wijziging van de gemeentegrens (bijlage nr. 159). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 4. Voorstel tot het verstrekken van een geldlening an de stichting Beheer Accommodatie Con Brio Q2ijlage nr. 146). Het lid PRAASTERINK: Mijnheer de voorzitter! Mijnheer de voorzitter! Wie zijn de huurders van Con Brio? Als dat gesubsidieerde instellingen zijn, zou het best eens kunnen gebeuren dat de huurverhogingen die Con Brio aan deze instellingen gaat doorberekenen, via een ander kanaal, vestzak-broekzak, bij de gemeente terugkomen. Ik wil dat graag weten alvorens ik instem met geldleningen. Is er sprake van dat er dadelijk meer instellingen gebruik gaan maken van Con Brio dan nu het geval is? Zo ja, betekent dat dan andere verbouwingen? Wethouder WITTEVEEN: Voorzitter! De stichting Beheer Accommodatie Con Brio is een zelfstandig functionerende stichting. Dat houdt in dat als u mij vraagt of zij het een en ander binnen haar begroting verrekent, ik moet zeggen dat ik dat niet weet. Ik kan het navragen, maar ik heb er uiteindelijk niets mee te maken, gegeven het feit dat het een zelfstandig functionerend stichtingsbestuur betreft. Het is helemaal niet denkbeeldig dat het niet altijd in de huur tot uitdrukking hoeft te komen. Verder is het zo, dat (de raad heeft dit bevestigd) wij een budgetfinanciering kennen. Het roulatiesysteem hangt dus nog. Het lid PRAASTERINK: Ik kom hier nog wel eens op terug, voorzitter. Het gaat mij nu namelijk te vlug. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 5. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van de fietsroute projecten Spoorbaanroute en Brandevoortroute (bijlage nr. 147). Het lid RIETER: Voorzitter! Wij kunnen instemmen met het voorstel tot het beschikbaar stellen van het krediet. Het handelt hier met name om de Spoorbaanroute door de Apostelweg en de Brandevoortroute door de Sjef Remmenlaan tot de St. Antoniusweg. Wij vertrouwen er op dat de wethouder zal streven naar een correcte afhandeling van met name de bezwaren en de op- en aanmerkingen zoals die tijdens na de inspraakavonden zijn geuit. Voor de goede orde: het handelt hier ook over een inspraakavond die vóór de installatie van de huidige portefeuillehouder werd belegd. Wethouder HESEN: Voorzitter! Uiteraard zal ik zorgdragen voor de correcte afhandeling van alle bezwaarschriften en inspraakreacties. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 6. Voorstel tot vaststelling van de 80e wijziging van de gemeentebegroting 1998. Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders -34- 7 juli 199t- besloten. De VOORZITTER sluit hierna, te 20.45 uur, de vergadering. MG' 4'@De Lc@"voornoe raad De voorzitter, De secret is, |