- Bestuur
- Commissiestukken Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven
Commissiestukken Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven
Documentdatum | 09-03-2004 |
---|---|
Bestuursorgaan | Commissie Ruimtelijk Fysiek |
Documentsoort | Commissiestukken |
Samenvatting |
Rr~b E Samenwerkingsverband Regio Eini:!heven "De Stuurgroep RSP biedt u aan: het pre..ccmcef)t Regionaal StructuurplanR~gioEindhoven" Geachte dame/heer, De Stuurgroep Regionaal Structuur Plan heeft besloten om nu u al in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van het pre-concept Regionaal Structuur Plan en daar opmerkingen over te maken. Dit betreft dus een extra mogelijkheid om uw reactie te geven, bovenop de officiele inspraakprocedure. Hierbij treft U het pre-concept Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven aan. Het is de tussenstand van de regionale planvorming per januari 2004. Dit pre-concept wordt aangeboden aan de colleges van B&W van de SRE-gemeenten en de instanties en organisaties die bij het totstandkomen van het RSP zijn betrokken. Voor een goede beoordeling is het goed om te weten dat het pre-concept op onderdelen nog niet compleet is. Een aantal zaken zal in de periode tot 1 april 2004 nader worden onderzocht en uitgewerkt door de Stuurgroep RSP:. Het betreft: . Fasering, kwantitatieve en kwalitatieve invulling van woningbouwlocaties en bedrijventerreinen in perioden van vijf jaar. De in het pre-concept genoemde aantallen (Bijlage 3) kunnen op wijzigen. . Aanvullende/nieuwe locaties of uitbreiding van locaties op de plankaart, om de afspraken die worden gemaakt in het Bestuurlijk Overleg Randgemeenten (BOR) in ruimtelijke zin te accommoderen (aanpassing plankaart en/of Bijlage 3); . Beschrijving en uitwerking van het Uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 7) op het onderdeel 'regionale projecten'; . Resultaten van de discussies of acties die in hoofdstuk 4 in blauwe kaders zijn weergegeven. . Resultaten van in hoofdstuk 6 vermelde afspraken over de locaties Sonniuswijk, Diesdonk en Lungendonk. Als Stuurgroep RSP nodigen wij U graag uit om voor 1 april uw reactie op het pre-concept RSP te leveren. U kunt uw reactie richten aan het Samenwerkingsverband regio Eindhoven, ter attentie van de Stuurgroep RSP, dhr. J. van Dijk, Postbus 985, 5600 AZ Eindhoven. De Stuurgroep zal Uw reactie beoordelen en mogelijk wijzigingen doorvoeren in het concept RSP. De wijzigingen worden in een Nota van wijzigingen opgenomen. Deze wordt U eind april toegezonden. Hierna zal de Stuurgroep het concept RSP aanbieden aan het Dagelijks Bestuur van het SRE en aan Gedeputeerde Staten. Het is de bedoeling dat het voorontwerp RSP medio juni 2004 wordt gepubliceerd. Gedurende vier weken kunnen alle belanghebbenden vervolgens hun zienswijze indienen. Volgens planning zal de regioraad op 23 september 2004 het RSP vaststellen. Daarna wordt het plan ter goedkeuring toegezonden aan GS. Op 1 januari 2005 zal het RSP als uitwerkingsplan van het Streekplan in werking treden. ,,' EI~ripre"COnêeptRSpWdrdfalsgedrulstrappor;tin;k,e9~aan u,'aangebode!'l:'eij hefr;;Jpp()rti~een Cd- romgelevêrdwááropheFrappórt integraal is opgenomen. Bovendien is een standé:1ardpó'lierPoint presentatie opgenomen. Extra exemplaren van de CD-rom kunnen vanaf maandag 2 febfuari worden ',nabesteld via het servicecentrum van de provincie Noord-Brabant, tel. 073-6812525. , Voor inhoudelijke informatie kunt u contact opnemen met de projectleiders van het RSP: . SRE, dhr. Van Zeeland, tel. 040 2594558, e-mailj.vanz~_el<1nd@r~~:k:~n:.J..ll .", 'ProVincie,dh'r. Hassirik, tel. d73681284'8;\é:mail' áhassiIik@bráb;hJt.Ïil Hoogachtend, De Stuurgroep Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven ij( f 6 - g, ~ ,0 4- Pre-Concept Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven E... -.. S. a. m.... . enwer. k.. ingsverband Regio Eindhoven Provincie Noord-Brabant ~ Pre-Concept versie 2.0 Januari 2004 Colofon Titel Pre-Concept Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven Pre-Conceptversie 2.0 Januari 2004 Uitgegeven door: Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) en Provincie Noord-Brabant Projectleiding SRE, Ing. JA van Zeeland Provincie Noord-Brabant, Ir. A.R.J. Hassink . Samenwerkingsverband Re . Ein Provincie Noord-Brabant Gemeente Asten, Bergeijk, Be ad , Deurne, Eersel, Eindhoven, Geldrop- Mierio, Gemert-Bake eeze-Lee He arbeek, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel De Mierden, Someren, el, enswaard, Veldhoven, Waalre Waterschap De Aa, wa ha I (Maatschap ani . s: BMF, Eindhoven, MKB, SEOB, ZL TO, FNV, BZW Kring Eindhove Wo nd Regio Zuid, NVM, NEPROM, HERMES, ROVER Zuidoost- s, on Noord-Brabant, Zorg kantoor Zuidoost-Brabant, Helpt Elkander, S, D Plaatse, PCS.VO zorg en woonstichting, RPCP. Ri' water n EZ, Ministerie van Defensie directie Zuid, LNV-Zuid, VROM te I beleid, Samenwerkingsverband Interregio Brabant Limburg, rovinciebest ~ Redactie M. Boogaard, A. Hassink, H. Roozen, G. Stabel, J. van Zeeland Hoofdredactie pre-conceptversie 2.0 L.L.E.F. Kooijmans MA Eindredactie pre-conceptversie 2.0 Ir. A.R.J. Hassink Ing. JA van Zeeland Het pre-concept Regionaal Structuurplan (R gekomen met medewerking van: , januari 2004, is tot stand . . . . 2 Voorwoord Een gezamenlijk voorwoord van . De heer F. Jacobs, namens het SRE . De heer RGpp, namens Provincie Noord-Brabant Met vriendelijke groet, Namens het SRE De heer F. Jacobs Voorzitter Stuurgroep Ruimtelijke Regionale Visie Namens Provincie Noo De heer RGpp Gedeputeerde St 3 Inhoudsopgave Regionaal Structuur Plan Voorwoord 1 Inleiding 1.1. Opbouw van het plan 1.2. Aanleiding en plangrens 1.3. Relatie met overige plannen 1.4. Doelstelling en doelgroep 1.5. Positionering van het plan 1.6. De watertoets in relatie tot het RSP 1.7. Totstandkoming van het plan 1.8. Van regioplan naar uitwerkingsplan Streekplan 2 Beschrijving plangebied 2.1. De regio Eindhoven 2.2. (Inter)nationaal perspectief 2.3. Provinciaal perspectief 3 Ontwikkelingen en speerpunten 3.1. Regionale ambitie 3.2. Economisch kapitaal 3.3. Sociaal-cultureel kapitaal 3.4. Ecologisch kapitaal 3.5. Sterktes en zwaktes, kansen en bedreiginge 3.5.1. Sterktes en zwaktes voor de regi . dho 3.5.2. Kansen en bedreigingen voor ind 3.6. Speerpunten van beleid 3.6.1. Economisch speerpunt 3.6.2. Sociaal-cultureel spee unt 3.6.3. Ecologisch speerpunt 4. Ruimtebehoeften 4.1. Werken 4.2. Wonen 4.3. Verkeer 4.4. Groen 4.5. Voorzien i 4.6. Samenva 5 5. ag, uurlijk systeem ag, de infrastructuur , occupatie elijk Structuurbeeld (DRS) water aart milieu 6 Ruimtelijk Ontwerp 6.1. Inleiding 6.2. Randvoorwaarden integraal ontwerp 6.2.1. Speerpunten 6.2.2. DRS 6.3. Het ruimtelijk ontwerp 6.4. Infrastructurele dragers 6.5. Aanzet plankaart Plankaart 6.6. Verantwoording ruimtebehoefte 6.7. Fasering 7 8 9 10 11 12 13 15 32 34 37 42 44 50 51 52 55 56 57 59 60 62 63 63 65 66 68 68 73 74 76 3 6 16 21 31 51 62 4 7. Uitvoering 7.1. Inleiding 7.2. Monitoring 7.3. Financiering 7.4. Het uitvoeringsprogramma 7.5. Fasering locaties 77 77 77 78 79 8. Synchronisatie RSP en Streekplanuitwerking Bijlagen Bijlage 1: Opbouw van DRS Bijlage 2: Afwegingskaarten Bijlage 3: Toetsing ruimtebehoefte aan plankaart Bijlage 4: Legenda DRS- en plankaart 77 80 5 Hoofdstuk 1. Inleiding Voor u ligt het pre-concept Regionaal Structuurplan (RSP) voor de regio Eindhoven. Dit pre-concept wordt u aangeboden door de Stuurgroep Ruimtelijke Regionale Visie. Het RSP is tot stand gekomen dankzij uw hulp en actieve inbreng. Zoals u weet, is de projectleiding voor dit plan in handen van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) en de Provincie Noord-Brabant. Dit pre-concept RSP vormt het uitgangspunt voor een beslissingsestafette. Een estafette die u gaat opstarten. Wanneer alle reacties verwerkt zijn, wordt het conce aangeboden aan het Dagelijks Bestuur van het SRE. Het Dagelijks Bestuur van het SRE legt ver'/, voor aan de Regioraad SRE ter vaststellin krijgt dit plan de formele naam Regionaal éJefinitieve conceptrapport oraad SRE in september 2004 n Gedeputeerde Staten om het plan te 04. Na goedkeuring krijgt het RSP de treedt in werking op 1 januari 2005. In dit rapport beschrijven SRE ruimtelijke ontwikkel" en de Gedeputeer de gemeenten in ov rabant enerzijds de gewenste toekomstige derzijds t het plan, na vaststelling door de regioraad SRE end ontwikkelings- en toetsingskader op het Streekplan voor regio Eindhoven. Een aantal zaken dient in de periode tot 1 april nader onderzocht ulling van locaties (paragraaf 7.5.) ac aanvullende locaties, teneinde de BOR-afspraken ruimtelijk te (paragraaf 6.6. en paragraaf 6.7.) chrijven regionale projecten (paragraaf 7.4.) jke Regionale Visie wenst u veel leesplezier en ziet uw reactie graag tegemoet 6 1.1. Opbouw van het plan Mede gelet op de vereisten in artikel 21b uit het Besluit Ruimtelijke Ordening, is het RSP opgebouwd uit drie hoofdonderdelen: 1. een beschrijving van de hoofdlijnen en een toelichting op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling tot het jaar 2020; 2. een Plankaart waarop de strategische en regionaal belangrijke locaties, tracés en ruimtelijke structuren staan afgebeeld voor genoemde ontwikkelingen; 3. een Regionaal Uitvoeringsprogramma waarin de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen verder zijn uitgewerkt naar taakstelling, segmentering en fasering in de tijd. De nadruk in hoofdstuk twee tot en met vier ligt op die zaken, die voor de ontwikke' g van de regio van strategisch belang zijn. Hiertoe vindt u in hoofdstuk twee een globale besch . g van het plangebied. In hoofdstuk drie wordt allereerst de regionale ambitie aangegev et begint met ambitie". Daarna wordt de ambitie uitgewerkt tot speerpunten van beleid. . rdt een SWOT- analyse uitgevoerd. De SWOT-analyse geeft nader inzicht in het bestaan n deze regio en de daaruit af te leiden sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen. SWOT) analyse zijn de speerpunten van beleid geformuleerd. Deze speer rijke basis voor het ruimtelijk ontwerp, dat in hoofdstuk 6 wordt beha et voor bedrijventerreinen aangegeven. e van het SRE. In dit RSP is van de v kken gemeenten. Dit betreft de elen tukken rond (specifieke) werkmilieus, edrijven. In het Streekplan is de ambitie uim ders te voorzien dan door middel van nieuwe is dit verder uitgewerkt. In hoofdstuk vier wordt de programmatische ruimtebehoeft bedrijventerreinen, infrastructuur, voorzieningen en groe hoofdstuk worden niet alleen kwantitatieve uitspraken Streekplan geeft een indicatie van de ruimtebehoeft Die ruimtebehoefte is uitgewerkt in programma's. De p de planperiode tot 2015, en geven minimaal ijk wonen, vormt de provinciale bevolkings- en hoefte 2002 het uitgangspunt voor dit plan. Bij het opstellen v het Streekplan op als gevol ie en uitv aar 's vo onen en werken is invulling gegeven aan de daarvoor in sregels. Het programma voor het RSP kan na verloop van tijd eranderende inzichten worden bijgesteld. Flexibiliteit in planning SP wordt aangegeven, hoe hiermee wordt omgegaan. Hoof k vijf gaat v Igens dieper in op de randvoorwaarden voor het ruimtelijk ontwerp. Een belan e randvoo rde is hierbij het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS), waarin de bestaa uimtelijke liteiten worden beschreven. Als onderdeel van de planvorming voor het RSP is een Du R' lijk Structuurbeeld (DRS) ontwikkeld. Het DRS is de basis voor de ruimtelijke ontwikkelinge ocatiekeuzen, om te voorzien in de ruimtebehoefte voor woningen en werklocaties. Het DRS is opgesteld aan de hand van de methodiek die ontwikkeld is in het kader van de Structuurvisies Plus. Hierbij wordt de lagenbenadering toegepast, zoals die beschreven staat in het Streekplan. Basis voor het DRS is de basisstructuurkaart van Brabant. Bij het opstellen van het DRS zijn de diverse kaartlagen, die relevant zijn voor de ruimtelijke ordening van het gebied, geanalyseerd. Het DRS vormt het duurzame ruimtelijk referentiekader voor de lange termijn en geeft aan waar de zoekruimten liggen voor de situering van het functionele programma. In het plan wordt de periode tot 2015 als planperiode gehanteerd met een doorkijk naar 2020. De kaarten zijn gebaseerd op de geactualiseerde topografische kaart. Voor het RSP is gekozen voor de schaal 1 :50.000, die aansluit op het regionale schaalniveau en voldoet aan de Wro. De aanduidingen op de plankaart en de overige kaarten zijn indicatief en globaal. (zie voor betekenis tevens hoofdstuk 8). 7 In hoofdstuk zes worden de speerpunten van beleid, regionale ambities en de ruimtebehoeften geconfronteerd met het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld. Het resultaat van dit hoofdstuk is een Plankaart waarop strategische locaties, tracés en structuren zijn opgenomen. De opname van deze locaties (in het bijzonder tracés) geven de ruimtelijke voorkeur weer van het SRE. Nog te verrichten tracéstudies zullen moeten uitwijzen of dat zo blijft, of dat het RSP zal moeten worden herzien (op onderdelen). In hoofdstuk zeven staat het Uitvoeringsprogramma. Het uitvoeringsprogramma is gebaseerd op de voorgaande hoofdstukken en geeft een prioritering, taakstelling, segmentering, financiering en fasering in de tijd aan. Hierbij wordt uitgegaan van vijfjaarsperioden, passend met de herzieningstermijn van het RSP. Het uitvoeringsprogramma is niet per definitie statisch, maar kan tussentijds worden aangepast. In hoofdstuk acht staan expliciete provinciale beleidsstandpunten, om het RSP uitwerkingsplan van het Streekplan mee te geven. 1.2. Aanleiding en plangrens In dit rapport beschrijven SRE en Provinci ruimtelijke ontwikkeling in de regio. erzij en Gedeputeerde Staten, een wettelij er de regio, Het goedgekeurde RSP doet t s Eindhoven, erz de gewenste toekomstige a goedkeuring door de regioraad SRE oord-Brabant en voor de gemeenten in Inciaal Uitwerkingsplan Regio Dit rapport is het result maatschappelijke 0 beleidsbeslissing regio Eindhoven. Plangre Het sa gsv dhoven omvat het grondgebied van eenentwintig same erkende gemee ebied is opgedeeld in de stedelijke regio Eindhoven-Helmond en drie I elijke regio' oot empen, Heeze-Leende Cranendonck en De Peel. De stedelijke regio Eindh n-Helmond I 'n het zuidoosten van de Provincie Noord-Brabant. Deze stedelijke regio omvat i ofdzaak h rond gebied van de gemeenten Eindhoven, Helmond, Veldhoven, Best, Son en Breug nen" Geldrop-Mierlo, Waalre en Valkenswaard. Ook delen van een aantal aangrenzen ten maken deel uit van de stedelijke regio. De plangrens van de stedelijke regio, die in het Streekplan staat opgenomen is indicatief. 8 1.3. Het RSP is niet het enige plan met ruimtelij ruimtelijke consequenties: . Voor de hele regio Zuidoost B t v planvorming plaats in het kader van de Reconstructiewet en t daaruit eid vitalisering Landelijk gebied. Bij het opstellen van het D tem plaatsgevonden met de planvorming in het kader van project Revitalisering C t RSP Regio Eindhoven ligt binnen vier reconstructie (d ijerij, , Beerze-Reusel en Boven Dommel). Het reconstruc 'nh een zeer belangrijke input voor de Streekplanuitwerkingen. Het is in bo teen waarvan de relevante onderdelen worden overgeno . aal rPlan (RVVP). In dit plan staat het beleid van het erki io Eindhoven (SRE) op het gebied van verkeer en vervoer eschreven. He ericht op de totstandkoming van een doelmatig, veilig en duurzaam functioneren erkeers- en vervoerssysteem. Het plan legt de basis voor het regionaal erkeers- en oersbeleid en benoemt de belangrijkste regionale projecten, die in merking k n voor regionale financiering uit de Gebundelde Doel Uitkering plus (GDU+) rede I Uitkering (BDU). In relatie tot het RSP, waarin de thematische hoofdlijnen omen, is het RVVP veel gedetailleerder. Bereikbaarheid Oostelijk deel Stadsregio Eindhoven (BaSE): Het SRE wil in samenwerking met gemeenten een oplossing vinden voor het bereikbaarheids- en leefbaarheidsprobleem op de wegen ten oosten van Eindhoven en rond Helmond. Hiertoe voert ze momenteel een Tracéstudie uit. Het project is opgenomen in de planstudiefase van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT). In het RSP worden de varianten, die in de Tracéstudie worden onderzocht op de Plankaart opgenomen als 'tracé in studie'. Afhankelijk van de uitkomst van de studie en het daarop volgende tracébesluit, zal de Plankaart in het RSP worden aangepast. Vooruitlopend op de uitkomst van de studie zullen geen ontwikkelingslocaties worden benoemd, die qua ontsluiting afhankelijk zijn van de uitkomst van BaSE. Intentieverklaring N69: De zeer beperkte doorstroming op de huidige rijksweg 69 zorgt voor veel bereikbaarheids- en leefbaarheidsproblemen in het gebied ten zuiden van de A6? en . 9 1.4. . oostelijk van de A2). Het SRE, de provincie en de gemeenten Bergeijk, Eersel, Eindhoven, Valkenswaard, Veldhoven en Waalre hebben een intentieverklaring ondertekend, waarin ze inzetten op een integrale aanpak met HOV-, fiets-, carpoolvoorzieningen en vervangende weginfrastructuur voor rijksweg 69. Het 'zoekgebied' voor een nieuwe N69 is beperkt. Als het niet lukt om binnen het zoekgebied een geschikt tracé te vinden, zal het zoekgebied worden uitgebreid. In het RSP wordt het voorlopige zoekgebied op de Plankaart opgenomen als 'tracé in studie'. Afhankelijk van de uitkomst van de studie en het daarop volgende besluit, zal de Plankaart in het RSP worden aangepast. Vooruitlopend op de uitkomst van de studie zullen, m.u.v. de locaties aan de lage Heideweg in Valkenswaard, geen ontwikkelingslocaties worden benoemd, die qua ontsluiting afhankelijk zijn van de uitkomst van de studie. OV netwerk BrabantStad: De vijf Brabantse steden, het SRE en de Provincie Noord-Brabant hebben gezamenlijk een verkenning uitgevoerd naar de bijdrage, die Openbaar Vervoer (OV) kan leveren aan het verminderen van de bereikbaarheidsproblemen en de uurzame ontwikkeling van het stedelijke netwerk BrabantStad. Binnen het RSP w de uitkomsten van de verkenning, vertaald in structuurdragers en concrete kansrijke eten, gebruikt als input en afwegingskader voor het ruimtelijke ontwerp. ORlON 11: Het SRE heeft het beleidsdocument ORlON II vastgest . In cument staat het openbaar vervoer beleid van het SRE nader uitgewerkt. H cument als basis voor de aanstaande aanbesteding van het openbaar vervoer in het RS den de benoemde Hoogwaardig Openbaar Vervoer assen gebr' afweging er voor het ruimtelijke ontwerp. De eerste HOV as, die daadwe wordt geno en in 2004, wordt gebruikt als structuurdrager voor het ru' elij Regionale Woonvisie: Het SRE heeft een region oonvisl een planhorizon tot 2010, legt het SRE haar b neer °ll het naast kwantitatief beleid, vooral een kwalitat' eleid. I belel concrete uitvoeringsprojecten benoemd. De h ijn n de regio input gebruikt voor het RSP. Bestuurlijk Overleg Randgemeente . e mi nlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zijn ndpunt ten aan et niet doorgaan van de voorgenomen gemeentelijke herin 'ng in de regi eg . Hij heeft de provincie verzocht om in samenspraak met de rokk emeenten t pporteren over niet-vrijblijvende oplossingsmogelijkheden vo rui "'ke pro bie n van Eindhoven. De minister voorziet, dat de kaderwetgebieden - waa er E - gaan in een WGR-plusregio. Inmiddels hebben de samenw e geme n ( Overleg Randgemeenten! BOR) en de provincie een antwo r de minister. In dit antwoord is een kader geschapen voor de pianoio ische nm gionale opgaven, die voortvloeien uit de ruimtelijke g 00 dhoven vo de komende 25 jaar (2005 tot 2030). Binnen he rui '"ka afweging van locaties gemaakt. Aangezien het RSP een plantermij et doorkijk naar 2020 en aangezien de BOR afspraken lopen tot 2030, wom gbouwlocaties voor de laatste tien jaar niet 'hard' in het R ge ze locaties worden in dit RSP echter wel als zoeklocatie voor de mij roject 'Tusse ti': de Stichting Natuur en Milieu en de Brabantse Milieufederatie hebben, met n biJ ge van het ministerie van VROM, onderzoek gedaan naar inhoudelijke anbevelinge an lokale overheden ten aanzien van de thema's 'ontwikkelingsplanologie' en ionale par' naast procesmatige voorstellen voor samenwerking, gericht op s hang kwaliteitsontwikkeling van groen en rood. De resultaten betreffen een on er gebruikers van groen, een kansenverkenning van gebieden voor procesmatige uitwerking en voorstellen voor inbedding van een groene agenda. De resultaten van deze studie zijn gebruikt in de ambtelijke voorbereiding van het groene programma en het ontwerp. Met name in de uitvoering zijn belangrijke procesideeën vorm te geven. Ikkeld. In deze visie, met 'ed van wonen. Het betreft n worden een aantal e woonvisie wordt als Doelstelling en doelgroep De centrale doelstelling van het RSP voor de regio zuidoost Brabant is om een heldere en duidelijke ruimtelijke visie te ontwikkelen voor de gehele regio, Het centrale motto hierbij is: 'Stad en land verbonden'. De krachten bundelen in het belang van de regio als geheel. Een sterke stad is goed voor het platteland. Een sterk platteland is goed voor de 10 stad. Beiden hebben elkaar hard nodig om een sterk samenhangend geheel te vormen, waarbij bestaande potenties maximaal worden benut. Naast deze algemene doelstelling kent het RSP enkele belangrijke planningsprincipes en randvoorwaarden. De planningsprincipes zijn: 1. meer aandacht voor de onderste lagen 2. zuinig ruimtegebruik; 3. concentratie van verstedelijking; 4. grensoverschrijdend denken en handelen. Ad 1 Meer aandacht voor de onderste lagen betekent, dat de onderste laag (natuurlij moet worden en dat de tweede laag (infrastructuur) beter benut moet worden locatiekeuze. Het grote belang van de onderste lagen hangt samen met de daarmee samenhangende onvervangbaarheid. Deze lagen zijn in kaart g Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld. Het DRS is als het ware een foto elementen in de regio. eem) beschermd urend moet zijn in productietijd en de t zogenaamde ardevolle Ad2 Zuinig ruimtegebruik betekent dat bij het zoeken naar ruimt werken en voorzieningen, de mogelijkheden binnen de b mogelijk moeten worden benut. Het beleid is gericht 0 meervoudig ruimtegebruik. Ad 3 Concentratie van verstedelijking betekent d werklocaties zijn plaats moet vinden in de mogelijk ontzien worden bij het aanwijzen hebben in dit gebied de overhand. eco ondersteunen dit principe. Ad4 In dit plan wordt aandacht be plangebied liggen. P aat uit diegenen, die betrokken zullen zijn bij de verdere it ooral de deskundigen en bestuurders, die werkzaam zijn nwe ingsgebied. Veelal gaat het hierbij om ambtenaren en erkzaam zijn bij gemeenten. Voor mensen buiten het werkveld RSP een beeld van de duurzame regionale ruimtelijke et RSP een redelijk hoog abstractieniveau heeft, zijn de voo urgers ('het rechtsgevolg') moeilijk af te lezen uit het plan. Die idelijk bij de verdere uitwerking cq. invulling in bestemmingsplannen. 1.5. Het RSP is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau, dat zowel een kader vormt voor de toetsing van gemeentelijke plannen als een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het Streekplan heeft een globaal karakter. Dit komt vooral tot uitdrukking in de beleidslijnen voor de verstedelijking. Deze beleidslijnen bestaan uit de aanduiding van stedelijke en landelijke regio's, algemene en regiospecifieke uitwerkingsregels, en de opdracht het verstedelijkingsbeleid uit te werken. Om de verstedelijkingsopgave vorm te geven, is in het Streekplan de opdracht verwoord tot het opstellen van uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio's van Brabant. In deze plannen wordt vastgelegd, hoe het programma voor wonen en werken verdeeld wordt, welke locaties worden ontwikkeld en in welke volgorde en tempo dat programma gerealiseerd wordt. Voor de stedelijke regio's gaat het om integrale uitwerkingsplannen, omdat deze plannen een bredere 11 strekking hebben dan de bepaling van woon- en werklocaties. Voor de landelijke regio's zijn thematische uitwerkingsplannen opgesteld. Deze beperken zich tot woon- en werklocaties. Als gevolg van het Bestuursakkoord 2003 - 2007 is een herziening van het Streekplan 2002 in voorbereiding. De ruimtelijke hoofdstructuur uit het Streekplan blijft het uitgangspunt voor het ruimtelijke beleid. Voor de landelijke regio's blijft het uitgangspunt 'bouwen voor migratiesaldo-nul'. Binnen dit beleidskader mag elke gemeente zoveel woningen bouwen, die minstens nodig zijn voor de opvang van de natuurlijke bevolkingsgroei. Ook binnen de stedelijke regio wordt gestreefd naar het kunnen opvangen van de eigen behoefte binnen de verschillende gemeenten. In het RSP is het Bestuursakkoord al als uitgangspunt genomen. Het RSP sluit aan bij het Streekplan Noord-Brabant en heeft dezelfde inhoud als het Provinciaal Structuurplan Regio Eindhoven (PSPE). Het RSP krijgt na goedkeuring door Gede uteerde Staten (GS) de functie van het Provinciaal Structuurplan Regio Eindhoven (PSPE). Het RSP doet ook dienst als kader voor ruimtelijke ontwikkelingen. De sam brengen immers hun gezamenlijke beeld van de toekomst tot uitdrukking' is het kompas voor toekomstige ontwikkelingen. SRE en gemeenten w' het kompas gebeurt. Daarom kent het RSP een Uitvoeringsprogra strategische regionale projecten worden benoemd. Hierbij wordt verantwoordelijk is voor de planvorming, uitvoering en financien het SRE in belangrijke mate afhankelijk van de initiatieven an particuliere initiatief, al dan niet ondersteund door subsid' (jen va richten op bestuurlijke inzet namens de regio in de on ndelin en marktpartijen. Daarnaast zal ze zich in hoofdzaak rio op str che zonder de inzet van het SRE, moeilijk van de grond ko . V gaat het hl overschrijdende projecten of projecten zonder' oka ng. In het RSP zijn de ruimtelijke ontwikkelinge e ar 20 ngeg met een doorkijk naar 2020. Bovendien krijgen de verstedelijking praken, die ge tussen de regio en de rijksoverheid, een ruimtelijke vertaling in di an. Het uitw 'ngs is een ruimtelijk plan op het regionale schaalniveau. Het vormt e kad or ruimtelij ntwi kelingen en maakt onderdeel uit van het provinciale toetsingskader, 0 nd rvan ruimt e plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. Hierbij he e a ring over structuurvisies(plus) en de advisering en goedkeuring v temmin ann .19 verzoeken. Gedurende de looptijd van het RSP kunnen zich nieuwe ingen voordoen, die niet in het plan zijn opgenomen. Deze ontwikkelingen kunnen be ee n de hand van de plankaart en het daarin opgenomen DRS. dt inste een de vier jaar geëvalueerd en zo nodig (gedeeltelijk) herzien of eerder Is puteerde Staten dat nodig vinden. Het gespreksplatform hiervoor is de reg" n ingsoverleggend, waarin de provincie samen met de betrokken gemee ikke ngen bespreekt en nader vormgeeft. 1.6. Met h van de wijziging op het Besluit ruimtelijke ordening 1985, bestaat met ingang 03 een wettelijke verplichting, om de gevolgen op de waterhuishouding te beschrijve lijk plan (waaronder bestemmingsplan, regionaal of gemeentelijk structuurplan, gsplan en Streekplan). Ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het gebied van veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging moeten zoveel mogelijk worden voorkomen en zo nodig worden gemitigeerd en gecompenseerd. Verder is het van belang om de betreffende waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planvorming te betrekken, om in gezamenlijk overleg met de initiatiefnemer te bepalen, welke waterhuishoudkundige aspecten aan de orde zijn en hoe daarmee moet worden omgegaan. Voor de wateraspecten wordt bekeken, op welke wijze ze doorwerken in de locatiekeuze, de inrichting en het beheer van de ruimtelijke ontwikkeling. In het RSP hebben we hier invulling aan gegeven door: 12 . Het opnemen van de waterschappen in de ambtelijke projectgroep en stuurgroep. Zij zijn vanaf het begin nauw betrokken bij de opstelling van het concept RSP, zoals dat straks door de stuurgroep aangeboden zal worden aan Gedeputeerde Staten. De waterschappen hebben gedurende het hele proces kunnen adviseren over de manier, waarop het aspect water in het integrale afwegingsproces van het uitwerkingsplan kan worden meegenomen. In het hoofdstuk DRS van het RSP, is in een aparte paragraaf aangegeven, hoe het aspect water is meegenomen in dat afwegingsproces. Aangegeven is welke soort waterinformatie als laag in het kaartbeeld is opgenomen en welke niet, inclusief een motivatie. Met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling in hoofdlijnen, heeft dit een uitwerking gekregen, door het opnemen van gebieden in het landschappelijk raamwerk. Op deze wijze stuurt water mede de locatiekeuze van de verstedelijking. Binnen dat raamwerk is verstedelijking in principe uitgesloten. Soms heeft de globale, integrale afweging in het kader van het structuurbe Id geleid tot een minder optimale keuze, bezien vanuit het aspect water. In die gevallen in hoofdstuk 7 van dit RSP 'Ruimtelijke ontwikkeling per deelgebied/gemeente' gem erd, hoe de waterhuishoudkundige aspecten globaal doorwerken binnen de ge aar transformatie naar een stedelijke functie op termijn af te wegen is en hoe in hoo ling gegeven moet worden aan mitigatie en compensatie. Met betrekking tot het specifieke beleid voor inrichting en b (hydrologisch neutraal bouwen, scheiding schoon en vu. de verdere uitwerking van de stedelijke ontwikkelingen I gemeentelijke structuurplannen moeten overlegge t d betrokken waterbeheerders. De watertoets is ee plicht 0 bestemmingsplan. Dan kunnen ook mitigatie mpens ie n van toepassing. . . . 1.7. Totstandkoming van het pl Aangezien het SRE voor de uitvoerin van nke is van gemeenten en particuliere partijen, is het plan van onder af, 0 otto komen met hulp en actieve inbreng van genoemde organisaties. Om dit proces et Iniveau te leiden, is in 2002 een projectorganisatie in het leve eroepen, rin SRE de projectleiders hebben geleverd en gemeenten, waterschapp sch lijke organisaties de ambtelijke ondersteuning. Een projectorganisatie, die aan het orden opgeheven. Aan het hoofd van de projectorganisatie st stu Stuur uimtelijke Regionale Visie, voorgezeten door de portefeuillehouder de van het SRE. De Stuurgroep wordt ondersteund door een ambtelijke Project gro ordt vervolgens ondersteund door diverse ambtelijke sectorale Taakgr ing maatschappelijke organisaties heeft plaatsgevonden in een Klankbordgro eeft alvorens te rapporteren aan het Dagelijks Bestuur van het SRE de eb eerd. 13 Figuur 2: de projectorganisatie 14 Om in 2004 te komen tot een afgestemde ruimtelijke regionale visie, is in 2002 door alle bovengenoemde partijen besloten om de volgende mijlpalen te benoemen: Mijlpalen oorbereidingsfase Stuurgroep Samenwerkingsovereenkomst SRE en Provincie mei 2002 - mei 2004 mei 2002 Programmatische bouwstenen Oplevering DRS Oplevering (bouw)programma juni 2003 juni 2003 Besluitvorming Algemeen Bestuur Vaststellen voorontwerp RSP door DB Inspraak en verwerken reacties Vaststellingsbesluit RSP door Regioraad Goedkeuring RSPI Provinciaal Uitwerkingsplan Regio Ein Ontwerp Workshops subregionaal ontwerp Regiodag Workshops regionaal ontwerp Oplevering concept ontwerp juni 2003 september 20 oktober 20 oktober 20 Afstemming Afstemming reconstructie, verstedelijking en RSP Inspraak concept RSP door gemeenten en klankbord Aanbieden concept RSP aan Dagelijks Bestuur SRE 1 januari 2005 1 januari 2005 1.8. n Streekplan Wegens organisa ijn edelijke regio Eindhoven-Helmond en de landelijke regio's Groot-Kempen, H ndo ck, De Peel opgenomen in één RSP. Het RSP is gezamenlï et d emeenten, waterschappen en belangenorganisaties voorbereid. Aange' uït groot belang is, zijn het Stads Regionale Uitwerkingsplan Eindh n-Helmond 1 onale Structuurplan regio Eindhoven, inclusief gs-beslissing 1997 en de centere regio' ies ructuurvisiesPlus als bouwstenen gebruikt. Bij het opstellen van het RSP i t in het Stre lan 2002 neergelegde beleid leidend. Voor de stedelijke regio gaat het om integra 'twerkingspl nen. Voor de landelijke regio zijn thematische uitwerkingsplannen opgesteld, die zich t5 en tot n- en werklocaties. Bij de opstelling van het RSP is rekening gehouden met de planvorm ader van het project 'Revitalisering Landelijk Gebied'. De uitwerkingsplannen moeten verder voldoen aan een aantal algemene en regiospecifieke regels die in het Streekplan Noord-Brabant 2002 zijn opgenomen. Veel van bovengenoemde eerdere visies, gemaakte afspraken en vastgelegde waarden zijn geactualiseerd en bevestigd in dit RSP. Het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven (RSP) zal vóór 1 januari 2005 als Streekplanuitwerking worden vastgesteld door Gedeputeerde Staten als Provinciaal Uitwerkingsplan Regio Eindhoven. In het volgende hoofdstuk wordt het plangebied uitgebreid beschreven. 15 Hoofdstuk 2. Beschrijving van het plangebied 2.1. De regio Eindhoven De regio Eindhoven omvat het grondgebied van 21 samenwerkende gemeenten. De regio is overeenkomstig het Streekplan Noord-Brabant opgedeeld in de stedelijke regio en de landelijke regio. De landelijke regio bestaat uit drie subregio's (De Peel, Groot Kempen en Heeze-Leende Cranendonck). De regio heeft een oppervlakte van 1460 km2. Er wonen circa 720.000 inwoners en er werken circa 300.000 personen in 45.000 bedrijven. Figuur 3: gemeenten behorend bij samenwerkingsverband regio Eindhoven ..... egi;' egio Groot Kempen regio Heeze-Leende Cranendonck regio De Peel Sted Kempen en Heeze-Leende Cranendonck Als w kijken, zien we vooral een erg groene regio. In de stedelijke regio, Groot Kempen de Cranendonck overheersen de droge naaldbossen, de vennen, de open heiden me en eiken en op enkele plaatsen de beekdalen (de Dommel, de Aa, de Beerze en Reusel) me rlangs de akkers en weilanden. Dit afwisselende groene landschap van dichte bossen en groene weiden, wordt door de mensen intensief gebruikt om te wandelen en te fietsen. Een uitgebreid knooppuntensysteem van recreatieve fiets- en wandelpaden maakt verdwalen nagenoeg onmogelijk. Bovendien liggen de dorpen in dit gebied op zeer korte afstand van elkaar. Het is moeilijk om tien minuten te rijden, zonder al weer in het volgende dorp te staan of zonder langs een café met terras te komen, waar de Brabantse gemoedelijkheid overheerst. Verblijven kan men o.a. in enkele grote bungalowparken en op, ook internationaal, goed aangeschreven vijfsterrencampings. Veel van de inwoners in het gebied zijn ter plaatse geboren en getogen. Hierdoor is er sprake van een grote sociale samenhang. Dit heeft in elke kern een sterk en bloeiend verenigingsleven tot gevolg gehad. Het is er prettig wonen in een rustige groene omgeving. Alleen in het centrum van de verschillende hoofdkernen zien we de laatste jaren een meer stedelijke ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld in de vorm van de bouw van appartementen. Vanwege hun ligging, omvang en voorzieningenniveau worden 16 Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel als hoofd kern gezien. Een uitgestorven platteland waarin de jeugd naar de stad trekt, zul je hier echter niet aantreffen. Dit komt ook, omdat de centrale stad Eindhoven binnen handbereik ligt van de dorpen. Het is alleen de enorme verkeersdrukte en de files die deze kwaliteit geweld aan doen. Dagelijks zorgt het verkeer voor veel overlast en ergernis, ook in de landelijke regio. Direct tegen Eindhoven aan ligt een aantal grote kernen. Deze kernen maken deel uit van de stedelijke regio (het gebied waar het meeste is en wordt gebouwd), maar rden nog steeds gekenmerkt door hun groene karakter. Eindhoven zelf is ook een groene . Een stad die is ontstaan door het aan elkaar groeien van vijf dorpen. Eindhoven en Vel kennen een sterke concentratie van high-tech bedrijvigheid (Philips, ASML Veldhoven, TUI 0 iekenhuizen) met daaraan gelieerde dienstverlening, die veel werkgelegenheid voor de inwoners de regio biedt. Eindhoven kent echter nog niet die problemen, die zo kenmerke or de 'g stad', zoals bijvoorbeeld Rotterdam. Daarom is het ook nog steeds goed 'ndhoven. hoven is gemoedelijk, maar ze vervult wel een belangrijke stedelijke Eindhoven ordt o.a. gekenmerkt door een sterk recreatief winkelaanbod (Heu al erk op de jeugd gericht uitgaanscentrum (Stratumseind) en toonaangevende ur ( e, Stadsschouwburg en Muziekcentrum Frits Philips). on eel, een uniek veengebied met vennen, dat e n was aan wie in De Peel de kost moest et zijn echte plattelandsgemeenten, prachtig in vers heid en prachtig in gemoedelijkheid en ensenhanden gemaakt. De sterke agrarische sector, waarin is erkend en overheersend aanwezig, ook in het landschap. er . De reconstructie van het landelijke gebied met nieuwe I van groot belang. Daarnaast is er de industriële traditie, waarin ijd herkenbaar zijn. Dit uit zich ook in het gegeven, dat in het gekende activiteit aan kleine en middelgrote ondernemingen is In het el is de ruimtelijke ontwikkeling geconcentreerd in een hoefijzer van kernen ten ooste . De kernen liggen op redelijke afstand van de stad en zijn sterk op zichzelf gericht. Bet meenten proberen de leefbaarheid te behouden, door in te zetten op behoud van werkgelegenheid en de realisatie van woningbouw en passende voorzieningen. Dit is momenteel vooral in de gemeente Deurne duidelijk zichtbaar, waar onder andere in het centrum tot vijf bouwlagen is gebouwd. Helmond is dus ten opzichte van de Peel een redelijk op zichzelf staande stad. De ontwikkeling van Helmond is lange tijd bepaald door de ligging aan de Aa en Zuid-Willemsvaart. Langs het kanaal ontstond midden door het centrum een concentratie van fabrieken. De vestiging van de Vlisco (stoffen) is één van de laatste overblijfselen uit deze tijd. Het spreekt voor zich, dat de woningbouw in Helmond altijd gericht is geweest op de fabrieksarbeiders. Helmond stond in de volksmond dan ook decennia lang bekend als stad voor de 'laagste klasse'. Deze kwalificatie is echter honderd procent omgedraaid door recente nieuwbouw- en herstructureringsprojecten. De ontwikkeling van de Vinex- locatie Brandevoort gooit (inter)nationaal zeer hoge ogen en is kenmerkend voor Helmond 'nieuwe 17 stijl'. Eenzelfde kwalificatie komt het 'Boscotondo' complex toe. Door middel van toonaangevende architectuur en uitgekiende stedenbouw, is Helmond een sterke inhaalslag aan het plegen ten opzichte van Eindhoven. Ongeveer 40% van de inwoners van Brandevoort komt uit Eindhóven. 2.2. (Inter)nationaal perspectief Het Zuidelijk deel van Nederland ligt midden in het economisch en demografisch zwaartepunt van Noordwest-Europa. Het gebied is grofweg gelegen tussen de Randstad, de Vlaamse ruit en Noordrijn- Westfalen, die deze regio door de eeuwen heen hebben mee gevormd. Het vor armee een 'voorland' waar het relatief groen is en veel transportstromen het gebied door n. , Als gevolg van deze ligging, li elkaar komen maken deze i . Transport as A58 en 0 Rotte re 0 An . Personen 0 A . Personen w teren. De snelwegen die in de regio bij sch, Eindhoven, Maastricht, Luxemburg, Frankrijk. gen, Eindhoven, Maastricht, Luxemburg, Frankrijk sen drie omvangrijke metropolitaanse gebieden in Noordwest- tropolitan Area') met verschillende mainports (Rotterdam, Antwerpen), n administratieve centra (Londen, Frankfurt, Amsterdam, Den Haag, len) roept vragen op over de banden, interacties en samenhang met deze n. Er bestaat een toenemende trend tot grensoverschrijdende samenhang elgische en Duitse grensregio's. De banden met de Randstad zijn het meest. De grote economische dynamiek en de centrale ligging van Brabant zorgen voor een versnelde ontwikkeling van de 'netwerksamenleving' in Brabant. Dit zorgt voor extra (grote) ruimtelijke opgaven en de noodzaak om voor de (inter)nationale, regionale en lokale verkeers- en vervoersproblematiek met oplossingen te komen. Het is de plaats in vervoers- en communicatienetwerken die de samenhang met andere plekken in de wereld bepaalt. Om de bestaande economische positie en de ruimtelijke kwaliteiten van Brabant te behouden en te versterken is het dus noodzakelijk om ook de vervoers- en communicatienetwerken hierop aan te laten sluiten. Om als 'schakels' tussen de netwerken op de verschillende schaalniveaus te kunnen functioneren, hebben de grote steden optimale verbindingen nodig: met andere (inter)nationale netwerken, binnen BrabantStad en binnen de stedelijke regio's. 18 2.3. Provinciaal perspectief De ontwikkeling van stedelijke netwerken is één van de speerpunten van de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Brabantstad is, na de Deltametropool, het tweede stedelijke netwerk in Nederland. Hoofddoelstelling van het concept 'stedelijk netwerk' is het bevorderen van stedelijkheid in de netwerksamenleving en het geschikt houden of maken van de steden voor de netwerkeconomie. Binnen BrabantStad zijn de zogenaamde B5-steden Breda, Eindhoven, Helmond, 's-Hertogenbosch en Tilburg, elk vanuit hun eigen oriëntatie, profiel en specialisme, de brandpunten. Het zijn, gelet op de ligging van Brabant tussen de grote stedelijke agglomeraties Randstad, ROhrgebied en Vlaamse Ruit, de centrale 'knopen' in het internationale en nationale stedelijke netwerk. De vijf steden zijn ieder in verschillende mate op elkaar gericht. Op grond van een functionele analyse blijkt dat de steden in West-Brabant (Tilburg, Breda, Bergen op Zoom, Roosendaal) sterk op elkaar geri t zijn en bovendien een sterke relatie hebben met steden in de provincie Zeeland. De st In Zuidoost Brabant (Den Bosch, Eindhoven/Helmond) hebben een sterke relatie met de n in Noord- en Zuid Limburg. Het functioneren van een stedelijk netwerk hangt nauw samen m liteit van de verbindingen binnen het netwerk. Optimale verbindingen zijn een voorwaa oede afstemming tussen de steden mogelijk te maken over hoogstedelijke ingen. e railinfrastructuur er de andere steden, complementaire steden. Eindhoven een rke internationale positie, onder meer in ICT en ie. Campus, TUle en Science Park dragen bij aan dit Eindhoven eveneens naam als brandpunt voor design en oog springende kwaliteit, evenals zakelijke dienstverlening. g maakindustrie en kent daarmee gepaard gaande dienstverlening. k woonkwaliteit een steeds prominenter 'unique selling proposition'. Tevens Is centrum voor bovenregionale beroepseducatie. Binnen de io's van BrabantStad kan het OV-netwerk BrabantStad een belangrijke drager voor de accomm atie van de ruimtevraag zijn. Hier bestaat natuurlijk een sterke relatie met de omliggende stedelijke regio's en netwerken. Daarnaast is belangrijk dat ook vervoer van goederen in juiste banen geleid wordt. Het benutten van multimodale kansen voor goederenvervoer is een belangrijke opgave voor de stedelijke regio's. Ingezet wordt op het investeren in (goederen) infrastructuur om BrabantStad heen en aanhaking op Europese netwerken van met name spoor- en luchtverkeer. In hoofdstuk vier wordt het beoogde netwerk OV BrabantStad nader toegelicht. Ook de vervoersbewegingen in Brabant groeien exponentieel. Omdat de beroepsbevolking en de werkgelegenheid in de voorbije jaren fors zijn gegroeid, is het pendelverkeer -alleen al tussen verschillende gemeenten in Brabant- in absolute zin sterk toegenomen. Bij benadering met 20% in vijf 19 jaar tijd.1 Ruim 60% van de inwoners gebruikt de auto om het werk te bereiken. De rol van het openbaar vervoer is klein. Rij n mond & Drechtsteden Utrecht lt .... .. .. . . . Belgie Figuur 6: ligging in Brabant (functionele relaties bron: Naar gebiedsgerichte economisch roei, ft de status van (inter)nationaal stedelijk Ru rdening Extra. De taakstelling die daarbij het gebied van hoogwaardige dienstverlening door (zoals telecommunicatie) en de verbetering van ui KB, 4 december 2003) wordt Zuidoost Brabant, naast otter mse haven I Rijnmond, aangemerkt als één van de drie N'ersterking en behoud van de economische dynamiek, kracht en is van grote betekenis voor Nederland als geheel. N'anuit deze ruimtelijk-economische structuur van Nederland als oogmerk, mg aandacht aan Zuidoost Brabant. 1 Etin Adviseurs, Pendel in Brabant, Waar gaat dat heen?, 2002 20 Hoofdstuk 3. Ontwikkelingen en speerpunten In dit hoofdstuk wordt allereerst de regionale ambitie aangegeven: "het begint met ambitie". Daarna wordt de ambitie uitgewerkt tot speerpunten van beleid. Hiertoe wordt een SWOT-analyse uitgevoerd. De SWOT -analyse geeft nader inzicht in het bestaande kapitaal van deze regio en de daaruit af te leiden sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen. Op basis van deze (SWOT) analyse zijn de speerpunten van beleid geformuleerd. Deze speerpunten vormen een belangrijke basis voor het ruimtelijk ontwerp, dat in hoofdstuk 6 wordt behandeld. Het bestaande kapitaal voor de regio Eindhoven kent een sterke verweving van het economisch kapitaal (high-tech), het sociaal cultureel kapitaal (voorzieningen) en het ecologisc kapitaal (rust, ruimte en groen). 3.1. Regionale ambiti Ambitie 1: positie ern Technologisch Complex behouden en uitbouwen Zuidoost-Brabant erschei 0 er) nationaal niveau als kern gebied van het Modern Technologisch C lex, met de Ei ven als zwaartepunt. Deze kwaliteit is de motor van de regionale econom n dient geko rd te worden, om Zuidoost-Brabant zijn (inter)nationale beteken. h en en verd e laten ontwikkelen. Hier ligt de belangrijkste ambitie van de regio. ude deze tie vergt een aantal noodzakelijke acties: De hoogwaard.ge ische ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied faciliteren en de uimte biede or voldoende en gevarieerde vestigingsmogelijkheden te bieden en de eikbaarhei verbeteren. E Ig stedelijk woonklimaat waarborgen (Quality of life) door stimulering van gediffe erde woonmilieus, voorzieningen op het gebied van detailhandel, sociale voorzieningen, cultuur en een groene woonomgeving. . De regio bereikbaar houden over de weg, per spoor en door de lucht. - Realisatie van OV netwerk BrabantStad (spoor en uitbreiding HOV-netwerk). - Aanpakken van knelpunten in het (hoofd-)wegennet, aanleg nieuwe infrastructuur (indien nodig) en aandringen op hoogfrequente spoorverbindingen met de rest van Nederland en de buurlanden. - Het vliegverkeer vanaf Eindhoven Airport de ruimte geven voor de internationale relaties. 21 Ambitie 2: De twee 'gezichten' van de regio behouden De regio Zuidoost Brabant toont enerzijds een gezicht van dynamische stedelijkheid, met een (inter)nationale oriëntatie en een kennisintensieve technologisch gerichte industrie en zakelijke dienstverlening. Anderzijds is er het gezicht van kwalitatief hoogwaardige kleinschalige rustige groene woon- en werkmilieus. Het hoog-dynamische profiel van de regio kan niet zonder de kwaliteit van het meer laag-dynamische landelijk gebied. Juist dit hoog-dynamische economische profiel is, naast goede stedelijke woonvormen en voorzieningen, zeer gebaat bij groene woonmilieus, landschappelijke kwaliteiten en recreatiemogelijkheden. Anderzijds zijn de kleinere kernen weer gebaat bij de geboden werkgelegenheid en een regionaal topvoorzieningenniveau dat het economische profiel met zich mee brengt. Het mondiale staat naast het lokale. Deze twee gezichten vormen elkaars complement. Het vasthouden van deze waarde vormt de tweede belangrijke ambitie in de regio. Het lokale en mondiale in de regio verbonden; een regio nastreven die zic de (lokale) kwaliteit van het dagelijkse leven, als in de internationaal geo technologisch gerichte industrie en kennisontwikkeling. . Stad en land verbonden: het beeld van de regio als enerzijds lande. kernen, anderzijds stedelijk gebied met groene dooraderingen en stedelijke voorzieningen verder ontwikkelen en uitbuiten. Ambitie 3: De belevingswaarde van het landelijk gebied be De agrarische sector heeft het moeilijk. De al ingezette liber lise uitbreiding van de Europese Unie betekenen, dat er minde sidi de sector. Dierziektes en de zorg om het dierenwelzijn t milieu t van de sector eveneens aan. Hiernaast is er een dreiging van een afnemende vita kernen. Een herbezinning op de positie van de a rarisc onvermijdelijk. Via de reconstructie-aanpak ch ondervangen. Indien nodig zal aanvullende Ie on ernome ambitie van de regio. nodig, ver ken. rische sector en de baar zullen komen voor de economische betekenis De landelijke gebieden vold sociale ontwikkeling om de lee een functionele, economische en uden. De stedelijke regi ste ofiel. Sterk in economische betekenis en kennisontwikkeling ten opzichte van 's i bant. Deze kracht is niet alleen te danken aan de hechte relatie tussen de delij e regio, maar ook aan haar strategische ligging aan diverse snelwege ter De regio Zuidoost Nederland is de meest uitgesproken techno egio n Tilburg tot Venlo en van 's-Hertogenbosch tot Maastricht zijn krach technologiscfl en instituten te vinden, die internationaal concurreren en veel waar toevoegen a onze conomie. De regio is bovendien gericht op innovatie in bedrijfsleven, kenni tellingen en nstensector. De regio is de derde Europese innovatieregio, na Helsinki en Kopen n. Kortom, stedelijke regio vormt de kern voor de verdere ontwikkeling van een modern technolo compl n heeft de potentie om naast de Rotterdamse haven en de luchthaven Schiphol, de mport van Nederland te worden, en wel op het gebied van technologie. Eindhoven heeft een legendarisch industrieel verleden. Na de crisis in het begin van de jaren 'gO is Eindhoven herrezen tot een internationaal zwaartepunt voor technologie, elektronica en Research en Development (Philips, DAF, ASML Veldhoven). Het industriële complex wordt onder meer ondersteund door de Technische Universiteit Eindhoven en door TNO. Momenteel is het gebied langs de Westcorridor en de A2 sterk in ontwikkeling (stedelijkheid). Ook rondom Eindhoven Airport ontwikkelt zich een brandpunt van economische bedrijvigheid. De Helmondse katoen nijverheid kent een roemrijk verleden. Deze bleef lange tijd gebaseerd op huisnijverheid. Na 1866 voltrok zich hier de overgang naar fabrieksnijverheid, met het gereedkomen van de aansluiting op het spoorwegnet. Helmond heeft zich inmiddels verbreed tot een gevarieerde 22 industriële kern met een belangrijke exportfunctie (oa. Vlisco, Shell Solar). De stad is voortvarend bezig zich aan te passen aan de eisen van de moderne samenleving. Ongeveer 80% van de agrarische werkgelegenheid is in de niet-stedelijke gebieden (Groot Kempen, Heeze-Leende Cranendonck en De Peel) geconcentreerd (de agri-business). In 1998 kwam de Brabantse agri-business ernstig onder druk te staan, door enerzijds de varkenspest en anderzijds de herstructureringswet varkenshouderij en de Reconstructiewet. Vooral de geconcentreerde varkensveehouderij in De Peel kreeg te maken met deze ontwikkelingen. Ondanks de sterke en beeldbepalende positie van de agrarische sector in de landelijke regio kan zeker niet alleen van een 'puur' agrarisch gebied gesproken worden. De grootste werkgever in de landelijke regio is de industrie (22%). Andere belangrijke sectoren zijn de bouwnijverheid, de handelssector en de horeca. Op dit moment is het Reconstructieproces in volle gang, met als doel om de plattelandseconomie te versterken en de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied te verhogen. In het verl gde hiervan neemt het belang toe om het toerisme in het landelijke gebied te versterken. In Kempen en Heeze-Leende Cranendonck kan hierbij worden aangesloten op de bestaand rke verblijfsrecreatie.ln De Peel verdient deze sector een extra impuls. 3.3. Sociaal-cultureel kapitaal el in het c st tad als platteland en t vooral het groen en de om relatief extensieve blijf in de regio. De gehele regio onderscheidt zich op het gebied van de vrijetijd tussen stad en land. Een uitgebreid recreatief fietsroutenetwerk maakt zo het contrast beleefbaar. Voor de reguliere toerist ecre rust die haar of hem naar de regio lokken. De regio is in waar het vormen van recreatie (fietsen, wandelen, etc.), al da gekopp' d aa De gehele regio vertoont een sterke samenhang en ev sociaal- cultureel kapitaal. De regionale spre. . het bevolking. w r het gaat om het k met de spreiding van de In Groot Kempen, Heeze-Leende Cranend e r 0 hebben de meeste dorpen een zodanige omvang, dat er voldoende is is n voor haar inwoners te kunnen zorgen. Toch zijn er kernen met een I 00 (scholen, winkels, postagentschappen, banken, sportaccommodaties huisartse, .aa ). Tal van kernen werken momenteel aan uitbreiding of verbetering va um el de rden, Bladel, Eersel, Bergeijk, Oirschot en Mierio). Een aantal grotere ke regio heeft een bovenlokale verzorgingsfunctie (Valkenswaard, Veldh es Dit uit zich in winkelvoorzieningen, recreatieve en culturele voorzieni it gebied. Hieronder volgt een opsomming van het . et meest recreatieve winkelcentrum in de regio. Als relatieve et geringe onderscheidende vermogen genoemd worden. rgende en zelfs landsgrensoverschrijdende functie op het gebied eidszorg met het Catharinaziekenhuis, het Maxima Medisch Centrum, het ekenhuis De Grote Beek en het revalidatiecentrum Blixembosch. modaties met een landsdeelverzorgende functie, zoals het Philips stadion en recreatiegebied Genneper Parken (zwemparadijs Tongelreep, ijsstadion, voetb n EVV, hockeycomplexen, indoor-wedstrijdsporthal, tenniscomplex). Van Abbe museum, Stadsschouwburg en Muziekcentrum Frits Philips. Horeca. De stad fungeert als concentratiepunt van hotels, restaurants en café's. Stratumseind geniet landelijke bekendheid als uitgaansgebied. Een aantal accommodaties gericht op beurzen en congressen, zoals het Beursgebouw, Tradeforum in Eindhoven en Koningshof in Veldhoven. . . . . . In De Peel liggen veel kleine kernen, die geconfronteerd worden met een laag en afnemend voorzieningen niveau. Gemeenten proberen verdere afbraak en isolatie te voorkomen, door woningbouw in alle kleine kernen te realiseren, gecombineerd met behoud van werkgelegenheid en passende voorzieningen. Een aantal kernen werkt aan de uitbreiding en verbetering van het winkelcentrum (Asten, Deurne). Deurne vervult een boven lokale functie en is, misschien meer nog 23 dan Helmond, het hart van De Peel. Dit uit zich o.a. in de dependance van het Elkerliek ziekenhuis, dat in Deurne is gevestigd. Helmond is ten opzichte van De Peel een redelijk op zichzelf staande stad. Een stad, die echter wel een groot regionaal verzorgend karakter heeft. In Helmond tref je op dat gebied diverse voorzieningen aan: Mega bioscoop Theater Regionaal verzorgend winkelcentrum Concentratie horeca . Ziekenhuis Elkerliek Voetbalstadion Helmond Sport Daarnaast onderscheidt Helmond zich (inter)nationaal met de nieuwbouwwijk Bran In het zandgebied in de regi heeft gevestigd. Op de plekke het zand de dorpen 0 . De landschappelijke s s. typerend voor het vormen een fijnm . ninge ook de plekken, waar de mens zich het eerste ekgronden en de droge (woeste) gronden zijn op ostwes e occupatie voor wonen staat vaak haaks op de eg en en dorpen in de oksels van beken en wegen zijn ndschap. De dorpen gezamenlijk en het landgebruik 3.4. Ecologisch kapitaal Lange tijd is het ontbreken van grote contrasten tussen stad en plat de ruimtelijke structuur in de gehele regio. Ook nu nog werkt dit g ordening. Vooral in het landelijke gebied is de historische structuurbepalend. Maar ook in de stedelijke regio zijn no e structuren herkenbaar. Het contrast tussen de stedelijk io e gebied is een belangrijk aanknopingspunt voor toekoms . uimtelijk . . In het oosten ligt De Peel. Dit is een gebied, dat gekenmerkt wordt door grote heideontginningen en vennen (Peelven). Ook De Peel heeft beschermd natuurgebied, zoals de Deurnese en Lieselse Peel en De Stippelberg. Dit gebied kenmerkt zich in hoge mate door rust en ruimte. In het landschap is de agrarische invloed duidelijk zichtbaar en voelbaar. 3.5. Sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen (SWOT) 3.5.1. Sterktes en zwaktes voor de regio Eindhoven Op basis van hoofdstuk 2 en de beschrijving van het economisch (3.1.), het sociaal-cultureel (3.2.) en het ecologisch kapitaal (3.3.), zijn de volgende sterktes en zwaktes voor de regio af te leiden. 24 Sterktes Economisch kapitaal Kenniscluster (Eindhoven) Excellente kennisinfrastructuur Ligging aan achterlandverbindingen Ondersteunende dienstverlening Aanwezigheid vliegveld (Eindhoven Airport) Cluster metaalelectro (Eindhoven) Cluster agribusiness (De Peel) Cluster verblïfsrecreatie Groot Kem en Sterktes Sociaal-cultureel kapitaal Sterke samenhang en evenwichtige opbouw Eindhoven onderscheidt zich op gebied van kennisinstellingen, gezondheidszorg, sport, cultuur en horeca Helmond onderscheidt zich met woonlocatie Brandevoort Sterke verweving stad-platteland I fietsroutenetwerk Rust en ruimte in de landelijke regio Hoge arbeidsmotivatie in De Peel Bour ondische levenswïze De Kem en Sterktes Ecologisch kapitaal Robuust bos- en natuurgebied Zuidelijke Kempen Beekdalen met oude besloten ontg i nn i ng slandscha p pe n Peelvennen als gebied met veel rust en ruimte Groene steden Verwevenheid stad-platteland Rust en ruimte in de landelïke re io Kansen Economisch kapitaal Verdere uitbouw kenni innovatieve hoogtechnolo Herstructureri ise vrijkomend Behoud en dragers (Ia kapitaal spilfunctie Eindhoven io nadruk op natuur en tie als recreatief uitloopgebied Kansen Ecologisch kapitaal Beekdalen beter zichtbaar en bereikbaar maken Natuurontwikkeling door instellen van robuuste verbindingszones Contrast tussen stedelijke regio en landelijke regio behouden Zwaktes Economisch kapitaal Grote gevoeligheid voor economische conjunctuur Beperkte spreiding en kwaliteit verblijfsrecreatie De Peel Zwaktes Sociaal-cultureel kapitaal Voorzieningenniveau kleine kernen De Peel Geen hoog stedelijke ambiance Eindhoven ingen Economisch kapitaal Groeiend tekort technisch personeel Beperkte innovatiekracht MKB Verschuiving (Iow value) productie-industrie naar lage Ionen landen Teruglopende doorstroming op achterlandverbindingen (A2, A58, A6? en N69) en op het onderliggend wegennet Onvoldoende beschikbaar bedrijventerrein Gevolgen afbouw intensieve veehouderij Aantasting leefbaarheid door afname voorzienin enniveau Bedreiging Sociaal-cultureel kapitaal Sectorale bezuinigingen Gelijkmatige spreiding ondermijnt draagvlak centrum stad Schaalvergroting ondermijnt leefbaarheid kleine kernen Habitatrichtlijnen maken intensiever gebruik in het Middengebied moeizaam Bedreiging Ecologisch kapitaal Contrast tussen stad en platteland vervaagt bij toenemende verstedelijking Rust en ruimte landelijke regio staat onder druk van toenemende verstedelijking Natuurlijke verbindingen stedelijke regio staan onder druk van verstedelijking 25 Toelichting SWOT economisch kapitaal2 De aanwezigheid van veel innovatieve bedrijven in hoogwaardige technologie brengt met zich mee, dat er een grote afhankelijkheid is van de conjunctuur. In tijden van hoogconjunctuur presteert de economie bovengemiddeld. Daarentegen krijgt het gebied bij een conjuncturele neergang verhoudingsgewijs sterke klappen te verwerken. Zo werd de regio begin jaren '90 getroffen door de problemen bij Philips en DAF. Thans ondervindt de regio de gevolgen van de neergang in de ICT- en telecomsector. De grootste bedreiging voor het verder ontwikkelen van de technologische capaciteiten ligt in het tekort aan technisch personeel. Deze tekorten zijn bij een conjuncturele opleving een structureel probleem en een krachtige rem op de bedrijfsontwikkeling. De economische groei van de laatste jaren heeft tot een aanzienlijke toename van de mobiliteit geleid. Bij slechts geringe verbeteringen in de weginfrastructuur heeft dit geleid tot aanzie lijke problemen in de autobereikbaarheid, die zich concentreren in de A2 corridor van 's-Hertogenb via Eindhoven naar Maastricht. De Randweg Eindhoven wordt daarbij als het grootste knelp aren. De kwetsbaarheid van de A2 corridor nabij Eindhoven is hoog. Indien zich op d' punt van snelwegen een calamiteit voordoet, ligt het gehele netwerk plat en zijn ve de doorstroming tot ver buiten de regio voelbaar. Voor een technologische regio, waar de vra aanwezigheid van rust en ruimte een bela gemeenten duidelijk een hoogwaardig woo heeft momenteel echter een duidelij robl belangrijk gebrek aan stedelijke amb Andere vervoersmodaliteiten vormen in de regio slechts een bep vervoer is buiten de hoofdassen relatief zwak ontwikkeld en de deze modaliteit gebruik te maken is laag. De aanwezigheid n h Airport en de geringe afstand tot nabij gelegen buitenlan iegvel echter een gunstige invloed op het investeringsklimaat r het goede over water (Zuid Willemsvaart) een alternatief. Het g renve over Eindhoven en Helmond is in verband met externe veil! 'd e geen alte De sterke economische groe' . ove erde in een toename in de uitgifte aan bedrijventerreinen. In de jare echter deze uitgifte terug tot circa 20 hectare per jaar. Enerzijds door een veel te aa erzijds door de stagnerende economie. Mochten alle plannen gereali en, tot beste ngsplancapaciteit en tot zachte capaciteit behoren, dan is in de regio ke een ernstig tekort voor de lange termijn. De regio kent ook een aantal sterk v nt . en, vaak midden in het centrum van de steden. Het herstructureren v n ve aatsen van bedrijven naar nieuwe bedrijventerreinen maakt de r naa erreinen extra groot. Het zoeken naar nieuwe, goed ontsloten locatie del! ute noodzaak om geen rem op de verdere groei te vormen. Toeli iaa - reel kapitaal Op he ieningen valt op, dat de regionale spreiding van het aanbod gelijk loopt met de spr Iking. Wanneer echter de trends van schaalvergroting, concentratie en integratie I er een aanzienlijke verschuiving in de spreiding optreden. Leegstand, waardever ontwrichting van de verzorgingsstructuur dreigen voor de kleinere winkelcentra in e andelijke regio. Er ligt een bedreiging op de loer waar het gaat om de spilfunctie van Eindhoven. Door de gelijkmatige spreiding van voorzieningen over de regio, kan het draagvlak voor specialistische hoogwaardige voorzieningen in het stadshart te marginaal worden (bij gebrek aan bezoekers). Bovendien zijn een aantal voorzieningen (vooral de culturele met boven regionale uitstraling) duur in onderhoud en beheer. Deze voorzieningen draaien veelal met forse steun van de gemeente. Bij toenemende bezuinigingen ligt ook deze sector zwaar onder druk. 2 Ministerie van Economische Zaken, Naar gebiedsgerichte economische perspectieven, december 2002 26 Het Middengebied ligt tussen Eindhoven en Helmond in. Door deze ligging, heeft dit gebied een bijzondere potentie als recreatief uitloopgebied voor de stedeling. Dit gebied zou een duidelijk andere functie kunnen krijgen dan de robuuste natuurgebieden in de landelijke regio. Tegelijkertijd ligt er in het Middengebied echter wel een bedreiging op de loer in de vorm van Habitatrichtlijnen. Deze richtlijnen werken belemmerend in relatie tot intensieve recreatie (bijvoorbeeld grootschalige evenementen) Toelichting SWOT ecologisch kapitaal De beekdalen in de steden en stedelijke regio zijn lange tijd niet meer dan een 'open' riool geweest. Bovendien zijn ze vaak nu nog moeilijk bereikbaar. Als de beekdalen niet bereikbaar zijn, hebben de mensen er weinig aan. Dit betekent, dat het draagvlak om de natuurwaarden van de beekdalen te bewaren, af dreigt te kalven. Recent hebben de steden ingezien, dat de beekdalen een grote potentie hebben, aar het gaat om het verhogen van de kwaliteit van de leefomgeving. Beken als structuurdragers e stad is het nieuwe motto. Hier ligt een grote kans, zeker omdat steden er geld voor over en om deze kans uit te nutten. Het contrast tussen stad en stedelijke regio enerzijds en platteland en klein en dreigt te vervagen. De zo kenmerkende rust en ruimte in h Dit komt door de toegenomen verstedelijking van de landelijke re milieu in de steden. Het Streekplanbeleid zal aan genoemde on verstedelijking zo veel mogelijk te laten landen in de stedeli' reg Met dit beleid komt de natuur in de stedelijke regio uit echter wel kansen om in dit gebied anders met natu behouden blijven. De kunst is om de ideale maat te vi k te staan. Er liggen estaande waarden toch lijke verbindingen. 3.6. Speerpunten van beleid Het uitgangspunt voor deze paragr speerpunten naar voren, die voor het it deze SWOT analyse komen langrijke basis gelden. Het b ngrijkste speer u e regio is het behouden van de positie als knooppunt. Hiervoor heeft de be baarheid va e regio de hoogste prioriteit. Zonder goede verbinding kan het netwerk niet functio n. Enerzijd de bereikbaarheid binnen het stedelijke netwerk belangrijk. Zowel openbaar vervoer' dividuee rvoer over de weg moet optimaal functioneren. Anderzijds is de externe bereikbaar netwerk belangrijk. Het stedelijke netwerk heeft daartoe aanhaking op hoogwaardige aar)vervoersystemen nodig. De realisatie van OV netwerk BrabantStad is daarbij van belang, waarbij het bestaande spoorwegtracé wordt ingezet voor personenvervoer. Het gevolg is dat een ander tracé voor het transport van gevaarlijke stoffen moet worden gevonden (Betuwelijn). Het oplossen van de problemen op de Randweg Eindhoven, de kennis-as A2, heeft topprioriteit. De Randweg wordt omgebouwd van 2x2 tot 4x2 rijstroken. Het project heeft nationale betekenis, vanwege het karakter van de A2 als achterlandverbinding. De bereikbaarheid van de Oostzijde van Eindhoven heeft eveneens prioriteit. Door het integraal aanpakken van de bereikbaarheidsproblematiek aan de oostzijde (BOSE), kan een sterke verbetering optreden in het investeringsklimaat. Daarnaast zullen er uitstekende verbindingen met de internationale omgeving (Randstad, Ruhrgebied, Antwerpen/Brussel en Hasselt) moeten zijn. Hiervoor kan de regio aan het vliegveld Eindhoven-Airport, in de vorm van een goed geoutilleerde burgerluchthaven, de ruimte geven binnen de contouren zoals verwoord in de Regionale overeenkomst Eindhoven-Airport (augustus 2000). 27 Het versterken van de technologische know how is eveneens een belangrijk speerpunt. Embedded systems wordt hierbij gezien als een belangrijke technologie van de nabije toekomst. Aangesloten wordt bij de activiteiten op de Philips High Tech Campus, die als een magneet kan fungeren. De ruimte bieden aan en faciliteren van deze Campus in de relatie met ASML Veldhoven en met andere gebieden aan de kennis-as A2, behoort tot de speerpunten. Om de hoogwaardige economische ontwikkelingen binnen het stedelijke gebied te faciliteren en de ruimte te bieden, zullen er vooral in de stedelijke regio voldoende en gevarieerde vestigingsmogelijkheden moeten worden aangeboden die goed ontsloten zijn door auto infrastructuur. De ruimte voor bedrijvigheid groeit op een gepaste manier mee met de economische ontwikkeling van de regio. Zorgvuldig ruimtegebruik bepaalt het maken van kwalitatief aantrekkelijke werklocaties, zowel voor de technologische kennissector als voor de overige bedrijventerreine Herstructurering dient plaats te vinden voor verouderde bedrijventerreinen. D aantrekkelijke werklocaties worden ingepast in het landschap van Zuidoost van het grondgebruik is daarbij het uitgangspunt. Vanzelfsprekend blijft e spreiding belangrijk. Behoud en verbetering van de leefbaarheid en economische vita' reconstructie van de landelijke regio. De economische vitaliteit i leefbaarheid van gemeenten en (kleine) kernen. Bij het ver ren het om: . Behoud van een concurrerende duurzame int . Behoud en versterking van bestaande en ni zakelijke dienstverlening, ict, enz.); . Behoud en versterking van regionale business; . Ontwikkeling van de toeristische s ast moeten nieuwe . De concentratie ch verantwoorde 3.6.2. Sociaal-cultureel spe Het werken aan centrumvorming vormt e ela apunt. Het beleid moet gericht zijn op het ontwikkelen van hoogwaard' mili die in mplementariteit functioneren. Complementariteit is een bela ' de samenwerking van Eindhoven met de omliggende steden. H erst en a n van 'unique selling propositions' is een belangrijk aspect. on eving van de binnenstad van Eindhoven blijft op dit moment sterk achter bij de ie n bij een centrum van een toptechnologische regio. De wensen van inter dat buiten de regio wordt aangetrokken, dient leidend te zijn bij het wegnemen en van de binnenstad. Die behoefte Iaat zich vangen in de term "quality it er op een aantrekkelijk woonklimaat, een knusse binnenstad met (klein) ter en kwalitatieve topwinkels met op relatief korte afstand een aantr ge landschappelijke kwaliteiten en (intensieve) recre Naast h entrummilieus is het behoud van de huidige hoge belevingswaarde van het landelijk g ngrijk. De verdergaande druk op de ruimte in de regio Zuidoost vraagt om een heldere ruimte ofdstructuur. Voorkomen moet worden, dat de regio dichtslibt en dat waardevolle groene gebieden blijvend worden aangetast. Ook als het gaat om waardevolle gebieden, is het ontwikkelen van hoogwaardig groen, die in complementariteit functioneren, het streven. Complementariteit is een belangrijk uitgangspunt in de samenwerking van de regio Eindhoven met de omliggende kernen. Het ondersteunen en afstemmen van 'unique selling propositions' is een belangrijk aspect. Het zal duidelijk zijn, dat het groene gebied tussen Eindhoven en Helmond midden in de stedelijke regio een totaal andere potentie en waarde heeft dan een gebied als Het Groene Woud of De Strabrechtse Heide. De ambitie is om dat verschil te versterken. Aangezien het RSP een uitwerking is van het Streekplan, bestaat er geen twijfel dat de leidende principes uit het Streekplan ook leidend zijn in het RSP. Dus: meer aandacht voor de onderste lagen, zuinig ruimtegebruik, concentratie van verstedelijking, zonering van het buitengebied en grensoverschrijdend denken en handelen. 28 Het afkalven van het voorzieningenniveau in de landelijke regio is niet wenselijk. Teneinde dit proces zo lang mogelijk voor te blijven, moet ruimhartig omgesprongen worden met (gemeentelijke initiatieven). Veelal zullen dergelijke initiatieven in het proces van de reconstructie meegenomen zijn of worden. In het RSP zal uitsluitend de ruimtelijke neerslag daarvan een plaats krijgen. Concreet betekent dit, dat gemeenten woningbouw voor eigen behoefte moeten kunnen realiseren in alle kernen en de extensiveringszones (transformatiezones), als afronding van de kernranden of geleidelijke overgang naar het landelijk gebied. Bij een aantrekkelijk buitengebied in de landelijke gemeenten hoort ook aantrekkelijk 'Brabants' wonen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Brabants wonen betekent ook een passend woonaanbod voor de lokale vraag met aandacht voor starters, ouderen en bijzondere doelgroepen. In ruimtelijke planvorming worden de woonwensen van doelgroepen gekoppeld aan locatiekeuzes. 3.6.3. Ecologisch speerpunt Een belangrijk agendapunt van de stedelijke regio om de positie als ecolo behouden, is de waarborg van de ruimte voor de huidige en toekoms . bos- en landbouwgebied én de bereikbaarheid voor water, plant e regio's. Vooral de stedenregionale landschapsecologische zone middengebied en noordelijk middengebied voor groen. Het mott is daarbij prima inpasbaar. Hiervoor liggen een aantal kans 'n d Groen). 29 Hieronder zijn alle speerpunten samenvattend in een tabel opgenomen. Ecologisch Speerpunten Positie als knooppunt behouden en uitbouwen door het oplossen van de bereikbaarheidsproblemen Aanleg Randweg A2/kennisas, BOSE en N69 Aanhaken op hoogwaardige openbaarvervoerssystemen Goed geoutilleerde luchthaven Eindhoven Airport onderhouden Kennisas als ontwikkelingsas (tevens herstructureringsopgave) Voldoende gevarieerde vestigingsmogelijkheden Herstructurering van verouderde terreinen Behoud en verbetering van de leefbaarheid en economische vitaliteit (landelijke regio) Ruimte bieden aan kennis erelateerde terreinen Ontwikkelen hoogwaardig centrummilieu (qualit Behoud hoge belevingswaarde landelijke reg. Middengebied toeristisch recreatief ontwik met landelijke regio) Voorzieningenniveau in de landelijke reg woningbouw voor eigen behoefte kernen en extensiveringszone Intensief en zuini ruimte ebr Druk op landelijke regio bep in de stedelijke regio Middengebied als ec Groene steden me ife) st, ruimte en natuur) .n contrast brengen Economisch Sociaal cultureel 30 Hoofdstuk 4. Ruimtebehoeften Na een beschrijving van het plangebied, een analyse van de sterkten en zwakten van de regio, inclusief speerpunten in beleid en de regionale ambitie, volgt nu een beschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve ruimtebehoefte van het RSP. Kortom, welke ruimtelijke vragen, claims en beleid zijn van betekenis voor Zuidoost Brabant. Meer informatie en toelichting op dit hoofdstuk staat in de bijlagen en is eveneens beschikbaar op de cd-rom. Indien het uitgewerkte beleid in dit RSP duidelijk afwijkt van het beleid, zoals geformuleerd in het Streekplan, is dat duidelijk weergegeven in de gekleurde tekstvakken. De planningsmethodiek van het Streekplan is er op gericht, dat: . er voor de komende 3 tot 5 jaar voldoende woningbouwlocaties en uitgeefbaar bedrijventerrein in bestaande plannen zijn vastgelegd en dat het od ervan gedifferentieerd is en aansluit op de kwalitatieve behoefte; . er voor de komende 10 jaar bestemmingsplannen worden 0 woningbouwlocaties en bedrijventerreinen met een eerst invulling; . er voor de periode daarna zoekgebieden worden a de vorm van nieuw te ontwikkelen woningbouwlo afweeg baar is. Aan deze planningsmethodiek is een cyclus van monitori maakt het mogelijk tijdig ontwikkelingen te signaleren e planningscapaciteit, zodat er tijdig nieuwe bestemmi overcapaciteit wordt voorkomen. Indien op basis van plan uitval of resultaten uit nieuwe behoefterami aa periodiek worden bijgesteld. Hiertoe worden plan langere termijn in de tijd naar voren gehaal r is op die ma op basis van voortschrijdend inzicht. De af aken over m .ton Uitgangspunt zijn de verstedelijkings ve n, samen te vatten met zuinig ruimtegebruik, inbreiding voor uitbreidi w roepen. De woningbouwprognose 2002 geeft een actueel beeld van komstige olkl elingen, van veranderingen in de bevolkingssamenstelling en . ee enhangende woning behoefte. Op basis hiervan wordt per stedelijke en landelijke regl I ven van het aantal woningen aan dat netto aan de woningvoorraad mo toe egd (du usief sloop en vervangende nieuwbouw). Voor de stedelijke regio zij tellend; de huidige achterstanden in de woningbouw nopen dan ook tot een e tij e voorzien in de berekende woningbehoefte. Dit woningbouwprogr ewe . Bezien is welke woningbouwcapaciteit al beschikbaar is in vigerende ruimt uto beschikbaar kan zijn in plannen waarvoor nog nieuwe ruimte gevond or gt hierbij op inbreidings- en herstructureringslocaties in het besta e stedelijke g lijn met het uitgangspunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik. Verv ns wordt aan eg Ike capaciteit aan uitbreidingsplannen nodig is. Daarnaast is onder ht met welk alitatieve aspecten rekening moet worden gehouden. De groot s van de toekomst zijn bedrijventerreinen en woningbouwlocaties. Om de regio berei baar te houden, bestaat daarnaast de noodzaak nieuwe infrastructuur aan te leggen. De ruim e raag die daarmee gepaard gaat, zal nader onderzocht worden in diverse uit te voeren Tracéstudies. Het behoud en de ontwikkeling van groen als belangrijke uit te bouwen kwaliteit voor de (stedelijke) regio, levert ook een ruimtevraag op. Het verstevigen en uitbouwen van de voorzieningenstructuur levert daarentegen nauwelijks een ruimtevraag op. 31 4.1. Werken Kwantitatieve ruimtebehoefte De totale planningsopgave voor de regio Zuidoost Brabant voor de periode 2000-2015 is berekend op 645 hectare netto uitgeefbaar terrein3. De in het RBSV 2000 vastgestelde regionale segmentering wordt met de inwerkingtreding van het RSP terug gebracht tot de vier segmenten, zoals vermeld in tabel 1. Voor de periode daarna tot 2020 wordt een behoefte geraamd op basis van een lineair toenemende vraag in de toekomst. Dit komt uit op 236 hectare, welke op de plankaart aangeduid wordt als zoekruimte. Aangezien vooraf geen realistische berekening te maken is van de te behalen ruimtewinst met intensief en zorgvuldig ruimtegebruik (Streekplan vermeldt als streefbeeld 30% ruimtewinst), brengt de regio vooraf geen hectaren in mindering op het netto uitgeefbaar terrein. Wel word ooraf 70% van de netto uitgeefbare grond aangemerkt als plancapaciteit (451,5 hectare) en 30% serveringsruimte (193,5 hectare). Door middel van een nader te ontwikkelen regionaal monitor" ysteem, zal worden ingezet op een voldoende intensieve bebouwingswijze. Stedelijke regio 59 De Peel 26 Groot Kempen 29 162 56 Tabel 1. Ruimtevraa 80 Heeze-Leende 7 Cranendonck 1) Inclusief 60 hectare voor het Kempisch Be grotere, niet lokaal gebonden bedrijven Uit het ontwikkelingsprogramma bij het Streekplan 2002 is het project Grensoverschrijdende Regiovisie Oost Kempen opgestart. Bij de verkenning van onderdelen van deze visie is door provincies ter weerszijden van de grens geconstateerd, dat beiden niet wachten op een grote uitbreiding op Lommel voor regionaal gebonden bedrijvigheid. De aandacht is daarbij verschoven naar de onderdelen infrastructuur als verbinding tussen Eindhoven-Helmond en Hasselt- Genk, mede in verband met de stopzetting van de planning rond de ijzeren rijn in België, en de problematiek van de waterkwaliteit van grensoverschrijdende beken. Mogelijk dat op langere termijn, na realisatie van de N69, sprake zal zijn van mobiliteit van regionale 3 Regionale Bedrijventerrein Structuur Visie (RBSV) 2000 32 bedrijvigheid. Vastgesteld is, dat er dan duidelijkheid zal moeten komen over het gewenste profiel van Lommel en de mogelijkheden voor Nederland. Multimodaliteit In toenemende mate is er aandacht voor multimodale bedrijventerreinen, waar goederen via meer dan één modaliteit kunnen worden aan- en afgevoerd. Bestaande kanalen hebben in dit verband, zeker in combinatie met de regionale wegenstructuur en/of het spoor op een zogenaamd overslagstation, een bijzondere potentie voor goederenvervoer (zie paragraaf 4.3. Verkeer), die met het oog op de capaciteitsproblemen op de weg moet worden verzilverd. Duurzame bedriiventerreinen Het Duurzaam Industrieterrein Cranendonck is geen terrein, dat primair zal voorzien in de reguliere behoefte van de subregio Heeze-Leende Cranendonck. Het zal minimaal een regi ale of bovenregionale functie moeten krijgen, afhankelijk van de te kiezen segmenteri . Het Stimuleringsplan Revitalisering Bedrijventerreinen w regie hiervan ligt bij het SRE. Om herstructurering op nieuwe terreinen in de en en om herstructurering van bestaande terreinen beter mogelijk te m mee regelen dat vanaf 2005 alle nieuw te realiseren bedrijventerreinen bij parkmana ent organisatie hebben en voorts dat in de grondexp, wordt 0 omen ten behoeve van de vorming van een gemeentelijk revit gemeente kan inzetten voor de herstructurering van bestaande nterreinen. Het is aan de gemeente om e.e.a. uit te wen. s een beheersvorm om terreinen vitaal te houden. Het is aan de gem e 0 vestigingskandidaten keuzes te maken over ambities en takenpakket va t pa ent. Herstructurering sta om er onvo doende uitwijkmogelijkheden zijn voor zittende bedrijven. Daarom wor stimuleringsregeling, of het organiseren van regionale ri . rkomen. Parkmanaqement en herstructurerinQ Een inventarisatie bij gemeenten in de regio toont aan, dat herstructurerin grond komt. Bovendien leidt herstructurering niet tot aantoonbare rui voor de vestiging van nieuwe bedrijven. t in overleg met SRE en Provincie een afsprakenpakket uit te imtegebruik op bedrijventerreinen, in welk kader zij in ieder tiebeleid; e van bestemmingsplannen; egstand en wachtlijsten voor bedrijfskavels. rden vastgelegd in een intentieovereenkomst. Het SRE zal voor de ende rol vervullen. Kantoorlocaties Indien alleen wordt gekeken naar de gehele kantoorlocatie voorraad, dan is er in de periode tot 2020 voldoende ruimte voor de kantoren. Echter, de voorraad op centrummilieus (tekort 187.400 m2 bedrijfsvloer oppervlakte) blijft achter bij de vraag, vooral in gemeente Eindhoven. Overschotten doen zich met name voor op snelwegmilieus en luchthavenmilieus4. Voor het huisvesten van kantooractiviteiten zal binnen de grenzen van de stedelijke regio, en in de bestaande en nieuw te ontwikkelen centrummilieus (met name Eindhoven), gemengde milieus en binnenstedelijke locaties voor solitaire vestigingen, voldoende en goed ingerichte ruimten moeten worden (her)ontwikkeld. 4 ECORYS-Kolpron, kantorenprogramma Stadsregio Eindhoven, mei 2003 33 . Verbeteren van het aanbod voor kantoren op bestaande locaties, fasering van uitgifte en ontwikkeling van nieuwe locaties in centrum milieus vormen het uitgangspunt. Ontwikkeling stimuleringsprogramma in overleg met private aanbieders om verouderde kantorenlocaties te herstructureren, dan wel om te vormen tot een ander segment van bedrijvigheid. Regionale monitoring en afstemming tussen de betreffende gemeenten blijft in de toekomst gewenst. . . In en nabij de dorpskernen van het landelijk gebied is een tekort aan ruimte voor kleinschalige arbeids- en bezoekersextensieve kantooractiviteiten (28.600 m2 b.v.o.). Grote bedriiven en de 5000 m2 qrens Grote bedrijven (groter dan 5000 vierkante meter kaveloppervlakte), die zich wi regio, zullen zich uitsluitend mogen vestigen op regionale bedrijventerreinen bedrijventerreinen binnen de stedelijke regio. Voor lokaal gebonden bedrij' boven de 5000m2, is maatwerk mogelijk. 4.2. Wonen Ruimtebehoefte kwantitatief De woningbouwaantallen zijn opgesteld aa voor de periode 2010-2020 aan de hand v woningbehoefteprognose Noord-Sr nr. getallen zijn richtinggevend voor de 0 rp deel kan worden ondergebracht in viger inbreidings- en uitbreidingsl ezocli Doorkijk 2015-2020 Doorkijk (BaR) tot 2030 8.500 1.260 1.730 310 11.250 n.v.t n.v.t n.v.t rdt de vervangende nieuwbouw gerealiseerd op de locatie van de gesloopte ieuwbouw is derhalve niet meegenomen als 'ruimtevraag' in de toekomst. De huidige verste elijkingsafspraken lopen tot 2010. De taakstelling voor de stedelijke regio na 2010, zal (al dan niet geamendeerd) opgenomen worden in de verstedelijkingsafspraken voor de stedelijke regio. Aangezien behoefte bestaat aan gedifferentieerde woonmilieus, zal niet overal in dezelfde dichtheden kunnen worden gebouwd. Voor stedelijke (herstructurerings)gebieden zullen hogere dichtheden wenselijk zijn, dan in de randgemeenten waar groenstedelijke woon milieus de overhand zullen hebben. Voor de stedelijke regio wordt vooralsnog gestreefd naar een gemiddelde dichtheid van 30 woningen per hectare. De resterende plancapaciteit en de inbreidings- en verdichtingscapaciteit in de periode van 2005 tot 2020 wordt gebruikt om een inschatting te kunnen maken van de benodigde extra ruimte voor de woningbouwtaak. In de landelijke regio, waar vooral gebouwd wordt in de extensiveringszone, ligt de dichtheid lager (gemiddeld 20 woningen per hectare). 34 Bestuurlijk Overleq Randqemeenten De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft zijn standpunt ten aanzien van het niet doorgaan van de voorgenomen gemeentelijke herindeling in de regio toegelicht. Hij heeft de provincie verzocht om in samenspraak met de betrokken gemeenten te rapporteren over niet- vrijblijvende oplossingsmogelijkheden voor de ruimtelijke problemen van Eindhoven. Concreet betekent dit een opgave voor de komende 25 jaren (2005-2030). In het bestaande woningbestand is het aandeel huurwoningen in de centrale steden aanzienlijk hoger dan in de randgemeenten. Omdat de voorraad goedkope woningen bijna geheel bestaat uit huurwoningen, zijn in de randgemeenten woningzoekenden in de sociale sector veelal niet in staat een passende woning te vinden. Zij oefenen hierdoor druk uit op de Eindhovense en Helmondse woningmarkt. Tot op heden werd deze opvang in belangrijke mate als een soort au omatisme aan Eindhoven en Helmond overgelaten. Eindhoven en Helmond zijn daardoor gedw n voor een deel de sociale opgave van de omliggende gemeenten op te vangen en onvoldoe staat kapitaalkrachtige inwoners aan zich te binden. Dit leidt tot een onevenwich . bevolkingssamenstelling en een gebrekkig economisch draagvlak. eefgroei terug te dringen in Is gemeente en de spra n gemaakt over twee bestuurlijke gaven in de komende jaren: de sociale sector op binnen hun lokale Inmiddels hebben de samenwerkende gemeenten (Bestuurlijk Ove[ provincie een antwoord geformuleerd aan de Minister. In dit an planologische verkenning voor de regionale opgaven, die voort voor Eindhoven voor de komende 25 jaar (2005 tot 2030): De realisatie van 20.000 woningen, waarvan 1 Eindhoven; . Terugdringing van de scheefheid sociale/v randgemeenten. Tussen de gemeenten bestaat overeenste de samenstelling van het woningbestand t randgemeenten. De betrokken gemeenten uitgangspunten voor de kwalitatieve llin 1 De randgemeenten vangen ten mi de woningbouwopgave; 2 De Eindhovense behoeft overloopopgaven van de r bou ordt gelijkelijk verdeeld over de opgave die gerealiseerd wordt in Eindhoven. In Eindhoven en H woonmilieus'. De moeten invullen n Het RSP heeft ee woningb tie worde el al e locatieaanbod van 'groen-stedelijke delijke regio zullen een belangrijk deel van dit tekort O. De BOR-afspraken lopen tot 2030. Dit betekent dat de en jaar niet 'hard' in het RSP opgenomen worden. Deze locaties or de lange termijn opgenomen. Ruim atief Woon oei In de st zonder aandacht moeten zijn voor het opheffen van de stedelijke problemat ijn in maart 2002 afspraken gemaakt in de Intentie-afspraken, getekend tussen het rijK secretaris Remkes), de provincie Noord-Brabant, het SRE en de steden Eindhoven, Helmond en Veldhoven. Concreet betekent deze afspraak, dat binnen de grote steden van de stedelijke regio onvoldoende locatieaanbod aan 'groen-stedelijke woonmilieus' is. Binnen de stedelijke regio zullen de randgemeenten een belangrijke rol hebben, na invulling van de mogelijkheden binnen de steden Eindhoven en Helmond, om dit tekort na 2010 op te heffen. In de fasering en afweging is dit uitdrukkelijk aan de orde. Zuidoost Brabant is een kennisregio met internationale uitstraling. Deze uitstraling moet ook in de woningmarkt terug te vinden zijn. De woningmarktpartijen willen de woon kwaliteit in Zuidoost Brabant behouden en verbeteren en de woningmarkt meer op de vraag van de burgers aan laten sluiten. In het verleden kreeg de woningkwantiteit vooral de aandacht: hoe meer woningen, hoe beter. De laatste jaren streeft de regio naar een kwaliteitsslag in het wonen, namelijk: 35 . Meer aandacht voor wonen en zorg en voor de behoeften van de verschillende doelgroepen, zoals ouderen, starters, éénpersoonshuishoudens en lagere inkomens. Meer aandacht voor de leefbaarheid, zowel in de oudere stadswijken als in de landelijke kleine kernen. Meer evenwicht in de woningvoorraad tussen de stad en de randgemeenten. De steden hebben relatief teveel sociale sectorwoningen en te weinig duurdere huur- en koopwoningen. In de randgemeenten is dit andersom. Zij willen hun woningvoorraad meer naar elkaar toe laten groeien. . In de regionale woonvisie, die apart van het RSP wordt opgesteld, zal worden beschreven en vastgelegd, hoe de kwaliteitsslag vorm gaat krijgen. Daarvoor is de inspanning van alle woningmarktpartijen nodig. In de komende jaren zal daarom veel aandacht gaan naar afstemming van de activiteiten van de verschillende partijen. Bijvoorbeeld door het instellen van ee Platform Wonen en door een (sub-)regionaal woningbouwprogramma op te stellen. . Naast het oplossen van de stedelijke problematiek zullen de rand grote steden, hun eigen vraag naar woningen voor doelgroepen e moeten oplossen. Hiervoor zijn vooral inbreidingslocaties int dat voldoende aanbod gecreëerd moet worden voor de ouderen en woon-zorg woningen. , even als de ingbouw zelf t concreet sector, Per subregio moet vijftig procent van (grens 1996) gerealiseerd worden5. Zow accent op inbreiden en hers ingen binnen bestaand bebouwd gebied io als in de landelijke regio's ligt het . te vo de behoefte aan wonen, werken en lijkheden binnen de bestaande bebouwde ruimte zo goed mandacht worden besteed aan de mogelijkheden, die s het ouwen in de hoogte en steeds vaker in de diepte (de n om het ruimtegebruik te intensiveren. Vanzelfsprekend zullen aansluiten op de specifieke ruimtelijke karakteristieken en egio geldt dat het lokale bouwprogramma is te realiseren op basis van mig uI. Dit betekent, dat gemeenten op basis van een goed onderbouwd volkshuisvestingsplan mogen bouwen voor eigen opvang. Belangrijke input bij het opstellen van een volkshuisvestingsplan is het kwalitatieve woningmarktonderzoek en het doelgroepenverhaal (ouderen, jongeren en starters op de woningmarkt)6. In het kader van zuinig ruimtegebruik moet een optimale benutting van de bestaande voorraad worden nagestreefd. Gemeenten mogen een eigen afweging maken, ten aanzien van de bundelinggedachte (hoofd kern, neven kern en kleine kern). Inbreiding heeft hierbij voorrang boven uitbreiding. Gemeenten mogen verliesgevende bouwprojecten in de bebouwde kom 5 Provincie Noord-Brabant, Streekplan, 2002 6 SRE, Wonen in Beweging, 2002 36 vlot trekken met winstgevende uitbreidingsplannen. Gemeenten moeten hiervoor wel de financiële noodzaak van de koppeling "inbreiding-uitbreiding" aantonen. Binnen deze kaders wordt voor de landelijke regio een afwegingsinstrument woningbouw ontwikkeld (zie bijlage 3), op basis waarvan de verdeling van de woningbouwtaakstelling over de kernen binnen de landelijke regio door de gemeenten worden ingevuld. De resultaten hiervan worden in de woningbouwprogrammering van het RSP overgenomen. Tot 26 mei 2008 hebben de gemeenten Bladel en Heeze-Leende een status aparte, vanwege hun deelname aan de pilot 'Bouwen binnen contouren' van de provincie Noord-Brabant. Dit betekent, dat deze gemeenten tot 26 mei 2008 zelf bepalen hoeveel woningen men er bouwt (voor de eigen opvang) binnen een vooraf bepaald gebied. . Andere interessante gemeentelijke en regionale initiatieven met betrek. die al in ontwikkeling zijn en verder uitgewerkt en vermarkt kunnen w Boekelse regeling; Marktplaats Bladel, verzilverd wonen; Woonzorgboerderij Vessem; Focus. 4.3. Verkeer 37 Naast problemen op het nationale wegennet, ontstaan er ook grote problemen op het regionale wegennet. Deze problemen doen zich voor in het noordoostelijk deel van de regio tussen Eindhoven en Helmond (Bereikbaarheid Oostzijde Stadsregio Eindhoven/ BOSE) en op de aansluitingen met de A2 en op de stedelijke Ring Eindhoven. Buiten de stedelijke regio, gaat het in de Kempen om de rechtstreekse ontsluiting van het Kempisch Bedrijventerrein op de A6? en in de Peel over de verbinding Deurne-Liessel-A6? Momenteel loopt er een onderzoek naar de aanpak van de verkeersproblemen op de weg Eersel-Reusel; niet uitgesloten is, dat er één of meer omleidingen zullen worden voorgesteld. In de zuidelijke Kempen wordt de overlast van de ontbrekende N69 in negatieve zin gevoeld (leefbaarheid/verkeersveiligheid). Een project is opgestart om de bestaande infrastructuur optimaal te gaan benutten. Alle wegbeheerders zijn bij dit project betrokken. Openbaar vervoer? orden opgelost. enutten van tuur aangelegd De problemen als gevolg van ontbrekende schakels in het hoofdwegen net moet Deze problemen zijn van dien aard, dat er niet volstaan kan worden met het b infrastructuur of beprijzing. Met andere woorden; er moet ook nieuwe wegi worden: . N69 (tracéstudie rijksweg 69). Gemeenten, SRE en Provin' genomen om de verkeersproblematiek op te lossen. Hie intentieverklaring opgesteld, waarin het zoekgebied vo studie wordt ook een eventuele nieuwe aansluiting dho Afhankelijk van de uitkomst van de studie en het opvolg RSP een aanpassing behoeven; BOSE (tracéstudie BOSE). SRE is een trac' tracés om de bereikbaarheids- en leefbaarhei Eindhoven en rond Helmond op te los an daarop volgende tracébesluit, zal h rende Aanpak stedelijke Ring Eindhoven gelijkvloerse kr naar een groter aantal ongelijkvloe kruisingen ez gezame het initiatief e betrokk een aangegeven. In deze /ASML meegenomen. esluit, zal het voorliggende . 'es n alniveaus: t (inter)nationale stedelijk netwerk. Het is belangrijk u a . Voor openbaar vervoer wordt het (inter)nationale ST en inte Ityverbindingen. De meerwaarde van een O.V.- g en in een verbinding met de omliggende stedelijke netwerken olg n de congestie op de zogenaamde Randstadcorridors. Ie m eau in Brabant en zijn direct omliggende stedelijke netwerk van Nederland. Functies met een brongebied op dit boven)regionale knooppunten ontwikkelen. Op het niveau van de t geen zelfstandig openbaar-vervoersysteem. Dit vervoer wordt rcity n mindere mate door de stoptrein gedragen. De meerwaarde van het en in de ontwikkeling van BrabantStad tot evenwichtige netwerkstad en de ng voor ruimtelijke ontwikkeling. lomeratie; het derde relevante niveau is het stedelijk gebied met uitlopers tot een sted gio. De OV infrastructuur op dit niveau bestaat uit stoptreinen, streekbussen en HOV. De meerwaarde van het o.v.-netwerk op dit schaalniveau bestaat uit: . schaalsprong hoogwaardig openbaar vervoer; . vitaliteit en leefbaarheid binnenstad; . aansluiten op bestaande lokale projecten; . complementair per stad o.v./auto/fiets. Binnen Brabantstad vormen knooppunten van openbaar vervoer uitgangspunt voor de ruimtelijke ontwikkeling. Hierbij worden drie soorten locaties onderscheiden: 7 85 partners Verkeer en Vervoer, Eindrapport Verkenning CV-netwerk BrabantStad, 5 december 2003 38 1. Intensiveringslocaties: condities scheppen voor stedelijke intensivering Op de centraal gelegen stationslocaties ligt de nadruk op stedelijke intensivering. Deze plekken hebben een uitstekende bereikbaarheid per openbaar vervoer. Daarnaast is een goede autobereikbaarheid veelal een randvoorwaarde om tot vastgoedontwikkeling te komen. Daartoe moet de kwaliteit van de autobereikbaarheid voor bestemmingsverkeer worden verbeterd en de beschikbare verkeersruimte gereserveerd worden voor dat bestemmingsverkeer. Een zo groot mogelijke intensivering van de ruimtelijke ontwikkeling rond de knoop is gewenst. De meest intensieve functies worden gekoppeld aan de knopen met de beste bediening en aansluiting op het (inter)nationale netwerk. Er ontstaan snellere verbindingen met andere stedelijke gebieden door aansluiting op het net van hogesnelheidstreinen (HST-shuttles). De bereikbaarheid van deze knopen verbetert sterk doordat in de ruimtelijke opbouw van stad en stedelijke regio een groter deel daarvan door openbaar vervoer ontsloten wordt. De Hoogwaardig Openbaar Vervoer-verbindingen (HOV) binnen de stedelijke regio spelen hier, naast de nieuwe treinstations, een b ngrijke rol. Lopende projecten zijn: . Helmond Brandevoort (nieuw . Philips High Tech Ca us (HO . Philips Vredeoord ( Lopende projecten zijn: . West corridor en A2 passage (HOV I Phileas Eindhoven - Veldho . Herontwikkeling stationsgebied Helmond (Helmond Centraal). 2. Kansrijke projecten ZOO . Ekkersrijt Stadsran Doorstro Oedenrod 3. ooppunten: voldoende mogelijkheden voor Park+Ride Op al ewestelijke knooppunten moet de transferfunctie goed georganiseerd worden. Hier k ark & Ride als 'Kiss & Ride') een grote rol spelen in het voor- en natransport om zodo betering van de totale reisketen te komen. Op de P&R-Iocaties zijn ruimtelijke ontwikkelin ewenst, maar wel ondergeschikt aan de transferfunctie. Parkeervoorzieningen zijn dan ook vo oor transferreizigers bedoeld.Uit het onderzoek transferia (2002), uitgevoerd door BS-partners en provincie, is de kansrijkheid van transferia als overstappunt naar voren gekomen. Kansrijke projecten zijn: Ekkersrijt Eindhoven (Son en Breugel); Tradeforum Eindhoven. . Stedelijk knooppunt Woensel, Veldhoven zuid, Veldhoven centrum, Welschap/Meerhoven, Ekkersrijt. Na het gereed komen van de vier sporen tussen Eindhoven en Boxtel zijn er geen grote spoorwegknelpunten meer. Zeker als er rekening mee gehouden wordt, dat er vanaf 2007 nadrukkelijk minder goederentreinen door de regio zullen rijden, vanwege het in gebruik nemen van de Betuwelijn. 39 Figuur 9: kansrijke projecten OV netwerk BrabantStad ORlON 11 Het SRE heeft het beleidsdocument ORlON 11 vastges vervoerbeleid van het SRE nader uitgewerkt.. me aanbesteding van het openbaar vervoer in glo. p on zichtbaar, die na januari 2006 operationeel n. De volgorde v onderzocht en opgenomen in het program van eisen, t oor aanbesteding. " 40 Figuur 10: HOV-structuur ti",...", D- N ~'";.J ,.=,' <.= '" -" I' ., I' . , . ,. .., , ,. ,.. . ., .., , ,. ". , '. ... jt5.:~~'llu.,~.L", ; ;; :~,-:::;,~,- 11: : j i : :: ~: i S""', -HOY - Vubind..d -OnlSLuitend n._.. Buudb.. ~S',,"u"""""m' - B"",-OY-,ulo"', ~- ....... --- '., ..."'_.=,~..,~'.~ . HOV-as: Eindhoven CS - Winkelcentrum Woensel-E Eindhoven CS - Veldhoven zuid Eindhoven CS - Tradeforum-Veldhoven-W Fiets In de loop der jaren is in Zuidoost Bra behoeve van het utilitair als v n het recre nog enkele belangrijke scha die netwerk heeft prioriteit. De ver ruimtelijke ontwikkeli ee et tot stand gekomen, zowel ten )Ie knooppuntensysteem). Wel ontbreken n He nd en Eindhoven. Het vervolmaken van het n het regionale fietsnetwerk zal volgend zijn op de ina al hebben in theorie nog veel capaciteit beschikbaar; het ordat alleen met kleinere schepen gevaren kan worden. Het aarvoor (om)gebouwde schepen lijkt nieuwe perspectieven te Berzob zijn er drie kansrijke locaties: Vlie verke Ten aanzien v rie vliegvelden in Zuidoost Brabant, wordt geconstateerd, dat ze mogelijkheden hebben, om het aantal vluchten uit te breiden. In de Regionale overeenkomst Eindhoven-Airport (augustus 2000) zijn de geluidscontouren vastgelegd. Geleidelijke uitbreiding van het aantal vliegtuigbewegingen is mogelijk door het stiller worden van vliegtuigen. Eindhoven Airport mag de komende vier jaren het aantal passagiers verdubbelen tot ongeveer 800.000. Het vliegveld kan daardoor uitgroeien tot een regionale luchthaven met internationale betekenis. Vliegveld Kempen Airport Budel is een burgerluchthaven voor kleine vliegtuigen ten behoeve van zakelijk luchtverkeer, opleiding (80%) en recreatie (10%). Het zakelijke verkeer is -naar verwachting- de belangrijkste groeier. Vliegveld De Peel is een militair vliegveld, dat thans niet als vliegveld in gebruik is. 41 Kwalitatieve ruimtebehoefte Regio Eindhoven zal een pakket aan maatregelen opstellen en uitvoeren, die de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid in de toekomst waarborgen en die kunnen rekenen op een zo breed mogelijke acceptatie. Dit pakket zal in het nu in ontwikkeling zijnde Regionaal Verkeers- en Vervoersplan verder gestalte krijgen. De aanpak is in grote lijnen bekend. Deze gaat uit van een aantal stappen in de volgende volgorde: Inzetten op betere benutting van de huidige infrastructuur. Hierbij zal de toepassing van ICT belangrijk zijn; . Inzetten op beprijzing van het gebruik van infrastructuur. De weggebruiker betaalt voor zijn of haar keuze om ergens op een bepaald moment te gebruik van te maken; . Inzetten op mobiliteitsmanagement; Bouwen van nieuwe infrastructuur. Deze ontwikkelingen vinden plaats onder d dragen bij aan het beter benutten van de b ingezet ter ondersteuning van beprij , 0 (spitstarief, doorstroomtarief, verblijfs blijven beperkt. vigheid en high- novatie, zowel op ikkeling kan De stedelijke regio kenmerkt zich door een grote concentratie kennisintensieve tech bedrijven. Daarom wordt bij de te ontwikkelen maatregelen sterk ingezet het gebied van voertuigontwikkeling als ICT-toepassingen. Wat betreft voe worden genoemd: Phileas project: ontwikkeling van een hoogwaardig, energi voertuig op banden, dat elektronisch geleid wordt in co infrastructuur. De eerste voertuigen gaan vanaf 200 Veldhoven en vliegveld Eindhoven Airport. n, Wat betreft ICT toepassing staan de ontwikkelingen nog. Ontwikkeling van floating car-datasystem Real-time informatie naar gebruikers th . informatie); Gebruik van informatie voor bijstu. 4.4. Groen Kwantitatieve rui De verstedelijking ntr in de landelijke regio's. Dit betekent een beleidsmatige waarborg voor het van de huidige hoge belevingswaarde van het landelijke gebied en de m .. id delijken in de stedelijke regio. Een belangrijk ruimtelijk contrast op reg. e saai e nhang, een complementair hoog gewaardeerd contrast in het SRE- ied. De ambitie erschil te versterken. Voorliggend RSP kent geen taakstelling voor de gr e ontwikkel i ~an de landelijk regio's. Het belang van het groen en de kwaliteit, de revitah .ng, de reco uctie in de landelijke regio's is evident, maar wordt geleid met de doelstel n vanuit econstructiewet. Voor het gebi e stedelijke regio heeft zowel het RSP, als de vier reconstructieplannen Boven- Dommel en Peel (beide grotendeels), Meierij (klein deel) en Beerze-Reusel (miniem deel) de opgave gekregen om het groen te ontwikkelen. Binnen de stedelijke regio gaat het qua groen vooral om het behoud en de (groene) inbreiding in bestaand groen gebied bij bestaande en nieuwe (stedelijke) structuren. De groene opgave is, om regionale groene projecten te ontwikkelen voor de verandering van gebieden binnen de groene structuur. De verdergaande druk op de ruimte in de stedelijke regio vraagt om een heldere regionale groene structuur. Er moet een sterke groene structuur als landschappelijk kader voor stedelijke ontwikkeling worden geboden. Groene gebieden moeten zoveel mogelijk worden gekoppeld en/of ontsnipperd. Daarnaast moet de aanvullende waarde van gebieden worden versterkt. Er is geen sprake van uitbreiding van landelijk gebied in bestaand stedelijk gebied. Wel van verandering van het ene soort groen in het andere. 42 Bij het regionale groene programma in de groene structuur gaat het om het versterken van de noordzuid-gerichte landschappelijke hoofdstructuur en het kwalitatief inbreiden van groen in het buitengebied van de stedelijke regio: 0 Versterken Dommelzone tot en met Gijzenrooi als natuurzone en landschapsecologische zone en de Goorloopzone als natuurzone; Versterken Middengebied als landschapsecologische zone met bossen en dagrecreatie. Verbrede plattelandsontwikkeling en recreatie in het noordelijke Middengebied en het zuidwestelijke gebied tussen Veldhoven en Valkenswaard; Recreatieve ontsluiting van groene stedenregionale en landelijke regiogebieden; recreatiepoort naar het Groene Woud; recreatiepoort aan de oostzijde van Helmond (Groene Peelvalleibeleid); Versterken van de ecologie langs het Eindhovensch Kanaal, bij (lokale) plaatsen als dwarsverband tussen de noordzuid-geri hoofdstructuur. 0 0 0 0 Figuur 11: de groenstructuur in de stedelijke re . ~ ~tA'T1IS ~ . . "~1)ItO~ ...n'w.sa.~~.\JO:wt~':R . ~ Ruimt Natuur netie van leefgebied voor plant en dier in hun ecologische omgeving en daarnaast gsfunetie voor de (boven)regionale ecologische relaties. Natuur en landschap worden ook ge s positieve vestigingsvoorwaarden voor wonen en werken; groen met economisch rendement. Planologische basisbescherming wordt geboden in overeenstemming met Streekplanbeleid. . De aangewezen Ecologische Hoofd Structuur is niet overal daadwerkelijk tot reservaats- en beheersgebied ontwikkeld. Dit moet nog gebeuren. Daarnaast moet bosgebied met recreatief medegebruik worden toegevoegd. Ruimte voor landQoederen Nieuwe landgoederen en buitenplaatsen kunnen een goede aanvulling vormen voor bestaande groene structuren. 43 Landelijk gebied, dat in het kader van natuurwaarden minder waardevol is, en in de omgeving van stadsranden en de prioritaire ontwikkelingsgebieden ligt, kan bij voorkeur worden gebruikt om een landgoed tot ontwikkeling te laten komen. Ook oude instituutsterreinen hebben een bijzondere potentie in deze. Het grote voordeel is een groene aankleding met een recreatieve nevenfunctie. Ruimte voor verbrede landbouw De landbouw heeft een kwalitatieve en kwantitatieve productiefunctie. Door de relatie met de stad, heeft landbouw in de stedelijke regio een extra kans. In de stedelijke regio is op een aantal plaatsen het verschil tussen de stad en het land een karakteristiek kenmerk. Een afweging in het licht van de gebiedskarakteristiek geeft meer mogelijkheden voor sturing, om de karakteristiek van het waarneembare verschil tussen land en stad te behouden of te ontwikkelen. Biologi che landbouw kan in het algemeen en ook in een aantal prioritaire gebieden gestimuleerd worden. agrarische oeten krijgen n het behoud Verbrede vormen van landbouw op bestaande agrarische bedrijven en vrij bedrijfslocaties in de AHS-Iandbouw, zou - juist in een stedelijke regio - ten opzichte van de landelijke regio's. Behoud van een duurzame eco van het cultuurhistorisch landschap zijn aandachtspunten. Ruimte voor stadsranden Aan de randen van de steden en dorpen k Hier moeten voor gebieden, waar voor de hand ligt, de mogelij ede worden. Naar verwachting zullen het overgangs nabije duurzame groen(blau ens. In plan gebied liggen. inggebieden ontstaan. ctie of een stedelijke functie )-rode verweving gestimuleerd ocaties tussen stedelijk gebied en een al bekend worden waar deze locaties in het Ige e verschijningsvorm, bijzondere kwaliteiten. Te denken valt en ogische waarden, aan identiteitbepalende aard, aan duurzame gebruiksmogelijkheden voor diverse eheer en recreatie en toerisme. ch op het behoud van de bestaande landschappelijke kwaliteiten lijkheden voor het ontstaan van nieuwe landschappelijke Kwantitatieve en kwalitatieve behoefte Detailhandel Eindhoven is de economische motor en het koopcentrum van de provincie Noord-Brabant. In de binnenstad van Eindhoven zitten circa 450 winkels, die samen ca. 100.000 m2 winkelvloer beslaan. Een sterk punt van de Eindhovense binnenstad is, dat naast de bekende landelijke trekkers (Bijenkorf en V&D), driekwart van de meters gericht is op recreatief winkelen. Een groot deel hiervan is gevestigd in het overdekte winkelcentrum de Heuvelgalerie. Als relatieve zwakte van het Eindhovense aanbod in de binnenstad, kan het geringe onderscheidende vermogen genoemd worden. De centrale stad van de regio kent weinig specialistische en exclusieve kwaliteitswinkels, zoals boetieks en galerieën. 44 De KvK en het MKB hebben hiervoor een visie ontwikkeld op de winkelstructuur, met de volgende punten8: Omdat het aantal winkels, afgezet tegen het aantal inwoners in de regio, relatief laag uitvalt, is een kwantitatieve en kwalitatieve versterking van het centrum van Eindhoven gewenst. . Om de recreatieve winkelfunctie te behouden is vergroting van de variëteit van het winkelaanbod in Eindhoven noodzakelijk. Hierbij moet ingezet worden op exclusieve kwaliteitswinkels (mede door stimulering van koopstromen naar de binnenstad). Voor Eindhoven is het van belang om het accent te blijven leggen op een stadshart met een moderne uitstraling en de aanwezigheid van technologie en design. Daarnaast is het van belang dat de winkelstructuur I routing in het centrum verbetert, evenals de sfeer en het verblijfsklimaat. In de Visie Centrumgebied Eindhoven heeft de stad een basis gelegd voor progra die het doel hebben om het centrum aantrekkelijker te maken voor bezoekers, b ondernemers en werkgevers. . Het centrum van Helmond verdient een kwantitatie Helmond heeft een beperkte regionaal verzorgende functie voor De Peel. gebrek aan concentratie van winkels in het centrum van Helmond en Eindhoven. In het centrum van Helmond bevindt zich 40.000 m2 wi huidige centrum zijn onder andere de compactheid en een goed In de stedelijke regio liggen een aantal gemeenten, di hebben. In volgorde van belang: Valkenswaard cent Deze centra worden momenteel kwantitatief en kwalit In de Peel heeft de kern Deurne een duideli' detailhandelsapparaat recentelijk substanti e. In deze kern is het Op het gebied van detailhandel valt spreiding van de bevolking. Wanneer aanhouden, zal er een aanzienlijke vers waardevermindering en on van winkelcentra. ing van het aanbod gelijk loopt met de aalvergroting, concentratie en integratie g optreden. Leegstand, ctuur dreigen voor de kleinere a d.). Id v orzieningenniveau in kernen, is bij uitstek een jkheid. het functioneren van winkelcentra in de regio is nader onderzoek inzicht in koopstromen, staat aan de basis van de intentie voor nlof sturing ten aanzien van detailhandel(vestiging). Groots tailhandelsvestin en PDV en Grootschali e detailhandelsvestin en GDV Vanwege en en hoge huren in de centra en vanwege het grote voordeel van clustering, zijn grootse ere detailhandelsvestigingen ontstaan. De eerste branche die hierin de toon aangaf, was de meubelbranche. Meubelplein Ekkersrijt in de gemeente Son en Breugel behoort met haar 70.000 m2 verkoopvloertot de grootste meubelboulevards van Nederland. . De meubelboulevard in Ekkersrijt kan haar regiopositie nog verder uitbreiden. Ekkersrijt kan uitgroeien tot hét meubelcentrum van Brabant. Hierbij dient aandacht te worden besteed aan de kwaliteit van het aanbod, de ruimtelijke omgeving en het verblijfsklimaat. De keuze voor 8 KvK en MKB, Winkel Kompas Oost-Brabant, visie winkelstructuur, 2002 45 Ekkersrijt leidt tot een beperking van de groei van het meubelaanbod elders in de regio. Voor grootschalige ontwikkelingen is daar geen plaats meer9. Helmond heeft aan de Engelseweg een PDV-concentratie. Hier bevinden zich grootschalige winkels in onder andere woninginrichting en doe-het-zelf. Eventuele inpassing van grootschalige detailhandel in Helmond wordt bij voorkeur ingepast op deze locatie. De toenemende schaalvergroting vond ook plaats in detailhandelvestigingen. In de markt ontwikkelen zich steeds meer branches tot winkelgroottes van 1.000 tot 4.000 m2 vvo, met een zeer breed en compleet assortiment en een zeer groot verzorgingsbereik (soms 500.000 inwoners en meer). De opkomst van deze megastores staat aan de basis van het Grootschalige Detailhandels Vestigingen beleid. Door zich te richten op de doorontwikkelin regio Eindhoven zich verder onderscheide en design is hierbij van belang. s- en netwerkeconomie zal de ~. Doorontwikkeling van kennis lIing geeft aan deze gewenste . ems Institute (EESI) tot internationaal topinstituut. cessen met toegepaste software) is dé ook goed aan bij de Philips High Tech Campus die . . . . . De kennisinstellingen hebben hun eigen ruimtelijke inpassing en zijn niet de grote ruimtevreters van de toekomst. Het hergebruiken van bestaande bedrijventerreinen en gebouwen én vestigingen in andere gebouwen, waar de functie van wijzigt (bijvoorbeeld kloosters), maakt dat de ruimteclaim voor kennisinstellingen minimaal is. De trend naar meer duaal Ieren (werken en Ieren tegelijk) leidt bovendien ook tot een minder grote ruimtebehoefte voor onderwijs. 9 KvK en MKB, Winkel Kompas Oost-Brabant, visie winkelstructuur, 2002 46 Het feit dat er voor kennisinstellingen vrijwel geen ruimteclaim hoeft te worden gemaakt, wil niet zeggen, dat ze niet van belang zijn. Voor het bedrijfsleven is een hoog kennisniveau in de regio immers een groot pluspunt. Indirect kan het ontwikkelen van de kennisinstellingen daardoor leiden tot een grotere ruimtevraag voor bedrijvigheid. Gezondheidszorq Eindhoven vervult een belangrijke landsdeelverzorgende en zelfs landsgrensoverschrijdende functie op het gebied van de gezondheidszorg met het Catharina ziekenhuis, het psychiatrische ziekenhuis De Grote Beek en het revalidatiecentrum Blixembosch. Ook het Maxima Medisch Centrum in Veldhoven, het St. Annaziekenhuis in Geldrop, Kempenhage en het Elkerliek in Helmond, met de dependance in Deurne, vervullen een belangrijke rol in de regio. Bundeling van het organisatorische vermogen van de bestaande medische instellingen, de beschikbare technologische kennis en de bestaande productiecentra, bi potentie mogelijkheden voor het ontstaan van nieuwe innovatieve voorziening en dergelijke ontwikkeling zou een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de v . g van de verzorgende positie die de regio inneemt. In de regio zijn een aantal grote instellingen gevestigd op het gebie verstandelijke gehandicapten en ouderenzorg. Deze instellingen karakter (Meare, Kempenhage, Severinus, Donksbergen, De PI instellingen krijgen in belangrijke mate te maken met extra lis doelgroep zal zo lang mogelijk zelfstandig wonen). Deze kan b of gedeeltelijk gaan verdwijnen (bijvoorbeeld Donksbe in Eersel). instellingsterreinen zijn in principe beschikbaar voor rse rui ims. van de terreinen is altijd afhankelijk van de lokale situ n der van (samenhangend aanbod op één plek) zullen 0 an aande te nieuwe functies moeten worden toegevoeg een 1:5 rijke' be e landelijke regio. Centraal n, vooral in kleine kernen. De oplossing den van een bepaald verantwoordelijkheid. De zorg is sterk in verandering, die vooral probleem is het kleiner wordende dr vla kan gezocht worden in het combiner n f voorzieningenniveau in kernen is bij uits en . sterreinen moet afstemming en samenhang heid vervult hierin een sleutelrol. on ingen, als het gaat om bestaande vrijetijdsvoorzieningen, en UI luitend de meest onderscheidende voorzieningen 1. Re De b land. contras of hem n extensieve regio. Het recreatietoervaartproduct is in deze regio nauwelijks ontwikkeld. De aanlegvoorzieningen zijn miniem. Dit terwijl de doorvaartmogelijkheden zowel van noord naar zuid als van oost naar west over het algemeen goed te noemen zijn. n e glo op het gebied van vrijetijdsbesteding is het contrast tussen stad en eatief fietsroutenetwerk ontsluit zowel stad als platteland en maakt het de reguliere toerist en recreant zijn het vooral het groen en de rust, die haar . okken of juist in de regio houden. De regio is in trek waar het gaat om relatief recreatie (fietsen, wandelen, etc.), al dan niet gekoppeld aan verblijf in de Qua recreatieve voorzieningen moet de inzet gericht zijn op complementariteit ten opzichte van elkaar, dus niet meer van hetzelfde, maar juist onderscheidende voorzieningen. De stad moet stedelijker en het landelijk gebied moet landelijker: 0 In de stedelijke regio geldt als uitgangspunt, dat voorzieningen grootschalig en bezoekersintensief zijn. Ruimte wordt geboden aan voorzieningen met een (boven)regionaal verzorgingsgebied. Grootschalige evenementen passen in dit beeld. 47 . 0 In de landelijke regio's geldt als uitgangspunt, dat voorzieningen kleinschaliger en bezoekersextensiever zijn en bij voorkeur kunnen worden gemengd met andere functies. Ruimte wordt geboden aan voorzieningen met een lokaal en subregionaal verzorgingsgebied. In de landelijke regio is echter ook ruimte voor grootschalige voorzieningen en evenementen die i.v.m. hinder en bereikbaarheid niet te plaatsen zijn in de stedelijke regio. In de reconstructieplannen wordt beslist, wat daadwerkelijk mogelijk en gewenst is in de landelijke regio (recreatieve ontwikkelingsvisies). Het fietsroutenetwerk moet en kan (dankzij zijn flexibele opzet) zich blijven aanpassen aan ontwikkelingen in de regio. Nadrukkelijk moet daarbij aandacht zijn voor het toevoegen van pleisterplaatsen met horecafunctie, vooral in De Peel. De recreatietoervaart verdient een serieuze impuls. Van belang daarbij zijn de bereikbaarheid van de stedelijke centra van Helmond en Eindhoven en de aanwezigheid van terzake benodigde voorzieningen. 2. Verblijf Eindhoven telt absoluut en relatief het grootste aantal hotels en pensions i regio Eindhoven. Ook de kleinere kernen zijn voldoende vertegenwoordig Helmond is een duidelijke achterblijver. Op een bevolking van 85.000 .. middenklasse hotels te vinden, waarmee een fors marktpotentieel omliggende kernen. Met name in de Kempen, en in mindere mat forse bungalowcomplexen. Daarnaast zijn, verspreid over de re groepsverblijven te vinden. De positie van Eindhoven in het verblijfssegmen zakelijke markt, verder te verstevigen. Daarnaast is in Helmond, ook in de eerste p mate ruimte voor toevoeging van hotelbedden. In de Peel moet daarnaast gewerkt w an toeristische doelgroepen; te denke en k camping. erblijfscapaciteit voor aardig bungalowpark en/of port en sportieve recreatie vervult e Iverzorgende functie zijn het Philips w v psportzwembad) en het mond is het stadion van Helmond Sport De een subregionaal verzorgingsniveau heeft. emert, hoven en binnenkort Asten) beschikken over sport- rzieningen met een subregionaal verzorgingsniveau. ie Eindhoven inneemt op het gebied van sport en recreatie . Imond dient op een hoger niveau getild te worden. Afgemeten ge inwoneraantal van deze gemeente, schieten de bestaande 4. Cul Op het rinstellingen heeft Eindhoven een belangrijke troef in handen met het vernieuw useum, de Stadsschouwburg en het Muziekcentrum Frits Philips. Met haar collectie op van moderne kunst past het Van Abbe museum perfect in het innovatieve en kennisintensieve imago, dat de regio rondom Eindhoven nastreeft. Ook Helmond is met het onlangs verbouwde Speelhuis en het Gemeentemuseum in het kasteel en het Boscotondocomplex stevig verankerd in het culturele segment. Het culturele klimaat wordt verder versterkt door tal van kleinere musea, kunst- en muziekpodia en galerieën in de regio. . De culturele spilfuncties van Eindhoven en Helmond dienen behouden en verder versterkt te worden. 5. Cultuurhistorie Sporen uit het verleden zijn in de regio op verschillende plekken, zowel in de steden en dorpskernen als op het platteland, nog herkenbaar. Voorbeelden zijn het industriële erfgoed in Helmond en Eindhoven en de gebouwen en landschappen in en rondom Nuenen c.a. en de beschermde stads- en dorpsgezichten, zoals Helenaveen. 48 Het nog aanwezige erfgoed kan ingezet worden bij het creëren van nieuwe toeristische of recreatieve attracties. Bij ingrepen in het landschappelijk of stedelijk milieu dienen de aanwezige (en nabije) cultuurhistorische waarden nadrukkelijk in ogenschouw te worden genomen. De cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Noord-Brabant is hierin leidend. 6. Horeca Op het gebied van horeca spelen Eindhoven en Helmond beide op hun eigen manier een belangrijke rol. Eindhoven fungeert als concentratiepunt van restaurants, cafés en discotheken. Stratumseind geniet landelijke bekendheid als uitgaansgebied voor de jeugd. In Helmond is het Havenplein en omgeving Steenweg sterk in opkomst als uitgaansgebied. Echter een discotheek wordt in Helmond node gemist. De uitgaansgelegenheden in de dorpskernen in de regio hebben voornamelijk een zelfverzorgende functie, m.u.v. mega discotheek Time Out in Gemert-Bakel. Behoud en uitbouw van de positie, die Eindhoven en Helmond innemen horeca, is gewenst. 7. Attracties Op het gebied van dagattracties zijn er geen landelijke, grote aanspre kleinere regionale voorzieningen. Recent is in het Middengebied he ontwikkeling genomen. Dit park heeft een duidelijk bovenregiona een aantal recreatieplassen, veelal publiek toegankelijk, met da mate voorzieningen ten behoeve van strand-, land- of water rea verdeeld over de subregio's De Kempen (E3) en de sted regio nieuwe recreatieplas Berkendonck aangelegd. . Met het sluiten van het Evoluon is een bela e toeris. e tre techniek verloren gegaan. Het beleid is erop g t, en toeristi voorziening gericht op techniek en re . te . Om de toeristische aantrekkingskra a Pee ook daar behoefte aan een trekker van bovenregionale omvan Figuur 12: Regionale voorzienin8I.J ~ Legenda Zie"",,!,.n ~ z.,""'..-"'.~"" V"elijd...",,;.n;n..n * ""'~"" * _. Kenn;.;n"e"n.en () ""'~nd . _. Deleilhandel . ""'~".""",,"""nl~ . SUH"'"=.."",,,,"um . OW""""W""""",,,,~~ . ""H""'=,"""""""'u""we . OW""""w"",,,ond...,n""'.'" 49 4.6. Samenvatting kwantitatieve ruimtevraag Taakveld Voor- Zieningen Oorzaak Economische ontwikkeling (Regionale Bedrijventerrein Structuur Visie 200) Groei bevolking en gezinsverdunning (Bevolking en woningbehoefte prognoses Noord-Brabant) Slechte bereikbaarheid en leefbaarheid bij toenemend verkeer (RVVP en verkeersmodel SRE) Verstedelijkingsdruk Gevol Vraag naar gevarieerde terreinen neemt toe Woningvraag stijgt Ru i mte behoefte tot 2015 451 hectare plancapaciteit 193 hectare reserveringsruimte 236 hectare zoekruimte na 2015 - herstructurering: levert geen lanca aciteit 0 31.000 woningen stedelijke regio +15.750 woningen na 2015 11.140 woningen landelijke regio op basis v 'migratiesaldo nul'. : 50% van de opgave, ht voor doelgroepen middeld 30 rwegend Be Lan jke regio: geen stelling/reconstructie bepaalt edelijke regio: ontwikkelen - Dommeldal en Gorloopzone - Middengebied - Noordelijk Middengebied - Noordwest Eindhoven - Zuidwestelijke regio - Eindhovenskanaal Detailhandel, sport en cultuur: versterken stedelijke centra. Uitbouw Ekkersrijt. Recreatie en verblijf: contrast stad - latte land versterken. 50 Hoofdstuk 5. Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) als basis voor het ruimtelijk ontwerp voor het samenwerkingsgebied regio Eindhoven. Daarnaast komen in paragraaf 5.3. en 5.4. de afwegingskaarten water en milieu aan de orde. Deze afwegingskaarten worden gebruikt om toekomstige plannen te toetsen. Zij vormen, naast het 'statische' DRS, de afwegingskaders in de beoordeling van ruimtelijke plannen. Een uitgebreide toelichting op het DRS en de afwegingskaarten treft u aan in de bijlage. 5.1. Inleiding De onderste laag is, samen met de infrastru zogenaamde Duurzaam Ruimtelijk Structu waardevolle elementen in de regio. Het ge ontwikkelingsmogelijkheden liggen v. r on opgaven in de stedelijke regio. Het Ia hte is geen eindontwerp met een bepaalde ontwerp. gelegd aan de rlijke systeem (de tie (de derde In het DRS worden de ruimtelijke kwaliteiten en karakteristieken van een gebied hand van de lagen benadering. De lagenbenadering behandelt drie lagen: het abiotische ofwel de onderste laag), de infrastructuur (de tweede laag) en d laag). In de centrale doelstelling van het RSP staat dat er meer aandacht Deze onderste lagen zijn het natuurlijk systeem (bodem- en wat samenhangende natuur, landschap en cultuurhistorie) en de inf meer sturend zijn in het ruimtelijk ontwerp. De onderste laa rte beschermd moet worden. Het grote belang van de onder ag ha reproductietijd en de daarmee samenhangende onve aarheid. D waar de grootste potenties liggen om locaties te on elen, m toog woorden: de bestaande infrastructuur gebruiken om nr els te ontsl oor de 0 de daarm onderste lag n moeten een hoge waarde, die en met de lange structuurlaag Iaat zien obiliteit. Met andere n. Als basis voor het DRS is gebru ma 1 :50.000 ondergrond voor de regio. Deze kaartschaal en de t ke . e bevatte eel detail, maar zijn in het plan proces niet gebruikt of te gebruiken op u. analysekaarten leveren zij een grote hoeveelheid informatie. Voor de planvorm lob kaartbeeld noodzakelijk. Deze wordt afgeleid van de analysekaarten. I er st eds de occupatielaag als ondergrond gebruikt (stedelijke occupatie kaa ort verschaald naar een hanteerbaar formaat. 0 e locatie is niet geschikt voor woon- of werklocaties) NEE TENZIJ (de locatie is in principe niet geschikt, tenzij er geen reële alternatieven voorhanden zijn) JA MITS (de locatie is in principe geschikt, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan) JA (de locatie is geschikt). 0 0 Hierbij geldt steeds dat, bij overlap van verschillende spelregels, de zwaarste regeloverheerseo. De drie deelkaarten samen vormen het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS), dat dienst zal doen als basis voor het ruimtelijk ontwerp. 10 'NEE gaat boven NEE, TENZIJ', 'NEE, TENZIJ gaat boven JA MITS' en 'JA MITS gaat boven JA'. 51 5.1.1. Eerste laag, het natuurlijk systeem (landschappelijk raamwerk) Ruimtelijke principes voor het natuurliik systeem Laag 1, natuurlijk systeem bestaat uit een landschappelijk raamwerk, waarin ruimte wordt geboden aan de belangrijke kenmerken van bodem, water, landschap en natuur. De landschappelijke ruimtelijke principes zijn gebaseerd op de bestaande herkenbare kwaliteiten van het landschap in Zuidoost-Brabant. Versterken van de contrasten en identiteiten van het Brabantse landschap Versterken van contrasten en behoud van identiteit is een belangrijke leidraad uit het Streekplan. Het Brabantse landschap is de laatste decennia sterk genivelleerd. Alle kernen groeiden ongeveer op dezelfde manier en overal op het platteland verschenen dezelfde varkensschuren, bungalows en boerderijen. Oorspronkelijke verschillen in dichtheid van het wegennet en de ecol . che en cultuurhistorische waarde van het gebied zijn afgenomen. Door de oorspronker' erschillen meer te koesteren en als ontwerpuitgangspunt te nemen, kunnen nieuwe ontwikkeli ïdragen aan de identiteit van het Brabantse landschap. Dit betekent, dat de contrasten tu n laag, open en besloten en tussen nat en droog vanuit de onderste laag in hoofdlijnen bep or nieuwe ontwikkelingen zoals verstedelijking. Globaal doorsnijden de beken het zandgebied van zuid naar no zandgronden. Het zandgebied is meer besloten, dan het zee lei open gebieden komen vooral in de jongere zandontginnin oor, zandgebieden in de regio. In de meer recente periode i uimtelijke de infrastructuur en occupatie. ussen kernen '0 is he karakter en de verspreide ligging van de kernen an elkaar gescheiden door groene ruimten. In de meeste . ten genoemd. Dit is een belangrijke kwaliteit van het twikkeling. Versterken en behouden esse Een belangrijk kenm eze in het buitengebie or structuurvisies wo plangebied en uit Verster: hil rsus landelijke regio's en ontwikkeling complete stedelijke regio In de elijke egio I occupatie goed zichtbaar. Eindhoven en Helmond zijn dyna che steden van ede gegroeid door de bereikbaarheid via de nationale hoofd astructuur. tedelijking langs verbindingswegen en knooppunt- of corridorachtige ontwik . gen en Vin locaties zijn voorbeelden. De hoofd infrastructuur is een structurerend principe, aanvulIe p de ondergrond een eigen dynamiek genereert. De stedelijke regio met infrastruct al groen vormt een contrast met de omliggende landelijke regio. Behoud en versterking van ntrast is van belang. De noord-zuid landschapsstructuren zijn structuurdragers in de regio. Het is van belang om de groene inbreiding in de stedelijke regio een plek te geven in een duurzame groene noord-zuid landschapsstructuur. De landschapsontwikkeling voor een complete stedelijke regio dient gericht te zijn op het versterken van ecologische en landschapswaarden in combinatie met beekherstel, ruimte voor waterberging en opvang van grote recreatieve druk. Kansen voor ontwikkeling zijn te koppelen aan de landschapsecologische zones en de uitwerking daarvan, inclusief voorstellen vanuit de agrarische sector. Bouwstenen vanuit het provinciale beleid In het Streekplan zijn al een aantal belangrijke waarderingen gemaakt, die iets zeggen over verstedelijking in het gebied in relatie tot natuur, water en cultuurhistorie. Het Streekplan beleid is 52 daarom een belangrijke bouwsteen voor het DRS. Voor laag 1, natuurlijk systeem betreft het de volgende onderwerpen: . Groene hoofdstructuur De groene hoofdstructuur uit het Streekplan is van groot belang voor het bepalen van mogelijke uitbreidingslocaties voor het wonen en het werken. Aan de groene hoofdstructuur is een beschermingsregiem gekoppeld, waaruit voortvloeit, dat de ruimte voor uitbreiding van de dorpen en steden alleen gevonden kan worden in de AHS-Iandbouw. . Water Het water is een belangrijk onderdeel in de lagenbenadering. De waterschappen zijn daarom bij de opstelling van het RSP betrokken. Het waterbeleid met de ruimtelijk relevante aspecten is opgenomen in het Streekplan. Ongewenste waterhuishoudkundige effecten op het gebied van eiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging moeten zoveel als mogelijk worden vamen en zo nodig worden gemitigeerd en gecompenseerd. In de beleidskaart is kwel ond eidend van intermediair en infiltratiegebied. Het intermediair en infiltratiegebied zouden' . e geschikt zijn en het gebied met kwel ongeschikt voor een stedelijk uitbreidingsprogramma. Het betreft vooral de beekdalen met herstel van het natuurlijke beekd teem en a laaggelegen gebieden. In deze gebieden geldt het "nee, tenzij-prin . erstedeh Streekplan zijn daarnaast globaal de potentiële natte gebieden a 'er is verst alleen mogelijk als het elders niet kan en er duidelijke ruimtelijk vast zitten. g 1. Deze kaart geeft in vier bale streekplan beleid geschikt Cultuurhistorie en aardkundige waarden Het Streekplan houdt rekening met historisch landsch waarden. Ook de archeologische monumenten moe waardevolle gebieden. Het merendeel van deze gebie spelregels, de zwaarste regel overheerst 11. II 'NEE gaat boven NEE, TENZU', 'NEE, TENZIJ gaat boven JA MITS' en 'JA MITS gaat boven JA'. 53 Figuur 13: natuurlijk systeem _.~._.~~- : "",1oI1d.... ,.. , I.IW',."~",'L."I",,L...I;L>...., . j~::" iii~;'" . ~ ~::::~ . ~:.:"",,~-.,-",,~~ "~~ .~ Dit kaartbeeld geeft geen Ia De geïnventarise roen oofdstructuur, kwelgebieden en cultuurhistorische en aardkundi e eb ie n. Aanvullend zijn natte gebieden, volgens de waterkaarten van de wat n g zoveel mogelijk toegepast bij de begrenzing van het lands pelijk raam end op de nieuwe Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) zijn gebie n met een ho cu storische waarde en (bolle) akkers opgenomen. Daarnaast zijn de visue en gebiede et overeenkomstige schaaluitersten opgenomen. Er is ru opgenom oor de landschapsecologische zones in het gebied tussen Eindhoven en Helmon. e ruimt bedoeld voor de groene hoofdstructuur in de stedelijke regio en voor de ecologische appelijke verbinding tussen de aangrenzende landelijke regio's. De gebieden bestaan uit een combinatie van grondgebonden land- en bosbouw, natuur en recreatie. De Basisstructuurkaart12 is toegepast met een selectie van droge en natte waardevolle landschapstypen, met bos, heide, en coulisselandschap, beekdalsystemen, broekbossen, oude en jonge broekontginningen. Deze landelijke landschappen kennen een lange ontwikkelingstijd, hoge vervangingswaarde en hebben kwaliteit door hun type en soms zeldzaamheid. Het kaartbeeld geeft een (cumulatie van) waarden aan en een samenhangende structuur van landschappelijke en stedelijke kwaliteiten en contrasten. 12 Zie ook het document 'De Structuurkaart van Noord-Brabant' (feb.2003) 54 De vele gemeentelijke Structuurvisies Plus in de landelijke regio's zijn gerespecteerd en toegepast voor de opbouw van het landschappelijk raamwerk. Figuur 14: landscha elïk raamwerk -~,=,,~~ ..-.- _Zuidooot ,. "',d"hoppoJiik~"" - . ~-- -- ----- -' n op basis van de ruimtelijke principes, bouwstenen truc lus, waarbinnen een groene programmering (in 'e) gewens IS en waarbinnen in principe geen verstedelijking De t de laag infrast uc t de kansen voor ontwikkelingsplanogie, voor economische en socia ulturele vers elijking. Overigens ook langs ecologische wegen (de nationale EHS). In de centra I elstelling v het Regionaal Structuurplan staat dat de gebruiksmogelijkheden van infrastru moeten rden geïntensiveerd. Om in de groeiende mobiliteitsbehoefte te voorzien en tegelijkertij reikbaar en leefbaar te houden moet infrastructuur meer sturend zijn in de ruimtelijke ontwl Ing. Hiertoe wordt gekeken naar de kansen die bestaande infrastructuur biedt voor ontwikkelingen met betrekking tot wonen en werken. De afstand van te ontwikkelen gebieden tot op- en afritten cq. aansluiting op internationale en regionale infrastructuur is hierbij bepalend evenals de huidige bezettingsgraad van de wegen. Die bezettingsgraad bepaalt immers de uitbreidingsruimte. Allereerst is een basiskaart opgesteld, waarop bestaande nationale, provinciale en regionale infrastructuur (weg, spoor en water) is aangegeven, inclusief harde plannen die uitgevoerd gaan worden. Er is gestreefd naar een samenhangend beeld van rail infra, HOV- en busnetwerk en wegenstructuur. Vervolgens is de kans ruimte bepaald, welke wordt gevonden door de op- en afritten en de bezettingsgraad van wegen. De bezettingsgraad van wegdelen is de basis voor een nadere interpretatie van de uitgangssituatie. Immers daar waar ruimte op het wegdeel bestaat voor meer 55 verkeersbewegingen is in principe functioneel ook ruimte te bieden. Getracht is, op grond van beleidstendensen en voorbeelden uit andere provincies, in een tabel criteria voor beoordeling van infrastructurele ruimte voor het stedelijke programma te vatten (zie bijlage). Deze cijfermatige exercitie is deels arbitrair, maar geeft wel een goed beeld van de systematiek en zal bij overeenstemming binnen de regio tot een gedragen en werkbare kaart leiden. De gekozen bandbreedtes zijn niet absoluut bedoeld maar een indicatie. Er wordt onderscheid gemaakt naar gebieden waar per definitie goede verstedelijkingsmogelijkheden zijn, gebieden die in potentie goede mogelijkheden vanuit verkeer hebben en overige gebieden waar in principe nee, tenzij geldt. Figuur 15: infrastructuur ~ I~%~.:'" r~¥J:~~ 'M . . ',"'>- . ~." -"'r~' 'm';;"::':,':' Voor occupatie in de derde laag is de verstedelijkte ruimte op regionaal abstractieniveau onderzocht. Uitgangspunt voor de kaart is de kwaliteit van de verstedelijkte ruimte in aanvulling op kwaliteit van het landelijke gebied (eerste laag van de beleidskaarten en landschapskaart). Op basis van beschikbare kennis en reacties van gemeenten wordt een beeld gegeven met bestaand stedelijke functies met de kansen voor stedelijke inbreiding. Naast wonen en werken zijn centrumgebieden en stedelijk gelieerde functies opgenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld vliegvelden, recreatieterreinen, militaire oefenterreinen, terreinen voor waterwinning en rioolwaterzuivering, zandwinning, instituten, stortplaatsen, sportterreinen en recreatieterreinen. Kleine locaties staan niet op de kaart. Ook vigerende, maar nog niet gerealiseerde plannen zijn opgenomen, 56 evenals plannen met een positief advies van de provinciale planologische commissie (peildatum september 2003), F~uur16:occupaue 5.2. DRS _. ,~.."'-_. bglDZuóIoo.. ,. 10 ..... ~ ~"'"',. .'~¥i,... ~~;~~~~,,:~.~~i Door de elkaar weh geen plaats ruimtelij andere be wel altijd moe keuzes abiotische laag, de infrastructuurlaag en de occupatielaag op gg , wor ar de kansruimten liggen voor de verstedelijking in de regio. Als amengestelde K , oftewel de Basisontwerpkaart of DRS, bezien, dan valt op dat er 'delijke struc of houvast waar te nemen is, waarlangs de verstedelijking zou kunnen en. Indien h RS leidend en enig principe zou vormen, ontstaat geen evenwichtig erp. De sruimte is daardoor niet absoluut, maar moet altijd worden afgewogen tegen et programmatische belang en de voor de regio geformuleerde ambities. Wat ren, is het benoemen en helder omschrijven van de afweging en de gemaakte Het DRS zal in de toekomst dienst blijven doen ter beoordeling van ruimtelijke plannen, Plannen, die, ten tijde van het opstellen van het RSP, nog niet bekend waren. Daarmee heeft het DRS naast de plankaart een status als toetsings- en ontwikkelingskader. Het DRS met de structuurkaart van landschappelijke mal, infrastructuurkansen, verstedelijkt landschap biedt een duurzaam beeld met ruimte voor ontwikkeling. Binnen dit beeld zijn strategieën aan te wijzen voor een logische groeiwijze van het gebied met ontwerpopgaven voor de opvang van het programma. Het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld (DRS) vormt het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. Voor het stedelijk gebied betreft het strategieën voor beheer, intensivering, herstructurering en centrum ontwikkeling en stedelijke groene dragers. Voor het 57 landelijke gebied betreft het beekdalsysteem, landschapsbeheer. In de landelijke regio speelt in het kader van dit plan geen ontwikkelingsstrategie van het landschappelijk raamwerk, aangezien dit een opgave is via het spoor van de reconstructieplannen. . Een uitgebreide beschrijving van het DRS treft u aan in bijlage 1 en bijlage 2. Figuur 17: DRS K: i fi ~ ~ \.i lid" ] mm U Gnoee j : 1111 ti., If jJ . : jl1 tijH t 1 li! J H II . i;tdHff~m~!~Ht~i~ 58 5.3. Afweg i ngskaart water De afwegingskaart water vormt geen onderdeel van het DRS, maar is te beschouwen als de 'watertoets', waarin rekening wordt gehouden met de doorwerking van waterhuishoudkundige aspecten, mitigatie en compensatie en afspraken over fasering en uitvoering. Om een afweging te vergemakkelijken is een belemmeringenkaart water opgesteld. De belemmeringen kaart water stimuleert tot het in eerste instantie bouwen op droge hoge zandgronden en pas in laatste instantie op de natte re gronden. In feite komt het er op neer, dat bestaande lage gebieden, die gebruikt worden als waterberging, voor dit doel behouden moeten blijven. Indien daarvan afgeweken wordt, volgt een compensatieplicht. Voor de landelijke regio's geldt het reconstructieplan met haar waterparagraaf als stedelijke ontwikkeling. Het RSP volgt het reconstructieplan. Voor de stedelijke [ Het aangeven van locaties voor het stedelijk programma, binnen de zoekg waterberging, is pas mogelijk, wanneer uit een watertoets is gebleken, da van het zoekgebied voor waterberging niet verloren gaat. Indien de 10 zoekgebied wordt aangesneden, dan dient de waterbergingslocati Hiermee is in principe in de fasering en locatiekeuze rekening te Voor bedrijvigheid met grootschalige productie of grootsch stoffen, die zich via het grond- en oppervlaktewater kun onvoldoende kunnen worden ingedamd, wordt besch uitgevoerd. Deze bedrijvigheid wordt geweerd uit int" voeding van grondwatervoorraden en uit boven- en mi stroomgebieden van natuurbeken. Potentieel natte gebieden zijn gebieden, di vanwege hoge grondwaterstanden en de ri stedelijke regio's zijn in potentieel n geb toegestaan, als op basis van een wat ts I beheer afdoende rekening wordt gehou e waterbeheer. Er is vanuit g t bij ee inspanningen nodig zijn ten a ophoogzand moet binn anva bouwen mag de G 0 .d m imte voor waterberging, beek en kreekherstel, natuur en eomorfologische grens van het beekdal binnen een locatie te watertoets blijkt, dat deze ruimte toch nodig is, kan in overleg an het terrein, een beek- of kreekherstelgebied in de de Peel is rekening te houden met wijstgronden. Deze zijn in de n en als zodanig veiliggesteld. Bij de locatie en de voor het stedelijke programma noodzakelijke omvang geldt, dat de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. Hierbij mag de oorspronkelijke landelijke afvoer niet overschreden worden en mag de natuurlijke GHG niet verlaagd worden. Onder hydrologisch neutraal wordt ook verstaan: Bij het omgaan met hemelwater in het stedelijk programma wordt de voorkeursvolgorde "hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer" gehanteerd. Eventuele ruimteclaims hiervoor zijn voor conto van de locatieontwikkeling. Scheiding van vuil water en (schoon) regenwater is uitgangspunt. Ook deze ruimteclaims zijn voor conto van de locatie-ontwikkeling. . 59 5.4. Afwegingskaart milieu De afwegingskaart milieu vormt geen onderdeel van het DRS, maar kan worden gezien als de milieutoets, waarin rekening wordt gehouden met de doorwerking van milieu op de ruimtelijke ordening. Om een afweging te vergemakkelijken, is een belemmeringenkaart milieu opgesteld. De belemmeringen kaart stimuleert tot het in eerste instantie bouwen in die gebieden, waar geen belemmeringen zijn. In feite komt het er op neer, dat gestreefd wordt naar een veilige, duurzame leefomgeving in Zuidoost Brabant. Daarnaast moet de additionele milieubelasting door realisatie van het stedelijke programma zoveel mogelijk worden beperkt. Hiervoor is de gekozen benadering, met aandacht voor de samenhang van sociaal cultureel kapitaal, ecologisch kapitaal en economisch kapitaal uit hoofdstuk 3, een bruikbaar uitgangspunt. De Belemmeringenkaart milieu Als afwegingskader voor mogelijke verstedelijkingslocaties is de b opgesteld. Deze kaart geeft voor dit plan een actueel beeld. geactualiseerd en dient als toetsinstrument voor gemeen legenda toegelicht. nkaart milieu end wordt de Figuur 18: belemmeringenkaart milieu 1- -- Naast de functies, die zijn opgenomen op de belemmeringen kaart, spelen een aantal andere mogelijke belemmeringen: . Waterwingebieden; 25 jaarzone vastgesteld en in inspraak; 100 jaarszone in inspraak; . . 60 -~- . boringsvrije zone; stiltegebieden; habitat- en vogelrichtlijngebieden; intensivering landbouw; bedrijventerreinen a-inrichting; stortplaatsen; buisleidingen; nato-olieleiding; militaire terreinen; veiligheidszone munitiecomplex (Czone); 35 KE geluidcontouren; 57 BKL-zones; bouwhoogtebeperking bij vliegvelden; hoogspanningsleidingen; spoorwegen (i.v.m. externe veiligheid); wegennet (i.v.m. externe veiligheid); knelpunt NO2 vervuiling sanering woningen; bebouwing. . . . . . . . . . . . . . . . 61 Hoofdstuk 6. Ruimtelijk Ontwerp 6.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt de kracht en ambitie van de regio Zuidoost Brabant, zoals omschreven in hoofdstuk 3, omgezet in een ruimtelijk ontwerp. Het ruimtelijk ontwerp wordt opgesteld voor de periode tot 2020. Er wordt echter ook over deze periode heen gekeken naar 2030. Dit is belangrijk omdat voor deze periode verstedelijkingsafspraken zijn gemaakt met de rijksoverheid. Het is zaak om deze verstedelijkingsafspraken in ruimtelijke zin een plek te geven in het RSP. Het ruimtelijk ontwerp voor de stedelijke regio bestaat uit ruimte voor werken, wonen, verkeer, groen en voorzieningen (recreatie). Het ruimtelijk ontwerp voor de landelijk regio besta sluitend uit ruimte voor werken en wonen. De overige ruimte in de landelijke regio, wordt door he onstructieplan ingevuld. De basis voor het ruimtelijk ontwerp ligt in de ruimtebehoeften voor de voof genoem Zonder ruimtebehoeften is er immers geen noodzaak aanwezig om en. Voo uitgebreide beschrijving van de ruimtebehoeften wordt verwezen k 4. Hiero een samenvatting van deze ruimtebehoeften. Taakveld Oorzaak Economische ontwikkeling (Regionale Bedrijventerrein Structuur Visie 200) Groei bevolking en gezinsverdunning (Bevolking en woningbehoeft prognoses Noord-Br nt) Groen Groen structuur als sturend element Voor- Zieningen Grote dynamiek/ concurrentie in de markt (Winkel Kompas Oost-Brabant) (Horizon) Vraag naar sturing en afstemming neemt toe - inbreiding: 50% van de opgave, met aandacht voor doelgroepen - uitbreiding: gemiddeld 30 wo/hectare, overwegend roenstedelïk Aanleg N69 Aanleg BaSE Verbreding A2 Aanpak stedelijke Ring Eindhoven av netwerk BrabantStad Multimodaal overslagpunt Benuttin Landelijke regio: geen taakstelling/reconstructie bepaalt Stedelijke regio: ontwikkelen - Dommeldal en Gorloopzone - Middengebied - Noordelijk Middengebied - Noordwest Eindhoven - Zuidwestelijke regio - Eindhovenskanaal Detailhandel, sport en cultuur: versterken stedelijke centra. Uitbouw Ekkersrijt. Recreatie en verblijf: contrast stad - latteland versterken. Hiernaast zijn er verstedelijkingsafspraken gemaakt tussen de regio en de rijksoverheid. Deze afspraken houden een verplichting in om een groot aantal woningen te bouwen in de periode van 2005 tot 2030. Daarmee overschrijdt deze afspraak de looptijd van het RSP. In dit RSP zullen ook 62 locaties worden aangeven die pas na 2020 worden ontwikkeld, maar waarvan de planvorming voor 2020 start. 6.2. Randvoorwaarden integraal ontwerp De randvoorwaarden voor het integraal ontwerp worden gevormd door de speerpunten van beleid, oftewel de ambitie en het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld. 6.2.1. Speerpunten In hoofdstuk 3 zijn, na het uitvoeren van een SWOT-analyse, een aantal centrale speerpunten voor de regio benoemd. Deze speerpunten vormen een belangrijke randvoorwaarde voor ruimtelijk ontwerp: Ecologisch Economisch Sociaal cultureel Ambitie 1: positi od Technologisch Complex behouden Zuidoost-Brabant p (inter) nationaal niveau als kerngebied van het Modern Techno om Eindhoven als zwaartepunt. Deze kwaliteit is de motor van de region econ mie e erd te worden, om Zuidoost-Brabant zijn (inter)nationale betek s te laten houden er te laten ontwikkelen. Hier ligt de belangrijkste ambitie van de regio. t vasthoude n deze positie vergt een aantal noodzakelijke acties: . hoogwaar economische ontwikkelingen binnen het stedelijk gebied faciliteren en de biede oor voldoende en gevarieerde vestigingsmogelijkheden te bieden en de berei a te verbeteren. . Een hoogwaardig stedelijk woonklimaat waarborgen (Quality of life) door stimulering van gedifferentieerde woonmilieus, voorzieningen op het gebied van detailhandel, sociale voorzieningen, cultuur en een groene woonomgeving. De regio bereikbaar houden over de weg, per spoor en door de lucht. - Realisatie van OV netwerk BrabantStad (spoor en uitbreiding HOV-netwerk) en aanhoudende aandacht voor (regionale) fietsverbindingen. - Aanpakken van knelpunten in het (hoofd-)wegennet, aanleg nieuwe infrastructuur (indien nodig) en aandringen op hoogfrequente spoorverbindingen met de rest van Nederland en de buurlanden. - Het vliegverkeer vanaf Eindhoven Airport de ruimte geven voor de internationale relaties. 63 Ambitie 2: De twee 'gezichten' van de regio behouden De regio Zuidoost Brabant toont enerzijds een gezicht van dynamische stedelijkheid, met een (inter)nationale oriëntatie en een kennisintensieve technologisch gerichte industrie en zakelijke dienstverlening. Daarnaast echter, is er het gezicht van kwalitatief hoogwaardige kleinschalige rustige groene woon- en werkmilieus. Het hoog-dynamische profiel van de regio kan niet zonder de kwaliteit van het meer laag-dynamische landelijk gebied. Juist dit hoog-dynamische economische profiel is, naast goede stedelijke woonvormen en voorzieningen, zeer gebaat bij groene woonmilieus, landschappelijke kwaliteiten en recreatiemogelijkheden. Anderzijds zijn de kleinere kernen weer gebaat bij de geboden werkgelegenheid en een regionaal topvoorzieningenniveau dat het economische profiel met zich mee brengt. Het mondiale staat naast het lokale. Deze twee gezichten vormen elkaars complement. Het vasthouden van deze waarde vormt de tweede belangrijke ambitie in de regio. Het lokale en mondiale in de regio verbonden; een regio nastreven die' de (lokale) kwaliteit van het dagelijkse leven, als in de internationaal technologisch gerichte industrie en kennisontwikkeling. Stad en land verbonden: het beeld van de regio als enerzijds I kernen, anderzijds stedelijk gebied met groene dooraderin stedelijke voorzieningen verder ontwikkelen en uitbuite . or een functionele, economische en . stand te houden. Ambitie 3: De belevingswaarde van het landelijk gebi De agrarische sector heeft het moeilijk. De al ingezette uitbreiding van de Europese Unie betekenen, dat er de sector. Dierziektes en de zorg om het dierenwelzij van de sector eveneens aan. Hiernaast is er een dreiging van een afnem kernen. Een herbezinning op de positie va onvermijdelijk. Via de reconstructie-aanpa ondervangen. Indien nodig zal aanv nde ambitie van de regio. 64 6.2.2. DRS Naast de speerpunten, vormt het DRS een belangrijke randvoorwaarde bij het opstellen van het ontwerp. In de centrale doelstelling van het RSP staat dat er meer aandacht moet zijn voor de onderste lagen. Dit betekent dat deze lagen (natuurlijk systeem en infrastructuur) meer sturend moeten zijn in het ruimtelijk ontwerp. Figuur 19: DRS -- 10.",","","'.1",""","""""",, ~.....--- - ~F.~ 1f5~~;_m. ~~~ g =='~. :~ iE,.=-:- ,,-- 0_._- .~,.~ ------ ---.---- ~i i ,~=-I ------.-_u --..-1 In de landelijke re werklocaties aan aanwijzing in het g uit het DRS zeer veel ruimte om nieuwe woon- en De reconstructie bepaalt welke ruimte wordt ingevuld. De Voord kleine struct infrast mobilite infrastruc duurzame 10 Naast bestaande infrastructuur, moet er ook nieuwe hoogwaardige infrastructuur komen, om de positie van de regio te behouden (zie speerpunten en ruimtebehoefte). Van deze nieuwe infrastructuur is niet exact bekend, waar die komt liggen (Bose en N69). Dat wordt immers bepaald in een tracéstudie. Het is voorbarig om ruimtelijke ontwikkelingen te koppelen aan tracés, die nog niet vast staan. 65 6.3. Het ruimtelijk ontwerp In het ruimtelijk ontwerp wordt een zo duurzaam mogelijke balans gevonden tussen ruimtebehoefte, ambitie/speerpunten van beleid en het DRS. Om dit te bewerkstelligen is ook de samenhang van de stedelijke met de landelijke regio's in het ontwerp tot uitvoering gebracht. Concrete denklijnen bij het ruimtelijk ontwerp zijn: Concentratie van verstedelijking in de stedelijke regio. Het benutten van bestaande stedelijke ruimtes voor intensivering, herstructurering, revitalisering en transformatie heeft de hoogste prioriteit. Minimaal 50% van de bouwopgave moet in bestaand stedelijk gebied worden gebouwd (inbreiding als planningsprincipe). . De landelijke regio mag in de extensiveringszones, die in het reconstructieplan zijn aangegeven, bouwen cq. uitbreiden voor migratiesaldo nul. Eventuele ove DOp van stedelijke regio naar landelijke regio wordt zo veel als mogelijk voorkomen. Minim % van de bouwopgave moet in bestaand stedelijk gebied worden gebouwd (in ng als planningsprincipe). Als gemeenten uitbreidingslocaties nodig hebb reidingslocaties te financieren, diene ze dat aan te tonen. Pas daarna krijgen ze toes de provincie. Het is hierbij toegestaan om als cluster van gemeenten geza (bijvoorbeeld cluster Groot Kempen). De stedelijke regio Eindhoven-Helmond is een zelfstand" Breeburg, Uden-Veghel, Weert en Hasselt-Genk. Eindh functionele relatie onderling en met de randgemee en zover dat er in ruimtelijke zin meer samenhang at tuss randgemeenten (het ontstaan van één stad). erstedel""king echter op te lossen met haar randgemeente OR afs n). D Helmond is op te lossen met de Peelgemeente . Bestaande OV- en weginfrastructuur' ha eter worden benut. De infrastructuur is bepalend voor het I lebe id. Ov OV netwerk BrabantStad (kansrijke projecten gekoppeld aa oor en HOV) en s kennis/technologie as (herstucturering en ontwikkeling a et 'venster de 0'). Daarnaast zijn de A58 en de A5? als ontsluitingsas voor na egtranspo palend. . Naast 'rode' infrastructuur, is k e infrastr uur. De stedelijke regio vraagt om een heldere ruimtelijke groene hoof ctu appel ijk kader voor stedelijke ontwikkeling. Groen en mo zov gelijk gekoppeld/ en of ontsnipperd worden. Bestaande waarden worden versterkt. Er is ook sprake van functieverander" van . BIJ n van de groene hoofdstructuur gaat het om het versterken erichte lan schappelijke hoofdstructuur en het kwalitatief inbreiden ebied van de stedelijke n~gio. - ' ~tI: 1U:1Ift1fS . . lIoo~.:"P-.o~ ~~ ~'tooS 1JUIiJf.\IIJSCO(.Q 66 De confrontatie van deze zich ontwikkelende verbindingen en concentratie van verstedelijking is uitgewerkt in een modelbeeld. Het motto van het model is 'compacte bundeling van verstedelijking, gekoppeld aan bestaande infrastructuur rondom een centraal gelegen groen park'. De typering/titel voor dit model is 'compacte parkstad'. Het sturend thema is ontwikkelingen gekoppeld aan rode en groene infrastructuur met behoud van het groene Middengebied. Samengevat per aspect ontstaat het volgend beeld: Profiel Motto infrastructuur en en latteland. t bij elkaar betrokken t op korte afstand intensieve Economische ontwikkeling Infrastructuur Middengebied Koers landelijk gebied' 67 6.4. Infrastructurele dragers Om sturend met infrastructuur om te gaan is een onderscheid in verbindingsassen, ontwikkelingsassen en ontwikkel punten gewenst. De typering van een as geeft aan in welke mate realisatie van het ruimtelijk programma in locatiebeleid mogelijk is. . Verbindingsas betekent dat de weg twee gebieden met elkaar verbindt maar geen ruimtelijke doorwerking heeft in locatiebeleid; Ontwikkelingsas betekent dat de weg over de lengte van het wegdeel direct zijn doorwerking heeft in locatiebeleid; Ontwikkelpunt betekent dat een aansluiting op die weg een potentie heeft voor locatiebeleid direct bij dat punt. . In onderstaand model worden de rode en groene infrastructuur assen voor Z . aangegeven met mogelijkheden voor ontwikkelings- cq. uitbreidingsgebied uitwerking/ invulling worden de daadwerkelijke mogelijkheden voor ontwik onderste laag uit de DRS. 6.5. Aanzet plankaart Het model van de Compacte Parkstad kan niet maximaal ingevuld worden, omdat de onderste laag uit de DRS met name voor de 'rode functies' niet de mogelijkheid biedt. Er zijn een aantal hoge waarden, die niet verloren mogen gaan. Het model van de Compacte Parkstad hoeft bovendien niet maximaal ingevuld te worden, omdat die ruimtebehoefte in de periode tot 2030 niet bestaat. Bij het 'invullen' van het model met locaties, gekoppeld aan infrastructuur, en gewogen aan de onderste laag, ontstaat een aanzet voor de Plankaart voor de stedelijke regio.De geformuleerde speerpunten van beleid en ambities zijn ruimtelijk vertaald op een Plankaart. Om deze ruimtelijke vertaling mogelijk te maken, zijn de speerpunten van beleid en ambities aan elkaar gekoppeld: 68 1. Ontwikkeling en bereikbaar houden van de technologische as A2 en het bieden van voldoende ruimte voor bedrijvigheid in het netwerk van de bedrijfsketen in de directe omgeving van de as, goed ontsloten en regionaal verdeeld: . . A2 als kennis-as. Het gaat hier om een herstructurerings- en ontwikkelingsopgave aan de belangrijkste as die door de regio Zuidoost Brabant loopt, namelijk de A2. Langs deze as presenteert Eindhoven zich als technologische topstad: Ontwikkeling "BEA2" en "Eindhoven Acht" (werk); Ontwikkeling "Strijpse Kampen" (werk); Herontwikkeling A2 zone tussen "BEA2" en "Poot van Metz" (wonen en werk); . Herstructurering "Poot van Metz" en "De Run" (werk). De verbreding van de A2 is hiervoor noodzakelijk. Tevens is de aanleg van twee extra verbindingen op de parallelbanen met het achterland noodzakelijk, ter hoogte van Eindhoven Acht GDC (goederendistributiecentrum) en De Hurk (Meerenakkerweg). D locatie Strijpse Kampen betekent de afronding van de westelijke uitbreiding van Eindho . A67 als transport-as. Het gaat hier om een nieuwe ontwikkelingsopg bedrijventerreinen binnen en buiten de stedelijke regio: Ontwikkeling "Diesdonk", Asten (werk, stedelijke regio); Ontwikkeling "Kempisch Bedrijvenpark", Bladel (werk, lan Deze weg heeft voorlopig voldoende ruimte voor vervoerss ontwikkelen locaties. Voor de locaties Diesdonk en Bedr". bijzondere mogelijkheden zijn met vervoer over water. locatie Diesdonk. . Zuid Willlemsvaart en Wilhelminakanaal. De ka binnen het SRE. Beide kanalen bieden, confo voor versterking van vervoer over water. Er ontwikkelen van multimodale overslagpunten: . Diesdonk; . Deense Hoek; . Scheepstal. Het Wilhelmina kanaal heeft naast waarde. OV-bestaa rlh beter benutten. Deze reeds bestaande infrastructuur biedt, na het treffe ge oor goederenvervoer en afleiding daarvan over de Betuwelij kan voor geconcentreerde verstedelijking binnen de stedelijke regio. Da n mogelijkheden voor het stedelijk programma binnen een 'r .. e' a s. Deze afstand is gedefinieerd op de DRS-kaart, tweede laag risc stations). Het gaat hier om herstructurerings- en ntwikkelingslo e nadruk op wonen. Met het oog op het bieden van een hoogstedelij ilieu, ligt er een grote uitdaging in de binnensteden: Intensiver binnenstad Eindhoven (wonen en kantoren); Intensiver" binnenstad Helmond (wonen en kantoren); nsiv Best centrum (wonen); ng Best noord (wonen); . Ontwikkeling Best oost (wonen); . Brandevoort 2 (wonen); Ontwikkeling "Goor", Helmond zuid (wonen); . Ontwikkeling Lungendonk, Helmond zuid (wonen). . . Voor openbaar vervoer wordt ingezet op realisatie van OV netwerk BrabantStad. Deze ontwikkeling is van groot belang voor de gehele regio. Hier is een wervend hoogstedelijk milieu gewenst, globaal begrensd door de stedelijke Ring van Eindhoven. De intensivering van de binnenstad van Helmond is van een lager schaalniveau. Hiermee wordt de positie van Helmond als grotere kern in de Peel gewaarborgd. Overige locaties zijn ontwikkelingslocaties met goede ontsluitingsmogelijkheden op het openbaar vervoer. Met de OV-ontsluiting alleen, zijn de ontwikkellocaties niet optimaal te ontsluiten. Hiervoor is 69 . aanvullende infrastructuur noodzakelijk. Er wordt gerekend op de aanleg van het nog te bepalen voorkeursalternatief van de BOSE-studie. Bestaande HOV-as beter benutten. De HOV-mogelijkheden betekenen nu al een potentiële kans voor verstedelijking. Het gebruik maken van een bestaande HOV-verbinding past uitstekend bij de concentratiegedachte van verstedelijking. Alleen door optimaal gebruik te maken van deze infrastructuur, kan het draagvlak worden behouden. Intensivering "Strijp S (West Corridor en A2-passage)", Eindhoven (wonen en werk); Intensivering Veldhoven-centrum (wonen) Ontwikkeling "Zonderwijksche Akkers", Veldhoven west (wonen); . Ontwikkeling "Meerhoven 2" (wonen); . Ontwikkeling "Habraken", Veldhoven noord (werk). Momenteel is er geen zicht op de realisatie van een tweede HOV-as. Met de herstructurering en intensivering van "Winkelcentrum Woensel", dient zich echter een kans an. Deze kans is wellicht te combineren met het iets noordelijker gelegen (herstructurerin bied (meubelboulevard) Ekkersrijt in combinatie met een transferium. Nad aaibaarheidsstudies zijn noodzakelijk. In OV netwerk BrabantStad is ook een andere kansrijke HOV-as Eindhoven CS - Veldhoven zuid. 3. Kracht van de regio Zuidoost Brabant versterken door grenso segmenten van bedrijvigheid, bufferbeleid en infrastructuur. . Werking N69 en ASO. Voor het economisch profiel Hasselt Genk en daarmee Luik van groot belan stedelijke regio's elkaar. Gewenste uitwisseli en eventuele gezamenlijke ontwikkeling in s verwachting is dat op termijn aanvullende infra tussen Eindhoven en Hasselt. In de I tu beperkt zoekgebied. Het is niet mo om, oorui locaties aan te wijzen, die qua ont ing afhankelijk z Ook in de stedelijke regio Uden-Ve el is met de leg voor bedrijven in de toptech gis keten. . "Sonse Heide" (werk). De ontsluiting van deze locatie Sonse Weg richting 'ting op . In zuidelijke richting 11 Duurzaam Indu 'egebi bemoeilijkt we . Verde . Verd raken in huidige infrastructuur (Beste Weg, , is ielontoereikend. or de A2, het lokale bedrijventerrein Airpark en het rane verdere ontwikkeling van Airpark wordt id van een grondwaterbeschermingsgebied, 2", Cranendonck (werk, landelijke regio) endonck (werk, landelijke regio) . d en lokaal landschap versterken en benutten voor het crëeren , werken, recreëren en landschap. el en Goorloop. Naast verbindingen voor verkeer zijn er en van betekenis. Deze verbindingen horen bij de integrale planvorming van elijke ontwikkeling binnen de stedelijke regio. Zij betekenen het achterland el van de woon- en werkgebieden. Behoud en versterking van de n et een deels recreatief profiel, is noodzakelijk. Deze verbindingen vangen een van het groene programma op voor de regio. Een Landschapsecologische zone Gulbergen. Naast de twee natuurverbindingen wordt er in het Middengebied nog een andere lijn gevonden, in de vorm van een landschapsecologische zone. Deze zone bestaat uit bestaande bossen met een natuurwaarde waarin verschillende recreatieve en extensieve stedelijke functies (recreatie etc.) zijn gevestigd. Recreatie poort Groene woud en Groen Pee/vallei. De recreatieve ontsluiting van groene gebieden in de stedelijke- en landelijke regio in relatie tot elkaar, vindt z'n vertaling in een 'recreatie poort' naar het Groene Woud en een 'recreatie poort' aan de oostzijde van recreatieplas Berkendonk (Groene Peelvallei in de landelijke regio). Verbrede plattelandsontwikkeling en recreatie noordelijk Middengebied. Het noordelijk Middengebied is vanwege de bestaande structuur erg karakteristiek voor het verschil tussen stad en platteland. Het beschermen van deze karakteristiek en het verder ontwikkelen van . . . 70 . daaraan gekoppelde functies (agrotoerisme en agrarisch natuurbeheer) is in dit gebied kansrijk. . Eindhovens kanaal. Dit kanaal vormt een duidelijke oost-west ecologische verbinding tussen de groene gebieden in het Middengebied (Dommel, Gorloop en Gulbergen). Deze verbinding heeft ook duidelijke recreatieve functie. 5. Het ruimtelijk tot uitdrukking brengen van de relatie tussen stad en land door co verstedelijking, zonering van programma en het behouden van de onderlinge b op een leefbare regio. . N615. Het gaat hier om een nieuwe ontwikkelingsopgave voor lok buiten de stedelijke regio. Bovendien is de combinatie met het ka bedrijven. . Ontwikkeling "Lieshoutsche Beemster" (wonen landelij Ontwikkeling "Hooge Akkers", Aarle-west (wonen); . Ontwikkeling "Deense Hoek", Lieshout-zuid (werk). . Middengebied. In het Middengebeid liggen vier uitb ing RSP zijn opgenomen: . Nuenen Eeneind (werk); . Nuenen west (wonen); . "Luchen", Mierio west (wonen); . "Genoenhuis", Geldrop zuid (won Deze locaties liggen strategisch, op wonen en werken langs bestaande Hierbij verdient de afronding naar BOSE De ve op ter vullende infrastructuur wordt gerealiseerd in het gebied tus Imond. In de lopende tracéstudie zijn diverse varianten in beeld. He ruitlopend op de uitkomst van de studie, locaties aan te wijzen, di an 'k zijn van een BOSE-variant. N279 als t hier om een nieuwe ontwikkelingsopgave voor bovenlokale te buiten de stedelijke regio. 0 ikke Laarbeek (werk landelijke regio); Ontwikkeling tal", Helmond (werk); Ontwikk MOB complex, Deurne (werk landelijke regio). . . 6. Het z inpassing van de reconstructieplannen in stedelijke, dan wel landelijke regio, waa aarde van beide planvormen expliciet wordt gemaakt. . De Jan regio mag in de extensiveringzones, die in het reconstructieplan zijn aangegeven, bouwen cq. uitbreiden voor migratiesaldo nul. De beoogde locaties zijn reeds door gemeenten aangegeven op de plankaart. Ook in de landelijke regio dient in het kader van intensivering, maximaal en tenminste 50% van de bouwopgave, in bestaand stedelijk gebied te worden gebouwd (inbreiding). Als gemeenten uitbreidingslocaties nodig hebben om inbreidingslocaties te kunnen financieren, dienen ze dat aan te tonen. Pas daarna krijgen ze toestemming van de provincie.Het is hierbij toegestaan om als cluster van gemeenten gezamenlijk op te trekken (bijvoorbeeld cluster Groot Kempen). 71 stap 1: het groter verband Oranje: herst en intensiveringsopgave Rood: plancapaciteit wonen tot 2020 Paars: plan capaciteit werken tot 2020 Lichtgroen: recreatieve natuur Donkergroen: natuurlijke recreatie 72 Er is een fout opgetreden tijdens het OCR'en van dit image. Bestand C:\Program Files\ZyLAB\ZyIMAGE\Jobroot\000000YI\tiff\00000WAI.tif is twee keer geprobeerd, zal nu overgeslagen worden De verbreding van de A2 (Tangenten Eindhoven) wordt in het jaar 2010 afgerond; Op de stedelijke Ring Eindhoven wordt de doorstroming verbeterd; Het bestaande spoor wordt ingezet als stadsgewestelijke rail; De HOV-structuur is op de plankaart aangegeven en wordt gefaseerd uitgebouwd; Kansrijke locaties OV netwerk BrabantStad ingevuld; Op de plankaart zijn de multimodale overslagpunten aangegeven; Realisatie aansluiting Kempische Bedrijventerrein op de A6? Groen In de stedelijke regio wordt invulling gegeven aan vijf prioritaire groene gebieden; In de landelijke regio is het reconstructieplan leidend. Voorzieningen Het draagvlak onder het voorzieningenniveau in de stedelijke door intensivering I inbreiding; In de landelijke regio biedt de reconstructie plannen aan In het DRS is de beleidskaart water ingevoegd. D liggen niet op onoverkomelijke waterprogramm Wel verdient water nadere aandacht in de on Beek en Donk noord oost, Gemert Bakel t e wordt versterkt Water 'Dubbele claim' op locatie Op een enkele locaties ligt een 'dubbele' claim. Voo standpunt innemen (een ontwerpbesluit nemen), moet concreet dat de periode tot april 2004 benut de Sonniuswiik Toelichting: Hier bestaat een claim vanuit voo 0 woningen, een claim vanuit de reconstructie voor landbouwontwikk sg e heeft nog geen eenduidig voorstel of mening, maar wil daar wel versneld i ee 2004 aan werken. In het huidige voorstel RSP staat voor de Sonniuswijk ~ol ven: Zal in de fasering naar verwachting pas na ongeveer 2010 aan komen r be rrein. In het reconstructieplan zal vooralsnog het landbouwont den gehandhaafd. Essentieel is afstemming met de gemeente Best, menin svormin nen te (eventueel ondersteund door het SRE of provincie) gericht 0 idi breng van e gemeente Son en Breugel. Procesvoorstel: Z aangeduid. De ge wordt bij eg! uc in het RSP wordt deze locatie als nader uit te werken ugel al hierover een uitspraak moeten doen. Deze uitspraak Sonniuswijk betrokken. Diesd Het a ijke en bestuurlijke afstemmingsoverleg hierover loopt nog. Over Diesdonk is goed 0 okkenen gaande. Onderwerp van gesprek is de ruimteclaim voor bedrijven binnen en: ruimte voor waterberging, natuur en ruimte voor recreatie. Ook over Id van een (regionaal) bedrijventerrein nabij de A6? is goed overleg gaande. De bestuurlijke Itvorming rond Diesdonk loopt vertraging op. In januari vindt bestuurlijk overleg plaats, samen met gedeputeerde ROpp, om hierover tot een standpuntbepaling te komen. De resultaten van dit overleg worden afgewacht. Procesafspraak: Besluitvorming ljanuari) afwachten. Voorlopig wordt de ruimte ten noorden van de A67 aangegeven als voorkeurslocatie. De ruimte ten zuiden van de A67 wordt aangegeven als alternatieve locatie, indien de locatie ten noorden van de A67 niet als bedrijven terrein wordt aangewezen. Procesafspraak: In opdracht van de gemeenten Asten, Someren en Helmond wordt voor 1 april 2004 een Telos duurzaamheidsonderzoek opgeleverd naar de locaties, Lungendonk, Diesdonk en stadsinbreiding Helmond.De uitkomst van deze studie is richtinggevend voor de besluitvorming. 75 6.7. Fasering De locaties zoals opgenomen op de Plankaart komen niet allemaal tegelijk in ontwikkeling. Er moet een bepaalde fasering worden afgesproken. Criteria die bepalend zijn in de fasering zijn: . Ontsluiting/aanwezigheid van infrastructuur (bijvoorbeeld Deense Hoek - Bose) Ontwikkeling reconstructieplannen (Iocaties landelijke regio) Ontwikkeling grondwaterwingebieden (bijvoorbeeld Airpark) . Ontwikkeling externe veiligheid (herstructureringslocaties A2/Tangenten en bestaand spoor) . Verstedelijkingsafspraken BOR In het uitvoeringsprogramma (hoofdstuk 7), krijgt de fasering nader uitwerking. 76 Hoofdstuk 7. Uitvoering 7.1. Inleiding Het RSP moet geen plan worden, dat uitsluitend gebruikt wordt als kader voor gemeentelijke plannen of een plan, dat gebruikt wordt om andere plannen te toetsen. Het SRE en de provincie zijn voornemens om sterk in te zetten op de daadwerkelijke realisering van projecten. Daartoe is het Uitvoeringsprogramma opgesteld. 7.2. Monitoring In het samenwerkingsverband regio Eindhoven wordt door SRE en provincie ee planningsoverleg in het leven geroepen. In het regionale planningsoverleg w Uitvoeringsprogramma gemonitord. Het regionale planningsoverleg komt bijeen. Het resultaat zal worden gebruikt om het Uitvoeringsprogramma m actualiseren, of zoveel eerder als ontwikkelingen noodzakelijk maken planningsoverleg de voortgang van de benoemde projecten in par wordt het regionale planningsoverleg gevoed door sectorale pla ionaal et één maal per jaar e vier jaar te regionale arnaast . Wonen: Afstemming tussen vraag en aanbod. SR op diversiteit in woningbouw, gekoppeld aan do Vinex afspraken: SRE houdt de woningbouw ISV: SRE is budgethouder (m.u.v. B5 geme worden afgestemd. Bedrijventerreinen: Afstemming tuss aan de hand van het RSP (en Regi gemeentelijk uitgifte beleid, de mis planologisch regiem van bestemmi Verkeer: Er wordt gelet op lann van de verschillende ontwikk tie waarbij SRE qua infrastructuur vo samen met de provincie urvisie) letten op het achtlijsten voor kavels en het . rele projecten in relatie tot de fasering g is alleen van toepassing op projecten naa tge en heeft dus een aanwijzingsbevoegdheid. Dit verandert elijke Regeling (Wgr+) die eraan zit te komen. In de nieuwe enstructuur ingesteld. De inzet is er op gericht om per 1 januari ds en een Regionaal Mobiliteitsfonds te hebben. R ings onds met als toetsingskader het Rgp Het R gsfonds is vooral bedoeld om belangrijke projecten die van regionaal belang zijn van n. Het Regionaal Stimuleringsfonds wordt gevoed uit een bijdrage per inwoner oraad nader zal worden vastgesteld. Denk hierbij aan een basisbijdrage (bedrag per I p basis van solidariteit en anderzijds van aanvullende gemeentelijke bijdragen op basis van een nadere verdeelsleutel, mede gebaseerd op het profijtbeginsel. Een gefaseerd toegroeien naar een uniform voor alle gemeenten geldende bijdrageregeling heeft de voorkeur. Wat betreft de voeding is het van belang dat tussen de gemeenten in het stedelijk gebied en de gemeenten in het landelijk gebied een verschil in ambitieniveau bestaat. Als landelijke gemeenten problemen hebben met het leveren van bijdragen in een fonds dat financiering van probleemvelden in de stedelijke regio behelst, kan hier benadrukt worden dat, bij het inwilligen van de meest 'stedelijke' financieringsbehoefte (verevening van bouwlocaties), een gedifferentieerde toepassing van regionaal grondbeleid mogelijk is. Deze zal dan alleen gelden voor gemeenten in de stedelijke regio! Voorts wordt het fonds gevoed uit diverse deelbudgetten. Deze budgetten worden ondergebracht in het Stimuleringsfonds, maar blijven specifieke doeluitkeringen: Financieringschap, Vinex, ISV, ILG en Stimulus. 77 Projecten komen uitsluitend in aanmerking voor een bijdrage uit het Regionaal Stimuleringsfonds op basis van door de Regioraad vastgestelde beleidsdocumenten zoals het RSP, Regionale Bedrijventerreinenstructuurvisie en de Regionaal-economische ontwikkelingsstrategie. Daarbij kan ook de provincie worden genoemd ten aanzien van middelen voor projecten in Zuidoost Brabant. Voor de instelling van dit fonds is een overgangsfase van 5 jaar voorzien. De combinatie van een gedifferentieerde inzet van instrumenten van regionaal grondbeleid en een regionaal stimuleringsfonds maakt het mogelijk voor de negen randgemeenten gemeenten in de stedelijke regio, overeenkomstig hun wens, de tijdelijke gemeenschappelijke regeling van het Financieringsschap op te heffen en hun samenwerking op de terreinen waarop het financieringsschap zich nu nog beweegt voort te zetten in het grotere verband van het SRE. Ten behoeve van de realisatie van de regionale projecten, staat het SRE volgen 1 januari 2005 op basis van de Wgr+, het instrument van het regionale grond De Kaderwet geeft aan welke onderdelen van het regionaal grondbeleid ku Kaderwet en per ter beschikking. rden geregeld. . Regionaal Mobiliteitsfonds met als toetsingskader het RWP Het Regionaal Mobiliteitsfonds wordt gevoed uit een bijdrage van d nader zal worden vastgesteld. Voorts wordt het fonds gevoed do Doel Uitkering en Brede Doel Uitkering). 7.4. programma Het RSP de ambitie die de regio zich heeft gesteld met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. voeringsprogramma staan strategische projecten opgenomen, die van belang zijn om de regionale speerpunten van beleid en de regionale ambitie waar te maken. Dit betekent dat onderscheid wordt gemaakt tussen een aantal typen projecten: Lokale projecten; uit te voeren door de gemeenten zelf. Er is geen rol voor SRE en/of provincie weggelegd. Deze projecten worden niet opgenomen in het Uitvoeringsprogramma; Lokale projecten met een regionale uitstraling; uit te voeren door één of meerdere gemeenten waarbij SRE en/of provincie faciliteren. Regionale projecten; uit te voeren door SRE in samenwerking met gemeenten en provincie. SRE heeft vooral een rol in de planbegeleiding en financiering. . Bovenregionale projecten; uit te voeren door rijksoverheid of provincie in samenwerking met SRE. Het uitvoeringsprogramma is gericht op het sterker uitvoeren en sturen op regionale projecten. 78 Er is een fout opgetreden tijdens het OCR'en van dit image. Hoofdstuk 8. Synchronisatie RSP en Streekplanuitwerking Binnen de provincie wordt gestreefd naar uniformering van inhoud van de Streekplanuitwerkingen. Dit is slechts deels mogelijk voor het RSP, omdat dit tevens geldt als regionaal structuurplan voor het SRE. Recent is een eerste doorloop van een standaard Streekplan uitwerking ontwikkeld. Geprobeerd wordt, om de inhoudsopgave van het RSP zoveel mogelijk parallel te laten lopen met andere Streekplan uitwerkingen. Hierbij is de inhoud uitgebreider en soms specifiek voor het SRE. Soms is de inhoud specifiek voor de provincie. Om een duidelijk onderscheid te maken tussen hetgeen de provincie en hetgeen het SRE als beleidstekst beschouwt, is er een hoofdstuk 8 toegevoegd. De verdere synchronisatie zal redactioneel de komende maanden plaatsvinden. 80 ~f 6 - l~t~.O(} BIJLAGEN Pre-Concept Regionaal Structuurplan Regio Eindhoven I E" Sa, ,m, en"wer, kingsverband , Regio Eindhoven -~"~ i Provincie Noord-Brabant N .\ ~ BIJLAGEN Bijlage 1: Opbouw DRS Bijlage 2: Afwegingskaarten Bijlage 3: Toetsing ruimtebehoefte aan plankaart Bijlage 4: Legenda DRS- en plankaart Bijlage 1. Opbouw DRS 1. Eerste laag: Natuurlijk systeem De eerste of onderste laag wordt gevormd door het watersysteem, de bodemtypologie en de geomorfologie en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische (Iandschaps)-waarden. Het grote belang van de onderste laag vindt zijn oorzaak in de lange reproductietijd en daarmee de onvervangbaarheid van deze waarden en systemen. Per aspect water, natuur en landschap is een subkaart gemaakt. De drie subkaarten worden samengebracht in één eind kaart van de onderste laag. Subkaart Water Door het tijdenlang aanpassen van omstandigheden van bodem en waterhuishouding aan de behoeften van het ruimtegebruik, is er sprake van verdrogingschade en vervuiling, zijn natuurwaarden verdwenen en zijn de risico's op het ontstaan van wateroverlast en overstromingen toegenomen. Het Regionaal Structuurplan streeft daarom naar een robuust water- en bodemsysteem, waarop ruimtelijke plannen zowel qua locatiekeuze als qua inrichting zoveel mogelijk aansluiten. Voor wat betreft grondwater wordt aansluiting gezocht bij het systeem van kwel en infiltratie. Voor het oppervlaktewater wordt uitgegaan van stroom- en afwateringsgebieden (deelwatersystemen), waarbij afvoerpieken worden afgevlakt door water vast te houden in de 'haarvaten' van de stroomgebieden en ruimte te geven aan waterberging in laag gelegen delen, het meanderen van beken en overstromen van beken in de beekdalen. Deze aspecten zijn terug te vinden op de basiskaart water die in het kader van het DRS Zuidoost- Brabant is gemaakt (over de witte gebieden op de subkaart zijn geen gegevens bekend): . De subkaart water bestaat uit de volgende onderdelen: - INFIL TRA TIE+INTERMEDIAIR+KWEL + DEELSTROOMGEBIED - Intermediair: ja In de intermediaire gebieden wordt een groot deel van het grondwater snel door waterlopen afgevoerd. Afhankelijk van het seizoen zijn ze afwisselend droog en nat. In intermediaire gebieden vindt zo min mogelijk wateronttrekking plaats om doorstroom naar kwelgebieden te bevorderen. De spelregel voor intermediaire gebieden is 'ja'. Overigens moet met dit aspect wel rekening gehouden worden in de ontwerpfase. Infiltratie: ja, mits Infiltratiegebieden liggen op de hoge, droge zandgronden. Hier zakt het water in de grond en wordt het diepere grondwater gevoed. Het water wordt hier zoveel mogelijk vastgehouden. Potentieel vervuilende functies dienen geweerd te worden uit infiltratiegebieden (omdat deze gebieden belangrijk zijn voor voeding van de grondwatervoorraden) en uit boven- en middenstroomse gebieden van beken. De spelregel voor infiltratiegebieden is 'ja, mits'. Kwel: nee, tenzij De kwelgebieden liggen in de lage, natte gebieden. Het grondwater kwelt hier op als gevolg van opwaartse druk door hoogteverschillen ten opzichte van de infiltratiegebieden. Hier is sprake van een hoog (grond)waterpeil waardoor het water kansen biedt voor natte natuurontwikkeling. Potentieel natte gebieden, zijn van nature niet of minder geschikt voor bebouwing. Bouwen is hier lastiger en duurder. Bovendien is er een nauwelijks uit te sluiten risico op (schade door) wateroverlast. Maatregelen om tot bebouwing over te gaan (ophoging, bemaling) zijn daarom als minder duurzaam te beschouwen. De spelregel voor kwelgebieden is 'nee, tenzij'. Kanttekening die hierbij geplaatst dient te worden, is dat het Regionaal Structuurplan in de stedelijke regio onder voorwaarden grootschalige kapitaalintensieve functies toestaat in kwelgebieden. l'=:?:"::~:;"~;>"~""""" - i":~':"- -~- > -:-:'::::::;;'-'-"~-~- B;r~ =-,-~..,--,,>",-~ .. Abiotische laag, subkaart water Subkaart natuur Voor het bepalen van mogelijke toekomstige uitbreidingslocaties voor wonen en werken vormt de planologische bescherming van natuur- en landschapswaarden een belangrijke randvoorwaarde. Ondanks inspanningen komt het herstel van de Brabantse natuur maar moeizaam op gang: natuurgebieden blijven te klein en versnipperd, er verdwijnen nog steeds planten- en diersoorten en de natuur wordt over het geheel genomen als te mager gezien. Het huidig natuurbeleid richt zich op verbetering van de ecologische kwaliteit en verhoging van de belevingswaarde van de natuur. Hiertoe is een Groene Hoofdstructuur benoemd. Dit is een samenhangend netwerk van waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden, voornamelijk landbouwgebieden, met aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Binnen de Groene Hoofdstructuur worden verschillende gebiedscategorieën onderscheiden waarvoor het beschermingsregime verschilt, afhankelijk van type natuur en aard van de ingreep. . De subkaart natuur bestaat uit de onderdelen: NA TUUR = Regionale Natuur en Landschapseenheid+Groene Hoofdstructuur- NA TUUR&LANDBOUW+Agrarische Hoofdstructuur LANDSCHAP&LANDBOUW- Regionale Natuur- en Landschapseenheden en GHS natuur: Nee RNLE staat voor regionale natuur- en landschapseenheid. Deze eenheden bestaan grotendeels uit GHS en uit een gedeelte van de AHS. Een RNLE is een gebied van ten minste enkele duizenden hectaren die voor circa tweederde uit bos en natuur bestaan met daaromheen landbouwgronden als buffer. Hierbij is met name gelet op hydrologische en landschappelijke samenhangen. De RNLE wordt nader begrensd in het kader van het project Revitalisering van het Landelijk Gebied (RLG). Reconstructie heeft hierin het primaat, maar niet het alleenrecht (dit laatste geldt vooral in de stedelijke regio). In het DRS-proces wordt zoveel als mogelijk in de tijd aangesloten bij de (her)begrenzing van de RNLE in het kader van reconstructie. Voorlopig is in de basiskaart natuur voor het DRS Zuidoost de indicatieve begrenzing voor de RNLE uit het streekplan opgenomen. De GHS natuur omvat de ecologische verbindingszone, natuurparels en overige bos- en natuurgebieden. De spelregel voor RNLE en de ecologische verbindingszone en natuurparels is 'nee'. AHS landbouw: Ja Ruimte voor uitbreiding van stedelijke functies kan in beginsel enkel worden gevonden in de AHS-Iandbouw. De spelregel voor AHS landbouw is 'ja'. GHS landbouw en AHS landschap: Nee tenzij De GHS landbouw omvat het leefgebied kwetsbare soorten, leefgebied struweelvogels en natuurontwikkelingsgebied. De spelregel voor de GHS landbouw is 'nee tenzij'. Datzelfde geldt voor overige bos- en natuurgebieden uit de GHS natuur. Uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag is enkel toelaatbaar als daar zwaarwegende maatschappelijke belangen aan ten grondslag liggen en pas nadat een onderzoek heeft aangetoond dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten deze categorieën. De AHS landschap omvat het leefgebied dassen, waterpotentiegebied. De AHS landbouw biedt ruimte voor uitbreiding van stedelijke functies. De spelregel voor GHS landbouw en AHS landschap is 'nee tenzij'. Toelichting op subkaart: In de kaart natuur vallen met name de RNLE'en op, die een grote belemmering vormen voor verstedelijking. Daarnaast is vanuit het oogpunt natuur in de stedelijke regio relatief minder ruimte voor verstedelijking dan in de landelijke regio. """r¥~"='="H~~'" ,",-."." i::_- .;.. - ~=--::.:"~' -~"--- c:!~- D~---" ,. -----.-.--- ----- Abiotische laag, subkaar! natuur Subkaart Landschap Ter verhoging van de landschappelijke kwaliteit van het onbebouwde en bebouwde gebied dienen de landschappelijke en cultuurhistorische (Iandschaps)waarden te worden gerespecteerd en benut als inspiratiebron. De kunst is een goed evenwicht te vinden tussen behoud van waardevolle landschappelijke karakteristieken, structuren en elementen, inclusief boven- en ondergrondse cultuurhistorische (Iandschaps)waarden, en de vernieuwing van het landschap: 'behoud door ontwikkeling'. Op de basiskaart Landschap komen de volgende eenheden voor: aardkundig waardevol gebied, historisch landschappelijk gebied met zeer hoge en hoge waarde, beekdalen en archeologische monumenten. . De subkaart landschap bestaat uit de volgende onderdelen: LANDSCHAP = AARDKUNDIG+HIST.LANDSCHAPPELlJK +BEEKDALEN+ ARCH.MONUMENTEN - Aardkundig waardevolle gebieden: ja mits Het streekplan stelt aardkundig waardevolle gebieden (zoals beekdalen, kreekgebieden, stuifzand- en landduinen) te willen behouden. Het merendeel van deze gebieden ligt in de GHS en de AHS-Iandschap. Voor onomkeerbare ruimtelijke ingrepen geldt hier het 'nee, tenzij-principe'. In aardkundig waardevolle gebieden buiten de GHS en de AHS-Iandschap is het uitgangspunt 'behoud door ontwikkeling', waarbij in het geval van een ruimtelijke ingreep een hoogwaardige inpassing moet worden verzekerd. Omdat het 'nee, tenzij-principe' is afgedekt via de GHS- en AHS-gegevens in de beleidskaart natuur, is de spelregel voor aardkundig waardevolle gebieden 'ja, mits'. Historisch landschappelijke vlakken: nee tenzij Ten aanzien van de CultuurHistorische Waarden kaart (CHW) geldt dat in het bijzonder rekening moet worden gehouden met historisch-landschappelijke vlakken met hoge en zeer hoge waarde. In beginsel zijn in deze vlakken enkel ruimtelijke ingrepen toelaatbaar die gericht zijn op voortzetting of herstel van de historische functie en die leiden tot behoud of versterking van de cultuurhistorische (Iandschaps)waarden. De spelregel is hier 'nee, tenzij'. Archeologische monumenten: nee tenzij In navolging van het beleid van de Rijksoverheid, is het uitgangspunt dat archeologisch erfgoed moet worden beschermd op de plaats waar het wordt aangetroffen. Dit houdt in dat voor terreinen met eenmaal bekende archeologische waarden, zoals deze door het Rijk zijn aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de spelregel nee-tenzij van toepassing is. Beekdalen: nee Beekdalen zijn zeer bepalend voor het landschappelijke beeld van Zuidoost-Brabant. Omdat beekdalen echter meer kwaliteiten bezitten dan enkel visuele, is in deze kaart bredere informatie opgenomen uit de geomorfologische kaart. Beekdalen krijgen de spelregel 'nee'. In de kansenkaart landschap vallen vooral de beekdalen op, die een sterke belemmering vormen voor verstedelijking. Daarnaast kan in principe niet gebouwd worden in de historisch landschappelijke vlakken, de beekdalen en de archeologische monumenten. Vanuit het aspect landschap zijn er veel mogelijkheden voor verstedelijking in Zuidoost. Abiotische laag, subkaart landschap ~~~:J.:,;",,""d,d'~"""F' -. !!li::;:.,. ..:'" -=--~::.~._~!.~- 8=~. JIIII -""--'-,---'--- --.------ Eindkaart eerste laaq De eind kaart van het 'natuurlijk systeem' geeft inzicht in de kansen voor verstedelijking. Hierbij geldt steeds dat de zwaarste spelregel (bv. nee) boven de minder zware spelregel gaat (bv. nee, tenzij). Hierdoor wordt een kaart verkregen waaruit in een oogopslag (tussen de wimpers door) de grootste kansen te lezen zijn vanuit de eerste laag voor ontwikkelingen ten behoeve van wonen en werken. Het is niet de bedoeling de kaart te lezen tot op kavelniveau. Bij de confrontatie met het programma zal de druk hiervan op een gebied voor een deel bepalen hoe omgegaan wordt met de verschillende (on)mogelijkheden die door de lagen worden opgeworpen. De druk zal in de stedelijke regio groter zijn dan in de landelijke regio's. Bedoeling is echter de discussie helder te houden. De kaarten zijn uitdrukkelijk bedoeld als 'eerste filter'. Toelichting op de eindkaart Natuurlijk Systeem: Uit de eind kaart van de eerste laag blijkt onder andere dat er in de stedelijke regio relatief weinig verstedelijkingsruimte overblijft. Eindkaart eerste laag _."H '="'==- ... Regio Za;,loo" " load."""we =~.,.-" -- 2. Tweede laag: Infrastructuur In de centrale doelstelling van het Regionaal Structuurplan staat dat de gebruiksmogelijkheden van infrastructuur moeten worden geïntensiveerd. Om in de groeiende mobiliteitsbehoefte te voorzien en tegelijkertijd Brabant bereikbaar en leefbaar te houden moet infrastructuur meer sturend zijn in de ruimtelijke ordening. Hiertoe wordt gekeken naar de kansen die bestaande infrastructuur biedt voor ontwikkelingen met betrekking tot wonen en werken. De afstand van te ontwikkelen gebieden tot op- en afritten cq. aansluiting op internationale en regionale infrastructuur is hierbij bepalend evenals de huidige bezettingsgraad van de wegen. Die bezettingsgraad bepaalt immers de uitbreidingsruimte. Allereerst is een basis kaart opgesteld, waarop bestaande nationale, provinciale en regionale infrastructuur (weg, spoor en water) is aangegeven, inclusief harde plannen die uitgevoerd gaan worden. In een afzonderlijke kaart is ook nog geïnventariseerd welke zachte plannen er mogelijkerwijs in de toekomst een rol kunnen spelen bij de afweging van ruimte voor verstedelijking. Omdat het geen bestaande kwaliteit betreft wordt deze kaart niet gebruikt bij het DRS, maar levert het extra informatie op bij de confrontatie. In de confrontatiefase kan de inventarisatie en de stand van zaken t.a.v. onderzoeken naar die plannen meegenomen worden. Het betreft de BOSE-studie en de planvorming. Er is gestreefd naar een samenhangend beeld van rail infra, HOV- en busnetwerk en wegenstructuur. Vervolgens is de kansruimte bepaald, welke wordt gevonden door de op- en afritten en de bezettingsgraad van wegen. De bezettingsgraad van wegdelen is de basis voor een nadere interpretatie van de uitgangssituatie. Immers daar waar ruimte op het wegdeel bestaat voor meer verkeersbewegingen is in principe functioneel ook ruimte te bieden. Getracht is, op grond van beleidstendensen en voorbeelden uit andere provincies, in een tabel criteria voor beoordeling van infrastructurele ruimte voor het stedelijke programma te vatten. Deze cijfermatige exercitie is deels arbitrair, maar geeft wel een goed beeld van de systematiek en zal bij overeenstemming binnen de regio tot een gedragen en werkbare kaart leiden. De gekozen bandbreedtes zijn niet absoluut bedoeld maar een indicatie. Er wordt onderscheid gemaakt naar locaties waar per definitie goede mogelijkheden zijn (ja), locaties die in potentie goede mogelijkheden vanuit verkeer hebben (ja, mits) en overige terreinen waar in principe nee, tenzij geldt. Deze waardering is in de tabel verwerkt. Tabel 1: zonering ten opzichte van infrastructuur Station Multimo- HOV Hoofd Milieu daal relatie Functie knooppunt Wonen Centrum 3km 2km Nvt Nvt 3km Nvt 1 km Groen- 3km 2km 2km 1 km 6km Nvt 3km stedelïk Landelijk Nvt Nvt 2 km 1 km Nvt Nvt Werken Kantoren 2km 2 km (in Nvt nvt 3 km 2km 1 km mix met andere bedrijvigh eid Nvt Nvt 2km 1 km Nvt Nvt 3 km 3km Nvt 2km 1 km Nvt Nvt Nvt 3km 2km Nvt nvt Nvt 3km 1 km Toelichting op de eindkaart Infrastructuur: De eindkaart Infrastructuur geeft de bestaande infrastructuur (inclusief harde plannen) en de beschikbare verkeersruimte voor verstedelijking in Zuidoost-Brabant aan met een waardering van nee-tenzij, ja mits en ja. Zoals eerder opgemerkt staan zachte plannen (BaSE en rijksweg 69) niet op de kaart opgenomen. Dat wil echter niet zeggen dat ze op zichzelf geen potentie als ontwikkelingsas in zich hebben. Het tegendeel is waar. ~ ~~ ~~w:;,ZI;" +~ë' ;"ó;;".~ ::-.;:::~:;:,. ".......,.- ¿f:;=;;;!~;:,:~"'" 8 [=-:::5*"-- -.----- ;til ~~- , A Eindkaart infrastructuurlaag 3. Derde laag: Occupatie Voor occupatie in de derde laag wordt gekeken naar de verstedelijkte ruimte op regionaal abstractieniveau. Uitgangspunt voor de kaart is de kwaliteit van de verstedelijkte ruimte in aanvulling op kwaliteit van het landelijk gebied (eerste laag van de beleidskaarten en landschapskaart). Op basis van reacties van gemeenten en kennis van de provinciale planteams wordt met de occupatiekaart een beeld gegeven van de huidige 'stedelijke' occupatievormen die een belemmering kunnen vormen voor toekomstige stedelijke ontwikkelingen. Ook harde plannen zijn opgenomen (vastgestelde plannen met een positief advies van de PPC). Naast wonen en werken zijn centrumgebieden en stedelijk gelieerde functies opgenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld recreatieterreinen, militaire oefenterreinen, rioolwaterzuiveringsinstallaties of waterwinbedrijf, zandwinning, instituten (verzorgingstehuizen, kloosters etc.), stortplaatsen, sporttereinen aan de rand van het stedelijk gebied en vliegvelden. Er is uitgegaan van een minimale maat om occupatievormen op te nemen in de kaart. Zeer kleine hoeveelheden of aanduidingen worden niet opgenomen op de kaart. Locaties van bijvoorbeeld meer dan 100 woningen of meer dan 5 hectare worden wel op de kaart gezet evenals bijvoorbeeld een regionaal stedelijk centrum of grote in- en uitbreidingslocaties. Een klein centrum in een dorp daarentegen wordt niet op kaart gezet. Toelichting eindkaart: De eind kaart biedt een overzicht van de huidige occupatie van Zuidoost-Brabant op regionaal niveau, als aanvullend kader voor de afweging van het programma. Wat opvalt is dat het verstedelijkingspatroon erg amorf is en enige structuur of algemeen bindende elementen niet te duiden zijn. Regio ZuMlooot 10. loog 3 ~ropati. ,. -. =:::::.- :~::~ ,~~ I I :::;'=""-'---- A Eindkaart Occupatielaag 4. DRS Door de drie deelkaarten, het natuurlijk systeem, de infrastructuurlaag en de occupatielaag op elkaar te leggen, wordt inzichtelijk waar de kansruimten liggen voor de verstedelijking in de regio. Als we het samengestelde kaartbeeld, oftewel DRS bezien, dan valt op dat er geen duidelijke structuur of houvast waar te nemen is waarlangs de verstedelijking zou kunnen plaatsvinden. De kansruimte is derhalve niet absoluut, maar moet altijd worden afgewogen tegen andere belangen zoals bijvoorbeeld het programmatisch belang en de voor de regio geformuleerde ambities. Wat wel altijd moet gebeuren, is het benoemen en helder omschrijven van de afweging en de gemaakte keuzes (zie hoofdstuk 6). Het DRS zal in de toekomst dienst blijven doen ter beoordeling van ruimtelijke plannen die ten tijde van het opstellen van het Regionaal Structuurplan nog niet bekend waren. Daarmee heeft het DRS naast de plankaart een status als toetsings- en ontwikkelingskader. Figuur DRS -- - ---1 '-'"-.--- , -,..@ '1111 ! i i 1 I 1 i .;tU ~ 1 -- ..--.----IA . r' rË~-. =;:::::::t"~ i 8-"-- , n,-_.- , -----.- ' Bijlage 2. Afwegingskaarten 1. Water De watertoets (bestuursakkoord) geldt voor het opstellen van het regionale en provinciale plan. Wij bieden hiervoor een platform en bieden een plek in de afwegingskaarten. In aanvulling op de waterkaart in het DRS is een kaart opgesteld door Waterschappen De Aa en De Dommel. Dit is feitelijk een verfijning van de DRS- waterkansenkaart en vormt als afwegingskaart water onderdeel van het ontwikkelings- en toetsingskader voor verdere planvorming. Ten aanzien van de locatiekeuze worden de volgende waterhuishoudkundige belangen onderscheiden, waarvoor ruimte gereserveerd moet worden om er voldoende invulling aan te kunnen geven. Om een afweging te kunnen maken hanteren waterschappen waterkansenkaarten en / of functiegeschiktheidskaarten: 1. Potentieel natte gebieden. In de uitwerkingsplannen worden de potentieel natte gebieden door het waterschap momenteel ingevuld met behulp van de belemmeringenkaart c.q. de functiegeschiktheidskaarten. Hierbp staan o.a. gegevens van kwel, infiltratie en GHG (Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand) die vertaald zijn naar een "ja, mits" of een "nee", tenzij" principe. 2. (Zoekgebieden) regionale waterberging. In eerste instantie geldt een "nee, tenzij" principe 3. Ruimte voor beekherstel. Binnen de "geomorfologische grenzen" (of binnen de gebieden die op de IHS- kaart staan) van een beek geldt een nee, tenzij principe. 4. Wijstgronden. "nee, tenzij principe" 5. Watergebonden EVZ. "nee, tenzij" Daarnaast worden bufferzones voor grondwaterkwaliteit beschermd door een vestigingsbeleid ten aanzien van bedrijvigheid met grootschalige productie of grootschalige opslag van (potentieel) vervuilende stoffen, die zich via het grond- en oppervlaktewater kunnen verspreiden en waarvan de risico's niet of onvoldoende kunnen worden ingedamd. Deze functies worden geweerd uit infiltratiegebieden die belangrijk zijn voor de voeding van grondwatervoorraden en uit boven- en middenstroomse gebieden van beken en stroomgebieden van natuurbeken. Op deze wijze wordt onbeheersbare verontreiniging van grond- en oppervlaktewater bij calamiteiten voorkomen. Aangezien er een kwalitatieve eis ten aanzien van bufferzones van grondwater geldt, wordt dit in een "ja, mits" principe vertaald. Om een afweging te kunnen maken hanteren waterschappen waterkansenkaarten en / of functiegeschiktheidskaarten. Op deze kaarten staan alle relevante waterhuishoudkundige belangen. In de bijlage wordt nader omschreven op welke wijze waterhuishoudkundige ruimtelijke kwaliteiten worden gewogen binnen het ontwerpproces van locatiekeuze van het uitwerkingsplan. WATERKANSENKAART De waterkansenkaart is een toelichtende kaart bij de beleidskaart water van de eerste laag. In de beleidskaart is kwel onderscheidend van intermediair en infiltratiegebied. Al het intermediair en infiltratiegebied is volgens de beleidskaart in principe geschikt voor stedelijk programma. Vanuit het waterschap is aangedragen dat dit slechts ten dele het geval kan zijn omdat geen relatie is gelegd met de grondwaterstanden. Bouwen van stedelijk programma, uitgaande van droge kruipruimten, is mogelijk bij een gemiddelde grondwaterstand van -80 cm onder maaiveld. Grote delen van Zuidoost Brabant hebben een gemiddelde grondwaterstand van minder dan -80 cm onder maaiveld. Door nu de beleidskaart te koppelen aan de informatie van de grondwaterstanden is een waterkansen kaart te maken, die uitgaande van de huidige bodemsetting, gebieden aangeeft waar optimaal tot slecht is te bouwen. Daarmee krijgt een lokatie-afweging in het kader van het regionaal ruimtelijk plan een nieuwe dimensie. Vanuit een duurzaamheidsperspectief, rekening houdend met klimaatverandering, zeespiegelrijzing en ongeveer 20% meer neerslag, kan deze kaart een verhelderende rol spelen en is terdege rekening te houden met het bestaande uitgangspunt. T b I d' a e met verantwoor Inq: Leqenda beleidskaart Waterstand Grondwatertrap Kwel Nvt Nvt OnQeschikt Intermediair <40 cm - maaiveld 1-3 Ongeschikt 40-80 cm - maaiveld 4 Matiq qeschikt >80 cm - maaiveld >5 Zeer qeschikt InfiltratieQebied <40 cm - maaiveld 1-3 OnQeschikt 40-80 cm - maaiveld 4 Matig geschikt >80 cm - maaiveld >5 Zeer qeschikt 2. Landschap De provincie heeft een (concept)Basisstructuurkaart1 opgesteld die de huidige ruimtelijke verschijningsvormen van Brabant in kaart brengt. Deze ruimtelijke hoofdstructuur geeft aan hoe een regio ruimtelijk gezien samenhangt en wat de dragers zijn van die samenhang. Er wordt ook inzicht gegeven in landschappelijke contrasten tussen gebieden. De gekozen landschapstypen geven een samenhangend en ruimtelijk zichtbaar beeld in samenhang met de ondergrond en menselijke occupatie in de tijd. De kaart vertelt het verhaal van landschappelijke én stedelijke kwaliteiten. De Basisstructuurkaart is gebaseerd op de drie lagen uit de lagenbenadering. Hij kan het best worden begrepen door hem tussen de oogharen te bekijken, omdat overgangen tussen de gebieden in werkelijkheid vaak geleidelijk zijn. KARAKTERISTIEKEN ZUIDOOST-BRABANT De Basisstructuurkaart benoemt een aantal kenmerken van Zuidoost-Brabant. De verspreide bebouwing in Brabant over het gehele grondgebied vormt een uniek vestigingspatroon in Nederland (de Brabantse nevelstad). De peelrandbreuk met ten oosten daarvan de Peelontginningen vormt een specifieke landschappelijke overgang naar de Maasvlakte. Het zandgebied in zuidoost is een stuk besloten er dan bijvoorbeeld het open zeekleigebied en komgronden in het noordwesten. Belangrijkste structuurdrager van het zandgebied zijn de beken. De beken doorsnijden het zandgebied van zuid naar noord en geven reliëf en geleding aan de zandgronden. Tussen de beken liggen de hogere gronden. Juist op de overgang van de natte beekgronden naar de hogere droge gronden zijn de oude zandontginningen te vinden: de gebieden die de mens als eerste in gebruik heeft genomen en die worden gekenmerkt door fijnmazige en organische patronen. De jongere zandontginningen zijn grootschaliger en opener van karakter en zijn te vinden op de hogere en drogere zandgebieden, van oudsher vaak de woeste gronden. In het oosten van Brabant ligt op de oudere veenontginningen een hoefijzer van kernen. Kernen van waaruit de Peel is ontgonnen en nog steeds de plekken waar dorpen op korte afstand van elkaar liggen, afgewisseld door de beslotenheid van boscomplexen. Eindhoven en Helmond zijn op het zand explosief gegroeid, wat mede te verklaren valt uit de ligging ten opzichte van de hoofdinfrastructuur. De hoofd infrastructuur is een structurerend principe dat aanvullend op de ondergrond een eigen dynamiek genereert van waaruit het ontstaan en de groei van de Brabantse nevelstad valt te begrijpen. UITSNEDE VAN DE BASISSTRUCTUURKAART VOOR ZUIDOOST-BRABANT Bij de opstelling van de Basisstructuurkaart is vast komen te staan dat deze kaart in de streekplanuitwerking tegen het licht moet worden gehouden en zo nodig aangescherpt dan wel aangepast. Niet alle deelaspecten onder de hoofdindeling van de kaart zijn van toepassing op het plangebied. Daarom is de basisstructuurkaart eerst vertaald naar een kaart voor Zuidoost-Brabant. Niet-relevante legendaeenheden (die bijvoorbeeld te maken hebben met het rivierengebied en de overgang van zand naar klei) zijn hier weggelaten. 1.1 De kaart is een eerste basis voor de landschapskaart en het landschappelijk raamwerk van het DRS Zuidoost-Brabant, gericht op het benoemen van kwaliteiten gekoppeld aan landschapstypen. De Basisstructuurkaart heeft overeenkomsten met de StructuurvisiePlus-kaarten van gemeenten. Aanvullingen van gemeenten die betrekking hebben op de feitelijke onjuistheden van de kaart worden verwerkt. 1.2 Belangrijke leidraad vanuit het streekplan is het streven naar het versterken van de contrasten en identiteiten van het Brabantse landschap. De selectie van landschapstypen die opgenomen worden in de 1 Zie ook het document 'De Structuurkaart van Noord-Brabant' (feb.2003) landschapskaart voor Zuidoost-Brabant is gebaseerd op de vervangingswaarde ervan. De geselecteerde landschapstypen hebben allemaal een grote benodigde ontwikkelingstijd in verband met hun ouderdom en dus een hoge vervangingswaarde. Deze gebieden zijn onder andere van cultuurhistorisch belang. De landschapskaart voor Zuidoost-Brabant bestaat uiteindelijk uit de volgende eenheden: Droge waardevolle landschapstypen. Hieronder vallen de volgende eenheden uit de Basisstructuurkaart: 0 Bos: dit zijn alle op de topografische kaart herkenbare grotere aaneengesloten naald- en loofbossen, veelal gelegen op een dekzandrug. 0 Coulisselandschap: gebieden waarvan de verschijningsvorm wordt bepaald door een afwisseling van kleinere bospercelen en bossen, veelal gelegen op een dekzandrug. 0 Heide: de in het verleden door de mens gecreëerde heidevelden (mede als gevolg van het potstalsysteem) 0 Jonge Peelontginningen: de jonge Peelontginningen van het centrale Peel plateau uit de periode ca. 1850- 1900 Natte waardevolle landschapstypen. Hieronder vallen de volgende eenheden uit de Basisstructuurkaart: 0 Beekdalsystemen: dit zijn de vaak lager gelegen, landschappelijke systemen behorend bij de beek (bijvoorbeeld kleine overstromingsvlakten). 0 Broekbos: dit zijn loofbossen gelegen op de natte en laaggelegen delen van Brabant 0 Oude en jonge broekontginning: oude respectievelijk jonge ontginning van natte, laaggelegen voormalige heidevelden. Het zandgebied en stedelijk gebied komen niet terug in de landschapskaart. Hierbij is uiteraard wel van belang dat bij de afweging van een mogelijke ontwikkeling in deze gebieden op regionaal niveau rekening gehouden wordt met de waarden die de Basisstructuurkaart aangeeft. LANDSCHAPSKAART INLEIDING In de landschapskaart worden groene en landschappelijke kwaliteiten benoemd met als doel om de karakteristieken van de regio te behouden en verder te ontwikkelen. Het is een soort groene landschappelijke mal tegenover het stedelijk landschap, waar op grond van de kwaliteiten van provinciaal belang, landelijke ontwikkeling gewenst is en verstedelijking minder gewenst is. De landschapskaart wordt afgeleid uit de waardering van de basisstructuurkaart, de beleidskaarten, oude akkers die in ,het kader van de herziening CHW worden onderzocht, open gebieden, landschappelijke afronding en StructuurvisiesPIus. De te gebruiken begrenzing op de kaart is globaal en niet te herleiden tot concrete kaartaanduiding op lager schaalniveau dan 1 :50.000. De gebruikte ondergrond is de Basisstructuurkaart. Er worden in het landschappelijk raamwerk gebieden opgenomen met een maat die op schaal 1 :50.000 van belang is. De landschapskaart biedt een landschappelijk raamwerk met bestaande en samenhangende groene cq landelijke landschappelijke kwaliteiten om te gebruiken bij ruimtelijke afwegingen. SAMENSTELLING VAN DE LANDSCHAPSKAART Waardering van de basisstructuurkaart De landschapskaart heeft als basis de waardevolle droge en natte landschapstypen uit de basisstructuurkaart, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven. Aan de droge en natte landschapstypen zijn gebieden toegevoegd die een combinatie van een aantal waardevolle aspecten van provinciaal belang in zich dragen. Hierbij is gekeken naar de aspecten water, natuur, landschap, harde kernrand, landschappelijke buffers tussen kernen, afronding van de kern en openheid. De deelgebieden met hun kenmerken zijn genummerd en opgenomen in een tabel, zodat gemakkelijk terug te vinden is waarom een bepaald gebied onderdeel uitmaakt van de landschapskaart. Technische kaarten Aan de hierboven beschreven gewaardeerde basisstructuurkaart is de technische waardering toegevoegd van de eerste laag, zoals beschreven in hoofdstuk 3. Daarmee wordt op het schaal niveau 1 :50.000 de begrenzing verbeterd. Het gaat dan om onder andere kwel, RNLE, GHS natuur, GHS landbouw, AHS landschap, beekdalen, historisch landschappelijke vlakken en archeologische monumenten. In een tabel is deze benadering herleidbaar (inzichtelijk per waarde) weergegeven. Oude akkers Anticiperend op de vaststelling van de nieuwe Cultuurhistorische Waarden kaart (CHW) zijn in de landschapskaart gebieden opgenomen die met een hoge waarschijnlijkheid op de nieuwe CHW worden opgenomen. Het gaat dan om gebieden met een zeer hoge tot hoge cultuurhistorische waarde en om akkers die verschillende waarden combineren betreffende openheid, relief en archeologische waarde. Over het algemeen zijn deze gebieden reeds door de aanwezigheid van andere waarden (waaronder natuur) opgenomen in het raamwerk, op enkele uitzonderingen na. Regionale openheid In het streekplan is openheid als een van de onderdelen van de lagenbenadering opgenomen. 1991 is door het staringcentrum een rapport gemaakt voor de provincie Noord-Brabant waarin de openheid versus dichtheid in een kaartbeeld is uitgedrukt. Binnen de regio Zuidoost Brabant zijn daarbij vier gebieden met openheid van regionale betekenis voor de zandgebieden. De openheid qua formaat heeft geen referentie met de zeeklei en rivierengebieden omdat dat andere gebieden met betreft. De betreffende opengebieden zijn op de kaart van het DRS toegevoegd. Het betreft de gebieden: ten noorden van het bosgebied tussen Son en Best. Het landbouwgebied ten (noord)oosten van Deurne, Het landbouwgebied ten zuidoosten van Asten tot aan de Groote Peel Het landbouwgebied ten oosten van Someren en Someren Eind rond Someren Heide tot aan de bosgebieden. Aanvullende cultuurhistorische waarden In de cultuurhistorische waardenkaart was op nog onvoldoende wijze geïnventariseerd welke bolle akkers van betekenis zijn voor Zuidoost Brabant. In een veldonderzoek van najaar 2003 zijn alle resterende bolle akkers van betekenis opgenomen. Deze bolle akkers verkrijgen een bescherming die vergelijkbaar is met de bescherming van de op de beleidskaart opgenomen cultuurhistorische elementen en worden dus ook op de kaart van het DRS toegevoegd. Het betreft in Zuidoost de volgende gebieden: Aarle Rixtel zuidwest Moorse! (Someren) Gebergte (Someren) Kasteel Asten en omgeving Schoordijk (Budel) Winkel (Soerendonk) Cranendonkse bossen Hazenhurk (Heeze-Leende) Kreijl (Heeze-Leende) Strater akkers (Borkel en Schaft) Akkers rond Riethoven Heikant (Waalre) Kleine Vliet (Veldhoven) Goorland (Bladel) Halfmijl (Vessem) Omgeving HilIestraat (Oostelbeers) Middelbeers zuid Boterwijk oost (Oirschot) Heeze (Oirschot noordoost) Visueel open gebieden Openheid is een belevingswaarde van de schaal uiterste in het landschap dat meegewogen kan worden in de ruimtelijke ontwikkeling naar een contrastrijk Brabant. Het streekplan geeft (openheid van provinciaal belang) in de zeekleigebieden open visueel gebied aan. Op regionale schaal is een gedetailleerder beeld te geven voor het contrast in de zandgebieden. In 1995 was de 'Landschapstypering naar visuele kenmerken Noord-Brabant' nog bruikbaar voor de toedeling van de regionale openheid in de stadsregio, nu is geactualiseerd onderzoek beschikbaar. De openheid is globaal aangegeven op de basisstructuurkaart van Brabant in de open jonge en oude zandontginningen. De provinciale en regionale openheid is nauwkeuriger bepaald in de provinciale Nota Landschapsbeeld Uanuari 2000)2. Uit de kaart blijkt welke gebieden in zuidoost-brabant zeer verdicht zijn door beplanting of bebouwing en welke gebieden vrij van verdichting zijn. De open ruimten zijn veelal herkenbaar in de heideontginningen op de dekzandwelvingen tussen de beekdalen. Een typisch herkenbaar landschappelijk kenmerk in het zandgebied van Brabant. In zuidoost-brabant treffen we in de landelijke regio's gebieden aan met overeenkomstige schaaluitersten als in het zeekleigebied (hoewel minder talrijk en in kleinere oppervlaktes). Voorbeelden zijn De Holle Reijt en Beerse Heide in de Kempen; de Sonniuswijk en de Lieshoutse Heide in de Meierij; de Somerense Heide en Deurnese Heide in de Peel. Deze gebieden zijn vanwege deze karakteristiek opgenomen in de landschapskaart van het DRS onder de noemer van 'provinciale openheid'. In een aantal gebieden is sprake van een openheid op regionale schaal, vaak erkend in structuurvisiesplus en bestemmingsplannen. Deze gebieden, zoals de Broekeindse en Landschotse Heide zijn niet zonder meer opgenomen in de landschapskaart. Enkel indien er ook een andere landschappelijke of natuurkarakteristiek is aangetroffen (dus na cumulatie) is het betreffende gebied toegevoegd aan het duurzame landschappelijke raamwerk. De Broekeindse en Landschotse Heide is bijvoorbeeld begrensd op het vlak met regionale openheid én groene hoofdstructuur. Andere voorbeelden van open regionaal gebied zijn de Heelse Akkers en Aardhorst in de Kempen. Toepassing van de openheid betekent niet het terugbrengen van het landschap van een eeuw geleden, maar wel een zorgvuldige situering van bebouwing en landschapselementen en aandacht voor kenmerkende verschillen in het fysieke milieu. Landschapsecologische zone Ook is de ruimtereservering voor de twee landschapsecologische zones opgenomen in de landschapskaart. Een landschapsecologische zone is een structurerende groene bufferzone tussen twee stedelijke kernen in een stedelijke regio, die bestaat uit een combinatie van gebieden voor de grondgebonden landbouw, de natuur en de recreatie, en een verbindende functie heeft voor aangrenzende landelijke regio's, zowel in landschappelijk als in ecologisch opzicht. Naast het Dommeldal moet in Zuidoost volgens de regiospecifieke uitwerkingsregels van het streekplan ook het open gebied tussen Helmond en Nuenen als een landschapsecologische zone worden ingericht. Dit sluit aan op de zuid-noord gerichte groenstructuren in de stedelijke regio en op de natuur- en landschapswaarden in de omliggende landelijke regio's. Vereenvoudiging kaartbeeld In verband met het schaal niveau 1 :50.000 waarop wordt gewerkt, worden kleine gebieden opgenomen in de grotere eenheden op de landschapskaart. Dit vergroot tevens de leesbaarheid van de kaart. 2 Noot: [n de Nota Landschapsbeeld van PNB en adviesbureau Nieuwland is een onderzoek van het Staringcentrum toegepast. De maat van het landschap is berekend aan de hand van de aanwezigheid van driedimensionale ruimtevormende elementen in grid-cellen van de landgebruikkaart van Nederland. Met een classificatie is de verhouding tussen massa en niet-massa bepaalt met een legenda van open; matig open; matig gesloten en zeer gesloten. StructuurvisiesPIus De aldus opgebouwde landschapskaart is gelegd naast de beschikbare gemeentelijke StructuurvisiesPIus, waarbij is gekeken of het provinciale raamwerk globaal overeenkomt met de verzamelde landschappelijke waarden in het lokale raamwerk. Zonodig is het landschappelijk raamwerk op basis van deze informatie aangevuld. Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld wordt opgesteld volgens de structuurvisie+ methodiek. De provincie heeft gemeenten via het streekplan gevraagd hun eigen structuurvisies+ te maken. Deze zijn van grote waarde bij de detaillering van het DRS. Voor de volgende gemeenten is een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld, onderdeel van de structuurvisie+ beschikbaar en gebruikt: 'Bladel, op weg naar de toekomst' Structuurvisie plus gemeente Reusel-De Mierden Structuurvisie plus gemeente Eersel Structuurvisie plus Oirschot Structuurvisie plus gemeente Deurne Structuurvisie plus gemeente Bergeijk Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld gemeente Gemert Bakel Structuurvisie plus Laarbeek Groenstructuurplan Eindhoven Groenstructuurplan Helmond Structuurvisie Valkenswaard Structuurschets 2001-2005 gemeente Best Structuurvisieplus gemeente Asten (in aanzet) Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld gemeente Cranendonck Structuurvisie plus gemeente Heeze-Leende Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld gemeente Someren 3. Milieu De belemmeringenkaart milieu geeft inzicht in aspecten die vanuit milieu randvoorwaarden kunnen stellen aan ruimtelijke ontwikkelingen cq stedelijke ontwikkelingen. Een uitgebreid pakket van items is geïnventariseerd. Op de kaart zijn opgenomen: . Waterwingebieden . 25 jaarzone vastgesteld en in inspraak . 100 jaarszone in inspraak . boringsvrije zone . stiltegebieden . habitat- en vogelrichtlijngebieden . intensivering landbouw . bedrijventerreinen a-inrichting . stortplaatsen . buisleidingen . nato-olieleiding . militair terreinen . veiligheidszone munitiecomplex (Czone) . 35 KE geluidcontouren . 57 BKL-zones . Bouwhoogtebeperking bij vliegvelden . Hoogspanningsleidingen . Spoorwegen (i.v.m. externe veiligheid) . Wegennet (i.v.m. externe veiligheid) . Knelpunt NO2 vervuiling sanering woningen . Bebouwing Bijlage 3. Toetsing ruimte behoefte aan Plankaart Woningbouwtaak Stedelijke regio Vinex Woningbouwtaak Woningbouw Doorkijk Extra opgave (BOR) 2000-2005 2005-2015 2015-2020 2020-2030 Vinex Aarle-Rixtel 101 * * * Best 1113 1973 773 1074 Eindhoven 5793 7824 3103 9073 Geldrop - 713 1730 600 689 Mierio Helmond 4359 5305 2305 4500* Nuenen c.a. 226 1128 453 164 Son en 405 462 130 65 Breugel Valkenswaard 563 1101 308 Veldhoven 1197 2378 703 162 Waalre 277 565 115 25 Totaal 14747 22.466 8.490 11.252 * Aarle-Rixtel is onderdeel van laarbeek * Helmond maakt geen onderdeel uit van de BaR afspraken Toelichting: (3.820-1.973-773) (20.000-7.824-3.103) (3.019-1.730-600) (geen BaR!) (1.745-1.128-453) (657-462-130) (3.835-2.378- 703) (705-565-115) BOR afspraken (Bron: rapportage regionale samenwerking in het stedelijk gebied regio Eindhoven, Utrecht 4 december 2003, Andresson Ellfers Felix) Eigen en aanvullende opgave woningbouw 2005-2030 Eigen opgave Aanvullende opgave woningbouw (aantal) woningbouw (aantal) Eindhoven 20.000 - 10.000 Son 657 3.000 Veldhoven 3.835 2.000 Best 3.820 2.000 Nuenen 1.745 1.500 Waalre 705 1.000 Geldrop/Mierlo 3.019 500 Andere gemeenten Totaal 33.781 0 De aanvullende opgave is de BaR afspraak van betreffende gemeenten om 10.000 woningen voor Eindhoven (eigen opgave Eindhoven) te bouwen (omdat daar in Eindhoven geen plek voor is). Dit naast de eigen opgave in betreffende gemeenten zelf. PM. Demografische onderbouwing gegevens BaR ontbreekt vooralsnog. Woningbouwtaak Landelijke regio Groot Kempen, Heeze-Leendel Cranendonck en De Peel Gemeenten 2000-2005 2005-2015 2015-2020 Bergeijk 409 620 260 Bladel 340 603 258 Eersel 363 518 223 Oirschot 323 680 280 Reusel- De 270 535 235 Mierden Sub-totaal 1705 2956 1256 Cranendonck 441 500 190 Heeze- 199 288 118 Leende Sub-totaal 640 788 308 Laarbeek 426 755 300 Gemert-Bakel 534 1145 500 Deurne 706 833 333 Asten 486 725 310 Someren 284 633 288 Sub-totaal 2436 4091 1731 Totaal 4781 7835 3295 WONEN Stedelijk gebied Uitbreiding Inbreiding Totaa12005-2015 Behoefte 2005-2015 T ekortJoverschot Sonniusdriehoek 200 Son 400 600 462 138 Best noord 2300 Best oost 3000 Best 1000 6300 1973 4327 Veldhoven noord 600 Veldhoven west 900 Veldhoven 2500 4000 2378 1622 Waalre-(noord) 1000 600 1600 565 1035 Valkensw. (zuid) 300 1300 1600 1101 499 Geldrop (west) 150 100 Mierio LuQen 1000 10 Geldrop-Mierlo 1260 1730 -470 Nuenen (west) 1500 400 1128 1128 0 Brandevoort 2* 3000 Brandevoort 3 500 Goor 1000 Helmond 2500 7000 5305 1695 Lungendonk* 1500 1500 1500 Meerhoven* 2000 Eindhoven 9000 11000 7824 3176 Lieshoutsche B* 1000 Hooge Akkers 400 Laarbeek 50 1450 755 695 Totaal 20350 17860 37438 23221 14217 * Lungendonk; eigen behoefte Someren niet meenemen voor deze locatie * Lieshoutse Beemden; toevoegen aan stedelijke regio * Brandevoort 2 en Meerhoven; harde plancapaciteit BaR overschot 9828 woningen Helmond e.o. overschot 3890 woningen WONEN dec-04 Stedelijk gebied Uitbreiding Inbreiding Totaal 2005-2030 Behoefte 2005-2030 T ekortJoverschot Sonniusdriehoek 200 Son 400 600 675 -75 Best noord 2300 Best oost 3000 Best 1000 6300 3820 2480 Veldhoven noord 600 Veldhoven west 900 Veldhoven 2500 4000 3835 165 Waalre-(noord) 1000 600 1600 705 895 Valkensw. (zuid) 300 1300 1600 191 Geldrop (west) 150 100 Mierio Lugen 1000 10 Geldrop-Mierlo 1260 3019 -1759 Nuenen (west) 1500 400 1900 1745 155 Brandevoort 2 3000 Brandevoort 3 500 Goor 1000 Helmond 2500 7000 12110 -5110 Lungendonk 1500 1500 1500 Meerhoven 2000 Eindhoven 9000 11000 20000 -9000 Lieshoutsche B* 1000 HooQe Akkers 400 Laarbeek 50 145~ 395 Totaal 20350 17860 38210 48373 -10163 * Lungendonk; eigen behoefte Someren niet meenemen in de berekening * Lieshoutse Beemden; toevoegen aan stedelijke regio doorkijk 2015- 2030 ontbreekt BaR tekort: Tekort Helmond e.o. -7139 woningen -3215 woningen Bedrijventerreinen taak Stedelijke regio Overzicht zachte plannen STEDELIJKE REGIO uit tussenrapportage Werken, aangevuld cursief met nieuwe locaties uit ti . f: / k h (9 1203) con rontatle ase wor s ops Gemeente nieuwelzacht plannen overige evt. plannen vlgs RSP Evt. nieuwe locaties n.a. v. ontw. stadium nw plan Oppervlakte Opp. netto Segmentering start jaar vlgs opgave Etin Enq.2003 1997 en RBSV 2000 confrontatief ase NettolBruto Uit te werken uitgifte Geldrop Uitbreiding Spaarpot locatie in studie 3,5 ha nertto 3,5 2004 Bogardeind -A67 plan in voorbereiding 2,7 ha netto 2,7 2003 De Hooge Akker 11 voorontwerp plan 4,3 ha netto 4,3 2003 Nuenen Eeneind west plan in voorbereiding 30 ha netto 30 2008 Uitbreiding Eeneind voorontwerp plan 7 ha netto 7 2004 Valkenswaard Valkenswaard Zuid locatie in studie 35 netto 35 Onbekend Mierio Noordzijde Geldropsew. plan in voorber; 3 netto 3 na 2003 Laarbeek Deense Hoek 20 20 Onbekend Waalre -- Ekenrooij Noord; hoogwaardige -- 10 bruto 7 -- bed Veldhoven De Run 2000+ 7000 locaties in studie 10,5 netto 10,5 Onbekend Habraken plan in voorbereiding 80 bruto 56 2004 Noordrand ggk globaal ontwerp 3,5netto 3,5 2003 Best Uitbreiding 't Zand ) plan in voorbereiding 3,5 ha 3,5 2004 Heide Oost (gk. Onthouden 0 0 Son en Breugel Geen Sonniuswijk - 140 100 Onbekend Helmond Berenbroek locatie in studie 50 bruto 35 2006 (Asten) Idem 200 bruto 140 Zuidwillemszone/Diesdonk Scheepstai 30 netto 30 Eindhoven BEA2 locatie in studie 50 netto 50 Onbekend Esp Noord locatie in studie 30 ha. bruto 21 Onbekend zie Oirschot, Strijpse Kampen Idem 50bruto 35 TOTAAL NETTO 597 Bedrijventerreinen taak landelijke regio Overzicht zachte plannen landelijke regio' s TI t f f; / k h (9 12 03) uit tussemapportage Werken, aangevuld cursief met nieuwe locaties uit con ron a Ie ase wor s ops. HEEZE-LEENDE Nieuwe Izachte plannen overige evt. plannen vlgs Evt. nieuwe locaties n.a.v. ntw. Stadium nw plan oppervlakte Opp. netto start jaar Segmentering CRANENDONCK vlgs opgave Etln Enq.2003 RSP 1997 en RBSV 2000 onfrontatiefaselworkshops nieuwe plannen Tbv subregio uitgifte Nader te bepalen Bruto/netvto HL-CR IDlannina Cranendonck DIC plan in voorbereiding 100 ha bruto 0 *) onbekend (airpark 2 al meegenomen bij ) 0 harde plannen) Airoark 3 en vo/oende 401?1 28 I?) Heeze Leende -- PM -- PM -- -- TOTAAL 28 (1) GROOT KEMPEN Nieuwe Izachte plannen overige evt. plannen vlgs Evt. nieuwe leGaties n.a.v. ntw. Stadium nw plan oppervlakte Opp. bruto start jaar vlgs opgave Etin Enq.2003 RSP 1997 en RBSV 2000 Confrontatief ase nieuwe plannen Tbv subregio uitgifte Bruto/netvto De KemDen IDlannlna OIrschot Scheper fase 2 locatie in studie 20 ha bruto 14 ha onbekend Strijpse Kampen Idem (Strijpse Kampen) 0 Noord(grens aebied met Ehv. Bergeijk Uitbreiding Waterlaat Locatie uit structuurvisie 19 bruto 13 -- Uitbreiding LeemskuilenlWesterhoven Deels uit structuurvisie 10 ha bruto 7 Bladel Kempisch bedrijvenpark voorontwerp 166/63 63 onbekend Reusel De Kleine Hoeven plan in voorbereiding 10 netto 10 2004 Mierden Eersel Meerheide 11 plan in voorbereiding 4,5 ha netto 4,5 2003 Meerheide (uitbr) 25 ha bruto 17,5 Totaal 129 DE PEEL Nieuwe Izachte plannen overige evt. plannen vlgs Evt. nieuwe leGaties n.a.v. ntw. Stadium nw plan oppervlakte Opp netto start jaar vlgs opgave Etin Enq.2003 RSP 1997 en RBSV 2000 Confrontatief ase nieuwe plannen Tbv subregio uitgifte Bruto/netvto De KemDen IDlannina Deurne Binderen Zuid Ontwerp afgekeurd 0 0 7 MOB complex (etin 2000) Idem mob Locatie in studie 15 netto 15 ha 7 Uitbreiding spoorzonbruto 7 ha laarbeek Bemmer 4 locatie in studie 20 ha netto 20 ha 2006 Van Thiel Herstructurering 87 6 ha Locatie li2 ha Deense Hoek 0 (stadsregionale 0 behonetto 15 onbekend Toevoeging Wolfsveld oost 3 bruto 2 Uitbreiding Hilakker plan in voorbereiding 4 3 onbekend Locatie Pee/dijk 6 4 Sameren -- Someren Eind en Someren plannen in voorbereiding 11 ha 11 onbekend Dom Asten Bedrijventerrein Campina voorontwerpplan 3,5 netto 3.5 2003/2004 Zuldwillemszone Behoefte stadsregio 0 0 (grensgebied tegen Helmond Nieuw terrein Asten Someren 100 (?) 70 ?? Totaal 133,5 Bijlage 4. Legenda DRS- en plankaart 4.1. Aard en schaalniveau van het RSP Het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld (DRS) en het Programma voor de regio komen samen in dit RSP. Het programma is ingepast in het DRS. De plankaart van dit plan is het ontwikkelings- en toetsingskader voor gemeentelijke planvorming. De plankaart bestaat uit een meer duurzaam deel, het DRS, en een dynamisch deel, het programma. Periodiek stelt de provincie een nieuwe prognose op voor de behoefte aan woningbouw en bedrijventerreinen. Op basis van nieuwe prognoses, monitoring en evaluatie kan het nodig zijn het programma aan te passen. Binnen het duurzame kader van de plankaart (het DRS) kunnen dan, indien nodig, nieuwe ruimten gevonden aangegeven worden die voorzien in de ruimtebehoefte. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd om zonder ter inzage legging het plan aan te passen. Alvorens het plan te wijzigen vragen zij wel advies hierover aan de PPC. In het geval dat wijziging van het programma leidt tot aantasting van het landschappelijk raamwerk is herziening van het RSP nodig volgens de normale procedure. Het RSP en het Streekplan vormen samen het regionale en provinciale ruimtelijk beleid voor Zuidoost Brabant. Het beleid in het RSP vervangt het Streekplan niet, maar werkt het op onderdelen uit. In dit plan wordt uitwerking gegeven aan de verstedelijkingsopgave m.b.t. het wonen en werken (in de stedelijke regio inclusief infrastructuur en een groen programma ), binnen de leidende principes uit het Streekplan (zie paragraaf 1.3). Dit betekent dat het beleid voor bijvoorbeeld vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen, golfbanen, landgoederen, recreatie en semi-agrarische bedrijvigheid in het Streekplan staat. Het plan heeft een globaal karakter. De aanduidingen op de kaart die samen het duurzame ontwikkelingskader vormen, hebben alleen betekenis op een schaal 1 :50.000. In het algemeen geldt voor de aanduidingen die op de Plankaart en overige kaarten zijn aangegeven dat deze indicatief en globaal van karakter zijn. Een nadere begrenzing van de gebieden dient op perceelsniveau plaats te vinden in het kader van het bestemmingsplan. Op deze manier blijft het onderscheid tussen regionale en gemeentelijke planvorming behouden en heeft het regionale plan een flexibel karakter. In de tekst van dit plan is beschreven op grond van welke waarden en kansen de grenzen in het plan zijn getrokken. Soms ligt een grens op een herkenbare structuur in het landschap, zoals een weg of een beek aangegeven op de DRS-kaart 1 :50.000. In dat geval is er weinig of geen speelruimte bij de vertaling naar perceel niveau. In andere gevallen wordt een marge aangehouden die gerelateerd is aan het schaalniveau van het plan3 . In hoofdstuk 4 wordt in hoofdlijnen en in hoofdstuk 7 wordt per deelgebied beschreven met welke waarden bij eventuele verschuivingen rekening moet worden gehouden. Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient zorgvuldig rekening te worden gehouden met de aanwezige waarden. Het programma is abstract (met symbolen als vierkantjes en rondjes) aangegeven op de kaart omdat in het kader van de gemeentelijke planvorming het ruimtelijk ontwerp voor de verschillende bouwlocaties moet worden opgesteld. Een aanduiding met een grote van 5 hectare is de kleinste die op dit schaal niveau nog relevant en leesbaar is. Zo is op de kaart leesbaar in welk gebied binnen de planperiode een stedelijke claim ligt en hoe groot die claim is. Ontwikkelingen die kleiner zijn, zijn niet op de plankaart vastgelegd. Ze worden toegelicht (voorzover gewenst) in de tekst en op overige afbeeldingen. 4.2. DRS: het ruimtelijk ontwikkelingskader Het duurzame deel van de plankaart (het DRS) is samengesteld uit het landschappelijk raamwerk, de stedelijke structuur en de infrastructuur. De plankaart vormt het ruimtelijk kader voor ontwikkelingen in het plangebied. Een belangrijk element van de plankaart is het landschappelijke raamwerk. Met het landschappelijke raamwerk zijn de groene en de blauwe kwaliteiten van het gebied aangegeven die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen stedelijke functies gesitueerd worden. De identiteit en kwaliteit van het landschap en het infrastructureel netwerk is sturend voor de ontwikkeling van de steden en dorpen. Stedelijke ontwikkelingen kunnen 3 Bij een schaal van 1 :50.000 is een lijn met een dikte van één millimeter op de kaart in werkelijkheid een strook met een breedte van vijftig meter. Een indicatieve lijn op de kaart is niet op de millimeter nauwkeurig getekend, maar geeft wel binnen een marge van enkele millimeters aan waar de begrenzing van het vlak ongeveer ligt. locaties voor woningbouw en bedrijventerreinen en andere stedelijke functies worden gepland. Voor deze gebieden blijft het vigerende planologisch (Streekplan)beleid en het gemeentelijk bestemmingsplan voor het buitengebied van kracht. Vooruitlopend op een eventuele planmatige stedelijke ontwikkeling worden er geen mogelijkheden gecreëerd voor nieuwbouw van incidentele woningen of bedrijven welke niet aansluiten op het bestaand stedelijk gebied en blijven bijvoorbeeld ook de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande niet- buitengebied gebonden bedrijven beperkt. Het is belangrijk dat deze gebieden ook in de toekomst geschikt blijven voor uitbreiding van het stedelijk gebied en niet verworden tot zogenaamde rommel- of gedoogzones voor ontwikkelingen die niet in het buitengebied thuishoren. Binnen de stedelijke regio zijn twee soorten zoekgebieden voor verstedelijking onderscheiden, namelijk 'transformatie afweeg baar' en 'integratie stad-land'. Transformatie afweeg baar: De aanduiding transformatie afweeg baar geeft aan dat het transformeren van landelijk gebied naar stedelijk grondgebruik (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen, al of niet in combinaties van meervoudig ruimtegebruik) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien. Aanvullende voorwaarden waaraan ruimtelijke plannen binnen deze gebieden moeten voldoen zijn: . De voorgestelde plannen moeten aansluiten bij de bestaande ruimtelijke en stedenbouwkundige structuur van de kern . Bij de inrichting van ruimtelijke plannen is rekening gehouden met kwaliteiten en structuren in het gebied en de omgeving. . Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen is het uitgangspunt zorgvuldig met de ruimte om te gaan. Hierbij vormen de vijf leidende principes uit het Streekplan de basis (zie 1.3). Integratie stad-land Verstedelijking is in deze gebieden afweeg baar indien verweving van stedelijke- en landelijke functies op een creatieve en doordachte wijze gelijktijdig plaatsvindt. Een in omvang beperkte stedelijke ontwikkeling moet samengaan met landschapsontwikkeling in het gebied. Een integrale visie op het gebied is nodig om de integratie van stad- en land veilig te stellen. Transformatie afweeg baar onder voorwaarden Streekplan In deze gebieden is transformatie van functie en inrichting alleen afweeg baar indien voldaan is aan de volgende randvoorwaarden: uit onderzoek bij de totstandkoming van dit plan is gebleken dat uitbreiding van het stedelijk ruimtebeslag hier nodig is omdat er zwaarwegende belangen aan ten grondslag liggen. Ook is uit onderzoek gebleken dat er geen goede alternatieve locaties zijn buiten de GHS en de AHS-Iandschap, of andere oplossingen waardoor de aantasting van de natuur- en landschapswaarden wordt voorkomen. Bij de bestemmingsplan procedure dient inzichtelijk gemaakt te worden dat de aantasting van natuurwaarden en de aanwezige landschapswaarden tot het minimum wordt beperkt. De overblijvende aantasting dient te worden gecompenseerd overeenkomstig het provinciale compensatie beleid. Hiervoor zijn een drietallocaties gekozen in afwijking van het Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld. Het betreffen de locaties Sonniuswijk (met uitwerkingskader 'strategische gebiedsontwikkeling', zie 6.3), Lieshoutse Beemden en Hooge Akkers. 4.3. Verstedelijking Het deel van het verstedelijkingsprogramma waarvoor geen ruimtelijke mogelijkheden gevonden kon worden binnen het bestaand stedelijk gebied staat indicatief aangegeven binnen de verschillende zoekruimten voor verstedelijking op de plankaart voor zover het ontwikkelingen betreft die meer dan 5 hectare ruimtebeslag omvatten. Weergave op de plankaart betekent dat Gedeputeerde Staten er van uit gaan dat binnen de plan periode de betreffende locatie in de betreffende omvang wordt gerealiseerd. In beginsel is dit het afspraken kader dat Gedeputeerde Staten met de gemeenten hebben gemaakt. Het beleid is erop gericht de realisering van de locaties te ondersteunen en te stimuleren. Indien een gemeente uiteindelijk toch afziet van de betreffende ontwikkelingslocatie dan wordt dit besproken in het regionaal planningsoverleg (in de landelijke regio alleen als het een werklocatie betreft). In overleg wordt bezien of een nieuwe verstedelijkingslocatie moet worden aangewezen. Gedeputeerde Staten zullen zo nodig het plan aanpassen. De volgende stedelijke ontwikkelingen zijn onderscheiden: Te ontwikkelen bedrijventerrein of woongebied Bedrijventerrein of woongebied groter dan 5 hectare. De maat van de aanduiding op de plankaart past bij de omvang van het programma. Te reserveren bedrijventerrein De ruimte die eventueel eerder in ontwikkeling mag worden genomen als uit monitoring van het bedrijventerreinbeleid en het bijbehorende beleid voor efficiënt ruimtegebruik blijkt dat het nodig is binnen de planperiode meer bedrijventerrein aan te leggen Binnenstedelijke bouwlocatie Een grote woningbouwlocatie (vanaf ca. 100 woningen) in het bestaand stedelijk gebied, die buiten de herstructureringsgebieden en gebieden voor centrumontwikkeling ligt. Stedelijk knooppunten Op de plankaart zijn 'stedelijke knooppunten' aangegeven. Dit zijn tevens knooppunten van vervoersystemen. Er wordt een onderscheid gemaakt naar van knooppunten met de aanduiding IC (InterCitystatrion) en zonder. Op Stedelijke knooppunten met de aanduiding IC wordt ontwikkeling van intensieve vormen van werken met meervoudige en publieke functies voorgestaan. Strategische locatie op lange termijn Dit is een ruimtelijke mogelijke strategische locatie voor de lange termijn. Het kan zowel een woon- als werklocatie betreffen. Indien in de tijd het nut en noodzaak daartoe zijn aangetoond kan deze locatie ontwikkeld worden onder de voorwaarden zoals die beschreven zijn in paragraaf 4.2.1 Strategische gebiedsontwikkeling Dit betreft een gebied waarvoor een complexe ontwerpopgave ligt. Een omvangrijke nieuwe stedelijke ontwikkeling zal in samenhang met het omringende landschap, de infrastructuur en de bestaande stad ontwikkeld moeten worden. Die uitwerking is nodig alvorens concrete bestemmingen voor stedelijke functies op het gebied kunnen worden gelegd. In hoofdstuk 7 staat nader beschreven hoe met deze strategische gebieden wordt omgegaan. 4.4. Infrastructuur Op de plankaart is de voor de regio belangrijke bestaande infrastructuur aangegeven. Daarnaast is de infrastructuur die binnen de planperiode aangelegd gaat worden aangegeven als infrastructuur in ontwikkeling of in studie. Realisering hiervan wordt voorgestaan voor de ontwikkeling van een goed functionerend vervoersysteem. In hoofdstuk 4 is beschreven om welke ontwikkelingen het gaat in deze regio. 4.5. landbouw Op de kaart zijn de voor de stedelijke regio relevante landbouwontwikkelingen aangegeven zoals nadere begrenzing van de vestigingsgebieden glastuinbouw. Voor deze gebieden geldt het Streekplanbeleid. De locaties voor intensieve veehouderij worden voor zover ze voortkomen uit het reconstructieplan en voor de stedelijke regio relevant zijn indicatief op de plankaart aangegeven. Het beleid dat hiervoor geldt, staat in de betreffende reconstructieplannen. |