- Bestuur
- Raadsnotulen 23 april 2002
Raadsnotulen 23 april 2002
Documentdatum | 23-04-2002 |
---|---|
Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
Documentsoort | Raadsnotulen |
Samenvatting |
NOTULEN ACHTSTE vergadering van de raad der gemeente Heimond, gehouden op dinsdag 23 april 2002 des avonds om half acht. Bij aanvang der vergadering zijn aanwezig de leden: C.H.M. van der Burgt, H.M.J.M. van Dijk, mevrouw E.P.W. van Dortmont, S. Ferwerda, L.T.J. Fransen, J.L. Henraat, E.R.M. Hesen, E.A.H. van Kilsdonk, G.T.H. Klaus, W. Klerkx, J.F.J. Kuypers, mevrouw M.M. de Leeuw-Jongejans, mevrouw M.A.J. Matteij-van Woensei, mevrouw A. Meinardi, T.J. van Mullekom, M. Naoum, G.B. Praasterink, M.P.J. Rieter, L.J.A. Ristenpatt, J.H.J.M. Roefs, A.J.G. Sauvé, O.A.W.M. Spierings, mevrouw J.M.G. Spierings- van Deursen, A. Spruijt, P.H.C. Streeder, M.A. Tijani, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakel, J.M.C. van Wetering, A.F.H. Wijnen, mevrouw J.A.M. Witteveen-van den Berg en S.H. Yeyden. Later ter vergadering komt het lid: L. M. M. Smits. Afwezig zijn de leden: L. den Breejen, W.M.H. Dams, J.H.J. Kuijpers en S. Mokadim. Voorts zijn aanwezig de wethouders: C.J. Bethiehem, R.A.C. van Heugten, J.B.C.W. van den Heuvel, mevrouw B.M. Houthooft-Stockx en P.G.M. Tielemans. VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Eik, burgemeester, SECRETARIS: C.H.M. Vermunt, raadsgriffier ad interim. (Bij aanvang van de vergadering hebben achter de collegetafel plaatsgenomen de voorzitter en de griffier ad interim.) De VOORZITTER opent de vergadering. Nadat de aanwezigen zich op zijn verzoek van hun zetels hebben verheven, spreekt hij als volgt: Dames en heren! Als voorzitter van uw raad wil ik aan het begin van deze vergadering aandacht vragen voor het overlijden van een oud-lid van uw raad, de heer P. van Alphen, die op 84-jarige leeftijd op 1 april jl. gestorven is. De heer Van Alphen heeft een tweetal perioden zitting gehad in de gemeente- raad: van 4 september 1962 tot 30 december 1967 en van 1 september 1970 tot 31 augustus 1982. Hij was lid van de fractie van de Katholieke Volkspartij, nadien van de fractie van het CDA. De heer Van Alphen, die geboren was in Dongen, kwam, na een onderwijsloopbaan waarin hij zich steeds verder bekwaamde, in 1948 naar Heimond als leraar geschiedenis aan het Carolus Borro- meuscollege. Van die school is hij ook conrector geweest. Door de ziekte van toenmalig wethouder Van Deutekom werd de heer Van Alphen op 23 januari 1973 benoemd tot tijdelijk wethouder. Die benoeming werd definitief op 3 april 1973, toen wethouder Van Deutekom overleed. Als wethouder onderwijs, cultuur en sport kreeg de heer Van Alphen een por- tefeuille die hem op het lijf geschreven was. Werkend op het Kasteel-Raadhuis, waar hij in de jaren zeventig op de eerste verdieping zijn kamer had, zette hij op een vriendelijke doch doortastende wijze de lijnen uit op de aan hem toe- vertrouwde portefeuille. Dat gebeurde in de tijd dat door de aanwijzing van Heimond als groeistad allerlei ontwikkeling van de grond kwamen. Zo is de heer Van Alphen onder meer intensief betrokken geweest bij de realisering van 't Speelhuis, de bouw van de Citysporthal, de verbouwing van het Kasteel-Raad- huis tot gemeentemuseum, de oprichting van de onderwijsbegeleidingsdienst en de aanleg van de kunststofathietiekbaan voor HAC. Als historicus heeft hij bij gelegenheid van de viering van Heimond 800 in 1978 samen met zijn dochter de geschiedschrijving over onze stad verrijkt met een actuele uitgave: het boek Van Plaggenhut tot Paaiwoning. Bij zijn afscheid als raadslid en wethouder op 31 augustus 1982 is hij vanwege zijn vele verdiensten voor onze stad benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. In onze herinnering blijft hij voortleven als een aimabel bestuurder, een prettige man in de om- gang, een man met hart voor de hem toevertrouwde portefeuille die hij op een kundige manier beheerde. Wij zien met respect en waardering terug op zijn bijdrage aan het bestuur van onze stad. Zijn nagedachtenis zullen wij in blijvende hoogachtende herinnering bewaren. -2- 23 april 2002. Namens de raad wens ik zijn echtgenote en kinderen veel sterkte toe bij het verlies dat zij geleden hebben. Moge hij rusten in vrede. (Nadat de aanwezigen enkele ogenblikken van stilte in acht hebben genomen, nemen zij hun zetels wederom in.) Hierna deelt de VOORZITTER mede dat bericht van verhindering is ingekomen van de heren Kuijpers, Den Breejen, Dams en Mokadim. De heer RIETER (HB/LH): Voorzitter! Ik wil de heer Smits verontschuldigen, die op dit moment een hoorzitting in hotel West-Ende bijwoont met betrekking tot bezwaren die de marktkooplui hebben geuit. Volgens mij zijn daar ook nog andere raadsleden bij aanwezig. De heer HESEN (PvdA): Dat geldt voor de heer Den Breejen, voorzitter. 1 Aanwiszin-q van een lid als bedoeld in artikel 16 van het reglement van orde 2002. De VOORZITTER trekt nummer 14, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij de heer Ristenpatt. 2. Onderzoek geloofsbrieven van de heer S. Ferwerda. De VOORZITTER benoemt tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven mevrouw Witteveen-van den Berg, de heren Tijani en Verbakel en schorst de vergadering, teneinde de commissie in de gelegenheid te stellen haar werkzaamheden te verrichten. Na hervatting der vergadering verleent de VOORZITTER aan mevrouw Witteveen. Mevrouw WITTEVEEN-VAN DEN BERG (PvdA): Voorzitter! De commissie heeft de bescheiden onderzocht en in orde bevonden en adviseert de heer Ferwerda als lid van de raad van Heimond toe te laten. De VOORZITTER dankt de commissie voor de verrichte werkzaamheden in ontbindt haar. 3. Beëdiging van de heer S. Ferwerda. De heer Ferwerda legt in handen van de voorzitter de in de Gemeentewet voorgeschreven eed af. De VOORZITTER: Mijnheer Ferwerda, ik feliciteer u met uw beëdiging als raadslid. Wij kunnen ons erop verheugen dat onze raad nu weer compleet is. 4. Vaststelling ontwerp-agenda. De ontwerp-agenda wordt, met inachtneming van het 2 e corrigendum, zonder stemming vastgesteld. 5. Benoeming van a. een lid niet-ziinde raadslid in de commissie samenleving in economie. Op voorstel van de heer Rieter wordt mevrouw C. Maas bij acciamatie benoemd. b. een lid niet-zi"nde raadslid in de commissie middelen en ondersteuning. Mevrouw VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Wij gaan akkoord met het voorstel. Toch heb ik in dit verband nog een opmerking. Wij zijn als enige partij niet vertegenwoordigd binnen de commissie middelen en ondersteuning. Het is bekend waarom. De afgelopen vier weken hebben wij gemerkt dat het een groot gemis is om te moeten werken zonder dat wij iemand in deze commissie hebben zitten. Ik zou graag nog eens over de situatie willen praten. De VOORZITTER: Praten kan altijd, mevrouw! Wij zullen uw verzoek doorgeleiden naar het presidium. -3- 23 april 2002. Op voorstel van de heer Rieter wordt de heer C. Vereijken bij acciamatie benoemd. 6. Bespreking van collegeprogramma in hoofdzaken 2002-2006. De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! Vorige week hebben wij in de diverse commissies de eerste, zij het nog wat onwennige schreden gezet in het nieuwe duale bestel. Het is duidelijk dat het voor ieder- een nog wat zoeken is naar de juiste rol. Voor ons ligt nu het collegeprogramma in hoofdzaken. Het is duidelijk nog geen raadsprogramma in hoofdzaken. Maar naar het oordeel van het CDA kan het wel prima dienen als vertrekpunt voor ons als raad in het nieuwe duale systeem. Dit programma geeft, samen het overdrachtdossier, duidelijk aan waar wij financieel staan en waar wij naar toe willen. Wij kunnen als CDA instemmen met de op pagina 6 aangegeven prioritering. De vertaling zal moeten plaatsvinden in de beleidsbegroting 2003. Wij zijn van mening dat dan het tijdstip gekomen is om als raad onze nieuwe rol op een volwaardige wijze op te pakken. Dat wil zeggen: meer kaderstellend en controlerend. Dan is er meer duidelijkheid over de uitvoering van de plannen en over de herstructu- rering van Binnenstad-Oost. De oplossingsrichting uit de studie Hoofdwegenstructuur zal dan gepre- senteerd zijn. Ook zullen de contouren van het lokale sociale beleid meer vorm hebben gekregen. Op dat moment zullen wij gefundeerd onze doelstellingen kunnen formuleren. De heer FERWERDA (GUD66): Leden van de gemeenteraad van Heimond, voorzitter! Het vorige college heeft bij zijn verscheiden een keurig overdrachtdossier gepresenteerd. Wie dat doorneemt, kan niet anders dan tot de conclusie komen dat het afgelopen jaar veel in gang is gezet, dat vele trajecten de komende jaren nog zullen lopen en dat prioritering dus onontkoombaar is. Wij moeten immers niet alleen in onze stad zaken in gang zetten, maar wij zullen ze ook eens af moeten maken. Het nieuwe college heeft er, gezien de inleiding van het programma in hoofdzaken, zin in. Het wil collegiaal besturen in gedeelde verantwoordelijkheid. Wat het laatste betreft, wil het college meer even- wicht aanbrengen tussen investeren in stenen en investeren in mensen, meer evenwicht tussen de inzet in het centrum en de wijken, meer evenwicht tussen ontwikkeling en beheer en het gezamenlijk aangaan van verantwoordelijkheid voor het verbeteren van de veiligheid. Dat alles wil het college doen in samen- werking met diverse partijen. Voorzitter, tegen zo'n missie kan niemand bezwaar hebben. Het gaat er natuurlijk om in hoeverre het college aan deze voornemens vorm gaat geven. Zoals het zelf al aangeeft, zijn de ambities groter dan de beschikbare middelen. ]n een duaal systeem is het de rol van de raad zijn college een taakstellend programma mee te geven en het op de uitvoering daarvan te controleren. Het is vanavond dan ook belangrijk dat wij als raad uitspreken of wij akkoord gaan met de prioritering die het college heeft uitgesproken betreffende de onderwerpen veiligheid en handhaving, Binnenstad-Oost, centrumontwikkeling en bereikbaarheid. De combinatie GroenLinks/D66 kan zich in grote lijnen in deze prioritering vinden. Die komt ook niet uit de lucht vallen, maar borduurt voort op door het vorige college uitgezette paden. En enige continuering van beleid leidend tot resultaten, is in deze tijd natuurlijk ook niet wegen. Voorzitter, eigenlijk vind ik dat ik van achter het spreekgestoelte zou moeten spreken. (Hierop neemt de heer Ferwerda plaats achter het spreekgestoelte.) Leden van de raad! In het duale stelsel voert de raad de regie over zijn eigen agenda en over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden organiseert. Dat houdt ook in dat wij als raad kunnen beslissen om, wanneer wij dat verstandig vinden, op diverse deelterreinen van beleid commissies ad hoc rond bepaalde majeure onderwerpen in te stellen. Daarvoor hebben wij de toestemming van het college niet nodig. De combinatie GroenLinks/D66 of, kortweg, de combinatie, is er sterk voor dat er een aparte commissie gevormd wordt die zich expliciet gaat bezighouden met alle facetten die te maken hebben met de voortgang van de herstructurering van Binnenstad-Oost. Want, leden van de raad, als wij de kiezer één ding beloofd hebben, is het toch dat wij met betrekking tot het tot op heden slepende dossier van de binnenstad de komende periode grote stappen zullen zetten. Deze commissie of subcommissie zal zich in onze ogen bezighouden met niet alleen met het stedenbouwkundige deel, maar ook met de brede school, de ontwikkeling van het nieuwe wijkcentrum, de plannen voor de Heistraat enz. enz. Een integrale commissie dus. Door de instelling van deze commissie kan voortdurend het herstructurerings- proces in al zijn facetten gevolgd worden en moet het tempo erin blijven. Wij zullen als raad met elkaar moeten afspreken of er nog meer beleidsterreinen zijn waarop zo'n formule heilzaam zou kunnen werken. De combinatie nodigt u uit hierover mee te denken. Als tweede belangrijk aandachtsveld brengt het college de veiligheid in. Gezien de inwoners- enquétes lijkt deze keuze ons op zijn plaats. In dit kader verwijs ik naar een van onze verkiezings- programma's, waarin wij melden dat wij, hoewel wij geen fatsoensrakkers zijn, niet met lede ogen mogen -4- 23 april 2002. toezien hoe de openbare publieke ruimte en de wijze waarop burgers soms onderling met elkaar om- gaan, letterlijk en figuurlijk aan het versionzen is. Normen en waarden moet een nieuw leven ingeblazen worden en regels voor fatsoenlijk maatschappelijk verkeer verdienen het om weer opgepoetst te worden. De overheid kan hierbij niet achterblijven en vervult daarin een voorbeeldfunctie. Wij vinden zelfwerk- zaamheid van burgers een groot goed. Maar waar die niet aanwezig is, kan de overheid haar taken niet laten versionzen. De voorzitter van de raad heeft onlangs laten zien wat een bezoekje al niet teweeg kan brengen. Zo'n houding mag ons als raad tot voorbeeld strekken in onze contacten met de burgerij. Want dat is een van de geneugten van het duale stelsel: onze niet meer naar binnen, maar naar buiten gerichte blik. Wat in het Stadskantoor gebeurt, moet voor ons minder interessant worden dan wat er op straat en in de buurten gebeurt. Daar moet een groot deel van onze dadendrang zijn inspiratiebron vinden. De in het collegeprogramma genoemde aandachtspunten ten behoeve van een betere sociale en culturele infrastructuur, onderschrijven wij. Met name zagen wij de komende jaren graag op wijkniveau de nodige gezondheidsprojecten van de grond komen. Wij zullen de plannen van het college met betrekking tot het verbeteren van de mobiliteit bedacht- zaam volgen. Ten slotte is de vraag interessant hoe in een duaal stelsel, waarin college en raad duidelijk van elkaar gescheiden verantwoordelijkheden hebben, een van het dagelijks bestuur van de stad deel uit- makende fractie zich gaat opstellen jegens het college waarvan zij deel uitmaakt. Moet dat op de oude manier of gaat dat anders? Zonder hierop een geheel afgewogen antwoord te hebben, toch enkele op- merkingen hierover. De combinatie is niet ongelukkig met het huidige college. Wij trokken wel een wenkbrauw op toen wij de portefeuilleverdeling zagen. Maar hoe het uitwerkt, is uiteindelijk een verantwoordelijkheid van het college zelf. Wij kunnen ons vinden in het voorliggende collegeprogramma en wij wachten met belang- stelling de in het kader van de begroting 2003 nader geconcretiseerde voorstellen af. De combinatie wil haar taakstellende en controlerende taak jegens het college de komende jaren ten volle waarmaken. Dat betekent dat wij de voorstellen van het college op inhoudelijke gronden zullen beoordelen en dat wij de uitvoering van het beleid vanuit een positieve grondhouding kritisch zullen toetsen. Indien dit vanuit de controlerende taak die wij hebben, noodzakelijk dan wel gewenst is, zal de roede niet om der wille van de coalitie worden gespaard. Wij wensen het college veel inspiratie toe bij zijn uitvoerende taak en wij wensen de raad een zelfde hoeveelheid energie en vernieuwingsdrang toe bij zijn controlerende taak. Mevrouw VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! De Heimondse Seniorenpartij hoopt dat de ruime meerderheid van de coalitie ertoe zal bijdragen dat er meer tijd vrijkomt voor het maken en uitvoeren van beleid. Wij delen met het college de zorg om het spanningsveld dat tussen de ambities en de beschik- bare middelen ligt. Het zal een zware maar naar wij hopen goede klus worden om hier een duidelijke middenweg in te vinden. De veiligheid is een zaak voor iedereen. Maar voor de specifieke groep die wij als partij vertegen- woordigen, weegt veiligheid extra zwaar. Wij zullen als Heimondse Seniorenpartij alle zeilen bijzetten om bereikbaarheid van veiligheid voor de Heimondse burgers zo goed zal mogelijk in te vullen. Verder hebben wij nog een opmerking over de regionale samenwerking. Wij stellen het zeer op prijs in het programma terug te vinden dat men streeft naar een versterkte positie van de gemeente Heimond in het dagelijks bestuur van het SRE. Wij zullen dat aandachtig volgen, aangezien veel senioren zijn aangewezen op collectief vervoer. Dit blijft een punt van grote zorg en aandacht. Wij denken aan mobiliteit en isolement. Voor wat de sociale en culturele infrastructuur betreft: wij hebben bedacht dat wij als senioren ook wat zouden kunnen doen voor de junioren. Wij hebben onlangs in de commissie ruimtelijk fysiek een voorstel gelanceerd om de jeugd van 12 tot en met 15 jaar een adequate uitgaansmogelijkheid te bieden. De Heimondse Seniorenpartij denkt aan een plaats in Heimond waar de bovengenoemde doel- groep zeg een keer per week zich op disco-achtige wijze zou kunnen vermaken. Wij denken daaraan omdat de jeugd onder de 16 jaar nergens meer in de kroeg welkom is, gezien het alcoholbeleid. In het kader van "door senioren voor senioren" zullen wij een en ander op papier zetten en zo spoedig mogelijk, echter voor de voorbereidingen van de begrotingen 2003, het presidium hierover uitvoerig berichten. Rest ons het college en de raad veel wijsheid toe te wensen voor de komende jaren. De heer RIETER (HBILH): Voorzitter! Na het voorbeeld van de heer Ferwerda, wil ik graag vanaf het spreekgestoelte u, mijnheer de voorzitter, de leden van de raad en het publiek toespreken. Namens mijn fractie wil ik vanavond, conform de in de commissie ABA gemaakte afspraak, een reactie geven op het voorliggende collegeprogramma op hoofdzaken, zowel in algemene zin als voor wat de prioriteitsstelling volgens onze fractie betreft, alsmede hoe wij een en ander denken te kunnen gaan meten. Allereerst een viertal opmerkingen. -5- 23 april 2002. 1 . In het collegeprogramma staan diverse items die ook in het verkiezingsprogramma van Heimondse Belangen waren opgetekend. Het meest saillante voorbeeld hiervan is een punt waarvoor in de vorige raadsperiode bij geen van de begrotingsbehandelingen een meerderheid was te krijgen: een haalbaarheidsonderzoek naar windenergie. Wij danken het nieuwe college voor dit blijkbaar nu reeds voortschrijdende inzicht. Wat Heimondse Belangen betreft is dit een van de prioriteiten. 2. Het ontgaat ons echter waarom het college nu juist niet inspeelt op het onderwerp dierenwelzijn. Het moet inmiddels toch bekend zijn dat Heimondse Belangen samen met de Dierenambulance een convenant Dierenwelzijn heeft opgesteld, dat door het vorige college, zij het met enige moeite en niet van harte, is opgepikt. Ook bevreemdt het ons in hoge mate dat in het collegeprogramma zo weinig aandacht besteed wordt aan de jeugd. Wij wijzen daarbij op de ervaring, betrokkenheid, beleidvoornemens en wat dies meer zij van de vorige wethouder welzijn van PvdA-huize, de heer Simon Prinsen. Met diens vertrek en ook met het vertrek van de PvdA uit het college, is blijkbaar ook de meer dan hoognodige aandacht voor de jeugd uit het voorliggend collegeprogramma ver- dwenen! De collegeleden zijn bijvoorbeeld onlangs nog namens een achttal landelijke organisaties gefeliciteerd met hun weliswaar korte (als wethouders maken zijn nu geen deel meer uit van onze raad) verkiezing tot lid van de gemeenteraad onder het motto: "kinderrechters als basis voor lokaal jeugdbeleid"? Is er wellicht een alinea weggevallen? Kortom: wij hebben de woorden dierenwelzijn of jeugdbeleid in het collegeprogramma niet tot nagenoeg niet kunnen terugvinden. Wij verzoeken vanaf deze plaats het college vriendelijk of het daar alsnog een aanvulling op kan aanbrengen, anders zullen wij dit zeker in dit duale systeem op gepaste wijze gaan inbrengen, want het zijn voor onze fractie twee belangrijke prioriteiten. De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! Ik zou de heer Rieter er graag op wijzen dat in het hoofdstuk Sociale en culturele infrastructuur van het collegeprogramma op pagina 13 expliciet wordt gesteld dat een integraal beleid geformuleerd zal worden voor de jeugd, de gehandicapten en de ouderen, waar- aan nog wordt toegevoegd: "De zorg voor een goede en effectieve uitvoering van het beleid staat hierin voorop." De heer RIETER (HBILH): Ik heb niet gezegd dat er helemaal niets over in staat. Wij vinden datgene wat erover is opgenomen nogal minimaal. Daarom heb ik gesproken in termen van "niet tot nagenoeg niet". Voorzitter, ik ga door naar mijn derde opmerking. 3. Het collegeprogramma blinkt verder uit doordat er nagenoeg geen nieuw beleid in is geformu- leerd. Feitelijk is het een uitwerking van het lijvige overdrachtdossier van het vorige college. Het voormalige college werpt hiermee zijn schaduw of drukt zijn stempel duidelijk op dit college- programma op hoofdlijnen. In de commissie ABA is er een financiële doorberekening toegezegd alsmede een vertaling van het voorliggende collegeprogramma in hoofdzaken naar een beleids- plan. Maar dat betekent niet dat daarmee onze zorgen zijn weggenomen. Want, voorzitter, ge- achte leden van de raad, er drukt een bijzondere financiële last op dit collegeprogramma. De ambities zijn hoog, maar onze portemonnee is onvoldoende gevuld. Dit betekent zeker dat wij politieke keuzes zullen moeten maken. Wij stellen als Heimondse Belangen dat onze keuzes altijd zullen worden afgewogen tegen het licht van "geen lastenverhoging voor onze burgers", zeker niet wanneer zou moeten worden gekozen voor ambitieuze projecten. Wij staan ervoor dat de tering naar de nering wordt gezet. En mochten nog meer investeerders Heimond gaan ontdekken en helpen met financiële middelen - en dat hopen wij -, dan dienen de exploitatie- en beheerkosten ná de investering zeker te worden afgewogen. Wij willen dus niet dat er extra beheerlasten naar de toekomst worden opgeschoven. "Geen investering ten koste van alles" zal één van onze motto's zijn. In dat kader willen wij heel graag noemen dat een miljoenenproject als de Traverse wat ons betreft op de lange baan geschoven mag worden. Niet dat wij tegen een eventuele ondertunneling van de Traverse zouden zijn, maar wij hebben wel belangrijkere prioriteiten. De collegepartij GroenLinks/D66 kan wat dat betreft op onze steun rekenen. 4. Als wij dit collegeprogramma kort zouden omschrijven, dan vinden wij het kleurloos, weinig ver- nieuwend, geen uitdagingen bevattend, vooral vastgelegd door dan wel afgestemd op vorige bestuurders en slechts voortbordurend op vastgesteld ambitieus beleid met diverse valkuilen. Wij zouden zeggen: het is dezelfde auto, met hier en daar een sierstrip vervangen dan wel bijgeplakt, banden op spanning gebracht en nagenoeg dezelfde chauffeur. Voorzitter, met vier nieuwe frac- ties (SDH, OH, GroenLinks en D66) in dit nieuwe college hadden wij veel meer verwacht. Maar goed, als je nog eens terugblikt naar het tijdpad waarin dit college is gesmeed en de programma's ineen moesten worden geschoven, dan kan feitelijk ook niet meer worden verwacht. Of is het dan toch zo dat dit college en collegeprogramma in hoofdzaken al voor 6 maart waren geregeld en op -6- 23 april 2002. hoofdzaken ingevuld? Wij kennen de feiten en wij zitten naar onze inzichten niet al te ver af van deze stelling! Voorzitter! Graag wil onze fractie nu haar prioriteiten, of ze nu wel of niet in het voorliggende collegeprogramma in hoofdlijnen voorkomen, nog eens voor u op een rijtje zetten. Al genoemd hebben wij als prioriteiten: onderzoek naar windenergie, dierenwelzijn en jeugdbeleid. Daar willen wij de volgende zaken aan toevoegen: ¿ Wijk- en buurtbeheer niet alleen gericht op groen en wegen, maar ook op aandacht voor de leef- baarheid in de straat en de buurt, met in elke wijk goede voorzieningen voor jong en oud; ¿ Vaart maken met stedelijke vernieuwing (Binnenstad-Oost) met behoud van onze eigen culturele waarden; ¿ Naast Binnenstad-Oost óók Heimond-West en Heimond-Noordoost als te herstructureren aan- dachtsgebieden te blijven zien, mét budget! ¿ Meer veiligheid en handhavingsbeleid in alle straten en buurten; ¿ Een duidelijk beleid in het uitgaanscentrum van Heimond zonder misbruik van passepartout-rege- lingen alsmede - het is zo-even van de kant van de HSP ook al genoemd - het realiseren van een uitgaansgelegenheid voor jongeren onder de zestien jaar in het uitgaanscentrum, al dan niet in de vorm van een gemeentelijk café, dat eventueel in relatie tot de centrumplannen gerealiseerd zou kunnen worden; ¿ Streven om regionale en landelijke evenementen naar Heimond te halen en daarbij Heimondse initiatieven koesteren en niet tegenwerken, alsmede het zo spoedig mogelijk realiseren van een platte zaal of evenementenhal; ¿ Een consequent integratiebeleid voor minderheden zoals allochtonen; ¿ Meer bedrijven naar Heimond proberen te halen die zich nadrukkelijk richten op het aanbod van veelal lager opgeleide mensen en niet andersom en eerst bedrijven naar Heimond toe halen en proberen daar mensen op te laten passen; ¿ Traverse-ondertunneling in de ijskast. ¿ Verder staan wij voor een levendig stadscentrum, vrijwilligersbeloning, een goed openbaar ver- voer naar het centrum vice versa, kortere wachtlijsten bij de lokale gezondheidszorg, hoger of uni- versitair onderwijs naar Heimond halen, meer brede scholen, goede onderwijshuisvesting en een betere afstemming op werken en leren en, bovenal, de politiek dicht bij de mensen brengen! Ten aanzien van de meetpunten kunnen wij heel kort zijn. Wij stellen voor dat zowel in de jaar- lijkse begroting als in de voorjaarsnota en in de Marap's de door de raad gestelde prioriteiten inzich- telijk terug te vinden zijn, zodat wij zien dat en van welke middelen voorzien die prioriteiten ook daad- werkelijk aangepakt c.q. uitgevoerd gaan worden. Voorzitter! Ondanks dat wij als fractie van Heimondse Belangen diverse herkenbare zaken, onderwerpen en visies in het voorliggende collegeprogramma terugzien, zullen wij het college- programma niet steunen. Wij blijven in afwachting van het beleidsplan en de financiële onderbouwing daarvan, met mogelijk zelfs nog aanvullingen vanuit ons eigen overdrachtdossier. De heer FRANSEN (VVD): Voorzitter! Ik kan mij niet herinneren dat wij in de vergadering van de commissie ABA hebben afgesproken dat er een beleidsplan zou komen. Meerdere fracties hebben dat zelfs afgewezen. Wel hebben wij afgesproken dat er gewerkt zou worden aan een ontwerp-begroting 2003 op basis van het collegeprogramma, met in aanvulling daarop suggesties die daarop vanavond door de raad gedaan zouden worden. Dus niet een collegeprogramma en dan nog eens een nieuw beleidsprogramma. Daar is geen behoefte aan. De VOORZITTER: De heer Fransen maakt een terechte opmerking. Gezegd is dat wij als college de begroting van een duidelijke beleidsparagraaf zullen voorzien, waarin terug te vinden is hoe wij denken om te gaan met de in het collegeprogramma genoemde prioriteiten en de eventuele zaken die daar vanavond nog aan toegevoegd worden. De heer RIETER (HB/LH): Daar doelde ik eigenlijk op. Wij vinden niet dat er een nieuw en lijvig programma moet komen, maar het voorliggende collegeprogramma zal wel vertaald moeten worden in concrete voorstellen. De VOORZITTER: Dan zijn wij het eens, mijnheer Rieter. De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! In de commissievergadering hebben wij het er ook over gehad dat de meetpunten in de raadsvergadering besproken zouden worden. -7- 23 april 2002. De heer RIETER (HBILH): Dat is inderdaad het advies van de commissie geweest en daarom hebben wij dat nu ook ingebracht. De heer VAN MULLEKOM (HA): Mijnheer de voorzitter! De verkiezingen van 6 maart jl. gaven een verrassend beeld te zien. De PvdA verloor in Heimond de voorkeur van een groot deel van haar kiezers. Dat is de ene kant. De andere kant is dat eveneens een groot deel van de kiezers kennelijk vertrouwen heeft in de lokale politieke partijen. De Sociaal-democraten Heimond, Ondernemend Heimond, Heimondse Belangen en Leefbaar Heimond wisten de winst te pakken. Onze partij, Heimond Aktief, weet als nieuwkomer een brug te slaan. Heimond Aktief is met één zetel vertegenwoordigd in de gemeenteraad. De vraag die de leden van de partij zich gesteld hebben, is wat te doen van twee mogelijkheden: proberen een positie in te nemen en te bezien of wij een rol kunnen spelen bij de totstandkoming van het collegeprogramma of kiezen voor de oppositie. Op het eerste gezicht is deze laatste mogelijkheid aantrekkelijk. Maar op het tweede gezicht, nadat wij na- gedacht hadden over de nederlaag van de PvdA, overigens met alle respect, betekent dit vier jaar op- trekken met de verliezer van de gemeenteraadsverkiezing. Een verliezer nota bene die veertig jaar lang de stad bestuurd heeft en een partij waaromheen de geur van het eigen pluche heerste. Onze opvatting is dan ook: laten wij eens op basis van een realistisch programma de stad gaan besturen, waarbij niet de links-rechtstegenstellingen het bestuur van onze mooie stad vertragen, maar waarbij de wil om er de komende vier jaar iets van te maken de overheersende gedachte is. De fracties van CDA, VVD, SDHOH en GroenLinks/D66 hebben samen de wethouders geleverd voor het college. Opvallend in de Heimondse coalitie zijn de deelcoalities. Terwijl "paars" in Nederland op haar achterste benen loopt, hebben wij in Heimond een heuse paarse partij die deelneemt aan de verkiezingen. De combinatie van de Sociaal-democraten Heimond en Ondernemend Heimond is de vlees geworden poldervariant op plaatselijk niveau. Even opmerkelijk is het samenievingscontract dat D66 en Groen- Links hebben gesloten. Voorzitter, Heimond Aktief juicht dit toe. Heimond Aktief heeft in ieder geval ook een opvatting over gedeelde verantwoordelijkheid. Daarbij gaat het om de inhoud van het Collegeprogramma in Hoofdzaken 2002-2006. Heimond Aktief herkent zich in een aantal van de hoofdzaken die gepresenteerd zijn in het collegeprogramma voor de komende jaren. Wat ons aanspreekt, is het delen van de verantwoordelijkheid tussen het college aan de ene kant en de mensen die betrokken zijn bij de voorbereiding en de uitvoering van het beleid aan de andere kant. Dat is een heldere doelstelling, een doelstelling die past in het duale stelsel. Als het college er niet in slaagt om deze doelstelling te realiseren, zullen de mokkende burgers de weg vinden naar een kritische raad die in staat zal zijn het college en de individuele wethouders klip en klaar te wijzen op de door hen zelf omarmde doelstellingen. De raad zal in staat zijn op zijn beurt de verantwoordelijkheid te delen. Heimond Aktief herkent zich in een aantal hoofdzaken van het collegeprogramma. Vooral het hoofdstuk Sociale en culturele infrastructuur heeft de belangstelling van Heimond Aktief. Het vormgeven aan het ouderenbeleid is een van de speerpunten van Heimond Aktief. De komende jaren moet hoe dan ook vorm gegeven worden aan de inhaalslag seniorenbeleid. Voor de verkiezingen heeft onze partij daar een aantal uitgangspunten voor op papier gezet en uitgedeeld aan de toen betrokken wethouders, Naar onze mening bieden de uitgangspunten, samen met de opvattingen van de vertegenwoordigers van de ouderenorganisaties en instellingen die uitvoering gaven aan het ouderenbeleid, een kader om met spoed uitvoering te geven aan een nieuw seniorenbeleid. Wat ons betreft hoeft niet alles eerst aan het papier te worden toevertrouwd. Voordat wij het weten, zijn wij dan al weer vier jaar verder en nog niets opgeschoten. Heimond Aktief zal niet verzuimen zelf initiatieven te nemen als er niet snel genoeg garen op de klos komt. Een ander belangrijk onderdeel van het collegeprogramma is het belang dat gehecht wordt aan de breedtesport en de bereikbaarheid van goede sportaccommodaties. Inderdaad, sport draagt bij aan een betere maatschappelijke participatie en aan gezondheid en welzijn van de bewoners van onze stad. Van belang is ook dat wij de plaats van de topsport in onze stad nader uitwerken. Als laatste punt noem ik dat mijn fractie het van belang vindt dat nu eens klip en klaar wordt uit- gesproken dat de haalbaarheid van de ondertunneling van de Traverse in de komende periode onder- zocht zal worden. Wellicht kan het college gebruikmaken van de studies die het afgetreden college op verzoek van de raad heeft verricht. Overigens: heeft het nieuwe college van het aftredende college een overdrachtdossier gekregen met betrekking tot de ondertunneling van de Traverse? Indien dat niet het geval is, mag ik dan concluderen dat het aftredende college een verzoek van de raad niet heeft uit- gevoerd? Tot slot wil ik namens Heimond Aktief het nieuwe college veel succes toewensen. De heer PRAASTERINK (SDHOH): Voorzitter! Ik blij ben dat het Gehandicaptenoverleg vandaag op de agenda staat, dan kan ik er tenminste vrede mee hebben dat ik mij nu naar het spreekgestoelte moet begeven. -8- 23 april 2002. De VOORZITTER: Ik dacht dat u uw kruk meenam om uw argumenten kracht bij te zetten! De heer PRAASTERINK (SDHOH): Ik hoop dat dat niet nodig is, voorzitter. Er is iets moois gebeurd in Heimond: voor het eerst in de politieke geschiedenis van Heimond is er een programma voor de komende periode op tafel gekomen waarin ook lokale partijen een vol- waardige inbreng hebben gehad en waarbij zij volwaardig invloed hebben kunnen uitoefenen op het toekomstige beleid middels het collegeprogramma. Dat is winst. Wij zullen aan de uitvoering daarvan als de fractie van de Sociaal-democraten Heimond en Ondernemend Heimond loyaal meewerken. Toch zijn er kanttekeningen te maken, en wel vanwege de financiële situatie. Van het zo- genaamde overdrachtdossier zijn wij immers niet vrolijker geworden. In de voorgaande periode hebben wij bij herhaling gewaarschuwd voor de financiële ontwikkelingen binnen de gemeente Heimond. Wij hadden onze zorgen over de soliditeit van dekkingen, onze zorgen over de ontwikkeling van reserves en zo verder. Eén ding is ons bij de bestudering van het overdrachtdossier duidelijk geworden: ruimte voor nieuwe ambities is er weinig. Bij de totstandkoming van het voorliggende collegeprogramma hebben wij gevraagd dit programma ook financieel te vertalen en ook financieel na te gaan wat haalbaar en wat niet haalbaar zou blijken te zijn. Die slag zal het college van burgemeester en wethouders bij de begrotings- behandeling moeten maken. Dan zal waarschijnlijk een herschikking of temporisering van prioriteiten moeten plaatsvinden. Dan zullen er ook keuzes gemaakt moeten worden. Mijnheer de voorzitter, wij hebben er het volste vertrouwen in dat het nu zittende college op basis van het voorliggende programma tot een realistische invulling van alle ambities zou kunnen komen bij de opstelling van de begroting. In het duale systeem zullen wij de uitkomsten daarvan positief-kritisch bena- deren. Wij wensen het college daarbij veel sterkte. De heer KLAUS (SP): Voorzitter, collega's! In de commissie waar de vraag aan de orde kwam hoe de raad het collegeprogramma zou willen behandelen, heb ik al duidelijk proberen te maken dat ik er de zin niet van inzag om daar veel drukte over te gaan maken. De meerderheid van de raad gaat bij elkaar zitten, maakt een aantal afspraken, schrijft die op, en zie: daar ligt een collegeprogramma. Zo was het altijd. Maar naar ik heb begrepen, is met de dualisering alles anders geworden. U kent mijn twijfels hierover. Maar volgens de heer Ferwerda leek dat allemaal toch wat anders en in de commissie heeft hij zijn best gedaan dit wederom duidelijk te maken. Eerlijkheidshalve moet ik daarbij zeggen dat het wat mij betreft nog niet echt is gelukt. Over een paar punten van het collegeprogramma wil ik best wat zeggen. Om te beginnen zou ik de raad willen adviseren om het komende jaar te gebruiken om datgene wat het college c.q. de college- partijen willen - in het kader van de dualisering die de hele raad aangaat - te bekijken op het punt van de samenhang tussen de plannen die wij maken en de besluiten die wij nemen. Ik heb het dan over de discussie over de grote lijnen waar wij met onze stad naar toe willen. Om maar een voorbeeld te noemen: in het collegeprogramma, bladzijde 21, paragraaf Wonen, heeft het college het over een even- wichtige verdeling van de verschillende typen woningen (o.a. koop/huur) en woonmilieus over de stad. De vraag is hoe ik dit moet rijmen met het tot nu toe gevoerde beleid. Ik noem Dierdonk en Brandevoort. Moet ik uit deze tekst opmaken dat het beleid gaat veranderen? Hoe het ook zij, er zou m.i. een zeer interessante discussie te voeren zijn over de gevolgen van het beleid op dit terrein, en dan met het oog op de gevolgen voor de toekomst. Hebben wij over pakweg tien of twintig jaar echte witte en zwarte wijken en scholen of juist niet? Hebben wij dan uitzichtloze werkloosheid in de zwarte wijken of hebben wij dan wat ik maar "grijze wijken" noem en hebben wij er door een ver doorgevoerde integratie voor weten te zorgen dat in milieus waar de werkloosheid spreekwoordelijk was en zaken als opleiding en scholing nauwelijks aan bod kwamen, bespreekbaar zijn geworden? En is het aantal uballers gemini- maliseerd? Durft de huidige politiek de discussie hierover aan met elkaar en met de bevolking? Of laat zij toe dat een deel van de bevolking zich verschanst in eigen wijken en mag een ander deel als afge- schreven beschouwd worden? Of moet opbouwwerk dan wel maatschappelijk werk dat soort problemen maar oplossen en moeten wij over twintig jaar één of twee keer zo veel politie op straat hebben om de stad nog enigszins leefbaar te houden? Voorzitter, het lijkt mij een hele kluif voor de nieuwe raad, maar de discussie over dit onderwerp zou niet oninteressant en in mijn ogen zeer noodzakelijk zijn. Nog een paar losse opmerkingen over het collegeprogramma. Over de regionale samenwerking staat op bladzijde 8 dat er kabinetsvoorstellen aankomen die kunnen leiden tot intensivering van de wettelijk verplichte samenwerking. Voor de SP is dit geen pro- bleem, maar niet bij een getrapt gekozen orgaan. Daar zijn wij, zoals u weet, geen voorstander van. Onder het kopje Betere gezondheid op bladzijde 14 staat het volgende: "Uit GGD-onderzoek blijkt dat in Heimond de mensen in Binnenstad-Oost en Heimond-West meer belemmeringen ervaren door ziekte en aandoeningen dan in andere wijken." Dit hoort wat ons betreft bij de discussie waar ik het zo- even al over had. -9- 23 april 2002. Op pagina 18 lees ik onder het kopje Arbeidsmarkt: "Om beter in te kunnen spelen op de vraag van het bedrijfsleven naar gekwalificeerd personeel is een goede en permanente afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven noodzakelijk." Voorzitter, voor de SP is onderwijs in eerste instantie bedoeld als investering in onze samenleving ten behoeve van de ontwikkeling van ieder individu. Wat ons betreft afstemming op het bedrijfsleven in deze zin eerder af te wijzen dan te bevorderen. Onder het kopje Toerisme en vrijetijdseconomie op bladzijde 19 wordt gesproken over commer- ciële exploitatie van de plas Berkendonk. Als dat betekent dat toegangsprijzen worden gevraagd aan de Heimondse bevolking, dan wordt dit door ons afgewezen. Tot slot nog een opmerking over het onderwerp mobiliteit en bereikbaarheid (bladzijde 23). Los van het feit dat wij niet inzien dat de bereikbaarheid vanuit Den Bosch te wensen overlaat - wij dachten dat deze verbinding een heel stuk verbeterd was - denken wij dat de completering van de wegenruit en de aanleg van extra wegen niets zullen oplossen. Meer asfalt betekent meer auto's en weer nieuwe problemen. Ons land is hier te klein voor en de oplossingen zouden ergens anders gezocht moeten worden. De wal zal uiteindelijk het schip wel keren, maar mijn probleem is dat op dat moment Nederland zo onherstelbaar zal zijn beschadigd, dat de leefbaarheid ver zal zijn te zoeken. De heer HESEN (PvdA): Voorzitter! Het duale systeem waarbinnen wij gaan opereren, is en blijft voor ons allemaal nog vrij nieuw. Ik zou bijna zeggen dat ik het college mis achter de collegetafel, maar dat kan ik op dit moment niet echt goed over mijn lippen krijgen. Zoals u weet wordt er een zware wissel getrokken op het beleid zoals dat sinds jaar en dag loopt. In feite wordt er, ook als het nieuwe raadsleden betreft, een beroep gedaan op nogal wat voorkennis van grote projecten en visies die in de vorige periode zijn opgesteld. Namens de PvdA-fractie verzoek ik de griffie de desbetreffende nota's aan de nieuwe raadsleden en burgercommissieleden te doen toekomen, zodat zij kennis kunnen nemen van de achterliggende zaken waaraan in het collegeprogramma op hoofdlijnen zo zwaar geappelleerd wordt. Ik zou het prettig vinden als dit op korte termijn zou kunnen. Zoals u weet, heeft de PvdA-fractie bij de installatie van het nieuwe college haar taxatie van het procesverloop van de collegeonderhandelingen al gemaakt. Wij hebben dat normatief geduid en ik ga dat hier en nu dan ook niet herhalen. Behalve dan dat je het proces op twee manieren zou kunnen duiden, waarbij de scheidslijn wel door de raad zal lopen, te weten als voortvarende onderhandelings- slag waarbij binnen een paar dagen een college in elkaar is getimmerd of als een inhoudsloze haastklus. Het zal u niet verbazen als ik het op het laatste houd. De PvdA-fractie moet constateren dat de sfeer van haast ook goed is af te leiden uit het voor- liggende collegeprogramma in hoofdzaken. Daarmee wil ik helemaal niet gezegd hebben dat er geen behartigenswaardige zaken in het convenant zijn opgenomen. Gelet op datgene wat de voorgaande sprekers al gezegd hebben, zou dat ook onzinnig zijn. Het collegeconvenant borduurt gewoon voort op het beleid zoals dat al sinds jaar en dag geformuleerd is. De PvdA-fractie heeft er zelfs met instemming kennis van genomen dat dit college, als wij althans van het voorliggende programma mogen uitgaan, het buurt- en wi .kbeheer over de volle breedte van het college gaat uitbouwen. Dat is een vernieuwing ver- geleken met datgene wat in het verleden hier ter stede gebruikelijk was en het is naar onze mening zeker ook een verbetering. Een goed plan dus. Dat het college voor meer vermaak zal gaan zorgen, daar is de PvdA-fractie zelfs volledig van overtuigd! Mevrouw Meinardi van het voormalige GroenLinks had mij beloofd dat er op het gebied van milieu stevige winst geboekt zou gaan worden in de sfeer van het integrale milieubeleid. Misschien kan mevrouw Meinardi mij uitleggen waar dat staat, want ik heb het programma daar meteen op bekeken omdat, zoals men weet, dit onderwerp mijn interesse heeft. Maar veel verder dan een onderzoek naar windmolens is het collegeprogramma niet gekomen. Een echte beleidswijziging kan ik nog niet vinden, anders dan dat de Heimondse burger straks, zoals de heer Ferwerda dat zo pakkend placht te zeggen, niet meer gratis mag badderen op Berkendonk en dus gewoon moet gaan betalen. Je zou dus bijna denken dat er helemaal niets veranderd is. Dat kan toch niet waar wezen? Maar ik lees dat de herstructurering van Binnenstad-Oost wordt voortgezet, zelfs met eerste prioriteit, als er voldoende geld is. De herstructurering wordt zelfs uitgebreid met een derde fase: het Raymakersplein, als er geld is. De cultuurciuster gaat gewoon door, als er voldoende geld is. 't Speelhuis gaat gewoon door, als er voldoende geld is. Ook de klankbordgroepen blijven. En in weerwil van grote woorden van met name de kant van SDH en CDA tijdens de vorige collegeperiode, gaat er geen cent extra naar Heimond-West of Heimond-Noord. Toen ik dat laatste las, dacht ik: verrek, dat is de eerste keer dat ik in al dit proza een gestelde prioriteit zie die ook financieel wordt vertaald, inhoudend dat Heimond-West en Heimond-Noord noppes krijgen. Vreemd is dit wel. Want bij de formulering van het Grotestedenbeleid heeft de gemeente Hel- mond zich ertoe verplicht om binnen een tijdshorizon van tien jaar wijken te realiseren waarin er op een aantal kernvariabelen, zoals de differentiatie van de woningvoorraad en de gemiddelde werkloosheid, geen afwijkingen meer zouden zijn van het stedelijke gemiddelde. Neemt het college nu afstand van het -1 o- 23 april 2002. Grotestedenbeleid en het convenant dat in de vorige periode raadsbreed is ondersteund? Want hoe moet ik dit anders begrijpen? Ook het 11,50-fonds wordt ter discussie gesteld. Hoe moet ik dit begrijpen? Namens de PvdA- fractie moet ik u opbiechten dat ik daar zelf ook wel eens aan gedacht heb. Maar om dat nu te motiveren op grond van het economisch perspectief van Zuidoost-Brabant? Ik hoop dat het college gelijk heeft, maar als ik naar Laurus kijk, naar de malaise in de ICT-sector die voor deze regio toch zo belangrijk is, of naar de bedrijfsresultaten van Philips, dan weet ik nog niet zo zeker of het college hiermee wel zo'n goede keuze maakt. Volgens mij is het perspectief helemaal niet zo wenkend als het college kennelijk bevroedt. En dan moeten wij toch wat voorzichtig zijn met fondsen die het oogmerk hebben de werk- gelegenheid te diversifiëren en in stand te houden. Verder constateer ik dat er een heleboel slagen om de arm worden gehouden, wanneer ik lees: voor zover financieel haalbaac', "indien de middelen daartoe voorradig zijn" enz. Nu wil het geval dat de formateur van het nieuwe college, de heer Bethiehem, voorafgaand aan de collegeonderhandelingen een overdrachtdossier heeft doen uitgaan. In dit overdrachtdossier stonden allerlei zaken verwoord die wij in het voorliggende collegeconvenant kunnen terugvinden. De PvdA-fractie heeft overigens al eerder gezegd dat wij grote waardering hebben voor de inspanningen van het ambtelijk apparaat om de kern- gegevens over de financiële situatie boven tafel te brengen. Want wij hebben de prijskaartjes van de alle afzonderlijke ambities die ook weer in het voorliggende convenant zijn terug te vinden, zo'n beetje op rij staan. Destijds was dit voor het toenmalige college nadrukkelijk de reden om de aandacht van de politiek ervoor te vragen dat haar kerntaakstelling ook tijdens het opstellen van het collegeconvenant in het oog te houden: namelijk afwegen en kiezen. Idealiter hadden zelfs de verkiezingen daarover kunnen gaan. Volgens mij móeten ze daar zelfs over gaan, want dan weet de burger precies welke middeleninzet hij van welke politieke partijen kan verwachten en kan hij zijn keuze daar loepzuiver op baseren. Wat dat betreft is het werk niet af, maar moet het gewoon nog beginnen. Het college c.q. de coalitiepartijen zijn op dit moment primair aan zet om prioriteiten te stellen en die helder aan de raad voor te leggen. Dan pas is in de raad een zinvol politiek debat mogelijk over de keuzes die college en coalitiepartijen maken. Daarover horen volgens de PvdA-fractie de college- onderhandelingen ook te gaan, want dat is idealiter het moment datje als politiek met elkaar afstemt wat de prioriteiten zullen zijn met betrekking tot de middeleninzet vanuit het overheidsbestuur. De werkers in de peuterspeelzalen mogen toch weten of er geld komt voor verdere professionalisering of dat dit er de komende vier jaar niet in zit? De mensen in Heimond-West mogen toch weten of er wel of niet een nieuw station komt en hoe lang de herstructurering in hun wijk op deze mogelijke fata morgana moet wachten? De mensen in Binnenstad-Oost mogen ook van CDA, SDHOH, VVD, GroenLinks/D66 weten of er wel of geen geld komt voor de omvangrijke herstructurering van hun wijk. Als je dan ook nog eens een derde fase aankondigt met de bemerking "als er geld voor is" en de uitvoering dus onzeker blijft, ben je niet goed met elkaar bezig. Politiek is afwegen en kiezen. Daarover horen convenanten te gaan, zodat iedereen weet wat van het college te verwachten valt. Volgens mij is dat nu net het enige wat in het voorliggende convenant niet is gebeurd. Daarop moeten wij dus wachten tot de komende begrotingsbehandeling, want dan pas zal blijken welke koers het college echt gaat volgen. En dat is vreemd, want er zit een college van een gewijzigde politieke samenstelling, zonder dat er in het collegeprogramma een onderbouwing van de prioriteiten is gegeven. Dat werk moet dus nog gedaan worden. Niemand in de stad weet op dit moment echt waar hij aan toe is. Ik constateer dat de samenwerking van de collegepartijen in eik geval nog niet is gebaseerd op een heldere overeenkomst met prioriteiten en middelen. Als PvdA-fractie vinden wij dat daar snel duidelijkheid over moet komen. Als die duidelijkheid er is, zullen wij graag met het college en collegepartijen in debat gaan over die prioriteiten. Wij wensen het college en de collegepartijen dan ook sterkte met dit werk, dat immers nog helemaal moet beginnen. Dit werk zullen wij beoordelen op het moment dat het af is. Het voorliggende convenant beschouwen wij derhalve als een onaf halfproduct. Laat het college de zaken nog eens goed op een rij zetten en dan nog eens terugkomen. Dan kunnen wij tenminste zien waarheen wij precies met elkaar op weg zijn. Tijdens de behandeling van de procedure in de vergadering van de commissie ABA is aan- gegeven dat er prijs op wordt gesteld als andere partijen nog prioriteiten toevoegen. Misschien kan het college daar iets mee doen. Per slot van rekening puilt het convenant uit, anders dan de uiterst zwakke politieke basis van het college suggereert, van de samenwerkingsbereidheid. Wij zullen het zien en aan ons zal het zeker niet liggen. De heer Rieter maakte de zeer terechte opmerking dat het jeugdbeleid en de vergrijzing hoofd- punten van het beleid van elke raad dienen te zijn. Het onderwerp waarover elke burger in eik zaaitje waar het college zitting neemt om met burgers te spreken, het woord zal voeren, is de problematiek van de opvang van de jeugd. Het is misschien aardig, maar het afdakje hiervoor kan er symptomatisch voor zijn. Het is al vele malen aan de orde geweest en wij zullen daar op een goede manier mee moeten omgaan. -li- 23 april 2002. Er is een punt dat wij missen en waarvoor wij in eik geval oplossingsbeelden missen: het inte- gratiebeleid met betrekking tot de verschillende groepen allochtone burgers. Dit onderwerp ontbreekt nagenoeg volledig. Heel Europa is in de oploop naar aanleiding van het probleem van de migratie en de integratie van steeds nieuwe groepen migranten wordt het hoofdprobleem van de 21ste eeuw genoemd. Ik had overigens begrepen dat met name de SDHOH-fractie zich daar tijdens de verkiezingscampagne zeer bezorgd over maakte. Zou het college de hoofdrichting van een beleid willen schetsen, zodat wij zonder stigmatisering over de gewenste oplossingsrichting kunnen gaan debatteren? Want dat is ook in onze stad heel erg hard nodig. Het is een onderwerp dat wij graag aan het collegeprogramma zouden toevoegen. Voor het overige zijn er hoofdprioriteiten genoemd die wij graag onderschrijven, zoals het streven naar veiligheid, de herstructurering van Binnenstad-Oost, het versterken van de publieke ruimte van ons stadscentrum. Dat zijn zaken die wij heel goed kunnen volgen. Maar als wij uitgaan van de studie Hoofdwegenstructuur is de problematiek van de bereikbaarheid, een van de kernproblemen die in het collegeprogramma centraal worden gesteld, veruit ondergeschikt aan het probleem dat ik zo-even noemde. In ieder geval is het de eerste tien jaar, blijkens de studie Hoofdwegenstructuur, als probleem in deze stad afwezig. Een kwestie die wij ook graag afgekaart zouden willen zien, is de relatie tussen burger en politiek bestuur. Dat is voor ons allemaal wat lastig. Het is ook wennen, net als aan het dualistische systeem. Wij hebben nog eigenlijk maar één ronde commissievergaderingen gehad, maar wij vinden toch dat wij eens met elkaar binnen de commissie ABA zouden moeten praten over hoe wij aan de relatie met de burger binnen het dualistische systeem zo goed mogelijk vormgeven. Wij moeten er allemaal nog mee leren omgaan, maar ons lijkt de situatie dat in commissievergaderingen waar raadsleden vragen stellen en wethouders al of niet aanwezig zijn en ambtenaren in feite de vragen beantwoorden, niet de juiste invul- ling van het duale bestel. Dat gaat voorbij aan het politieke karakter van het debat zoals dat in een com- missie hoort plaats te vinden, op hoofdlijnen en niet op details. Het invullen van de details beschouwen wij als voorwerk van het raadslid bij het vooraf inventariserend vragen stellen aan de ambtelijke staf. Houdt u mij ten goede: ik heb niets tegen ambtenaren, maar volgens mij gaan wij de verkeerde kant op als ambtenaren de verantwoordingsplicht van bestuurders overnemen. Volgens mij hoort in de com- missie primair een politieke taxatie van voorstellen gemaakt te worden en is dat de kerntaak en het kernpunt waarom het debat binnen de commissie moet draaien. Wij komen hierop terug in het presidium en, indien nodig, in een vergadering van de commissie ABA en van de raad. Wij treden graag in debat op het moment dat de coalitie haar kaarten op tafel legt in een soort regeringsverklaring over de prio- riteiten die zij stelt. Dat kan ook in een aanbiedingsbrief bij de begroting. Het debat gaan wij graag aan op hoofdlijnen en prioriteiten, maar die prioriteiten moeten dan wel eerst gesteld zijn en van een finan- ciële paragraaf voorzien zijn, willen wij een zinvol debat kunnen voeren. De bal ligt bij het college en de coalitie. Laten college en coalitie dan ook hun rol en verantwoor- delijkheid nemen, dan kunnen wij vanuit een constructief-kritische houding als oppositie doen waarvoor wij hier zitten, namelijk in een kritisch toetsend debat de beste voorstellen voor Heimond boven tafel zien te krijgen. Ik hoop dat het debat over de hoofdkeuzes niet alleen in de raad maar ook in de stad snel kan losbarsten, na een correcte voorzet van college en coalitie. De heer FRANSEN (VVD): Voorzitter! Het voorliggende collegeprogramma is het resultaat van de onderhandelingen die de collegepartijen gevoerd hebben. De VVD heeft daarvoor getekend. Dat betekent dat u van mij mag verwachten dat ik uitspreek dat de VVD het van harte steunt en in de toe- komst zal steunen. Het collegeprogramma is voor een belangrijk deel inderdaad een voortzetting van het beleid dat in de vorige periode is ingezet. In de nu lopende raadsperiode zal dat moeten leiden tot een afronding, waarbij de plannen die al in de steigers zijn gezet ook uitgevoerd worden en de in het vooruitzicht ge- stelde nota's over beleidsthema's worden afgerond. Een belangrijke conclusie die in het programma wordt getrokken, is dat de verwoorde ambities nog van een financieel kader voorzien zullen moeten worden. Dat zal uiteraard van invloed zijn op de mogelijkheden tot realisatie van de in het programma opgenomen ambities. In die zin is het programma niet compleet, omdat de financiële vertaling er nog niet is. Het uitgangspunt van het programma is dan ook de gedeelde verantwoordelijkheid. Er wordt dan ook, veel meer dan in vorige collegeprogramma's, heel sterk ingezet op samenwerking. Gedeelde verantwoordelijkheid ten aanzien van de uitvoering van plannen betekent ook gedeelde betaling van rekeningen. Dat zullen wij met elkaar moeten doen. In die zin zijn er ook veel plannen die afhangen van de samenwerking met derden, subsidiemogelijkheden en bijdragen van andere overheden. Het college zal zich er sterk voor maken dit soort bijdragen te ver- krijgen. De heer HESEN (PvdA): Voorzitter! Ik begrijp dat partners bij bepaalde projecten noodzakelijk zijn om deze projecten van de grond te tillen, maar ik wil toch ook graag van de heer Fransen antwoord -12- 23 april 2002. hebben op de vraag of de coalitie nog van plan is om helder te maken wat de prioriteiten zijn vanuit het overheidsbestuur en welke financiële middelen men daarvoor overheeft. Ik wil daar bij de komende begrotingsbehandeling een heldere uitspraak over hebben, zodat wij met de coalitie kunnen samen- werken. Dan kunnen wij namelijk ook een open debat over de gestelde prioriteiten voeren. De heer PRAASTERINK (SDHOH): Wij hebben duidelijk gesteld, mijnheer Hesen, dat ook wij deze keuzes bij de begrotingsbehandeling graag gemaakt zouden zien. De heer HESEN (PvdA): Daar ben ik u zeer erkentelijk voor, mijnheer Praasterink. Aan u was mij vraag dan ook geheel niet gericht. De heer FRANSEN (VVD): Daar kom ik aan het slot van mijn betoog nog op terug. De VOORZITTER: De raadsleden discussiëren met elkaar. De opmerking van de heer Praasterink is in die zin ook relevant. De heer HESEN (PvdA): Dan heb ik mij waarschijnlijk niet helemaal helder uitgedrukt: ik vond het betoog van de heer Praasterink op het vlak van de financiën glashelder. (De heer Smits verschijnt, te 20.35 uur, ter vergadering.) De heer FRANSEN (VVD): Voorzitter! Zoals wij dat al eerder hebben gemeld in de vergadering van de commissie ABA, hebben wij als VVD echt geen behoefte aan een beleidsplan dat over het nu voorliggende collegeprogramma heen wordt gelegd. Wel willen wij bij de komende begroting helder- heid krijgen over de prioriteiten die de komende periode zullen gelden en waarvoor dan ook in de begroting de nodige middelen beschikbaar moeten zijn. Wij onderschrijven de eerste prioritering die in het collegeprogramma is aangegeven. Daar vallen wat ons betreft in ieder geval onder de eerste aanzet tot de vernieuwing van het centrum, met daarbinnen de realisering van een multifunctionele zaal. Daar is al heel veel over gesproken en zo'n zaal zou er in het Heimondse op heel korte termijn moeten kunnen komen. Ook onderschrijven wij dat er concrete uitvoeringsplannen komen voor de aanpak van Binnen- stad-Oost, op basis van het ingezette beleid dat vorig najaar al in de commissie is besproken. Dit beleid zal verder worden uitgebouwd in het wijkontwikkelingsplan, dat ons ook reeds is toegezegd en dat wij binnenkort ter bespreking voorgelegd krijgen. Op grond daarvan zullen de prioriteiten bepaald moeten worden. Er zal een nota inzake het lokaal sociaal beleid worden opgesteld waarin alle componenten die al de revue gepasseerd zijn ijeugd- en ouderenbeleid en welzijnsbeleid) hun plek krijgen. Op basis van deze beleidsnota zullen wij de verdere prioriteiten moeten stellen. De kadernotitie Toezicht en handhaving is voor ons een heel belangrijk document dat op korte termijn moet verschijnen. Het zal, in aanvulling op de reeds vastgestelde nota Integraal veiligheids- beleid, handen en voeten moeten gaan geven aan het belangrijke thema van de veiligheid in onze stad. Ook het onderzoek naar de mogelijkheid van de inzet van vrijwilligers bij de politie, een thema dat correspondeert met veiligheid, zal naar onze mening als prioriteit uitgevoerd moeten worden. Voor wat het speerpunt bereikbaarheid betreft: de afronding van de studie Hoofdwegenstructuur met, op basis daarvan, de prioritering van de aan te pakken projecten, is wat ons betreft ook een van de prioriteiten. Voorzitter! Dan kom ik nu op het verhaal van de ambities, wensen en middelen. In het kader van de begrotingsbehandeling 2003 zullen wij de financiële zaken helder moeten krijgen. In de ont- werp-begroting 2003 zal het college de raad reële en realistische plannen moeten voorleggen op basis van het voorliggende programma en datgene wat daar vanavond over gezegd is. De Beleids- nota strategische investeringen, waarvan wij nog niet zo lang geleden een versie ontvangen hebben, zou het kader op langere termijn moeten bieden. Er zal een concrete financiële vertaling in een investeringsprogramma moeten komen voor pakweg de komende twee á drie jaar, dat wij jaarlijks kunnen bijstellen. Het zou goed zijn als daarin helder gemaakt zou worden wat wij als gemeenteraad zelf, op eigen financiële kracht, willen en kunnen en wat wij zouden willen en kunnen realiseren als wij daarvoor de financiële medewerking van derden krijgen. Het heeft geen zin om projecten overeind te houden die wij wel wensen, maar waarvoor wij niet op afzienbare termijn de middelen kunnen vinden. De heer HESEN (PvdA): De woorden van de heer Fransen verbazen mij wat, gezien het voor- liggende programma. Als je uitgaat van de Beleidsnota strategische investeringen (BSI), dan blijken er -13- 23 april 2002. eciatante tekorten in relatie tot de gestelde ambities. Anders gezegd: er zal heel wat maatschappelijke samenwerking nodig zijn om die ambities waar te maken. Eerlijk gezegd is het rendabel maken van binnenstedelijke herstructureringsprojecten eerder droom dan daad. Desalniettemin worden er in het voorliggende convenant prioriteiten toegevoegd, in weerwil van het feit dat er eigenlijk al grote te- korten zijn voor voorgenomen projecten. Als voorbeeld noem ik het onderzoek naar de ondertunneling van de Traverse. Zoals men weet, ben ik ervoor om er in ruimtelijke zin rekening mee te houden dat de Traverse ooit verdwijnt. Maar als ik naar de financiële situatie kijk zoals de BSI en het overdracht- dossier die omschrijven, vraag ik mij af waarom er in godsnaam nog zaken zijn toegevoegd. Daar maakt de coalitie het zich toch wel erg moeilijk mee, in die zin dat zij de middelen daarvoor beslist niet in drie tot vijf dagen bij elkaar onderhandeld krijgt. Daarom vind ik het zo eigenaardig dat er, in weerwil van de tekorten, toch prioriteiten zijn toegevoegd, terwijl je eigenlijk bij eik punt kunt constateren dat de middelen ontbreken. De heer FRANSEN (VVD): Het lijkt mij dat je de ondertunneling van de Traverse dan wel het onderzoek daarnaar nauwelijks een toevoeging aan het collegeprogramma kunt noemen, want de discussie daarover loopt al veel langer. De wens om tot een onderzoek naar de mogelijkheden van ondertunneling te komen, is in feite raadsbreed aanwezig. Op grond daarvan willen wij nu inderdaad gaan onderzoeken wat de mogelijkheden en de consequenties daarvan zijn en vervolgens bepalen wat wij met de Traverse doen op korte dan wel langere en zelfs de heel langer termijn. Dat moet de uitkomst van het onderzoek zijn. Daarna kan de discussie over de Traverse voor een tijdje gesloten zijn. Het moet niet zo zijn dat de discussie daarover bij ieder incident weer opkomt in de trant van: de Traverse moet ondertunneld worden. Het lijkt mij dus goed dat wij komen tot goed gefundeerde moge- lijkheden. En als die er op de korte of middellange termijn niet zijn, dan moeten wij dat vaststellen en voorlopig een streep onder de discussie zetten. Maar het onderzoek naar de ruimtelijke inpassings- mogelijkheden is dan in ieder geval eens gedaan en dat is nooit weg. De heer HESEN (PvdA): Dat ben ik met u eens, mijnheer Fransen. De heer FRANSEN (VVD): Voorzitter, dit was mijn bijdrage in eerste instantie. De VOORZITTER: Dames en heren! Ook ik moet mij nu in mijn nieuwe rol voegen en niet de neiging krijgen het collegeprogramma, na de kritische bemerkingen die er hier en daar over gemaakt zijn, te gaan verdedigen. Ik word namelijk geacht als uw raadsvoorzitter een andere rol te hebben dan als voorzitter van het college en probeer mij in deze spagaat zo goed mogelijk te gedragen. Slechts één opmerking wil ik maken. Deze betreft de bewaking van de continuïteit van het bestuur, waarin de burgemeester zeker een rol heeft. Dan is het niet zo verwonderlijk dat het college- programma luidt zoals het luidt ten aanzien van de prioriteiten: het zijn prioriteiten die in voorgaande raadsperiodes door de raden zijn vastgesteld en ook zijn belegd met rijksafspraken. Het is tevens beleid dat wij in het kader van het Grotestedenbeleid hebben afgesproken. Van de uitvoering van dit beleid hangen ook rijkssubsidies af. Wij zullen de bij dit beleid gemaakte prestatieafspraken ook moeten nakomen. Iedereen moet dus goed beseffen dat wij niet met een schone lei kunnen beginnen en dat wij niet, naar gelang individuele wensen, met prioriteiten kunnen gaan schuiven. Het gaat erom dat wij, gezien de financiële mogelijkheden in de toekomst, de bestaande prioriteiten die al vastliggen in het kader van het Grotestedenbeleid en waaraan ook prestatieafspraken vastzitten, nog eens extra kritisch op hun accenten bekijken. Enerzijds met het doel om na te komen wat wij met het rijk hebben afgesproken en anderzijds met het doel om actueel te kunnen inspelen op de verschuivingen die in de maatschappij, dus ook in de Heimondse maatschappij, merkbaar zijn. Evident is dat een aantal zaken die vanavond door de raad zijn genoemd als aanvulling op de prioritering van het collegeprogramma, ook zaken zijn die binnen het Grotestedenbeleid duidelijk onze aandacht moeten hebben. Het oude- renbeleid, het minderhedenbeleid dan wel integratiebeleid en hetjeugdbeleid zijn allemaal paragrafen die wij met het rijk, maar ook in onze Stadsvisie en, als uitvloeisel daarvan, in ons Meerjarenontwik- kelingsprogramma redelijk vast hebben liggen. De vraag is alleen of wij alles wat wij eerder hebben afgesproken wel financieel kunnen behappen, gezien de verwachtingen met betrekking tot onze finan- ciële positie in de toekomst. Als voorzitter van de raad denk ik heel goed te hebben begrepen wat u tegen deze achtergrond hebt ingebracht. Een en ander zal ongetwijfeld de aandacht van het college krijgen, maar vooral binnen de context zoals dat al eerder binnen onze Stadsvisie en het Meerjaren- ontwikkelingsprogramma een plaats heeft gekregen. De begroting met daarbij de Beleidsnota strategische investeringen, het Meerjareninvesterings- programma en het Meerjarenontwikkelingsprogramma zijn de beleidsstukken waarin straks definitief die activiteiten die wij voornemens te ontplooien, hun weerslag moeten vinden. Dan is het ook voor u zaak om te bekijken of u alles kunt terugvinden wat u van belang vindt, of dat u via amendering wijzi- -14- 23 april 2002. gingen wilt aanbrengen. Dat zal de gang van zaken zijn en daarmee wil ik de discussie van vanavond beëindigen. De heer RIETER (HBILH): Mag ik hieruit concluderen, voorzitter, ook al mag ik dat van de heer Fransen niet al te zwaar aanzetten, dat in een soort beleidsplannetje of ~paragraaf of zelfs A-4'tje de boodschappenlijst volgens de prioriteiten wordt opgesteld en dat wij dan als raad kunnen bezien hoe wij kunnen gaan winkelen? De VOORZITTER: U bent van ons gewend dat elke begroting gepaard gaat met een inhoudelijk stevige beleidsnota waarin wij toelichten waarom de begroting eruitziet zoals die eruitziet. Zo'n stuk krijgt u ook bij de eerstkomende begroting. Wellicht wordt een en ander wat zwaarder aangezet, van- wege het feit dat het mede om de vertaling van het collegeprogramma gaat, met daarbij de zaken die u vanavond nog geaccentueerd heeft. De heer HESEN (PvdA): Precies daar gaat het ons om, voorzitter, Wij willen graag een operati- onalisering krijgen van het college, na de nu gegeven prioriteiten. De VOORZITTER: Ik concludeer dat een en ander goed is besproken en begrepen. Bij de bespreking van de begroting 2003 en alles wat daarbij hoort, komen wij hier nader op terug. Hierna verklaart de VOORZITTER de behandeling van het agendapunt voor geëindigd. (De wethouders nemen vervolgens, op uitnodiging van de voorzitter, plaats achter de collegetafel.) 7. Notulen van de openbare vergadering van 5 februari 2002. Deze notulen worden zonder stemming ongewijzigd vastgesteld. 8. Ingekomen stukken en mededelingen. De heer SMITS (HB/LH): Voorzitter! Wij zijn het niet eens met de voorgestelde beantwoording op de brief van de familie Kornuit, stuk nummer 3 van de lijst. Wij zouden deze brief graag geagen- deerd zien ter bespreking in de commissie ruimtelijk fysiek. De heer PRAASTERINK (SDHOH): Ik sluit mij aan bij dit verzoek, voorzitter. De VOORZITTER: Wij hebben afgesproken dat wij een stuk, met de afdoening waarvan men het niet eens is, niet afhandelen maar van de lijst afvoeren en eerst in de commissie bespreken. De commissie zal daar dan een advies over geven. Ik stel vast dat stuk nummer 3 van de lijst is afgevoerd en om advies wordt voorgelegd aan de commissie ruimtelijk fysiek. Met betrekking tot de ingekomen stukken en mededelingen wordt, met inachtneming van hetgeen ten aanzien van stuk 3 is opgemerkt, zonder stemming besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en wethouders is voorgesteld. 9. Voorstel tot vaststelling van de 38e wijziging van de APV Heimond 1978 (bi@lage 73). De heer KLAUS (SP): Voorzitter! Gezien de aanwezigheid van punt 3a in het nieuwe artikel 44 van de verordening, hebben wij besloten in te stemmen met het voorliggende voorstel, maar niet na te hebben opgemerkt dat het ons zinvoller lijkt om hier preventief te werken door het aanpakken van de leegstaande dichtgetimmerde panden. Dit zou inhouden dat de gemeente wat terughoudender zou moeten zijn en het maken van reclame gelimiteerd zou moeten worden. Heimond heeft geen voorziening voor degenen die gebruik willen maken van hun recht om hun mening te uiten. Ik ben zeer benieuwd wat het college op dit punt denkt te gaan doen. De heer SPIERINGS (HB/LH): Voorzitter! De fractie van Heimondse Belangen is erg blij met het voorgestelde beleid, dat zeker positief zal bijdragen aan de leefbaarheid van onze stad. Wij wachten dan ook met belangstelling de uitvoeringsrichtlijnen af, want naar onze inzichten dient de gemeente te beginnen vanuit de nuisituatie, dus een schone stad die vrij is van allerlei soorten illegale aanpakbiljetten. Dit dient samen te gaan met een inhaalslag: de illegale aanpakbiljetten zullen -15- 23 april 2002. verwijderd moeten worden. Wij vragen ons af of dit een kostenplaatje met zich meebrengt en hoe deze inspanning financieel wordt afgedekt. De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Natuurlijk is de fractie van Heimond Aktief het er- mee eens dat posters niet zomaar her en der geplakt mogen worden. Wij stemmen dan ook graag met de wijziging van de APV in. Echter, het illegaal plakken wordt wel enigszins in de hand gewerkt door- dat slooppanden soms erg lang blijven staan; die vormen een uitdagende locatie voor initiatiefnemers. Ik stel dan ook voor om slooppanden, die nu soms langdurig leegstaan, terstond na het vrijkomen te verwijderen. Dan zijn wij die vreselijke opstanden kwijt en ziet het er voor de bewoners van de stad al een stuk beter uit, omdat verloedering wordt voorkomen. Het zal er echter een stuk slechter uitzien voor de reciamebedrijven achter de schermen! De VOORZITTER: Dames en heren! De voorgestelde wijziging is inderdaad een onderdeel van het streven om van Heimond een schone stad te maken. Het clandestien plakken van marktreciame van welke aard dan ook wordt beter bestreden, als degene wiens boodschap op de affiches staat aangepakt kan worden en niet alleen maar de plakker wordt gestraft. Op deze manier zijn wij bezig aan de bron en kunnen wij het maken van illegale reclame een halt toeroepen, doordat wij diegene kunnen aanpakken die het eventuele profijt van de reclame heeft. De heer Klaus zegt dat het nooit zo ver mag gaan dat de vrije meningsuiting in het geding is en dat door de regelgeving ideële uitingen worden gebruuskeerd. Daar heeft hij helemaal gelijk in. Ik leg het accent erop dat de regelgeving vooral gericht is op het tegengaan van illegale reclame-uitingen. Volgens de Grondwet moet er ruimte zijn voor het uiten van ideeën en gevoelens zoals de heer Klaus dat bedoelt. Als daar onvoldoende mogelijkheid voor is, hebben wij daar een bepaalde taak in faciii- taire zin in. Mocht dit zo zijn, dan horen wij dat graag. Wij zijn al zeer actief in het verwijderen van illegale plaksels. De kosten daarvoor komen uit de reguliere onderhoudsbudgetten. Zo hebben wij bijvoorbeeld ook een budget voor het bestrijden van de clandestiene graffiti. Wij hebben de onderhoudsbudgetten in het verleden al eens, met goedvinden van de raad, opgehoogd, omdat dit soort onderhoudszaken heel veel geld kosten. De heer SPIERINGS (HB/LH): Betekent dit dat wij hierna nog een rekening krijgen voor het schoonmaken? Of zitten wij al bijna op de nuisituatie? De VOORZITTER: Vooralsnog heb ik geen aanwijzing dat het niet binnen de reguliere bud- getten zou lukken. Als dat wel het geval is, krijgt u als raad een verzoek om een extra krediet te voteren. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 10. Voorsteltotvaststellingvande39e wisziging van de APV Heimond 1978 (bislage 94). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 1 1. Voorstel tot vaststelling van het Rampenplan gemeente Heimond 2002 (biilage 93). De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Mijn fractie stemt graag in met het rampenplan. Het ziet er allemaal goed uit. Ik heb vanmiddag een mededeling van Railion binnengekregen met betrek- king tot de geluidsbeperking bij goederenwagons. Het lijkt mij aardig hieruit te citeren: "Geachte heer Van Mullekom, In aansluiting op ons telefoongesprek van hedenmiddag kan ik u het volgende berichten. Railion neemt deel aan diverse projecten die gericht zijn op het beperken van de geluids- hinder door goederentreinen. En dan met name projecten die gericht zijn op bron- bestrijding. In internationale samenwerking worden steeds meer goederenwagons uitgerust met kunststof remblokken. Het voordeel daarvan is dat het wielbandoppervlak gelijkmatiger sluit en dat daardoor het rolgeluid van de wielen aanzienlijk (met ten minste 3 dBA) lager is. Railion heeft inmiddels de eerste 150 nieuwe wagons met kunststof remblokken aan- geschaft. Dit zijn staalwagons voor Corus. Maar andere typen wagons zullen volgen. Voorts doet Railion binnenkort samen met het ministerie van V&W een proef met de aan- passing van een serie oudere wagons (dolomietwagens). Hierop worden ook kunststof remblokken gemonteerd, terwijl bovendien isolerend materiaal op de wielen wordt aan- gebracht. Deze wagens rijden van Maastricht naar Veendam en komen - helaas - niet -16- 23 april 2002. langs Heimond. Niettemin zullen de resultaten van deze proef, bij gebleken succes, op andere wagens en andere trajecten worden toegepast. Wat het vervoer van gevaarlijke stoffen betreft: voor Railion houdt veiligheid altijd de hoogste prioriteit. Dagelijkse controles, (her)instructie van personeel en kwalitatief hoog- waardig materiaal zijn daarvoor de eerste vereisten. Daarnaast laat de regelgeving geen compromissen toe. Mocht u ten aanzien van enig punt meer willen weten, dan kunt u ons altijd bellen. Met vriendelijke groet, René Holdert." De VOORZITTER: Uw goede relatie met de NS was mij al bekend, mijnheer Van Mullekom. Dat ze voor u de wielen gaan stofferen is prachtig en het zal ongetwijfeld de geluidsoverlast beperken. Dat heeft niet zozeer met het rampenplan te maken dat nu aan de orde is, maar ik geef toe dat het op zich een goed bericht is. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 12. Voorstel met betrekking tot professionele ondersteuning van het Gehandicaptenoverleg Heimond (binlage 92). De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Heimond Aktief is met het voorliggende voorstel akkoord. Mocht blijken dat na verloop van tijd de voorgestelde bedragen niet toereikend zijn voor de uitvoering van de professionele ondersteuning, dit na een goede doorberekening en mogelijk wederom extra kostensti gingen in de gehandicaptenzorg (wij hebben net gezien hoe het is om gehandicapt te zijn, toen de heer Praasterink naar het spreekgestoelte moest lopen en weer terug), dan mogen wij niet schromen de bedragen structureel aan te passen. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 13. Voorstel met betrekking tot het Regionaal indicatieorgaan Heimond e.o.: bestuursovereenkomst en subsidie 2002 (binlage 56). Mevrouw MEINARDI (GUD66): Voorzitter! Het regionale indicatieorgaan (RIO) Heimond heeft al een roerige periode achter de rug. En nog steeds is de aanloopperiode niet geheel voorbij. Men werkt aan het ontwikkelen van productfinanciering en aan de systematiek om de grondslagen voor subsidiebepaling veel overzichtelijker te maken. Ook wil men proberen een productbegroting mogelijk te maken, maar dat is pas in 2004 klaar. Dat lijkt ons een eerste prioriteit. Tegelijkertijd echter lopen er twee andere trajecten waar de RIO's bij betrokken zijn. Ten eerste het traject waarbij de RIO's er meer taken bij moeten nemen, o.a. woningaanpassingen in het kader van de uitvoering van de Wvg. Dit houdt in dat wordt gekomen tot bredere, robuustere RIO'S, waarvan de effecten, zoals bleek tijdens de discussie in de commissie, eigenlijk geheel onvoorspelbaar zijn. Het tweede traject is dat van de fusiebesprekingen met de regio Eindhoven en Kempenland. Ons lijkt dit allemaal samen wel erg veel van het goede en een verhoging van de wat ons betreft ongewenste bureaucratie. Als coördinerende gemeente zal Heimond de aanzet moeten geven om de zaken een voor een aan te pakken. Dus eerst orde op zaken in de eigen regio en op eigen werkterrein, met eventueel later meewerken aan meer taken en grotere verbanden, als tenminste aantoonbaar is dat dit een meerwaarde oplevert. Wij zouden graag horen wat het college hierover denkt en of anderen deze opvatting delen. De heer PRAASTERINK (SDHOH): Het probleem waar ik mee zit, voorzitter, is van een heel andere orde. Ik zit namelijk met een duaal probleempje. Tijdens de commissiebehandeling hebben wij gezegd: prima die subsidie. Daarbij hebben wij gevraagd of de wethouder eens wilde kijken naar de afschrijvingsperiode. Die vinden wij zodanig dat wij ons afvragen of mede op basis daarvan de sub- sidie verstrekt moet worden. Toegezegd is dat wij de afschrijvingsperiode en de consequenties daar- van voor deze raadsperiode zouden weten. Ik moet constateren dat ik daar nog niets van gezien heb. Ik weet dus niet wat de consequenties van de afschrijving voor het subsidiebedrag zijn. De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Ik deel de mening van mevrouw Meinardi. Voor Heimond Aktief is het voorlopig de laatste keer dat zij zal instemmen met een verhoging van de sub- sidie voor het RIO. Er moet maar eens goed bekeken worden hoe in de toekomst te bezuinigen, want anders gaat het echt de spuigaten uitlopen met het regionaal indiceren. Een bedrag van F, 5,42 per inwoner is wat ons betreft echt genoeg. -17- 23 april 2002. De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Het is juist dat er voor wat het RIO betreft meer- dere trajecten tegelijk lopen. Dat is ook een van de problemen. De wettelijke regeling is gestart met een soort exploitatiesubsidie. Wij hebben destijds besloten maar te beginnen en te bekijken wat het allemaal zou gaan kosten. Uiteindelijk zijn de kosten dermate gestegen, dat wij ons hebben af- gevraagd of de kosten wel zo moesten doorgroeien en of wij er op deze manier mee moesten door- gaan. Bij de kosten spelen twee elementen mee. Ten eerste hebben wij als gemeente de kosten niet in de hand omdat, op het moment dat iemand vraagt om een indicatie, wij wettelijk verplicht zijn om te indiceren. De vraag is echter ook of alle kosten wel zo hoog moeten zijn als ze zijn en of wij ze ook in die mate moeten doorrekenen. Dat heeft ertoe geleid dat er een onderzoek is gepleegd waarbij is geïnventariseerd of alle kosten wel goed doorberekend zijn. Inmiddels hebben wij daarvoor een bepaalde standaardisering vastgesteld. Een bepaald indicatieonderzoek mag een bepaalde tijd in beslag nemen en mag op grond daarvan een bepaald bedrag kosten. Dat leidt ertoe dat wij ook de volgende stap kunnen zetten, namelijk tot een productbegroting komen. Dan kunnen wij jaarlijks af- spraken maken over het budget dat wordt toegerekend aan het RIO en over het budget dat wordt toegerekend voor de indicatiestellingen. Vervolgens moet het RIO zelf in staat zijn om te plussen en te minnen, want er zijn eenvoudige en ingewikkelde indicaties. Het RIO zal het dus zelf moeten redden. Het is niet mogelijk voor het RIO om een zuivere productbegroting te maken. Het kan namelijk altijd gebeuren dat mensen zich aanmelden voor een indicatie, waarop het RIO móet indiceren. Wel proberen wij een plafond aan te brengen voor de kosten, waarbij wij enerzijds vaststellen wat de orga- nisatie mag kosten en anderzijds bepalen wat een indicering mag kosten. In Heimond speelt ook mee dat wij willen komen tot één zorgloket. Daar zijn wij nadrukkelijk mee gestart. Wij proberen zowel het RIO als de afdeling Wvg en de SWOH, die nadrukkelijk met de indiceringsproblematiek te maken hebben, in één gebouw te krijgen om ervoor te zorgen dat iemand die een vraag heeft, op één plek terecht kan. Dat is voorlopig geconcentreerd in één gebouw. Maar nogmaals: de indicatiestelling is een wettelijke raak. Wij zijn dus niet helemaal vrij in onze keuze en kunnen bijvoorbeeld niet besluiten om nu even een pas op de plaats te maken en eerst het een en dan het ander te doen. Het is dus een traject dat loopt. Verder speelt mee de samenvoeging van de drie RIO's in de omgeving. Ook dit traject wordt vanuit Den Haag aangestuurd. Wij willen dat graag doorzetten. Dit neemt niet weg dat wij in Heimond bezig zijn een lokaal loket te maken. Of dat uiteindelijk één loket moet worden, weet ik niet. Ik heb een eerste overleg meegemaakt en gesproken met vertegenwoordigers van de dorpen. De dorpen vinden dat zij zelf een loket moeten hebben, maar als ik de omvang en de schaal zie waarop de dorpen werken, vraag ik mij af wat er achter de loketten daar moet zitten, want in principe kan dat allemaal best in Heimond geconcentreerd zijn. Onlangs hebben wij een discussie gehad met betrekking tot de Stadswinkel en het werken met een frontoffice: iemand komt binnen en de contacten vinden plaats aan de frontoffice, maar datgene wat daarachter dan wel daaromheen gebeurt, kan in principe op een andere plek behandeld worden. De discussie over de frontoffice loopt. Verder loopt er een pilotproject om ervoor te zorgen dat wij ook in het kader van Kenniswijk een loket krijgen dat digitaal te bereiken is. Wij proberen ook in het kader van het zorgloket een stukje digitale dienstverlening te ontwikkelen voor de ouderen die in het bezit zijn van een computer en op die manier onnodige bureaucratie te voorkomen. Zo voorkomen wij ook dat de mensen naar het loket toe moeten en zorgen wij ervoor dat zij, als zij daar komen, precies weten hoe een en ander in elkaar zit. Ik kan niet beloven dat alle zaken die nu lopen, ook perfect zullen verlopen. Het RIO en de af- deling Wvg worden nu samengevoegd tot één organisatie. Een samenvoeging kent altijd problemen. Ik hoop en verwacht ook dat in de toekomst uiteindelijk voordeel uit de samenvoeging wordt behaald. Zowel het RIO als de afdeling Wvg zijn gespecialiseerd in het stellen van indicaties en men kan dus best werk van elkaar overnemen. In zijn algemeenheid gaan wij gewoon door met het zetten van de stappen die hier zijn genoemd. De heer VAN KILSDONK (HB/LH): Voorzitter! De wethouder spreekt over een fusie van het RIO en de afdeling Wvg. Daar kunnen problemen dan wel extra kosten aan zitten, maar de verwachting is dat er uiteindelijk voordeel zal komen uit het samengaan van de twee organisaties. Er wordt nu een nuimeting verricht, maar ik hoop dat het college niet later bij ons terugkomt als blijkt dat er toch nog overhead- of andere kosten zijn met als excuus dat de fusie zo veel geld heeft gekost. De samen- werking mag dus niet aangehaald worden als argument om later kosten te verhalen of terug te krijgen op grond van de nulmeting. Ik zie wat dat betreft de bui nu al hangen. Daar zitten wij als raad echt niet op te wachten. Op dat moment zal heel goed duidelijk gemaakt moeten worden dat de twee samen- gaande organisaties later niet op extra bijdragen kunnen rekenen. Het moet niet zo zijn dat er nu al excuses of argumenten worden aangevoerd om latere kosten te kunnen verhalen of dekken. -18- 23 april 2002. De heer BETHLEHEM (wethouder): Wij zijn het in principe eens. Ik heb alleen gezegd dat wij op korte termijn niet het voordeel dat wij inschatten kunnen behalen. Op dit moment zijn wij bezig de twee organisaties in één gebouw onder te brengen. In theorie heb je dan sowieso al schaalvoordeel, omdat je zaken kunt combineren en er waarschijnlijk minder overheadkosten zullen zijn. Dat is allemaal waarschijnlijk en daarom moeten wij ons nu nog niet rijk rekenen, Mijn ervaring is dat de samenwerking tussen twee organisaties niet van vandaag op morgen is geregeld. Wij moeten dus niet denken dat de schaalvoordelen die wij uiteindelijk best zullen halen, er in 2003 al zijn. Dat gebeurt nergens. Er zijn altijd fricties op het moment dat organisaties gaan samenwerken. Dat heeft niet alleen te maken met het feit dat je de mensen samen in een hok zet, maar ook met de organisaties zelf. Wij moeten dus voorzichtig zijn en dus niet al voordelen toerekenen aan de begrotingen 2003 en 2004. De organisaties moeten eerst gaan samenwerken en bekijken waar de plussen en de minnen zitten. De heer Praasterink heeft gevraagd naar de afschrijvingsperiode. Ik heb zojuist aangereikt gekregen de antwoorden op de vragen die in het kader van de dualisering en op hoofdlijnen waren gesteld over de hardware en de software, de verlenging en de afschrijvingstermijnen. Als wij de ter- mijnen verlengen zoals de fractie van de heer Praasterink dat in de commissie had aangegeven, levert dat op de heel korte termijn een voordeel op van F 11.832,--. Dat blijft beperkt tot een periode van drie jaar. Daarna is er geen voordeel meer. Dat is dus een antwoord op de vraag of je in vijf jaar of in drie jaar afschrijft. Mevrouw MEINARDI (GUD66): Voorzitter! Ik blijf moeite hebben met het standpunt dat de gemeente op wettelijke gronden verplicht is om hiermee door te gaan. Het verhaal van de wethouder is weinig kritisch. Wij zouden graag willen weten wat de voordelen zijn van de twee door mij genoemde trajecten. Ik heb heel veel moeite met het uitgangspunt dat wij hier samen mee verder moeten, ook al weten wij nog niet wie het meeste voordeel heeft en hoe groot dat voordeel is. Wat is het uiteindelijke model waar de wethouder naar toe wil en wat zijn daar de voordelen van? De heer FRANSEN (VVD): Voorzitter! Ik heb nog twee opmerkingen en een vraag. De discussie rond de "robuuste RIO'S" hebben wij vorig jaar gevoerd. Daar zijn wij, zij het morrend en met nogal wat kanttekeningen, mee akkoord gegaan. Daarom past het niet nu te zeggen dat wij ermee stoppen. Ook tegenover andere partijen hebben wij ons daartoe gecommitteerd en dat traject zal door moeten lopen. De wethouder maakt een aantal opmerkingen over de exploitatiebijdrage aan het RIO en de slag om te komen tot een productbegroting. Wij hebben de afgelopen jaren nogal wat discussie gehad over de bijdragen aan het RIO. Die werden jaarlijks substantieel hoger en pasten volstrekt niet meer bij de uitkering die het rijk destijds voor de uitvoering van de indiceringstaak had meegegeven. In het kader van de begroting 2002 hebben wij gezegd dat de begroting taakstellend was en wat het bedrag per indicatie was. Alleen als de omvang van de indicaties zou toenemen, zou er sprake kunnen zijn van een ophoging van de bijdrage. Verder zal het RIO ervoor moeten zorgen dat het de klus klaart binnen het beschikbare budget. Wat ons betreft staat dat. Dat sluit aan bij de woorden van de heer Van Mullekom dat wij niet jaarlijks de bedragen kunnen blijven ophogen. Wel moeten wij kijken naar de omvang van het werk. Tot slot een vraag over Kenniswijk. Doet Heimond dat traject alleen of wordt dat opgezet in het kader van Kenniswijk samen met andere gemeenten zoals Eindhoven? De heer PRAASTERINK (SDHOH): Voorzitter! In de commissievergadering hadden wij de dis- cussie aangezwengeld over de productbegroting respectievelijk de afrekening per prestatie. Daarop zijn er toezeggingen gedaan en wat zijn wij tevreden mensen. Die g 1 1.000,-- zou ik zeker pakken, mijnheer de voorzitter. Daar kunnen wij in eik geval iets mee. De VOORZITTER: Daar ben ik niet tegen, mijnheer Praasterink. De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! De afspraken met betrekking tot het RIO worden met zeven andere gemeenten gemaakt. Het is dus niet aan Heimond alleen om te beslissen wat er wel of niet in de systematiek verandert. Wel mag de raad van mij verwachten dat, mede gezien mijn interesse in financiën en begrotingen, de zaak nadrukkelijk mijn aandacht heeft. Ondanks het feit dat men wat huiverig is om al voor 2003 een soort taakstellende productbegroting te maken, heb ik heel goed beluisterd dat de raad 2003 wil zien als een soort proefjaar waarin wordt geprobeerd vooraf af- spraken te maken over enige begrotingsdiscipline, om alvast te bezien of het zin heeft een product- begroting voor 2004 af te spreken. Anders geef ik toch de heer Fransen gelijk: je kunt wel heel dapper roepen dat de begroting taakstellend is, maar op het moment dat er toch weer geld bij moet, maak je -1 g- 23 april 2002. je afspraken niet waar. Wij kunnen ons op dat punt niet helemaal vrij bewegen, maar ik heb de op- merkingen van de raad meegenomen en zal die ook inbrengen. Mevrouw Meinardi vraagt zich af hoe zij die samenwerking moet zien. In principe indiceert het RIO voor plaatsing in een verpleeg- of verzorgingshuis. Dat gebeurt door een indicatiecommissie die gewend is om te indiceren. Voor de verstrekkingen in het kader van de Wvg wordt er ook geïndiceerd, zij het op een ander terrein, zoals de thuiszorg en andere voorzieningen in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten. Het lijkt een pluspunt om, daar waar wij constateren dat een bepaalde en vaak dezelfde groep mensen een beroep doet op dezelfde voorzieningen, deze twee clusters samen te brengen. Daarmee zijn de mensen die om zorg dan wel voorzieningen vragen, meteen aan het juiste adres. Door de afdeling Wvg, het RIO en ook de SWOH, waar mensen zich op grond van hun leeftijd melden, aan elkaar te koppelen en in één gebouw te huisvesten, kunnen de mensen die een hulpvraag hebben op een van de drie terreinen die deze organisaties bestrijken, in hetzelfde gebouw met hun hulpvraag terecht, bijvoorbeeld als tijdens een gesprek blijkt dat zij een heel andere hulpvraag hebben die niet kan worden opgelost door de instantie met wie zij het gesprek hebben. De kracht van de samenwerking ligt daarin dat zij meteen verder kunnen binnen hetzelfde gebouw. En als iemand van de ene in de andere zorgvraag terecht komt, zijn er al kennis en informatie aanwezig en hoeven de gesprekken niet van voren af aan gestart te worden. Wij zijn dus wel degelijk bezig om iets neer te zetten. Er is nog wel enige discussie over de plaatsgebondenheid. Ik kan mij voorstellen dat wij dit, gezien de omvang van sommige dorpen, ook op wijkniveau kunnen organiseren. Te bezien valt of wij in Brandevoort alsnog een loket kunnen maken, waar vooral informatie aanwezig is en mogelijk een eerste zet gedaan kan worden. Ik zeg toe dat wij dit als punt zullen meenemen. Er wordt een pilotproject gedaan in het kader van Kenniswijk. Vanuit Den Haag is ons, evenals aan vier andere gemeenten die meedoen aan het project lokale dienstverlening via ICT, gevraagd om een pinot met betrekking tot het zorgloket te verzorgen. Het lijkt mij goed om, nu wij bezig zijn om een zorgloket te maken, deze pilot te laten meelopen. In principe heeft het ministerie al positief gereageerd op de subsidieaanvraag. Ik wil heel voorzichtig beginnen en pas uitbreiden op het moment dat wij het aankunnen. De pinot waarmee wij starten, krijgt dus mogelijk landelijk navolging. De heer SMITS (HBILH): Voorzitter! De wethouder doet de suggestie om in Brandevoort een zorgloket in te richten. Ik vind het heel goed om ergens iets te plannen, maar Brandevoort lijkt mij niet zo'n goede gedachte. Bij een zorgloket zou ik eerder denken aan de Ameideflat of de Panhoeve. In Brandevoort zullen niet direct mensen komen wonen die zitten te wachten op een indicering van het RIO of in het kader van de Wvg. De heer BETHLEHEM (wethouder): In bestaande wijken is het moeilijk een-twee-drie een plaats te vinden. Op dit moment zijn wij bezig te formuleren welke zorg wij in een wijk moeten aanbieden in het kader van de discussie over een medisch centrum met eerstelijnszorg, apotheek enz. Ik kan mij voorstellen dat ik er een balletje over opwerp in de klankbordgroep Brandevoort, waarin vertegenwoordigingen van diverse disciplines uit de wijk zitten. Dan kunnen zij zeggen wat zij van het initiatief vinden. Het is aan hen om te zeggen dat zij daar niets voor voelen, bijvoorbeeld als zij verwachten dat er binnen de wijk geen behoefte aan is. Ik ben overigens bang dat zij wel positief zullen reageren. De heer SMITS (HB/LH): Ik denk dat de brede school in Binnenstad-Oost een betere suggestie zou zijn dan een nieuwbouwwijk. Maar dit ter zijde. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 14. VoorstelinzakeintentieafsprakenVerstedeligkingZuidoost-Brabanttot2010(bi&iaqe56). Dit voorstel is van de agenda afgevoerd. 15. Voorstel inzake de organisatiestructuur van het Natuur- en Milieucentrum (biilage 89). Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Voorzitter! Een goed geleid en goed georganiseerd Natuur- en Milieueentrum (NMC) is belangrijk. Alleen al de vele contacten met scholen zijn voor de toekomst van het milieu van belang. Wij mogen blij zijn dat dankzij de huidige leiding en de vele vrijwilligers er heel veel gebeurt met relatief weinig middelen. Wij zijn dan ook blij dat het onderwerp nu serieus aan de orde is en er een voorstel ligt. Wij willen slechts aandacht vragen voor één aspect: de voorwaarde dat het NMC autonoom en zelfstandig kan blijven functioneren. Dat wordt in de inleiding als voorwaarde voor de aanhaking aan -20- 23 april 2002. de milieudienst van de regio Eindhoven (MDRE) genoemd. Maar op enkele andere plaatsen in het stuk wordt het woord integratie gebruikt. Ook in het besluit staat dat het NMC zal integreren in de milieudienst. Dat is toch een wat andere band. Is het bij de gemeentelijke werkgroep en de betrokken medewerkers van het NMC voldoende duidelijk hoe die band zal worden? Wordt het NMC echt een integraal onderdeel van de milieudienst of blijft het toch een zelfstandige en autonome functie behouden? De heer RIETER (HBILH): Voorzitter! Naar aanleiding van de opmerking van mevrouw Meinardi maar ook naar aanleiding van datgene wat hierover door de heer Verbakel van de SP in de com- missievergadering is gezegd, een vraag onzerzijds. In het stuk staat dat het functioneren van het NMC een belangrijke taak is in het kader van de uitvoering van gemeentelijk milieubeleid. Het is natuurlijk jammer dat wij hier praten over gesubsidieerd werk. Wellicht komt bij de prioriteitsstelling "de com- binatie", zoals de heer Ferwerda de verbintenis van GroenLinks en D66 noemde, met een voorstel voor een vaste baan bij het NMC. Wij wachten een dergelijk voorstel graag af bij de komende begro- tingsbehandeling. De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! De situatie bij het NMC, waarvoor de heer Van Loon zich als betrokkene al jarenlang inzet, is overduidelijk. Er is goed over gecommuniceerd met de milieudienst van de regio Eindhoven (MDRE). Inhoudelijk is het NMC altijd gefocust geweest op het aspect onderwijs. Het zal zich in de toekomst wat meer gaan toeleggen op vragen van particulieren of andere instanties, die bijvoorbeeld een inhoudelijke verduidelijking wensen van het werk van het NMC. Mevrouw Meinardi onderstreept de autonomie en het zelfstandig functioneren van het NMC. Het is inderdaad de bedoeling dat deze situatie gehandhaafd blijft, maar dat de voordelen die de samenwerking biedt, optimaal benut zullen gaan worden. Wij zullen daar in de toekomst zeker aandacht aan besteden. De eigenstandige plaats van het NMC moet gehandhaafd blijven. De heer Rieter maakt een opmerking over het gesubsidieerde werk. In het voorstel staat de huidige personeelssituatie beschreven. De heer Van Loon is via een I.D.-baan ingehuurd om, samen met vrijwilligers en iemand die via Stap is ingehuurd, de werkzaamheden voor het NMC te coördi- neren. En dat doet hij, al jarenlang, met verve. Deze situatie willen wij heel graag handhaven en ook de heer Van Loon willen wij heel graag in zijn functie handhaven. In het voorstel wordt eveneens de optimale toekomstige situatie geschetst, waarbij er sprake zou kunnen zijn van een beroepskracht die zou worden ondersteund door twee mensen met een baan in het kader van de I.D.-regeling. De heer RIETER (HB/LH): Voorzitter! Ik maakte mijn opmerking over gesubsidieerd werk naar aanleiding van een discussie daarover in de commissievergadering, een discussie die werd begonnen door de heer Verbakel. De partijgenoot van de wethouder, de heer Ferwerda, stelde toen terecht dat de inzet van het personeel mogelijk geprofessionaliseerd zou kunnen worden en dat het een taak van de raad zou zijn om in dezen met een voorstel te komen. Het leek mij aardig, gelet op de opmerking van de heer Ferwerda, als "de combinatie" van GroenLinks en D66 met een voorstel daartoe zou komen bij de komende begrotingsbehandeling. De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! Ik ben blij met de nieuwe combinatie van GroenLinks en D66 en ik weet zeker dat deze fractie de opmerking van de heer Rieter zeer op prijs stelt. Het gaat er nu echter om hoe het NMC optimaal kan functioneren. Als er in de toekomst vol- doende budgettaire ruimte is, zal bekeken worden of aan de optimale toekomstige personeelssituatie invulling gegeven kan worden. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 16. Voorstel inzake uitvoering van bevoe-qd-gezagtaken Wet bodemsanering (bi*lage 87). Zonder stemming wordt overeenkomstig dit voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 17. Voorstel tot vaststelling van het Milieuwerkprogramma 2002 (binlage 85). De heer PRAASTERINK (SDHOH): Voorzitter! Wij hebben een vrij uitvoerige behandeling in de commissie ruimtelijk fysiek gehad. Tijdens deze behandeling kwamen er wat latente zorgen boven, bijvoorbeeld met betrekking tot de capaciteit en de bezetting van de afdeling, de kwaliteit en de finan- ciën. Wij hebben toen voorgesteld het programma nog dit jaar te evalueren. Terecht is dit advies in een corrigendum bij de raadsstukken opgenomen. Voorheen werd zulks meegenomen door het college en droeg het college er zorg voor dat het ook gebeurde. In de nieuwe constellatie echter zal -21- 23 april 2002. de raad het commissieadvies moeten overnemen. Onze fractie stelt derhalve voor dat de raad het commissieadvies overneemt en dit in het besluit opneemt. De heer RIETER (HB/LH): Onze fractie steunt het voorstel van de heer Praasterink. De heer VAN DER BURGT (WD): Voorzitter! Ik zit op ongeveer dezelfde lijn als de heer Praasterink. Wij zijn verbaasd over het verhaal in de commissie ruimtelijke fysiek ten aanzien van de slechte informatie-uitwisseling tussen het bestuur en de milieudienst regio Eindhoven (MDRE). Wij zien dan ook uit naar de ons toegezegde evaluatie. Hopelijk zijn er dan goede afspraken gemaakt, zodat er een betere wisselwerking kan plaatsvinden tussen het bestuur van Heimond en de MDRE. De VOORZITTER: Ook ik had begrepen dat het niet helemaal goed is gegaan. De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! In de desbetreffende commissieverga- dering heeft een ambtenaar op verzoek van de commissievoorzitter antwoord gegeven op een aantal vragen van de commissie. Hij heeft dat á titre personnel gedaan en heeft bij aanvang van de verga- dering duidelijk uitgesproken dat hij geen overleg vooraf had gehad en zijn eigen mening zou neer- zetten. Dat respecteer ik en ik heb daar geen enkel probleem mee. Het zal wel aanleiding geven tot nader overleg, want ik ben zeer geïnteresseerd. Ik ondersteun dan ook het voorstel van de heer Praasterink en stel voor dat ook de raad zijn voorstel ondersteunt om aan het eind van het jaar het milieuwerkprogramma te evalueren en eventueel nadere voorstellen over de voortgang ervan te doen. De heer PRAASTERINK (SDHOH): Voorzitter! Het ontwerp-besluit dient dan wel aangepast te worden in die zin dat de evaluatie erin dient te worden opgenomen De VOORZITTER: Dat heeft de wethouder toegezegd. De heer RI ETER (HBIOH): Voorzitter! Komt het erop neer dat de evaluatie op de raadsagenda van december 2002 komt? Of moeten wij daar zelf in november op letten? De VOORZITTER: U mag van het college verwachten dat het zich houdt aan met de raad gemaakte afspraken. Maar enige oplettendheid van uw kant is nooit weg, natuurlijk! De heer KLERKX (CDA): Voorzitter! De voorzitter van de commissie ruimtelijk fysiek heeft bij de secretaris al aangegeven, dat het onderwerp tegen het eind van het lopende jaar geagendeerd wordt. De VOORZITTER: Ik constateer dat er goed wordt opgelet! Zonder stemming wordt, met inachtneming van de voorgestelde toevoeging, overeenkomstig het voorstel besloten. 18. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet ten behoeve van het onderhoud van speel- voorzieningen gerealiseerd door en in beheer bii de buurt- en winkorganisaties (bi4lage 84). De heer RIETER (HB/LH): Voorzitter! Het gaat om een voorziening en gemeentelijke hand- reiking of dienst die wij van harte toejuichen. Zeker met de wetenschap dat de juridische aanspra- kelijkheid is geregeld en dat onze kinderen veilig kunnen spelen op de toestellen die ooit door de diverse wijkverenigingen vanuit hun bijdrages zijn neergezet. Maar, voorzitter, in de vergaderingen van de commissie ruimtelijk fysiek en middelen en ondersteuning zijn enkele vragen onvoldoende beantwoord gebleven. Want wat zijn de gevolgen voor de buurtbudgetten? De berekeningen kunnen nog onderwerp van gesprek worden, zeker omdat geconstateerd is dat met de diverse wijkorga- nisaties nog gecommuniceerd moet worden, terwijl in december al het volgende is vastgesteld: "een notitie opstellen inzake onderhoud speelvoorzieningen in beheer bij wijkorganisaties uitgaande van korting op buurtbudgetten ten behoeve van de bestaande toestellen; een vast percentage realiseringskosten bij nieuwe toestellen; dit voorstel voorleggen aan college en klankbordgroepen." Aan het college is dit kennelijk wel voorgelegd, maar aan de klankbordgroepen nog niet. In de commissievergadering hebben wij gevraagd hoe het zit met de andere toestellen. Er wordt gesproken over 578 speeltoestellen. Er lag een lijst ter inzage bij de stukken, maar het aantal kwam uit op 559. Er zijn dus 19 toestellen zoek. Verder vragen wij ons af waaruit het onderhoud betaald gaat worden. Als je gaat rekenen op basis van NLG 650,-- voor de duurdere en NLG 150,-- voor de goedkopere toestellen, kom je uit op een bedrag van NLG 257.850,--. Wij vragen ons af of dit bedrag in de begroting 2002 is terug te -22- 23 april 2002. vinden en of daarmee een eerste bezuiniging gerealiseerd wordt, want de wijkorganisaties zullen een bedrag van ruim NLG 27.000,-- moeten terugbetalen, terwijl in de commissievergadering is gezegd dat een en ander budgettair neutraal zou verlopen. Kortom, voorzitter, wij vinden het voorstel onvoldragen. Wij willen slechts instemmen indien wij de toezegging krijgen dat na de overlegsituatie met de direct-betrokkenen overeenstemming is bereikt, waarna over de mogelijke beheertechnische consequenties zal worden gerapporteerd en zonodig het voorstel opnieuw zal worden ingebracht. De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! U weet dat ik altijd heel kort ben, maar wel altijd heel erg duidelijk. Zo nu ook. Heimond Aktief gaat er volledig van uit dat bij gemeentelijk onderhoud van het totale speel- toestellenarsenaal tegelijkertijd de volledige veiligheid van deze speeltoestellen gewaarborgd is. Een goede en dus veilige gedachte voor ouders en vrijwilligers. Heimond Aktief steunt dit voorstel. De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! Wij zijn met het voorliggende voorstel gekomen omdat de veiligheid in het geding was. Er worden op dit moment belangrijke veiligheidseisen gesteld aan speeltoestellen, niet alleen de speeltoestellen bij onderwijsinstellingen, maar ook die bij jeugdvoorzieningen en in wijken. De eisen gelden dan ook voor speeltoestellen die op initiatief van derden, klankbordgroepen of wijkbeheersgroepen, worden geplaatst. Dit gaat gepaard met zeer grote kostenposten, want een en ander moet gecertificeerd gebeuren. Een overzicht daarvan is bij de stukken gelegd. Wij hebben gemeend de hoge kosten die gepaard gaan met het onderhoud en de hoge veiligheidseisen, kosten die naar onze mening niet helemaal in de buurtbudgetten zijn voorzien, voor rekening van de gemeente te moeten laten komen. De heer Rieter heeft een optelsom gemaakt van het aantal speeltoestellen en komt uit op een tekort. Ik weet helaas niet waar ze gebleven zijn en zal binnenkort een ronde maken. De essentie van zijn opmerking is dat de veiligheid van de speeltoestellen gewaarborgd moet worden. Hij heeft gelijk dat er nog niet is overlegd met de klankbordgroepen. Dat zal uiteraard gebeuren. Wij hebben gemeend dit initiatief op voorhand te moeten nemen, ervan uitgaand dat de klankbordgroepen het zullen omarmen. Wij wachten met spanning op hun reactie. Mocht hun reactie daar aanleiding toe zijn, dan zeg ik toe dat ik er zorg voor zal dragen om het onderwerp in de commissie aan de orde te stellen. De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! Is het dan niet verstandig om het voorstel aan te houden? Stel dat je groot gedonder krijgt met de klankbordgroepen en er is een raadsbesluit aan- genomen. Dan kom je in een wat lastige situatie, omdat het besluit teruggedraaid moet worden. De VOORZITTER: Wij kunnen er een principebesluit van maken dat wordt voorgelegd voor in- spraak en commentaar. Dan komt de wethouder nog met de reacties bij u terug. De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! Als ik goed begrepen heb wat er in de commissiever- gadering is besproken, zijn de buurtorganisaties in de toekomst niet meer geld aan onderhoud kwijt dan daarvoor tot nu toe in de budgetten stond opgenomen. Het idee dat de gemeente het onderhoud zou overnemen, is geïnitieerd door de buurten en wijken zelf, vanwege de veiligheidseisen en de ver- antwoordelijkheid. Als die er niet slechter van worden en de gemeente stopt F, 20.000,-- in de begro- ting om de speeltoestellen te onderhouden, kan ik mij niet voorstellen dat de klankbordgroepen daarop tegen zouden zijn. Ik vind dat wij het besluit gewoon kunnen nemen. Mochten er onverhoopt toch problemen komen, dan kunnen wij er altijd op terugkomen. De heer RIETER (HBILH): Ja en nee, mijnheer Fransen, want de vraag die hieraan ten grond- slag ligt, is hoe het met het buurtbudget is geregeld. Wij kunnen ons voorstellen dat de diverse orga- nisaties hun begroting al hebben ingericht. Als het bedrag dat zij moeten betalen dan groter wordt, dan gaat dat ten koste van andere zaken. Ook de heer Praasterink heeft in de commissievergadering hiernaar gevraagd. Ik mag aannemen dat het wijk- en buurtbeheer hoog op de agenda van het nieuwe college staat. Overigens hebben Heimond-Noord en Heimond-West hetzelfde buurtbudget, maar zijn er in Heimond-Noord 19 speeltoestellen en in Heimond-West 5 in de wat duurdere klasse. De reden is dat Heimond-West vier tot vijf keer zo klein is als Heimond-Noord. Daarin zit dus een tegenstrijdigheid waarover je zou moeten en kunnen praten in het kader van de toekenning van budgetten. Het gaat er nu echter om of de wijkorganisaties met de bestaande budgetten vooruit kunnen. De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! De heer Rieter heeft ten principale gelijk dat de zaak met de klankbordgroepen gecommuniceerd zou moeten zijn. Dat is niet gebeurd, maar de volgende keer zal dat zonder meer gedaan worden. -23- 23 april 2002. Wij willen door middel van het voorliggende voorstel het risico dat er rond de speeltoestellen bestaat wegnemen en bij de gemeente neerleggen. Op die manier proberen wij ervoor te zorgen dat er goed onderhoud gepleegd wordt. Daarbij gaan wij ervan uit dat er geen extra kostentoeslag voor de wijkbudgetten nodig zal zijn. Op dat punt ondersteun ik de opmerking van de heer Fransen. Ik volg dan ook de suggestie van de voorzitter en stel de raad voor een principe-uitspraak te doen. Mocht er aanleiding toe zijn om het voorstel nog eens terug te laten komen, dan hoort de raad dat. De heer RI ETER (H B/LH): Dit voorstel ondersteunen wij, voorzitter. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van de wethouder besloten. e e,7 je e wioziq ing van de gemeentebegroting 2002. 19. Voorstel tot vaststelling van de 48 , 54 en 74 Nr. 48 betreft subsidie voor het RIO. Nr. 54 betreft krediet speelvoorzieningen in beheer bij buurt- en wijkorganisaties. Nr. 71 betreft inburgering. Nr. 74 betreft eenmalige financiële bijdrage aan project Eko-demotuinen. De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Wij moeten onze weg een beetje zoeken in het nieuwe systeem, vandaar de volgende vraag. Sommige van de onder dit punt gepresenteerde begrotings- wijzigingen horen bij een voor vandaag geagendeerd voorstel aan de raad, maar voor andere begro- tingsvoorstellen geldt dat niet. De voorstellen met betrekking tot de begrotingswijzigingen 71 en 74 zijn niet besproken in de raad. Is het nu de bedoeling dat de helft wel en de helft niet besproken wordt in de raad? Hoe moeten wij dat zien? De heer TIELEMANS (wethouder): Voorzitter! Er is sprake van een misverstand. De begro- tingswijzigingen 71 en 74 zijn, evenals als alle andere begrotingswijzigingen, onderwerp van discussie geweest in de commissie middelen en ondersteuning. De heer SMITS (HB/LH): Als voorzitter van deze commissie kan ik zeggen dat een van de partijgenoten van de heer Yeyden daarbij aanwezig was. De heer YEYDEN (PvdA): Dat klopt, voorzitter, maar waar het mij om gaat is waar de grens ligt. Voor welke punten of onderwerpen worden de besluiten in de commissie genomen en voor welke worden ze in de raad genomen? Of ben ik verkeerd geïnformeerd dat alle begrotingswijzigingen door de raad vastgesteld moeten worden? De VOORZITTER: Alle begrotingswijzigingen komen in de raad. De heer YEYDEN (PvdA): Maar niet inhoudelijk, begrijp ik. De VOORZITTER: Dat hoeft inderdaad niet altijd het geval te zijn. De heer YEYDEN (PvdA): En dan wordt het besluit door de commissie genomen? De VOORZITTER: Er zijn begrotingswijzigingen die in de mandaatsfeer liggen en die op de agenda voor de raadsvergadering komen, maar niet meer inhoudelijk door de raad worden behandeld. De heer YEYDEN (PvdA): Dank u, voorzitter, het is duidelijk. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. lr'te Aanvullingsagenda. 1 . Voorstel tot vaststelling van de 2' winziging van de Tiideliuke Verordening op de raadscommissies (biolage 96). De VOORZITTER: Dames en heren! De voorgestelde wijziging heeft met name te maken met de manier waarop wij omgaan met onderwerpen die aan de agenda worden toegevoegd. Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER sluit hierna, te 20.41 uur, de vergadering. -24- 23 april 2002. De raad van de gemeente Heimond heeft vorenstaand verslag in zijn vergadering van vastgesteld. De raad voornoemd, De voorzitter, De griffier, -25- 23 april 2002. NOTULEN van het gesprokene tijdens het op dinsdag 23 april 2002 des avonds om zeven uur gehouden vragenuur, voorafgaand aan de achtste vergadering van de raad der gemeente Heimond des avonds om half acht. VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Eik, burgemeester, SECRETARIS: C.H.M. Vermunt, raadsgriffier ad interim. 1. Vragen van de heer L.L.M. Smits inzake opvang AMA'S. De heer SMITS (HB/LH): Voorzitter! In een artikel in Ons Bestuur lazen wij dat er binnenkort een gewijzigde regelgeving komt met betrekking tot de alleenstaande minderjarige asielzoekers, de AMA'S. Ons is bekend dat de verbouwing van het voormalige hotel Wilheimina aan de Bakelsedijk, bestemd voor de huisvesting van AMA'S, nagenoeg afgerond is. Onze vraag is of de koerswijziging in de landelijke wetgeving gevolgen heeft voor de huisvesting van AMA's op de Bakelsedijk. De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! In principe worden er in de voorziening op de Bakelsedijk AMA's gehuisvest. Dat heeft nog niets te maken met het onlangs aangekondigde nieuwe beleid. De heer Smits zal in hetzelfde artikel hebben kunnen lezen dat het vestigen van de AMA's op een campus vooral is bedoeld voor de minderjarigen AMA's in de leeftijdsgroep van 15- tot 17-jarigen. De kinderen die wij opvangen op het adres voorheen hotel Wilheimina op de Bakelsedijk, behoren tot de groep van de O- tot 12-jarigen en zijn allemaal in de basisschoolleeftijd. Zij zitten ook op de basisschool. In principe worden deze kinderen begeleid door BJ Brabant. De nieuwe regeling is op hen niet van toepassing en heeft dan ook geen gevolgen voor hun huisvesting. Alles gaat door zoals het gepland was. Als het goed is, wordt de nieuwe huisvesting op 1 mei geopend. Ik ben uitgenodigd voor de officiële opening later in de maand mei. De aangekondigde nieuwe regelgeving heeft dus geen consequenties voor de gemeentelijke opvang van deze kinderen. Er zijn wel consequenties voor de AMA's in de oudere leeftijdscategorie, die men gescheiden wil houden van onze samenleving. De heer SMITS (HB/LH): Voorzitter! Het antwoord van de wethouder is duidelijk. In het artikel stond inderdaad dat er campussen zouden komen voor minderjarige asielzoekers. De wethouder vult dit nu aan in die zin dat wij in Heimond ook werken met de categorie van de O- tot 12-jarigen. Ik moet zeggen dat het artikel op dit punt niet zo heel duidelijk was. De staatssecretaris heeft een koerswijziging aangekondigd waarop wij signalen kregen uit de omgeving, omdat men moeite had met de ontwikkelingen rond de AMA'S. Wij zullen de zaken rond de AMA's blijven volgen. De VOORZITTER verklaart hierna het vragenuur voor geëindigd. |