- Bestuur
- Raadsvoorstellen RV 45 Dualisme
Raadsvoorstellen RV 45 Dualisme
Documentdatum | 05-02-2002 |
---|---|
Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
Documentsoort | Raadsvoorstellen |
Samenvatting |
GEMEENTERAAD VAN HELMOND Bijlage: 45 Raadsvergadering d.d.: 5 februari 2002 B&W d.d.: Dienstlafd.: ST.BJZ Onderwerp: Dualisme Aan de gemeenteraad, 1. Inleiding De regering heeft op 23 mei 2001 een wetsvoorstel ingediend om het gemeentebestuur te dualiseren, de Wet dualisering gemeentebestuur. Bij de kabinetsformatie in 1998 is afgesproken dat op een aantal terreinen staatkundige vernieuwingen noodzakelijk zijn. Dat betreft onder meer het bestuurssysteem van gemeenten en provincies neergelegd in de Gemeentewet en de Provinciewet. Het in dit raadsvoorstel besproken wetsontwerp Dualisering gemeentebestuur heeft hier betrekking op. Vernieuwing is nodig om een viertal redenen: a.De positie van politieke partijen, die onder druk staat als gevolg van teruglopende ledenaantallen, een in toenemende mate slechte opkomst bij verkiezingen en anderzijds andere vormen van participatie en beïnvloeding van het lokaal bestuur. Denk bijvoorbeeld maar aan klankbordgroepen, actiecomités en belangenorganisaties, waardoor de politiek er somtijds achteraan hobbelt b.De aantasting van de monistische grondstructuur waarin de gemeenteraad het hoogste orgaan is door een meer dualistisch stelsel, waarin burgemeester en wethouders in toenemende mate het beleid uitzetten en waarbij de raad in de rol van controleur te kort schiet. c.Er is lokaal geen duidelijke machtenscheiding waardoor bestuur en controle door elkaar heen lopen. Dat komt onder meer tot uiting in wethouders die tevens lid van de raad zijn en in die hoedanigheid zichzelf beoordelen. Voor de buitenwacht levert dat onduidelijkheid op. d.Binnen het college is sprake van collegiaal bestuur. Landelijk is gesignaleerd dat het optreden van individuele wethouders daaraan afbreuk kan doen. Verkokering en departementalisme kan optreden. Daarom moet de rol van de burgemeester als coördinator van beleid en bewaker van de eenheid van collegebeleid meer benadrukt worden. De kern van het wetsvoorstel is de ontvlechting van de raad en het college. Dit gebeurt door een scheiding aan te brengen in de samenstelling, de functies en de bevoegdheden van raad en college. Een wethouder is niet meer tegelijkertijd raadslid. De bestuursbevoegdheden worden bij het college geconcentreerd. De kaderstellende en controlerende taken van de raad worden versterkt en meer nadruk komt te liggen op zijn vertegenwoordigende functie. Het wetsvoorstel heeft ingrijpende gevolgen voor de praktijk in gemeenten en vraagt ook diverse acties van gemeenten. In dit raadsvoorstel worden de zaken op een rijtje gezet. Het is een omvangrijk voorstel, ten eerste omdat het sinds de invoering van de gemeentewet in 1851 de meest wezenlijke veranderingen voor het functioneren van de raad behelst en ten tweede omdat het belang van een goede toelichting dienovereenkomstig is. In dit raadsvoorstel komt het algemene verhaal van dualisering van het gemeentebestuur aan de orde en de gevolgen voor de bestuurspraktijk. In een aantal gevallen wordt verwezen naar separate raadsvoorstellen die eveneens voor deze raadsvergadering zijn geagendeerd. Voorts zijn in de afgelopen tijd door de Vernieuwingsimpuis Dualisme en lokale democratie tal van publicaties uitgebracht, die informatie geven over de komende wijzigingen in het gemeentelijke besturingssysteem Ook de komende tijd zullen er nog handreikingen verschijnen. Gemeenteraad van Heimond blz. 1 Bijlage: 45 Tijdstip van inwerkingtreding De inwerkingtreding van het wetsvoorstel is voorzien op 7 maart 2002, de dag na de gemeenteraadsverkiezingen. Of deze termijn ook daadwerkelijk wordt gehaald is in hoge mate afhankelijk van de tijd die de parlementaire behandeling van het voorstel zal vergen. De Tweede Kamer van de Staten Generaal heeft op 20 september 2001 met het wetsvoorstel ingestemd, zij het met een aantal amendementen tot wijziging van het wetsvoorstel. De parlementaire behandeling wordt nu voortgezet door de Eerste Kamer van de Staten-Generaal. Wij gaan er in dit raadsvoorstel van uit dat het wetsvoorstel in werking treedt op 7 maart 2002. Ten aanzien van enkele onderdelen zijn in het wetsvoorstel overgangsregelingen getroffen of kan worden voorzien in latere inwerkingtreding; hiervan zal in ieder geval expliciet melding worden gemaakt in het raadsvoorstel. Verdere behandeling van het wetsvoorstel Dit raadsvoorstel gaat uit van het wetsvoorstel zoals het na besluitvorming in de Tweede Kamer luidt. Over de behandeling in de Eerste Kamer zal te zijner tijd nadere informatie worden verstrekt. Zoals bekend mag de Eerste Kamer een wetsvoorstel uitsluitend aannemen of verwerpen (geen recht van amendement). Daarnaast zal door de regering bij het parlement nog een ontwerp voor een Aanpassings- en Correctiewet worden ingediend, die voorziet in een aantal technische aanvullingen op het wetsontwerp dualisering gemeentebestuur. 2. Korte achtergrond bij het wetsvoorstel De verdeling van verantwoordelijkheden tussen de raad en het college is in de dagelijkse praktijk van gemeenten diffuus en onduidelijk geworden. Hoofdoorzaak hiervan is het raadslidmaatschap van de wethouder waardoor het bestuur en de controle daarop met elkaar verknoopt raken. Het heeft, volgens het wetsvoorstel, ook te maken met de interne gerichtheid van de raad waardoor zijn vertegenwoordigende functie in het gedrang is gekomen. Ook kan een raadslid in de veronderstelling verkeren dat in hoofdzaak de gemeenteraad de gemeente bestuurt in plaats van het college van burgemeester en wethouders. Dit leidt zowel bij de raad als bij het college tot onjuiste percepties over de eigen rol en over die van het andere bestuursorgaan. De raad neemt te weinig afstand van het bestuurlijke handwerk en heeft onvoldoende tijd voor andere werkzaamheden: controle op het college en contacten met burgers en maatschappelijke organisaties is een andere zaak. Vanwege z'n grote informatievoorsprong, de beschikbaarheid van een ambtelijke organisatie en de grotere beschikbaarheid van tijd is het bovendien het college dat vrijwel bepalend is als het gaat om de concrete invulling van de gemeentelijke bestuurstaak. De paradox is kortom dat de raad formeel gezien als hoogste orgaan van de gemeente 'de baas' is, maar in de praktijk zijn bestuurlijke functie noch zijn controlerende functie voldoende kan waarmaken. De raad blijft daardoor in zijn positiebepaling hinken op twee gedachten. Dat is bedreigend voor de vitaliteit en herkenbaarheid van de lokale democratie waarvan de raad als rechtstreeks door de bevolking gekozen orgaan de spil zou moeten zijn. De invoering van een dualistisch bestuursmodel zal, zo meent de wetgever, aan dit dilemma een einde maken en duidelijkheid scheppen over de te onderscheiden functies en de daaruit voortvloeiende rolverdeling tussen de raad en het college. De lokale democratie zal daardoor aan vitaliteit en herkenbaarheid kunnen winnen. De dualisering krijgt vorm door de ontvlechting van raad en college. Deze scheiding betreft posities, functies en bevoegdheden. De ontvlechting van posities krijgt vorm door het scheiden van het raadslidmaatschap en het wethoudersschap. Dit leidt er onder meer toe dat de wethouder zichzelf als dagelijks bestuurder niet meer hoeft te controleren omdat hij geen raadslid meer is. De ontvlechting van functies houdt in dat de raad zich gaat concentreren op volksvertegenwoordiging, kaderstelling en controle terwijl het college het bestuur voor zijn rekening neemt. De kaderstellende functie van de raad wordt ondersteund door een versterking van de verordenende en budgettaire bevoegdheden. De raad krijgt verder een aantal nieuwe instrumenten om zijn controlerende rol te kunnen waar maken. De bestuursbevoegdheden uit de Gemeentewet en de medebewindwetgeving worden aan het college toegedeeld. De scheiding van posities en bevoegdheden leidt tot een rolverduidelijking tussen de gemeentelijke bestuursorganen, die zowel extern als intern positieve effecten zal hebben. De transparantje wordt vergroot en de verhoudingen tussen de bestuursorganen worden verduidelijkt. Gemeenteraad van Heimond blz. 2 Bijlage: 45 De voorgestelde wetswijzigingen brengen, zoals gezegd, veranderingen aan in de structuur, dat is echter onvoldoende om een echte vernieuwing in de richting van dualisme tot stand te brengen. Om dat te bereiken is ook een verandering van de cultuur nodig. Bestuurders moeten zich realiseren welke rolopvatting het best in een dualistisch stelsel past en daar ook naar handelen. In dit raadsvoorstel ligt de nadruk op de structuurwijzigingen, in het vervolgtraject zullen wij nog diverse keren komen te spreken over verandering van de cultuur (dit laatste heet in het jargon de 'Vernieuwingsimpuis'). 3. Ontvlechting raadslidmaatschap en wethouderschap 3. 1. Algemeen De ontvlechting van het raadslidmaatschap en het wethouderschap vormt de kern van het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur. Het scheiden van beide functies moet namelijk leiden tot een aanzienlijke verduidelijking van de rollen van zowel het raadslid als de wethouder. Deze ontvlechting krijgt op drie manieren gestalte: 1. door het wethouderschap onverenigbaar te verklaren met het raadslidmaatschap; 2. door het verbod voor wethouders (en de burgemeester) om nog langer lid van raadscommissies te zijn; 3. door het verbod voor collegeleden om lid te zijn van bestuurs- en andere commissies die door de raad zijn ingestelde én omgekeerd. In het verlengde van ontvlechting van het raadslidmaatschap en het wethouderschap zijn er nog enkele andere aspecten die aandacht behoeven. Het gaat dan om de wethouder van buiten de raad, de wethouder van buiten de gemeente en enkele punten die verband houden met een voor deze ontvlechting wenselijke cultuuromslag. 3.2. Wethouders mogen niet langer tegelijkertijd raadslid zijn Wettelijke voorschriften De wet is op dit punt glashelder: een raadslid mag niet langer ook wethouder zijn. Als een raadslid tot wethouder wordt benoemd en hij die benoeming aanvaardt, dan verliest hij van rechtswege zijn raadslidmaatschap. De aldus ontstane vacature wordt opgevuld volgens de regels uit de Kieswet omtrent lijstopvolging. Als er op een andere manier een vacature in de raad ontstaat en een wethouder op grond van zijn plaats op de kandidatenlijst voor vervulling van het raadslidmaatschap in aanmerking komt en besluit die vacature te willen vervullen, moet hij zijn wethouderschap opgeven. Ontvlechting van het raadslidmaatschap en het wethouderschap vergt dus geen specifieke actie van uw raad, maar vloeit direct uit de wet voort.. Op deze onverenigbaarheid van functies van raadslid en wethouder bestaan twee uitzonderingssituaties: voor de periode direct na de raadsverkiezingen tot het aftreden van de demisssionaire ('oude') wethouders, mag een ('oude') wethouder die is gekozen als raadslid, tegelijkertijd demissionair wethouder zijn. Aan deze demissionaire periode is (door een door de Tweede Kamer aanvaard amendement) geen tijdslimiet gesteld, het 'oude' college blijft functioneren totdat de raad ten minste de helft van de (nieuwe) wethouders heeft benoemd en die benoemingen zijn aangenomen; de mogelijkheid bestaat dat na de benoeming van raadsleden tot wethouder de coalitie niet meer de meerderheid bezit, de wethouders verliezen immers hun raadslidmaatschap en het duurt even voordat in hun opvolging is voorzien. In het (geamendeerde) wetsvoorstel is nu geregeld dat de wethouder raadslid mag blijven tot het moment dat onherroepelijk is beslist over toelating van een opvolger. De ontkoppeling van het wethouderschap van het raadslidmaatschap brengt met zich dat bepaalde regels die nu voor raadsleden (en dus ook voor wethouders) gelden, expliciet van toepassing worden verklaard op wethouders. Voor een deel leidt dat tot iets andere voorschriften. Daarbij gaat om: 1. Het afleggen van de eed of belofte; nieuwe wethouders, ook als zij op het moment van hun benoeming raadslid zijn, moeten in handen van de voorzitter van de raad de eed of belofte voor wethouders afleggen; Gemeenteraad van Helmond blz. 3 Bijlage: 45 2. Het verbod op nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het wethouderschap alsmede de verplichting alle nevenfuncties bij de raad aan te melden en vervolgens openbaar te maken. De raad is verantwoordelijk voor de naleving op de aanmeiding en de openbaarmaking en de beoordeling van welke nevenfuncties ongewenst zijn; 3. Verder wordt voor wethouders een gedragscode ingevoerd. De raad dient deze binnen één jaar na in- werkingtreding van de wet vast te stellen, eventueel is uitstel met één jaar mogelijk. Flankerend beleid Veel hangt af van de attitude van zowel raadsleden als wethouders ten aanzien van hun eigen rolvervulling. Hieraan is in de Profiefschets voor fractie, raadslid en wethouder in een dualistisch stelsel al de nodige aandacht besteed (deze hebt u reeds ontvangen; zij is - evenals vele andere stukken over dualisering - ook terug te vinden op de internetsite: www.vernieuwingsimpuis.ni); in dit raadsvoorstel kan daarom met een enkele beknopte suggestie worden volstaan: 1 . Bij de rekrutering en selectie van kandidaten voor het raadslidmaatschap en het wethouderschap houden de politieke partijen rekening met de gewijzigde profielen van beide functies. 2. Als men kandidaat-wethouders wil selecteren, is het wenselijk zich te realiseren dat deze ook van buiten de raad, en zelfs ook van buiten de gemeente, mogen worden aangetrokken. 3. Fracties die verwachten dat ze wethouders zullen leveren, zouden zich tijdig moeten bezinnen op de vraag hoe intensief de relatie tussen fractie en wethouder(s) dient te zijn. Een belangrijk aspect daarbij is de aanwezigheid van wethouders in de fractievergadering. Die aanwezigheid is niet langer vanzelfsprekend als wethouders niet langer tegelijkertijd raadslid zijn. 4. Ook het collegeprogramma vraagt in gedualiseerde verhoudingen nadere overweging. De vraag is hoe gedetailleerd een dergelijk programma kan zijn, wil de gehele raad, dus ook de collegefracties, voldoende zelfstandig ten opzichte van het college kunnen opereren. Ook kan men zich afvragen of collegefracties zich überhaupt moeten binden aan een collegeprogramma. Het is denkbaar dat een dergelijk programma alleen het college bindt. Dit laatste impliceert dat alleen de collegeleden het collegeprogramma ondertekenen en niet langer de voorzitters van de collegefracties. Onzerzijds wordt geoordeeld dat het collegeprogramma kaderstellend is en om die reden door de gemeenteraad vastgesteld dient te worden. Wel zou volstaan moeten worden met een globaal programma om de beoogde duale relatie mogelijkheden tot ontplooiing te bieden Een tweede argument dat pleit voor vaststelling door de gemeenteraad is dat de wethoudersverkiezing gebaseerd is op vertrouwen in de persoon maar ook op het programma dat betrokkene als bestuurder zal gaan uitvoeren. Voorts zal door het huidig college van burgemeester en wethouders aan alle na 6 maart 2002 in de gemeenteraad vertegenwoordigde fracties inzicht verstrekt moeten worden in de overdrachtsdossiers, die voor de opstelling van het collegeprogramma van belang zijn 3.3. De wethouder van buiten de raad De ontkoppeling van het wethouderschap en het raadslidmaatschap maakt het voor de raad mogelijk personen van buiten de raad tot wethouder te benoemen. De benoemingsvereisten zijn in principe dezelfde als voor raadsleden. De naleving van deze benoemingsvereisten is zowel een verantwoordelijkheid van de te benoemen wethouder als van de benoemende instantie, uw raad. Zoals al is opgemerkt, verdient het aanbeveling dat partijen die mogelijk na de raadsverkiezingen in de positie zouden kunnen komen om collegeverantwoordelijkheid te gaan dragen, zichzelf de vraag stellen of zij eventueel kandidaten van buiten de raad naar voren willen schuiven voor het wethouderschap. Het is immers denkbaar dat geschikte kandidaten wel beschikbaar willen zijn voor het wethouderschap, maar niet voor het raadslidmaatschap. Gemeenteraad van Heimond blz. 4 Bijlage: 45 De wethouder van buiten kan verschillende achtergronden hebben. Ten eerste kan een wethouder wel op de lijst voor de raadsverkiezingen hebben gestaan maar op een onverkiesbare plaats, ten tweede kan hij niet op de lijst hebben gestaan en ten derde kan de wethouder niet op de lijst gestaan hebben en van buiten de gemeente afkomstig zijn. 3.4. De wethouder van buiten de gemeente Eén van de formele vereisten voor het wethouderschap is het ingezetenschap van de gemeente. Dit vereiste vloeit direct voort uit de verwevenheid van het wethouderschap met het raadslidmaatschap. Het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur, waarin aan die verwevenheid een einde wordt gemaakt, maakt het mogelijk dat - voorafgaand aan de benoeming van de wethouder - de raad besluit ontheffing te verlenen van het vereiste van ingezetenschap. Bij amendement in de Tweede Kamer is bepaald dat de ontheffing van het ingezetenschapvereiste maximaal één jaar mag duren. De wethouder dient zich dus binnen één jaar in de gemeente te vestigen. Weigert de raad de ontheffing te verlenen, dan kan de desbetreffende kandidaat niet worden benoemd. Wethouders die tussentijds willen verhuizen naar een woonplaats buiten de eigen gemeente, moeten vooraf aan de raad om ontheffing van het ingezetenschapvereiste vragen. Verleent de raad die ontheffing voor maximaal één jaar niet, dan moet de wethouder aftreden of niet verhuizen. Wethouders van buiten de gemeente mogen niet tegelijkertijd raadslid zijn van de gemeente waarin zij wonen. Verder mag iemand in niet meer dan één gemeente tegelijk wethouder zijn. 3.5. Wethouders mogen niet langer lid van een raadscommissie zijn Wethouders en ook de burgemeester mogen niet langer lid (ook geen voorzitter) van een raadscommissie zijn. Dit betekent uiteraard niet dat collegeleden niet aanwezig mogen zijn in vergaderingen van raadscommissies. Omdat overleg met het college één van hoofdzaken van raadscommissies is, maakt dat hun aanwezigheid vaak zelfs noodzakelijk voor een goed functioneren. Dit betekent echter niet dat collegeleden per definitie aan de beraadslagingen in de commissie kunnen deelnemen. Net als voor vergaderingen van uw raad geldt hier dat de commissie collegeleden uitnodigt om aan de beraadslagingen deel te nemen (art. 82, vijfde lid in samenhang met art. 21, tweede lid). Als een commissie besluit in beslotenheid te vergaderen, dan mogen de daartoe uitgenodigde collegeleden daaraan deelnemen. Als collegeleden niet zijn uitgenodigd voor deelname, mogen zij uiteraard als toehoorder de commissievergadering bijwonen, tenzij de vergadering in beslotenheid plaatsvindt. 4. Het commissiestelsel Het wetsvoorstel heeft ook ingrijpende gevolgen voor het commissiestelsel. Onderstaand noemen wij kort - voor het overzicht in onderhevig raadsvoorstel - de meest in het oog springende zaken. 4. 1. Dualisering Als gevolg van de dualisering wordt het commissiestelsel in het wetsvoorstel gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige stelsel betreft het aanbrengen van een expliciet onderscheid tussen diverse soorten commissies. Dit onderscheid bestaat in de praktijk overigens vaak al. Uitgangspunt in het nieuwe stelsel is dat bestuursorganen hun eigen commissies instellen en dat leden van het college van burgemeester en wethouders geen lid meer zijn van commissies die door de raad zijn ingesteld en andersom. In dit hoofdstuk 4 behandelen wij - zoals gezegd kort (met uitzondering van raadscommissies) - alle soorten commissies. Achtereenvolgens komen aan de orde: de raadscommissies, de bestuurscommissies, de onderzoekscommissies en de andere commissies. 4.2. Raadscommissies Taken Gemeenteraad van Heimond blz. 5 Bijlage: 45 Het gaat hierbij om de gedualiseerde versie van de huidige commissies van advies (en bijstand) aan het college van burgemeester en wethouders of aan de burgemeester. Die benaming geeft duidelijk de monistische context aan waarbinnen veel raadscommissies in het huidige stelsel opereren. De raadscommissies-dualistische stijl hebben twee wettelijke taken: a. voorbereiding van besluitvorming van de raad (kaderstellend, controlerend, volksvertegenwoordigend lichaam); b. overleg met het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester. Hoewel deze formulering op het eerste gezicht doet vermoeden dat de positie van de raadscommissies ongewijzigd blijft, moet worden bedacht dat in het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur de functie van raadscommissies in essentie dezelfde is als die van de plenaire raad: die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend lichaam. Met andere woorden: de andere functie van de raad werkt door in de feitelijke invulling van de eerstgenoemde taak van de raadscommissies (de voorbereiding van de besluitvorming van de raad) en in de feitelijke invulling van de inzet van het overleg met het college van burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester. Dat overleg dient niet gericht te zijn op het creëren van medeverantwoordelijkheid voor bestuursbeslissingen, maar op kaderstelling, controle door de raad en het afleggen van verantwoording door het college van burgemeester en wethouders. Samenstelling en voorzitterschap De raad benoemt de leden van de raadscommissies. Collegeleden mogen geen lid zijn. Overige raadsleden mogen wel tot lid van een raadscommissie worden benoemd. De voorzitter van een raadscommissie moet een raadslid zijn. De voorzitter zal namelijk in de praktijk de agenda in belangrijke mate bepalen. Juist in gedualiseerde verhoudingen is het van groot belang dat de raad en de raadscommissies hun eigen agenda, ook materieel, vaststellen. Vanwege het evidente politieke karakter van deze taak is het daarom niet toegestaan dat een niet-raadslid het voorzitterschap van een raadscommissie vervult. De commissievoorzitter wordt bij de uitoefening van zijn taak bijgestaan door een ambtelijk secretaris. Het is zaak dat de raad in een gedualiseerd bestel de positie van deze secretaris goed regelt. Omdat de secretaris de controlerende taak van de commissie ten opzichte van het college en individuele collegeleden faciliteert, kunnen er spanningen ontstaan als dezelfde persoon ook in de reguliere ambtelijke organisatie voor datzelfde college en datzelfde collegelid werkzaam is. De nieuwe bepalingen inzake raadscommissies treden op hetzelfde tijdstip als het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur in werking. De commissies van advies en bijstand kunnen in de periode tussen de verkiezingen en de eerste samenkomst van de nieuwe raad echter nog blijven functioneren (artikel VIII). De raad stelt dan bij zijn eerste vergadering op 14 maart 2002 de nieuwe raadscommissies in. Wijziging systematiek van raadscommissies? Heel belangrijke vragen bij de instelling van de nieuwe raadscommissies zullen zijn: welke taak geeft u hen mee en hoeveel raadscommissies wil uw raad instellen? Er zijn diverse argumenten waarom de veelal gevolgde systematiek van één raadscommissie per collegeportefeuiliehouder heroverwogen moet worden: > de burgemeester en de wethouders mogen geen deel meer uitmaken van een raadscommissie. Dit laatste is slechts anders indien de raadscommissie aangeeft dat één of meerdere collegeleden dienen te verschijnen in een vergadering van de raadscommissie om verantwoording af te leggen; > de raadscommissies zijn geen adviescommissies meer aan het college (aan de portefeuiliehouder), maar aan de raad zelf; > De ontvlechting van functies tussen raad en college, waardoor uw raad zich gaat concentreren op het zijn van volksvertegenwoordiging, kaderstelling en controle én ons college het bestuur voor z'n rekening neemt, zal er toe leiden dat de agendapunten van een raadscommissievergadering Gemeenteraad van Heimond blz. 6 Bijlage: 45 anders van aard zullen zijn dan tot nu toe het geval is geweest (niet meer met de gedachte van 1meebesturen' maar met de bedoeling kaders te stellen en 'controle uit te oefenen'); > Eén van de hoofddoeistellingen van het wetsvoorstel is de versterking van de volksvertegenwoordigende functie van uw raad. De raad/raadsleden/fracties zullen (meer) tijd moeten - kunnen - creëren voor contacten met burgers en maatschappelijke organisaties. Een beperking in aantal in te stellen raadscommissies respectievelijk in aantal te houden raadscommissievergaderingen (waardoor ten opzichte van de huidige systematiek tijd geschapen wordt) kan daaraan bijdragen. > Het zoeken van aansluiting bij de vernieuwde ambtelijke organisatie, waardoor een logische aansluiting ontstaat. Door de werkgroep dualisering is in een tweetal sessies over een mogelijke toekomstige opzet voor het commissiebestel gesproken. Gezien het feit dat de raad bij het aantreden op 14 maart 2002 de beschikking dient te hebben over een adequaat commissiestelsel, wordt uw raad thans voorgesteld een Tijdelijke Verordening Raadscommissies 2002 vast te stellen die gebaseerd is op de (toekomstige) pijlerstructuur van de gemeentelijke organisatie en die tevens rekening houdt met de positie van de burgemeester als bestuursorgaan. Uiteraard is het aan de nieuwe raad om zelf te beslissen over de commissiestructuur. Ingeschat wordt dat men dat het best kan doen als men enige tijd gewerkt heeft in de nieuwe constellatie op basis van een evaluatie. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om tijdelijke raadscommissies in het leven te roepen voor bijzondere projecten (centrumplanontwikkeling en herstructurering Binnenstad-oost) 4.3. Bestuurscommissies Een bestuurscommissie is een commissie waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester zijn overgedragen. Hieruit volgt dat eik van deze drie bestuursorganen eigen bestuurscommissies kan instellen en daaraan bevoegdheden kan delegeren. Uitsluitend eigen bevoegdheden kunnen worden overgedragen Gemeenten hebben twee jaar de tijd om een aantal onderdelen van hun bestuurscommissiestelsel aan te passen aan de nieuwe wettelijke regeling. Nader overleg hierover is noodzakelijk met de twee huidige bestuurscommissies, die de gemeente Heimond kent: de bestuurscommissie primair openbaar onderwijs en de bestuurscommissie voortgezet onderwijs. Het vorenstaande betekent dat tot uiterlijk 7 maart 2004 raadsleden deel uit kunnen blijven maken van deze bestuurscommissies. De gemeenteraad kan derhalve ook op 14 maart 2002 nieuwe raadsleden benoemen tot lid van de bestuurscommissie. Gezien de vermenging van de bestuurlijke en de controlerende en kaderstellende taak is een lange overgangsperiode evenwel ongewenst. Overigens zal het tijdstip van aanpassing ook afhankelijk kunnen zijn van nieuwe ontwikkelingen in het onderwijsveld (territoriaal of onderwijsinhoudelijk). Het is aan de nieuwe raad om in overleg met college van burgemeester en wethouders en gehoord de participanten uit het onderwijsveld om hiervoor een passend tijdpad af te spreken. 4.4 Onderzoekscommissies Uitleg over de instelling, samenstelling en bevoegdheden van deze commissie is te vinden in paragraaf 5.8 van dit raadsvoorstel. 4.5. Andere commissies Het gaat hierbij voornamelijk om (ad hoc) adviescommissies. Commissies die ons college, de burgemeester of uw raad adviseren over algemeen verbindende voorschriften of voorgenomen beleid. Deze commissies kunnen door het orgaan worden ingesteld, waaraan wordt geadviseerd. De raad, het college en burgemeester stellen hun eigen commissies in. Ook voor deze commissies geldt dat raadsleden geen zitting mogen hebben in commissies die door het college zijn ingesteld en andersom, zij het dat de burgemeester wel deel kan uitmaken van door de raad ingestelde 'andere'commissies. Gemeenteraad van Heimond blz. 7 Bijlage: 45 5. Versterking van de verordenende en controlerende bevoegdheden van de raad 5.1. Algemeen Een belangrijk doel van de dualiseringsoperatie is de versterking van de volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende functies van de raad. Deze versterking heeft met name vorm gekregen in een aantal nieuwe wettelijke bevoegdheden van de raad. Voor een deel betreft het hier nieuwe bevoegdheden (bijvoorbeeld het onderzoeksrecht). Deels zijn het in de meeste gemeenten al bestaande bevoegdheden die nu met minder drempels voor de raad en de raadsleden wettelijk worden verankerd. Voorzover gemeenten in hun reglement van orde en andere eigen regelgeving bepalingen hebben opgenomen, die deze bevoegdheden betreffen en strijdig zijn met de wettelijke formulering ervan, verliezen de bedoelde bepalingen hun geldigheid op het moment van inwerkingtreding van de wet. Hierbij leggen wij u een voorstel voor tot vaststelling van een nieuw reglement van orde. Hierbij is gebruik gemaakt van een modelregiement van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en is rekening gehouden met het gestelde in de Tijdelijke Verordening op de raadscommissies 2002. Zo wordt het raadspresidium geïntroduceerd bestaande uit de burgemeester, waarnemend voorzitter van de gemeenteraad en de commissievoorzitters, bijgestaan door de griffier dat zich bezig moet gaan houden met de dagelijkse gang van zaken rondom het functioneren van uw raad. Daarnaast is er een seniorenconvent uit uw raad dat met de voorzitter en waarnemend voorzitter regelmatig de algemene gang van zaken bespreekt. Vertrouwelijk overleg van uw raad met het college kan geschieden in een besloten vergadering van de raadscommissie algemene en bestuurlijke aangelegenheden met de betreffende collegeleden. 5.2. Recht van initiatief van ieder raadslid Over het wettelijk recht van initiatief en de meer praktische aspecten van dit recht is een handreiking verschenen, genaamd lnitiatiefvoorstellen: wanneer en hoe?, (deze handreiking is te vinden op de website www.vemieuwingsimpuis.ni). Uw raad is verplicht te regelen op welke wijze een initiatiefvoorstel voor een verordening wordt ingediend en behandeld en op welke wijze en onder welke voorwaarden overige initiatiefvoorstellen in behandeling moeten worden genomen. 5.3. Recht van amendement van ieder raadslid Het recht van amendement wordt aan eik individueel raadslid toegekend. Dat wil zeggen dat niet langer drempels (bijvoorbeeld een bepaald minimumaantal handtekeningen van raadsleden onder een amendement) zijn toegestaan. Ontwerpbesluiten en ontwerpverordeningen die zijn geagendeerd voor raadsvergaderingen, kunnen worden geamendeerd. Uw raad moet in het reglement van orde nadere procedurele regels stellen over de uitoefening van het amendementsrecht (zie het desbetreffende raadsvoorstel). 5.4. Recht op ambtelijke bijstand voor uw raad en ieder individueel raadslid Nieuw in de Gemeentewet is het expliciete recht op ambtelijke bijstand dat aan uw raad en aan eik individueel raadslid wordt toegekend. Het wettelijke recht op ambtelijke bijstand moet de raad verder uitwerken in een verordening. Geconstateerd is dat de huidige verordening inzake te verlenen ambtelijke bijstand niet meer voldoet aan de gewijzigde omstandigheden. Het wachten is op de handreiking ambtelijke ondersteuning voor de gemeenteraad die dezer weken zal verschijnen. Wij achten het overigens gewenst dat de nieuwe gemeenteraad zich hierover uitspreekt parallel aan de besluitvorming over de griffier. 5.5. Mondeling en schriftelijk vragenrecht van ieder raadslid - inlichtingenplicht college Gemeenteraad van Heimond blz. 8 Bijlage: 45 Het vragenrecht van raadsleden wordt eveneens wettelijk verankerd. Het gaat hierbij zowel om mondelinge als schriftelijke vragen gericht aan ons college of de burgemeester (daar waar het de bevoegdheden van de burgemeester als afzonderlijk bestuursorgaan betreft). Het is aan uw raad zelf om dit vragenrecht verder uit te werken. Het mondelinge vragenrecht kan bijvoorbeeld gestalte krijgen door middel van een vragenuur tijdens de raadsvergadering. Een en ander dient uw raad in het reglement van orde op de raad te regelen. Dat geldt ook voor het schriftelijk vragenrecht. Complementair aan het vragenrecht van de raad is de inlichtingenplicht van ons college en de burgemeester. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen de passieve en de actieve inlichtingenplicht van het college jegens uw raad. De passieve inlichtingenpiicht bestaat nu ook al en behelst het op verzoek van een raadslid verstrekken van inlichtingen. Nieuw is de actieve inlichtingenplicht. Ons college moet uit zichzelf uw raad alle inlichtingen verstrekken die u voor de uitoefening van uw taak nodig hebt. Bij amendement van de Tweede Kamer is bepaald dat ons college de plicht heeft om (a) indien uw raad daarom verzoekt of (b) indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente, u vooraf inlichtingen te verstrekken over de uitoefening van de volgende bestuursbevoegdheden: > privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente; > voeren van rechtsgedingen namens de gemeente of het gemeentebestuur en wat daarmee samenhangt; > voorbereiding van de civiele verdediging; > instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. Ons college mag in dat geval geen besluit nemen dan nadat uw raad z'n wensen en bedenkingen aan ons kenbaar heeft kunnen maken (zogenaamde voorhangprocedure) 5.6. Recht van interpellatie In het verlengde van het vragenrecht beschikt uw raad ook over het recht van interpellatie. Dit recht is nu veelal in het reglement van orde van de raad geregeld. Dit recht wordt in het wetsvoorstel op hoofdlijnen verankerd (art. 155, tweede lid). Eik individueel raadslid kan verzoeken om een interpellatie. De raad als geheel beslist echter of hij de interpellatie toestaat. De verdere procedurele uitwerking moet door uw raad zelf gebeuren. 5.7. Politieke verantwoording, vertrouwensregel en politiek ontslag De aangescherpte inlichtingenplicht van het college moet worden gezien in het perspectief van zijn verantwoordingsplicht ten opzichte van uw raad. Om deze verantwoordingsplicht kracht bij te zetten is ook in de huidige Gemeentewet voorzien in de mogelijkheid om een wethouder die niet langer het vertrouwen van de raad geniet, te ontslaan. Ten aanzien van deze mogelijkheid van politiek ontslag bevat het wetsvoorstel een tweetal wijzigingen: 1 . De nu nog bestaande mogelijkheid voor ontslagen wethouders om tegen het ontslagbesluit beroep aan te tekenen bij de bestuursrechter wordt afgeschaft; 2. De in de huidige Gemeentewet vastgelegde "afkoelingsperiode" voor de raad bij de tenuitvoerlegging van een voornemen tot verlening van politiek ontslag aan een wethouder wordt afgeschaft. Dat wil zeggen dat nadat uw raad een motie van wantrouwen tegen een wethouder heeft aangenomen en deze vervolgens niet uit zichzelf ontslag neemt, uw raad hem onmiddellijk kan ontslaan. Let wel: de nieuwe regeling houdt niet in dat uw raad in een dergelijk geval niet kan besluiten tot het inlassen van een periode van bezinning; alleen de verplichting daartoe is weggenomen. 5. B. Het recht van onderzoek (enquéte) Gemeenteraad van Heimond blz. 9 Bijlage: 45 Een belangrijk nieuw controle-instrument van de raad is het recht van onderzoek (enquéte). Deze nieuwe bevoegdheid betreft uitsluitend het door het college of de burgemeester gevoerde beleid. In het besluit van de raad tot het instellen van een onderzoek moet het te onderzoeken onderwerp worden omschreven. Zaken die buiten deze omschrijving vallen, mogen dus niet worden onderzocht. Dit is vooral van belang voor degenen die verplicht zijn medewerking te verlenen aan het onderzoek. Zij moeten weten waartoe die verplichting zich uitstrekt. Eik raadslid kan een voorstel doen om een onderzoek in te stellen. Het is echter de raad die bij gewone meerderheid besluit tot het instellen van een onderzoek. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een onderzoekscommissie, waarvan de leden door de raad worden benoemd. Een onderzoekscommissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad. De raad moet nadere regels vaststellen voor het recht van onderzoek. Per amendement van de Tweede Kamer is geregeld dat mensen die worden opgeroepen om voor de onderzoekscommissie te verschijnen zonodig met toepassing van dwang dienen te verschijnen. Een onderzoek kost geld, zeker als externe ondersteuning wordt ingehuurd. Het is denkbaar dat uw raad jaarlijks een vast bedrag voor dit doel op de begroting opvoert. Ais dit bedrag onvoldoende zou zijn, kan hierin door middel van een tussentijdse begrotingswijziging worden voorzien Andere soorten van onderzoek Het enquéteonderzoek is een zwaar instrument. Uw raad kan ook, zoals nu ook al kan, besluiten tot het instellen van een lichter onderzoek zonder de wettelijke dwangmiddelen. Een dergelijk onderzoek kan heel goed ad hoc plaatsvinden, dat wil zeggen zonder dat er een verordening aan ten grondslag ligt. Dit onderzoek kan ook door derden worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als uw raad behoefte heeft aan een second opinion over gecompliceerde beleidsvoornemens van het college. Het verdient aanbeveling voor het inhuren van dit soort contra-expertise een afzonderlijke post op de begroting op te voeren. Het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur schrijft nog drie andere soorten onderzoek voor. In de eerste plaats is er de aangescherpte accountantscontrole gericht op het beoordelen van de rechtmatigheid van gedane uitgaven (en daarmee van het bijbehorende beleid). Deze controle vindt plaats aan de hand van de jaarrekening. In de tweede plaats voert de gemeentelijke rekenkamer(functie) onderzoeken uit (wij komen hierop terug in paragraaf 6.2). Deze onderzoeksrapportages kunnen uw raad aanknopingspunten bieden voor de controle van het collegebeleid. In de derde plaats schrijft het wetsvoorstel onderzoek dwingend voor betreffende doelmatigheids- en doeltreffendheidsonderzoek over de uitvoering van gemeentelijk beleid, de gemeentelijke organisatie en het financiële beheer. Ons college dient dergelijk onderzoek te verrichten. Uw raad stelt echter bij verordening regels vast voor dit onderzoek. Deze regels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op de frequentie van het onderzoek en de wijze waarop een en ander wordt afgestemd met de gemeentelijke rekenkamer(functie). Bedoelde verordening moet in beginsel binnen één jaar na de inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld (uitstel met één jaar is mogelijk). Wij komen hier in de loop van 2002 op terug zodra de van rijkswege beloofde handreiking hiervoor beschikbaar is. 5.9. Gedragscodes Uw raad moet gedragscodes voor zichzelf, de burgemeester en voor de wethouders vaststellen. Door deze gedragcodes verschaft u zich een extra instrument voor controle op ons college. De codes zijn gericht op waarborging van de integriteit van de raadsleden, de burgemeester en de wethouders. In een code kunnen bepalingen worden opgenomen over bijvoorbeeld: ¿ deciaratiegedrag; ¿ gebruik van gemeentelijke voorzieningen voor privé-doeleinden; ¿ minder geschikte nevenfuncties; ¿ het aannemen van geschenken. Gemeenteraad van Helmond blz. 10 Bijlage: 45 De Vereniging van Nederlandse Gemeenten heeft onlangs in de uitgave'lntegriteit van bestuurders in gemeenten en provincies' aan deze materie aandacht geschonken. Er zijn inmiddels model gedragcodes beschikbaar. Het lijkt ons wenselijk dat deze model gedragcodes aan de nieuwe raad bij aanvang van de nieuwe raadsperiode worden aangeboden, zodat van meet af aan heldere afspraken gemaakt kunnen worden. 5. 10. Afschaffing bevoegdheid bij verordening beleidsregels te stellen over de uitoefening van medebewindbevoegdheden door het college ]n de huidige Gemeentewet is bepaald dat uw raad bij verordening beleidsregels kan stellen over de uitoefening van aan het college of de burgemeester toegekende medebewindbevoegdheden. In de praktijk wordt er van deze bevoegdheid geen gebruik gemaakt. Omdat zij bovendien niet past in het gedualiseerde stelsel is besloten tot afschaffing. De raad kan echter - zoals nu vaak ook het geval is - ad hoc, bijvoorbeeld door het bespreken van beleidsnota's van het college of het aannemen van moties, wel degelijk invloed uitoefenen op het collegebeleid, ook daar waar het de uitoefening van medebewindbevoegdheden betreft. Die invloedsmogelijkheden zijn politiek van karakter. 5. 1 1. Schrappen mogelijkheid van beroep op uw raad De huidige Gemeentewet biedt de raad de mogelijkheid om in eigen verordeningen beroep op zichzelf open te stellen tegen krachtens deze verordeningen genomen besluiten van het college of de burgemeester. Een dergelijke mogelijkheid van bestuurlijke heroverweging door uw raad van collegebesluiten past niet in een gedualiseerd stelsel en aanvankelijk is daarom voorgesteld dit af te schaffen. Nadat deze consequentie van introductie van het duale stelsel bekend is geworden is dit opnieuw ter discussie gekomen. Door de regering wordt voorgesteld een uitzondering op de regel toe te staan. Het betreffende wetsontwerp, de Aanpassings- en Correctiewet, moet nog door het parlement behandeld worden. Uw raad heeft de mogelijkheid thans op dit wetsontwerp te anticiperen of na 7 maart 2002 de nieuw raad hierover al dan niet een besluit te laten nemen. 5.12. Wie bepaalt de agenda van uw raad? De Gemeentewet kent thans geen expliciete regeling van de bevoegdheid inzake vaststelling van de raadsagenda. Vanzelfsprekend is de raad uiteindelijk zèlf bevoegd. In veel gemeenten is dan ook het punt "vaststelling van de agenda" na de opening het eerste agendapunt van veel raadsvergaderingen. ]n de praktijk stelt het college de ontwerpagenda echter veelal vast. Dit betekent dat het college niet alleen de agenda van de raadsvergaderingen maar ook in hoge mate de politieke agenda van uw raad bepaalt. In gedualiseerde verhoudingen is een dergelijke werkwijze niet gewenst. Uw raad dient zelf zijn agenda, zowel in enge als in politieke zin, vast te stellen. Uw raad bepaalt welke collegevoorstellen hij agendeert en wanneer. Het college heeft zich daaraan aan te passen. Om deze wijze van agendavaststelling te bevorderen, verdient het aanbeveling dat uw raad door middel van zijn reglement van orde een presidium creëert, waarvan de burgemeester, de waarnemend voorzitter van de raad en de commissievoorzitters deel uitmaken. Dit presidium stelt vervolgens de conceptagenda op, die het aan uw raad voorlegt. Dit kan leiden tot een grotere zelfstandigheid ten opzichte van het college. Eik raadslid behoudt daarnaast het recht om met een initiatiefvoorstel of met een motie invloed uit te oefenen op de agendering van de raad. In het separate raadsvoorstel over een nieuw reglement van orde komen wij hierop terug. 6. Versterking van de budgettaire bevoegdheden van de raad 6. 1. Algemeen Gemeenteraad van Heimond blz. 1 1 Bijlage: 45 Een belangrijk onderdeel van de versterking van de kaderstellende en controlerende functie betreft de financiële functie. Een groot deel van de versterking van de financiële functie betreft de begroting en de jaarrekeninglhet jaarverslag. Zo worden er voorstellen gedaan voor een programbegroting en -rekening die de raad ondersteunt bij het sturen op hoofdlijnen en het controleren. Daarnaast wordt voorgesteld dat een aantal paragrafen verplicht gaat worden bij de begroting en het jaarverslag. Voorbeelden hiervan zijn de bedrijfsvoerings-, belasting- en weerstandsparagraaf. Ook wordt voorgesteld dat de raad beleidsmatige beslissingen neemt en vastlegt in een verordening over de waardering en afschrijving van activa. Over de voorstellen ter verbetering van de begroting en de jaarrekeninglhet jaarverslag wordt begin 2002 een afzonderlijke handreiking uitgebracht: Handreiking begroting en rekening in een dualistisch stelsel Deze handreiking wordt op dit moment in samenwerking met een aantal gemeenten in den lande ontwikkeld. Zodra deze beschikbaar is zullen wij u die doen toekomen, tevens zullen wij alsdan met u overleggen over eventuele implementatie van de in de handreiking opgenomen voorstellen. Naast deze voorstellen zijn er nog enkele andere voorstellen om de financiële functie te versterken. Zo wordt voorgesteld dat de accountant naast een oordeel over de getrouwheid ook een rechtmatigheidsoordeel opneemt in de accountantsverklaring. Ook zal de accountant in de toekomst rechtstreeks zijn verklaring en verslag aan uw raad sturen. Een ander voorstel is dat iedere gemeente een verordening voor doelmatigheids- en doeitreffendheidsonderzoeken maakt. Aan deze onderwerpen, zal samen met de verplichte rekenkamer(functie), in de loop van 2002 op diverse wijzen aandacht worden geschonken. 6.2. Een (onafhankelijke) rekenkamer óf een rekenkamerfunctie De regering had in het door haar ingediende wetsvoorstel de verplichte instelling opgenomen van een onafhankelijke rekenkamer. De Tweede Kamer heeft echter besloten de onafhankelijke rekenkamer niet verplicht te stellen; gemeenten moeten naar het oordeel van de Tweede Kamer zelf kunnen kiezen: onafhankelijk dan wel niet onafhankelijk. Als een gemeenteraad niet kiest voor de instelling van een onafhankelijke rekenkamer is hij op grond van het gewijzigde wetsvoorstel verplicht bij verordening regels vast te stellen voor de uitoefening van de zogenoemde rekenkamerfunctie. Deze laatste kan overigens (in tegenstelling tot bij de onafhankelijke rekenkamer) wel worden vervuld door raadsleden. Zowel de onafhankelijke rekenkamer als de lokale rekenkamerfunctie houden zich vooral bezig met doelmatigheids en doeltreffendheidsonderzoek. Als een gemeente een onafhankelijke rekenkamer instelt dan mogen daar geen leden van commissies, óók als zij geen raadslid zijn, zitting in nemen. De onafhankelijke rekenkamer dan wel de rekenkamerfunctie dient uiterlijk 1 januari 2006 te zijn ingevoerd. Voorgesteld wordt om tot 1 januari 2006 te opteren voor de rekenkamerfunctie middels handhaving van de huidige rekeningcommissie. In de periode tot 1 januari 2006 kan bezien worden of deze commissie gehandhaafd kan worden of geopteerd moet worden voor een (regionale) rekenkamer. Een advies van deze strekking kan aan de gemeenteraad op 14 maart 2002 worden voorgelegd, gelijktijdig met het voorstel om over te gaan tot benoeming van de leden van de rekeningcommissie 7. Concentratie van bestuursbevoegdheden bij het college 7. 1. Algemeen Naast de ontvlechting van het wethouderschap en het raadslidmaatschap, en de versterking van de controlerende, verordenende en budgettaire bevoegdheden van de raad, is de concentratie van bestuursbevoegdheden een derde element van de dualisering van het gemeentebestuur. Het gaat hierbij om drie soorten bevoegdheden: 1 . in de Gemeentewet opgenomen bestuursbevoegdheden; 2. in medebewindwetten opgenomen bestuursbevoegdheden; Gemeenteraad van Heimond blz. 12 Bijlage: 45 3. de in de Grondwet verankerde autonome bestuursbevoegdheid. 7.2. Overheveling van gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden In de Gemeentewet zelf zijn enkele gemeentelijke bestuursbevoegdheden opgenomen. In het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur worden deze vrijwel allemaal aan het college geattribueerd. Het college wordt bevoegd: 1 . om regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de gemeente, met uitzondering van de organisatie van de griffie; 2. om ambtenaren (inclusief de gemeentesecretaris) te benoemen, te schorsen en te ontslaan, met uitzondering van de griffier, de overige tot de griffiefunctie behorende personen en de in dienst van de gemeente aangestelde accountants; 3. om tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente te besluiten en deze vervolgens te verrichten; 4. om rechtsgedingen namens de gemeente en het gemeentebestuur te voeren, handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, alsmede namens de gemeente bezwaar te maken; 5. om de civiele verdediging voor te bereiden; 6. om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen. De bevoegdheid van het college om te besluiten tot oprichting van en deelneming in allerlei privaatrechtelijke rechtspersonen (stichtingen, vennootschappen, e.d.) vloeit voort uit de bevoegdheid privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en daartoe te besluiten. Het college mag deze bevoegdheid echter alleen uitoefenen nadat de raad een ontwerp-besluit is toegezonden en de raad zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen; kortom: een voorhangprocedure of piepsysteem (zie paragraaf 5.5 van dit raadsvoorstel). De overheveling van deze bestuursbevoegdheden geschiedt onmiddellijk zodra het nieuwe wettelijke stelsel in werking treedt, dus op 7 maart 2002. Dit betekent dat eventuele delegatiebesluiten, waarin deze bevoegdheden geheel of gedeeltelijk aan het college worden overgedragen, hun betekenis verliezen. 7.3. Overheveling van bestuursbevoegdheden in medebewindswetten Veel bestuursbevoegdheden worden door middel van medebewindwetgeving geattribueerd aan het gemeentebestuur. Slechts incidenteel vindt attributie aan het college plaats, terwijl dit in een gedualiseerd stelsel wel het geval behoort te zijn, als het gaat om bestuursbevoegdheden. Het is de bedoeling dat te doen door middel van één integrale wijziging van al deze medebewindwetgeving. De Wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden treedt - zo is het regeringsstreven - begin 2003 in werking. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden is het denkbaar dat uw raad desgewenst door middel van aanpassing van zijn delegatiebesluit al meer medebewindbevoegdheden delegeert aan het college. Voorzover het Algemeen delegatiebesluit 1986 betrekking heeft op gemeentewettelijke bevoegdheden zal dit na 7 maart 2002 zijn betekenis verliezen. 7.4. Overheveling van de autonome bestuursbevoegdheid Overheveling van de autonome bestuursbevoegdheid naar het college is alleen mogelijk na wijziging van de Grondwet. Een grondwetsherziening op dit punt is in overweging. Vooruitlopend hierop kan de raad, als hij dat wenst, door middel van zijn delegatiebesluit de betrokken bevoegdheden al delegeren aan het college. Het gaat hierbij om zaken als subsidies en buitenlandse betrekkingen van de gemeente. Gemeenteraad van Heimond blz. 13 Bijlage: 45 7.5. De invloed van de raad op de uitoefening van bestuursbevoegdheden door het college De concentratie van bestuursbevoegdheden bij ons college wil niet zeggen dat uw raad geen politieke invloed meer heeft op de uitoefening van de bij het college geconcentreerde bestuursbevoegdheden. In de eerste plaats kan uw raad gebruik maken van zijn formele instrumenten om beleidskaders te stellen; dat wil zeggen: zijn verordenende en budgettaire bevoegdheden. Beide instrumenten worden onder het huidige stelsel niet altijd optimaal benut. Daarnaast kan uw raad het college ter verantwoording roepen als het gaat om de uitoefening van zijn bestuursbevoegdheden. De aanleiding hiervoor kan zijn gelegen in een (beleids)incident dat de nodige aandacht krijgt, een klacht van een burger of informatie die wij zelf verschaffen. Ook is het denkbaar dat de beantwoording van een concrete mondelinge of schriftelijke vraag van een raadslid over een bepaald onderwerp aanleiding is voor interventie door de raad of door een raadscommissie. Tot slot kunnen rapportages van een rekenkamer(functie), doelmatigheidsonderzoeken van het college, "zware" onderzoeken van uw raad zelf naar collegebeleid en "lichtere" varianten, ertoe leiden dat het college specifiek verantwoording moet afleggen (zie paragraaf 5.8. van dit raadsvoorstel). De raad kan op diverse manieren interveniëren. Uiteraard is het college verplicht verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid. Zo nodig kan de raad dit verantwoordingsproces bevorderen door gebruik van het recht van interpellatie. Raadsleden kunnen ook een motie indienen, waarin een uitspraak wordt gevraagd die (besturing van het collegebeleid beoogt. Tevens is het denkbaar dat de raad het college om een beleidsnota vraagt, waarin het te voeren beleid nader wordt uiteengezet, hetgeen de raad vervolgens de mogelijkheid biedt voor (politieke) besturing. Bij dit alles is van belang dat de raad ook zwaarder geschut in stelling kan brengen: in laatste instantie kan de vertrouwensvraag aan de orde komen en kan de raad een wethouder of zelfs een heel college tot aftreden dwingen (zie paragraaf 5.7. van dit raadsvoorstel). Bij dit alles moet worden bedacht dat een wezenlijke verschuiving qua attitude bij de raad geboden is. Van formeel (mede)besturend orgaan dat veel (alweer formele) besluiten neemt, verandert uw raad in een orgaan dat politieker moet opereren teneinde zijn eindverantwoordelijkheid waar te kunnen maken. Het algemene proces van cultuurverandering dat raden en colleges moeten doormaken in het kader van de dualisering van het gemeentebestuur, mag geslaagd heten als deze omslag is gerealiseerd. Een belangrijk mechanisme bij de beoogde attitudeverandering is een ingrijpende aanpassing van de wijze waarop de agenda's van de raad en de raadscommissies tot stand komen. Materieel geschiedt dat thans in overwegende mate door het college respectievelijk de desbetreffende portefeuiliehouder(s). In een gedualiseerd stelsel, waar de raad door middel van politieke sturing het college controleert en kaders stelt voor het collegebeleid, is het absoluut noodzakelijk dat de raad en zijn commissies zelf hun agenda vaststellen. Het zijn uw raad en de raadscommissies die bepalen welke punten aan de orde komen, terwijl zij bovendien aangeven wanneer welk collegelid dient te verschijnen om verantwoording af te leggen. Ook op dat laatste punt zijn de verhoudingen thans in de meeste gemeenten nog omgekeerd. Zie verder over dit onderwerp paragraaf 5.12 van dit raadsvoorstel. 8. Nieuwe bevoegdheden van de burgemeester 8. 1. Algemeen De Staatscommissie en in haar voetsporen het kabinet hebben een gemengd beeld van de huidige positie van de burgemeester geschetst. Zij omschrijven dit aldus: 'Enerzijds blijkt telkens weer uit onderzoek dat de burgemeester door de burgers als een gewaardeerde en vertrouwde figuur wordt beschouwd, die bij uitstek de gezichtsbepalende bestuurder van de gemeente is. Anderzijds is er de laatste decennia sprake van een ontwikkeling waarbij de meer representatieve taken steeds meer en de beleidsinhoudelijke aspecten steeds minder het burgemeestersambt gaan bepalen. ]n dat licht is het gewenst dat de positie van de burgemeester in het gemeentelijk bestuursstelsel wordt versterkt'. Dit gebeurt op een aantal vlakken zoals hieronder staat beschreven. Gemeenteraad van Heimond blz. 14 Bijlage: 45 8.2. Bij de collegevorming De burgemeester krijgt bij de collegevorming niet die rol die de regering bij het indienen van het wetsvoorstel voor ogen stond (zijnde de taak om het resultaat van de collegeonderhandelingen met een voorstel voor de benoeming van de wethouders naar de raad te sturen). De Tweede Kamer is van mening dat er een waarborg moet zijn voor de betrokkenheid van de burgemeester bij de collegevorming. Deze waarborg dient naar haar oordeel echter zo licht mogelijk vorm te worden gegeven. De Tweede Kamer heeft nu bepaald dat de burgemeester op de hoogte wordt gesteld van de uitkomst van de onderhandelingen en op dat moment zijn opvattingen over het voorstel voor het collegeprogramma kenbaar kan maken. 8.3. Als collegevoorzitter Nieuwe bevoegdheden De burgemeester blijft voorzitter van het college. Dit voorzitterschap krijgt echter meer inhoud door een drietal bepalingen in het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur. Het streven van de wetgever is dat deze versterking van de rol van de burgemeester als collegevoorzitter extra waarborgen voor het collegiaal bestuur creëert: 1 .De burgemeester krijgt een zorgplicht voor de eenheid van het collegebeleid. Dit is een in algemene termen verwoorde bepaling die de burgemeester het recht geeft om in gevallen waar de eenheid van het collegebeleid op het spel staat, op een hem goed dunkende wijze te interveniëren. 2. In het verlengde van zijn zorg voor de eenheid van het collegebeleid wordt de burgemeester bevoegd onderwerpen aan de agenda van de collegevergadering toe te voegen. Portefeuille-overstijgende zaken die als gevolg van non-interventiegedrag (te lang) blijven liggen, kunnen op die manier aan de orde worden gesteld. 3. Om deze agenderende bevoegdheid verder te versterken, mag de burgemeester bovendien ten aanzien van voor een collegevergadering geagendeerde onderwerpen een eigen voorstel in bespreking brengen. Algemene zorgplichten Naast deze drie direct op de positie van het college betrekking hebbende bevoegdheden, voorziet het wetsvoorstel in drie, onmiddellijk na de inwerkingtreding werkende, meer algemeen geformuleerde zorgplichten. De burgemeester moet namelijk gaan toezien op een tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het gemeentelijk beleid en van de daaruit voortvloeiende besluiten, alsmede op een goede afstemming tussen degenen die bij die beleidsvoorbereiding, -vaststelling en -uitvoering zijn betrokken. Deze zorgplicht plaatst de burgemeester in de positie van algemeen coördinator van het gemeentelijk beleid. Het is goed denkbaar dat de burgemeester aan het college en de raad kenbaar maakt hoe hij met deze coördinatiebevoegdheid wil omgaan, ook in relatie tot de eerder behandelde drie bevoegdheden van de burgemeester ten aanzien van het functioneren van het college. Uw raad kan vragen om een rapportage van de burgemeester over zijn bevindingen als algemeen beleidscoördinator. Dit biedt de raad een goed aanknopingspunt zich effectief over dit onderwerp te buigen. Verder heeft de burgemeester een bijzondere zorgplicht ten aanzien van de samenwerking met andere gemeenten en andere overheden. Tot slot behoudt de burgemeester de bevoegdheid om te interveniëren in alle gemeentelijke aangelegenheden op grond van artikel 170, derde lid ('De burgemeester bevordert overigens een goede behartiging van de gemeentelijke aangelegenheden'). 8.4. Als raadsvoorzitter De burgemeester blijft voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet schrijft dit dwingend voor. In het licht van de gedualiseerde verhoudingen is het wel zaak dat de burgemeester in zijn rol van raadsvoorzitter het belang van de raad laat prevaleren boven dat van het college. Thans fungeert bij afwezigheid van de burgemeester één van de wethouders als raadsvoorzitter. Een dergelijke constructie past niet in een gedualiseerd stelsel. Daarom is in het wetsvoorstel bepaald dat een raadslid het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Deze waarnemer moet uiteraard door uw raad daartoe aangewezen worden in de eerste vergadering van de nieuwe raad. Met het oog op de vaststelling van de ontwerpraadsagenda Gemeenteraad van Heimond blz. 15 Bijlage: 45 en meer in het algemeen de procedurele gang van zaken tijdens raadsvergaderingen is het denkbaar dat de raad uit zijn midden een presidium/seniorenconvent benoemt (wij zijn op die mogelijkheid al ingegaan in paragraaf 5.12. van onderhevig raadsvoorstel). 8.5. In de verhouding burger-bestuur Voor veel burgers is de burgemeester het gezicht van de gemeente. Daarom zijn in het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur enkele nieuwe bevoegdheden opgenomen voor de burgemeester, die met name de verhouding tussen burger en gemeentebestuur betreffen. Het gaat hierbij in de eerste plaats om een drietal specifieke zorgplichten. 1. Toezicht op de kwaliteit van procedures op het vlak van de burgerparticipatie Hiermee zijn bedoeld "klassieke" inspraakprocedures en procedures voor de verdergaande interactieve beleidsvorming. Indien gemeenten, bijvoorbeeld het referendum of het burgerinitiatief kennen, dient de burgemeester over de kwaliteit van de ten aanzien van deze instrumenten gevolgde procedures te rapporteren. Dit toezicht betreft nadrukkelijk de procedurele kant, voor de inhoudelijke kant zijn de eerstverantwoordelijke collegeleden, dus veelal de wethouders, primair verantwoordelijk. 2. Toezicht op een zorgvuldige behandeling van bezwaarschriften Ook dit toezicht betreft uiteraard alleen de procedurele aspecten van de behandeling van bezwaarschriften. 3. Toezicht op een zorgvuldige behandeling van klachten door het gemeentebestuur Het betreft hier de interne klachtbehandeling, dus de wijze waarop het gemeentebestuur zelf de aan zijn adres gerichte klachten behandelt. Externe klachtbehandeling - momenteel nog niet verplicht voor gemeenten - geschiedt vanaf 1 januari 2002 door een regionale externe klachtenadviescommissie die is ondergebracht bij het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven op grond van een afspraak tussen een aantal gemeenten in Zuidoost-Brabant. Het burgerjaarverslag De burgemeester is vrij om te bepalen op welke wijze hij zijn zorgplichten op het vlak van de verhouding burger-bestuur wil effectueren. Wel is hij verplicht om in het, overigens vormvrije, burgerjaarverslag verslag uit brengen aan uw raad over in ieder geval de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening, waaronder begrepen de klachtenafhandeling en de afdoening van bezwaarschriften, en zijn bevindingen over de kwaliteit van de burgerparticipatie. Daarnaast kan de burgemeester uiteraard, zonder daartoe verplicht te zijn, over andere zaken rapporteren, bijvoorbeeld over het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Het burgerjaarverslag moet tegelijk worden uitgebracht met de jaarrekening, het jaarverslag en de accountantsverklaring. Dit heeft als voordeel dat uw raad in samenhang met deze andere stukken het college ter verantwoording kan roepen over de mate van burgergerichtheid in de verschillende fases van de beleidsvormingscyclus en zelf voorstellen tot verbetering kan doen. Omdat een burgerjaarverslag de verhouding burger-bestuur betreft verdient het aanbeveling dit verslag actief ter beschikking aan burgers te stellen. De verplichting tot het uitbrengen van het burgerjaarverslag treedt direct met het wetsvoorstel in zijn geheel in werking. Dat wil zeggen dat de burgemeester voor het eerst over 2002 (dus in 2003) een burgerjaarverslag moet publiceren. Voorgesteld wordt de handreiking af te wachten die medio 2002 wordt uitgebracht door de Vernieuwingsimpuis in samenwerking met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Gemeenteraad van Heimond blz. 16 Bijlage: 45 8.6. De aanstellingswijze van de burgemeester Over de voorgestelde wijziging van de aanstellingswijze van de burgemeester (aanbeveling door de raad + een volksraadpleging als de raad daartoe beslist) brengt de Vernieuwingsimpuis naar verwachting in dit najaar een afzonderlijke handreiking uit. 9. De ambtelijke organisatie 9. 1. Algemeen Het wetsvoorstel bevat enkele wijzigingen in de regeling van de formele positie van de ambtelijke organisatie. Deze wijzigingen beogen in de eerste plaats betere waarborgen te bieden voor de ambtelijke ondersteuning van de raad en individuele raadsleden. In de tweede plaats is het de bedoeling om de feitelijke situatie, waarin de ambtelijke organisatie vooral voor het college werkt, te codificeren. De bedoelde wijzigingen treden alle in werking op 7 maart 2002. De bedoelde wijzigingen betreffen: 1. Het recht op ambtelijke bijstand van uw raad en individuele raadsleden; 2. De verplichting een raadsgriffier te benoemen; 3. De formele positie van de gemeentesecretaris; 4. De formele positie van de ambtelijke organisatie. 9.2. Het recht op ambtelijke bijstand van uw raad en individuele raadsleden Op dit recht is al ingegaan in paragraaf 5.4. 9.3. De verplichting een raadsgriffier te benoemen Benoeming, ontslag, schorsing en vervanging van de griffier en andere griffieambtenaren In het wetsvoorstel is via een amendement van de Tweede Kamer de verplichting opgenomen om ter ondersteuning van de raad een griffiefunctie in te stellen. De Kamer is namelijk van mening dat ambtelijke ondersteuning van de raad van doorslaggevend belang is voor het welslagen van de dualiseringsoperatie. Daarom is het wetsvoorstel van de regering (waarin de instelling van de griffiefunctie nog facultatief was) in die zin aangepast. Dit betekent dat uw raad formatie moet vaststellen voor deze griffiefunctie. Dit is een besluit dat uw raad geheel zelfstandig neemt. Het college hoeft er niet bij te worden betrokken. Een aandachtspunt bij het nemen van een dergelijk besluit is uiteraard de aanwezigheid van een adequate begrotingspost. Hierin kan uw raad zelf voorzien, zonodig door middel van een tussentijdse begrotingswijziging. De benoemingsprocedure van de griffier kan de raad geheel naar eigen inzicht inrichten. Verder kan de raad de door hem benoemde griffier schorsen, vervangen en ontslaan. Hierbij dienen de gewone regels van het ambtenarenrecht uiteraard wel in acht te worden genomen. Naast de griffier kan uw raad ook nog andere griffieambtenaren benoemen en deze vervolgens zo nodig ontslaan, schorsen en vervangen. Het ligt voor de hand dat de ambtelijke secretarissen van de raadscommissies deel uitmaken van de griffie nu in het wetsvoorstel bepaald is dat de griffier de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde staat. De organisatie van de griffie De raad dient in een instructie nadere regels over de taak en de bevoegdheden van de griffier vast te stellen De taken van de griffier De griffier heeft de volgende taken: 1. Hij staat de raad en de door de raad ingestelde commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde; 2. Hij is aanwezig in de raadsvergaderingen; 3. Hij mede-ondertekent de stukken die van de raad uitgaan. Gemeenteraad van Heimond blz. 17 Bijlage: 45 De belangrijkste taak van de griffier is de eerstgenoemde. Concreet gaat het dan om het honoreren van verzoeken van ambtelijke bijstand van de raad of van individuele raadsleden. Noodzakelijk is een actieve ondersteunende taak om het de raad mogelijk te maken reëel invulling te kunnen geven aan de nieuwe taakinvulling. Betreft het verzoeken om feitelijke informatie of om gespecialiseerde assistentie, dan dient de griffier een beroep op de "gewone" ambtelijke organisatie te doen. In de verordening op de ambtelijke bijstand moet uw raad hierover procedurele regels stellen De raad moet in een instructie nadere regels vaststellen over de invulling door de griffier van deze taken. Het ligt voor de hand dat de desbetreffende regels uit de huidige instructie voor de secretaris hierbij als uitgangspunt worden gehanteerd. De verhouding tussen de griffier en de secretaris De gemeentesecretaris verliest de bovenstaande drie taken en de raad verliest zijn bevoegdheid de secretaris te benoemen. Inmiddels is door ons een startnotitie opgesteld over de raadsgriffie. Gezien het belang van het onderwerp en de rol van de nieuwe raad wordt hierin voorgesteld de standpuntbepaling door de oude raad het karakter van een advies te geven. Wel is het zinvol geoordeeld op basis van het geschetste beeld in de startnotitie met de noodzakelijke voorbereidingen, functieprofiel, rechtspositie et cetera al te starten om de onvermijdelijke overgangsperiode zo kort mogelijk te doen zijn. Er wordt naar gestreefd een uitgewerkte opzet gereed te hebben als de nieuwe raad aantreedt, zodat daarover op 14 maart aanstaande of kort daarna al besluitvorming kan plaats hebben. Het spreekt daarom dat de nieuwe raad bij de selectie betrokken wordt en daaraan ook richting en inhoud moet geven. Onder leiding van de burgemeester als voorzitter van de raad. 9.4. De formele positie van de gemeentesecretaris Naast het leiding geven aan de ambtelijke organisatie wordt de hoofdzaak van de gemeentesecretaris het verlenen van bijstand aan het college, de burgemeester en de door hen ingestelde commissies. De secretaris wordt door het college benoemd, geschorst, vervangen en ontslagen. Het college stelt de instructie voor de secretaris vast. In de praktijk betekent dit dat de bestaande instructie moet worden aangepast aan het wegvallen van de op ondersteuning van de raad gerichte taken. Die aanpassing moet in werking treden op hetzelfde tijdstip als de benoeming van de raadsgriffier en de inwerkingtreding van de instructie voor deze griffier. 9.5. De formele positie van de ambtelijke organisatie Thans oefent de raad het bevoegde gezag uit over de ambtelijke organisatie. In het wetsvoorstel wordt deze bevoegdheid overgeheveld naar het college. Dat wil zeggen dat: a. het college voortaan ambtenaren benoemt, schorst en ontslaat, echter met uitzondering van de griffier en zijn medewerkers en de accountant in dienst van de gemeente; b. het college voortaan regels mag vaststellen over de ambtelijke organisatie, alweer met uitzondering van de raadsgriffier. Ten aanzien van de onder b bedoelde regels is een overgangsbepaling in het wetsvoorstel opgenomen. Door de raad verrichte bestaande aanstellingen van ambtenaren en door de raad gegeven bestaande voorschriften op basis van de artikelen 125, 125c en 134 van de Ambtenarenwet worden geacht afkomstig te zijn van het college. 10. Resumé Uit het voorgaande hebt u kunnen opmaken dat het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur, verplicht, leidt tot diverse acties van uw raad. Daarnaast kan (facultatief) uw raad besluiten tot een aantal flankerende maatregelen. Voor sommige besluiten geldt dat zij op korte termijn moeten worden genomen, voor andere geldt dat daar nog enige tijd voor genomen kan worden. Een en ander is schematisch vervat in het schema dat als bijlage bij dit voorstel is gevoegd Gemeenteraad van Heimond blz. 18 Bijlage: 45 1 1. Voorstel Samenvattend stellen wij uw raad voor: 1 Kennis te nemen van de door het wetsvoorstel dualisering gemeentebestuur beoogde wijzigingen in de Gemeentewet en enkele andere wetten; 2. Over te gaan tot vaststelling van een dualistisch reglement van orde voor de gemeenteraad in verband met de ontvlechting van bevoegdheden van raad en college, zoals neergelegd in concept-besluit l; 3. Over te gaan tot vaststelling van de Tijdelijke verordening op de raadscommissies 2002, zoals neergelegd in concept besluit 11; 4. Kennis te nemen van de startnotitie inzake de opzet van de raadsgriffie en het college van burgemeester en wethouders te machtigen om in samenspraak met de werkgroep dualisering nadere voorstellen te doen aan de nieuwe raad ten behoeve van de raadsvergadering op 14 maart 2002. Namens de werkgroep dualisering Drs.S.Ferwerda, voorzitter Mr.A.C.J.M.de Kroon, secretaris Gemeenteraad van Heimond blz. 19 Bijlage: 45 BESLUIT 1 Bijlage: 45 Raadsvergadering d.d.: 5 februari 2002 De raad van de gemeente Heimond; gezien het voorstel van de werkgroep dualisering van 3 januari 2002; gelet op de bepalingen van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Heimond HOOFDSTUK1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen ]n dit reglement wordt verstaan onder: - voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger; - amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen; - subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft; - motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken; - voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering; - initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel; - interpellatie: het vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda. Artikel 2 De voorzitter De voorzitter is belast met: a het leiden van de vergadering; b het handhaven van de orde; c het doen naleven van het reglement van orde; d hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt. Artikel 3 De griffie 1 . De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig. 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar. 3. Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen. Artikel 3a De secretaris De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te Gemeenteraad van Heimond blz. 1 Bijlage: 45 laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement. Artikel 3b Het seniorenconvent 1 . De raad heeft een seniorenconvent. 2. Het seniorenconvent bestaat uit de voorzitter, de waarnemend voorzitter van de gemeenteraad en de fractievoorzitters. De griffier is in elke vergadering van het seniorenconvent aanwezig. 3. Het seniorenconvent heeft tot taak het bespreken van de algemene gang van zaken in de raad, zaken van vertrouwelijke aard en de voorbereiding van het jaarlijkse raadsprogramma 4. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het seniorenconvent. 5. Elke fractievoorzitter wijst een raadslid aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het seniorenconvent vervangt. 6. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het seniorenconvent. 7. De vergaderingen van het seniorenconvent vinden in beslotenheid plaats. Artikel 3c Het presidium 1 . De raad heeft een presidium. 2. Het presidium bestaat uit de voorzitter, de waarnemend voorzitter van de raad ex artikel 77 eerste lid Gemeentewet en de voorzitters van de raadscommissies. De griffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig. 3. Het presidium heeft tot taak de zorg voor de voorlopige agendering van de vergaderingen van de raad, het bespreken van de dagelijkse gang van zaken in commissies en raad en de zorg voor een goede onderlinge afstemming. 4. De voorzitter kan voorstellen de secretaris uit te nodigen voor het presidium. 5. Eik lid van presidium heeft een stem. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter. 6. De vergaderingen van het presidium vinden in beslotenheid plaats. HOOFDSTUK 2 Toelating van nieuwe leden; fracties Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging 1 . Bij elke benoeming van nieuwe leden stelt de raad op voordracht van de voorzitter een commissie in bestaande uit drie leden. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus. 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt. 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen. 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen. Artikel 5 Fractie 1. De leden, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd. 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren. 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter. 4. A. Indien: Gemeenteraad van Heimond blz. 2 Bijlage: 45 één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden; twee of meer fracties als één fractie gaan optreden; één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie; wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter. B. Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan. HOOFDSTUK 3 Vergaderingen paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen Artikel 6 Vergaderfrequentie 1 . De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de eerste dinsdag van de maand, vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in bestuurscentrum Boscotondo. 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag enlof aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg met het seniorenconvent. Artikel 7 De agenda 1 . Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de vergadering voorlopig vast. 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproeping tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen. 5. Op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen. Artikel 8 Oproep 1. De voorzitter zendt ten minste 14 dagen voor een vergadering de leden een schriftelijke oproep onder vermelding van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. 2. De schriftelijke oproep bevat de voorlopige agenda, bedoeld in artikel 7, eerste lid. 3. De agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden. 4. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 7, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden gezonden. Artikel 8a De wethouder 1 . Het presidium kan een of meer wethouders uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen. Uitgangspunt is dat de wethouders aanwezig zijn, tenzij zij verhinderd zijn of expliciet door het presidium medegedeeld is dat aan hun aanwezigheid geen behoefte bestaat. 2. Indien een wethouder bij een raadsvergadering eigener beweging aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij hiertoe voor de vaststelling van de voorlopige agenda een verzoek aan de voorzitter. 3. Voor de verzending van de schriftelijke oproeping beslist het presidium op het verzoek. Gemeenteraad van Heimond blz. 3 Bijlage: 45 Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken 1 . Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproeping voor een ieder in de stadswinkel ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproeping stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving. 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten de stadswinkel gebracht. 3. Indien voor stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewetgeheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage. Artikel 10 Openbare kennisgeving 1 .De vergadering wordt door aankondiging in op de gemeentepagina in weekblad Traverse en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht. 2. De openbare kennisgeving vermeldt: a. de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering; b. de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien; c. de mogelijkheid tot het uitoefenen van het spreekrecht als bedoeld in artikel 14. Paragraaf 2 Orde der vergadering Artikel 11 Presentielijst leder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld. Artikel 12 Zitplaatsen 1. De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met het seniorenconvent bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen. 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het seniorenconvent. 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd. Artikel 13 Opening vergadering; quorum 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is. 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet. Artikel 14 Spreekrecht burgers 1 . Na de opening van de vergadering kunnen andere aanwezigen dan de leden, de wethouders, de griffier en de secretaris gezamenlijk gedurende maximaal dertig minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen. 2. Het spreekrecht voor andere aanwezigen geldt niet voor de volgende onderwerpen van de agenda: a. advies van een adviescommissie bezwaarschriften ex artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht; Gemeenteraad van Heimond blz. 4 Bijlage: 45 b. benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen; c. een klacht ex artikel 9: 1 van de Algemene wet bestuursrecht. 3. Degene, die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren, zijn naam, adres en zijn telefoonnummer. 4. De voorzitter geeft het woord op volgorde van aanmeiding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering. 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd. 6. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend. De voorzitter of een lid van de raad doet een voorstel over de behandeling van de inbreng van de burger. Artikel 15 Geluid en beeldregistraties (vervallen) Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming. Artikel 17 Notulen 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden, zo mogelijk, aan de leden toegezonden gelijktijdig met de schriftelijke oproep. De ontwerpnotulen worden op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden. 2. Bij het begin van de vergadering worden, zoveel mogelijk, de notulen van de vorige vergadering vastgesteld. 3. De leden, de voorzitter, de wethouders, de griffier en de secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend. 4. De notulen moeten inhouden: a. de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben; b. een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest; c. een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden; d. een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden; e. de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen en burgerinitiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen; f. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen. 5. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier. 6. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend. Artikel 18 Ingekomen stukken 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd. Gemeenteraad van Heimond blz. 5 Bijlage: 45 2. Na de vaststelling van de notulen stelt de raad op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast. Artikel 19 Spreekregels 1. De leden en de wethouders spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter. 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden of de wethouders vanaf een andere plaats spreken. Artikel 20 Volgorde sprekers 1 . Een lid voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering. 3. Een voorstel van orde kan door de voorzitter of een lid worden gedaan. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond. Artikel 21 Aantal spreektermijnen 1 . De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist. 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel. 4. Het derde lid is niet van toepassing op: - het lid van het college, dat in het bijzonder is belast met het in behandeling zijnde onderwerp; - de rapporteur van een commissie; - het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel. 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde. Artikel 22 Spreektijd Een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden. Artikel 23 Handhaving orde; schorsing 1 .Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij a. de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren; b. een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden. 2. Indien een lid, wethouder, secretaris, de griffier of ander persoon die het woord voert, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien het desbetreffende lid, de desbetreffende wethouder, secretaris, griffier of ander persoon die het woord voert, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen. 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten. Artikel 24 Beraadslaging 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad besluiten over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen. 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de Gemeenteraad van Helmond blz. 6 Bijlage: 45 gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is. Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging. 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen. Artikel 26 Stemverklaring Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren. Artikel 27 Beslissing 1 . Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist. 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel in zijn geheel, zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd. 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing. Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming 1 .De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen. 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden. 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling. 4. De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 16 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst. 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen. 6. De leden brengen hun stem uit door het woord 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging. 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering. 8. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit. Artikel 29 Stemming over amendementen en moties 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd. 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement. Gemeenteraad van Heimond blz. 7 Bijlage: 45 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht. 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie. Artikel 30 Stemming over personen 1 . Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau. 2. leder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn. 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje. 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden. 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan: - een blanco ingevuld stembriefje; - een ondertekend stembriefje; - een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft; - een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen; - een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt. 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter. 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd. Artikel 31 Herstemming over personen 1 . Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan. 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben. 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot. Artikel 32 Beslissing door het lot 1 . Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven. 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen. Gemeenteraad van Heimond blz. 8 Bijlage: 45 HOOFDSTUK 4 Rechten van leden Artikel 33 Amendementen 1 . leder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn. 2. leder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement). 3. Eik (sub)amendement en eik voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan. 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden. Artikel 34a Moties 1 . leder lid kan ter vergadering een motie indienen. 2. Een motie wordt alleen in behandeling genomen, indien deze schriftelijk bij de voorzitter is ingediend. 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats. 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld. Artikel 35 Voorstellen van orde 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht. 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen. 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond. Artikel 36 lnitiatiefvoorstel 1 . Een initiatiefvoorstel wordt alleen in behandeling genomen, indien het schriftelijk bij de voorzitter is ingediend. 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering verplaatst 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld, het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie of voor advies naar het college dient te worden gezonden. In het laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt. 4. De raad neemt een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening, niet in behandeling indien het voorstel in strijd is met een wet, een algemene maatregel van bestuur of een verordening. 5. De raad kan nadere voorwaarden aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening stellen. Artikel 36a Interpellatie 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het Gemeenteraad van Heimond blz. 9 Bijlage: 45 onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen. 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden. 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft. Artikel 37 Schriftelijke vragen 1 .Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd. 2. De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college worden gebracht. 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het verantwoordelijk lid van het college de vragenstelier hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord. 4. De antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van het college aan de leden van de raad medegedeeld. 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 18 aan de leden van de raad toegezonden. 6. De vragenstelier kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist. Artikel 37a Vragenuur 1 . Voorafgaand aan elke raadsvergadering is er om 19.00 uur gedurende dertig minuten gelegenheid mondelinge vragen te stellen, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan het seniorenconvent bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering op welk tijdstip het vragenuur eindigt. 2. Het lid dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste een werkdag voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt. 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld. 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragenstelier, voor de wethouders en voor de overige leden. 5. Per onderwerp wordt aan de vragenstelier het woord verleend om één of meer vragen aan het college te stellen en een toelichting daarop te geven. 6. Na de beantwoording door het college krijgt de vragenstelier desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen. 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden het woord verlenen om hetzij aan de vragenstelier, hetzij aan het college vragen te stellen over hetzelfde onderwerp. 8. Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten. Artikel 38 Inlichtingen 1. Indien een lid over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester. Gemeenteraad van Heimond blz. 1 0 Bijlage: 45 2. Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad. 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven. 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven. HOOFDSTUK 5 Begroting en rekening Artikel 39 Procedure begroting Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt. Artikel 40 Procedure jaarrekening Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt. HOOFDSTUK 6 Lidmaatschap van andere organisaties Artikel 41 Verslag; verantwoording 1 . Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om voor het sluiten van de vergadering verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie. 2. leder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing. 3. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing. 4. Over een voorstel tot ontslag van een door de raad aangewezen lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet beraadslaagd dan nadat in een vergadering, ten minste veertien dagen tevoren gehouden, is besloten te verklaren dat de betrokken persoon niet meer het vertrouwen van de raad bezit als lid van het bedoelde bestuur. 5. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd. HOOFDSTUK 7 Besloten vergadering Artikel 42 Algemeen Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. Gemeenteraad van Heimond blz. 1 1 Bijlage: 45 Artikel 43 Notulen 1 . De notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage. 2. Deze notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend. Artikel 44 Geheimhouding Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen. Artikel 45 Opheffing geheimhouding Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd. HOOFDSTUK 8 Toehoorders en pers Artikel 46 Toehoorders en pers 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen. 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden. Artikel 46a Geluid- en beeldregistraties Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Artikel 47 Verbod gebruik mobiele telefoons In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan. HOOFDSTUK 9 Slotbepalingen Artikel 48 Uitleg reglement In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter. Artikel 49 In werking treden 1. Aangezien het noodzakelijk is dat bij het in functie treden van de nieuw gekozen raad op 14 maart 2002 dit reglement van kracht is, treedt dit reglement op 14 maart 2002 in werking op grond van het bepaalde in artikel 25 Tijdelijke referendumwet. Dit reglement kan na het inwerkingtreden aan een referendum onderworpen worden conform de bepalingen in de Tijdelijke referendumwet. Gemeenteraad van Helmond blz. 12 Bijlage: 45 2. Op 14 maart 2002 vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Heimond vastgesteld bij raadsbesluit van 1 juli 1997. Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 5 februari 2002, bijlage 45. De raad voornoemd, De voorzitter, De secretaris, Gemeenteraad van Heimond blz. 13 Bijlage: 45 Toelichting reglement van orde voor de vergadering en andere werkzaamheden van de gemeenteraad HOOFDSTUK1 algemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen Onder'aanhangig'wordt verstaan aan de ordelin behandeling zijnd. Artikel 2 De voorzitter De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. Op grond van artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt datzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. De burgemeester heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering. Artikel 3 De griffier De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Artikel 3a De secretaris De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en de leiding van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit, kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over de werking van de gemeentelijke organisatie. Ten aanzien van de gemeentesecretaris zij verder nog het volgende opgemerkt. Hoewel in de artikelsgewijze toelichting op de Gemeentewet op een aantal plaatsen wordt aangegeven dat ten aanzien van de gemeentesecretaris een nadere regeling via het reglement van orde zou kunnen plaatsvinden hebben wij daarvan afgezien. De redenen daarvoor zijn dat wij in de eerste plaats van mening zijn dat de ambtenaarrechtelijke bepalingen die ook ten aanzien van de gemeentesecretaris van toepassing zijn voldoende waarborgen bevatten, en daarnaast dat de instructie voor de gemeentesecretaris c.q. de organisatieverordening daarvoor een betere plaats is. In dit reglement vindt u dus geen bepalingen omtrent zijn beëdiging, zijn woonplaats, beëdiging van de vervanger, etc. HOOFDSTUK 2 Toelating van nieuwe leden; fracties Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Gemeenteraad van Heimond blz. 14 Bijlage: 45 Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd. De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad is komen te vervallen. Artikel 5 Fracties In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractieondersteuning). In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractieassistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip. Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op de dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenli st hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede. HOOFDSTUK 3 Vergaderingen Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Artikel 7 De agenda Het presidium bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda. In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de 'waan' van de dag. In een dergelijk situatie kan de voorzitter na het verzenden van de oproepingsbrief zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Raadsleden kunnen bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp Gemeenteraad van Heimond blz. 15 Bijlage: 45 dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. ]n een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt. Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen. Artikel 8 De oproep Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd. Artikel 8a De wethouder Artikel 8a is een nadere uitwerking van artikel 21 lid 2 van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde 'achterliggende' stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.). Artikel 10 Openbare kennisgeving Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet. Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd. Paragraaf 2 Orde der vergadering Artikel 11 Presentielijst De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet. Artikel 12 Zitplaatsen Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 13 Opening vergadering De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen. Artikel 14 Spreekrecht Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 15 Geluid- en beeldregistraties Vervallen. Zie artikel 46a. Gemeenteraad van Heimond blz. 16 Bijlage: 45 Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bij voorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald. Zie ook artikel 28, vierde lid. Artikel 17 Notulen Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan het raadslid en de wethouder dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raad om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt. Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Artikel 18 Ingekomen stukken; mededelingen Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. Artikel 19 Spreekregels Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 20 Volgorde sprekers Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 23). Artikel 21 Aantal spreektermijnen Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp. Artikel 22 Spreektijd Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 23 Handhaving orde; schorsing De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 23 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet. Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikelen 46 en 47 van dit reglement. Gemeenteraad van Heimond blz. 17 Bijlage: 45 Artikel 24 Beraadslaging Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21). Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen dan de voorzitter of de leden van de raad Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Het is uiteraard ook mogelijk dat de raad bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bij voorbeeld de voorzitter van de deelgemeenteraad aan de beraadslaging over deelgemeente-aangelegenheden). Artikel 26 Stemverklaring Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint. Artikel 27 Beslissing Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen. Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 16. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. Artikel 29 Stemming over amendementen en moties Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34a van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van burgemeester en wethouders. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgesteld besluit; over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid van toepassing. Artikel 30 Stemming over personen De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Gemeenteraad van Heimond blz. 18 Bijlage: 45 Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen. In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 Gemeentewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement. Artikel 31 Herstemming over personen Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 32 Beslissing door het lot Dit artikel behoeft geen toelichting. HOOFDSTUK 4 Rechten van leden Artikel 33 Amendementen Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van burgemeester en wethouders voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29. Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard. Artikel 34a Moties Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolgen is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen. Artikel 35 Voorstellen van orde De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36). Gemeenteraad van Heimond blz. 19 Bijlage: 45 Artikel 36 lnitiatiefvoorstellen Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing doen. zelf een voorstel te doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Artikel 36a Interpellatie Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig. Artikel 37 Schriftelijke vragen Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragenstelier in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragenstelier van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen. Artikel 37a Vragenuur Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Het is dan ook een facultatieve bepaling. Het is aan de raad om te bepalen of de instelling van een vragenuur voorafgaand aan iedere vergadering en daarmee het opnemen van een dergelijke bepaling in het reglement van orde wenselijk is. Wel is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Veelal fungeert de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt kan hiervoor een aparte gelegenheid gecreëerd worden. Artikel 38 Inlichtingen Dit artikel behoeft geen toelichting. HOOFDSTUK 5 Begroting en rekening Artikel 39 Procedure begroting en Artikel 40 Procedure jaarrekening Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald, Gemeenteraad van Heimond blz. 20 Bijlage: 45 HOOFDSTUK 6 lidmaatschap van andere organisaties Artikel 41 Verslag; verantwoording Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen). In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37. Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen. Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid. HOOFDSTUK 7 besloten vergadering Artikel 42 Algemeen Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor 'het sluiten van de deuren', de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt. Artikel 43 Notulen ]n dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, Gemeentewet. Artikel 44 Geheimhouding Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig. Artikel 45 Opheffing geheimhouding In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor. Gemeenteraad van Heimond blz. 21 Bijlage: 45 HOOFDSTUK8 Toehoorders en pers Artikel 46 Toehoorders en pers Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 46a Geluid- en beeldregistraties Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 47 Verbod gebruik mobiele telefoons Dit artikel behoeft geen toelichting. HOOFDSTUK 9 Slotbepalingen Artikel 48 Uitleg reglement Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 49 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen toelichting. Gemeenteraad van Heimond blz. 22 Bijlage: 45 BESLUIT 11 Bijlage: 45 Raadsvergadering d.d.: 5 februari 2002 De raad der gemeente Heimond; gezien het voorstel van de werkgroep dualisering d.d. 23 januari 2002, bijlage 45; gelet op artikel 82 eerste lid van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de TIJDELIJKE VERORDENING RAADSCOMMISSIES 2002, luidende als volgt: Artikel 1 Instelling Ingesteld worden de hierna te noemen raadscommissies belast met de voorbereiding van de besluitvorming door de gemeenteraad en het voeren van overleg met burgemeester en wethouders en de burgemeester: a. commissie algemene en bestuurlijke aangelegenheden; b. commissie ruimtelijk fysiek C. commissie samenleving en economie d. commissie middelen en ondersteuning Artikel 2 Taak 1 . Tot het werkterrein van de onderscheidene commissies behoren voor wat betreft: a. de commissie algemene- en bestuurlijke aangelegenheden: algemene coördinatie; aan bestuursorgaan gekoppelde elementen: politie, brandweer; coördinatie integraal veiligheidsbeleid; jumelage, ontwikkelingssamenwerking; voorlichting, inspraak; bestuurlijke herstructurering, gewestelijke en intergewestelijke samenwerking; bestuursjuridische aspecten; stadspromotie en representatie; coördinatie bestuurlijke vernieuwing; coördinatie grote stedenbeleid; onderzoek en statistiek. b. de commissie ruimtelijk fysiek: ruimtelijke ordening; bouwzaken; grondzaken; volkshuisvesting; stadsvernieuwing; verkeer; parkeren; centrumplanontwikkeling; milieu Gemeenteraad van Heimond blz. 23 Bijlage: 45 C. de commissie samenleving en economie: economische zaken; kunst en cultuur; sport en welzijn; onderwijs; sociale zaken; stadswinkel d. de commissie middelen en ondersteuning:; concernkaderstelling; concernplanning & control; organisatie & informatie; personeelszaken &automatisering; belastingen; facilitaire zaken; beheer gemeentelijke gebouwen 2. De voorzitter van de gemeenteraad bepaalt, zo nodig in overleg met het presidium, aan welke commissie advies zal worden gevraagd, wanneer het een onderwerp betreft dat niet tot het werkterrein van een commissie behoort. Indien een onderwerp naar het oordeel van de voorzitter van de gemeenteraad tot het werkterrein van meer dan één commissie behoort, kan hij aan presidium de vraag voorleggen of het onderwerp aan meer dan één commissie moet worden voorgelegd of in een verenigde vergadering van meerdere commissies behandeld kan worden. In laatstgenoemd geval wijst de voorzitter van de gemeenteraad de voorzitter van de gecombineerde vergadering aan voor deze vergadering. 3. Het presidium is bevoegd, gehoord het seniorenconvent, aan de gemeenteraad een voorstel te doen tot wijziging van de taakverdeling tussen de commissies en tot het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen betreffende al dan niet tijdelijke raadscommissie of raadscommissies betrekking hebbend op bepaalde projecten. Artikel 3 1. De commissies genoemd in artikel 2 bestaan uit de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en ten hoogste veertien overige leden. 2. Rekening houdend met het gestelde in het eerste lid stelt de raad voor elke commissie het maximum aantal leden vast. Artikel 4 1 . De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, beiden tevens lid van een commissie, worden aangewezen door de gemeenteraad uit zijn midden. 2. De gemeenteraad kan de aanwijzing van een voorzitter of van de plaatsvervangend voorzitter herzien. 3. Bij verhindering van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter van een commissie fungeert een ander lid op dat tijdstip aangewezen lid als tijdelijk voorzitter voor de betreffende vergadering. 4. De voorzitter is belast met het leiden van de vergaderingen van de commissie en de voorbereiding daarvan. 5. De voorzitter is lid van het presidium. De bevoegdheden van het presidium voor zover niet benoemd in deze verordening, zijn geregeld in het Reglement van Orde voor de vergaderingen van de gemeenteraad 2002. Artikel 5 1 . De leden - met in begrip van de voorzitter - worden door de raad benoemd uit zijn midden. 2. De leden, de voorzitter uitgezonderd, kunnen ook worden benoemd door de raad uit overige ingezetenen der gemeente, die de leeftijd van 21 jaren hebben bereikt en terzake deskundig zijn. 3. In de commissie algemene en bestuurlijke aangelegenheden hebben uitsluitend raadsleden zitting. 4. Behoudens ten aanzien van de commissie genoemd in het derde lid bestaat tenminste de helft van het aantal leden van een commissie uit raadsleden. Gemeenteraad van Heimond blz. 24 Bijlage: 45 5. Niet-raadsleden kunnen in niet meer dan één van de commissies als genoemd in artikel 1 worden benoemd. Artikel 6 1 . Het lidmaatschap van de commissies als bedoeld in artikel 1 is voor niet-raadsleden onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt. 2. Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing op: a. ambtenaren van de burgerlijke stand; b. ambtenaren , die als vrijwilliger, niet bij wijze van beroep, hulpdiensten verrichten; c. onderwijspersoneel. 3. Met ambtenaar als bedoeld in het eerste lid worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij, die in dienst van de gemeente op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn. Artikel 7 Zittingsduur en vervanging 1 . De zittingstijd is gelijk aan die van de raad. 2. De uit zijn midden te benoemen leden worden zo mogelijk benoemd in de eerste vergadering van de nieuw gekozen raad. De overige leden worden zo spoedig mogelijk daarna benoemd. 3. De raad is bevoegd een of meer leden van een commissie tussentijds ontslag te verlenen. 4. Voor een lid - niet-raadslid - doen een of meer raadsleden een aanbeveling aan de raad. 5. Een als raadslid gekozen lid treedt af op het tijdstip, dat hij ophoudt lid van de raad te zijn. 6. Een lid - niet-raadslid - houdt op lid van een commissie te zijn op het tijdstip dat hij geen ingezetene van de gemeente meer is. 7. Bij tussentijdse vacatures - waarin zo spoedig mogelijk wordt voorzien - treden de in die vacatures benoemde leden tegelijk af met de overige leden. 8. De leden kunnen zich in voorkomend geval laten vervangen door een raadslid dat is aangewezen door degene die verhinderd is deel te nemen aan de beraadslagingen in een raadscommissie; een niet-raadslid kan zich enkel en alleen laten vervangen door een raadslid. Artikel 8 Griffier 1 . De griffier staat de in deze verordening genoemde commissies en hun voorzitters bij de uitoefening van hun taken ter zijde. 2. De raad regelt de vervanging van de griffier. 3. De stukken die van de commissie uitgaan worden door de griffier mede ondertekend. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op degene die de griffier vervangt. Artikel 9 Burgemeester en wethouders 1 . De voorzitter van een commissie kan een of meer leden van de het college van burgemeester en wethouders uitnodigen om aan de beraadslagingen van de commissie deel te nemen. 2. Het uitgenodigde lid of de uitgenodigde leden van het college kunnen zich te allen tijde doen vergezellen door ambtelijke adviseurs. Artikel 10 Deskundigen 1. De voorzitter bepaalt, zo mogelijk gehoord de commissie, welke deskundigen door de commissie uitgenodigd worden om als adviseur van de commissie een vergadering van een commissie bij te wonen. 2. De aanwezige ambtenaren der gemeente zijn verplicht aan de commissie, alle gevraagde inlichtingen te verstrekken voor zover deze op het te behandelen onderwerp betrekking hebben. Artikel 11 Openbaarheid 1. De vergaderingen van een commissie worden in het openbaar gehouden. 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste twee leden van Gemeenteraad van Heimond blz. 25 Bijlage: 45 een commissie dit verzoeken. 3. Een commissie beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt beraadslaagd. 4. In een besloten vergadering kan een besluit worden genomen. 5. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de commissie anders beslist. Artikel 12 Vergaderingen 1. De voorzitter bepaalt, zo mogelijk na overleg met de leden van de commissie, dag en plaats der vergadering van de commissie en het aanvangstijdstip. De voorzitter houdt hierbij rekening met het door het presidium vastgesteld vergaderschema voor vergaderingen van de raad en de commissies. 2. Hij roept de leden ter vergadering op en stelt de agenda vast. De voorzitter stuurt de agenda ter kennisname toe aan het presidium. 3. De leden kunnen de voorzitter verzoeken onderwerpen op de agenda te plaatsen. Dat geldt ook voor burgemeester en wethouders. 4. De voorzitter kan in het geval als bedoeld in het derde lid, eerste volzin, indien het voorstellen voor nieuw beleid of voorstellen tot wijziging van bestaand beleid betreft, aan de commissie in overweging geven hierover vooraf een schriftelijke reactie te vragen van burgemeester en wethouders. 5. De agenda wordt met de oproeping aan de leden medegedeeld, zo mogelijk tenminste één week vóór de vergadering. 6. De voorzitter is verplicht een vergadering der commissie te doen houden, indien tenminste 113 deel van het aantal leden dit schriftelijk met opgaaf van redenen verzoekt. 7. Deze vergadering wordt binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek gehouden, tenzij een later tijdstip voor de vergadering wordt verlangd. 8. De openbare vergaderingen van de commissie worden op dezelfde wijze bekend gemaakt als de raadsvergaderingen. Artikel 13 Spreekrecht 1. Belanghebbenden kunnen, indien voor hen geen andere specifiek wettelijke mogelijkheden openstaan of opengestaan hebben om hun zienswijze kenbaar te maken, desgewenst het woord voeren tijdens een commissievergadering. De wens tot het in de betreffende vergadering voeren van het woord dient uiterlijk op de dag Van de commissievergadering vóór 17.00 uur ter kennis te worden gebracht van de raadsgriffier of de door hem aangewezen plaatsvervanger, zulks onder opgaaf van: - naam; - adres; - onderwerpen waarover men het woord wil voeren; - namens welke personen, groeperingen, instelling of organisatie men wenst te spreken; - het belang dat men bij het betreffende onderwerp heeft. 2. Het spreekrecht is beperkt tot punten behorend tot het werkterrein van de commissie, terwijl voordrachten of aanbevelingen van personen van het spreekrecht zijn uitgesloten. 3. Voorafgaand aan de behandeling van het aan de orde zijnde agendapunt worden belanghebbenden, die zulks kenbaar hebben gemaakt, door de voorzitter in de gelegenheid gesteld om over dit onderwerp het woord te voeren. Indien men over andere zaken het woord wenst te voeren, die behoren tot het werkterrein van de commissie geschiedt dat aan het begin van de vergadering. 4. a. De maximum spreektijd per agendapunt of aan het begin van de vergadering bedraagt 30 minuten. De spreektijd per spreker bedraagt 5 minuten. Zonodig verdeelt de voorzitter de spreektijd over de sprekers. b. Per groepering, instelling of organisatie mag slechts één persoon het woord voeren; de spreker geeft tevoren aan namens welke groepering, instelling of organisatie hij spreekt. C. De voorzitter bepaalt de volgorde aan de sprekers. 5. a. De sprekers nemen plaats op de publieke tribune. b. De voorzitter kan aan commissieleden de gelegenheid geven om aan sprekers die het woord hebben gevoerd te vragen om een korte uitleg, toelichting of verduidelijking. C. De voorzitter kan, die toehoorders van het spreekrecht uitsluiten, die daarvan een Gemeenteraad van Heimond blz. 26 Bijlage: 45 oneigenlijk gebruik trachten te maken. d. Wanneer de hem toebedeelde spreektijd verstreken is of de voorzitter hem daartoe maant, eindigt de spreker terstond met spreken. e, Ten aanzien van de handhaving der orde in de vergadering komt de voorzitter gelijke bevoegdheid toe ais omschreven in artikel 26 eerste en tweede lid der Gemeentewet. Artikel 14 Horen door commissies in het kader van de Wet op de Ruimtelijke ordening De commissie: Ruimtelijk fysiek kan namens de gemeenteraad hoorzittingen beleggen om te voldoen aan de verplichtingen voor de raad voortvloeiend uit de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Artikel 15 Hoorzittingen 1. Een commissie is bevoegd hoorzittingen beleggen over onderwerpen, die behoren tot het werkterrein van de commissie. 2 Het bepaalde in artikel 1 0 is van overeenkomstige toepassing 3. De voorzitter informeert het presidium over de datum en het tijdstip van een hoorzitting Artikel 16 Besluitvorming 1. Een commissie mag niet besluiten indien de voorzitter of plaatsvervangende voorzitter, of meer dan de helft van het aantal zittinghebbende leden, niet aanwezig is. 2. De besluiten van een commissie worden genomen bij meerderheid van stemmen. 3. Bij staking van stemmen wordt geacht geen besluit te zijn genomen en worden de standpunten aan de raad medegedeeld. 4. Over zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, over personen bij gesloten en ongetekende briefjes. 5. Indien bij het nemen van een besluit over een zaak door geen der leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. 6. De leden van de commissie onthouden zich van medestemmen over zaken, benoemingen, schorsingen en ontslagen inbegrepen, die hen, hun echtgenoten of hun bloed- en aanverwanten tot de derde graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gemachtigden zijn betrokken. 7. Een benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt. Artikel 17 Bijwonen van vergaderingen 1 . Raadsleden hebben het recht alle vergaderingen van een commissie waarin zij geen zitting hebben, als toehoorder bij te wonen. 2. Zij hebben dan niet het recht om het woord te voeren en hebben geen stemrecht. Artikel 18 Verslag 1. De griffier draagt er zorg voor dat omtrent het verhandelde in de vergadering een verslag wordt gemaakt, dat binnen drie weken aan de leden van de betrokken commissie wordt toegezonden. 2. Tot de eerstvolgende raadsvergadering worden dit verslag en de besluiten ter inzage gelegd voor de raadsleden en de burgercommissieleden. 3. Een afschrift van het door de commissie goedgekeurde verslag wordt aan burgemeester en wethouders ter kennisname toegestuurd en in de stadswinkel ter inzage gelegd Artikel 19 Voorbereiding raadsvergadering De adviezen van een commissie, die betrekking hebben op onderwerpen, die in een raadsvergadering aan de orde komen dienen, zo mogelijk, uiterlijk twee weken vóór die vergadering bij de voorzitter van de raad te worden ingediend. Gemeenteraad van Heimond blz. 27 Bijlage: 45 Artikel 20 Openbaarmaking besluiten De besluiten van een commissie, met de motivering en de eventuele minderheidsstandpunten liggen gedurende een maand voor eenieder ter inzage in de stadswinkel, nadat de raadsleden van de inhoud hebben kunnen kennisnemen, zoals voorgeschreven in artikel 18, tweede lid. De in artikel 21 genoemde gevallen worden daarvan uitgezonderd. Artikel 21 Geheimhouding 1. Een commissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft. 2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 1 0 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan. de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van een commissie, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de commissie overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft. 3. Indien de commissie zich ter zake van het behandelde waarvoor een verplichting tot geheimhouding geldt tot de raad heeft gericht, wordt de geheimhouding in acht genomen totdat de raad haar opheft. Artikel 22 Slotbepalingen In gevallen waarin de verordening niet voorziet, beslist de voorzitter van de commissie. Artikel 23 Naam Deze verordening wordt aangehaald als: "de Tijdelijke Verordening Raadscommissies 2002". Artikel 24 Inwerkingtreding Aangezien het noodzakelijk is dat bij het in functie treden van de nieuw gekozen gemeenteraad op 14 maart 2002 deze verordening van kracht is, treedt deze verordening met ingang van 14 maart 2002 in werking op grond van het bepaalde in artikel 25 Tijdelijke referendumwet. Deze verordening kan na het inwerkingtreden aan een referendum onderworpen worden conform de bepalingen in de Tijdelijke referendumwet. Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 5 februari 2002, bijlage 45. De raad voornoemd, De burgemeester, De secretaris, Gemeenteraad van Heimond blz. 28 Bijlage: 45 GEMEENTERAAD VAN HELMOND Bijlage: Raadsvergadering d.d.: 5 februari 2002 B&W d.d.: Dienstlafd.: ST.BJZ Onderwerp. Startnotitie opzet raadsgriffie Aan de gemeenteraad, Verloop bespreking 29 november 2001 Tijdens de bijeenkomst van de werkgroep dualisering op 29 november 2001 heeft in aanwezigheid van een aantal fractievoorzitters een gedachtewisseling plaatsgevonden over de invulling van de griffiersfunctie. Ter voorbereiding van deze gedachtewisseling is toegestuurd een discussienotitie inzake de raadsgriffier. Deze uitwerkingsnotitie beoogt de door de werkgroep voorgestane weg om te komen tot de invulling van de raadsgriffier naar Heimonds model verder in te kleuren. De primaire vraag die gesteld is, gaat over het ambitieniveau. Denkbaar zijn vier modellen voor de inrichting van de raadsgriffie: a. Raadsgriffier zonder eigen griffie b. Raadsgriffier met logistiek ondersteunende taken C. Raadsgriffier met inhoudelijk ondersteunende taken d. Raadsgriffier met logistieke en inhoudelijk ondersteunende taken Ter vergadering is uitgesproken dat er een sterke voorkeur bestaat voor laatstgenoemde optie gezien het voornemen om daadwerkelijk invulling te geven aan de dualisering. Geopteerd wordt voor een eigen ambtelijke organisatie naast het ambtelijk apparaat dat het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester terzijde staat. Een en ander laat natuurlijk onverlet dat de raad behoefte kan hebben aan ambtelijke bijstand vanuit het gemeentelijk apparaat . Expliciet is daarnaast de optie van een groeimodel waarin gezocht zou kunnen worden naar een combinatiefunctie met het in het voorjaar van 2002 nieuw aan te trekken hoofd van de afdeling BJZ verworpen. Uitgesproken is dat de raadsgriffier volledig ter beschikking dient te staan van de raad. In deze notitie wordt uitwerking gegeven aan het voornemen om te komen tot de inrichting van een raadsgriffie in de Heimondse context, waarbij als uitgangspunt is genomen dat getracht dient te worden de positieve elementen bij de huidige ondersteuning van de raad en commissies te bewaren. Het kostenaspect is in dit verband een andere factor van belang bij het uitwerken van een realistisch model. Taken raadsgriffier Uitgaande van het model dat de raadsgriffier belast is met logistieke en inhoudelijk ondersteunende taken kunnen in een Heimondse context de volgende taken onderscheiden worden: Terzijde staan van de raad en de raadscommissies. De griffier is functioneel verantwoordelijk voor de uitvoering van de logistieke en inhoudelijk taken; Secretariaat van de raadsvoorzitter: organiseren en ordentelijk laten verlopen van raads- en commissievergaderingen, (controle op de) verslaglegging van de vergaderingen, de raadsvoorzitter en de commissievoorzitters terzijde staan bij de uitoefening van het Gemeenteraad van Heimond blz. 1 Bijlage: voorzitterschap «spreektijden bijhouden, gang van zaken/procedures duidelijk maken, toezien op de juiste rechtsgeldige besluitvorming, uitnodigen van raadsleden voor de vergadering) Secretariaat van het presidium, belast met het regelen van de werkwijze van de raad en de commissies; Agendaondersteuning: 1) logistiek (opstellen van de raadsagenda in overleg met het presidium), 2) advisering termijn agenda (bestuurlijke planning); Advisering van raadsleden over gemeenterechtelijke en procedurele zaken ten aanzien van de raad en de raadsvergaderingen; Stukkenbeheer: beheer, bewerking en distributie van relevante stukken; Archivering en publicaties (gemeenteblad, BIS) van besluiten, raadsvoordrachten, adviezen, moties, notitie e.d.; Monitoring van de uitvoering van raadsbesluiten door het college; Behandeling van post gericht aan de raad; Secretariële en onderzoeksondersteuning' bij onderzoekscommissies; 2 Inhoudelijke ondersteuning (onderzoekswerk, hulp bij het opstellen van initiatieven amendementen, notities en kaderplannen). Bij deze taakomschrijving hoort het volgend persoonsprofiel: academisch niveau, onafhankelijk en zeer zelfstandig kunnen opereren, leidinggevende capaciteiten, uitstekend gevoel voor politieke en bestuurlijke verhoudingen, zeer goede kennis van bestuurlijke processen, brede juridische kennis, financieel inzicht, uitstekende contactuele eigenschappen, Goede uitdrukkingsvaardigheid in woord en geschrift. initiatiefrijk en flexibel. Qua inschaling 3 moet gedacht worden aan niveau 14 . Het gaat om een nieuwe functie in een veranderde bestuurlijke context. Vooraf kan moeilijk een inschatting gemaakt worden van de werkbelasting. Ook is denkbaar dat de secretarissen van de raadscommissies en bureau raad delen van voornoemde taken geheel of gedeeltelijk, zij het onder supervisie van de raadsgriffier, uitvoeren. Om recht te doen aan het streven om de dualisering echt ter hand te nemen dient de raadsgriffier voor dit werk geheel te zijn vrijgesteld. In beginsel dient geopteerd te worden voor een fulitime functie (1 FTE), waarbij gegeven de waarschijnlijk krappe arbeidsmarktsituatie voor deze zeer specifieke functie een 0,8 functievervulling niet a-priori onmogelijk zou moeten zijn. In dat laatste geval zal nog eens goed gekeken moeten worden naar de taakverdeling binnen de raadsgriffie. Bij de bepaling van de werkbelasting van de griffieorganisatie wordt vooralsnog uitgegaan van 15 raadsvergaderingen per jaar en 50 vergaderingen van de vaste raadscommissies(4). Buiten beschouwing is nog gelaten het aantal vergaderingen van eventueel in te stellen tijdelijke projectcommissies (b.v. Centrumplanontwikkeling, Binnenstad-oost). Enige mate van flexibiliteit in de werkverdeling tussen de raadsgriffier en de secretarissen van de raadscommissies zal nodig zijn om te komen tot een goede balans. Het ligt daarnaast in de rede een van de parttime secretarissen van de raadscommissies aan te wijzen tot plaatsvervangend raadsgriffier. Invulling raadsgriffie De raadsgriffier behoeft bij de invulling van zijn taken ondersteuning. Deels betreft dat zijn logistieke taken, deels gaat het daarbij om inhoudelijke ondersteuning. Voor wat betreft het eerste deel van zijn taken (de logistieke taken) gaat het daarbij grosso modo om de huidige taken van het "bureau raad" dat bij de afdeling B.J.Z. is ondergebracht. In de toekomstige structuur zal een aantal werkzaamheden, die thans daar verricht worden bij de bestuursdienst blijven (o.a. coördinatie beantwoording raadsvragen, toeleiding stukken vanuit het college naar raadsgriffie). Per saldo resteert een formatieomvang van 1 FTE (2 x 0,5 FTE) die aan de raadsgriffie toegevoegd kan 1 Het is de vraag of hiervoor in een voorkomende geval niet (tevens) een beroep gedaan moet worden op externe ondersteuning 2Duidelijkheid is noodzakelijk over taak griffier in relatie tot ambtelijke bijstand enerzijds en fractieondersteuning anderzijds. ]n de onlangs toegezonden brochure 'Handreiking concrete gevolgen van dualisering voor gemeenten' wordt opgemerkt dat hierover in de Verordening op de ambtelijke bijstand nadere afspraken gemaakt moeten worden. Er komt hiervoor nog een handreiking. 3Indicatie VNG. Gemeenteraad van Heimond blz. 2 Bijlage: worden. Deels gaat het hierbij om een beleidsfunctionaris deel om een secretarieel medewerkster Ook ten aanzien van betrokken ambtenaren zal de raad over moeten gaan tot een benoeming (107e). Wat de interne inhoudelijke ondersteuning van de raadsgriffier betreft, wordt primair gedacht aan de vervulling van de commissiesecretariaten. Het gaat daarbij om de secretarisfunctie en de verslaglegging. Het wordt wijs geoordeeld om te kiezen voor parttime secretarissen, die voor het ander deel van hun functieomvang werkzaam zijn in de pijlers om ook inhoudelijke betrokkenheid bij de materie die in de raadscommissies behandeld wordt te garanderen. Het persoonprofiel gaat uit van: hbo-niveau, administratief-juridische kennis, uitstekend gevoel voor bestuurlijke verhoudingen, goede kennis van bestuurlijke processen, goede contactuele eigenschappen, zelfstandig kunnen werken, initiatiefrijk, flexibel Dat betekent dat betrokkenen een dubbele aanstelling krijgen. Door goede werkafspraken kan voorkomen worden dat betrokkene in een spagaatsituatie terechtkomen. Onderdeel daarvan is dat de secretarisfuncties niet meer vervuld kunnen worden door een directeur of afdelingschef doch door gekwalificeerde beleidsmedewerkers, die verder van het college van burgemeester en wethouders afstaan. Voor de verslaglegging door de raad kan geopteerd blijven worden voor externe ondersteuning. Wat de verslaglegging van de commissies betreft, gaat voorshands de voorkeur uit naar "inhuur' van notulisten uit de gemeentelijke organisatie. Hiervoor kan op basis van gewerkte uren een vergoeding betaald worden. Qua inzet kan daarbij gedacht worden van een inzet van 4 x 0,25 FTE = 1 FTE exclusief de kosten van de notulisten. In totaliteit bestaat de raadsgriffie in deze opzet in de aanvangsfase uit: 1 raadsgriffier, 4 parttime commissiesecretarissen en bureau raad, ergo in totaal 3 FTE's exclusief inhuur verslaglegging raad (extern) en raadscommissies (intern). Uit contacten met de VNG blijkt dat dit een reële benadering geacht mag worden. Landelijk wordt een bandbreedte aangehouden van 0,5 FTE voor de allerkleinste gemeente en 5 FTE's voor de allergrootste gemeenten. De afspraak die gemaakt moet worden is dat het hierbij gaat om een startsituatie. Bijstelling in de komende jaren is natuurlijk mogelijk als de raad dat nodig oordeelt. Discussiepunt is of de gemeenteraad bij het van start gaan niet opteert voor een bredere basis. Daarbij kan gedacht worden aan uitbreiding van de griffie met twee gekwalificeerde medewerkers eik voor 0,5 FTE, die taken op financieel en communicatief terrein gaan vervullen. In deze visie gaat de raadsformatie bij aanvang bestaan uit 4 FTE'S. Bij de bespreking van deze notitie in de werkgroep dualisering op 23 januari 2002 werd er een voorkeur uitgesproken om met een formatieomvang van 3 FTE's van start te gaan, waarbij op het college van burgemeester en wethouders een beroep gedaan wordt om in de eerste periode zo nodig door de afdeling Communicatie ambtelijke bijstand te laten verlenen voor specifieke communicatieprojecten. Randvoorwaarden Huisvesting van de raadsgriffie is een probleem. Door de scheiding tussen het bestuurscentrum Boscotondo en het stadskantoor ontstaat een keuze probleem. Uitgangspunt dient te zijn dat de raadsgriffier in bestuurscentrum Boscotondo gehuisvest is op tijdstippen dat de raad en commissies hun werkzaamheden verrichten. Dat veronderstelt de beschikbaarheid van een werkkamer op de 2e verdieping, noodzakelijk voor de opslag van naslagwerken en documentatiemateriaal, mede ten behoeve van raadsleden en ook bedoeld als spreekkamer. Feitelijk betekent dit dat hiervoor een van de fractiekamers vrijgemaakt moet worden. Afhankelijk van de verkiezingsuitslag zullen tussen fracties afspraken gemaakt moeten over het gebruik van de overige ruimten in het bestuurscentrum Boscotondo. Bij de opstart van de werkzaamheden van de raadsgriffier zal dit thema aan de orde komen. Het wordt daarnaast wenselijk geoordeeld dat de raadsgriffier ook een werkplek krijgt in het stadskantoor voor de tijden dat er de raad of de commissies niet aanwezig zijn in bestuurscentrum Boscotondo. Dat houdt ook verband met het gegeven dat "bureau raad" vanwege de logistieke processen in 't Cour gehuisvest moet zijn. Huisvesting in elkaars nabijheid is daarom gewenst. Hiervoor zal nog een oplossing gevonden moeten worden, in de nabijheid van de afdeling BJZ, Gemeenteraad van Heimond blz. 3 Bijlage: waarmee een functionele relatie blijft (situering pendantfunctie dagelijks bestuur). Het huisvestingsprobleem geldt overigens niet voor de secretarissen van de raadscommissies, die op de huidige locaties gehuisvest kunnen blijven. Kosten en financiering Dualisering dwingt tot het creëren van een eigen budget voor het raads- en commissiewerk. De kosten van de raadsgriffie zoals beschreven in deze notitie vormt daarvan slechts een onderdeel. Zaken zoals onderzoeks-, reis-, opleidings- en communicatiebudget en voorts ook de kosten voor facilitering en fractiebijstand behoren daar ook onderdeel van uit te maken. Ingeschat wordt dat deze kosten in de loop van 2002 pas inzichtelijk worden, zodat bij de voorbereiding van de ontwerpbegroting 2003 hiermee rekening gehouden kan worden. Kosten die in de loop van 2002 ontstaan kunnen middels begrotingswijzigingen aan de raad worden voorgelegd. Wat de dekking van de kosten voortvloeiend uit de dualisering betreft en dus ook van de kosten voortvloeiend uit de instelling van de raadsgriffie geldt dat de VNG met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overleg is getreden over een te verstrekken compensatie. Gehoopt wordt dat hierover voor 7 maart 2002 duidelijkheid bestaat. De kans bestaat overigens dat de compensatie pas in 2003 verstrekt wordt. Bij de behandeling van deze notitie door de werkgroep dualisering op 20 december jongstleden is afgesproken dat ook nog bezien zal worden wat de mogelijke besparingen zijn. Verwezen wordt naar het bijgevoegde overzicht. Op voorhand zij opgemerkt dat de cijfers veelal in hoge mate globaal zijn en dat pas eind 2002 een meer reële schatting gemaakt kan worden van kosten en inverdieneffecten. Relevant is dat op dit moment nog totaal geen zicht bestaan op de eventuele (meer)kosten van bestuurlijke ondersteuning van het college(niet de raad) en voor het verlenen van ambtelijke bijstand door andere ambtenaren dan de griffieambtenaren. lmplementatie Het wordt wenselijk geacht dat de "oude" raad in de vergadering van 5 februari 2002 enkele richtinggevende uitspraken doet over de inrichting van de raadsgriffie aan de hand van de voorstellen neergelegd in deze notitie. Aan de hand hiervan kan vervolgens aan de "nieuwe " raad voorgesteld worden op 14 maart 2002 een rechtspositieregeling vast te stellen voor de griffier en het griffiepersoneel(medewerkers "bureau raad" en de commissiesecretarissen) en kan het selectietraject opgestapt gaan worden (tijdens de vergadering van de werkgroep dualisering op 20 december 2001 is afgesproken dat een subgroep geformeerd zou worden bestaande uit de heren Van Heugten, Praasterink met ambtelijke ondersteuning om op basis van deze notitie een blauwdruk te maken voor de nieuwe organisatie compleet met uitgewerkte functiebeschrijvingen. Dezerzijds wordt het zinvol geoordeeld dat bij de uitwerking rekening gehouden wordt met de nog te verschijnen Handreiking ambtelijke ondersteuning voor de gemeenteraad om te voorkomen dat weeffouten ontstaan). De gemeenteraad kan tijdens dezelfde raadsvergadering op 14 maart 2002 besluiten een selectiecommissie te formeren voor de werving van de raadsgriffier. Een en ander impliceert dat tot het tijdstip van benoeming van de raadsgriffier de gemeentesecretaris de functie van raadsgriffier waarneemt, De formele benoeming van het personeel van de raadsgriffie medewerkers bureau raad en de secretarissen van de raadscommissies, kan gebeuren na afronding van de benoeming van de raadsgriffier. Een en ander impliceert een overgangsfase gedurende de eerste maanden van het aantreden van de nieuwe gemeenteraad. Dat biedt overigens de mogelijkheid om de eerste ervaringen te verwerken in de te ontwikkelen werkwijzen bij de ondersteuning van raad en commissies. Streefdatum voor de instelling van de nieuwe raadsgriffie dient te zijn 1 oktober 2002 of zoveel eerder als mogelijk is. Vooruitlopend hierop zal bij het aanwijzen van de secretarissen van de raadscommissies voor de periode 7 maart 2002 tot 1 oktober 2002 rekening gehouden worden met het in deze notitie neergelegd profiel. Heimond, 23 januari 2002 De werkgroep dualisering, Gemeenteraad van Heimond blz. 4 Bijlage: |