- Bestuur
- Commissiestukken Nota Wonen een visie op wonen in Helmond tot 2010
Commissiestukken Nota Wonen een visie op wonen in Helmond tot 2010
Documentdatum | 25-02-2002 |
---|---|
Bestuursorgaan | Commissie Algemene en Bestuurlijke Aangelegenheden |
Documentsoort | Commissiestukken |
Samenvatting |
Gemeente Helmond STAFAFDELING Aan: Het College van Burgemeester en Wethouders Heimond, 28 januari 2002 Ons kenmerk: ST/BOC/BC/02.23662 Doorkiesnr: 0492-587182 Uw kenmerk: Uw brief d.d.: Onderwerp: Advies Commissie Wonen inzake de nota Wonen: een visie op wonen in Heimond tot 201 0 Geacht College, In haar vergadering d.d. 28 januari j.l. behandelde de commissie Wonen het eerste concept van de Nota Wonen: een visie op wonen in Heimond tot 201 0. De commissie spreekt haar waardering uit voor de opzet van de nota, de brede aanpak en de wijze waarop de commissie reeds in een vroeg stadium kan meedenken en meespreken over de nota. De commissie vraagt voorts de aandacht voor de volgende punten: ¿ De commissie verzoekt een afzonderlijk hoofdstuk over de herstructurering op te nemen. ¿ Tevens is de commissie van mening dat in de nota een evaluatie van het beleid van de afgelopen jaren op het gebied van de planrealisatie opgenomen dient te worden. ¿ De commissie benadrukt dat het realiseren van goede en aantrekkelijke woonmilieus in Heimond alleen mogelijk gemaakt kan worden in een optimale samenwerking tussen de verschillende betrokken partijen (gemeente, corporaties, marktpartijen en woonconsumenten). ¿ De vertegenwoordiging van de Heimondse corporaties vindt het aandeel in het taakstellende woningbouwprogramma opgenomen huurwoningen van 30% (minus 10% sociale koopwoningen) onaanvaardbaar. ¿ Voorts vraagt de vertegenwoordiging van de corporaties aandacht voor de groep "jongere ouderen" die in het verleden Heimond hebben verlaten om een koopwoning in de regiogemeenten te betrekken en die nu graag terugwillen naar Heimond. ¿ De vertegenwoordiging van de corporaties verzoekt mogelijkheden om ook in de duurdere huur- en koopsector te mogen bouwen om op deze manier financiële middelen te genereren voor de sociale huursector. ¿ Eveneens wordt door de corporaties gepleit voor een meer evenwichtige spreiding van sociale voorzieningen over alle wijken van Heimond. ¿ Tenslotte pleit de vertegenwoordiging van de corporaties voor een versoepeling in de afhandeling van de aanvragen in het kader van de VVVG. Frans Joseph van Thielpark 1 /tel. 0492-587777/fax: 0492-587738 Correspondentieadres: Postbus 95015700 AZ Heimond Bankrelatie: ING Bank 68.20.61.670 ¿ De vertegenwoordiging van de bewonersorganisaties vraagt aandacht voor de huisvesting van de moeilijk plaatsbaren. ¿ Tenslotte benadrukken de vertegenwoordigsters van de SWOH en het GOH, dat het niet alleen gaat om wonen en zorg van ouderen en gehandicapten, maar dat met name het welzijnsaspect hierbij betrokken dient te worden, aangezien door het aanbieden van welzijnsvoorzieningen de zorg eerst in een veel later stadium noodzakelijk kan zijn. Hoogachtend, Drs. E M. Hesen, voorzitter n sec Een visie op het wonen in Heimond tot 201 0 C,Op CO Gemeente Heimond Februari 2002 Behandeling cie. SBV d.d. 26-2-2002 Ter kennisname cie. SO d.d. 25-2-2002 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 Inhoudsopgave Voorwoord pag. 1 1 . Inleiding pag. 2 2. Extern kader pag. 4. a. Inleiding pag. 4 b. Ministerie VROM pag. 4 c. Provincie Noord-Brabant pag. 5 d. Samenwerkingsverband Regio Eindhoven pag. 6 e. Lokaal pag.7 3. De Woningbehoefte pag.9 a. Inleiding pag.9 b. De bevolkingsprognose pag.9 c. Leegstand pag.12 d. Migratie pag.13 e. Het Kwalitatief Woningbehoefte Onderzoek pag.15 f. Trends op de woningmarkt pag.17 4. De Woonopgave 2000 - 201 0 pag.21 4.a. Inleiding pag.21 4.b. Rijksambities pag.21 4.c. VINAC pag.22 4.d. Woonmilieus pag.23 4.f. De bestaande woningvoorraad pag.25 4.h. Kwaliteit/Dubo pag.25 4.i. Energie pag.26 4.j. Toegankelijklaanpasbaar pag.26 4.k. Prijs/kwaliteit pag.26 4.1. PKVW pag.27 4.n. Doelgroepen van beleid pag.29 5. Confrontatie woonbehoefte en woningbouwprogramma pag.29 5.a. VINEX 1995 - 2000 pag.30 5.b. Restcapaciteit pag.30 5.c. Ambities pag.30 5.d. Kwantitatieve onderbouwing nieuwbouwprogramma pag.33 5.e. Kwalitatieve onderbouwing nieuwbouwprogramma pag.35 5. f. Taakstellend woningbouwprogramma pag.40 5.g. Woningtype pag.43 5.h. Huisvesting ouderen pag.43 5.i. Resumé pag.44 5.j. Transformatiestrategiën pag.45 6. Wonen en zorg pag.46 6.a. Inleiding pag.46 6.b. Beleidskader pag.46 6.c. Locale situatie pag.48 6.d. Gewenst voorzieningenniveau pag.50 6.e. Bijzondere doelgroepen pag.51 7. De verhoudingen op de woningmarkt pag.53 8. Relaties met overige beleidsterreinen pag.59 9. De financiering van de woonopgave pag.61 10. Conclusies en aanbevelingen/samenvatting pag.63 1 1. Geraadpleegde literatuur pag.64 12. Overzicht gebruikte afkortingen pag.65 Bijlagen Voorwoord Voor u ligt de Nota Wonen. Deze nota beoogt een vertaling te maken van bouwen naar wonen, ofwel van Volkshuisvestingsplan naar Woonvisie. De nota is in een zeer kort tijdsbestek vervaardigd en heeft het karakter van een kadernota. Een kapstok waaraan deelnota's en verdere uitwerkingen kunnen worden opgehangen. Het is de bedoeling de woonvisie een dynamische opzet mee te geven. Binnen het voorliggende kader zal op onderdelen een uitwerking plaats vinden, te denken valt aan: - de woonruimteverdeling - de analyse van de woonopgave en de transformatie van woonmilieus - mogelijkheden van mengvormen tussen huur en koop - invullingen van het doelgroepen beleid - het concretiseren van prestatie afspraken met de woningcorporaties Zoals tijdens het lezen van deze nota zal blijken is de nota een weergave van de huidige stand van zaken. De nota zal op onderdelen nog verder moeten uitgroeien om het karakter van een Woonvisie te krijgen. De opgenomen uitgangspunten zijn bedoeld als aanzet voor de discussie en kunnen derhalve na overleg met de betrokken partijen bijstelling behoeven. De nota Wonen wijkt op een aantal onderdelen af van het voor de gemeente Heimond gebruikelijke jaarlijks Volkshuisvestingsplan. Zo zal de nota Wonen 2 jaarlijks worden opgesteld, terwijl jaarlijks de voortgang wordt geactualiseerd. Lag bij het Volkshuisvestingsplan het accent nog op het kwantitatieve programma, thans ligt het accent op heet kwalitatieve programma. Ook beoogt de nota een meer integrale benadering van de problematiek op het brede veld van wonen en woonomgeving na te streven. Tot op heden was het opstellen van een Volkshuisvestingplan facultatief. Met de invoering van de Woonwet zal voor een aantal gemeenten, waaronder Heimond, het opstellen van een woonvisie een verplichting worden. De woonvisie vormt in de toekomst de basis voor de regierol die gemeente op dit gebied heeft en is uitgangspunt voor de met de woningcorporaties te maken prestatieafspraken. Nota Wonen: Een viste op het wonen in Helmond tot 2010 1. Inleiding "Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid", aldus artikel 22 lid 2 van de Grondwet. Ook in de eenentwintigste eeuw. Lag in de vorige eeuw het accent op de bestrijding van de woningnood in kwantitatieve zin, thans is sprake van verbetering van de woonkwaliteit. Het volkshuisvestingsbeleid heeft zich de afgelopen eeuw ontwikkeld van zeer beperkte bemoeienis van de overheid tot een meer sturende overheid. Door de invoering van de Woningwet in 1901 werden de eerste voorschriften op het gebied van sanitair en grootte van de woning ingevoerd. In 1905 verrees het eerste complex woningwetwoningen in Volendam. In Heimond werd in 1912 de woningbouwvereniging Volksbelang opgericht. Vanwege de woningnood in de gemeente kreeg de verenging van het gemeentebestuur een voorschot van fl 102.325,- voor het bouwen van 50 werkmanswoningen. In 1916 volgde de oprichting van de Onderlinge Woningbouw Vereeniging Heimond, in 191 7 R.K. Woningbouwvereniging "De Hoop" en in 1924 de Gemeentelijke Woningstichting. In 1 0 jaar tijd werden ruim 1.200 huurwoningen gerealiseerd. Honderd jaar na de invoering van de Woningwet bedraagt landelijk het aantal huurwoningen in eigendom van woningcorporaties 2.3 miljoen. Ten gevolge van de wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog is de (rijks-)overheid sterk betrokken geweest bij de financiering van de woningbouw en het huur- en subsidiebeleid. Eind jaren zeventig kwam hierin een kentering. Sleutelwoorden in het toenmalige beleid waren decentralisatie en deregulering, ofwel minder centrale sturing, minder regeltjes en normen en waar mogelijk gebruik maken van de marktwerking. Met de aanvaarding van de Nota "Volkshuisvesting in de jaren negentig" op 25 juli 1990 door de Tweede Kamer is dit beleid verder uitgekristalliseerd. De nota had als hoofddoeistelling goed en betaalbaar wonen, te realiseren langs de hoofdlijnen van ordening en sturing. Naast decentralisatie en deregulering werd een vergaande verzelfstandiging van de sector nagestreefd. De nota is van grote invloed geweest op de sector Volkshuisvesting in de afgelopen jaren. Het sectorale volkshuisvestingsbeleid moet in de 2 1 eeeuw veranderen naar een integraal woonbeleid. Wonen is meer dan een dak boven je hoofd, wonen is leven, verzorgen, slapen, leren ontspannen, werken en al die andere activiteiten die mensen in hun woning verrichten. "Van volkshuisvesting naar Wonen", "Van kwantiteit naar kwaliteit", de eind 2000 verschenen nota "Wonen in de 2 1 eEeuw Mensen Wensen Wonen" spreekt van een kanteling van beleid. De hiervoor geschetste ontwikkeling vraagt ook van gemeenten een heroriëntatie van het bestaande beleid. Dit beleid is tot op heden in de gemeente Heimond vastgelegd in Oaarlijkse) Volkshuisvestingsplannen. Het laatste Volkshuisvestingsplan 2000 - 2004 is vastgesteld in het jaar 2000. Voorliggende nota moet een antwoord geven op de woonopgave voor de periode tot 201 0. Een visie op de gewenste woningvoorraad in het jaar 201 0. Het gaat daarbij niet alleen om de vraag hoeveel nieuwe woningen, voor wie, in welke prijsklasse en waar deze moeten worden gebouwd. De woonvisie gaat over de huisvesting van mensen en de daaraan verbonden sociale- en culturele aspecten. Het te ontwikkelen woonbeleid heeft verder te maken met het beheren, verbeteren van woningen en de woonomgeving. Vanuit deze visie wordt vervolgens het te realiseren woningbouwprogramma (taakstellend) opgesteld. Centraal staat de bewoner en de keuzevrijheid als het gaat om zijn of haar woonwensen. Van wens naar werkelijkheid. Een gemeentelijke opgave die alleen kan worden vervuld met de medewerking van alle betrokken par-tijen, zoals woningcorporaties, beleggers, aannemers, zorgverleners, belangenorganisaties en bovenal de woonconsument. Voorliggende visie is als volgt opgebouwd. Na een beschrijving van het extern kader (rijk- provinciaal- en regionaal beleid) in hoofdstuk 2 is in hoofdstuk 3 een beeld gegeven van de woningbehoefte (daarbij wordt ingegaan op de 2 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 bevolkingssamenstelling, de ontwikkeling van de woningvoorraad, het woning- behoefteonderzoek en enkele ontwikkelingen op de woningmarkt). In hoofdstuk 4 wordt de woonopgave voor de periode 2000 - 201 0 beschreven, waarna in hoofdstuk 5 een confrontatie tussen woningbehoefte en woningbouwprogramma plaats vindt. Hoofdstuk 6 is volledig gewijd aan wonen en zorg. In hoofdstuk 7 vindt u een beschrijving van de verhoudingen op de woningmarkt. Hoofdstuk 8 gaat in op de relaties tussen wonen en andere beleidsterreinen. Hoofdstuk 9 geeft een beeld van de financiering van de woonopgave. Tot slot zijn in hoofdstuk 10 de conclusies en aanbevelingen opgenomen. 3 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 2. Extern kader 2.a. Inleiding De gemeente Heimond maakt onderdeel uit van de woningmarkt Zuid-Oost Brabant. Dit heeft tot gevolg dat tocale beleidsprocessen goed afgestemd moeten worden op de regio. Regionale ontwikkelingen op het gebied van economie, infrastructuur en ruimtelijke ordening zijn veelal direct van invloed op het volkshuisvestingsbeleid. Vandaar dat het volkshuisvestingsbeleid goed dient te worden afgestemd op het regionale- en provinciale beleid. Daarnaast is ondanks de in de inleiding genoemde decentralisatie en deregulering nog sprake van een sterke rijkssturing binnen de sector. In dit hoofdstuk wordt het speelveld (kader) geschetst waarbinnen de volkshuisvesting zich thans beweegt. 2.b. Ministerie VROM Eind 2000 en begin 2001 verschenen er een aantal belangrijke nota's van het ministerie VROM, te weten de nota Mensen Wensen Wonen, de nota Ruimte maken, Ruimte delen (5e nota RO), de nota Op grond van nieuw beleid (Grondbeleid) en het Vierde Milieubeleidsplan. Het hierin opgenomen beleid spitst zich toe op veiligheid, gezondheid en handhaving. In het onderdeel Wonen van de begroting 2002 schenkt het ministerie VROM met name aandacht aan het verhogen van de zeggenschap van de Nederlander over zijn/haar eigen woonsituatie en het verhogen van de kwaliteit daarvan. De vertaling van de wens de burger een grotere invloed te geven op de woonsituatie moet voor een belangrijk deel plaats vinden door middel van particulier opdrachtgeversschap. Daarnaast bestaat het voornemen de rechtspositie van de huurder te verbeteren (bijvoorbeeld door bij het achterlaten van de woning zelf aangebrachte voorzieningen niet meer te verwijderen als die de waarde van de woning niet verminderen). Van groot belang is tevens dat het wonen betaalbaar blijft. Het ministerie VROM blijft derhalve inzetten op een goed functionerend huursubsidie- en huurbeleid en handhaving van de bestaande financiële- en fiscale faciliteiten. Omdat doorgaans de betrokkenheid bij de eigen woonsituatie het grootst is blijft het streven gericht op het verder stimuleren van het eigen woningbezit (de ambitie is in het jaar 201 0 het aandeel in de koopsector landelijk 65 % te laten bedragen, dit is thans nog 50 %). Nog deze kabinetsperiode zal een wetvoorstel voor een integrale Woonwet worden ingediend. In de Woonwet zal de positie van woonconsumenten en woonconsumentenorganisaties in het proces van bouwen en beheren wettelijk worden verankerd. Ook zal in deze ordeningswet, die de Woningwet op dit onderdeel gaat vervangen, regels worden gesteld over: - taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en aanspreekbaarheid van overheden; - taken, bevoegdheden, verantwoordelijkheden en aanspreekbaarheid van woningcorporaties en sectorinstellingen; - toezicht en handhavingsrelaties tussen de bestuurslagen en met de woningcorporaties en de sectorinstellingen; Naast de woning is in toenemende mate de woon- c.q leefsituatie van mensen van belang. In het kader van de stedelijke vernieuwing wordt het oprichten van wijkontwikkelingsmaatschappijen, waarin burgers, gemeente, ondernemers en woningcorporaties zijn vertegenwoordigd, bevorderd. In deze maatschappijen kan meegedacht en -gesproken worden over de directe leefomgeving. De huidige staatssecretaris VROM heeft in de nota Wonen nadrukkelijk een groot aantal ambities geformuleerd '. Deze ambities moeten in de periode 2000 - 201 0 tot stand komen. Daarvoor is een extra impuls in de stedelijke vernieuwing nodig. In het najaar 2001 heeft de staatssecretaris VROM de tweede ronde verstedelijkingsgesprekken met gemeenten en 1 De nota "Wonen in de 21' Eeuw Mensen Wensen Wonen, ministerie VROM december 2000, waarvan in de notitie "Woonopgave Heimond 201 O", 18 oktober 2001, in hoofdstuk 3 een uitvoerige samenvatting is opgenomen. 4 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 regio's gevoerd. In Zuid-Oost Brabant heeft dit gesprek op 26 november 2001 plaats gevonden. Voor de inzet van middelen zijn voor de komende periode 4 kernthema's geformuleerd, te weten: ¿ Van buiten naar binnen (benutting BBG voor uitbreiden) ¿ Particulier opdrachtgeverschap (113 nieuwbouw) ¿ Verkoophuurwoningen(500.000indeperiode2010) ¿ Wonen &zorg Afgesproken is dat door provincie, SRE en de gemeenten gezamenlijk een woonvisielontwikkelingsstrategie wordt opgesteld. De uitkomsten van deze woonvisie bevatten de indicatoren op grond waarvan in 2003 de definitieve afspraken over de herijking Vinac afspraken zullen plaats vinden. Tot 2005 wordt overigens ongewijzigd uitvoering gegeven aan het in 1993 gesloten Vinex- convenant. Voor het jaar 2002 bedraagt de totale begroting van het ministerie VROM ruim 3.4 miljard euro. Belangrijke posten daarin zijn: - betaalbaarheid van het wonen (waaronder de Huursubsidiewet met een geraamde uitgave van 1,7 miljard euro) - duurzame woningen en gebouwen (0,2 miljard euro) - aantrekkelijke fysieke woonomgeving ( 0,28 miljard euro) - sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving ( 0,71 miljard euro) De hiervoor slechts kort aangestipte onderwerpen zullen in het vervolg van deze woonvisie op meerdere plaatsen nogmaals aan de orde komen. 2.c. Provincie-Noord Brabant In mei 1998 verscheen de nota "Wonen in Brabant". In deze nota geeft de provincie aan een duurzaam evenwicht op de woningmarkt te bevorderen. Gemeenten worden gestimuleerd een volkshuisvestingsvisie op te stellen (daartoe is eveneens in 1998 een handreiking van de provincie verschenen). De provincie gaat bij haar beleidsontwikkeling uit van een groei van het aantal huishoudens tot 2030. Tweejaarlijks stelt de provincie een Bevolkings- en woningbehoefteprognose 2 op. In deze prognose is becijferd dat het aantal inwoners in Noord-Brabant groeit tot 2.61 1.000 in 2030. De helft van deze groei zal plaats vinden voor 201 0. Over de totale periode zal 213 bepaald worden door positieve migratiesaldi (voor een belangrijk deel bestaande uit buitenlandse migratie). De regio Zuid-Oost Brabant behoort met een groei-index van 121,8 tot de gebieden met de grootste bevolkingsgroei. Voorts laat de prognose een vergrijzing en ontgroening zien. Uit deze bevolkingsprognose vloeit voort dat de woningvoorraad van 2000 tot 2030 nog met ruim 200.000 woningen zal toenemen. Het leeuwendeel van deze toename zal plaats vinden in de stedelijke regio's. In het landelijk gebied als geheel wordt slechts voor de natuurlijke aanwas gebouwd (bouwen voor migratiesaldo nul). Een en ander is eveneens uitgewerkt in het in 2001 verschenen ontwerp streekplan Noord-Brabant 2002. Hoofddoel van het streekplan is zorgvuldiger ruimtegebruik. Daartoe wordt de zgn. lagenbenadering toegepast, waarin naast zuinig ruimtegebruik tevens aandacht wordt geschonken aan de onderste lagen, het voortzetten van de concentratie van verstedelijking, de zonering van het buitengebied en het grensoverschrijdend denken en handelen. In het ontwerp streekplan is een indicatief woningbouwprogramma voor de stedelijke regio Eindhoven - Heimond opgenomen van 36.800 woningen in de periode 2000 - 2020. Waar deze woningen gerealiseerd moeten worden maakt onderdeel uit van een voor elke stedelijke regio op te stellen integraal uitwerkingsplan. De kern van een uitwerkingsplan bestaat uit 2 delen, a. een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en b. een programma voor de verschillende ruimtelijke functies. De wijze waarop de uitwerkingsplannen voor de stedelijke regio's worden opgesteld 2Provincie Noord-Brabant, bevolkings- en woningbehoefteprognose actualisering 2000, d.d. 24 oktober 2000 5 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 komt overeen de zogenoemde structuurvisie Plus-benadering 3. Deze uitwerkingsplannen gaan een belangrijke rol spelen bij de onder ad b. in dit hoofdstuk genoemde herijking Vinac afspraken/regionale woonvisies en de in de 5' Nota RO genoemde rode contouren.' De provincie heeft derhalve een belangrijke ruimtelijke invloed op de volkshuisvesting. In dit kader dient tevens te worden vermeld artikel 3 van de Huisvestingswet. Ingevolge dit artikel berust bij gemeenten de verplichting een besluit tot vaststelling of wijziging van een huisvestingsverordening toe te zenden aan het college van Gedeputeerde Staten. Dit college kan namelijk zelfstandig beleidsregels en aanwijzingen geven ter verwezenlijking van het bovengemeentelijk ruimtelijk beleid. Voor landelijke gemeenten voert de provincie een restrictief ruimtelijk beleid. Daarnaast heeft de provincie een toezichthoudende taak op de huisvesting van statushouders en vluchtelingen. Na het intrekken van de Wo,onwagenwet heeft de provincie geen formele taken meer op dit gebied. Ten aanzien van wonen en zorg voert de provincie een actief beleid met als uitgangspunt de huidige intramurale capaciteit in Noord-Brabant minimaal te behouden. Daarnaast wordt de bouw van zogenaamde tussenvoorzieningen 5 gestimuleerd. In de jaren 2000 - 2003 stelt de provincie jaarlijks zo'n fl 1,3 miljoen (ruim 530.000 euro) beschikbaar ter stimulering van woon/zorgcomplexen, alsmede extra woningbouwmogelijkheden daar waar een intramurale plaats wordt omgezet in een zelfstandige woning. Tot slot wordt hier melding gemaakt van het feit dat de provincie budgethouder is in het kader van het lnvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing voor de projectgemeenten in Noord-Brabant. De provincie Noord-Brabant werkt momenteel aan een provinciale woonvisie. 2.d. Samenwerkingsverband Regio Eindhoven Het samenwerkingsverband Regio Eindhoven voert momenteel op basis van de Kaderwet bestuur in verandering een aantal taken uit op het gebied van de Volkshuisvesting. Deze samenwerking wordt naar verwachting na 2003 voortgezet op voet van de nieuwe Wet bestuur in stedelijke regio's. Dit heeft tot gevolg dat gekozen wordt voor een "niet-vrijblijvende" samenwerking op het gebied van ruimtelijke ordening, wonen, groen, water, verkeer en vervoer, milieu en economie. T.a.v. het te voeren regionale volkshuisvestingsbeleid is laatstelijk op 18 september 1997 door de regioraad van het samenwerkingsverband een regionale volkshuisvestingsstrategie vastgesteld. Doelstelling van deze strategie is het zorgen voor voldoende woningen op de juiste plaats, op de juiste tijd en van de gewenste kwaliteit. Over de periode 1995 - 2005 is door het SRE voor de stadsregio Eindhoven een convenant afgesloten met het rijk over de bouw van in totaal 29.200 woningen. Van deze taakstelling zijn over de eerste 5 jaar inmiddels netto 14.900 woningen gerealiseerd. In de Actualisering VINEX is voor de regio Zuid-Oost Brabant een taakstelling opgenomen van 6.000 - 14.000 woningen in de periode 2005 - 2009, met een concrete inspanningsverplichting van 1 0.000 woningen. Ten tijde van deze afspraak, 1997, is tevens overeengekomen de voorlopig aangegane inspanningsverplichtingen te herijken in 2000. 3Een structuurvisieplus bestaat uit een tijdelijke component, het programma, en een meer duurzame component, het structuurbeeld. Het structuurbeeld geeft een visie op de ruimtelijke structuur (opbouw en samenhang), terwijl de duurzame component is de onderlegger waarop ruimtelijke keuzen in de toekomst worden gefundeerd. 4De rode contour vormt de begrenzing van het thans bebouwde gebied met daarbij gevoegd de tot 2015 benodigde uitbreidingen. De (samenwerkende) gemeenten trekken de rode contouren en de provisies leggen deze uiterlijk in 2005 vast op de streekplankaart. Binnen de contour is sprake van een decentraal ruimtelijk programma waarin de vraag naar ruimte voor wonen, werken, groen, recreatie en infrastructuur tot 2015 is opgenomen 5het gaat daarbij om een huur of koop-woning, aangepast om (intensieve-) zorgverlening thuis mogelijk te maken 6 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Daartoe zi n in 2 ronden gesprekken gevoerd met de staatssecretaris VROM (d.d. 2 oktober 2000 en d.d. 26 november 2001). Op basis van de nota Wonen in de 2 1 eEeuw, Mensen Wensen Wonen, heeft de staatssecretaris een verhoogd ambitie niveau voor de periode 2005 - 201 0 geformuleerd t.a.v. transformatie van bestaande woonmilieus. Het SRE zal een coördinerende rol vervullen bij de tot standkoming van een regionaal convenant voor de periode 2005 - 201 0. Voorts heeft het SRE aangegeven te streven naar een regionale vertaling van het Handvest Kwaliteit van VINEX locaties. Door de invoering van de Wet Stedelijke Vernieuwing is het Budget Woninggebonden Subsidies opgegaan in het budget Stedelijke Vernieuwing. Het SRE heeft thans derhalve nog slechts een taak in de herverdeling van vrijvallende middelen en afwikkeling van lopende subsidie aanvragen. In de afgelopen jaren heeft het SRE zich nadrukkelijk gemanifesteerd op het gebied van bevordering van DUBO maatregelen (naast de reeds bestaande checklist voor nieuwbouw wordt momenteel gewerkt aan de invoering van een lijst voor bestaande bouw). Voorts wordt in overleg met de Regiopolitie Zuid-Oost Brabant bezien of het SRE een taak kan vervullen in het stimuleren van de toepassing van het Politie Keurmerk Veilig Wonen. Op het gebied van doeigroepenbeleid heeft het SRE een coördinerende taak in de opvang van vluchtelingen en asielzoekers. Ten aanzien van de doelgroep woonwagenbewoners is in 1999 een regionale (huisvestings-) verordening vastgesteld en wordt momenteel gewerkt aan een beleidsnota. Tot slot wordt opgemerkt dat op het gebied van wonen en zorg het SRE een coördinerende rol vervult. In hoofdstuk 3 wordt uitvoering ingegaan op het Kwalitatief Woningbehoefte Onderzoek 2001. Dit onderzoek wordt 2 jaarlijks in opdracht van het SRE uitgevoerd en geeft een beeld van de regionale kwalitatieve woningbehoefte. 2.e. Lokaal Het huidige volkshuisvestingsbeleid is verwoord in het Volkshuisvestingsplan 2000 - 2004. Het volkshuisvestingsbeleid is sterk verbonden met andere beleidsvelden, zoals grondbeleid, ruimtelijke ordening, milieubeleid en economische aangelegenheden. Een integrale benadering van deze problematiek vindt plaats onder de noemer van Stedelijke Vernieuwing. Op 27 april 1999 heeft de raad van de gemeente Heimond de kernstadvisie Heimond vastgesteld. In deze visie zijn 4 speerpunten benoemt, te weten: - versterking van de centrum positie; - verbetering van de bereikbaarheid; - versterking van de sociaal-maatschappelijke basis; - versterking van de economische positie; De stadsvisie is vervolgens uitgewerkt in het Meerjaren Ontwikkelings Programma waarin meer concrete programma's voor de periode 1999 tot en met 200312004 en met een voorzichtige doorkijk naar de periode 200412005 tot 201 0. Als een van de 30 GSB gemeenten ontvangt de gemeente rechtstreeks van het rijk een lnvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Dit budget wordt volledig ingezet voor de herstructurering van de woningvoorraad in het kader van de wijkontwikkeling Binnenstad- Oost. In de komende periode zal de het integrale wijkontwikkelingsplan vertaald worden naar deelplannen voor o.a. de Dierenbuurt en Sassenbuurt. Het huidige volkshuisvestingsbeleid wordt momenteel gevoerd op basis van deelbeleid vastgelegd in diverse nota's en verordeningen. Zo vindt de woonruimteverdeling in de sociale huursector plaats op grond van de op 1 juli 1997 vast gestelde Huisvestingsverordening 1997. Ten aanzien van de doelgroepen van beleid is specifiek beleid geformuleerd, o.a. in de notitie woonwagenzaken uit 1999. Bij de ontwikkeling van (ver-)bouwplannen worden randvoorwaarden geformuleerd t.a.v.: - Bezoekbaarheid (instaphoogte, deurbreedte etc); - Wooncomfort (woontechnische zaken, bij sociale huur woningen en seniorenwoningen verplichte voorwaarden t.a.v. aanpasbaarheid, terwijl bij overige woningen deze als aanbeveling worden opgenomen) 7 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 - Duurzaam bouwen (uitgangspunt is het nationaal pakket woningbouw) - Politie keurmerk Veilig Wonen (waarbij zowel eisen aan de woning als aan de woonomgeving worden gesteld) - Energie prestatie normering Voorts wordt mede richting gegeven aan de te huisvesten doelgroepen en financieringscategorie. Onlangs is door het college van B&W wederom bevestigd een beperkt prijs-kwaliteitstoets toe te passen op nieuw te realiseren woningen. In 2001 is geen Volkshuisvestingsplan verschenen. Daar staat tegenover dat mede ter voorbereiding op het gesprek met de staatssecretaris Remkes over de herijking van de verstedelijkingsafspraken in hoofdlijnen de woonopgave tot 201 0 is gedefinieerd in de notitie Woonopgave 201 0. Deze notitie is op 26 november 2001 besproken in de raadscommissie SB&V. Met de installatie van de commissie Wonen (bestaande uit vertegenwoordigers van woningcorporaties, bouwwereid en woonconsumentenorganisaties) in januari 2001 is wederom een stap gezet in de verdere participatie van belanghebbenden in het volkshuisvestingsbeleid. 8 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 3. De Woningbehoefte 3.a. Inleiding In dit hoofdstuk zal worden getracht een beeld te geven van de huidige woningmarkt en de vraag naar woonruimte. Deze vraag naar woonruimte wordt uitgedrukt in de term woningbehoefte. Woningbehoefte wordt onderscheiden in kwantitatieve- en kwalitatieve woningbehoefte. De woningbehoefte in kwantitatieve zin op een zeker tijdstip wordt berekend op grond van reële behoefte aan zelfstandige huisvesting van volwassenen van 18 jaar en ouder, hetzij als alleenstaande hetzij als huishouden van meer personen. De kwalitatieve woningbehoefte richt zich meer op de grootte, type, huurlkoopklasse van de woning. In opdracht van het ministerie VROM wordt sinds 1964 periodiek een grootschalige, landelijke enquéte over het wonen uitgevoerd. Dit Woningbehoefte onderzoek (WBO) geeft inzicht in de huishoudenssamenstelling, de huisvestingssituatie, de woonwensen en het verhuisgedrag van de Nederlandse bevolking. De gegevens in het WBO worden verzameld door middel van een landelijke, streekproefgewijze inventarisatie. De personen die worden geënquéteerd vormen een dwarsdoorsnede van de bevolking van 18 jaar en ouder in Nederland. Het onderzoek wordt 2 jaarlijks uitgevoerd. De meest recente gegevens dateren uit 1999. Uit dit onderzoek komt het volgende beeld naar voren: In de Brabantse steden doet zich een tekort voor aan kwalitatief goede woonmilieus voor. Aan de toenemende vraag naar duurdere koopwoningen in een aantrekkelijke woonomgeving kan niet worden voldaan. De Brabantse steden kunnen slechts aan de helft van de vraag naar dergelijke woningen voldoen, Er is sprake van een groeiende kwaliteitsvraag. Om de vraag naar kwaliteit te voldoen zullen woningen in buurten met een verslechterde marktpositie drastisch verbeterd of zelfs gesloopt moeten worden. De vraag naar een betere kwaliteit doet zich vooral voor onder huurders in steden. Volgens het WBO wil één op de vier huurders in de stad zijn huurwoning kopen. Daar staat tegen over dat bewoners van een huurwoning gemiddeld een 40 % lager huishoudeninkomen hebben dan bewoners van een koopwoning. Voorts constateert het WBO een toenemende vergrijzing in Noord-Brabant (dit proces doet zich sterker voor in de dorpen dan in de steden). Gevolg hiervan is een groeiende vraag naar huurwoningen en een tekort aan appartementen dat specifiek op de wensen van ouderen is afgestemd. Verder blijkt uit het WBO dat de groei van het aantal huishoudens en het aantal woningen in Noord-Brabant groter is dan gemiddeld in Nederland. Dit wordt vooral veroorzaakt door de vorming van nieuwe, overwegend jongere huishoudens en in mindere mate door de instroom van huishoudens van buiten de provincie. 3.b. Huidige bevolkingssamenstelling Tot ongeveer 1980 vertoonde het bevolkingsaantal in Heimond een dalende tendens. Toen echter de woningproductie in het kader van groeistad eenmaal goed op gang was gekomen, begon ook het inwoneraantal van Heimond fors te groeien als gevolg van de instromende migratie. In 1980 kende Heimond nog geen 60.000 inwoners. Inmiddels is Heimond gegroeid tot circa 81.000 inwoners per 1 januari 2001. En het einde van de groei is nog niet in zicht. Heimond blijft de komende jaren nog een groeifunctie hebben (zie onderdeel 3.b. l.). Verantwoordelijk voor deze nog te verwachten groei is vooral de wijk Brandevoort, waar in totaal 6.000 woningen in de periode 2000 tot 2015 gerealiseerd dienen te worden. De leeftijdsopbouw van de Heimondse bevolking per 1 januari 2001 wijkt slechts in zeer beperkte mate af van de leeftijdopbouw in Nederland. Het aandeel van de leeftijdsgroep 0-39 jaar is in Heimond iets groter, terwijl het aandeel van de leeftijdsgroepen vanaf 40 jaar iets kleiner is dan van Nederland totaal. Tot 1990 bleek naast het aandeel van deze 9 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 leeftijdscategorie ook het aandeel van de leeftijdscategorie 40-54 jr. in Heimond iets hoger te liggen. Tabel 1. Ontwikkeling bevolking 1980 - 2015. Leeftijd 1980 1990 19 5 2001 2005 2010 Helm. Helm. Ned. Helm H 1 Helm. Helm. Ned. Helm. e m. 0-19 33 32 26 26 25 25 24 25 25 25 20-39 32 31 34 33 34 32 30 32 29 26 40-54 17 26 19 28 20 21 32 21 23 24 55-64 10 10 9 10 9 11 12 65-74 6 11 7 13 8 7 13 7 7 8 75 e.o. @2 1 1 15 15 15 15 Totaal 1 54.842 1 1 68.075 73.593 180.916 1 191.313 195.601 1 98.394 3.b.l. Bevolkingsprognose Periodiek wordt door de afdeling Onderzoek & Statistiek een bevolkingsprognose uitgevoerd. De meest recente prognose berekent de toekomstige bevolkingsontwikkeling naar omvang en samenstelling op grond van geboorte- sterfte- en emigratiekansen voor de periode 2001 - 2015. Tevens is berekend hoeveel woonruimte voor deze "voorlopige eindbevolking" nodig is. In het prognosemodel is uitgegaan van een toename tot 2015 van 8.900 woningen, hiervan zijn er 4.500 voor de opvang van eigen bevolking (migratie = 0) en 4.400 woningen voor de regionale opvang. Uit de bevolkingsprognose tot het jaar 2015 blijkt dat het aandeel van met name de leeftijdsgroep tussen 20-39 jaar relatief fors zal gaan afnemen, terwijl de aandelen van de daaropvolgende categorieën 40-54 en 55-54 jaar zullen toenemen. Over de totale periode 1980 tot 2015 kan een relatief forse afname van de aandelen van de leeftijdscategorieën tot 39 jaar geconstateerd worden terwijl voor de categorie 40-54 jaar een relatief forse, en voor de categorieën vanaf 55 jaar een geleidelijke toename van het aandeel blijkt. 3.b.2. Bevolkingsontwikkeling per wijk In de periode 1980-2001 is de Heimondse bevolking met 39% toegenomen, en wel van 58.420 tot 80.916 inwoners. Verwacht mag worden dat deze bevolkingstoename ook in de jaren tot het jaar 2015 verder zal doorzetten, echter wel in een minder snel tempo, namelijk met 22%. Deze groei heeft zich achtereenvolgens voorgedaan in Rijpelberg, Brouwhuis, Dierdonk en Brandevoort. Ondanks deze groei, die met name jongere huishoudens betreft, heeft ook in Heimond enige vergrijzing plaatsgevonden. Voor de periode tot het jaar 2015 wordt verwacht dat deze vergrijzing zich in beperkte mate zal voortzetten. De prognose laat op wijk en buurt niveau de volgende ontwikkeling zien: Tabel 2.: bevolkingsprognoses per wijk 0-1 9 20-39 40-54 5 65 e.o. Totaal Binnenst. 1980 31 31 16 10 12 11.955 2001 21 34 19 10 16 12.273 2015 22 29 20 12 17 13.179 Helm.-Oost 1980 29 29 20 13 9 9.548 2001 19 30 18 13 20 7.337 2015 23 26 21 11 19 7.198 Helm.-Nrd 1980 36 33 16 8 7 15.784 2001 22 29 21 14 14 11.816 2015 22 24 22 13 19 11.601 't Hout 1980 35 36 16 7 6 8.518 2001 26 30 24 10 10 11.976 2015 23 27 24 12 14 14.205 Brouwhuis 1980 37 29 18 9 71 1.198 2001 29 39 19 6 7 9.610 2015 26 28 25 11 10 9.523 Helm. West 1980 30 32 15 12 11 3.758 2001 23 33 20 10 14 3.822 2015 22 28 23 12 15 4.050 Helm. NW 1980 33 24 21 12 10 3.759 10 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 2001 20 21 22 1 5 22 3.429 2015 24 24 23 1 3 1 9 3.785 Stiphout 1980 36 29 21 8 6 3.592 2001 26 21 28 1 3 1 2 5.574 2015 22 1 9 24 1 5 20 5.717 Rijpelberg 1980 37 26 1 6 8 1 3 231 2001 30 35 25 7 8 9.154 2015 24 29 25 1 2 1 0 8.772 Dierdonk 1980 41 36 1 5 6 2 231 2001 32 40 20 6 2 4.879 2015 31 20 32 1 1 6 4.427 Brandevoort 1980 - - - - - - 2001 26 47 1 9 4 4 846 2015 32 29 27, 7 5 15.935 a 1980 33 31 1 7 1 0 9 58.420 2001 25 32 22 1 0 1 2 80.916 2015 25 26 24 1 2 1 3 98.394 ¿ Binnenstad. Het inwonertal van de Binnenstad is in de periode 1980-2001 redelijk constant gebleven. Tot het jaar 2015 wordt, als gevolg van herstructurering en het bouwen op invullocaties een beperkte toename verwacht. Wat de leeftijdsopbouw betreft kan in deze wijk een duidelijk vergrijzingsproces geconstateerd worden, waarvan verwacht mag worden dat dit ook doorzet in de periode tot het jaar 2015. ¿ Helmond-Oost.@ Het inwonertal van deze wijk is in de onderzochte periode fors afgenomen, mede als gevolg van veroudering en gezinsverdunning. Verwacht wordt dat de komende jaren zich een stabielere periode zal voordoen. Deze wijk heeft de afgelopen jaren een sterke vergrijzing ondergaan. Verwacht wordt dat dit de komende jaren zal omslaan in een beperkte verjonging, ¿ Helmond-Noord. Voor Heimond-Noord kan voor de periode tot het jaar 2001 eenzelfde ontwikkeling als Heimond-Oost geconstateerd worden (daling inwoneraantal en sterke vergrijzing), Voor de toekomst wordt een stabielere fase verwacht wat betreft het inwonertal. Wat de leeftijdsopbouw betreft wordt verwacht dat deze wijk nog verder zal vergrijzen. ¿ 'Hout: Het inwoneraantal van deze wijk is de afgelopen periode fors toegenomen en zal naar verwachting nog verder toenemen. Wel heeft in deze wijk eveneens vergrijzing plaatsgevonden en zal nog plaats gaan vinden. ¿ Brouwhuis: Het inwoneraantal van deze wijk is vanaf medio tachtiger jaren tot begin negentiger jaren zeer fors toegenomen als gevolg van de woningbouw in verband met groeistad. Deze wijk heeft als gevolg daarvan een relatief jonge bevolking, waar echter inmiddels ook heel geleidelijk aan het vergrijzingsproces gestart is. ¿ Helmond-West. Het inwoneraantal van deze wijk is de afgelopen periode vrij constant gebleven, terwijl ook voor de nabije toekomst nauwelijks wijzingen worden verwacht. De leeftijdsopbouw is daarentegen wel veranderd en zal in de toekomst verder wijzigen. In Heimond-West vindt een fors vergrijzingsproces plaats. ¿ Helmond-Noordwest.- Ook deze wijk kent een stabiel inwoneraantal. Wel heeft de afgelopen periode een sterke vergrijzing plaatsgevonden. Voor de nabije toekomst wordt een relatieve verjonging van de wijk verwacht. ¿ Stiphout.- Nadat de afgelopen periode het inwoneraantal van deze wijk fors is toegenomen, mag voor de nabije toekomst een stabiel inwoneraantal verwacht worden. De wijk zal echter in een fors tempo gaan vergrijzen ¿ Rijpelberg: De wijk Rijpelberg was de eerste groeistadwijk van Heimond. Vanaf eind jaren zeventig tot medio jaren tachtig vond hier als gevolg van de forse nieuwbouwproductie een zeer forse toename van het inwoneraantal plaats. Voor de Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 nabije toekomst wordt een geringe afname verwacht en zal het vergrijzingsproces heel geleidelijk op gang komen. ¿ Dierdonk. Dierdonk is de laatste groeistadwijk, waar vanaf medio negentiger jaren als gevolg van de nieuwbouwproductie het inwonertal zeer fors is toegenomen. Voor de toekomst wordt een geringe afname verwacht. Ook hier wordt verwacht dat de komende periode het vergrijzingsproces zeer geleidelijk aan op gang komt. ¿ Brandevoort. De eerste fase van deze wijk zal gerealiseerd worden in de periode 2000- 2005, daarna volgt een tweede fase van 2.000 woningen tussen 2005 en 201 0 en tenslotte een derde fase van 1.000 woningen. Het inwonertal van deze wijk zal als gevolg daarvan zeer fors toenemen. In de periode tot het jaar 2015 wordt in deze wijk nog geen vergrijzingsproces verwacht. 3.c. Leegstand Alvorens in te gaan op de leegstand in Heimond is het wenselijk eerst de in deze paragraaf genoemde vormen van leegstand te definiëren. Reële leegstand heeft betrekking op die woningen, die beschikbaar zijn voor de woningmarkt. Woningen, die niet beschikbaar (meer) zijn, zoals woningen die een functieverandering hebben ondergaan of woningen die niet actief verhuurd worden in afwachting van renovatie of sloop, zijn hierin niet meegenomen. Langdurende leegstand betreft reële leegstand, die langer dan 6 maanden duurt. Normatieve of frictieleegstand is de leegstand die nodig is voor het goed functioneren van de woningmarkt. Daarbij gaat het deels om mutaties in de bestaande voorraad (de termijn tussen het verlaten van een woning en vervolgens weer het betrekken van deze woning door een andere bewoner), deels om oplevering van nieuwe woningen (de termijn, die nodig is voordat de eerste bewoner in de woning kan trekken). Na de daling van de leegstand in de voorgaande jaren, kon verleden jaar geconstateerd worden, dat het aantal leegstaande woningen in Heimond fors (met ruim 37%) was toegenomen in vergelijking met het daaraan voorafgaande jaar namelijk van 635 naar 874 woningen. Verleden jaar was een aanzienlijke toename, gezien het grote aantal opgeleverde woningen, te verwachten. Als gevolg van het functioneren van de woningmarkt is er een sterk verband tussen het aantal leegstaande woningen en het aantal opgeleverde woningen. De leegstand op 1 januari 1999 was met 514 ongekend laag. Dit lage aantal houdt zoals hiervoor reeds gemeld is verband met de lage woningproductie in 1998. In dat jaar zijn 688 woningen opgeleverd. Ondanks de zeer lage woningproductie in de jaren 1999 en 2000 loopt het aantal leegstaande woningen en het leegstandspercentage geleidelijk weer op. Verantwoordelijk voor de stijging per 1 januari 2000 was de wijk Heimond-West. In deze wijk stonden relatief veel woningen leeg in afwachting van sloop/renovatie. Per 1 januari 2001 was dit weer gecorrigeerd. Verantwoordelijk voor de toename tot het jaar 2001 zijn nagenoeg alle wijken, met uitzondering van Heimond-Oost en dus Heimond-West, waar genoemde woningen weer uit de leegstand verdwenen zijn. Navolgende tabel geeft een beeld van de cijfers per 1 januari. Tabel 3. Leegstandscijfers per 1 januari. @@d Absoluut In % van de woningvoorraad 11951 2010 2001 2001 1999 2000 2001 2001 (3- (3- kwart) @ kwart) Reële leegstand 514 541 610 642 1,5% 1,6% 1,8% 1,9% Langd. Leegstand (>6 mnd) 179 131 195 247 -1 0,4% 0,6% 0,7% Indien de leegstand in Heimond vergeleken wordt met landelijk gehanteerde normen voor frictieleegstand, namelijk 2% van de bestaande woningvoorraad en 16% van de nieuwbouw ontstaat het volgende beeld: 12 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Tabel 4. Feitelijke leegstand en landelijk gehanteerde normen. Normatief Feitelijk 1999 2000 2001 1999 2000 2001 Bestaande voorraad 656= 2,0% 670= 2,0% 676= 2,0% 487= 1,5% 471 = 1,4% 555= 1,6% Nieuwbouw 110=16,0% 60=16,0% 79--16,0% 27= 3,9% 70=18,6% 55=11,1% Totaal 766= 2,3% 730= 2,2% 755= 2,2% 514= 1,5% 541 = 1,6% 610= 1,8% Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat in de nieuwbouwsector in de jaren 2000 en 2001 de leegstand relatief gezien aanzienlijk hoger ligt dan in 1999. Verder blijkt de leegstand in de bestaande voorraad per 1 januari 2001 behoorlijk te zijn toegenomen. Toch ligt het leegstandspercentage zowel in 1999, als in de jaren 2000 en 2001 nog ruim beneden het normatieve percentage. Kortdurende leegstand vormt geen probleem. Zoals reeds gezegd is deze leegstand noodzakelijk om verhuisprocessen goed te laten verlopen. De ontwikkeling van de langdurende leegstand (>6 maanden) is echter van veel groter belang. * Van de per 1 januari 1999 reële leegstaande woningen is 91 % eerder bewoond geweest. Ruim tweederde van deze reeds eerder bewoonde woningen staat korter dan 6 maanden leeg. Absoluut gezien is de langdurende leegstand in de bestaande woningvoorraad in vergelijking met verleden jaar fors toegenomen. Van de woningen die nog niet eerder bewoond zijn, staat 29% (16 woningen) langer dan 6 maanden leeg. * 58% van de leegstaande woningen (60% van de langdurende leegstand) betreft huurwoningen. Verleden jaar bleek dit nog 68% van de reële leegstand (68% van de langdurende leegstand) te zijn. * 59% van de langdurende leegstand betreft eengezinswoningen. Verleden jaar bedroeg dit percentage 51 %. Uitgedrukt in percentage van de woningvoorraad blijken juist de meer- gezinswoningen relatief meer langdurig leeg te staan. 3.d. Migratie Migratie is deels een autonoom proces, dat plaats vindt als gevolg van persoonlijke factoren, zoals huwelijk, echtscheiding, zelfstandig worden, etc. maar ook factoren als verandering van werk of studie. Migratie kan ook veroorzaakt worden door het wel of niet aanbieden van geschikte woningen. Factoren met betrekking tot het wonen hebben in Heimond de afgelopen decennia de migratie zeer sterk beïnvloed. Wat betreft de externe migratie kan uit onderstaande tabel worden afgeleid, dat het migratiesaldo sterk afhankelijk is van de woningproductie. Is het aantal opgeleverde woningen in enig jaar gering, dan is het migratiesaldo ook laag, ligt de productie op een hoog niveau, dan zal ook het migratiesaldo hoog zijn. Daarnaast is vaak nog enige overloop te zien naar het volgende jaar. Met name bij de migratie met het ommeland, de regio Heimond en overig Zuidoost-Brabant is deze factor duidelijk zichtbaar. Tabel 4. Migratiesaldonaarherkomst/bestemming 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 tlm 3e kwart. Regio Heimond -112 -36 78 17 100 415 14 40 130 Overig ZO-Brabant 82 115 217 189 604 484 -36 147 646 Overig Brabant 6 1 11 -50 83 4 -118 -106 -3 Overig Nederland -203 -1 224 173 205 188 -56 -27 124 Buitenland 567 529 429 193 242 338 341 244 242 Onbekend -27 -33 -101 -69 -157 -177 -51 -90 2 1 1 1 1 1 1 Totaal 313 575 1 8581 453 1 1.077 1.252 94 1 2081 1.141 1 3 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Na de topjaren voor het migratiesaldo in Heimond, namelijk 1997 en 1998 met respectievelijk +1.077 en + 1.252, heeft Heimond in de jaren 1999 en 2000 een naar Heimondse begrippen uitzonderlijk laag migratieoverschot gekend. De woningproductie is mede debet hieraan. In 1997 werd een woningproductie geconstateerd van ruim 1.250 woningen. Naast de circa 700 woningen die in 1998 zijn opgeleverd, diende in dat jaar ook de overloop van het jaar ervoor opgevangen te worden. Het jaar 2001 lijkt tot dusverre op weg te zijn het recordjaar 1997 te overtreffen. Tot en met september 2001 bedraagt het migratiesaldo 1.141 personen. Opmerkelijk is dat dit maal de woningproductie wel hoger is dan de voorafgaande twee jaren, maar in vergelijking met andere jaren niet uitzonderlijk hoog is. Met name de migratie met "overig ZO-Brabant" blijkt sterk gevoelig te zijn voor wijzigingen in de woningproductie. Evenals er bij de externe migratie een relatie bestaat tussen het aantal opgeleverde woningen en het migratiesaldo, bestaat er ook een relatie met het aantal binnenverhuizingen. Zoals uit onderstaande tabel blijkt is de binnenmigratie tussen 1997 en 2000 met circa 22% teruggelopen van 8.362 tot 6.512. Overigens wordt het aantal binnenverhuizingen ook beïnvloed door de kenmerken en de kwaliteit van de desbetreffende wijk. Tabel 5. Binnenmigratie 1 1997 1 19981 1 999 2000 nd 1 8362 1 7387 6496 6512 Bouwproductie 1 1225 1 688 376 494 Indien per wijk het aantal vertrekkers naar buiten Heimond gelegen plaatsen en binnen Heimond bij elkaar worden opgeteld en gerelateerd worden aan het aantal woningen kan hieruit de mutatiefactor worden afgeleid. Deze mutatiefactor en met name de ontwikkeling ervan in de tijd gezien kan een indicatie vormen voor een verslechtering van het woonklimaat in een wijk. In onderstaande tabel wordt een beeld geschetst van de ontwikkeling van deze factor in de periode 1997-2000. Zo bedroeg de mutatiefactor, het aantal personen dat vertrekt uit een wijk gerelateerd aan het aantal woningen in die wijk, in 1997 25. In dat jaar werden 1.225 woningen opgeleverd. In 1998 nam de bouwproductie af en de mutatiefactor nam eveneens af van 25 naar 22. In de jaren 1999 en 2000 ligt de bouwproductie op een laag niveau en is de mutatiefactor gedaald tot 19. De wijken met de hoogste mutatiefactor in Heimond zijn Binnenstad, variërend van 26 tot 31, Heimond-West, variërend van 22 tot 29 en Rijpelberg variërend tussen 28 en 19. Heimond-Noordwest, Stiphout, Dierdonk en Brandevoort kennen de laagste mutatiefactor. Wanneer de ontwikkeling tussen de jaren 1997 en 2000 bekeken wordt dan blijkt de mutatiefactor voor geheel Heimond te zijn afgenomen met -24%. In de wijken Rijpelberg en Brouwhuis is deze factor meer dan gemiddeld afgenomen, terwijl de wijken Binnenstad en 't Hout een aanzienlijk minder dan gemiddelde afname laten zien. In de wijken Stiphout en Dierdonk is de mutatiefactor toegenomen. Deze wijken blijven ondanks de toename nog ruim onder de gemiddelde mutatiefactor voor Heimond. Tabel 6: Mutatiefactor per wijk in de periode 1 97-2000 1997 1 1998 1999 2000 Binnenstad 44 39 43 37 Heimond-Oost 28 23 21 22 Heimond-Noord 30 28 23 23 't Hout 31 28 22 28 Brouwhuis 38 32 29 27 Heimond-West 36 36 37 30 Heimond-Noordwest 22 24 22 19 Stiphout 19 22 19 22 Rijpelberg 46 38 35 39 Dierdonk 16 16- 15 25 Brandevoort - 1 12, Totaal Heimond 35 31 29 29 Bouwproductie 25 688 376 1 4 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 3.e. Het Kwalitatief Woningbehoefte Onderzoek 2002 Vanaf 1996 wordt in opdracht van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven eens per twee jaar voor de gehele regio een woningbehoefteonderzoek uitgevoerd door de onder- zoeksafdelingen van de gemeente Eindhoven en Heimond. Eind 2001 heeft een regionaal onderzoek plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek vormen voor de gemeente Heimond belangrijke bouwstenen voor het bepalen van de gewenste woningdifferentiatie. Het moge duidelijk zijn, dat een eenmalig woningbehoefte-onderzoek beschouwd mag worden als een momentopname. Aangezien dit onderzoek echter eens per twee jaren plaatsvindt, kan de ontwikkeling van de woningbehoefte in beeld gebracht worden en kan vrij snel, indien nodig, ingespeeld worden op actuele ontwikkelingen door middel van het aanpassen van het taakstellende woningbouwprogramma. Als gevolg van de grote verschuivingen op de woningmarkt de afgelopen jaren is dit geen overbodige luxe. In deze paragraaf zullen de voor deze Nota Wonen de belangrijkste resultaten beknopt gepresenteerd worden. Uit het onderzoek kan de woningbehoefte van de Heimondse huishou- dens die wensen te verhuizen worden afgeleid (brutovraag). Daarnaast is informatie be- schikbaar over de woningen, die deze huishoudens bij verhuizing vrij zullen maken (theoretisch aanbod). Tenslotte kan de nettovraag berekend worden (brutovraag minus theoretisch aanbod). Met name deze nettovraag is uiterst relevant voor de samenstelling van het taakstel- lende woningbouwprogramma voor de eigen vraag van de Heimonders. Met behulp van de woningen die bij verhuizing vrijkomen, kan een deel van de woningbehoefte van de andere huishoudens opgevangen worden. In het resterende deel zal door middel van nieuwbouw moeten worden voorzien. Voor de regionale component is de brutovraag van belang. Huishoudens, die van buiten Heimond afkomstig zijn, maken immers geen woning vrij in Heimond. De meest recente gegevens zijn afkomstig van het onderzoek van twee jaar geleden. De resultaten van het onlangs plaatsgevonden onderzoek komen eerst over enkele maande beschikbaar. Huur-koop Helmondse component.@ De totale groep Heimondse huishoudens met verhuisplannen was de afgelopen jaren in absolute zin fors toegenomen. In 1999 nam hun aantal echter iets af, in het jaar 2000 weer iets toe tot 18%. Uit het onlangs gehouden onderzoek is gebleken dat de verhuisgeneigdheid weer is afgenomen, en wel tot 15%. Met name de verhuisgeneigdheid van starters is aanmerkelijk afgenomen. Tot 1998 is de brutovraag naar huurwoningen afgenomen tot 45%. In 1998 is deze neerwaartse trend doorbroken. De vraag naar huurwoningen steeg weer naar 53%, in 1999 naar 54% en in 2000 naar 57%. Inmiddels is in dit jaar de brutovraag weer afgenomen tot 52%. Was in absolute zin de totale vraag naar huurwoningen bij het vorige onderzoek nog met 25% fors toegenomen, nu blijkt de totale vraag met 37% zeer fors te zijn afgenomen. Ook de brutovraag naar koopwoningen is afgenomen en wel met 22%. Als verklaring voor deze afname kan genoemd worden de vertraging in de oplevering van nieuwbouwwoningen, ofwel geringe aanbod aan zowel huur- als koopwoningen, het verminderde vertrouwen in de economie en de samenleving, en het feit dat juist dit jaar aanzienlijk minder starters verhuisgeneigd zijn (dit is de groep die zich de afgelopen jaren duidelijk sterk heeft gericht op de huursector). De afname van de brutobehoefte aan huurwoningen wordt nagenoeg in totaliteit gecompenseerd door het aantal door verhuizing vrij te maken woningen. Vraag en vrij te maken aanbod zijn daardoor nagenoeg in evenwicht (zeer beperkt rekenkundig overschot). De brutovraag naar koopwoningen is afgenomen van 55% in 1997 tot 46% in 1999 en tot 43% in het jaar 2000. In het jaar 2002 is de brutobehoefte weer toegenomen naar 48%, in 1 5 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 absolute zin echter afgenomen. Het aantal door verhuizing vrij te maken woningen is eveneens absoluut gezien fors afgenomen. Dit heeft als gevolg dat de nettovraag in vergelijking met het voorgaande onderzoek iets is toegenomen. Regionale component., De brutovraag naar huurwoningen in de overige gemeenten van het S.R.E.-gebied lag twee jaar geleden relatief gezien verleden jaar aanzienlijk lager, dan in Heimond. 42% Van de respondenten, die aangaven te willen verhuizen, wenste een huurwoning. Indien deze woningzoekenden naar Heimond verhuizen is de nettovraag niet relevant, in Heimond wordt immers door deze verhuizing geen woning vrijgemaakt. De brutovraag naar koopwoningen bedroeg 58%. Huursector ¿ Hetmondse component: De brutovraag naar goedkope huurwoningen (huur is in vergelijking met het vorige onderzoek zowel in absolute als in relatieve zin zeer fors afgenomen. Was vorige keer nog 29% van de brutovraag naar huurwoningen gericht op deze goedkope sector, nu bedraagt deze vraag 14% van de totale vraag naar huurwoningen. De brutovraag naar huurwoningen met een huur tussen fl612,- en fl874,- is in relatieve zin toegenomen van 43% naar 56%. De vraag naar woningen met een huur >fl874,- is eveneens toegenomen van 1 0% tot 30%, waarbij de vraag zich met name concentreert op de prijsklasse net beneden de huursubsidiegrens van fl1.010,-. Indien de nettovraag, dus de brutovraag minus het aantal woningen, dat door eventuele verhuizing vrijkomt, wordt bekeken, kan geconcludeerd worden, dat er een overschot in de goedkope sector is, een gering tekort aan middeldure huurwoningen en een relatief fors tekort dure huurwoningen. ¿ Regionale component., De brutovraag van de regio week verleden jaar iets af van de Heimondse vraag. De vraag naar dure huurwoningen was iets groter dan in Heimond, terwijl de vraag naar goedkope en middeldure woningen juist kleiner was. Koopsector ¿ Heimondse component.@ In de brutovraag naar koopwoningen zijn, wat de gewenste koopprijs betreft, evenals in het voorgaande onderzoek, aanzienlijke verschuivingen opgetreden. De vraag naar goedkopere koopwoningen is fors afgenomen respectievelijk van 29% naar 7%. Ook de vraag naar koopwoningen in de prijsklassen fl274.000,- tot fl400.000,- is afgenomen, namelijk van 48% naar 40%. De brutovraag naar woningen >fl400.000 is toegenomen van 23% naar 53%. In elke prijsklasse worden door verhuizing woningen vrijgemaakt, maar lang niet in dezelfde mate als de vraag. Met uitzondering van de goedkopere koopwoningen «fl274.000,-) kennen alle prijscategorieën een theoretisch tekort: fl274.000,- tot fl400.000,-: -39%, fl400.000,- tot fl500.000,-: -30%, fl500.000,- tot fl750.000,-: -33% en >fl750.000,-: - 7%. ¿ Regionale component: De vraag naar koopwoningen in de overige S.R.E.-gemeenten, zag er voorgaande onderzoeken heel anders uit dan de Heimondse vraag. De vraag naar dure (>fl500.000,-) koopwoningen was aanzienlijk groter, terwijl de vraag naar goedkope koopwoningen aanzienlijk lager lag. Grootte van de woning Helmondse component., De brutovraag naar kleine huurwoningen is in vergelijking met verleden jaar nagenoeg constant gebleven rond 60%, evenals de vraag naar grote huurwoningen rond 40%. Het aantal vrijkomende grote huurwoningen overtreft in aanzienlijke mate de vraag, terwijl er een rekenkundig tekort is aan kleine huurwoningen. 1 6 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 In de koopsector is de nettobehoefte volledig gericht op grote woningen. Regionale component., De brutovraag naar kleine huurwoningen in de overige S.R.E.-gemeenten was in het voorgaande onderzoek nagenoeg hetzelfde als de Heimondse brutovraag. In deze gemeenten is de brutovraag naar koopwoningen eveneens sterk geconcentreerd op grote koopwoningen. 87% van de verhuisgeneigden, die een koopwoningen wensen, zoeken een dergelijke woning. 13% wenst een kleine koopwoning. Eengezins-meergezins ¿ Heimondse component.@ In tegenstelling tot het voorgaande onderzoek, toen de brutovraag naar meergezinswo- ningen in de huursector afnam van 42% tot 36% is deze vraag in het onlangs plaatsgevonden onderzoek weer toegenomen tot 40%. De brutovraag naar eengezinshuurwoningen is afgenomen van 64% naar 60%. In absolute zin is de vraag naar zowel eengezins- als meergezinshuurwoningen fors afgenomen. Het absolute aantal door verhuizing vrij te maken meergezinshuurwoningen is groter dan de vraag zodat er een rekenkundig overschot geconstateerd kan worden in deze categorie woningen, terwijl vraag en aanbod in de eengezinshuurwoningen in evenwicht met elkaar zijn. De behoefte aan meergezinskoopwoningen is beperkt, namelijk 7%. Het aantal door verhuizing vrij te maken woningen is groter dan de vraag, zodat er een rekenkundig overschot aan dit soort woningen aanwezig is. De nettovraag richt zich dus volledig op de eengezinskoopwoningen. ¿ Regionale component.@ In het voorgaande onderzoek is geconstateerd dat 55% van de respondenten uit de overige S.R.E.-gemeenten, die een huurwoning wensten de voorkeur gaven aan een een- gezinswoning en 45% aan een meergezinswoning. In de koopsector wenste slechts een beperkt deel van de respondenten, namelijk 8% een meergezinswoning en 92% een eengezinswoning. 3.f. Trends op de woningmarkt Naast de bevolkingsontwikkeling en het kwalitatief woningbehoefte onderzoek is het van belang de huidige woningmarkt goed te analyseren en mogelijke trends daarin te herkennen. Daarbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat de woonconsument niet betstaat, net zo min als een leefstijl. De huidige maatschappij kenmerkt zich door een vergaande individualisering. Mensen maken persoonlijk keuzes die aansluiten bij hun leefomstandigheden op dat moment. Hoewel het beleid zich in toenemende mate zal richten op de individuele woonwensen (consument gericht bouwen en particulier opdrachtgeversschap) is het niet mogelijk aan alle wensen tegemoet te komen. Het zoeken naar een gemeenschappelijke deler blijft onvermijdelijk. Dit neemt niet weg dat gestreefd moet worden naar een hoge mate van flexibiliteit om tegemoet te komen aan de individuele woonwensen. Hierna wordt op een aantal trends op de woningmarkt ingegaan. 3.f.l. individualiseringigemiddelde woningbezetting De huidige samenleving is ten opzichte van een aantal decennia geleden sterk veranderd. Door de toenemende welvaart, een verhoging van de mobiliteit en emancipatie is sprake van een zeer pluriforme samenleving. Mensen maken individuele keuzes die passen bij hun eigen persoonlijkheid. Daarbij past ook een eigentijdse keuze voor woon- en leefvormen. Het gezin is niet langer de hoeksteen van de samenleving. Andere samenlevingsvormen hebben hun intrede gedaan. Al eerder is aangegeven dat door de bevolkingsontwikkeling (ontgroening en vergrijzing) het aantal 1 en 2 persoonshuishoudens sterk toeneemt. Daarnaast is de tendens waarneembaar dat men op een latere leeftijd zelfstandig gaat wonen. 1 7 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 De leeftijd waarop een vrouw haar eerste kind krijgt is in de afgelopen jaren hoger geworden. Op dit moment heeft het merendeel, zo'n 70 % van de moeders van dertig jaar een jongste kind van nog geen drie jaar oud. In de toekomst zullen ook oudere moeders vaak nog kinderen thuis hebben: in 2050 daalt het aantal moeders met één of meer thuiswonende kinderen pas boven de leeftijd van vijftig jaar. Gevolg van deze ontwikkelingen is o.a. dat de gemiddelde woningbezetting in de afgelopen jaren sterk is afgenomen. Werd een woning in 1970 in Nederland nog door gemiddeld 3.51 personen bewoont, in het jaar 2000 is dit gedaald naar 2.40. Deze bezetting komt nagenoeg overeen met de gemiddelde woningbezetting in Heimond, te weten 2.43. In de afgelopen 1 0 jaar heeft de daling een gelijke tred gehouden met de landelijke daling (van 2.52 in 1990 naar 2.43 in 2000). Anderzijds is een extra ruimte in de woning de belangrijkste eis die huishoudens tegenwoordig aan een woning stellen. 3.f.2. technologische ontwikkelingen De technologische ontwikkelingen zijn van grote invloed op de samenleving. Door de verbeterde communicatie wordt op een andere wijze inhoud gegeven aan het werkproces. Deze ontwikkeling heeft ook gevolgen voor de directe woon- en leefomgeving van mensen. Zo zal de vraag naar meer ruimte in de woning toenemen t.b.v. werken en recreeren. Woningen zullen daarnaast multifunctionele moeten zijn. Het aantal m3 woning per persoon is in de afgelopen periode in Nederland gestegen van gemiddeld 150 m3 in 1985 naar 194 m3 in 1999. Daarnaast biedt de technologie de mogelijkheid woningen duurzamer, veiliger en zuiniger te maken. Een voorbeeld hiervan is de door Obragas in Heimond gerealiseerde woningen in Brandevoort voorzien van een zogenaamd domotica-installatie (domo = huis en informatica). De woningen zijn voorzien van één geïntegreerd systeem voor alarmering, telecom comfort en telematrie. Een tv module met afstandbediening leest het verbruik van gas, water en electra uit en regelt de verlichting. De bewoner kan het systeem met een telefoon op afstand aanpassen. Op alle radiatoren zitten radiofrequent gestuurde kranen die met de cv-ketel communiceren. De ketel past zich met buitenvoelers aan het weer aan. De verlichting in de hele woning en het alarm met raam- en deurcontacten en bewegingsmelders zijn met één knopdruk te schakelen. Via de videokanaal van de tv ziet de bewoner wie aanbelt In dit kader dient tevens melding te worden gemaakt van het project "Kenniswijk". Op basis van het plan van aanpak "Kenniswijk.ni in bedrijf' heeft het kabinet op 6 juli j.l. besloten het project "Kenniswijk" toe te wijzen aan de regio Eindhoven. Het project heeft tot doel het gebruik van ICT toepassingen te bevorderen. Het gaat daarbij om 3 pijlers: infrastructuur, diensten en gebruikersvoorzieningen. 3.f.3. vergrijzing De vergrijzing in Nederland zal na 201 0 sterk toenemen. Dit zal ook een verandering in de woningvraag tot gevolg hebben. Daarbij dient nadrukkelijk te worden opgemerkt dat "de ouderen" niet bestaat. Ook binnen deze doelgroep is sprake van een grote diversiteit. Door het eigen woningbezit en de verbetering in pensioenen zijn de financiële mogelijkheden van ouderen verbeterd. Dit neemt niet weg dat een belangrijk deel van de ouderen opteert voor een huurwoning. Naar mate de leeftijd hoger wordt is de vraag naar zorg sterker. Ook hierop dient de toekomstige woningvoorraad in te spelen. Een ander aspect is de diversiteit in culturen. Allochtone ouderen hebben een specifieke woningvraag die zich meer richt op mantelzorg. Ook alternatieve woonvormen als groepswonen en gemeenschappelijk wonen sluiten in toenemende mate aan bij de woningbehoefte van ouderen. In hoofdstuk 6 wordt verder ingegaan op het onderwerp wonen en zorg. 1 8 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 3.f.4. muiticulturele samenleving In Nederland leven momenteel 1.8 miljoen mensen van allochtone komaf, ofwel circa 1 1 % van de totale bevolking. Volgens de prognose van het Centraal Bureau voor de Statistiek6 zal het aandeel allochtonen toenemen tot ca. 2 miljoen in 2015. Op basis van het WBO is gebleken dat een groot deel van de allochtonen woont in een sociale huurwoning (80 %). Ook het aandeel in stadsvernieuwings- en herstructureringswijken is relatief hoog. Van de (specifieke-) woonwensen van deze doelgroep is onvoldoende bekend. Dit is de reden waarom het ministerie VROM hierna specifiek onderzoek heeft verricht. Uit dit onderzoek blijkt dat slechts 12 % een koopwoning heeft, terwijl 45 % als woonwens een koopwoning opgeeft. Voorts wenst 80 % een eengeziriswoning. Ook blijkt uit het onderzoek een grote vraag naar ruime woningen. Overigens is gebleken dat allochtonen 2 maal zo vaak verhuizen dan autochtonen. Zij blijken vaker te verhuizen binnen een concentratiewijk of naar andere wijken met veel allochtonen en minder naar meer gemengde of "witte"' wijken. In Heimond bedraagt het aandeel vreemdelingenlallochtonen ca. 20 %. Een aanzienlijk deel komt uit EG landen (ca. 5 %) terwijl relatief veel personen afkomstig zijn uit Indonesië/Ned. lndië (ca. 3 %), Turkije (ca. 2.5 %) en Marokko (3.4 3.f.S. woonlastenontwikkeling De kosten van levensonderhoud zijn het afgelopen jaar in Nederland aanzienlijk gestegen. Deze inflatie7 heeft uiteraard ook invloed op de woningmarkt. Vanaf begin 2001 is de inflatie in Nederland de hoogste binnen de Europese Unie (de prijzen zijn tussen september 2000 en september 2001) met 5.4 % gestegen. Oorzaak van deze stijging zijn o.a. stijging van het BTW-tarief per januari 2001 (van 17.5 naar 19 %), de stijging van de ecotaks met 0,4 %, daarnaast zijn de energiekosten van invloed geweest op de stijging. De stagnatie van de verkoop van huurwoningen is een gevolg van een verschil in stijging in lasten in de huur en de koop sector. Hierna wordt op beide sectoren nader ingegaan. 0 Huursector In de afgelopen jaren is een gematigd huurbeleid gevoerd. In het kader van de bruteringsoperatie8 is afgesproken een gemiddelde huurprijsstijging van 3.8 % tot 201 0 te hanteren. Met ingang van 1998 zijn de belemmering van de voorgeschreven minimale huursomstijging (minimaal 3.5 % over het totale woningbezit) weggenomen. Voorts wordt jaarlijks een maximale huurstijging vastgelegd. Bedroeg de gemiddelde stijging in de huursector in 1994 nog 5.0 % en in 1997 3.5 % per 1 juli 2000 was reeds sprake van een daling naar 2.5 % (nagenoeg gelijk aan het inflatieniveau over 1999). Dit neemt niet weg dat de netto huurquoteg in de laatste decennia aanzienlijk is gestegen (van 15.8 % in 1982 naar 23.7 % in 1999). Huurders gaven gemiddeld in 2000 een bedrag van fl 665,50(E 302) per maand uit aan huur na aftrek van de huursubsidie. Indien tevens rekening wordt gehouden met de kosten van energie, water en heffingen (voor o.a. waterschap, OZB etc.) dan bedragen gemiddeld de woonlasten fl 927,75 (E 421) per maand. Voor het tijdvak 2001 - 2002 is het maximale huurstijgingpercentage bepaald op 3.8 % (geïndexeerd met de inflatie). De huurliberalisatiegrens 10 bedraagt per 1 juli 2001 fl 1.193,- (E 541,36). In de afgelopen 10 jaar is dit bedrag geleidelijk gestegen van fl 820,- naar het huidige niveau. 6CBS 1999 7stijging van het gemiddelde prijsniveau voor consumenten, zoals gemeten op basis van de harmoniseerde consumentenprijsindex, CBS 8 het op rijksniveau wegstrepen van rijksleningen tegen rijkssubsidies 9 de netto (vaste) woonuitgaven van huurders uitgedrukt in een percentage van het netto huishoudensinkomen. 10 sinds 1 juli 1994 is de prijs van duurdere zelfstandige huurwoningen geliberaliseerd. Daarbij vervalt niet alleen het recht op huursubsidie maar ook de regels voor vaststelling van huurprijzen. 1 9 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 Om binnen dit huurniveau een nieuwbouw woning te realiseren mogen, afhankelijk van het rendement, de stichtingskosten momenteel niet meer dan ca. fl 220.000,- bedragen (prijspeil medio 2001). Gelet op de gestegen bouw- en grondkosten is het voor woningcorporaties niet mogelijk een sociale huurwoning te realiseren zonder een onrendabele bijdrage te leveren in de investering (daarbij is sprake van een bijdrage tussen fl 50.000,- - fl 100.000,- gemiddeld per woning). Het is vanwege deze ontwikkeling van zeer groot belang dat verhuurders gebruik maken van hun mogelijkheid binnen het woningbestand een gedifferentieerd huurbeleid te voeren en daarbij de voorraad toegankelijk te houden voor de doelgroep van beleid. Naast de gestegen bouwkosten zijn de gestegen grondkosten debet aan de lasten verzwaring. 0 Koopsector Het aandeel eigen woningbezit stijgt gestaag (in de afgelopen 1 0 jaren van 45, 3 % naar 52,2 % in 2000). Hoewel de stijging van de gemiddelde verkoopprijs van woningen in de loop van 2001 enigszins is afgenomen is nog steeds sprake van een gespannen woningmarkt waarin de verkoopprijzen onder druk staan. In januari 2001 bedroeg de gemiddelde verkoopprijs van een bestaande eengezinswoning fl 434.000,- (E 196.940,61) en was sprake van een stijging van 13.7 % t.o.v. een jaar eerder. In oktober 2001 bedroeg de gemiddelde verkoopprijs fl 459.000,- (E 208.285,12), maar was de stijging "slechts" 5,9 % t.o.v. het prijsniveau in oktober 2000. Voor (bestaande appartementen) is sprake van een prijsstijging van 9.3 % in het afgelopen jaar, waarmee de gemiddelde verkoopprijs in oktober 2001 uitkomt op fl 315.000,- (E 142.940,77). De gemiddelde verkoopprijs van nieuwe woningen is voor het eerste in tien jaar licht gedaald, van fl 498.000,- (circa 225.983 euro) in het eerste kwartaal van 2001 naar fl 487.900,- (circa 221.400 euro) in het tweede kwartaal 2001. De gemiddelde verkoopprijs voor nieuwe eengezinswoningen bedraagt fl 505.1 00,- (E 229.204,39) en voor appartementen gemiddeld fl 447.600,- (E 203.112,02). Het netto maandinkomen van huishoudens die een nieuwe koopwoningen aanschaffen bedraagt landelijk veelal meer dan fl 5.000,-. Voorts valt op dat relatief veel sprake is van doorstroming vanuit een bestaande koopwoning (213 van het totaal). Van de kopers van een nieuwe woning afkomstig uit een huurwoning betaalde meer dan de helft in hun vorige woning een huur van fl 800,- of meer per maand. Binnen de Regio Eindhoven-Heimond is ruim 80 % van de kopers van een nieuwbouw woning afkomstig uit de regio (motief voor verhuizing is vaak de volgende stap in de wooncarrière). Eigenaren van woningen gaven in 2000 gemiddeld bijna 100 euro per maand meer uit aan wonen dan huurders. De hypotheekuitgaven verminderd met het fiscale voordeel van een eigen woning bedroegen gemiddeld 358 euro per maand (ofwel fl790,-). Dit komt neer op circa 17 % van het netto huishoudinkomen (netto koopquote). De totale woonuitgaven bedroegen ongeveer 25 % van het inkomen. Zowel de netto hypotheekuitgaven als de totale woonuitgaven zijn nagenoeg gelijk aan het voorgaande jaar. De gemiddelde verkooptijd is in de nieuwbouw het eerste kwartaal 2001 verder opgelopen naar 94 dagen (was nog 65 dagen in het eerste kwartaal van 2000). Ook in de bestaande bouw nam de verkooptijd toe (van 47 naar 58 dagen) In bijlage 1. zijn een drietal tabellen opgenomen (bron CBSIVROM) waarin de ontwikkeling van de woonuitgaven van 1990 zijn weergegeven. De ontwikkeling van de gemiddelde verkoopprijs van nieuwe woningen in de provincie Noord-Brabant laat het volgende beeld zien tabel 7 verkoopprijzen oord-Brabant in guldens 1 1 999 1 2000 l' kwartaal 2001 2e kwartaal 2001 Eengezinswoningen 1 363,100 1 441.800 539.600 53 .200 Appartementen 347.900 1 408.600 507.700 459.800 Totaal 359.000 1 430.000 526.500 511.700 Om medio 2001 een nieuwbouwwoning te kunnen kopen met volledige financiering is minimaal een bruto inkomen nodig van ca. fl 100.000,- benodigd (norm NHG 2000 bij 6% rente) 20 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 4. De Woonopgave 2000 - 201 0 4.a. Inleiding De nota Wonen in de 2 1 eEeuw: Mensen Wensen Wonen constateert dat Nederland individueler, ouder, muiticultureler en internationaler wordt. Dit heeft uiteraard consequenties voor de woningbehoefte. Het ministerie VROM heeft op basis van het WBO 1998, een drietal scenario's inzake de toekomstige ontwikkelingen van het Centraal Planbureau en de bevolkingsprognose van het CBS een doorberekening gemaakt van de woonvraag tot 2,020 en voor de ruimtebehoefte tot 2030. De uitkomsten van deze berekeningen vormen vervolgens de basis voor de rijksambitie op het gebied van de woonopgave. In dit hoofdstuk wordt op deze rijksambitie ingegaan, alsmede de vertaling van deze ambitie op regionaalllokaal niveau en de voorlopige afspraken gemaakt in het kader van de herijking Vinac (2 e ronde Remkes). 4.b. Rijksambities Aan de hand van de woonopgave gebaseerd op het 4 jaarlijks Woningbehoefte Onderzoek (WBO) geeft de nota Wonen in de 21' Eeuw inzicht in de "mogelijke toekomsten" verdeeld naar de scenario's Verdeeldheid, Coördinatie en Competitie. Het verschil in deze scenario's wordt voornamelijk gevormd door de hoogte van de gemiddelde jaarlijkse economische groei. Afhankelijk van deze groei (laag 1.5 % en hoog 3.25 %) is sprake van nauwelijks c.q. beperkte groei van het aantal inwoners. Van groter belang is de groei van het aantal huishoudens. Landelijk bestaat tot het jaar 201 0 behoefte aan ca. 500.000 nieuwe woningen. Naast een kwantitatief woningtekort is tevens sprake van een kwalitatief woningtekort. Met name de '.mismatch" tussen gevraagde en geboden kwaliteit zal in de komende decennium een centraal vraagstuk zijn", aldus de nota. Bij de woonkwaliteit gaat het in de eerste plaats om het gewenste woonmilieu. De nota Wonen onderscheid 5 woonmilieus (waarover in 4.4. meer). In het rapport "Regionale perspectieven voor transformatie"" is op methodische wijze onderzocht hoe de voornaamste discrepanties in het saldo tussen vraag en aanbod in de periode tot 201 0 voor de woningmarkt van het SRE berekend. Dit transformatieprogramma leidt tot een uitbreiding van de woningvoorraad van het SRE in de periode 2000 - 2010 met (minimaal) 23.000 woningen (van 287.000 tot 310.000 woningen). Verdeeld naar woonmilieus is sprake van de volgende transformatie opgave: Tabel 8: transformatieop ave SRE Toevoegingen Onttrekkingen "Milieu" Toename (incl. samenvoegingen) transformatie 12 Per saldo Centrum stedelijk 2.000 2.000 4.000 4.000 Buiten centrum 17.000 9.000 - 19.000 - 11.000 Groenstedelijk 5.000 2.000 15.000 18.000 Centrum dorps 9.000 1.000 0 7.000 Landelijk gebied 5.000 0 0 4.000 Totaal 36.000 14.000 0 23.000 Daarnaast wordt in dit ambitieprogramma uitgegaan van een omzetting van huur naar koop van 27.000 woningen in de periode 2000 - 201 0. Het grootste deel van deze omzetting vindt plaats in de buitencentrum milieus (47 %) en centrum dorpse milieus (33 %). Als onderdeel van het stedelijke transformatie wordt gestreefd naar vergroting van het aandeel eigen woningbezit naar 65 % in 201 0. Naast verkoop van huurwoningen gaat de rijksambitie uit van de bouw van ca. 1 0 % van de nieuw te bouwen woningen in de periode 2005 - 2010 als sociale koopwoning (stichtingskosten tot fl 300.000,-). 11 ABF-RESEARCH 2001 12 Onder milieu transformatie wordt volgens het ministerie VROM verstaan de situatie waarbij in geval een woonmilieu uit de gratie raakt door sloop, samenvoeging, woningverbetering etc. een gewild woonmilieu wordt gecreëerd 21 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Tot slot dient de invloed van de burger op zijn woning en woonmilieu te worden verruimd. Daartoe dient minimaal 113 van het totale woningbouwprogramma gerealiseerd te worden in de vorm van particulier opdrachtgeverschap. 4.c. VINAC Voor de periode 2005 - 201 0 heeft het rijk reeds in 1997 met het samenwerkingsverband Regio Eindhoven afspraken gemaakt met betrekking tot de regionale inspanningen voor deze periode 13 . Destijds is reeds vastgelegd de VINEX afspraken te actualiseren en te herijken in 200012001. De eerste ronde gesprekken van de staatssecretaris VROM met de 19 regio's hebben eind 2000 plaats gevonden. Deze ronde had vooral een verkennend en informerend karakter. Uit het gesprek met de staatssecretaris VROM in oktober 2000 is de afspraak gekomen dat er een analyse gemaakt wordt van de gewenste kwaliteit in de regio over tien tot vijftien jaar alsmede over de procesmatige kant van de herstructurering. De analyse t.a.v. de gewenste kwaliteit is mede gebaseerd op het ABF rapport. Daarin wordt o.a. aangegeven dat binnen het SRE-gebied een overaanbod aan huurwoningen zou zijn, met name in stedelijk buitencentrum milieus. Daar in de afgelopen periode een toename aan geregistreerde woningzoekenden voor een huurwoning is waar te nemen is deze analyse tegen gesproken. Daarbij is met name gewezen op de problematiek rond de starters op de woningmarkt. Ten aanzien van het hersturctureringsproces is geconstateerd dat de samenwerking van woningcorporaties (onderling en met marktpartijen) moeizaam verloopt. Voorts is gewezen op de problematiek rond de herhuisvestingsmogelijkheden in relatie tot de herstructurering. Ook het tekort aan ambtelijke capaciteit is debet aan de stagnerende voortgang in de herstructurering. Door het ministerie VROM heeft ook landelijk een (technische) herijking van de VINAC plaats gevonden. De uitkomsten van de technische herijking leiden nationaal tot een verlaging van de beschikbaar te stellen rijksbijdrage. De bijdrage voor locaties binnen bestaand stedelijk gebied daalt, bij handhaving van het woningbouwprogramma uit de uitvoeringsafspraken VINAC uit 1997 van fl 1. 1 15 miljoen tot circa fl 139 miljoen. De verlaging van de rijksbijdrage is voornamelijk het gevolg van de hogere opbrengstpotenties (gronduitgifteprijzen voor woningbouw) anno 2000. Voor uitleg locaties is sprake van een daling van fl 356 miljoen tot fl 26 miljoen (wederom ten gevolge van hogere gronduitgifteprijzen). Met inachtname van deze herijking alsmede de ambities uit de nota Wonen in de 21 e Eeuw heeft de staatssecretaris VROM de wens uitgesproken te komen tot aangepaste verstedelijkingsafspraken voor de periode 2010. De basis voor deze nieuwe afspraken vormt het nieuwe beleid vastgelegd in o.a.: 1. De Vijfde Nota Ruimtelijke ordening; 2. DeNotaWoneninde21eEeuw,MensenWensenWonen; 3. Het 4e Nationale Milieubeleidsplan; Na een uitgebreide ambtelijk voorbereiding heeft op 26 november 2001 het 2e gesprek met staatssecretaris Remkes plaats gevonden. De afspraken die tijdens dit gesprek zijn gemaakt zijn verwoord in een zogenaamd startdocument, alsmede de gezamenlijke reactie hierop van de gemeenten Eindhoven en Heimond. In hoofdlijnen zijn de volgende afspraken gemaakt: Tabel 9: afspraken 2e ronde Remkes Rijksambitie SRE-afspraak AandeelHeimond Toevoegingen 31.000 34.500 8.400 Onttrekkingen 14.000 10.000 1.400 Milieutransformatie 19.000 15.000 Evenredig aandeel Verkoop 21.000 Ca. 15.000 2.500 Particulier Opdrachtgever 33.3 % 33.3 % 15 % + 15 % BBG 50 % 50 % 13 Zie voor verdere beschrijving VINAC afspraken 1997 hoofdstuk 4 nota Woonopgave 2010. 22 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 4.d. Woonmilieus De analyse van de woonopgave bestaat uit drie stappen. Ten eerste zijn een drietal omgevingsscenario's beschreven, waarin mogelijke ontwikkelingen zijn mee genomen". De tweede stap bestaat uit de raming van het aanbod (zijnde een inschatting van de woningvoorraad in 2010 op basis van de geplande nieuwbouw, onftrekkingen en verkoop van woningen). De derde stap bestaat uit het confronteren van vraag en aanbod. Het resultaat bestaat uit de belangstelling voor de verschillende woonmilieus en voor de verschillende typen woningen. De nota Wonen in de 2 1 eEeuw onderscheid 5 typen woonmilieus: ¿ centrum-stedelijk woonmilieu: hoge dichtheid, menging'van functies, zoals wonen, werken transport- en sociaal-culturele voorzieningen, combinatie van nabijheid en bereikbaarheid. Een dergelijk milieu heeft een gemiddelde score voor ruimtelijke kwaliteit (woningdichtheid, woningtypen). T.a.v. groenvoorzieningen en verkeersveiligheid scoort dit milieu minder goed. Op sociale belevingsaspecten scoort het milieu slecht. De woningvoorraad is vooral geschikt voor alleenstaanden en samenwonenden. ¿ Buiten centrum woonmilieu: gemiddelde dichtheid, nadruk op één functie en nabijheid van een beperkt aantal specifieke functies. De score voor ruimtelijke kwaliteit is doorgaans beter, mede vanwege de lagere dichtheid en de geringere ouderendom van de woningvoorraad. Overigens is de verwachting t.a.v. de ontwikkeling van een dergelijk woonmilieu doorgaans dat enige achteruitgang zal ontstaan. ¿ Groen stedelijk woonmilieu: wonen in lage dichtheid met vooral veel groenvoorzieningen. Dit woonmilieu scoort over het algemeen minder t.a.v. het voorzieningen niveau, en juist sterker op het gebied van de woonkwaliteit (veel eengezinswoningen) en de verkeersveiligheid. Doorgaans is sprake van een goede verhouding tussen koop/huur. De doorsnee Nederlander heeft een voorkeur van een groenstedelijk woonmilieu. Op het gebied van ruimtelijke en sociale kwaliteit scoort dit milieu beter dan het centrum stedelijk en buiten stedelijk woonmilieu. ¿ Centrum-dorps woonmilieu: gemengd wonen, werken en voorzieningen in lage dichtheid, combinatie van redelijke nabijheid en matige bereikbaarheid. In dit milieu is sprake van een lage woningdichtheid en doorgaans een goede verhouding tussen koop/huur. Een hoge diversiteit in huishoudenstypen en een sterk positieve verwachting t.a.v. de ontwikkeling van het milieu. ¿ Landelijk wonen: verspreide bebouwing in lage dichtheid, combinatie van matige nabijheid en lage bereikbaarheid, dan wel bebouwing aan de rand van het dorp. Landelijk is sprake van een kwalitatieve opgave t.a.v. de verbetering van het woningaanbod en een vergroting van de verscheidenheid van het aanbod aan woonmilieus. Er bestaat met name t.a.v. centrum-stedelijke woonmilieus en groenstedelijke milieus een spanning tussen vraag en aanbod, terwijl er een overschot is aan buiten-centrum woonmilieus. De vraag naar centrum-stedelijke woonmilieus is gericht op knooppunten waar nabijheid, bereikbaarheid en voorzieningen samenkomen. De vraag naar groen-stedelijke woonmilieus is juist gericht op ruimte groen en rust in een groene omgeving. In opdracht van het ministerie VROM zijn door ABF Research te Delft ter voorbereiding van de 2e ronde verstedelijkingsgesprekken 19 rapporten opgesteld voor de 12 provincies en de 7 BON gebieden. In deze rapporten zijn de regionale perspectieven voor transformatie weergegeven, ofwel hoe functioneert de regionale woningmarkt in 201 0. Door middel van het woningmarktsimulatiemodel 15 is het functioneren van de woningmarkt voor de periode 1998 14 ]n de nota Wonen in de 21 eEeuw zijn de scenario's Verdeeldheid, Coördinatie en Competitie beschreven 15 dit model berekent vraag en aanbod op de regionale woningmarkt. De berekening van de vraag gebeurt op basis van demografische ontwikkelingen en economische ontwikkelen . Vervolgens worden in hete model de vraag naar en het aanbod van woningen in alle woonmilieus van jaar op jaar met elkaar geconfronteerd, waarbij het dynamische verhuisproces (van starten, doorstromen en verlaten van de woningmarkt) wordt nagebootst. Daaruit komt informatie beschikbaar over de mate waarin sectoren op de woningmarkt tekorten of overschotten laten zien. 23 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 - 201 0 geanalyseerd in de regio SRE. De rapportage trekt de volgende conclusies t.a.v. het ambitieprogramma voor de regio SRE: ¿ Het inkomensniveau in de regio ligt boven het nationale gemiddelde, binnen de type woonmilieus is nauwelijks sprake van verschillen, behoudens een lager inkomen in het centrum stedelijke milieu. ¿ Het aandeel alleenstaanden, ouderen allochtonen is lager als gemiddeld in Nederland, mede daardoor is sprake van relatief weinig lagere inkomens. Het aandeel van de doelgroep is 37 % (hetgeen gelijk is aan het gemiddelde van Nederland) ¿ Al enige jaren is sprake van een positief migratie saldo' ¿ Het aandeel centrum stedelijke woonmilieu bedraagt 4 % terwijl 40 % van de wijken bestaat uit buiten centrum. Dit is laag in verhouding tot andere stedelijke gebieden. ¿ Het aandeel in het SRE aan huurwoningen bedraagt 42 %, terwijl landelijk sprake is van 48 %. Relatief gezien is sprake van veel grote woningen (gemiddeld 1 09 M2 versus landelijk gemiddeld 1 01 M2) ¿ Zowel in de koop als in de huursector is sprake van een hogere prijs dan elders. ¿ De berekende spanning in kwalitatieve zin bedraagt 7 % van de woningvoorraad (landelijk 5 %)'6. Het tekort doet zich voornamelijk voor in centrum milieus. ¿ Van de 135 in de regio SRE geselecteerde wijken bieden 64 mogelijke aanknopingspunten voor transformatie. Een nadere analyse levert 48 wijken op, hetgeen neerkomt op 43 % van de woningvoorraad. ¿ Voor deze wijken is een indicatief transformatieprogramma 17 opgesteld, uitgaande van 14.000 onttrekkingen, 27.000 verkopen huurwoningen en nieuwbouw van 36.000 woningen in de periode 2000 - 201 0. ¿ Een 3-tal gebieden worden thans aangemerkt als Centrum Stedelijk, waarbij door verdichting mogelijkheden bestaan voor hoogstedelijke gebieden. In de transformatieprogramma wordt 1 wijk toegevoegd aan het Centrum Stedelijk Gebied. Verdunnen als strategie wordt voorgesteld voor 5 wijken (dus van buiten centrum naar groen stedelijk). Voorts is voor veel wijken (8 in totaal) de strategie verbouwen aangemerkt. In 4 wijken wordt positieverandering voorgesteld (type wijk veranderd niet, dichtheid blijft nagenoeg gelijk). Gelet op het feit dat de analyse gemaakt is op regionaal niveau alsmede is gebaseerd op een postcode indeling is het voorgestelde transformatieprogramma nauwelijks te vertalen naar lokaal niveau. Voorts is de gehanteerde milieu-indeling zeer grofmazig. Dit heeft ertoe geleid dat t.b.v. het kwalitatief Woningbehoefte onderzoek van het SRE gebruik is gemaakt van een verdere nuancering van de indeling. Ten eerste is een driedeling in woonplaatsen gemaakt: a. stedelijke woonplaatsen b. kleinstedelijke woonplaatsen c. dorpse woonplaatsen Voor de steden zijn vervolgens een zestal woonmilieutypen onderscheiden: 1 . centrum-stedelijk (centra van steden plus aantal centraal gelegen wijken net buiten het centrum), verdeeld naar a. centrum-stedelijk-plus: steden met een relatief hoog voorzieningen niveau, (12 grootste steden) b. centrum stedelijk: overige van de 40 grootste steden; 2. stedelijke wijken: hoge dichtheid, verdeeld naar a. stedelijk vooroorlogs; b. stedelijk naoorlogs compact; c. stedelijk naoorlogs grondgebonden 16 Onder kwalitatieve tekort wordt in dit kader verkregen door de niet gehonoreerde vraag te vergelijken met hete potentiële overschot. 17 Zie voor transformatie strategieën onderdeel 5.k. 24 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 3. groen stedelijke wijken: lage dichtheid 4. kleinstedelijk a. kleinstedelijk-groen (lage dichtheid, weinig voorzieningen) b. kleinstedelijk (hoge dichtheid en meer voorzieningen) 5. dorps a. landelijk wonen (lage dichtheid, weinig voorzieningen) b. centrum dorps (hoge dichtheid, meer voorzieningen) Voor de gemeente Heimond betekent dat op grond van deze indeling sprake is van voornamelijk centrum-stedelijk, stedelijke wijken en groen stedelijke wijken In bijlage 2. is een eerste vingeroefening gedaan naar een indeling van wijken naar woonmilieus. Dit aspect zal in de komende periode nog nader uitgewerkt moeten worden. 4.f. De bestaande woningvoorraad De huidige woningvoorraad bestaat uit ruim 34.000 woningen. In de komende 1 0 jaar zullen hieraan circa 8.400 woningen worden toegevoegd en 1.400 woningen worden onttrokken. Derhalve zal de woningvoorraad rond het jaar 201 0 bestaan uit circa 41.000 woningen. Hoewel in toenemende mate gewezen wordt op kwantitatieve tekorten (mede als gevolg van stagnatie in de woningbouwproductie) zal op langere termijn de woningvoorraad niet explosief toenemen. Dit betekent dat ongeveer 80 % van de huidige voorraad dient te voorzien in de lange termijn woningbehoefte. Daarbij spelen zowel aspecten als wooncomfort, functionaliteit en technische kwaliteit een belangrijke rol. 4.h.1 Kwaliteit Momenteel bestaat slechts in beperkte mate inzicht in de kwaliteit van de woningvoorraad. Door het ministerie VROM wordt sinds 1983 om de 5 a 6 jaar door middel van een streekproef de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad en woonomgeving in beeld gebracht. Het Kwalitatief Woning Registratie onderzoek bestaat uit een inspectie van zo'n 15.000 woningen verdeeld over het gehele land (in heimond zijn 42 woningen onderzocht). De resultaten van het meest recente onderzoek zijn nog niet bekend. Uit in het verleden gehouden onderzoek en een onderzoek van het Sociaal Cultureel. Planbureau is evenwel gebleken dat de woningvoorraad in Nederland van een relatief goede kwaliteit is. Ook ten opzichte van andere landen in Europa is sprake van een meer dan gemiddelde kwaliteit. De oorzaak hiervan wordt o.a. gezocht in het feit dat in Nederland veel woningen in bezit zijn van woningcorporaties. De kwaliteit van de bezit is over het algemeen bekend. Zo hebben de gezamenlijke plaatselijke woningcorporaties voor de periode tot 201 0 voor circa 2.500 woningen plannen tot woningverbetering. Voor de particuliere woningvoorraad bestaat geen inzicht in de kwaliteit. Uiteraard wordt in het kader van het Bouwbesluit de minimale kwaliteit gehandhaafd. Er bestaat evenwel geen inzicht in de wooncomfort en functionaliteit. Om dit inzicht te verkrijgen bestaat de mogelijkheid op gemeentelijk niveau deel te nemen aan het KWR onderzoek. Naast inzicht in de kwaliteit van de woningvoorraad biedt het KWR onderzoek een instrument bij de ontwikkeling van het ISV beleid (effecten herstructurering en formuleren nieuwe doelstellingen) alsmede op het gebied van energiebesparing (het KWR levert n.l. gegevens over de energetische kwaliteit van de bestaande woningvoorraad). Omdat de lokale resultaten kunnen worden vergeleken met de landelijke gegevens kan op basis van lokaal onderzoek een goed beeld gegeven worden van de gewenste maatregelen de lokale situatie. Tot op heden zijn veel gemeenten zeer terughoudend met deelname 18 aan dit onderzoek vanwege de zeer hoge kosten. Afhankelijk van de optie die gekozen wordt (er zijn er 3, variërend van stedelijke vernieuwing, energiebesparing en volledig KWR) bedragen de kosten van deelname door de gemeente heimond tussen de fl 300.000,- en fl 500.000,-. 18 Oversampeling, vergroting streekproefomvang op gemeentelijk niveau. 25 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Gelet op het toenemende belang de bestaande woningvoorraad kwalitatief goed te laten aansluiten op de woningbehoefte is het gewenst met de belangrijkste partijen op de woningmarkt in overleg te treden over een vorm van kwalitatieve woning registratie. In dit kader is tevens de relatie met de Kenniswijk mogelijk van belang (aanpassing infrastructuur). 4.h. DUBO In 1996 is door het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven, de deelnemende gemeenten (met uitzondering van 2) het NVOB (Nederlands Verbond van Ondernemers in de Bouwnijverheid) Afdeling Zuid-oost-Brabant en de BNA (Bond van Nederlandse Architecten) het Convenant duurzaam bouwen Regio Eindhoven ondertekend. Het convenant bevat een basispakket van 34 verplichte maatregelen (voor particulieren 26) en 46 aanbevolen maatregelen. Het basispakket wordt in Heimond zowel voor projecten als particulieren toegepast. Inmiddels is door het SRE het initiatief genomen om te komen tot een convenant voor de bestaande woningvoorraad. 4. i. Energie Mede in relatie tot het duurzaam bouwen is de vermindering van het energie gebruik een belangrijke doelstelling voor de komende decennia. Gemeenten hebben een belangrijke taak in het kader van de energiebesparing en toepassing van duurzame energiebronnenlg. Op lokaal niveau zal de toepassing van zonneboilers en zonnepanelen moeten worden bevorderd. Om dit te bevorderen zijn er diverse subsidieregelingen van toepassing. Voorts wordt door de rijksoverheid momenteel het uitvoeren van een energieprestatieadvies gepropagandeerd. Dit zogenaamde EPA advies is een advies over wooncomfort en efficiënt energiegebruik. Voorts bestaat de mogelijkheid voor gemeenten op wijk - en buurtniveau een verlaging van de energieprestatienorm te bevorderen door middel van het stellen van randvoorwaarden bij de ontwikkeling van nieuwe projecten. 4.j. Toegankelijkheidiaanpasbaar, In het Volkshuisvestingsplan 2000 - 2004 is reeds melding gemaakt van het feit dat bij aanvang van de bouwplanontwikkeling nadrukkelijk afspraken worden gemaakt omtrent bezoekbaar en aanpasbaar bouwen. Dit geldt ook voor woonomgeving. Met het oog op de toenemende vergrijzing zal dit aspect in de toekomst nog meer dan thans reeds het geval is aandacht verdienen. Bij de ontwikkeling van appartementen dient met name de toegankelijkheid van het woongebouw (centrale toegang, openbare ruimte, galerijen etc.) te voldoen aan de toegankelijkheidseisen. Daarbij wordt verwezen naar de relatie met de VVVG (onderdeel 4. n.). 4. k. Prijs/kwaliteit. In de gemeente Heimond wordt reeds geruime tijd de prijs in relatie tot de kwaliteit voor aanvang van nieuw te bouwen woningen getoetst. Doelstelling van deze toets is het bereiken van een evenwichtige kosten-kwaliteits verhouding in de nieuwbouw, het invulling geven aan het doeigroepenbeleid (voor wat betreft differentiatie in financieringscategorieën), het beschermen van de woonconsument tegen (grote) discrepantie tussen prijs en kwaliteit en het aantrekkelijk houden van de lokale woningmarkt. De prijs-kwaliteitstoets vindt plaats op alle projectmatige woningbouw. Indien een complex bestaat uit meer dan 1 0 woningen c.q. meerdere woningtypen wordt volstaan met een steekproefsgewijze toets. Voor alle woningen wordt inzicht gevraagd in de totale kosten. 19 De taakstelling vloeit voort uit het Kyoto-protocol, waarbij een reductie van de uitstoot van broeikassen moet worden gerealiseerd. 26 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 T.a.v. de specificaties wordt op complexniveau desgewenst aangegeven om welke woningen het gaat. Onder werking van de prijs-kwaliteitstoets vallen woningen in de prijsklasse tot fl 650.000,- ofwel E 295.000,- (v.o.n.) c.q. fl 2.000,- ofwel E 900,- per maand aanvangshuur (prijspeil l- 1-2002) 4. 1. PKVW Het Politie Keurmerk Veilig Wonen (PKVW) beoogt door middel van het treffen van (bouwtechnische) maatregelen de veiligheid in en om de woning te bevorderen en de kleine criminaliteit terug te dringen. Naast de woning wordt in dit kader eveneens aandacht geschonken aan de openbare ruimten. Inmiddels zijn de eerste certificaten voor projectmatige bouw uitgereikt. Momenteel wordt de toepassing van het PKVW bij nieuwbouw sterk gestimuleerd door de Politie Brabant Zuid-Oost. In de nabije toekomst zal het SRE hierin eveneens een taak vervullen. Het gaat daarbij om het coördineren en begeleiden van op te leiden bouwplanadviseurs, het stimuleren van de toepassing van PKVW en het geven van voorlichting. 4.n. Doelgroepen van beleid Belangrijk onderdeel van de woonopgave is het formuleren van de doelgroepen van beleid, immers blijft de centrale doelstelling het op zo'n goed mogelijke wijze huisvesten van mensen. In het VOP 2000 - 2004 is een beschrijving gegeven van de doelgroepen van beleid. De belangrijkste doelgroepen worden hierna nogmaals kort beschreven. 0 Ouderen Op deze doelgroep wordt in hoofdstuk 6 uitvoering ingegaan. 0 Gehandicapten In Nederland heeft circa 5 % van het aantal inwoners een lichamelijke enlof geestelijke handicap. Van de bijna 600.000 mensen met een lichamelijke handicap woont 75 % zelfstand en 25 % in een tehuis. Bij verstandelijk gehandicapten en dementie patiënten bedragen deze percentage 74 % c.q. 26 %. De afgelopen decennia zijn steeds meer mensen met een (zware-) handicap zelfstandig gaan wonen. Daarvoor woonden zij vaak in een verpleeg of gezinsvervangend tehuis (zie tevens hoofdstuk 6). Een en ander is mede mogelijk geworden door alternatieve woonvormen. Een voorbeeld daarvan is de zogenaamde "Fokuswoning". Deze door de stichting Fokus Exploitatie 20 ontwikkelde woonvorm, officieel ADL clusterwoning, maakt deel uit van een project van 12 - 15 ADL woningen en een huippost (ADL-eenheid). Het gaat daarbij veelal om een standaard aangepaste huurwoning, eigendom van een woningcorporatie. De woningen worden verspreid gebouwd in een gewone woonwijk. Ze zijn volledig toegankelijk voor rolstoeigebruikers, met hun eventuele partners, kinderen enlof andere huisgenoten. Fokus verleent assistentie bij algemene dagelijkse levensverrichtingen. Dit gebeurt op afroep en op aanwijzing van de bewoner, gedurende 24 uur per etmaal. Inmiddels zijn er in Nederland ruim 60 projecten in Nederland met in totaal 850 woningen. Door de stichting is becijferd dat bij een gemeente van minimaal 40.000 inwoners er voldoende draagvlak is voor een dergelijke voorziening. Inmiddels is in samenwerking met het Gehandicapten Overleg Heimond gestart met een onderzoek naar de haalbaarheid van een dergelijk project in Heimond. In het kader van het min of meer zelfstandig wonen voor gehandicapten kunnen voorts initiatieven worden genoemd van de Stichting Triocen en de Stichting ORO. 0 AsielzoekersflViuchtelingen Half jaarlijks wordt door het ministerie van Binnenlandse Zaken een taakstelling per gemeente bekend gemaakt inzake de opvang van verblijfsgerechtigden/statushouders. 20 Stichting Fokus Exploitatie is een landelijke organisatie die mensen men een ernstige lichamelijke handicap mogelijkheden biedt om onafhankelijk en zelfstandig te leven. 27 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Voor de gemeente bedraagt per 1-1-2001 de taakstelling 233 ANVT en 138 WTV2' totaal derhalve 371. Van deze taakstelling zijn inmiddels 134 ANTV en 11 3 VVTV gerealiseerd, ofwel 67 % van het totaal. Daarnaast zijn 15 personen in het kader van de ROA regeling22 gehuisvest. De gemeente Heimond verkeert hiermee regionaal in de middenmoot t.a.v. de realisatie van de taakstelling. In de komende periode zal nadrukkelijk op dit onderdeel een verhoogde prestatie van de woningcorporaties worden bevraagd In dit kader kan als positieve ontwikkeling worden gemeld het initiatief van de stichting woonpartners tot het realiseren van een woonvoorziening voor 12 AMA's alleenstaande minderjarige asielzoekers) aan de Bakelsedijk. 0 Startersljongerentalleenstaanden Bij de beschrijving van de bevolkingsontwikkeling is reeds melding gemaakt van het verschijnsel ontgroening. De huisvesting van ijonge) starters op de woningmarkt en kent 2 belangrijke facetten: a. de ruimte vraag: doorgaans beperkter maar wel centraal gelegen t.o.v. voorzieningen; b. de kostprijs: door de stijging van de koopprijzen is de koopmarkt niet of nauwelijks toegankelijk voor deze doelgroep, teerwijl de toepassing van de individuele huursubsidie met name voor jongeren uitgaat van een relatief laag huurniveau. Dit betekent dat voor deze doelgroep een gericht beleid moet worden gevoerd, waarbij de bouw van sociale koopwoningen onder bepaalde voorwaarden één van de instrumenten kan zijn. Daarnaast zal in dit kader aandacht geschonken moeten worden aan de huisvesting van studenten en de daarmee vaak gepaard gaande kamerwijze verhuur. 0 Woonwagenbewoners Met ingang van 1 april 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken. Met de intrekking van de Woonwagenwet wordt de regelgeving voor woonwagenbewoners volledig onder de reguliere volkshuisvestingsregels gebracht (met name de Huisvestingswet). In de notitie Woonwagenzaken uit december 1998 is het gemeentelijke beleid voor deze doelgroep verwoord. Na de aanleg van 5 nieuwe standplaatsen in 2001 bedraagt het totale aantal standplaatsen in Heimond 86. Na het intrekken van de Woonwagenwet is door het ministerie VROM voor gemeenten met een achterstand in de aanleg van standplaatsen een taakstelling medegedeeld. Deze taakstelling bedraagt voor de gemeente Heimond 17 plaatsen. Voorts is voor deze gemeenten de vaststelling van een huisvestingsverordening verplicht gesteld. Inmiddels is een dergelijke verordening door het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven opgesteld. Deze verordening in Heimond nog te worden bekrachtigd. Een en ander kan parallel lopen met de evaluatie van het woonruimteverdelingssyteem voor de sociale huursector. Naast de hiervoor genoemde nieuwe standplaatsen zijn op de volgende lokacties nog plaatsen gepland: - Driesweg (ca. 1 1 standplaatsen) Tot slot wordt melding gemaakt van de overdracht van standplaatsen aan woningbouwverenging Volksbelang. Deze overdracht past in de taakstelling van woningcorporaties. Etnische minderheden nog uitte werken (ex-) dak en thuislozen, (ex-)verslaafden en ex-gedetineerden Op deze doelgroep wordt in hoofdstuk 6 nader ingegaan. 0 lager betaalden Onder lager betaalden wordt de doelgroep van beleid 23 verstaan. Jaarlijks wordt bij circulaire de inkomens- en vermogensgrenzen voor deze doelgroep vastgesteld. Voor de periode 1-7- 2001 tot en met 30 juni 2002 is sprake van de volgende grenzen: 21 A/VTV AsielzoekersNergunning tot Verblijf en VVTV Voorlopige Vergunning tot Verblijf 22 Regeling opvang asielzoekers 23 ingevolge artikel 13 BBSH 28 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Tabel: 1 0 inkomens- en vermos ensgrenzen Inkomen Vermogen Alleenstaand 65 - FL. 37.350,- F[. 40.500,- Meerpersoons 65 - Fl. 50.050,- Fl. 59.700,- Alleenstaand 65 + Fl. 33.150,- Fl. 69.250,- Meerpersoons 65 + Fl. 43.250,- Fl. 95.900,- De tabel gaat uit van belastbaar inkomen (t-1) Uit het regionaal woningbehoefte onderzoek uit 1999 blijkt dat circa 113 van de bevolking gerekend mag worden tot de doelgroep van het beleid. 29 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 5. Confrontatie woningbehoefte en woningbouwprogramma S.a. VINEX 1995 - 2000 De kwantitatieve woonopgave voor Heimond tot het jaar 2005 is vastgelegd in het in 1995 gesloten VINEX convenant. Voor deze VINEX-taakstelling is niet alleen de nieuwbouwproductie van belang. De VINEX-taakstelling omvat voor Heimond de uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 1 januari 1995 tot 1 januari 2005 met 7.740 woningen, waarvan 2.068 binnen de bebouwde kom van 1971 gerealiseerd dienen te worden. Van deze 7.740 woningen dient tweederde deel, ofwel circa 5.160 woningen, vóór het jaar 2000 toege- voegd te zijn. Als maatstaf hiervoor zullen de cijfers, die het Centraal Bureau voor de Statistiek presenteert, gehanteerd worden. Hierbij wordt niet alleen uitgegaan van nieuwbouw, doch ook van toevoeging door middel van functieverandering, splitsing, administratieve correcties, en van onttrekking door middel van functieverandering, administratieve correcties en sloop. In de periode 1995-2000 zijn in totaal 3.450 woningen aan de voorraad toegevoegd. Hiermee is circa 45% van de totale VINEX-taakstelling tot 2005 gerealiseerd. In feite heeft Heimond niet voldaan aan de randvoorwaarde van realiseren van tweederde van de totale taakstelling vóór het jaar 2000. Inmiddels is echter duidelijk geworden, dat deze randvoorwaarde voor het hele S. R. E.-gebied, evenals in vele andere VI NEX-gebieden, niet gehaald zal worden. Het niet volledig realiseren van de taakstelling tot 2000 heeft geen verdere consequenties voor Heimond. In het Startdocument Verstedelijkingsafspraken tot 201 0 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven staat zelfs voor de totale taakstelling vermeld dat "indien per 2005 vertraging is opgetreden in de in het VINEX-convenant afgesproken woningbouwtaakstelling het rijk van de mogelijkheid BLS-gelden terug te vorderen geen gebruik zal maken, als wordt aangetoond dat die vertraging het gevolg is van een substantiële kwaliteitsverbetering op de VINEX-locaties". In het jaar 2000 zijn per saldo 399 woningen aan de voorraad toegevoegd. Voor de periode 2001-2005 resteert dus nog een taakstelling van 3.960 woningen ofwel meer dan de helft van de totale VINEX-taakstelling. Tabel 1 1 Verloop VIN taakstelling Jaar Toevoeging Status 1995 696 Gerealiseerd 1996 586 Gerealiseerd 1997 1.199 Gerealiseerd 1998 673 Gerealiseerd 1999 299 Gerealiseerd 2000 399 Gerealiseerd 2001-2005 3.960 Rest taakstelling -9@99E Indien puur naar de nieuwbouwproductie gekeken wordt, dan blijkt, dat Heimond in de eerste zes VINEX-jaren voor de uitieggebieden heeft voldaan aan de randvoorwaarde van maximaal 30% van de uitbreiding in de sociale sector. In deze eerste zes jaar kan namelijk 1 1 % van de gerealiseerde woningen in de uitieggebieden tot de sociale sector gerekend worden. Binnen de bebouwde kom is eveneens voldaan aan de randvoorwaarde. Hier is 46% van de nieuw- bouwproductie gerealiseerd in de sociale sector, terwijl dit maximaal 50% mag zijn. Overigens worden deze randvoorwaarden eerst getoetst op het einde van de VINEX-periode. De resterende taakstelling wordt als uitgangspunt gehanteerd bij de woningbouwplanning voor de jaren tot 2005. Dit houdt in dat na aftrek van de productie 2001 en de te verwachte productie 2002 na aftrek van de onttrokken woningen een netto taakstelling resteert van 2.560 woningen in de jaren 2003 en 2004. Reeds nu kan worden geconcludeerd dat een dergelijke taakstelling, vanwege de plancapaciteit en de opname capaciteit van de (lokale-) woningmarkt per 1-1-2005 niet gehaald zal worden. 24 Inclusief 72 extra woningen t.b.v. statushouders 30 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 5.b. Restcapaciteit (harde - zachte capaciteit) In het kader van de VINAC is voor de gemeente Heimond een voorlopige opgave gedaan van het aandeel toe te voegen woningen, te weten 8.400 over de periode 2000 - 201 0. Daarbij is rekening gehouden met 1.400 woningen ter vervanging van onttrokken woningen. Derhalve dient in de periode 2000 - 201 0 een restcapaciteit voor circa 7.000 woningen beschikbaar te zijn. Na aftrek van de VINEX taakstelling is voor de periode 2005 - 201 0 capaciteit benodigd voor de bouw van 3.000 woningen. In bijlage 3. is een overzicht gegeven van de restcapaciteit woningbouw in bestemmingsplannen. Hieruit blijkt dat in beginsel voldoende restcapaciteit voor deze periode voor handen is. Daarbij dient overigens wel een onderscheid gemaakt te worden in "harde en zachte" restcapaciteit. Onder harde restcapaciteit wordt verstaan capaciteit waarvoor de eigendomssituatie en de stand van zaken m.b.t. het bestemmingsplan dusdanig is dat binnen 1 jaar gebouwd kan worden en er tevens geen milieutechnische belemmeringen zich voor doen. De restcapaciteit zal in de komende periode nader geanalyseerd worden, waarbij tevens wordt bezien in hoeverre enige reserve capaciteit kan/moet worden ontwikkeld om de voortgang in de woningbouwproductie te garanderen. S.c. Ambities In de nota Woonopgave Heimond 2010 zijn de ambities t.a.v. de het woningbouwprogramma voor de periode 205 - 2010 verwoord. Daarbij zijn uitspraken gedaan over de volgende onderwerpen. 0 Verhouding huur - koop De rijksambitie van 65 % eigendom in het jaar 201 0 is voor de gemeente Heimond niet haalbaar. Voor de herstructureringsgebieden is in het Meerjaren Ontwikkelingsprogramma reeds een ambitie vastgeld, te weten voor Binnenstad Oost 50150, voor Heimond West en Heimond-Noordoost respectievelijk 60140 en 55145. Voor de totale gemeente wordt gestreefd naar een verhouding 50150, terwijl de ambitie is uitgesproken te komen tot een verhouding 45155. 0 Particulier opdrachtgeverschap Ook t.a.v. het aandeel particulier opdrachtgeverschap is in de nota Woonopgave dat het realiseren van 113 van alle nieuwbouwwoningen te ambitieus is. In Nederland wordt momenteel 18 % van de nieuw te bouwen woningen uitgevoerd in particulier opdrachtgeverschap. Over de periode 1995 - 2000 bedroeg het aantal bouwkavels in Heimond 470 op een totaal aantal opgeleverde woningen van 4.340, ofwel 1 1 %. In de komende periode (tot 2005 is voorzien in de uitgifte van ca. 600 bouwkavels (15 % van het totale programma). Derhalve wordt ingezet op 15 % van de nieuwbouw, uit te geven in de vorm van bouwkavels en 15 % in de vorm van alternatieven, zoals het collectief opdrachtgeverschap. In de randvoorwaarden zal bij projecten die zich hiertoe lenen nadrukkelijk deze verplichting worden opgenomen (voorbeelden hiervan zijn het terrein Cierkx-van Dam, Hatema terrein en Geledingszone Brouwhuis). 0 Eengezins-meergezins De huidige verhouding eengezinswoningen en meergezinswoningen bedraagt 78 % - 22 Deze verhouding voldoet al redelijk aan de verhouding die in het jaar 201 0 gewenst is, n.]. 801 20 %. Het toevoegen van appartementen aan de woningvoorraad dient zorgvuldig plaats te vinden, gericht op specifieke behoefte (daarbij valt te denken aan ouderen en starters). In de duurdere segment is de ontwikkeling van appartementen sterk conjunctuur gevoelig. Daarbij dient de regionale vraag zeker niet te worden overschat. 0 Sloop Uitgaande van de rijksambitie zou voor de gemeente Heimond van een sloopprogramma van 2 x 1.450 woningen over de periode 2000 - 201 0 sprake zijn. Het aantal onttrekkingen over de periode 1995 - 2000 bedroeg gemiddeld 70 woningen per jaar. Dit geeft al aan dat, ondanks de aanzienlijk opgave in Binnenstad Oost in de komende jaren dit ambitieniveau niet haalbaar is. Vooralsnog dient uit te worden gegaan van een 31 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 sloopprogramma van 1.400 woningen in 1 0 jaar tijd. Daarmee wordt het programma t.o.v. het huidige niveau verdubbeld en wordt, zij het niet volledig, tegemoet gekomen aan de ambities op dit gebied van het rijk. 0 Verkoop huurwoningen Over de verkoop van huurwoningen is in de afgelopen periode veel gezegd en geschreven. De rijksambitie op dit punt bedraagt de verkoop van gemiddeld 50.000 huurwoningen per jaar tot de periode 201 0. ]n 2000 werden door de gezamenlijke woningcorporaties in nederlandse 15.61 0 woningen verkocht, terwijl de verwachting 21.000 woningen was. Volgens Aedes, vereniging voor woningcorporaties, schrikken huurders terug voor de hoge woonlasten. De gemiddeld verkoopprijs van een huurwonin'g verkocht door een corporatie is stegen naar fl 184.000,- (een stijging van 9.5 %). In de afgelopen jaren (periode 1995 - 2000) zijn door Heimondse woningcorporaties 1.322 25 woningen verkocht. Voor circa 700 woningen bestaan nog concrete verkoopplannen. Ook op dit onderdeel is de rijksambitie te hoog gegrepen, ondanks het feit dat de mogelijkheden van kortingen op de verkoopprijs (uitgaande van de marktwaarde) door de staatssecretaris VROM tot maximaal 30 % zijn verhoogd. Het streven is erop gericht in de periode 2000 - 201 0 minimaal 150 woningen per jaar te verkopen, en indien mogelijk dit aantal te verhogen tot 250 woningen gemiddeld per jaar. Gelet op de huidige stagnatie in de markt wordt vooralsnog uitgegaan van verkoop van 50 woningen per jaar tot 2005 en 150 woningen per jaar in de periode 2005 tot 201 0. Op dit onderdeel dient een prestatieafspraak met de woningcorporaties te worden gemaakt. 0 Mengvormen huurikoop In de nota Woonopgave Heimond 201 0 is voorgesteld, in overleg met de woningcorporaties een onderzoek in te stellen naar de invoering van mengvoren tussen huren en koop in Heimond. Inmiddels is een onderzoeksopdracht verleend aan de Fontys Hogeschool om een inventarisatie op te stellen naar de reeds bestaande mengvormen, Daarbij dient aandacht te worden geschonken aan de voor- en nadelen voor de huurderlkoper en voor de beheerderlexpioitant. Voorts dient inzicht te worden gegeven in de juridische- fiscale en beheerstechnische aspecten per constructie. Nadrukkelijk moet ingegaan worden op de (financiële-) risico's. De opdracht zal resulteren in een rapportage waarin bovengenoemde vraagpunten zijn verwerkt alsmede een afweging is gemaakt van de meest wenselijke vorm, zo mogelijk toe te passen in de gemeente Heimond. Het onderzoek zal in het voorjaar beschikbaar komen, waarna hierover overleg plaats vindt met de woningcorporaties. 0 Sociale sector In de gemeente Heimond zijn naast de 4 plaatselijke toegelaten instellingen een aantal regionale- c.q. landelijke toegelaten instellingen werkzaam In bijlage 4 is een overzicht gegeven van het woningbezit per instelling. In 1997 is in de nota Kernvoorraad in Heimond een schets gegeven van de benodigde kernvoorraad voor de doelgroep van beleid 26 In de nota wordt geconstateerd dat het strikt noodzakelijk is dat voor deze doelgroep voldoende betaalbare en kwalitatief goede woningen beschikbaar blijven. Indien de kernvoorraad meer dan voldoende is om de doelgroep te huisvesten betekent dit surplus de speelruimte voor herstructurering. De destijds berekende kernvoorraad bedraagt 10.200 woningen, terwijl voor het jaar 2005 de benodigde kernvoorraad is becijferd op 9.700 woningen. Inmiddels is gebleken dat het aantal woningzoekenden in de sociale huursector geleidelijk is opgelopen. Dit heeft tot gevolg dat de in 1997 berekende voorraad voor 2005 dient te worden bijgesteld. Anderzijds bestaat thans de wens het eigen woningbezit te bevorderen. 25 volgens opgave woningcorporaties 26 onder doelgroep van beleid wordt verstaan huishoudens met een inkomen vermeld in artikel 13 BBSH, zie tevens hoofdstuk 4 32 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 In de nota Woonopgave Heimond 201 0 is aangegeven dat het streven erop gericht dient te zijn dat de woningvoorraad per 1-1 -201 0 bestaat uit 45 % huur en 55 % koop. Dit laat het volgende beeld zien t.a.v. de ontwikkeling van de huurvoorraad uitgaande van een bruto toevoeging van 8.400 woningen over de periode 2000 - 201 0. Tabel 12 Huur Koop Totaal Realisatie 2000 44 450 494 1-1-2001 18.163 16.025 34.188 Verkoop 50 pijr tot 2005 1 50 ptjr 200511 0 Totaal -950 +950 Onttrekking -1.200 -200 -1.400 1-1-2010 (excl nieuwb.) 16.013 16.775 32.788 1-1-2010 18.517 22.631 41.148 45% 1 55% 1 100% In het hierboven vermelde programma is sprake van een verhoogd sociaal huurprogramma 21 t.o.v. het huidige programma Aan deze verhoging wordt de randvoorwaarde gesteld dat de aangegeven aantallen te verkopen woningen en te onttrekken woningen ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. De gezamenlijke woningcorporaties hebben aangegeven het absolute aantal te realiseren woningen te willen verhogen (dus geen 8.400 woningen maar circa 1 0.000 woningen). In beginsel is afgesproken hieraan slechts geclausuleerd medewerking te verlenen en wel in die zin dat een verhoging van de hierboven genoemde getallen slechts toelaatbaar is indien aantoonbaar sprake is van realisatie t.b.v. een specifieke doelgroep (zie tevens hoofdstuk 7) T.a.v. de sociale koopsector is het uitgangspunt minimaal 1 0 % van het totale woningbouwprogramma in deze categorie te bouwen. In de vorige hoofdstukken zijn de bouwstenen beschreven, die vervolgens in het voorliggende hoofdstuk uitgewerkt zullen worden in een taakstellend woningbouwprogramma 2002-201 0. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in een kwantitatieve onderbouwing, de absolute aantallen te bouwen woningen per jaar in de periode 2002-201 0 en een kwalitatieve onderbou- wing, waarbij de differentiatie van het bouwprogramma wordt bepaald. Dit, programma zal eens per twee jaren uitgebreid berekend worden aan de hand van vooral woningbehoefteonderzoek, terwijl in het tussenliggende jaar aan de hand van onder andere analyse van de feitelijke realisatie van de woningen, ontwikkeling van de leegstand en de migratie en door middel van signalen uit het veld dit woningbouwprogramma zal worden geëvalueerd en indien nodig bijgesteld zal worden. 5.d. Kwantitatieve onderbouwing nieuwbouwprogramma De periode 2002-201 0 kan onderverdeeld worden in twee tijdvakken, namelijk de periode van 2002-2005 en de periode 2005-201 0. De kwantitatieve opgave voor Heimond tot het jaar 2005 wordt bepaald door de in 1995 in het kader van het VINEX-convenant afgesproken taakstelling. Deze taakstelling houdt vanaf 1995 tot het jaar 2005 in een toevoeging van 7.812 woningen. Dit is inclusief 72 extra woningen ten behoeve van statushouders. Tussen 1995 en 2001 zijn 3.852 woningen gerealiseerd. Er resteert dus voor de periode 2001 tot 2005 een taakstelling van 3.960 woningen. Voor de periode 2005-201 0 hebben de rijksoverheid en het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven in 1997 reeds afgesproken zich in te spannen om 1 0.000 woningen aan de voorraad toe te voegen (Uitvoeringsafspraken Verstedelijkingsbeleid 2005-201 0 Samenwerkingsverband Regio Eindhoven). De bijdrage in de grondkosten van woningbouw is gebaseerd op minimaal 70% marktsector in de uitieggebieden en 100% marktsector in binnenstedelijke locaties. Met name dit laatste percentage betekent een verdubbeling ten opzichte van de randvoorwaarden die in het kader van de VINEX-taakstelling van kracht waren. 27 in het VOP 2000 - 2004 is een percentage van 27 % opgenomen 33 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Stond bij de VINEX-opgave nog de uitbreiding van de woningvoorraad centraal, voor de periode 2005-201 0 komt het accent steeds meer te liggen op de transformatieopgave, waarbij woningen die niet meer voldoen aan de marktvraag, vervangen worden door woningen die daar wel aan voldoen (onder andere door middel van herstructurering). Tot op heden zijn genoemde 1 0.000 woningen nog niet verdeeld over de verschillende gemeenten. Wat Heimond betreft zijn wel reeds afspraken gemaakt over de afbouw van Brandevoort, en wel voor de periode 2005-2010 met 2.000 woningen. Voorts wordt vooralsnog, conform de afspraak gemaakt met staatssecretaris Remkes d.d. 26 november 2001, uitgegaan van het voortzetten van de huidige herstructureringsopgave met 1.400 woningen (vervolg Binnenstad-Oost en l' fase Heimond West). Uitgaande van een evenwichtige verdeling tussen Centrale steden en overige gemeenten stadsregio en een minimale taakstelling van 10.000 woningen voor de stadsregiogemeenten in de periode 2005 - 201 0 wordt voorlopig (er is nog geen formeel besluit genomen) uitgegaan van een taakstelling voor de gemeente Heimond van 3.800 woningen, waarvan 3.000 woningen voor uitbreiding van de woningvoorraad en 800 voor vervanging in verband met de herstructurering. Aangezien de VINEX-taakstelling uitbreiding van de woningvoorraad inhoudt, is in onderstaande tabel allereerst per jaar een beeld geschetst van de benodigde uitbreiding van de woningvoorraad. In de tweede kolom is de benodigde uitbreiding opgehoogd met de vervangende nieuwbouw in verband met sloop. Dit betreft 600 woningen, die vanaf het jaar 2002 tot 2005 en 800 woningen voor de periode 2005-201 0, aan de voorraad onttrokken worden. Tenslotte is in de derde kolom aangegeven wanneer gestart moet worden met de bouw van de woningen om de uitbreiding van de voorraad conform de eerste kolom te laten plaatsvinden. Tabel 13 Kwantitatieve taakstelling Jaar Toevoeging Toevoeging + Reele Planning verv. Nieuwbouw Toevoeging 1995-2001 3.852 3.852 3.852 2001 800 860 860 2002 600 750 750 1.100 2003 1.280 1.475 1.100 1,160 2004 1.280 1.475 1,160 1.100 2005 800 1.000 1.100 2006 700 1.000 1.100 2007-2010 1.500 1.800 2.290 ITOTAAL 10.812 1 12.212 12.212 1 6.750 De taakstelling in het kader van de VINEX is naast de opvang van de eigen Heimondse behoefte voor 50% bedoeld voor opvang vanuit de regio en zelfs daarbuiten. Ook in het kader van de VINAC zal Heimond in de periode 2005-2010 een bovenlokale taakstelling hebben. Het woningbouwprogramma voor de resterende VINEX-periode en de periode 2005-201 0 omvat 8.400 woningen (inclusief vervangende nieuwbouw). Ten behoeve van de berekening van het taakstellende woningbouwprogramma wordt, mede in het kader van de herstructurering en de achterliggende doelstelling van het doorbreken van de eenzijdige opbouw van de woningvoorraad in de herstructureringsgebieden, aangenomen, dat de vervanging voor een belangrijk deel in de koopsector zal plaatsvinden, met name voor de doelgroep ouderen. De in het Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) opgenomen percentages zullen bij de berekening van de herstructurering in Binnenstad-Oost, Heimond-West en Heimond- Noordoost als harde randvoorwaarde worden meegenomen. Dit betekent dat de totale woningvoorraad in Binnenstad-Oost op 1 januari 2005 voor 30% uit koopwoningen en voor 70% uit huurwoningen dient te bestaan en per 1 januari 201 0 deze verhouding 50%-50% dient te zijn, terwijl voor Heimond-West voor het jaar 201 0 een verhouding geldt van 40%-60% en voor Heimond-Noordoost 45%-55%. Per saldo is deze vervangende nieuwbouw volledig bedoeld om de huidige bewoners (Heimondse behoefte) op te vangen. In feite is echter het doel van de herstructurering het 34 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 tegengaan van concentratie van kansarmen onder andere door middel van vervangende nieuwbouw in andere sectoren dan de sociale huur. Een niet onaanzienlijk deel van de te herhuisvesten bewoners zal daarom elders in Heimond huisvesting geboden dienen te worden. De hiervoor genoemde vervangende nieuwbouw heeft dus zowel een functie voor de opvang van bewoners uit de buurt ais voor een zeer belangrijk deel ook een lokale en zelfs regionale functie, terwijl in de nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van de voorraad, evenals in de als gevolg hiervan door middel van doorstroming vrij te maken woningen herhuisvesting van de bewoners van de te slopen woningen kan plaatsvinden. Tabel 14 Verhouding lokale - regionale functie in het woningbouwprogrammá 2001-2010. Functie Uitbreiding Vervanging Totaal Heimondse behoefte 3.500 1.400 4.900 Regionale functie 3,500 -- 3.500 Totaal 7.000 1.400 8.400 Rekening houdend met de hierboven genoemde aannames, zal de verhouding Heimondse vraag-bovenlokale functie voor de totale woningproductie (dus rekening houdend met het feit dat een deel van de regionale functie opgevangen kan worden in de vervangende nieuwbouw) uitkomen op 58 %-32%. In het verleden bleek het voor Heimond een niet geringe opgave de bovenlokale functie in voldoende mate in te vullen. De woningmarkt in Heimond is de afgelopen jaren echter zeer aantrekkelijk geworden voor huishoudens van buiten Heimond. Er dient op dit moment voor gewaakt te worden, dat het aandeel voor de opvang van de eigen Heimondse behoefte gewaarborgd wordt. De randvoorwaarde dat tweederde van de taakstelling voor het jaar 2000 afgerond dient te zijn is niet gehaald. Heimond is daarin geen uitzondering. Een voorlopige inschatting van de realisatie van de woningbouw over de komende jaren laat zien dat mogelijk de woningbouwplanning voor het jaar 2005 eveneens niet wordt gehaald. De woningbouwproduktie stagneert landelijk momenteel. Landelijk worden in 2001 circa 65.000 woningen opgeleverd. De prognose is dat in 2002 dit aantal verder daalt naar circa 60.000 woningen (ter vergelijking in 1995 werden nog 94.000 woningen opgeleverd, terwijl in 2000 sprake was van 71.000 woningen). Nu er zicht begint te komen op de productie in de laatste VINEX jaren mag enige zorg uitgesproken worden over de mogelijkheid dat Heimond de VINEX-taakstelling, wat betreft de totale uitbreiding van de voorraad, niet zal halen. Als gevolg van vertragingen in verband met problemen rond de hoogspanningsleiding en grondeigendommen in Brandevoort, doch ook elders in de stad zullen diverse bouwplannen later dan gepland gerealiseerd worden. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de eerstkomende jaren relatief weinig woningen toegevoegd zullen worden, terwijl naar alle waarschijnlijkheid in het jaar 2004 een dermate hoog aantal woningen gepland wordt dat het onwaarschijnlijk geacht mag worden, dat de markt dit aantal op kan nemen. 5. e. Kwalitatieve onderbouwing nieuwbouwprogramma Alvorens in te gaan op het onderdeelkwalitatieve onderbouwing wordt nadrukkelijk opgemerkt dat hetgeen in dit onderdeel wordt vermeld een eerste invulling betreft, en een zeer indicatief karakter draagt. De gehanteerde parameters kunnen ten gevolge van het te voeren overleg met de betrokken partijen nog onderhevig zijn aan wijzigingenlaanpassingen. Hiervoor zijn reeds randvoorwaarden voor de differentiatie van het nieuwbouwprogramma aangegeven en is vanuit diverse invalshoeken informatie aangedragen omtrent de situatie op de woningmarkt. Inmiddels zijn in de nota "Woonopgave Heimond 2010" d.d. 18 oktober 2001 nieuwe randvoorwaarden geformuleerd, die enerzijds gebaseerd zijn op door het rijk 35 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 opgelegde randvoorwaarden, en anderzijds de ambitie van de gemeente Heimond. Kort samengevat houden deze randvoorwaarden het volgende in : 0 Het totaal van alle maatregelen, dus zowel nieuwbouw als herstructurering en verkoop zal uiteindelijk moeten leiden tot een woningvoorraad in het jaar 201 0, die uit 45% huurwoningen en 55% koopwoningen bestaat. 0 De uitbreiding van de woningvoorraad dient op de uitieglocaties voor 70% plaats te vinden in de marktsector en op binnenstedelijke locaties zelfs voor 1 00% (dit is een verdubbeling in vergelijking met de VINEX-afspraken). 0 Het aantal onttrekkingen in de pedode 2000-2005 wordt 'ingeschat op 600 woningen, terwijl met staatssecretaris Remkes voor de periode 2005-201 0 een aantal is afgesproken van 1.400 onttrekkingen. 0 Uitgegaan wordt van minimaal 150 te verkopen huurwoningen per jaar en te streven naar 250 woningen per jaar. 0 1 0% van het totale nieuwbouwprogramma zal gerealiseerd worden als sociale koopwoning. 0 Er wordt uitgegaan van woningvoorraad die op 1 januari 201 0 bestaat uit 80% eengezins- en 20% meergezinswoningen. 0 Met betrekking tot het particuliere opdrachtgeverschap wordt uitgegaan van 15% uitgifte bouwkavels en het stimuleren van alternatieve vormen tot eveneens minimaal 15% van het bouwprogramma. In de voorliggende paragraaf zal deze informatie onderling afgestemd en vertaald worden in concrete aanbevelingen met betrekking tot de differentiatie van het taakstellende woningbouwprogramma. In vergelijking met voorgaande jaren is er een duidelijk verschil in de tot standkoming van het programma. Werd in voorgaande jaren het totale programma bepaald door de resultaten van woningmarktonderzoek, voor de voorliggende nota Wonen is gekozen voor een langere periode, namelijk tot het jaar 201 0, waarbij de differentiatie van de totale voorraad met betrekking tot een aantal elementaire aspecten in dat jaar is vastgelegd in de notitie "Woonopgave Heimond 201 O", die in oktober 2001 door het College van Burgemeester en Wethouders is vastgesteld en besproken is in de raadscommissie Stedelijk Beheer en Volkshuisvesting. De woningmarktonderzoeken vormen nu de basis voor de berekening van de fasering, dus het bepalen van de weg die naar de gewenste eindsituatie moet leiden. Als centrumgemeente zal Heimond ook in de toekomst een belangrijke bovenlokale functie op de woningmarkt blijven vervullen. Daarom zal evenals voorgaande jaren bij de bepaling van de gewenste differentiatie rekening gehouden worden met een Heimondse component (vooral gebaseerd op onderzoeksresuitaten) en een regionale component (die zowel gebaseerd is op informatie uit diverse onderzoeken als op beleidsmatige uitgangspunten). 0 Verhouding koop-huur In deze woonvisie wordt in tegenstelling tot voorgaande jaren reeds vooraf voor het jaar 201 0 uitgegaan van een totale woningvoorraad van 45% huurwoningen en 55% koopwoningen. Het verhouding huur-koop in het nieuwbouwprogramma vormt een afgeleide van de verhouding die in 201 0 aanwezig dient te zijn in Heimond, en waarbij tevens is rekening gehouden met sloop en verkoop van huurwoningen in de periode tot het jaar 201 0. De verhouding koop-huur voor de totale periode 2002-201 0 staat dus reeds min of meer vast (wordt bepaald door de vastgestelde eindsituatie in combinatie met sloop en verkoop), de fasering binnen deze periode daarentegen niet. Om deze te bepalen zal gebruik gemaakt worden van het tweejaarlijkse regionale woningbehoefteonderzoek, de analyse van woningzoekenden in de huursector en andere marktinformatie. Uit de woningbehoefteonderzoeken van de afgelopen jaren blijkt dat, indien kan worden voldaan aan alle wensen van degenen, die verhuisplannen hebben, in diverse categorieën huurwoningen een rekenkundig overschot dreigde te ontstaan. Verleden jaar bleek dit over- schot veranderd te zijn in een tekort. Uit de resultaten van het meest recente woningbehoefteonderzoek blijkt dat er op dit moment weer sprake is van een, zij het beperkt, 36 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 overschot aan huurwoningen, hoewel er op dit moment een duidelijke spanning op de markt voor huurwoningen geconstateerd kan worden. Deze spanning wordt veroorzaakt door een combinatie van factoren, waarvan sommige van structurele aard en andere meer van incidentele aard zijn. Genoemd kunnen onder andere worden: 1 . Sociaal-maatschappelijke factoren, zoals verdergaande individualisering, vergrijzing. 2. De omzetting van huur- in koopwoningen. 3. De landelijke situatie op de woningmarkt, met name in de koopsector. 4. De vertraagde oplevering van allerlei nieuwbouwprojecten zowel in de uitieggebieden als in de bestaande stad en zowel in de huursector (directe gevolgen merkbaar) als in de koopsector (indirecte gevolgen in verband met mindere'doorstroming). Dit betreft overigens geen specifiek Heimonds probleem maar is overal in den lande zichtbaar. Het aantal opgeleverde woningen is landelijk het afgelopen jaar landelijk op een naoorlogs dieptepunt uitgekomen. Als oorzaken van deze stagnatie kunnen genoemd worden, dat steeds vaker beroepsprocedures tegen bestemmingsplannen gestart worden, dat vaak bouwmaterialen niet op tijd leverbaar zijn, dat zowel bij de overheid als bij de realisatoren een tekort is aan gekwalificeerd personeel en het afgelopen jaar een afnemend consumentenvertrouwen en onder druk staande vermogenspositie van huishoudens. 5. De hogere prijzen in de koopsector, waardoor huishoudens die voorheen een koopwoning zochten, zich nu weer richten op de huursector. Getracht zal worden de spanning op de markt voor betaalbare huurwoningen als volgt verminderen: 1 . Als gevolg van de meer structurele oorzaken is het woningbouwprogramma in de huursector in het Volkshuisvestingsplan 2000-2004 reeds behoorlijk verhoogd. De eerste in dit plan vermelde bouwplannen zullen op korte termijn worden opgeleverd. De resultaten van het meest recente Woningbehoefteonderzoek geven geen aanleiding om het programma in de huursector wederom aanzienlijk te verhogen. De gevolgen van een verdere verhoging zouden bovendien eerst over enkele jaren merkbaar zijn, gezien de tijd die tussen de planning en de daadwerkelijke realisatie ligt. 2. Intussen zal er wel hard aan gewerkt worden om de vertraagde woningproductie in te halen. De woningbouw in de koopsector zal door middel van doorstroomketens vele woningen weer beschikbaar maken voor de verhuur, terwijl vanzelfsprekend toevoeging van huurwoningen rechtstreeks gevolgen heeft. 3. Wat betreft de spanning in verband met de hogere prijzen in de koopsector mag verwacht worden, dat wanneer de productie in Brandevoort op gang komt er een doorstroming ontstaat, waarbij allereerst koopwoningen in de minder hoge prijsklassen vrijkomen en dus weert aan de vraag van bovenstaande huishoudens kunnen voldoen, en vervolgens via de volgende doorstroomketens ook huurwoningen vrijkomen. Wat betreft de korte termijn is er dus duidelijk sprake van spanning op de markt voor huurwoningen. Wat de langere termijn betreft mag verwacht worden dat deze spanning weer zal verdwijnen. Ook uit landelijk onderzoek blijkt een toenemend overschot aan huurwoningen. Voor het opheffen van de huidige spanning is dus het aanpakken van de vertraagde bouwplannen in Brandevoort, doch ook elders in de stad, van het grootste belang. Daartoe zal de voortgang van de woningbouwprogrammering, nog meer dan in het verleden, worden gemonitoord. Ongeacht of er nu wel of geen spanning is, het blijft toch uiterst wenselijk huurwoningen in het nieuwbouwprogramma op te nemen. Enerzijds heeft de gemeenteraad herhaalde malen erop aangedrongen om in nieuwbouwplannen, en met name in Brandevoort, doch ook op andere nieuwbouwlocaties differentiatie aan te brengen, dus ook huurwoningen op te nemen. Anderzijds voldoet een aantal huurwoningen niet meer aan de wensen van de huidige woningbehoevenden. Andere huurwoningen onder andere door middel van nieuwbouw zijn voor deze groep noodzakelijk. Fasering koop-huurverhouding 37 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 Uit bovenstaande tabel blijkt dat het nieuwbouwprogramma voor de periode 2001-2010 8.360 woningen bedraagt. Indien de toevoeging in het jaar 2001 en de te verwachten toevoeging in het jaar 2002 in mindering gebracht worden, resteert een programma van 6.960 voor de periode 2003-201 0 (planning 2002-2009). Voor de totale periode 2001-2010 betekent dit 2.504 huurwoningen, ofwel 30%, en 5.856 koopwoningen ofwel 70% van het programma. Verwacht wordt dat in de jaren 2001 en 2002 95 huurwoningen (295 opgeleverd minus 210 gesloopt) en 1.305 koopwoningen aan de voorraad zullen worden toegevoegd. Voor de oplevering in de jaren 2003-201 0 resteert dan een opgave van 2.409 huurwoningen en 4.551 koopwoningen, ofwel een verhouding van 35%- 65%. Deze aantallen huurwoningen zijn overigens alleen mogelijk, indien de ruimte ervoor gecreëerd wordt door middel van sloop of verkoop van huurwoningen. Uit het Woningbehoefteonderzoek 2000 bleek een rekenkundig tekort van circa 800 huurwoningen. Uit de resultaten van het onlangs plaatsgevonden woningbehoefteonderzoek blijkt daarentegen weer een rekenkundig overschot van circa 200 huurwoningen. Deze resultaten bevestigen de verwachting dat de op dit moment duidelijk merkbare druk op de markt voor huurwoningen veroorzaakt wordt door de vertraagde oplevering van plannen zowel in de huur- als in de koopsector. Voor de korte termijn zal daarom versneld een aantal plannen in de huursector aan bod komen. Wat de lange termijn betreft moet geconcludeerd worden dat over de periode 2003-201 0 nieuwbouw in de huursector vrijwel alleen mogelijk is indien dit samengaat met verkoop en sloop van huurwoningen. Het is dus strikt noodzakelijk om huurwoningen die niet meer voldoen aan de wensen van de huidige woningzoekenden te slopen of om huurwoningen te verkopen. Dit schept ruimte voor de bouw van huurwoningen die wel voldoen aan de wensen en behoeften van de woningzoekenden. De Wet Bevordering Eigen Woningbezit zal hierbij enige hulp kunnen bieden. ¿ Heimondse component ¿ Mede als gevolg van het aantrekkelijk aanbod in de koopsector, de lage rentestand en het steeds minder subsidiëren van huurwoningen, is de vraag naar huurwoningen een aantal jaren sterk afgenomen. De brutovraag nam in de periode 1995 tot 1997 af, nam vervolgens weer toe van 53% in 1997 via 54% in 1998 naar 57% in 1999 en is ondanks de geconstateerde spanning op de markt voor huurwoningen in 2001 weer afgenomen naar 52%. Ook in absolute zin is de vraag naar huurwoningen het afgelopen jaar fors afgenomen. Daarnaast komen door middel van doorstroming huurwoningen weer beschikbaar op de woningmarkt. Dit aanbod is het afgelopen jaar fors afgenomen. Uiteindelijk resteert een netto vraag, die, uitgaande van een situatie waarbij volledig is tegemoet gekomen aan de wensen van de woningzoekenden, weer een klein rekenkundig overschot aan huurwoningen geconstateerd kan worden van circa 200 woningen. In de periode 1995-1998 kende Heimond een overschot van circa 1.000 woningen. Daarna nam het overschot af via circa 600 in 1997 en 250 in 1998 naar een tekort van ruim 800 in het component > De regionale vraag wijkt iets af van de Heimondse vraag naar koopwoningen, in die zin dat vanuit de regio iets meer woningen gevraagd worden in de prijsklasse >fl400.000,-. > Daarnaast dient vooral ook in de koopsector de doelstelling van versterking van de sociaal- economische structuur tot stand gebracht te worden en zullen de percentages voor de hogere prijsklassen bij de regionale component ook op een iets hoger niveau liggen dan bij jaar 1999 en dus nu weer een klein overschot in 2001. Voor alle duidelijkheid betreft dit alleen de Heimondse vraag. De toename van de vraag naar huurwoningen in het jaar 1999 kon verklaard worden door een toenemende verhuisgeneigdheid van 55-plussers en van starters (die zich weer meer richten op de huursector in verband met de steeds hoger wordende koopprijzen). De verandering van een tekort aan huurwoningen in 1999 naar weer een klein rekenkundig overschot in 2001 kan verklaard worden door een sterk verminderde verhuisgeneigdheid, met name van starters op de woningmarkt, die voor een belangrijk deel juist gericht zijn op deze huursector. Het geringe aanbod aan huurwoningen is mogelijk hiervoor een verklarende factor. 38 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 > De constatering, dat er een theoretisch overschot zal ontstaan, wat betreft de Heimondse vraag, betreft slechts de laagste prijsklasse namelijk De vraag naar duurdere huurwoningen neemt, uitgaande van zowel het woningbehoefteonderzoek als van het bestand van ingeschreven woningzoekenden in de huursector, steeds verder toe. Uit de analyse van de leegstand blijkt, dat ook deze woningen geen of nauwelijks leegstand kennen. Het betreft vooral duurdere meergezinshuurwoningen van hoge kwaliteit op centrale locaties, bestemd voor de doelgroepen ouderen en startende tweeverdieners. Bij deze categorie woningen blijkt vaak, dat het aanbod de vraag schept. Vaak hebben deze huishoudens in eerste instantie geen verhuisplannen, maar worden gestimuleerd te verhuizen door het aantrekkelijke aanbod. De bruto-behoefte aan koopwoningen is in vergelijking met verleden jaar fors afgenomen, terwijl het aantal door verhuizing vrij te komen woningen eveneens fors is afgenomen 0 Prijsklasse/Differentiatie van de huursector Uit de Woningbehoefteonderzoeken van de afgelopen jaren bleek dat in Heimond een groot rekenkundig overschot aan woningen in de laagste huurprijsklasse aanwezig was. Daarnaast is in de nota "Kernvoorraad in Heimond" (1 997) geconstateerd, dat er voldoende woningen, behorend tot de kernvoorraad in Heimond aanwezig zijn om de doelgroep van het beleid, namelijk de lagere inkomensgroepen, op te kunnen vangen. Nadat verleden jaar in deze prijsklasse plotseling een rekenkundig tekort werd geconstateerd, blijkt uit het meest recente regionale woningbehoefteonderzoek weer een overschot aan woningen met een huurprijs van Het verleden jaar geconstateerde tekort is dus niet structureel gebleken. Nieuwbouw van woningen in deze prijsklasse is gezien de bouwkosten en de gewenste kwaliteit reeds jaren niet meer mogelijk. 0 Heimondse component Uit voorgaande paragraaf is reeds gebleken dat de verhuisgeneigdheid van starters in het meest recente regionale woningbehoefteonderzoek aanzienlijk is afgenomen. Dit is juist de doelgroep die in belangrijke mate gericht is op huurwoningen in de laagste prijscategorie. Geconstateerd kan worden dat de bruto vraag naar woningen met een huur van nog slechts een vijfde deel is van de vraag van verleden jaar. Ook het aantal door verhuizing vrij te maken woningen in deze prijsklasse is afgenomen, echter in lang niet dezelfde mate als de bruto vraag. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een rekenkundig overschot aan dit soort woningen, Rekenkundig gezien is er ook nagenoeg evenwicht tussen bruto vraag en vrijkomend aanbod in de prijscategorie fl612,- tot fl999,-, en is er een tekort aan woningen met een huur net onder de huursubsidiegrens (fll 01 0,-). Tenslotte is er een gering overschot aan woningen met een huur boven de huursubsidiegrens. Ondanks dit geconstateerde overschot kan toch uit de praktijk opgemaakt worden, dat deze woningen en met name de duurdere categorieën hierbinnen toch goed verhuurbaar zijn. Het betreft in de meeste gevallen nieuwbouwappartementen, waarbij gesteld kan worden dat het aanbod de vraag schept (men geeft niet aan, dat men verhuisplannen heeft, maar indien het aanbod aantrekkelijk is, verhuist men toch). Tenslotte blijkt een huurprijs van ca fll 000,- niet abnormaal te zijn als tevens gekeken wordt naar de gestegen bouwkosten en de eisen, die aan nieuwbouwhuurwoningen gesteld worden in het kader van aanpasbaar en toegankelijk bouwen, duurzaam bouwen en het politiekeurmerk "veilig wonen in een veilige woonomgeving". Buiten de conclusies van het woningbehoefteonderzoek speelt de voorgenomen herstructurering van Binnenstad-Oost, en eventueel in latere jaren nog andere wijken een rol. Tijdens de behandeling van de begroting 2001 heeft het College de gemeenteraad toegezegd, met uitzondering van een tweetal locaties, in principe alle projecten voor differentiatie in aanmerking dienen te komen. Bij de behandeling van de begroting 2002 heeft het College, mede gezien de actuele spanning op de markt voor huurwoningen, toegezegd dat getracht zal worden: 1. vertraagde plannen zowel in de huur- als in de koopsector zo snel mogelijk af te ronden; 2. nieuwe plannen in de huursector naar voren te halen; 39 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 3. dit te compenseren door in latere jaren wat minder huurwoningen te realiseren, zodat het totale programma toch gehandhaafd kan blijven. Overwegende dat de vraag naar woningen in de lagere huurprijscategorieën mogelijk beïnvloed is door het geringe aanbod en het overgrote deel van de vraag naar huurwoningen zich richt op een huurprijs net onder de huursubsidiegrens, en dat de vraag naar woningen in de hogere huurprijscategorieën naar alle waarschijnlijkheid niet via een woningbehoeftenonderzoek zichtbaar wordt, maar toch blijkt in de praktijksituatie, wordt voorgesteld de huursector in het taakstellende woningbouwprogramma 2003-2009 als volgt tedifferentiëren:fl612,-totfl.010,-:75%en>fl1.010,-:25%. lnverbandmetdebehoefte aan duurdere appartementen voor ouderen en startende tv@eeverdieners op centrale hoogwaardige locaties betekent dit in vergelijking met het laatste Volkshuisvestingsplan, rekening houdend met een verschil in prijsklassen, een beperkte verschuiving in van dure naar betaalbare huurwoningen. Voor alle nieuw te bouwen woningen geldt dat deze woningen dienen te voldoen aan bepaalde criteria, zoals uitermate geschikt voor ouderen en startende tweeverdieners en een hoogwaardige kwaliteit van de woning en woonomgeving. 0 Regionale component Uit voorgaande regionale woningbehoeftenonderzoeken (de resultaten van het onlangs gehouden onderzoek zijn voor het regionale deel nog niet beschikbaar) bleek, dat responden- ten, die afkomstig zijn uit de overige S.R.E.-gemeenten, bereid zijn meer aan huur te betalen dan de Heimondse woningzoekenden. Heimond heeft een bovenlokale taakstelling en heeft zich tot doel gesteld daarmee ook de sociaal-economische structuur te verbeteren en mikt daarmee op onder andere het hogere segment van de markt voor huurwoningen. Daarnaast zal Heimond binnen S.R.E.-verband trachten te stimuleren, dat gemeenten buiten de centrale steden ook sociale huurwoningen aanbieden voor de opvang van hun eigen doelgroep, en dus niet meer alleen bouwen voor vooral de hogere inkomensgroepen. Voor de regionale component worden daarom, rekening houdend met een andere indeling naar prijscategorie, een iets aangepast verhouding voorgesteld dan verleden jaar: fl612,- tot fl1.010,-: 20% en >f1.010,-: 80%. 5.f. Taakstellende woningbouwprogramma 2003-2010 Samenvoeging van beide componenten leidt tot het volgende beeld. Tabel. 15 Taakstellende woningbouw gramma 2003-2010: differentiatie van de huursector. In% Absoluut Totaal In aandeel huursector In aandeel tot. progr. Helm. Reg. Helm. Abs. % % 75 20 1.6 39 1.710 72 25* >f1.010 25 80 58610 115 675 28 10 LLoigal- 11 100 2.241 _144j 2.3á-5- 100 1 @@35* * Inclusief 1 0% voor goedkope koopwoningen Zoals uit de volgende paragraaf nog zal blijken, stelt de rijksoverheid in de nota "Wonen: Mensen, Wensen, Wonen" voor meer aandacht te richten op de sociale koopsector, ofwel de prijscategorie -, namelijk 10% van het totaal programma. Aangezien echter deze woningen bestemd zijn voor dezelfde doelgroep dan huurwoningen in de prijscategorie O,- zal dit aandeel van 1 0% goedkope koopwoningen in mindering worden gebracht op het aandeel huurwoningen - Uitgaande van de actuele spanning op de markt voor huurwoningen en tevens de herhuisvesting van bewoners uit de te herstructureren buurten te vergemakkelijken wordt voorgesteld in de eerste jaren van de programmaperiode het accent sterker te leggen op de prijscategorie -. Compensatie vindt vervolgens plaats in de jaren daarna, terwijl in de 40 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 laatste jaren van de programmaperiode weer het gemiddelde aandeel wordt aangehouden. In onderstaande tabel wordt dit voorstel verder uitgewerkt. Tabel. 15 Fasering taakstellend woningbouwprogramma 2003-201 0: differentiatie van de huursector. @.fi 010 Totaal Progr.=100% Relatief Absoluut Relatief Absoluut Absoluut 2003 35 380 10 110 1.100 2004 30 340 10 110 1.160 2005 20 215 10 100 1.100 2006 15 160 10 105 1.100 2007 2 245 10 100 1.000 2008 2 200 10 80 800 2009 25 1 170 10 70 700 Totaal 25% 1 1.710 1 10% 6751 6.960 * Inclusief 10% voor goedkope koopwoningen S.f.l. Differentiatie van de koopsector 0 Heimondse component > In het verleden werden in het Meerjarenwoningbouwprogramma de prijsklassen in de koopsector bepaald door de stichtingskosten voor goedkope, middeldure en dure woningen, zoals vermeld en jaarlijks aangepast in het BBSH. Gezien de prijsontwikkelingen van de afgelopen jaren zijn deze stichtingskosten niet meer realistisch. Gekozen is daarom voor een indeling in de volgende categorieën: -, fl275.000,- tot fl400.000,-, fl400.000,- tot fl500.000,-, fl500.000- tot fl750.000,- en >fl750.000,-. > De vraag naar koopwoningen is (zowel bruto als netto) fors afgenomen, alhoewel de afname minder groot is geweest dan bij de huursector. > De vraag naar koopwoningen concentreert zich steeds meer in de prijsklassen >fl400.000. Was de vraag naar koopwoningen het laatste Volkshuisvestingsplan netto voor 32% gericht op deze prijsklasse, inmiddels is dit aandeel opgelopen tot 70%. Indien deze klasse weer verder gedifferentieerd wordt dan blijkt de netto vraag naar koopwoningen in de prijsklasse fl400.00,- tot fl500.000,- 30% te bedragen van de totale vraag naar koopwoningen, de prijsklasse fl500.000,- tot fl750.000,- 33%, en >fl750.000,- 7%. > De vraag naar goedkope koopwoningen (stichtingskosten -) is verder afgenomen. De afname van de netto vraag is naar alle waarschijnlijkheid deels veroorzaakt doordat de afgelopen jaren een belangrijk deel van de vraag naar goedkope koopwoningen ingevuld wordt door de verhuurders, die met uitzondering van de laatste twee jaren, in aanzienlijke mate woningen hebben verkocht. Een andere verklaring voor deze afname is dat gezien de sterke stijging van de bouwkosten een koopwoning in deze prijsklasse weinig kwaliteit te bieden heeft en dus voor kopers niet meer in trek is. Tenslotte kan als laatste verklaring opgevoerd worden dat als gevolg van de hoge prijzen van koopwoningen, gecombineerd met het geringe aanbod aan woningen in deze laagste prijscategorie, potentiële kopers weer zich meer zijn gaan richten op de huursector. Aangezien echter de gemeenteraad van Heimond heeft aangedrongen op het tot stand brengen van gedifferentieerde woonmilieus, vooral in Brandevoort, zou in het woningbouwprogramma een beperkt aandeel koopwoningen in deze prijscategorie toch wenselijk zijn. Ook de rijksoverheid geeft in de nota "Wonen: Mensen, Wensen, Wonen" een percentage van 1 0% van het bouwprogramma voor de sociale koopsector (ofwel prijsklasse tot fl275.000) aan. > Aangezien deze woningen bestemd zijn voor dezelfde doelgroep als de doelgroep die gericht is op sociale huurwoningen, zal deze 10% in mindering gebracht worden op het aandeel huurwoningen in de prijsklasse -, en zal dus niet ten koste gaan van het aandeel koopwoningen, zoals in paragraaf is voorgesteld. > Voor de Heimondse component worden daarom de volgende aandelen voorgesteld: - 10% van het totale programma (hiermee is reeds bij de huursector rekening gehouden), fl275.000-fl400.000,- 36%, fl400.00,- tot fl500.000,- 27%, fl500.000,- tot fl750.000,- 30%, en >fl750.000,- 7%. > Regionale de Heimondse component. 41 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 > Voorgesteld wordt de volgende verdeling: fl275.000-fl400.000,- 20%, fl400.00,- tot fl500.000,- 20%, fl500.000,- tot fl750.000,- 30% en >fl750.000,- 30%. S.f.2. Taakstellende woningbouwprogramma 2003-2010 Samenvoeging van beide componenten leidt tot het volgende beeld: Tabel. 17 Taakstellende woningbouwprogramma 2003-2010: differentiatie van de koopsector. In% Absoluut Totaal In aandeel koopsector In aandeel tot. progr. Helm. Reg. Helm. Reg. Abs. % % nvt nvt nvt nvt (696) nvt (1 0) fl275-fl400.000 36 20 660 548 1.208 26 1 7 fl400-f500.000 27 20 495 548 1.043 23 1 5 fl500-.f750.000 30 30 550 822 1.372 30 20 >.f750.000 7 30 129 -823- 952, 2 1 13. Totaal ioo 100 1.834 1 2.741 L 4.575 1 100 1 65 Voor de koopsector kunnen op dit moment geen redenen worden aangevoerd om een aangepaste fasering in deze aandelen aan te brengen. In onderstaande tabel wordt aangegeven hoe de koopwoningen per prijsklasse over de verschillende jaren zijn opgenomen. Tabel. 18 Fasering taakstellend woningbouwprogramma 2003-2010: differentiatie van de psector. 275-400.000 400-500.000 500-750.000 >750.000 Tot. Progr.= 100% Rel. Abs. Rel. Abs. Rel. Abs. Rel. Abs. Abs. 2003 17 186 15 165 20 220 13 143 1.100 2004 17 196 15 174 20 232 13 151 1.160 2005 17 190 15 165 20 220 13 143 1.100 2006 17 190 15 165 20 220 13 143 1.100 2007 17 170 15 150 20 200 13 130 1.000 2008 17 134 1 5 120 20 160 1 3 104 800 2009 117 15 105 1 20 140 131 91 700 o@a 1 1.183 1 -r, 11 nrq 1 92 --1-3-[--905 6.giO- In het volgende overzicht wordt de hiervoor beleidsmatig vastgelegde differentiatie van het taakstellende woningbouwprogramma voor de periode 2000-2004 samengevat en vergeleken met het voorgaande Volkshuisvestingsplan. Tabel. 19 het taaksteliende woningbouwprogramma 2001-2005. Nota Wonen 2003-2010 VOP 2000-2004 15% >f1.010 10%* >fl910 10% Totaal huur 25%* Totaal huur 27% 1 0%' 2% fl275.000-fl400.000 17% fl183.000-fl261.000 10% fl400.000-fl500.000 15% fl261.000-fl325.000 11% fl500.000-fl750.000 20% fl325.000-fl400.000 26% >fl750.000 13% >fl400.000 1 24% Totaal koop 75%* 1 73% * Hierbij is rekening gehouden met het doorschuiven van 1 0% huurwoningen in de categorie O,- naar de goedkope koopsector, overeenkomstig het beleid van de rijksoverheid. 42 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 S. 9. Woningtype * De huidige verhouding tussen eengezins - en meergezinswoningen bedraagt in Heimond 78%-22%. Mede in het kader van de transformatieopgave en het relatief hoge aandeel eengezinswoningen in de uitieggebieden in de periode 2005-2010 is in de notitie "Woonopgave Heimond 201 O" voor het jaar 201 0 een verhouding voorgesteld van 80%- 20%. Aangezien de transformatieopgave tot het jaar 201 0 voor een belangrijk deel eengezinswoningen betreft, zal het aandeel eengezinswoningen in het nieuwbouwprogramma iets hoger dan 80% dienen te zijn om uiteindelijk op deze 80% in het jaar 201 0 uitte komen. * Evenals de afgelopen jaren, met uitzondering van het jaar 2000, kan geconcludeerd worden dat het aantal door verhuizing vrij te maken meergezinswoningen, zowel in de huursector als in de koopsector, de vraag naar dit soort woningen overtreft. Dit overschot is dit jaar in de huursector in absolute zin afgenomen, terwijl het in de koopsector is toegenomen. Toch blijken appartementen in de koopsfeer, mits van goede kwaliteit en gelegen op hoogwaardige locaties, in de praktijk tegenwoordig gewild te zijn (aanbod schept de vraag). Het rekenkundig tekort (excl. regionale component) aan eengezins- woningen in de koopsector blijft groot, terwijl in de huursector het rekenkundig overschot aan eengezinswoningen van verleden jaar is veranderd naar een situatie waarbij vraag en vrijkomend aanbod nagenoeg in evenwicht zijn. * De vraag naar meergezinswoningen is echter gericht op kwalitatief goede meer- gezinswoningen op hoogwaardige centraal gelegen locaties, vooral vanuit de doelgroep ouderen en startende tweeverdieners en aanzienlijk minder op locaties in de buitenwijken. De nieuw te bouwen meergezinswoningen dienen dus zonder uitzondering bij uitstek geschikt te zijn voor deze doelgroepen en met name gelegen te zijn op bovengenoemde locaties. In de regio is een aanzienlijke vraag naar meergezinswoningen geconstateerd. Heimond kan vanuit de regionale taakstelling een bijdrage leveren om aan deze vraag te voldoen. * De voorraad eengezinshuurwoningen zal, als gevolg van het strategisch voorraadbeheer (sloop en verkoop) fors afnemen. Dit zelfde geldt, zij het in mindere mate voor de meergezinshuurwoningen. * Het merendeel van de huurwoningen, die gerealiseerd zullen worden in Brandevoort evenals een belangrijk deel van de vervangende nieuwbouw in de huursector zal in de eengezinssfeer gebouwd worden. * Gezien deze overwegingen, wordt voorgesteld het aandeel meergezinswoningen in de huursector voor de komende jaren in vergelijking met verleden jaar te verlagen van 80% naar 40%, waarbij overigens in prijs en kwaliteit nagenoeg geen concurrentie mag optreden met de bestaande meergezinswoningen. Voor de koopsector wordt voorgesteld het aandeel meergezinswoningen in vergelijking met verleden jaar eveneens iets te verlagen van 1 0% naar 8%. De consequenties van deze uitgangspunten voor het woning- bouwprogramma 2003-2010 zijn als volgt: Tabel. 20 Taakstellend woningbouwprogramma 2000-2004 naar verhouding koop-huur en woningtype. Eengezins Meergezins Totaal Abs. % Abs. 1 % Abs. % Huurwoningen 1.431 60 954 [46- 2.385 100 Koopwoningen 4.209 92 366 8 4.575 100 Totaal 11 5.640 181 1.320 --[1-9 6.960 100 5.h. Huisvesting ouderen Tijdens de behandeling van het Volkshuisvestingsplan 1999-2003 in de gemeenteraad is reeds toegezegd de huisvestingssituatie en woningbehoefte van ouderen nader te analyseren. In verband met de hoge prioriteit voor de herstructurering van Binnenstad-Oost was dit 43 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 onderzoek vertraagd. In voorliggende nota wordt in hoofdstuk 6 betreffende Wonen en Zorg uitgebreid hierbij stilgestaan. In het Volkshuisvestingsplan 2000-2004 was, op basis van het grote tekort aan dit soort woningen, voorgesteld jaarlijks 1250 seniorenwoningen door middel van nieuwbouw aan de voorraad toe te voegen. Voor de komende planningsperiode wordt voorgesteld dit aantal op te hogen tot 150 woningen per jaar in verband met de vervangende nieuwbouw in de huursector in Binnenstad-Oost, die vooral gericht dient te zijn op de doelgroep ouderen. Daarnaast is het gewenst bestaande woningen dusdanig aan te passen dat deze geschikt gemaakt worden voor ouderen 5. i. Resurné: het taakstellend woningbouwprogramma 2003 - 2010 In het volgende overzicht wordt de hiervoor beleidsmatig vastgelegde differentiatie van het taakstellende woningbouwprogramma voor de periode 2003-201 0 samengevat en vergeleken met het voorgaande Volkshuisvestingsplan. Tabel 21. Het taakstellende woningbouwprogram a 2003-201 0. Nota Wonen 2003-201 0 VOP 2000-2004 15%* >f1.010 10% >fl910 10% Totaal huur 25%* Totaal huur 27% 1 0%* 2% fl275.000-fl400.000 17% fl183.000-fl261.000 10% fl400.000-fl500.000 15% fl261.000-fl325.000 11% fl500.000-fl750.000 20% fl325.000-fl400.000 26% >fl750.000 13% >fl400.000 24% Totaal koop 75%* 73% Verhouding huur-koop 25%-75% Verhouding huur-koop 27%-73% Verhouding klein-groot 39%-61% Verhouding klein-groot 31%-69% Aandeel meergez.won. 19% Aandeel meergezinswon. 19% Aandeel specifiek voor ouderen 15,1 % n eel specifiek voor ouderen 13,3% geschikte won. 1 geschikte won. 1 Aan de hand van de hiervoor gemaakt analyse dient een vertaling plaats te vinden naar jaarlijkse woningbouwprogramma's (zowel kwalitatief als kwalitatief. Deze programma's dienen als sturingsinstrument om te komen tot de gewenste "eind- voorraad" ' Een voorbeeld van een dergelijkjaarlijks woningbouwprogramma is in de bijlage opgenomen. Te realiseren als sociale huurwoning. Na een nog nader te bepalen aantal jaren verkopen aan de desbetreffende doelgroep. 44 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 S.j. Transformatiestrategiën Zowel de nieuwbouw als de transformatie van de bestaande woningvoorraad dienen uiteindelijk te resulteren in de gewenste woningvoorraad per 1-1 -201 0. De lokale-regionale marktpositie, het investeringspotentieel en de economische ontwikkelingen zijn bepalend voor de slaagkansen van de geformuleerde ambities Om dit te bereiken zijn een aantal transformatiestrategieën beschikbaar. Hierna volgt een korte omschrijving van toe te passen strategieën Verdichten Deze strategie is nodig voor het tot stand brengen van meer centrum-stedelijke woonmilieus. Bij verdichten is de rol van de overheid soms initiërend en soms stimulerend. De investeringen vinden veelal in de omgeving plaats 0 Verdunnen Verdunnen vindt plaats omdat het economisch draagvlak voor het voortzetten van de exploitatie, het veranderen van de positie van de wijk of het vernieuwen van de wijk ontbreekt. Het gaat daarbij met name om buiten-centrum woonmilieus in gemeenten waar er een overschot op de woningmarkt is, de waardering voor de wijk slecht is, de sociaal-economische van de bewoners verslechtert en er wat betreft de bereikbaarheid ook geen aanknopingspunten zijn voor verdichting. De markt vraagt om een aangepast type woonmilieu. In de betreffende wijk liggen met name kansen. In dergelijke wijken is nadrukkelijk een rol voor de overheid weggelegd. 0 Verbouwen In deze strategie gaat het vooral om toevoegen van kwaliteit. Verbouwen is vooral interessant als de bewoner voldoende inkomen of vermogen heeft en er elders geen mogelijkheden zijn voor een passende woning. De rol van de overheid is in deze meer afstandelijk en regulerend. 0 Positie veranderen Bij deze strategie functioneert de wijk slecht. Op omvangrijke schaal worden woningen aan de woningvoorraad onttrokken, waardoor door middel van vervangende nieuwbouw kwaliteit aan de wijk kan worden toegevoegd. Op deze wijze verschaft de wijk zich een nieuwe positie op de woningmarkt. Het gaat daarbij vaak om centrum-stedelijke en groen-stedelijke woonmilieus. Binnen deze strategie is een belangrijke rol voor de overheid weggelegd. 0 Functie veranderen Functie verandering is aan de orde als er gebrek aan ruimte is voor de uitbreiding van de woningvoorraad. De aard van de functie verandering wordt bepaald aan de hand van de vraag. De rol van de overheid is veelal regulerend. Er moet gezorgd worden voor een goed evenwicht tussen de aanpassing van de bestaande voorraad en nieuwe uitleg. Binnen de gemeente Heimond zullen meerdere van de genoemde strategieën toegepast moeten worden. Aan de hand van een nadere analyse van de huidige en gewenste woonmilieus dient een keuze te worden gemaakt t.a.v. de te volgen strategie. 45 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 6. Wonen en zorg 6.a. Inleiding In het Volkshuisvestingplan 2000 - 2004 is de toezegging gedaan in een afzonderlijke analyse in te gaan op de problematiek van de toenemende vergrijzing. In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op het onderwerp wonen en zorg. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat dit onderwerp breder is dan de huisvesting van ouderen. Tevens zal aandacht worden geschonken aan de huisvesting van gehandicapten en die doelgroepen die om een bijzondere vorm van wonen vragen. 6.b. Beleidskader 6.b.l. Rijksbeleid Samen leven is samen (ver)zorgen. Met deze zin opent hoofdstuk 7 Wonen en zorg: inspelen op de toekomst van de nota Wonen in de 21' Eeuw van het ministerie VROM. De nota concludeert dat de komende decennia de combinatie van wonen, zorg en dienstverlening steeds belangrijker zal worden. Een en ander is een gevolg van de toenemende vergrijzing, alsmede het feit dat de gemiddelde leeftijd eveneens stijgt. Zo zal landelijk het aantal 65 plussers in de periode tot 2030 verdubbelen van circa 2 miljoen naar circa 4 miljoen (ofwel van 13 % naar 22 % van de totale bevolking). Daarnaast ontstaat een toenemende vraag naar zorgvoorzieningen in woningen vanwege het extramuralisatiebeleid. Dit beleid is erop gericht mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen. Dit beleid geldt zowel voor ouderen als voor verstandelijk en lichamelijk gehandicapten en (ex-) psychiatrische patiënten. Momenteel heeft 5,5 % van de bevolking een handicap, waarvan 1/4zelfstandig woont. Ook deze groep zal in omvang in de komende periode toenemen, waardoor de vraag naar zelfstandige (aangepaste-) woonruimte landelijk met 100.000 tot 150.000 woningen zal stijgen. Tot slot dient in toenemende mate aandacht te worden geschonken aan de huisvesting van (ex-) dak- en thuislozen, (ex-)verslaafden en ex-gedetineerden. Belangrijk uitgangspunt bij de huisvesting van de hiervoor genoemde groepen is het streven de huidige sterk institutionele aanbodgerichte oriëntatie om te buigen naar een vraaggestuurde markt. Om dit te bereiken is (op landelijk niveau) nog de nodige afstemming van de regelgeving noodzakelijk. De modernisering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), waarin de omslag van aanbodsturing naar vraagsturing centraal staat, moet hieraan een bijdrage leveren. In de afgelopen jaren zijn reeds een aantal maatregelen genomen om de belemmeringen voor het realiseren van nieuwe combinaties van wonen en zorg weg te nemen. Zo zijn de verzorgingshuizen per 1 januari 2001 overgegaan naar de AWBZ en is sprake van een vereenvoudiging en versnelling van de bouwprocedures voor zorginstellingen in de sector verzorging en verpleging. De huursubsidiegrens voor 65 plussers is per 1 juli 1997 verhoogd, voorts zijn experimenten ontwikkeld in het kader van de opplusregeling (waardoor 15.000 woningen extra in de voorraad geschikt zijn gemaakt voor bewoning voor ouderen en gehandicapten) en zijn in de periode 1993 - 1998 ingevolge de liftenregeling 1.800 gebouwen met 48.000 woningen beter bereikbaar gemaakt. In de nota Wonen in de 21 e Eeuw is het 6eprestatieveid wonen en zorg geïntroduceerd. Op grond van dit prestatieveid krijgen woningcorporaties een expliciete rol bij het realiseren van voorzieningen op het gebied van wonen, zorg- en dienstverlening. In de gezamenlijke brief d.d. 25 juni 2001 van de staatssecretaris VWS en de staatssecretaris VROM aan de Tweede Kame@' wordt geconcludeerd dat een verhoogde 28 brief d.d. 25 juni 2001, kenmerk DVVO/ZV-U-2191728 46 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 inzet nodig is om de problematiek op te lossen. Daartoe worden de volgende maatregelen genoemd: a. Woonzorgstimuleringsregeling: met ingang van 1 oktober 2000 is deze tijdelijke regeling in werking getreden. Het doel van de regeling is het realiseren van innovatieve projecten met een goede samenhang tussen wonen, zorg en dienstverlening, ter bevordering van het langer zelfstandig functioneren van burgers die daarvoor op zorg of begeleiding zijn aangewezen. Voor de regeling is een budget beschikbaar van fl 130 miljoen. De regeling wordt uitgevoerd in 4 opeenvolgende tenders. De subsidie bedraagt een eenmalige bijdrage. In de 2' tender zijn voor de gemeente Heimond door de Houtse Woningbouwvereniging 3 aanvragen en Woonmaatsch'appij Heimond West 2 aanvragen voor in totaal 262 woningen ingediend. De regeling is per 17 oktober 2001 verruimd met een beperkt aantal functies die gerealiseerd kunnen worden in gebouwde voorzieningen voor zorginfrastructuur. b. Extra middelen voor woonzorgvernieuwing: voor het jaar 2001 en 2002 zijn ten laste van de begroting van VWS fl 30 miljoen extra gereserveerd voor stimulering en ondersteuning van vernieuwing op het terrein van wonen en zorg. c. Vernieuwingsprogramma wonen en zorg op maat: in de 2 ehelft van 2001 wordt gestart met een informatie-uitwisseling programma. d. Stimuleren ontwikkeling "zorgvriendelijke wijken: op een aantal plaatsen in het land wordt gewerkt aan de ontwikkeling van wijken waarbinnen expliciet aandacht wordt gegeven aan de verbetering van de leefomgeving en aanwezigheid van infrastructuur en voorzieningen, die zelfstandig wonen van mensen met een zorgbehoefte mogelijk moeten maken. e. Woonzorgvouchers: in de nota Wonen in de 21 e Eeuw wordt een experiment met de woonzorg PGB S29 aangekondigd. Door middel van een stapeling van bijdragen uit diverse bestaande regelingen ontstaat een budget waaruit men in meer of mindere mate ongebonden de gewenste zorg kan inkopen. Naast bovengenoemde maatregelen wordt tevens gewerkt aan het wegnemen van een aantal belemmeringen in wet- en regelgeving en financiering. Ten aanzien van de knelpunten op het gebied van ruimtelijk- en grondbeleid heeft de staatssecretaris VROM bij brief d.d. 22 augustus 200 1 30 aandacht gevraagd voor een aantal knelpunten. In deze brief wordt geconstateerd dat de instellingsbevolking naar verwachting landelijk daalt van 237.000 in 1998 naar 139.000 in de periode tot 201 0. Gevolg hiervan is dat voor de komende 1 0 jaar rekening gehouden moet worden met een extra behoefte van 50.000 woningen. In het kader van de herijking van de verstedelijkingsafspraken is door de staatssecretaris nadrukkelijk wonen en zorg tot speerpunt van beleid gemaakt. 6.b.2. Provinciaal beleid In de nota Wonen in Brabant wijdt de provincie een afzonderlijk hoofdstuk aan Volkshuisvesting en zorg. In de nota wordt het belang van het handhaven van de huidige intramurale capaciteit uitgesproken. Voorts is becijferd dat 56.000 sociale huurwoningen in Noord-Brabant in meer of minder mate moeten worden aangepast (peildatum 1998). De provincie heeft ter stimulering van deze opgave deelgenomen aan het opplusproject van het SEV, door reservering van fl 1.5 miljoen. Begin 2001 heeft de provincie Noord-Brabant een notitie inzake de behoefte aan zorg gepresenteerd. In deze notitie is een methodiek opgenomen voor het berekenen van de behoefte aan zowel intra- en extramurale voorzieningen, alsmede een tussenvorm wonen en zorg. Op deze methodiek wordt verder in dit hoofdstuk nader ingegaan. Voorts heeft de provincie een Stimuleringsfonds Zorg en Wonen in het leven geroepen. In de periode 2000 - 2003 is een bedrag ad fl 5.2 miljoen beschikbaar voor stimuleringssubsidies voor de bouw/verbouw van kleinschalige zorgwoonvormen voor mensen die intensieve zorg nodig hebben. 29 Persoons Gebonden Budget 30 Brief d.d. 22 augustus 2001, aan college Gedeputeerde Staten en Burgemeester en wethouders inzake ruimtelijke knelpunten zorginstellingen 47 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Op 12 oktober 2001 hebben provinciale Staten van Noord-Brabant de regiovisie verzorging en verpleging vastgesteld. Deze regiovisie "Werken aan wat bindt" is een vervolg op de regiovisie "Ouderenzorg Zuid-Oost Brabant inclusief chronisch zieken en mensen met een lichamelijke handicap" uit 1997. De regiovisie is een richtinggevend kader dat voor alle betrokken partijen het perspectief beschrijft van waaruit het aanbod van zorg en dienstverlening zo adequaat mogelijk kan worden afgestemd op de vraag naar zorg en diensten. In de regiovisie is tevens opgenomen de subregio visie verpleging & verzorging Heimond. Deze nota geeft de volgende leidende principes: - vraagsturing (de zorgvrager geeft zelf richting aan de zorg die hij ontvangt); - zo lang mogelijk thuis - vermaatschappelijking van de zorg (zorg meer verankerd in samenleving) - scheiden van wonen en zorg - keten benadering (ononderbroken lijn vanaf het moment dat de vraag naar zorg en de daaraan gerelateerde diensten binnenkomt tot aan het moment dat heet proces en de uitkomsten worden geëvalueerd) - spreiding, toegankelijkheid, bereikbaarheid en bruikbaarheid van voorzieningen (BTB) - bevorderen van ontschotting Tot slot heeft de provincie een rol in het kader van het planologisch beleid. Het provinciaal beleid is gericht op verstedelijking: concentratie van bebouwing in stedelijke gebieden. Dit beleid wordt vorm gegeven door middel van richtgetallen voor de woningbouw. Daar waar het gaat om kleinschalige woonvormen voor mensen met een grote zorgbehoefte maken deze projecten geen deel uit van de reguliere woningvoorraad en hebben dan ook geen invloed op het aantal woningen dat een gemeente mag bouwen. 6.b.3 regionale zorgstructuur Hiervoor is reeds melding gemaakt van de regionale visie van het Regioberaad Verpleging & Verzorging regio Heimond. Ter uitvoering van de visie zijn een drietal prioriteiten geformuleerd: 1 . Evenwichtige spreiding met betrekking tot Wonen-Zorg en daaraan gerelateerde Dienstverlening, afhankelijk van de behoeften; 2. Behoud en versterking van de Informele Zorg (mantelzorg, zelfzorg en vrijwilligers); 3. Ontwikkelen van een gezamenlijk Preventief Beleid en uitvoering van daaruit voortvloeiende activiteiten. Het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven vervult daarbij een activerende, adviserende en ondersteunende rol. Ter uitwerking van de hiervoor genoemde 3 prioriteiten zijn door het Regioberaad Verpleging & Verzorging werkgroepen ingesteld. De werkgroep Wonen, Zorg en daaraan gerelateerde Dienstverlening is begonnen met een inventarisatie naar de aanwezige en gewenste voorzieningen over de periode 2000 - 201 0. Het SRE heeft hiertoe een model ontwikkeld. In bijlage 1. is dit model voor de gemeente Heimond weergegeven. Een volgende stap is te komen tot een evenwichtige spreiding van de voorzieningen binnen de (sub-)regio. 6.c. locale situatie 6.c.l. Vergrijzing in Heimond De huidige bevolking van de gemeente Heimond is nog relatief jong. Per 1-1-2001 telt de gemeente 80.716 inwoners. Het aandeel ouderen, uitgaande van een leeftijd van 55 jaar en ouder bedraagt 21.7 %. Dit percentage is zowel t.o.v. het landelijk aandeel (23,5 %) als het provinciaal aandeel (23,2 %) relatief laag te noemen. Uit de bevolkingsprognose blijkt evenwel dat in de komende 15 jaar een aanzienlijke vergrijzing zal voordoen: Tabel 22: bevolkingsproc nose Leeftijd 2001 2005 2010 2015 0 ~54 63.117 78.3 % 71.033 77.8 % 73.305 76.7 % 74.267 75.4 % 55 - 64 8.050 10.0 % 9.929 10.9 % 10.959 11.4 % 11.208 11.4 % 65 - 74 5.741 7.1 % 6.076 6.7 % 6.657 7.0 % 8.031 8.2 % 75 -95 e.o. 3.808 4.7 % 4.275 4.7 % 4,680 4.9 % 4,888 5.0 % 48 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 De leeftijdsopbouw naar wijk- en buurt indeling bezien valt op dat de wijken Brouwhuis, Rijpelberg, Dierdonk en Brandevoort relatief weinig ouderen en veel jongeren tot 15 jaar huisvesten. Het sterkst vergrijst zijn de wijken Binnenstad, Heimond-Oost, Heimond-Noord, Heimond Noord-West en in mindere mate Stiphout. Een en ander is verklaarbaar vanuit de opbouw van de woningvoorraad in deze wijken. 6.c.2. Huidig voorzieningen niveau Binnen de gemeente Heimond zijn een aantal instellingen werkzaam op het gebied van zorgverlening. De intramurale zorg (lees verpleeg- en verzorgingshuiszorg) is in beheer bij Stichting de Zorgboog (verpleeghuizen de Regenboog en Keyserinnedael en verzorgingshuis De Pannehoeve) en Savant Organisatie voor zorg (verzorgingshuizen Alphonsus, de Eeuwsels en serviceflat Ameide) Daarnaast wordt door de Stichting ORO zorg verleend aan verstandelijk4meervoudig gehandicapten in de vorm van gezinsvervangende tehuizen. In onderstaand overzicht zijn de bestaande voorzieningen per 1-1-2001 weergegeven alsmede de geplande mutatiesluitbreidingen. Tabel 23: zorgvoorzie ingen Zorgverlener Complex Verpleeg Verzorgings Overige Geplande Plaatsen Plaatsen Voorzieningen mutaties Stichting de a. de Regenboog a. 10 a. - a. - a. - Zorgboog b. De Pannehoeve b. 10 b. 133 b. 18 b. - c. Keijzerinnedael c. 123 C. - C. 16 + 24 c. - d. Brandevoort d. - d. - d. - d. 60 + 60 Savant a. Rivierenhof a. - a. ~ a. 85 WBO a. - b. Alphonsus b. - b. 72 b. 12 b. 15 c. Amiede C. - C. - c. 85 C. - d. Eeuwsels d. d. 92 d. - d. Stichting ORO a. GVT de Waard a. 3 + 3 a. b. GVT de Waard b. 6 b. c. GVT de Waard c. 18 C. d. Den Dries d. 25 + 4 d. 1e. Tje k Hiddenstraat 1 e. - e. 34 1 1143 1297 1299 1 groepsverzorging dagbehandeling ***) in combinatie met woningstichting "de Woonplaats" Op grond van de berekende behoefte aan intramurale zorg (bijlage 5.) blijkt dat t.a.v. het huidige voorzieningen niveau, inclusief de door de provincie Noord-Brabant gebruikte vrije marge (d.i. meestal kleinschalige voorzieningen waar duurzame intensieve zorg wordt verleend: zorg/woonvoorzieningen) sprake is van een tekort aan voorzieningen van 330 plaatsen. Dit tekort zal in 201 0 oplopen tot ruim 583 plaatsen. Rekening houdend met de geplande mutaties bedraagt het tekort waarschijnlijk 187 plaatsen. Lokale overheden dragen verantwoordelijkheid voor het wonen en welzijn van hun burgers. Hoewel het beleid is gericht op het zo lang mogelijk zelfstandig laten wonen van mensen met een zorgvraag zal een deel van de zorgvragers een beroep blijven doen op intramurale zorg. "De gemeente is in dit kader aangewezen als regisseur van de samenhang in de keten van voorzieningen op het gebied van wonen, welzijn en zorg"3'. In de komende jaren zal de gemeente Helmond actief moeten deelnemen aan het regionale overleg inzake wonen en zorg. Nieuwe ontwikkelingen dienen te worden gei?7itieerd en afgestemd op de behoefte aan extramurale voorzieningen. 31 Regio visie, verzorging en verpleging, werken aan wat bindt, provincie Noord-Brabant, oktober 2001 49 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Ten aanzien van de extramurale voorzieningen wordt een onderscheid gemaakt tussen het volledig zelfstandig wonen (blijvend thuis in eigen huis) en een tussenvorm (aangeduid met geclusterd zelfstandig wonen). In de provinciale methodiek wordt ervan uitgegaan dat 65 % van het aantal personen met een leeftijd van 65 + volledig zelfstandig zal blijven wonen zonder een beroep te doen op zorg. Voor wat betreft de tussenvorm gaat men uit van een percentage van 25 %. Deze groep woont volledig zelfstandig in een woning die geschikt is voor de huisvesting van ouderen, met bouwkundige-, zorg- en welzijnsinfrastructuur (b.v. wozoco's, aanieunwoningen, serviceflats). In bijlage 6 is een overzicht gegeven van de medio 2001 gèïnventariseerde zelfstandige woonvormen in de huursector. Een confrontatie met de behoefteberekening volgens de provinciale methode levert het volgende beeld op. Tabel 23: overzicht woo rg Verspreid zelfstandig wonen (65 Geclusterd zelfstandig wonen (25 Totaal %165 +) %) 2001 2.124 758 2.882 2001 - 2010 600 150 750 201 0 (gepland) 2.724 908 3.632 12010(behoefte) 1 5.993 1 2.305 1 8.298 Verschil i- 3.269 1-1.397 l- 4.666 In dit overzicht wordt uitgegaan van volledige huisvesting in de huursector. In de praktijk zal een gedeelte van de woningbehoefte onder ouderen zich richten op de koopsector. Uitgaande van een brutovraag van 5 % van de koopsector 32 ZOU theoretisch in 2010 het aandeel ouderenhuisvesting in de koopsector ca. 1.000 woningen kunnen bedragen. Een tweede nuancering bij deze gegevens betreft de leeftijd van 65 jaar. In toenemende mate wordt uitgegaan van de leeftijd van 55 jaar en ouderen. Indien hiervan uitgegaan zou worden stijgt de behoefte uiteraard aanzienlijk, te weten van 8.300 woningen naar 14. 000.33 6.d. Gewenst voorzieningen niveau Naast het inlopen van de hiervoor geconstateerde tekorten dient er tevens een flankerend beleid te worden ontwikkeld. Op een aantal onderdelen van dit beleid wordt hierna ingegaan. 6.d.l. Flankerend beleid 0 opplussen Ingevolge het rapport "Van wonen plus naar OpplUS"34 bestaat circa 50 % van de doelgroep ouderen uit vitale ouderen en 50 % met een meer of mindere functie-beperking. Uit dit rapport blijkt voorts dat ca. 113 van de sociale huurvoorraad niet geschikt is voor ouderen en ca. 213 beperkt geschikt is voor vitale ouderen. Slechts 2.4 % van de sociale huurvoorraad is geschikt voor rolstoel gebruikers. In het Woningmarktonderzoek SRE 199912000 wordt melding gemaakt van een percentage van 7,9 % van de totale woningvoorraad met een speciale aanpassing. Van dit aantal is 25 % geschikt voor de huisvesting van gehandicapten. In absolute zin gaat het om 2.600 woningen met een aanpassingen (dus inclusief seniorenwoningen, aanieunwoningen etc.) waarvan 650 woningen aangepast voor gehandicapten Vanaf 1997 is het aanpassen van de woningvoorraad t.b.v. het langer zelfstandig laten wonen van senioren in de vorm van een experiment 35 bevorderd door het ministerie VROM, de provincie Noord-Brabant en de SEV. Experimenten van de SEV hebben uitgewezen dat gemiddeld fl 6.000,- nodig is om een woning met lichte aanpassingen geschikt te maken voor de huisvesting van ouderen. 32 dit percentage is gebaseerd op het woningmarktonderzoek SRE 199912000 33 berekend op basis van bevolkingsprognose 2010, 90 % aantal 55 + 11.5 gemiddelde woningbezetting 34 Zebra Advies, NWR en provincie Noord-Brabant 35 "Opplussen in het Kwadraat" 50 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Doel van het experiment is het verbeteren van bestaande woningen en woongebouwen t.a.v. o.a. toegankelijkheid (drempels te hoog) bruikbaarheid (bovenramen onbereikbaar) en veiligheid (vloeren te glad). Het oppluspakket bevat preventieve maatregelen om ongevallen in de woning te voorkomen. Hoewel het experiment inmiddels is beëindigd hebben een aantal woningcorporaties aan gegeven in de komende jaren voor ruim 400 woningen opplusprojecten te zullen uitvoeren. Gelet op het feit dat in het jaar 2020 circa de helft van het aantal inwoners in een woning eet meer of mindere aanpassingen zal (moeten) wonen dient hierover met de woningcorporaties een hoger ambitie niveau te worden afgesproken. aanpasbaar en bezoekbaar bouwen Aandacht voor bezoekbaar en aanpasbaar bouwen werd reeds voor het opnemen van eisen in dit kader in het Bouwbesluit gegeven bij de ontwikkeling van woningbouwplannen. Gedurende enige jaren wordt bij het opstellen van de randvoorwaarden voor projectmatige bouw een notitie t.a.v. bezoekbaar en aanpasbaar bouwen aangereikt. Onder bezoekbaarheid, c.q. toegankelijkheid, wordt verstaan dat de woning bezocht moet kunnen worden door mensen met een handicap. Dit betekent dat de entree, de woonkamer, het toilet en bij voorkeur ook de keuken bereikbaar en bruikbaar moeten zijn door een rolstoeigebruiker. Aanpasbaar bouwen wil zeggen dat bij het ontwerp en de uitvoering van de woning zoveel mogelijk rekening wordt gehouden dat de woning op een later tijdstip met minimale kosten geschikt gemaakt kan worden aan eventuele functiebeperkingen en handicaps. In de praktijk blijkt dat nog in onvoldoende mate beide aspecten in de bouw worden doorgevoerd. Daarnaast vormt bij woongebouwen de centrale toegang c.q. gangen en galerijen een probleem. Derhalve dient aan dit aspect meer aandacht te worden geschonken en , naast het vastleggen in randvoorwaarden, tevens hierover prestatieafspraken met woningcorporaties te worden gemaakt. 0 WVG De huidige Wet voorzieningen Gehandicapten is op 1 april 1994 in werking getreden. De wet regelt het verstrekken van geldelijke steun door gemeenten aan gehandicapten voor woonvoorzieningen en leefvoorzieningen. De wet wordt uitgevoerd op basis van een locale verordening. Jaarlijks wordt in de gemeente Heimond ca. E 3.8 miljoen besteed aan de hiervoor genoemde voorzieningen. In 2000 zi n 391 woningen op grond van deze regeling aangepast. De kosten van de aanpassing mogen niet meer dan fl 45.000,- bedragen. Daarboven dient men zich te wenden tot de Ziekenfondsraad (per 1 april 2000 is een overdracht van kostbare woningaanpassingen van de AWBZ naar de WVG gerealiseerd). De financiële vergoeding wordt toegekend aan de eigenaar van de woning (bij huurwoningen derhalve aan de verhuurder). Indien dit een huurverhoging tot gevolg heeft kan de huurder een beroep doen op de Huursubsidiewet. Indien de verhuurder de aanpassing niet toestaat biedt de Woningwet de mogelijkheid dat het college van burgemeester en wethouders de verhuurder aanschrijving. Voor woningcorporaties is in het BBSH tevens een gedoogplicht opgenomen De woningaanpassing is gebaseerd op de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager. In de praktijk wordt dit regelmatig als knelpunt ervaren. Met name vanwege het feit dat de voorzieningen zijn gebaseerd op de woning, ontstaan bij de toegankelijkheid van woongebouwen problemen. Over dit aspect dienen bij de nieuwbouw van woningen (met name appartementen) nadere afspraken te worden gemaakt. Overwogen zou kunnen worden voor deze (preventieve-) maatregelen eveneens subsidies te gaan verstrekken. 6.e. Bijzondere doelgroepen begeleid wonen: nog uit te werken 51 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 ¿ gehandicapten: nog uit te werken ¿ etnische minderheden: nog uit te werken ¿ (ex-) dak en thuislozen, (ex) verslaafden en ex-gedetineerden Onder de noemer "Souterrain van de woningmarkt" is door het SEV een programma opgestart dat zich richt op projecten voor wie (nog niet beschikt over goede huisvesting. Het gaat daarbij om projecten voor dak- en thuislozen, verslaafden of zwerfjongeren, migranten en woonwagenbewoners Een belangrijk probleem bij de huisvesting van deze doelgroepen is het vinden van een geschikte locatie. De huisvesting stuit meer dan eens op verzet van de buurtbewoners, uit vrees dat overlast zal ontstaan. Om dit te voorkomen is het van belang dat de doelgroep goed wordt ondersteund en begeleiding in het wonen plaats vindt. Woningcorporaties hebben in deze een belangrijke rol. Per jaar worden circa 125 in Heimond verblijvende dak- en thuislozen 24 uur opgevangen en 280 personen avond- en nachtopvang geboden. Daarnaast is sprake van crisisopvang. Het gaat daarbij om de volgende voorzieningen: Tabel 25. voorzieningen opvan dak- en thesen Voorziening Aantal Omschrijving D'n Herd 54 plaatsen en 4 passanten 24 uurs omvang dak- en thuislozen Doorgangshuis 15 plaatsen 24 uurs algemene crisis opvang 20 plaatsen 24 uurs vrouwenopvang Specifieke crisisopvang 25 wooneenheden Woonbegeleiding om huisuitzetting te Preventief voorkomen 21 wooneenheden Woonbegeleiding nazorg Uitstroom Sociaal pension 14 wooneenheden Sociaal pension Clara 1 0 plaatsen Algemeen individueel sociaal pension De Stichting Maatschappelijke Opvang Heimond e.o. draagt zorgt voor de opvang en begeleiding van deze doelgroep. Deze stichting richt zich op mensen die zich tijdelijk en soms structureel niet zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving en geen of nauwelijks een beroep kunnen doen op hun directe omgeving. Het is van belang deze doelgroep waar mogelijk te integreren inde bestaande woningmarkt. Hierover dienen met de woningcorporaties prestatieafspraken te worden gemaakt. 52 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 7. De verhoudingen op de woningmarkt 7.a. Inleiding In dit hoofdstuk zullen de verhoudingen op de woningmarkt kort worden besproken. Het gaat daarbij zowel om de relatie met de woningcorporaties, de marktpartijen als de woonconsumenten. Belangrijk thema uit de nota Wonen in de 21 e Eeuw is zeggenschap over woning en woonomgeving vergroten. De zeggenschap van de burgers over vormgeving, de inrichting en het beheer van de woningen en woonomgeving dient te worden versterkt. In de nota wordt aangegeven dat het vergroten van de zeggenschap een zaak is van de burger zelf, de aanbidders van woningen en woondiensten en de overheid. Burgers kunnen hun zeggenschap vergroten door zich aan te sluiten bij woonconsumenten- organisaties of door middel van particulier opdrachtgeverschap. De aanbidders door zo goed mogelijk in te spelen op de vraag. Tot slot de overheid door het bevorderen van betrokkenheid van de burger bij planontwikkeling alsmede het inzichtelijk maken van het bouwproces voor de burger. 7.b. Zeggenschap huurders De positie van de huurders t.o.v. verhuurders dient te worden versterkt. Hiertoe is reeds een aanzet gegeven met de invoering van de Wet op het overleg huurders verhuurder per 1 december 1998. Deze wet vloeit uit de nota Wonen in de negentiger jaren waarin reeds het streven om te komen tot een meer gelijkwaardige verhouding tussen huurder en verhuurder is vastgelegd. De wet geeft criteria waaraan een representatieve huurderorganisatie moet voldoen en regelt het informatie- en adviesrecht van huurdersorganisaties. De wet is inmiddels geëvalueerd Op basis van deze evaluatie heeft de staatssecretaris besloten een aantal maatregelen te treffen, waaronder: - bij sloop of verkoop van een complex moet de verhuurder de plannen vooraf met de huurders doorspreken; - huurderorganisaties moeten het recht krijgen om initiatieven te nemen (b.v. t.a.v. onderhoud); - op verzoek wordt een huurder geïnformeerd over het door de verhuurder gevoerde beleid; - de positie van de huurder in de particuliere sector wordt gelijk aan de positie van de huurder in de sociale sector; De wijzigingen zullen worden opgenomen in de inmiddels aan de Tweede Kamer aangeboden Woonwet. Een ander belangrijk element in dit kader is het huurbeleid. In de Huurbrief 200236 doet de staatssecretaris VROM op basis van het advies van de commissie Huurbeleid een aantal voorstellen tot wijziging van het huidige huurbeleid. Deze voorstellen zijn gebaseerd op de volgende 5 uitgangspunten voor het huurbeleid op de lange termijn: 1 . een vitale huursector van voldoende diversiteit en omvang met zowel voldoende goede betaalbare woningen voor lagere inkomens als ook een gedifferentieerd aanbod in het middeldure en dure segment; 2. het beter functioneren van de woningmarkt waar het gaat om het verwezenlijken van individuele wensen van huurders, d.m.v. vergroting contractvrijheid; 3. de actuele kwaliteitsbeleving en voorkeuren van huurders zijn belangrijke elementen bij de beoordeling van de redelijkheid van de huurprijs van de woning; 4. de wijze van huuraanpassing, meer zekerheid voer toekomstige huuraanpassingen; 5. het voortzetten van een inflatievolgende huurontwikkeling, t.b.v. de beheersing van de woonlasten en het beslag op de huursubsidie; 36 Tweede Kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27926, nr. 1 53 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 De commissie Huurbeleid heeft voorstellen gedaan t.a.v. de ontwikkeling van een stelsel van referentiehuren en het voorschrijven van een huurcontract waarin de huurprijsafspraken voor 5 jaar worden vastgelegd. Medio september 2001 heeft het kabinet ingestemd met het advies van de commissie Huurbeleid. Dit houdt in dat: Voor 2002 naar verwachting een gemiddelde huurverhoging van 2.9 %; Vanaf 2005 een nieuw systeem van huurprijzen. Per 1 juli 2005 wordt een stelsel van referentiehuren ingevoerd dat het huidige waarderingsstelsel van woningen vervangt De referentiehuur moet de huurder een beter inzicht geven in de redelijkheid van de huur in verhouding tot de kwaliteit van de woning. De maximale huurprijs van een woning wordt afgeleid van de referentiehuur. De huurprijs wordt in principe gedurende 5 jaar aangepast aan het inflatiepercentage. De Tweede Kamer heeft inmiddels ingestemd met een verdere uitwerking van de voorstellen van de Commissie Huurbeleid voor het huurbeleid op langere termijn. 7.c. Woonruimteverdeling Belangrijk onderdeel van de verbetering van de verbetering van de positie is het bevorderen van de inzichtelijkheid van de huurwoningenmarkt. Om een goede en verantwoorde keuze te kunnen maken moet een woningzoekende huurder voldoende inzicht hebben in de woningmarkt. Daarnaast is het van belang dat de woningmarkt openstaat voor iedereen. De Huisvestingswet gaat uit van vrije vestiging in geheel Nederland. Slechts ingeval van een 37 restrictief planologisch beleid is hierop een uitzondering mogelijk .Wel blijft het mogelijk om op basis van de Huisvestingswet in de vorm van een huisvestingsverordening of convenant schaarse woonruimte met een betaalbare prijs bij voorrang aan te bieden aan woningzoekenden met een bescheiden inkomen. 31 Naar aanleiding van het Jaarverslag 2000 Woonruimteverdeling Heimond @ waarin een aanzienlijke stijging van het aantal woningzoekenden werd geconstateerd is besloten zowel het woningzoekenden bestand nader te analyseren als de op 1 juli 1997 vastgestelde Huisvestingsverordening 1997 te evalueren. 0 Analyse woningzoekenden bestand Medio 2001 werd door de gezamenlijke woningcorporaties het jaarverslag 2000 woonruimteverdeling Heimond gepresenteerd. Uit dit verslag blijkt dat het aantal ingeschreven woningzoekenden per 1-1-2001 4.166 bedraagt. Binnen het registratiesysteem wordt een onderscheid gemaakt tussen urgent- (1 09) en woonwens woningzoekenden (4.057). Het aantal actief woningzoekenden 39 bedroeg 3.921. In de afgelopen periode is het aantal woningzoekenden met circa 30 % toegenomen. In de loop van 2001 verschenen er in de media berichten over een verdere druk op de huurwoningmarkt, waarbij sprake zou zijn van meer dan 5.000 woningzoekenden voor een sociale huurwoning in Heimond. Een en ander is aanleiding geweest in overleg te treden met de woningcorporaties om een analyse van het woningzoekenden bestand te maken. Uit een eerste voorlopige analyse is het volgende gebleken: Per 1 oktober 2001 stonden 4.813 actief woningzoekenden ingeschreven, waarvan 1.075 niet woonachtig in Heimond. Van de 3.738 in Heimond woonachtige woningzoekenden gaf 72 % aan reeds zelfstandig te wonen en 63 % gaf aan reeds in een huurwoning te verblijven. Van de 2.342 woningzoekenden met een huurwoning heeft 65 % zich na 31-12-1999 ingeschreven. 37 zie hierover tevens hoofdstuk 8 relatie overige beleidsterreinen, onderdeel Ruimtelijke Ordening 38 opgesteld door de gezamenlijke woningcorporaties Heimond 39 onder actief woningzoekenden worden mensen verstaan die direct een woning wensen. 54 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 Uit het bovenstaande mag voorlopig worden geconcludeerd dat het getal van 5.000 woningzoekenden op z'n minst enige nuancering verdiend. Derhalve is afgesproken in gezamenlijk overleg met de woningcorporaties de analyse verder uit te werken en in de loop van 2002 een volledige rapportage hierover op te stellen. 0 Evaluatie Huisvestingsverordening 1997 De huidige huisvestingsverordening is op 1 juli 1997 vastgesteld door de raad van de gemeente Heimond. Deze verordening is gebaseerd op de Huisvestingswet uit 1993. Naast een analyse van het woningzoekenden bestand is het wenselijk de registratie en toewijzingsmethodiek eveneens te evalueren. Daartoe is inmiddels een werkgroep ingesteld met vertegenwoordigers van zowel de woningcorporaties, het Platform Heimondse Bewonersorganisaties en de gemeente. Een eerste voorlopige conclusie is dat het huidige systeem weliswaar voor verbetering vatbaar is maar op zich vrij redelijk functioneert. Ook op dit onderdeel zal in 2002 een gezamenlijke rapportage worden opgesteld. 0 Zeggenschap in de koopsector Uitgangspunt in de nota Wonen in de 2 1 eEeuw is de bevordering van het eigen woningbezit. Het eigen woningbezit is de afgelopen jaren reeds aanzienlijk gestegen. Na de Tweede Wereld Oorlog bedroeg het percentage eigen woningen ca. 28 %. Inmiddels is dit percentage gestegen tot 51 %. Het uiteindelijk streven is gericht op een percentage van 65 %. Daartoe blijft de hypotheek aftrek voor de eerste woning als middel om het eigenbezit te handhaven te stimuleren gehandhaafd. Voor lagere inkomensgroepen biedt de Wet Bevordering Eigen Woningbezit (beperkte) subsidie mogelijkheden. Van belang is voort de inbreng van de burger bij de totstandkoming van een woning te verhogen. Bij nieuwbouw is dit veelal moeilijk omdat de toekomstige bewoners nog niet bekend zijn. Gemeenten en marktpartijen kunnen hieraan tegemoet komen door gerichte marktonderzoeken. Daarnaast kan in een vroegtijdig stadium de bewoner bij het planproces worden betrokken door middel van consumentgerichte projectontwikkeling. Het ministerie VROM hecht hieraan bijzonder veel belang, zo zeer zelfs dat de positie van bewoners en hun organisaties -bij planprocessen in de Woonwet zal worden verankerd. In Heimond is in januari 2001 de commissie Wonen geïnstalleerd Deze commissie bestaat uit vertegenwoordigers van woningcorporaties, woonconsumentenorganisaties, belangenorganisaties en marktpartijen. De commissie vervult de functie van overlegplatform op het gebied van Wonen. De staatssecretaris VROM is evenwel van mening dat overleg en consumentgericht bouwen alleen niet genoeg is. In de nota Wonen in de 21' Eeuw is de ambitie neergelegd vanaf 2005 113 van het woningbouwprogramma te realiseren in particulier opdrachtgeverschap. In de brief aan de Tweede Kamer inzake het verstedelijkingsbeleid tot 201 040 definieert de staatssecretaris particulier opdrachtgeverschap als volgt: "de situatie dat de burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk - volledige juridische zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draag voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de woning". In de Nota Grondbeleid is aangekondigd dat particulier opdrachtgeverschap in de grondexploitatiewet wordt opgenomen als voorwaarde voor verlening van een exploitatievergunning aan projectontwikkelaars. De gemeente krijgt de mogelijkheid voorwaarden te verbinden aan de verlening van een exploitatievergunning, waaronder eisen omtrent de ruimte voor particulier opdrachtgeverschap, ook wanneer zij niet de eigenaar is van de grond. De staatssecretaris is van mening dat particulier opdrachtgeverschap alle woningtypen (zowel koop als huur) kan betreffen, dus zowel in vrijstaande- halfvrijstaande als ook in rijenwoningen en meergezinswoningen (collectief opdrachtgeverschap). Bij meergezinswoningen zal het particulier opdrachtgeverschap complexer zijn dan bij individuele gevallen (in dergelijke gevallen zullen mogelijk tussenvormen nodig zijn waarbij 4c) Tweede kamer, vergaderjaar 2000-2001, 27562, nr. 2 55 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 de particulieren opdrachtgevers zich organiseren in de vorm van stichtingen, verenigingen of coöperatieven Indien de hiervoor genoemde ambitie van 113 van het woningbouwprogramma landelijk niet wordt gehaald zullen aanvullende wettelijke maatregelen worden overwogen (zoals een Wet Bevordering Particulier Opdrachtgeverschap of een Wet voorkeursrecht particulieren). Voor de gemeente Heimond is voor de periode 2000 - 201 0 de taakstelling opgenomen 15 % van het woningbouwprogramma als bouwkavel te realiseren en 15 % in een alternatieve vorm van particulier opdrachtgeverschap (b.v. collecties. Voor de periode 2000 - 201 0 staat de uitgifte geplande van .. bouwkavels (d.i. .. % van het totale programma). In de zich daarvoor lenende projecten zal het particulier opdrachtgeverschap nadrukkelijk als randvoorwaarde worden meegenomen. 7.d. Woonconsumenten Een van de vijf factoren die van invloed is op de keuzevrijheid van de burger is de mate waarin hij of zij zeggenschap heeft over de eigen woonsituatie. De nota Wonen in de 2 je Eeuw definieert het vergroten van de zeggenschap over woning en woonomgeving als 1 van de vijf inhoudelijke opgaven voor het woonbeleid. Het vergroten van de zeggenschap, keuzevrijheid en verantwoordelijkheid kan via de volgende maatregelen worden bereikt: ¿ een sterkere positie van de woonconsumenten; ¿ meer zeggenschap in de huursector; ¿ bevordering van het eigen woningbezit; ¿ vroegtijdige betrokkenheid bij plan- en bouwprocessen en bevordering van het particulier opdrachtgeverschap; ¿ vereenvoudiging en betere handhaving van bouwregelgeving; ¿ een transparant en afgeslankt welstandstoezicht; De in januari 2001 geïnstalleerde commissie heeft een belangrijke adviesfunctie op het gebied van Volkshuisvestingsaangelegenheden. Daarnaast wordt reeds gedurende een aantal jaren advies gevraagd van de Vrouwen Advies Commissie voor de Woningbouw over met name de praktische aspecten van nieuw te realiseren bouwplannen. In de Woonwet zal de positie van consumentenorganisaties verder worden versterkt door deze organisaties expliciet aan te merken als een van de te raadplegen partijen bij besluitvorming over het woonbeleid door woningcorporaties en gemeenten. 7.f. Relatie woningcorporaties (prestatie afspraken) Om de in de voorliggende woonvisie opgenomen woonopgave daadwerkelijk te kunnen realiseren is een goede samenwerking met externe partners van groot belang. Ten aanzien van de transformatieopgave is de inbreng van de toegelaten instelling onmisbaar. Op grond van de huidige Woningwet zijn toegelaten instellingen (woningcorporaties) uitsluitend werkzaam op het gebied en in het belang van de volkshuisvesting. In de nota Mensen Wensen Wonen wordt geconcludeerd dat "de toenemende complexiteit en verwevenheid van maatschappelijke vraagstukken en de steeds nadrukkelijker geformuleerde woonwensen van individuele burgers ertoe leiden dat het werkdomein opnieuw moet worden gedefinieerd". In deze benadering zijn corporaties maatschappelijke instellingen, met een ondernemende en professionele werkwijze (met het accent op maatschappelijk). Uitgangspunt van het rijksbeleid is dat de sector zowel in de richting van de individuele consument als in de richting van de maatschappij beter moet gaan presteren. In Nederland zijn ruim 700 woningcorporaties werkzaam met een bezit van 2.3 miljoen woningen. In Heimond zijn de volgende toegelaten instellingen actief: - Stichting Woonpartners 56 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 - Wooncom" - Compaen" - Woningbouwvereniging Volksbelang Daarnaast zijn in Heimond actief: - Vitalis (voorheen de Algemene Nederlandse Woningstichting, ANWS) - Nederlandse Stichting Andere Woonvormen (NSAW)43 - Stichting Ouderenhuisvesting Ruijschenbergh (ontwikkeling 25 eenheden Keijzerinnedael) - Stichting "de Woonplaats" (ontwikkeling 34 eenheden Tjerk Hiddenstraat). Het bezit van de Stichting Huisvesting Alleenstaanden is onlangs verkocht. In het Volkshuisvestingsplan 2000 -2004 44 is uitvoering ingegaan op de "nieuwe verhoudingen binnen de Heimondse volkshuisvesting". Nadrukkelijk is daarbij de noodzaak van een goede onderlinge samenwerking tussen de woningcorporaties in de gemeente Heimond uitgesproken. Aan de hand van een tweetal modellen (het samenwerkingsmodel en het concurrentiemodel) is aangegeven op welke wijze de woningcorporaties in de toekomst kunnen gaan opereren. Van gemeentezijde is nadrukkelijk een voorkeur uitgesproken voor het samenwerkingsmodel. Hoewel de gezamenlijke woningcorporaties samenwerking onderschrijven, heeft dit tot op heden nog niet geresulteerd in een concrete uitwerking. De samenwerking dient in ieder geval de volgende punten te bevatten: - De intentie om te komen tot een gezamenlijke visie op de ontwikkeling van de sociale huurvoorraad (een strategisch voorraadplan voor alle 4 de corporaties met een gezamenlijke afstemming); - De uitspraak dat de woonopgave 201 0 (transformatieopgave) een gezamenlijke verantwoordelijk betreft: - De uitspraak dat vanuit deze gezamenlijke verantwoordelijkheid ook financieel solidariteit zal worden betracht; - De intentie om te komen tot een analyse van het huidige woonruimteverdelingsbeleid en de bereidheid desgewenst tot een aanpassing van de systematiek te komen; - De wijze waarop verder invulling wordt gegeven aan de huisvesting van de doelgroepen van beleid; - De wijze waarop, bij voorkeur gezamenlijk, omgegaan wordt met marktconforme ontwikkelingen (dit kan variëren van onderlinge afspraken tot een gezamenlijke ontwikkelingspoot"). Inmiddels heeft over een aantal onderwerpen reeds overleg plaats gevonden met de woningcorporaties. In het kader van de 2' ronde Remkes (verstedelijkingsafspraken) is de problematiek in de sociale huursector eveneens aan de orde geweest. Dit heeft ertoe geleid dat de staatssecretaris het initiatief zal nemen om te komen tot een pilot project in Heimond waarbij de onderlinge samenwerking in relatie tot de transformatieopgave als onderwerp zal worden uitgewerkt. Daarbij zal de mogelijkheden van onderlinge solidariteit binnen de sector (College Sluitend Stelsel45) worden bezien. Zoals reeds eerder aangegeven is de sociale huursector sterk in beweging. Het werkdomein van woningcorporaties zal worden verruimd naar "werkzaam op het gebied van wonen, woondiensten en woonmilieus". Daarnaast is sprake van schaalvergroting (denk aan de 2 fusies). 41 per 1-1 -2002 ontstaan uit een fusie van Woonmaatschappij Heimond West en Regionale Woningstichting Meulestat 42 per 1-1-2002 ontstaan uit een fusie van de Houtse Woningbouwvereniging en Woningbouwvereniging "Eigen Woning" 43 betreft niet winstbeogende instellingen 44 hoofdstuk 5 45 zie tevens hoofdstuk 9 57 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 De bepalingen uit het huidige Besluit Beheer Sociale Sector zullen worden vervangen door nieuwe regels voor woningcorporaties in de Woonwet. Het rijk behoud de toezichtstaak. Het gemeentelijk beleid, verwoord in een woonvisie, zal uitgevoerd moeten worden in te prestatiecontracten tussen gemeente en woningcorporatie. Momenteel dient jaarlijks voor 1 december een activiteiten overzicht te worden opgesteld door de woningcorporatie. Op grond van de Woonwet zal dit een prestatieplan worden. Het is van belang in de komende periode de in het verleden gemaakte prestatieafspraken te actualiseren en deze te vertalen in prestatiecontracten. Daarin dienen zakelijke en meetbare afspraken te worden opgenomen. Het gaat daarbij om: ¿ de woonopgave (nieuwbouw, verkoop, sloop, woningverbetering); ¿ de huisvesting van de doelgroep van beleid; ¿ de huisvesting van bijzondere doelgroepen (taakstelling t.a.v. asielzoekerslvluchtelingen, begeleid wonen, ouderen, gehandicapten etc.); ¿ inzet van maatschappelijk vermogen; ¿ investeringen in duurzaam bouwen, leefbaarheid en stedelijke vernieuwing, wonen en zorg; ¿ het huurbeleid; ¿ beheersing van de uitgaven inzake de huursubsidie; ¿ onderlinge solidariteit ¿ de woonruimteverdeling 58 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 8. Relatie overige beleidsterreinen In dit hoofdstuk zal kort ingegaan worden op de overige beleidsterreinen die een directe relatie hebben met het wonen en de woonomgeving. 8.a. Ruinitelijke Ordening De ruimtelijke ordening is van groot belang voor het te voeren volkshuisvestingsbeleid. Niet alleen is het voor het verlenen van een bouwvergunning nodig dat de gewenste bebouwing toegestaan wordt in het geldende bestemmingsplan, de wijze waarop de woonruimteverdeling tot stand komt wordt mede bepaald door het ruimtelijke ordenings beleid (zie hoofdstuk 7 inzake woonruimteverdeling). Begin 2001 is door het ministerie VROM de 5' nota over de Ruimtelijke Ordening gepubliceerd. In deze nota is het uitgangspunt verwoord dat het buitengebied zoveel mogelijk dient te worden beschermd. Daartoe zou het bebouwde gebied voorzien te worden van een rode contour. De rode contour vormt de begrenzing van het thans bebouwde gebied met daarbij gevoegd de tot 2015 benodigde uit breidingen. In het kader van de onder hoofdstuk 4 genoemde verstedelijkingsafspraken zal in overleg met de provincie Noord- Brabant en het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (zijnde een kaderwetgebied) een ruimtelijk programma worden vastgesteld. Dit ruimtelijk programma moet een overzicht geven van de vraag naar ruimte voor wonen en werken en de daarbij behorende voorzieningen, groen, recreatie en sport en infrastructuur tot 2015. Ook in dit verband zal een onderscheid naar woon/werkmilieus worden gemaakt. Op 26 juni 2001 heeft het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant het ontwerp streekplan en het bijbehorende ontwikkelingsprogramma vastgesteld. Hoofddoeistelling van de provincie in dit ontwerp is een zorgvuldiger ruimtegebruik. De provincie heeft om deze hoofddoeistelling te realiseren een vijftal leidende principes voor hete provinciaal ruimtelijk beleid geformuleerd: - Meer aandacht voor de onderste lagen; - Zuinig ruimtegebruik; - Concentratie van verstedelijking; - Zonering van het buitengebied; - Grensoverschrijdend denken en handelen; T.a.v. de kwantitatieve taakstelling op het gebied van de woningbouw zal de provincie het initiatief nemen om te komen tot regionale ontwikkelingsstrategien. In een dergelijke strategie wordt ingegaan op de samenstelling van het toekomstige regionale woningbouwprogramma. Inspelen op de verwachte vraag naar specifieke woonmilieus en de hiermee samenhangende ruimtebehoefte en herstructureringsopgave voor delen van de woningvo'orraad staan hierbij centraal. Tot slot wordt in dit kader melding gemaakt van de een fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Naar verwachting zal deze herziening in 2002 in werking treden. Van belang in dit kader is de verplichting na 1 0 jaar bestemmingsplannen te actualiseren en het verdwijnen van de "artikel-1 9 procedure". 8.b. Milieu De relatie tussen de woonopgave en de milieuwetgeving is voornamelijk vastgelegd in de volgende wetten: - Wet Milieubeheer: deze wet gaat uit van een integrale benadering van de milieuproblematiek, met als uitgangspunt dat een ieder voldoende zorg voor het milieu in acht moet nemen. Gemeenten zijn in dit kader verplicht milieuprogramma's te maken. Daarnaast stelt de wet voor het oprichten of veranderen van bepaalde inrichtingen een vergunning verplicht; - Wet Bodemsanering: uitgangspunt is dat niet op vervuilde grond wordt gebouwd. In de Vinex convenanten zijn hierover eveneens financiële afspraken gemaakt. - Wet Geluidhinder: deze wet richt zich op de bestrijding van geluidhinder door toestellen, industrie, wegverkeer en railverkeer. Gelet op het feit dat Nederland dichtbevolkt is en 59 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 het streven erop gericht is zoveel mogelijk binnenstedelijk te bouwen speelt deze wet bij de ontwikkeling van bouwplannen een belangrijke rol. 8.c. Grondbeleid Van oudsher is grondbeleid onlosmakelijk verbonden geweest met de woningbouw. Door de decentralisatie en deregulering behoort dit beleid volledig tot de autonomie van de gemeente. Vanwege het feit dat het streven zich richt op bebouwing van binnenstedelijke locaties (50 % van het programma) en het feit dat de verhoudingen op de 'woningmarkt zijn veranderd verliezen gemeenten in toenemende mate de regie over de woningbouw. Dit is aanleiding voor het ministerie VROM geweest op 1 0 januari 2001 de Nota Grondbeleid te presenteren. In de nota wordt een exploitatievergunningenwet aangekondigd. Ingevolge deze wet zouden Ontwikkelaars een vergunning moeten hebben voor het in exploitatie brengen van gronden. Door middel van een dergelijke vergunning is het mogelijk de kosten van een aantal publiek voorzieningen te verhalen op de ontwikkelaar. Ook zou deze wet de basis kunnen vormen voor een wettelijke grondslag voor het aandeel te realiseren particulier opdrachtgeverschap. Daarnaast zal de Wet Voorkeurrecht Gemeenten op een aantal onderdelen worden gewijzigd om zodoende de regierol van gemeenten bij een actief grondbeleid eveneens te versterken. Belangrijk onderwerp bij grondexploitatie is de ontwikkeling van de gronduitgifte prijzen. Vooral in de sociale huur en sociale kopsector is dit element van wezenlijk belang. Onlangs is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Vereniging van projectontwikkeling Maatschappijen Neprom, NVB en de staatssecretaris VROM een convenant gesloten over het gemeentelijk grondprijsbeleid. Dit convenant bevordert dat de huizenkoper meer kwaliteit aan zijn woning kan toevoegen, zonder dat dit wordt afgestraft door een hogere grondprijs (dit vanwege de directe relatie tussen koopprijs en aandeel grondkosten). 8.d. Verstedelijkingsbeleid Voor een toelichting op het verstedelijkingsbeleid wordt vooralsnog verwezen naar hoofdstuk 4. In de verdere uitwerking van deze nota zal dit onderdeel verder worden uitgewerkt. 8.e. Economische aangelegenheden Economische ontwikkelingen zijn sterk van invloed op het functioneren van de woningmarkt. Niet alleen de vestiging van nieuwe werkgelegenheid doet de vraag naar woonruimte toenemen, ook het economisch perspectief is van invloed op de concrete woningvraag. De vraag naar koopwoningen wordt sterk bepaald door het vertrouwen van mensen in de economisch ontwikkelingen. Nader uit te werken. 8.f. WoningwetiBouwbesluit Naar verwachting zal op 1 juli 2002 het nieuw Bouwbesluit inwerking treden. Belangrijk aspect van dit Bouwbesluit is de integrale toegankelijkheid van gebouwen). Hiermee wordt bedoeld een goede toegankelijkheid voor iedereen (zowel lange mensen als rolstoeigebruikers). Tevens wordt invulling gegeven aan een volwaardig burgerschap voor mensen met een fysieke functiebeperking. Voorts houdt de wijziging van het Bouwbesluit een nieuw structuur (beter toegankelijk voor de bouwpraktijk in). Gelijktijdig met de invoering van een nieuw Bouwbesluit zal ook en herziening van de Woningwet in werking treden. Deze herziening bevat een uitgewerkte maatregel voor vergunningvrij bouwen, welke van invloed zal zijn op de woningbouwontwikkeling. 60 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Hetmond tot 2010 9. De financiering van de woonopgave In de nota Mensen Wensen Wonen wordt geconstateerd dat de woonopgave voor de komende 1 0 jaar omvangrijke kosten met zich mee brengen. Voor een deel dienen deze kosten door de bewoners zelf te worden opgebracht. Daarnaast zal het maatschappelijk gebonden vermogen van woningcorporaties ingezet moeten worden. Tot slot wordt ook een investering van de overheid gevraagd. In dit hoofdstuk wordt kort ingegaan op de financiële aspecten rond de woonopgave. g.a. De investeringsopgave Door het ministerie VROM is een berekening gemaakt van de investeringen die noodzakelijk om de in de nota Mensen Wensen Wonen opgenomen ambities waar te maken. Afhankelijk van het scenario t.a.v. de te verwachten sociaal-economische ontwikkelingen worden de totale investeringen geraamd op 340 miljard gulden, ofwel ruim 150 miljard euro. Het gaat daarbij om investeringen in de nieuwbouw van woningen, sloop onttrekkingen, verbouw en woningverbetering alsmede de verbetering van de woonomgeving. Het rijk zal voor deze investeringen middelen beschikbaar stellen via het ISV budget. Daarnaast wordt ervan uit gegaan dat woningcorporaties hun maatschappelijk vermogen onrendabel inzetten. De wijze waarop dit plaats kan vinden is berekend aan de hand van het zogenaamde "Prognosemodel Sociale Huursector". Investeringen, huurontwikkeling en vermogenspositie vormen bij deze berekeningen op elkaar af te stemmen grootheden. Uitgangspunten voor deze berekeningen zijn de rijksambities, waarbij het aantal sociale huurwoningen per saldo zal afnemen (naar 1.9 miljoen in 2009), een gemiddelde huurverhoging gelijk aan de inflatie (2 %) en een renteniveau van 6 %. Door de baten van de verkoop van huurwoningen zal het eigen vermogen van woningcorporaties toenemen. Hoewel wordt geconstateerd dat deze verkoop de nodige onzekerheden met zich meebrengen (de praktijk bevestigt inmiddels dit beeld) wordt er van uitgegaan dat de sector in "belangrijke mate" de kosten van de verhoogde ambities met betrekking tot de kwaliteit kan dragen. g.b. Individuele huursubsidietwet bevordering eigen woning bezit De Huursubsidiewet blijft kerninstrument van het woonbeleid. In de nota Mensen Wensen Wonen is het uitgangspunt geformuleerd "goed wonen voor iedereen", derhalve ook betaalbaar wonen voor iedereen. Ruim een miljoen mensen maken in Nederland gebruik van huursubsidie. In Heimond werden over het tijdvak 2000 - 2001 bijna 5.700 aanvragen om huursubsidie toegekend, met een gemiddelde bijdrage van fl 3.581,- (een stijging met bijna 6 % t.o.v. het vorige tijdvak). Huursubsidie wordt slechts verleend indien sprake van zelfstandige woonruimte en zowel de huurder als de woonruimte aan bepaalde voorwaarden voldoet. De huur moet tussen de E 166,08 en E 541,36 (ofwel fl 366,- en fl 1. 1 93,- ) liggen, waarbij voor jongeren «23 jaar) het maximum bedrag E 298,59 bedraagt en voor ouderen (>65 jaar) de minimum huur ligt op E 164,27 c.q. E 162,45 (voor eenpersoons respectievelijk meerpersoonshuishoudens). Het inkomen varieert van maximaal fl 31.000,- tot maximaal fl 50.050,-, afhankelijk van de samenstelling van het huishouden. Sedert een aantal jaren tracht het ministerie van VROM zoveel mogelijk aanvragen automatisch te verleggen (het streven is erop gericht in totaal 800.000 aanvragen op deze wijze jaarlijks te continueren )46. In dit kader wordt tevens getracht de uitgaven in het kader van de Huursubsidiewet zoveel mogelijk te beheersen. Gemeenten en verhuurders hebben hierin een belangrijke rol ten gevolge van de in de wet opgenomen prestatienormering. Daarbij wordt de gemeente 46 EOS project, EOS staat voor godin van de dageraad 61 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 aangesproken op de verhuisnorm (maximaal 4 % van aanvragen mag boven de aftoppingsgrenzen in de wet worden toegewezen) terwijl de verhuurders verantwoordelijk zijn voor de uitgavenorm (de gemiddelde huursubsidiebijdrage per huishouden mag niet een vastgelegd percentage overschrijden (over de periode 2000 - 2001 was dit percentage 3,5 %). Gelet op het relatief dure huurbestand is het van belang hierover nadere afspraken met de verhuurders te maken Sinds 1 januari 2001 is de Wet bevordering eigen woning bezit in wering getreden. Deze wet geeft een aan de Huursubsidiewet vergelijkbare tegemoetkoming in de hypotheeklasten van een koophuis. De hypothecaire lening mag niet hoger zijn dan fl 207.800,- en de totale kosten van het verkrijgen in eigendom niet hoger dan fl 259.800,-. De regeling levert vanwege de lage koopprijs en de spanning op de woningmarkt problemen op bij de uitvoering. Van de geplande 20. 000 subsidies per jaar is slechts 1 % in 2001 daadwerkelijk afgegeven. In dit kader dient eveneens melding te worden gemaakt van de nationale hypotheek garantie. De NHG biedt onder voorwaarde de mogelijkheid dankzij de borgstelling van het Waarborgfonds goedkoper te lenen. Doorgaans is sprake van een rentevoordeel van een 112 %. Hoewel de fiscale aftrekbaarheid van de hypotheekrente de afgelopen jaren meerdere malen ter discussie is gesteld mag ervan uitgegaan worden dat deze maatregel, althans voor de eerste woning, in de komende periode intact blijft. 9.c. Revolving Fund/Centraal Fonds/ College sluitend stelsel In de inleiding van dit hoofdstuk is gesproken over het maatschappelijk vermogen van woningcorporaties. In 1988 is het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting in werking getreden. Dit fonds is in eerste instantie een solidariteitsfonds waarop woningcorporaties indien zij in financiële problemen verkeren een beroep kunnen doen. Daartoe wordt door de woningcorporaties jaarlijks een bijdrage aan dit fonds geleverd. Na de herziening van het BBSH heeft het fonds ook nadrukkelijk een adviesfunctie in het kader van het (financieel-) rijkstoezicht op toegelaten instellingen. In het regeeraccoord van het huidige kabinet is afgesproken dat de sector woningcorporaties voor 1 januari 2000 zal komen met een sluitend stelsel voor een revolving fund waarin de onderlinge solidariteit tussen "rijke" en "arme" corporaties is gewaarborgd. Op 12 april 2000 hebben de staatssecretaris, Aedes en VNG het convenant College Sluitend Stelsel getekend. Het college moet waarborgen dat de volkshuisvestingsopgave ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. In eerste instantie is dit een verantwoordelijkheid van woningcorporaties en gemeenten. Zonodig adviseert het college. Daarbij wordt bezien in hoeverre binnen de bedrijfstak een oplossing kan worden aangedragen. Na 3 maanden rapport het college aan de staatssecretaris. Die beoordeelt op basis van het advies of b.v. projectsteun via het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting tot de mogelijkheid behoort. Het stelsel vloeit voort uit de onderlinge solidariteitsgedachte en het principe dat de sector volledig verzelfstandigd is (een rijke corporatie dient "bij te springen" indien een arme corporatie de opgave niet waar kan maken). Tijdens het 2' verstedelijkingsgesprek met de staatssecretaris VROM is afgesproken dat op initiatie van het ministerie VROM een pilot project plaats vindt naar de woonopgave in relatie tot de onderlinge samenwerking van woningcorporaties in de gemeente Heimond. Daarbij zijn de mogelijkheden van het College Sluitend Stelsel eveneens genoemd. nader uit te werken 9.d. Se fondsigemeentelijk grondbeleid/ISV Nog uit te werken 62 1 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 10. Conclusies en aanbevelingenisamenvatting 63 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Heimond tot 2010 1 1. Geraadpleegde literatuur 1. Nota Wonen in de 21' Eeuw, mensen Wensen Wonen, Ministerie VROM 2. 5e Nota Ruimtelijke Ordening, Ministerie VROM 3. VROM, NL, magazine voor Milieu, Ruimte, Wonen en Rijkshuisvesting, ministerie VROM 4. Kwalitatieve Woning Registratie, ministerie VROM 5. Regionale perspectieven voor transformatie, ABF Research 6. Besluit Beheer Sociale Huursector 7. Bevolkings- en woningbehoefteprognose actualisering 2000, provincie Noord-Brabant 8. Wonen in Brabant, provincie Noord-Brabant 9. Visie op Wonen, provincie Noord-Brabant 10. Regio visie verzorging en verpleging, werken aan wat bindt, Provincie Noord-Brabant 1 1. Ontwerp-Streekplan Noord-Brabant 2002, provincie Noord-Brabant 12. Kwalitatief Woningbehoefte Onderzoek, Samenwerkingsverband Regio Eindhoven 13. Volkshuisvestingplan 2000 - 2004, gemeente Heimond 14. Meerjaren Ontwikkelingsprogramma, Gemeente Heimond 15. Statistisch Jaarboek 2001, Gemeente Heimond 16. Info Volkshuisvesting 2000 - 2001, Eisevier 17. Documentatie Volkshuisvesting, VUGA 18. Nieuwsbrief Volkshuisvesting, Kluwer 19. Trends in de Volkshuisvesting, Aedes 20. Beleidssignalen, Aedes 21. Aedes magazine, Aedes 22. Cobouw 23.... 24.... 25.... 26.... 27.... 28. diverse artikelen lnternetsites: 1 . www.vrom.ni 2. wvvw.aedesnet.ni 3. www.cbs.ni 4. 5. 6. 64 Nota Wonen: Een visie op het wonen in Helmond tot 2010 12. Overzicht gebruikte afkortingen a. VROM: Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer b. BBG: Bestaand Bebouwd Gebied c. PO: Particulier Opdrachtgeverschap d. SRE: Samenwerkingsverband Regio Eindhoven e. VINEX: Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra f. VINAC: Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Actualisatie g. MOP: Meerjaren Ontwikkelings Programma h. [SV: lnvesteringsbudget Stedelijke Vernieuwing i. GSB: Grote Steden Beleid j. PKVW: Politie Keurmerk Veilig Wonen k. WBO: Woningbehoefte Onderzoek 1. CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek m. NHG: Nationale Hypotheek Garantie n. KWR: Kwalitatief Woning Registratie o. ADL: Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen p. A/VTV: AsielzoekerNergunning tot Verblijf q. VVTV: Voorlopige Vergunning tot Verblijf r. ROA: Regeling Opvang Asielzoekers s. AMA: Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker t. BON: Besturen op Niveau U. v . ..... W. X. 65 Tabel 1 Bewoonde woningvoorraad naar huurikoop-verhouding Jaar Bewoonde huur koop woningvoorraad x 1000 % 1990 5705 54,7 45,3 1994 6037 52,4 47,6 1998 6367 49,2 50,8 1999 6436 48,1 51,9 65051 --'1 12000 47,8 52,2 Bron: CBSIVROM, WoningBehoefte Onderzoek Tabel Woonuitgaven huurders Jaar Netto Bijkomende Total Inkomen Netto otale huur woonlasten woon- huur- woon- uitgaven quote quote euro % 1 1990 191 83 274 13.613 19,7 28,3 1994 238 100 338 16.018 21,1 30,1 1998 285 108 393 16.926 24,1 33,2 1999 288 116 404 17.108 23,7 33,3 2000 1 3021 118 4211 17.970 24,0 33,7 gid 2000 6661 26,T 9271 39.600 Bron: CBSIVROM, WoningBehoefte Onderzoek Tabel Woonuitgaven eigenaren Jaar Netto Bijkomende Totale Netto Totale woonui woonlasten woon- koop- woon- tgaven uitgaven quote quote Euro % 1 1990 197 112 313 20.420 12,9 20,5 1994 283 131 414 24.459 15,1 22,9 1998 340 142 482 27.544 16,8 24,5 1999 359 155 515 27.907 17,7 25,9 2000 358 160 517 28.815 17,5 25,5 qld 2000 788 352 1.140 63.500 Bron: CBSIVROM, WoningBehoefte Onderzoek CBS Persbericht PBO1-282 pagina 3 van 3 Overzicht woonmileu's Binnenstad Heirnond-0. Heimond-N. 't Hout Brouwhuis Heimond-W. Heimond- Stiphout Rijpelberg Dierdonk Brandevoort 000,012,013, 101,102,103, 201,202,203, 300,301, 400,401,402, 501,502,503, NW 700,701,702, 800,811,812, 900,901,902, 381,382,383, 016,021,022, 111,112,113, 204,205,206, 302,305, 403,410,411, 504,505,506, 600,601,603, 703,791,792, 813,821,822, 903,904,990 384,385,386, 023,031,032, 121,122,123, 211,212,213, 311,312,321, 412,421,422, 507 604,605,612, 793,794 824,825,890 387,388 033,034,041, 124 214,215,216, 322, 323, 423,431,433, 691,692,693 042 220,221,222, 332,333,391 434,435,436, 223 438,481 Aantal inwoners 1-1-2001 12.273 7.337 11.816 11.976 9.610 3.822 3.429 5.574 9.154 4.879 846 Aantal huishoudens 1-1-2001 5.742 3.490 4.871 4.642 3.706 1.745 1.468 2.051 3.456 1.595 301 Aandeel 55+ 1-1-2001 25,9 % 32,7 % 28,8 % 19,8 % 12,9 % 23,7 % 36,4 % 25,8 % 10,6 % 7,6 % 8,3 % Aandeel naar etniciteit 34,6 % 21,9 % 19,1 % 13,8 % 17,9 % 28,8 % 9,9 % 8,4 % 25,6 % 10,1 % 7,0% Migratie saldo 2000 -95 -8 - 18 - 116 - 104 + 29 0 - 34 - 176 + 64 + 549 Prognose inwoners 2010 13.136 7.364 11.589 12.792 9.685 4.117 3.748 5.779 8.987 4.612 13.795 Woningvoorraad 1-1-2001 6.132 3.614 4.932 4.727 3.790 1.823 1.536 2.095 3.530 1.626 383 Leegstand 167 45 47 66 62 51 33 25 64 24 26 Gemiddelde woningbezetting 2,1 2,1 2,4 2,6 2,6 2,2 2,3 2,7 2,6 3,1 2,8 Aantal huurwoningen 1-1-2001 4.949 2.711 2.884 2.190 1.637 1.286 422 433 1.589 40 22 Verhouding huurlkoop 80/20 75125 60140 45155 45155 70130 30170 20180 45155 5195 5195 Verhouding een-Imeergezins 59,7140,3 57,4142,6 79,9120,1 89,0111,0 91,418,6 65,4134,6 80,9119,1 96,413,6 85,7114,3 looi- looi- Aandeel bouwperiode tot 1949 42,9 % 9,6 % 1,3 % 7,0 % 1,8 % 28,9 % 23,0 % 9,0 % 0,5 % 1,7 % 11,5 % Huidig woonmilieu Centrum Buiten Buiten Centrum- Buiten Centrum Groen Centrum Buiten Groen Groen stedelijk centrum 1 Centrum dorps centrum stedelijk Stedelijk Dorps centrum stedelijk stedelijk Geplande sloop 201 0 600 100 Geplande verkoop huurwon. 201 0 120 Geplande woningverbetering 91 Geplande nieuwbouw 2005 600 260 250 170 70 400 30 140 60 60 2000 Geplande nieuwbouw 2010 1.380 400 250 1 20 340 250 100 130 - - 2000 Geplande nieuwbouw huur 155 68 46 58 350 Wonen en zorg: Seniorenwoningen intramurale zorg 123 - 225 72 - - - - - - - Gewenste verhouding huurlkoop 50150 55145 50150 45155 1 40160 1 60140 30170 1 30170 50150 10190 30170 Gewenst woonmilieu Centrum duiten Groen Centrum Groen 1 Centrum Groen 1 Centrum Buiten Groen Groen 1 stedelijk 1 centrum 1 stedelijk 1 stedelijk 1 stedelijk 1 Stedelijk 1 dorps Centrum steden k stedelijk Op- en aanmerkingen Algemeen: Aan de hand van de thans beschikbare gegevens (voornamelijk statistisch jaarboek 2001) is getracht de belangrijkste indicatoren t.a.v. van het woonmilleu op wijkniveau in beeld te brengen. Gekozen is voor de indeling op wijkniveau om te komen tot een eerste globale analyse. Voor een meer gefundeerde analyse zijn gegevens op buurt niveau nodig. T.a.v. de woonmilieus is gebruik gemaakt van de door het ministerie VROM gehanteerde indeling: centrum stedelijk: hoge dichtheid, mening van functies, zoals wonen, werken en voorzieningen, combinatie van nabijheid en bereikbaarheid; buiten-centrum woonmilieu: gemiddelde dichtheid, nadruk op een functie en nabijheid van een beperkt aantal specifieke functies; groen-stedelkijk woonmilieu: wonen in lage dichtheid met vooral veel groenvoorzieningen; centrum-dorps woonmilieu: gemengd wonen, werken en voorzieningen in lage dichtheid, combinatie van redelijke nabijheid en matige bereikbaarheid; landelijk wonen: verspreide bebouwing aan de rand van het dorp; Bijlage 3. Overzicht restcapaciteit woningbouw periode 2005 - 2010 Gebied Omschrijving Aantal Uitleg/ Hard/zacht belemmeringen woningen lnbreiding B. Brouwhuis 340 Uitleg cl. Centrum 400 [nbreiding C2. Centrum (Molenstraat) 80 lnbreiding C3. Centrum (Heistraat) - C4. Centrum (Zuidende) - C5. Centrum (Stationskwar.) 500 lnbreiding C6. Herstructurering Binnenst 390 lnbreiding C7. Kanaalzone 400 inbreiding D. Dierdonk - Hl. Ashorst e.o. H2. 't Hout lnbreiding H3. Akkers K. Kroon-Krollaan M. Brandevoort 2,000 Uitleg N. Heimond-Noord 250 lnbreiding 0. Heimond-Oost 50 lnbreiding P. Heimond-Noord-West 100 lnbreiding R. Rijpelberg - S. Stiphout 130 lnbreiding W. Heimond-West 250 lnbreiding Totaal 4.91 0 * *) streven is erop gericht dit aantal voor 2005 te realiseren *) exclusief onderdelen centrumplan (ca. 1.000 woningen) 29-5-2001 BZ/VHV/TM Bijlage 4 Overzicht woningcorporaties Nog uit te werken Bijlg, WONEN EN ZORG VOOR OUDEREN 2000 - 2010 CONCEPT-MODEL d.d. oktober 2001 Doel van het model In de komende jaren dienen de nodige woonzorg-initiatieven ontwikkeld te worden. Enerzijds om aan de vraag van burgers/zorgvragers tegemoet te komen: de bevolking vergrijst sterk en er is een toenemende wens om zo lang mogelijk in de eigen omgeving te blijven wonen. Anderzijds om de ontwikkelingen in de zorg op te vangen: instellingen gaan hun capaciteit deconeentreren en extramuraliseren, wachtlijsten in de zorg moeten bestreden worden via onder meer het scheiden van wonen en zorg (voorkomen van langdurige bouwtrajecten). Het doel van dit model is het bieden van een gezamenlijke basis aan gemeenten, zodat globaal inzicht ontstaat in de ontwikkelingen in de eigen gemeente en de omliggende gemeenten, uitwisseling van ervaringen c.q. leermomenten mogelijk maken, eventuele gezamenlijke knelpunten 1 mogelijkheden onderkennen zodat activiteiten ontplooid kunnen worden om ze op te lossen c.q. te gebruiken. Opbouw van het model Het model is opgebouwd uit twee onderdelen: 1. behoefteberekening wonen en zorg voor ouderen 2000 - 2010 2. vervolgtraject en activiteitenoverzicht SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 1 1. BEHOEFTEBEREKENING WONEN EN ZORG VOOR OUDEREN 2000 - 2010 Het rekenmodel bestaat uit: 1.1 In beeld brengen van de huidige bevolking en prognose bevolking (basisgegevens) 1.2 Behoefteberekening wonen - zorg 1.2.1 Inleiding 1.2.2 Verspreid zelfstandig wonen (blijvend thuis in eigen huis) 1.2.3 Geelusterd zelfstandig wonen 1.2.4 lntramuraal verblijf, zelfstandig geclusterd en beschermd wonen enlof groepswonen met 24-uurszorg (wooncomplexen met 24-uurszorg) 1.3 Samenvatting De onderdelen 1.2.2, 1.2.3 en 1.2.4 zijn opgebouwd uit de huidige situatie, reeds geplande ontwikkelingen en situatie 2010. wassons Een aant:1.ompom-eraki"nmgeansvoosormaaf:N E 3 3 u u u u a u u u a a u E a E u u u u u E u a 5 3 E E E a a u u u u u u u a u a a a a E u u ¿ Getracht wordt om een beeld te geven van de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen met betrekking tot wonen en zorg. De bedoeling is om denkprocessen op gang te brengen, het is absoluut geen blauwdruk van de toekomst. Het model levert een indicatief beeld op. ¿ Het model is in eerste instantie gericht op ouderen (65 +). Een uitbreiding naar de overige terreinen (doelgroepen) is mogelijk, zodra hiervoor gegevens beschikbaar zijn. Landelijk wordt gewerkt aan het in beeld brengen van de behoefte. Op basis van de op dit moment beschikbare informatie hierover kan worden vastgesteld dat de percentages welke in dit model worden gehanteerd aan de lage kant zijn. Ook het feit dat op basis van de beschikbare behoeftecijfers alleen wordt uitgegaan van 65 + ers, terwijl de vraag naar voor ouderen geschikte woningen meestal vanaf 55 jaar begint, levert lagere cijfers op. De berekende behoefte kan dan ook aangeduid worden als de minimale behoefte; ¿ De gegevens in de 'Lokale verkenning: Handreiking; Verkenning Zorg/Woonbehoefte van mensen die intensieve verpleging enlof verzorging nodig hebben per gemeentelkern' (de 'rode map') van de provincie Noord-Brabant d.d. eind 2000 zijn gebaseerd op de algemene gegevens van de betreffende gemeente. De leeftijdsopbouw en -prognose in de kernen is niet beschikbaar, ook al lijkt dit wel zo te zijn. Deze cijfers zijn terugberedeneerd vanuit de gemeentelijke gegevens op basis van een evenredige verdeling over de kernen naar inwonertal. In dit rekenmodel wordt dan ook uitgegaan van de behoefte per gemeente; ¿ Voor de berekening van het benodigd aantal verspreid zelfstandige woningen (par. 1.2.2) en geelusterd zelfstandige woningen (par 1.2.3) zijn gegevens over huishoudens noodzakelijk. De behoefteberekening voor intramuraal verblijf enlof zelfstandig geclusterd en beschermd wonen (par 1.2.4) is door de provincie uitgevoerd op basis van personen. Er is voor gekozen om de prognose van de provincie (personen) en de prognose van het SRE (huishoudens) te gebruiken en naast elkaar te gebruiken, om voor alle gemeenten vanuit eenzelfde basis te vertrekken en vergelijking mogelijk te maken. De beleidsuitgangspunten die in de prognoses zijn gebruikt (zoals migratiesaldo 0 voor landelijke gemeenten) kunnen tot lagere prognoses leiden dan eventueel beschikbare gemeentelijke prognoses. ¿ De gedachten over mogelijkheden en grenzen van het scheiden van wonen en zorg zijn nog niet helemaal uitgekristalliseerd. Aan de hand van opgedane ervaringen zullen de inzichten hierover zich in de komende jaren verder ontwikkelen. SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 2 1.1 BEVOLKING: HUIDIGE SITUATIE EN PROGNOSE Op basis van informatie van de provincie en het SRE wordt onderstaand inzicht gegeven in de ontwikkeling van de bevolking van de gemeente Heimond in 2000, 2010 en 2015. Tabel 1 Ontwikkeling bevolking (personen) 70.583 76.047 77.094 88.3 % 87.0 % 85.3 % 5.634 6.477 8.069 7.0 % 7.4 % 8.9 % 3.744 4.885 5.285 4.7 % 5.6 % 5.8 % 79.961 87.409 90.448 100 % 100 % 100 % Gegevens provincie: 'Lokale verkenning: Handreiking; Verkenning ZorglWoonbehoefte van mensen die intensieve verpleging enlof verzorging nodig hebben per gemeentelkem' (de 'rode map') Tabel 2 Stijging aantal ouderen in percentage 0,4 % 1,9 % 0,9 % 1,8 % 2@W@@ L, 3@-/, 2,7 % Gegevens bewerken uit voorgaande tabel Uit onderstaande tabel blijkt dat het percentage 65 + personen in 1 0 jaar met % stijgt t.o.v. het totaal. Wordt uitgegaan van 55 + als grens dan is in 2010"4 % van de personen in de gemeente Heimond 55 jaar of ouder. T.a.v. de leeftijdscategorie is sprake van een stijging van 1 5 % c.q. 43 % in 10 - 1 5 jaar voor 65 - 74 jaar en van 30 % c.q. 41 % voor de categorie 75 + Tabel 3 Ontwikkeling huishoudens 21.400 65 % 24.450 60 % 4.7770 14 % 7.270 18 % 6.770 21 % 9.220 22 % 32.940 100 % 40.940 100 % ¿ Gegevens SRE.- 'Kwalitatief woningmarkt onderzoek SRE 1999-2000' deel 11, tabel 111. 1. 2.2. blz 1 1 en tabel VII. 1. 5.5. blz 61 ¿ De cellen waarin een cijfer tussen haakjes staat moeten in andere tabellen worden overgenomen SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 3 1.2 BEHOEFTEBEREKENING WONEN EN ZORG 1.2.1 INLEIDING De beschrijving van de huidige situatie, de behoeften in 201 0, de geplande activiteiten en de overschotten enlof tekorten is gebaseerd op de gegevens van de provincie Noord-Brabant waarbij uitgegaan wordt van de volgende verdeling van de behoefte van ouderen. Omvang: Omvang: Omvang: 65% van 65 + 25% van 65+ Op basis integrale kengetallen zorgbehoefte V en V, gecorrigeerd met wachtlijstgegevens (de cijfers in de 'rode map' van de provincie) Zorgfunctie: Zorgfunctie: Zorgfunctie: - Geen zorg - Geen zorg - 24-uurs beschikbaar- enlof - Extramurale planbare en - Extramurale planbare en bereikbaarheidsfunctie van voorspelbare zorg (beperkt voorspelbare zorg (beperkt professionele hulpverleners aantal uur per dag) aantal uur per dag) - planbare en onplanbare zorgmomenten (op afroep) Woonfunctie: Woonfunctie: Woonfunctie: - Zelfstandige woning Zelfstandige woning in - Zelfstandige woning in geschikt voor ouderen, complexbouw geschikt complexbouw of verspreid of geclusterd voor ouderen met onzelfstandige woonruimte zonder bouwkundige-, bouwkundige-, zorg- en - Goede samenhang tussen zorg- en welzijnsinfra- welzijnsinfrastructuur (m.n. wonen, zorg en welzijn structuur faciliteiten ter aanwezig, dit komt tot - Hieronder vallen bijv. ondersteuning van het uitdrukking in een gelijkvloerse woningen, zelfstandig wonen) duidelijke bouwkundige-, Oppluswoningen, - Hieronder vallen bijv. welzijns- en WoonKeurwoningen, wozoco's, aanleun- zorginfrastructuur Domoticawoningen (voor woningen, serviceflats) Zelfstandige woning: indien zover ze niet onder de 2' - Onderdeel reguliere bliwvend bestemd voor kolom vallen), aanpasbare woningvoorraad gemeente geindiceerde, intensieve woningen (géén extra woningbouw- zorg dan worden deze - Onderdeel reguliere aantallen) woningen niet meegeteld in woningvoorraad gemeente de woningvoorraad van de (géén extra woningbouw- gemeente aantallen) SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doe 4 1.2.2 VERSPREID ZELFSTANDIG WONEN (BLIJVEND THUIS IN EIGEN HUIS) HUIDIGE SITUATIE Tabel 4 Aanwezige woningen voor verspreid zelfstandig wonen Invullen: Totaal aantal 2.124 (huurs"tor) 1) Aandachtspunt. bijlage toevoegen waarin de locaties zijn aangegeven 1) Uit de berekeningen gebaseerd op het KWO 1999-2000 SRE blijkt dat 1. 739 woningen aanwezig dienen te zijn per l- 1-2000. Onder aangepaste woningen bestemd voor ouderen wordt verstaan: senioren / bejaarden / ouderen woning, aanleun woning, service-flat, steunpunt woning, woning in zorgcomplex (wozoco). In dit kader zijn de zelfstandige woningen zoals vermeld onder categorie a en d uit bijlage 1. vermeld. Tabel 5 Berekening behoefte woningen voor verspreid zelfstandig wonen in 1999 Overnemen: 65% Berekenen: 6.773 4.402 (cel 5a) (cel 5b) (cel 5c) Tabel 6 Confrontatie aanwezige woningen voor verspreid zelfstandig wonen met de berekende behoefte in 1999 Overnemen: Overnemen: Berek-enen: "t 2.124 4.402 - 2,278 (cel 6a) (cel 6b) (cel 6c) Aandachtspunt. Het berekende tekort in cel 6c kan in de praktijk groter zijn indien aanwezige woningen niet worden bewoond door de doelgroep of niet voldoen aan de eisen van de doelgroep (kwaliteit enlof eigendomstype (huur/ koop» SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 5 REEDS GEPLANDE ONTWIKKELINGEN De reeds geplande ontwikkelingen worden uitgebreid opgenomen in het activiteitenoverzicht in paragraaf 2. In de onderstaande tabel wordt volstaan met een korte omschrijving en een optelling van de resultaten. Tabel 7 Geplande ontwikkelingen m.b.t. verspreid zelfstandig wonen Invullen: Invullen: Invullen: Projectnaam Gegevens gemeente 1 initiatiefnemers Aantal woningen voor verspreid zelfstandig wonen waaruit het project bestaat (sloop enlof omzetting negatief aangeven) (cel 7ba) (cel 7bb) (cel 7bc) Zie overzicht geplande woon- Berekenen: zorgvoorzieningen voor ouderen 2001 - Ca. 600 woningen 2010 (cel 7b) Aandachtspunt. de sloop enlof omzetting van woningen naar andere categorieën zijn van belang om de totale beschikbare voorraad in 20 1 0 te kunnen berekenen. Projecten worden dan 2 keer genoemd.- lx negatief en lx positief. Bijvoorbeeld.- aan een hofje met ouderenwoningen (verspreid zelfstandig wonen) wordt een bouwkundige-, zorg- en welzijnsinfrastructuur toegevoegd gericht op het ondersteunen van het zelfstandig wonen (geclusterd zelfstandig wonen). In tabel 7 wordt dit project genoemd met een negatief getal (het aantal woningen voor verspreid zelfstandig wonen neemt immers af) en in tabel 13 wordt dit project genoemd met een positief getal (het aantal woningen voor geclusterd zelfstandig wonen neemt toe). Uitgegaan is van het aantal vermelde woningen onder categorie a en d in tabel 2 SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doe 6 SITUATIE 2010 Tabel 8 Berekening behoefte woningen voor verspreid zelfstandig wonen in 2010 Overnemen: 65% Berekenen: 9.220 5.993 (cel 8a) (cel 8b) (cel 8c) Tabel 9 Confrontatie aanwezige woningen voor verspreid zelfstandig wonen met de berekende behoefte in 2010 Overnemen: Overnemen: Overnemen: Berekenen: 2.124 Ca. 600 5.993 - 3.269 (cel 9a) 1 (cel 9b) 1 (cel 9e) 1 (cel 9d) Aandachtspunt.- Het berekende tekort in cel 9d kan in de praktijk groter zijn indien aanwezige woningen niet worden bewoond door de doelgroep of niet voldoen aan de eisen van de doelgroep (kwaliteit enlof eigendomstype (huur/ koop» SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 7 1.2.3 GECLUSTERD ZELFSTANDIG WONEN HUIDIGE SITUATIE Tabel 1 0 Aanwezige woningen voor geclusterd zelfstandig wonen Invullen: 758 (huursector) 2) (,el 10,) Aandachtspunt. bijlage toevoegen waarin de locaties zijn aangegeven 2) betreft categorie b en c bijlage 1. Tabel 1 1 Berekening behoefte woningen voor geclusterd zelfstandig wonen in 1999 Overnemen: 25% Berekenen: 6.773 1.693 (cel 1 la) (cel 1 1 b) (cel 1 1 e) Tabel 12 Confrontatie aanwezige woningen voor geclusterd zelfstandig wonen met de berekende behoefte in 1999 Overnemen: Overnemen: Berekenen: 758 1.693 - 935 (cel 12a) (cel 12b) (cel 12c) Aandachtspunt. Het berekende tekort in cel 12c kan in de praktijk groter zijn indien aanwezige woningen niet worden bewoond door de doelgroep of niet voldoen aan de eisen van de doelgroep (kwaliteit enlof eigendomstype (huur/ koop» SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doe 8 REEDS GEPLANDE ONTWIKKELINGEN De reeds geplande ontwikkelingen worden uitgebreid opgenomen in het activiteitenoverzicht in paragraaf 2. In de onderstaande tabel wordt volstaan met een korte omschrijving en een optelling van de resultaten. Tabel 13 Geplande ontwikkelingen m.b.t. geclusterd zelfstandig wonen Invullen: Invullen: Invullen: Projeetnaam Gegevens gemeente 1 initiatiefnemers Aantal woningen voor geelusterd zelfstandig wonen waaruit het project bestaat (sloop enlof omzetting negatief aangeven) (cel 13ba) (cel 13bb) (cel 1 3bc) Zie overzicht geplande woon- Berekenen: zorgvoorzieningen 2001 - 2010 Ca. 150 (cel 13b) Aandachtspunt. de sloop enlof omzetting van woningen naar andere categorieën zijn van belang om de totale beschikbare voorraad in 2010 te kunnen berekenen. Projecten worden dan 2 keer genoemd. lx negatief en lx positief (zie ook aandachtspunt onder tabel 7) SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doe 9 SITUATIE 2010 Tabel 14 Berekening behoefte woningen voor geclusterd zelfstandig wonen in 2010 Overnemen: 25% Berekenen: 9.220 2.305 (cel 14a) (cel 14b) (cel 14c) Tabel 15 Confrontatie aanwezige woningen voor geclusterd zelfstandig wonen met de berekende behoefte in 2010 Overnemen: Overnemen: Overnemen: Berekenen: 758 Ca. 150 2.305 - 1.397 (cel 15a) (cel 15b) (cel 15c) (cel 15d) Aandachtspunt. Het berekende tekort in cel 15d kan in de praktijk groter zijn indien aanwezige woningen niet worden bewoond door de doelgroep of niet voldoen aan de eisen van de doelgroep (kwaliteit enlof eigendomstype (huur/ koop» SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 10 1.2.4 INTRAMURAAL VERBLIJF, ZELFSTANDIG GECLUSTERD EN BESCHERMD WONEN EN/OF GROEPSWONEN MET 24-UURSZORG HUIDIGE SITUATIE Tabel 16 Aanwezige voorzieningen voor intramuraal verblijf, zelfstandig geclusterd en beschermd wonen enlof groepswonen met 24-uurszorg Keyserinnedael 123 Zorgboogafdeling De Regenboog 10 Alphonsus 72 De Eeuwsels 92 De Pannehoeve (waarvan 1 0 met verpleeghuisindicatie ingevuld) 133 Woonzorgcentrum Rivierenhof (WBO-woningen) 85 Savant De Ameideflat extramurale WBO-plaatsen 15 (cel 1 6ac2) (cel 1 6ac3) ere enen: 530 (2) (cel 16a) (1) Gegevens gemeente en instellingen, inventarisatie SRE en eventueel.- gegevens provincie: 'Monitoring verpleging en verzorging, een transparante databank voor de integrale zorg in Noord-Brabant' van IVAITISSER - KUB Tilburg d. d. 26 mei 2000, blz 67, 68 en 69. Deze gegevens dateren uit 1998 en zijn niet volledig (kloosterbejaardenoorden ontbreken) (2) De totalen zijn ook te halen uit 'Lokale verkenning: Handreiking, Verkenning ZorglWoonbehoefte van mensen die intensieve verpleging enlof verzorging nodig hebben per gemeentelkem' (de 'rode map' van de provincie). Het is echter gebleken dat ook in de 'rode SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doe 1 1 map'de kloosterbejaardenoorden ontbreken. Tabel 17 Berekening behoefte aan voorzieningen voor intramuraal verblijf, zelfstandig gectusterd en beschermd wonen enlof groepswonen met 24-uurszorg in 2000 Invullen: 274 (cel 17aa) Invullen: 473 (cel 17ab) Invullen: 113 (cel 17ac) Berekenen: 860 (cel 17a) (1) De provincie verstaat onder 'vrije marge'. 'meestal kleinschalige voorzieningen waar duurzaam intensieve zorg wordt verleend.- zorglwoonvoorzieningen'. Dit kan dus zowel verpleeghuis- als verzorgingshuiszorg zijn. (2) Gegevens provincie: 'Lokale verkenning: Handreiking; Verkenning ZorglWoonbehoefte van mensen die intensieve verpleging enlof verzorging nodig hebben per gemeentelkern' (de 'rode map) SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 1 2 Tabel 18 Confrontatie aanwezige voorzieningen voor intramuraal verblijf, zelfstandig geclusterd en beschermd wonen enlof groepswonen met 24-uurszorg in 2000 Overnemen: Overnemen: Berekenen: (tot. tabel 16) 860 (tot. tabel 1 7) Tekort: 330 8a) (cel 18b) (cel 18c) SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 1 3 REEDS GEPLANDE ONTWIKKELINGEN De reeds geplande ontwikkelingen worden uitgebreid opgenomen in het activiteitenoverzicht in paragraaf 2. In de onderstaande tabel wordt volstaan met een korte omschrijving en een optelling van de resultaten. Tabel 19 Geplande ontwikkelingen m.b.t. voorzieningen voor intramuraal verblijf, zelfstandig geclusterd en beschermd wonen enlof groepswonen met 24-uurszorg Verplegingsplaatsen Keyserinnedael 25 som. won. + 50 woningen aanpalend + 30 Woonpartners + dagactiviteitencentrum De Pannehoeve Uitbreiding met verplegingsplaatsen + 30 (2003) Alphonsus Uitbreiding met verpleegunit + 26 (voorjaar 2002) De Zorgboog Nieuwbouw VP via scheiden wonen / zorg + 60 De Zorgboog Helft t.I.v. verpleeghuiscapaciteit + 20 transmurale unit ziekenhuis. Langdurig Verzorgingsplaatsen Alphonsus Extramuraliseren van 28 verzorgingsplaatsen Aantal blijft gelijk (voorjaar 2002) naar aanieunwoningen op eigen terrein (i.v.m. uitbreiding met 26 verpleegplaatsen) De Eeuwsels Wordt een woonzorgcomplex. Zorgkantoor + ? moet nog goedkeuring geven (22-11-2001). Combinatie met GGZ. De Pannehoeve Vervangende nieuwbouw VZ via scheiden Aantal blijft gelijk wonen / zorg. Extramuralisatie van 40 plaatsen van de 133. De Zorgboog Nieuwbouw VZ via scheiden wonen 1 zorg + + 60 (2005) aanieunwoningen Savant 1 Ameideflat Extramurale WBO-zorg + 70(2@ + 2001) + 396 SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doe 14 SITUATIE 2010 Tabel 20 Berekening behoefte aan voorzieningen voor intramuraal verblijf, zelfstandig geclusterd en beschermd wonen enlof groepswonen met 24-uurszorg in 2010 Invullen: 351 (cel 20aa) Invullen: 615 (cel 20ab) Invullen: 147 (cel 20ac) Berekenen: 1.11 (cel 20a) (1) De provincie verstaat onder 'vrije marge'. 'meestal kleinschalige voorzieningen waar duurzaam intensieve zorg wordt verleend.- zorglwoonvoorzieningen'. Dit kan dus zowel verpleeghuis- als verzorgingshuiszorg zijn. (2) Gegevens provincie: 'Lokale verkenning: Handreiking, Verkenning ZorglWoonbehoefte van mensen die intensieve verpleging enlof verzorging nodig hebben per gemeentelkem' (de 'rode map) SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 1 5 Tabel 21 Confrontatie aanwezige voorzieningen voor intramuraal verblijf, zelfstandig geclusterd en beschermd wonen enlof groepswonen met 24-uurszorg in 2010 Overnemen: Overnemen: Overnemen: Berekenen: 530 (tot. tabel 1 6) 396 (tot. tabel 19) 1. 1 1 3 (tot. tabel 20) 1.113 - 396 - 530 187 (cel 21 a) (cel 21 b) (cel 21 c) (cel 21 d) SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 16 1.3 SAMENVATTING Om conclusies te kunnen trekken over de huidige en toekomstige situatie en de relatie tussen wonen en zorg is het allereerst noodzakelijk voorgaande gegevens op een rijtje te zetten. Dat gebeurt in onderstaande tabel. Tabel 22 Samenvatting Overnemen: Overnemen: Overnemen: Overnemen: 2.124 - 2.278 Ca. 600 - 3.269 Overnemen: Overnemen: Overnemen: Overnemen. 758 - 935 Ca. 150 1.391 Overnemen: Overnemen: Overnemen: Overnemen: 530 (tot. tabel 16) 330 (tot. tabel 1 8) 396 (tot. tabel 19) 187 (tot. tabel 21) (1) Voor alle duidelijkheid. het is een beleidskeuze of al deze behoeften ingevuld worden via het scheiden van wonen en zorg of via de realisatie van intramurale plaatsen SRE: MODEL 2 behoefte wonen en zorg.doc 1 7 Respons inventarisatie woon-zorg voorzieningen bijlage 1. Volgnr. Instantie Lokatie Aantal Categorie Omschrijving vorm van zorg 1 . Woonmaatschappij West a. Cortenbachstraat a. 9 a. D8 b. Mierloseweg b. 2 b. D8 c. Arbergstraat c. 21 c. A d. Hornestraat d. 14 d. A/D5 e. De Pesser e. 6 e. A f. De Renne f. 10 f. A g. Hezelostraat g. 18 g. A h. Stephanusplein h. 10 h. D8 i. Stephanusstraat i. 5 i. A j. Nieuwstraat j. 7 j. A k. Cortenbachstraat k. 8 k. A 1. ltterestraat 1. 4 1. A m. "WVG-woningen" m. 80 m. Dl 2. Houtse Woningbouwvereniging a. 't Hout a. 258 a. A b. Brouwhuis b. 101 b. A C. Stiphout c. 61 c. A d. 't Hout d. 13 d. B e. Brouwhuis e. 20 e. B 3. Stichting Woonpartners a. Binnenstad-Oost a. 13 a' A (e) a. geen/thuiszorg b. Heimond-Oost b. 121 b. A(e) b. c. Heimond-Noord c. 84 c. A (e) C. d. Rijpelberg d. 196 d. A (e) d. e. Brouwhuis e. 72 e. A (e) e. f. Binnenstad-Oost f. 34 f. A (m) f. g. Heimond-Oost g. 17 g. A (m) h. H.-Oost 'Oosterpark" h - 30 h. A (m) h. i. H.-Oost "De Reede" i. 112 i. A(m) j. Rijpelberg j. 14 j- A (m) k. Brouwhuis k. 26 k. A (m) k. 1. Centrum/Res. Binderen 1. 43 1. A (m) 1. m. Centrum/Torenstraat 1 m. 40 m. A (m) n. H.-Noord/Planetenflat n. 68 n. A (m) n. o. H.-Noord o. 20 o. A (m) 0. p. Binderseind '00 p. 22 p- A (m) p. zorgarrangememt via de Zorgboog q. Torenstraat 11 '01 q. 21 q. A (m) q. zorgarrangement via de Zorgboog r. Jan van Goyenlaan '01 r. 20 r. A (m) r. zorgarrangement via de Zorgboog s. Kortenaer s. 39 s. C s. steunpunt zonder zorg t. Brouwhorst t. 91 t. c t. steunpunt zonder zorg U. Rozenhof u. 75 U. C u. steunpunt met zorgarr. via Savant V. Rivierenhof/Hof Bruheze V. 120 v. C V. steunpunt met zorgarr. via Savant E = eengezins M = meergezins 4. Woningbouwvereniging Volksbelang a. Hoofdstraat a. a. a, b. b. b. 5. Dynamis ABC Vastgoed a. Dr. Arienslaan a. 3 a. - b. Twenkhof b. 47 b. Dl C. De Eizas c. 39 c. Dl d. Beethovenlaan d. 14 d. - 6. Adriaans Vastgoed BV a. "de Lindenberg" Stiphout a. 21 a. A b. "De Eikenhorst" Eikendreef b. 12 b. A 7. 1 Algemene Nederlandse Won.st. Geen reactie ontvangen 8. Makelaarskantoor Rene Ciercx Geen reactie ontvangen 9. Makelaarskantoor ZeelenN.d. Burght Geen reactie ontvangen 10. Meeuws Vastgoed bv Geen reactie ontvangen 11. Broekckx Paastering makelaars 12. Stichting Savant a. Alphonsus a. 72 a. A a. verzorging thuis zorg b. Alphonsus b. 12 b, A b. groepsverzorging e. Alphonsus c. 84 C. B C. aanleun woningen d. Alphonsus d. 12 d. A d. dagverzorging e. Alphonsus e. 12 e. A e. huiskamer project f. Alphonsus f. 2 f. A f. kort durende opname g. Ameide g. 85 g. D8 g. extramurale verzorging thuis zorg h. Ameide h. 230 h. B h. appartementen in service flat i. Eeuwsels i. 92 i. A i. verzorging thuis zorg + psychiatrie j. Eeuwsels j. 34 j. B j. aanleun woningen k. Rivierenhof k . D8 k . extramurale verzorging thuis zorg 1. Rivierenhof 1. B 1. aanleun woningen en woonzorgcomplex m. Rozenhof m. D8 D7 m. 24 uurs alarm opvolging 13. De Zorgboog a. Zorgboogcentrum de a. 52 a. B Zorgverlening vanuit aanpalend zorgcentrum Pannehoeve 14. Kats en Waalwijk Groep a, Zuid Koninginnewal 40 -96 a. 29 a. A Gelijkvloerse appartementen 15. V.B. & T. Vastgoedbeheer a. Kasteel-Noord a. 49 a. A b. De Callenburght b. 56 b. A appartementen, bij mutatie omzetting huur in koop 16. N.S.A.W. Geen reactie ontvangen 17. Me uws-Nienhuis Luiten makelaars b.v. 18. Woningstichting Huisvesting Alleenstaanden categorie indeling A: senioren/bejaardenlouderen woningen: zelfstandige woning geschikt voor de huisvesting van ouderen (55+). Onder geschikt wordt verstaan intern en extern toegankelijk (intern: indien de primaire ruimten, woonkamer, douche of badkamer en één slaapkamer op dezelfde bouwlaag liggen, extern: indien het hoogteverschil dat zonder lift moet worden overbrugd om de woning van buitenaf te bereiken niet meer is dan 2 cm). B: aanieunwoning: senioren/bejaardenlouderen woning direct gelegen nabij een zorginstelling C: steunpunt woning/woning zorgcomplex: senioren/bejaarenlouderen woning in een zorgcomplex danwel binnen het complex van woningen is een zorgsteunpunt aanwezig (24-uurs alarmering) D: Overige woningen met aanpassingen, Dl woningen met aanpassingen WVG, D2 levensloopbestendige woning, D3 Fokus-woning, D4 Oppluswoning, D5 Groepswonen of Gemeenschappelijk wonen voor ouderen, D6 Domotica woningen, D7 aangepastelaanpasbare woningen en D8 woningen bestemd voor ouderen (geen speciale voorzieningen). Aantal op basis van bovenstaande opgave: A senioren/bejaardenlouderen woning: 1.852 B. aanieunwoning: 433 C. Steunpunt woning/woning zorgcomplex: 325 D. Overige woningen met aanpassingen: 166 (Dl), 106 (D8) *) woningen in eigendom van Woonpartners (tevens opgevoerd door Savant) BZNHV/TM november 2001 Respons inventarisatie geplande woon- zorgvoorzieningen voor ouderen 2001 - 2010 bijlage 2. Volgnr. instantie Lokatie Aantal _ Categorie *) Jaar van uitvoering Korte beschrijving van het project 1 . Woonmaatschappij West a. Huysdoncki a. 30 a. A a. 2003 la. Huur appartementen b. Weth.v. Deutekomplein b. 7 b. D4 b. 2004 b. opplussen C. 2e Haagstraat c. 30 c. A e. 2004 c. herstructurering huidige kantoorlocatie d. Weth. V. Duetekomplein d. - d. D4 d. 2004 d. opplussen woongebouw + ruimte e. Weth. V. Deutekomplein e. 7 e. D4 e. 2004 e. - f. Tournooistraat e.o. f. 27 f. D4 f. 2005 f. - g. Raaijmakers g. 60 g. C 9. 2005 g. bescherm wonen h. Hatematerrein h. 50 h. A h. 2005 h. voorlopig aantal i. Weth. V. Deutekomplein i. 7 i. D4 i. 2005 i. opplussen j. Weth. V. Deutekomplein j. 7 j. D4 j. 2006 j. opplussen k. Weth. V. Deutekomplein k. 7 k. D4 k. 2007 k. opplussen 1. Weth. V. Deutekomplein 1. 7 1. D4 1. 2008 1. opplussen m. Weth. V. Deutekomplein m. 7 m. D4 m. 2009 m. opplussen n. Weth. V. Deutekomplein n. 7 n. D4 n. 2010 n. opplussen 2. Houtse Woningbouwvereniging a. Brandevoort a@ Ca 200 a. D2 a. 200112005 a. Levensloopbestendige woningen met b. Brandevoort b. 12 b. D3 b. 2002/2003 alle mogelijke vormen van zorg C. 't Hout C. ca.40 C. c c. 200112002 b. (Focus ?) d. Stiphout d. ca.30 d. C d. 200112002 C. Zelfstandige woningen, gekoppeld aan Alphonsus d. Woningen met steunpunt in samenwerking met Savant 3. Stichting Woonpartners a. Torenstraat/Keijserinnedael a. 42 a. A a. 2001/2002 a. appartementen 55 + met zorgarr. b. Torenstraat/Keijserinnedael b. 12 b. C b. 200112002 Zorgboog c. Dierenbuurt C. c. 200212005 b. appartementen voor gehandicapten met 24 uur begeleiding via Triocen 4. Woningbouwvereniging Volksbelang a. Hoofdstraat a. 38 a. A a. 2002 a. duurdere appartementen b. b. b. b. b. 5. Dynamis ABC Vastgoed Beheerder: aanpassing woningvoorraad Geen nieuwe ontwikkelingen of voornemens tot sloop, verkoop etc. 6. Adriaans Vastgoed 7. Algemene Nede@landse Won.st. 8. Makelaarskantoor Rene Ciercx 9. Makerlaarskantoor Zeelen/v.d. Burght 10. Meeuws Vastgoed bv 11. Broekckx Paastering makelaars Boscotondo a.95 a. A/C a. 2000 Vitalis Zorggroep b.-34 b. A/C b. 2001 12. Stichting Savant a. Alphonsus a. 5 a. A a. 2001 a. P.G. b. Alphonsus b. 30 b. B b. 2001 b. Aan Alphonsus c. Ameide C. - c. A/B C. Z.S.M. 1 c. Renovatie flat + bouw intra en (dag) d. Eeuwsels d. (16) d. A/B d. 2003 verzorgingsplaatsen d. Nieuwbouw 13. De Zorgboog a. Keyserinnedael a. 25 a. D6/D7 a. 2001 a. aangepaste woningen voor personen die b. De Pannehoeve b. ca.40 b. B b. 200212003 intensieve zorg krijgen vanuit c. Brandevoort c. 60 C. D c. 2005 verpleegtehuis d. Brandevoort d. 60 d. D5 d. 2005 b. via scheiden wonen en zorg omzetten verzorgingstehuis in appartementen C. via scheiden wonen en zorg: nieuwbouw woningen ouderen met verzorgingshuis indicatie d. via scheiden wonen en zorg: nieuwbouw woningen ouderen en gehandicapten die verpleeghuisindicatie hebben 14@ 1 Kats en Waalwijk Groep Geen nieuwe ontwikkelingen 15. V.B. & T. Vastgoedbeheer Beheerder: geen nieuwe ontwikkelingen, bemiddelende rol t.b.v. belegger (Achmea) 16. N.S.A.W. 17@ Meeuws-Nienhuis Luiten makelaars b.v. 18. Woningstichting Huisvesting Al]. November 2001 Woningbouwprogramma 2000 - 2010 Projektmatige bouw Locatie Realisatorlopdrachtgever Aantal Huur Koop Eengezins Meergezins Doelgroep Opmerkingen 0 gil Uitgifte bouwkavels 2000 t/m 2009 Woningbouwprogramma = jaar waarin gestart wordt met de bouw. |