• Bestuur
  • Raadsvoorstellen RV 182 Uitkerings en pensioenVO wethouders

Raadsvoorstellen RV 182 Uitkerings en pensioenVO wethouders

Documentdatum 04-09-2001
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Raadsvoorstellen
Samenvatting

GEMEENTERAAD VAN HELMOND

Bijlage, 182

Raadsvergadering d.d., 4 september 2001

B&W d.d.: 3 juli 2001

Dienstlafd.: BD.POI

Onderwerp- Uitkerings-en pensioenverordenin wethouders gemeente Helmond

9

2001.

Aan de gemee teraa

Sinds 1971 is de Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Heimond van kracht. In

de afgelopen decennia is de verordening een aantal maten aangepast, naar aanleiding van door de

VNG op basis van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appä) voorgestelde wijzigingen

van de model-Uitkerings- en pensioenverordening (UPV). De laatste doorgevoerde wijziging van de

UPV wethouders gemeente Heimond 1971 dateert van 1995, vastgesteld in uw vergadering van 7

maart 1995.

Nadien zijn door de VNG nog twee wijzigingen in de modelverordening voorgesteld, welke nog niet

zijn verwerkt in de UPV Wethouders gemeente Heimond.

Voorgesteld wordt om de UPV wethouders gemeente Heimond aan te passen c.q. te wijzigen.

De aan het voorstel ten grondslag liggende redenen zijn drieërlei:

1 . het aanpassen van de verordening aan de wijzigingen welke nog niet zijn doorgevoerd;

2. de verordening in zijn geheel baseren op de model UPV, aldus zorgende voor een integrale

verordening met een doorlopende artikelnummering en geen artikelsgewijze aanpassing. De

inzichtelijkheid in de verordening wordt hierdoor sterk verbeterd;

3. naar verwachting zal de Appa dit jaar een rechtstreekse werking krijgen voor de gemeentes, met

uitzondering voor de lopende uitkeringen en pensioenen. De verordening dient daarom te worden

geactualiseerd, temeer omdat de UPV wethouders gemeente Heimond ook de goedkeuring

behoeft van Gedeputeerde Staten.

In de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is bij Wet van 6 juni 1996 (Stb. 1996, 317) een

wijziging aangebracht. Deze wijziging behelst de invoering van het partnerpensioen. Gemeenten

hebben op grond van de Appa (artt. 131 en 138) een UPV vastgesteld, waarin deze wetswijziging

doorwerkt. Met de invoering van het partnerpensioen wordt gelijke behandeling van gehuwden en

ongehuwden op het terrein van het nabestaandenpensioen verwezenlijkt. Naast weduwe of

weduwnaar wordt het begrip 'partner' gebracht onder het begrip 'näbestaande'. De vergroting van de

reikwijdte van het begrip nabestaande ziet op betrekkingen tussen personen die met elkaar een

huwelijk zouden kunnen aangaan maar dit niet doen, tussen personen van gelijk geslacht en tussen

hen die broer of zus van elkaar zijn. Om als nabestaande te worden aangemerkt, dient de partner te

worden aangemeld. Aangemeld kan worden een persoon met wie een betrekking bestaat die wat

betreft feitelijke leefsituatie en onderlinge zorgplicht gelijkenis vertoont met een huwelijk.

De invoering van het partnerpensioen is aanleiding geweest het onderscheid tussen wettige en

onwettige kinderen in de regeling van het wezenpensioen los te laten.

De artt. 12 en 12A (Begrippen en Aanmeiding) bevatten de meest wezenlijke elementen van het

partnerpensioen. In ad. 26 (Wezenpensjoen) is de regeling opgenomen van het wezenpensioen en in

art. 65, lid 4, is opgenomen dat er geen onderscheid bestaat tussen wettige en onwettige kinderen.

Gemeenteraad van Heimond blz. 1

Bijlage: 182

Een volgende wijziging in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is de Wet van 11

december 1996 (Stb. 1997, 14). Deze wetswijziging bevat wijzigingen van de bepalingen inzake de

maatstaf voor de duur van het recht op uitkering bij aftreden uit een politieke functie, inzake het

meetellen voor het pensioen van uitkeringstijd en inzake de pensioenberekening na het vervullen van

een politieke functie in deeltijd. Verder wordt geregeld dat de aanspraak op een eindejaarsuitkering

deel uitmaakt van de berekeningsbasis van de uitkering en het pensioen. Verder is in deze

wetsw"7iging een voorziening getroffen naar aanleiding van de intrekking van de Algemene

Weduwen- en Wezenwet en de gelijktijdige invoering van de Algemene Nabestaandenwet. De van

belang zijnde artikelen: art. 2, Duur van uitkering; art. 3, Voortzetting van uitkering; artt. 18, 19, 19A en

20, Berekening van eigen pensioen; art. 23, Paraplubepaling Anw.

De tweede reden voor aanpassing en wijziging van de UPV wethouders gemeente Heimond is

gelegen in het feit dat sinds de invoering in 1971 een aantal wijzigingen is doorgevoerd door telkens

artikelen aan te passen. De overzichtelijkheid en inzichtelijkheid in de verordening is daarmee niet

vergroot. Door de verordening te actualiseren op basis van de model verordening van de VNG is de

artikelnummering ten opzichte van de vorige verordening gewijzigd maar materieel is geen

verandering aangebracht. Er is nu een verordening die een integraal overzicht geeft van alle

bepalingen..

De derde reden heeft betrekking op de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers. De Tweede

Kamer heeft op 22 februari i]. het wetsvoorstel aanvaard dat de Appa rechtstreekse werking geeft in

de gemeenten (kamerstuk 27220). Het wetsvoorstel is door de Eerste Kamer op 12 juni j]. zonder

stemming aangenomen. Zodra het wetsvoorstel kracht van wet krijgt, zal de wet werking krijgen met

ingang van de dag ha de datum van uitgifte van het Staatsblad en terugwerken tot 25 maart 2000. De

reden daarvan is dat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft besloten dat

wethouders met ingang van 25 maart 2000 niet langer worden aangemerkt als belanghebbende in de

zin van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). De wetswijziging regelt

zowel de rechtstreekse werking waardoor de noodzaak tot wijziging van de plaatselijke Uitkerings- en

pensioenverordening tot het verleden behoort, als de vrijstelling van de WAZ-heffing vanaf 25 maart

2000.

Echter, in het wetsvoorstel is bepaald dat de UPV wat betreft een uitkering die aan een wethouder is

toegekend vóór de datum van inwerkingtreding van de wet van toepassing blijft. Voor lopende

uitkeringen blijft de UPV aldus van kracht. Dat betekent ook dat de UPV geheel bijgewerkt ient te

zijn, temeer omdat de UPV wethouders gemeente Heimond ook de goedkeuring behoeft van

Gedeputeerde Staten.

Wij stellen u voor te besluiten conform bijgaand concept-besluit.

Het advies van de commissie algemene en bestuurlijke aangelegenheden zal, na ontvangst, voor u ter

inzage worden gelegd.

Burgemeester en wethouders van Heimond,

De burgemeester,

Mr. W.J.B.M. van Eik.

De secretaris,

Mr. A.C.J.M. de Kroon.

Gemeenteraad van Hetmond blz. 2

Bijlage: 182

BESLUIT

Bijlage: 182

Raadsvergadering d.d.: 4 september 2001

De raad van de gemeente Heimond;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 juli 2001.

gelet op de bepalingen van de Algemene pensioenwet Politieke ambtsdragers;

besluit:

1. De Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Heimond 1971, met wijzigingen 1

t/m 9, in te trekken',

2. De Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Hetmond 2001 vast te stellen.

Uitkerings- en pensioenverordening wethouders gemeente Hetmond 2001

Afdeling 1 De uitkering

Artikel 1

Het recht op uitkering

1 Hij die ophoudt wethouder te zijn heeft, tenzij hij zonder onderbreking weer als zodanig

optreedt, met ingang van de dag van aftreding, voor zover hij alsdan niet de leeftijd van 65

jaar heeft bereikt, recht op een uitkering op de voet van de volgende artikelen.

Artikel 2

Normale duur van de uitkering

1 De uitkering wordt toegekend voor een duur gelijk aan de tijd waarin de belanghebbende

wethouder is geweest, doch tenminste voor de duur van twee jaar en ten hoogste voor de

duur van zes jaar. Indien de belanghebbende met een of meer onderbrekingen wethouder is

geweest, wordt in aanmerking genomen de tijd gedurende welke hij wethouder is geweest in

een tijdvak, laatstelijk voordat hij ophield wethouder te zijn, waarin zijn wethouderschap voor

ten hoogste een zesde deel van dat tijdvak is onderbroken.

2 In afwijking van het eerste lid wordt de uitkering toegekend voor de duur van ten oogste zes

maanden, indien belanghebbende korter dan drie maanden wethouder is geweest.

3 In geval van tussentijds eindigen van de uitkering krachtens artikel 7, onder c, wordt de

volgende uitkering toegekend ten minste tot het tijdstip, waarop eerstgenoemde uitkering zou

zijn geëindigd ingeval artikel 7, onder c, buiten toepassing was gebleven.

Artikel 3

Voortzetting van de uitkering

1 Indien de belanghebbende ten tijde van zijn aftreden als wethouder de leeftijd van 50 jaar

heeft bereikt en hij in het tijdvak van twaalf jaren dat direct aan zijn aftreden voorafgaat ten

minste tien jaren wethouder is geweest, wordt de uitkering voortgezet tot het tijdstip waarop hij

de leeftijd van 65 jaar bereikt.

Gemeenteraad van Hetmond blz. 1

Bijlage:182

2 In bijzondere gevallen kan de raad beslissen dat met inachtneming van artikel 7, onder b, de

uitkering zal worden voortgezet voor een nader vast te stellen termijn, welke op dezelfde wijze

kan worden verlengd.

Artikel 4

Bedrag van de uitkering

1 De uitkering, bedoeld in artikel 2, bedraagt gedurende het eerste jaar 80 percent en

vervolgens 70 percent van de laatstelijk als wethouder genoten wedde, inclusief

vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

2 De uitkering, bedoeld in artikel 3, lid 1, bedraagt 70 percent van de laatstelijk als wethouder

genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de ein ejaarsuit ring.

3 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "laatstelijk genoten" verstaan: waarop

aanspraak bestond of bij uitoefening van het ambt zou hebben bestaan op de dag,

voorafgaande aan die waarop belanghebbende heeft opgehouden wethouder te zijn.

4 Indien bij algemene maatregel van bestuur in de bezoldiging van het rijkspersoneel een

wijziging wordt aangebracht, wordt de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde laatstelijk genoten

wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, voor de toepassing van die

leden met ingang van het tijdstip van ingang van die bezoidigingswijziging overeenkomstig die

wijziging aangepast.

Artikel 4a

Voortzetting van de uitkering weaens invaliditeit

1 Indien belanghebbende op de dag waarop de duur van de uitkering eindigt geheel of

gedeeltelijk algemeen invalide is, wordt, met inachtneming van het geste e in arti e , e

uitkering voor de duur van de invaliditeit voortgezet op de voet van artikel 4b.

2 Algemeen invalide, geheel of gedeeltelijk, in de zin van deze verordening is hij die als

rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekten of gebreken geheel of

gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen hetgeen gezonde personen met

soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft

verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Onder de

eerstgenoemde arbeid wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de

betrokkenen met zijn krachten en bekwaamheden in staat is. Onder deze arbeid wordt niet

begrepen arbeid in een dienstbetrekking krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening.

3 Bij de vaststelling van de mate van algemene invaliditeit wordt buiten beschouwing gelaten of

de betrokkenen de arbeid feitelijk kan verkrijgen.

4 Indien de betrokkene zonder redelijke grond weigert deel te nemen aan een voor hem

gewenste opleiding of scholing of onvoldoende meewerkt aan het bereiken van een gunstig

resultaat ervan, wordt er bij de vaststelling van de mate van algemene invaliditeit van

uitgegaan dat de opleiding of scholing is afgerond.

Artikel 4b

1 De voortzetting van de uitkering vindt plaats als aangegeven in het tweede en derde lid en

vervolgens als aangegeven in het vierde en vijfde lid van dit artikel.

2 De uitkering bedraagt gedurende een periode als aangegeven in het derde lid 70 percent van

de laatstel"k als wethouder genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de

ij

eindejaarsuitkering, bij een algemene invaliditeit van 80 percent of meer; 60 percent van die

wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, bij een algemene invaliditeit van

55 tot 80 percent; en 40 percent van die wedde, inclusief vakantie-uitkering en de

eindejaarsuitkering, bij een algemene invaliditeit van 25 tot 55 percent.

3 De in het tweede lid bedoelde periode is ten hoogste voor de belanghebbende die op het

tijdstip van voortzetting van de uitkering:

58 jaar of ouder is- zes jaar;

53 jaar of ouder is: drie jaar,

48 jaar of ouder is: twee jaar;

43 jaar of ouder is: anderhalf jaar;

38 jaar of ouder is: een jaar;

33 jaar of ouder is: een half jaar; en

jonger is dan 33 jaar: nihil.

Gemeenteraad van Heimond blz. 2

Bijlage:182

4 De uitkering bedraagt na afloop van de volgens het derde lid bepaalde periode een

percentage, volgens het tweede lid, van een bedrag gelijk aan het minimumloon verhoogd met

een percentage van het verschil tussen de laatstelijk als wethouder genoten wedde, inclusief

vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, bedoeld in artikel 4, en het minimumloon.

5 Voor de berekening van het in het vierde lid bedoelde bedrag geldt een percentage van twee

maal het aantal verstreken jaren tussen het vijftiende jaar en de leeftijd van de betrokkene op

het tijdstip van voortzetting van de uitkering.

6 Het minimumloon, bedoeld in het vierde lid, is het tot een jaarbedrag herleide minimumloon

per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en

minimumvakantiebijslag of, indien het een betrokkene jonger dan 23 jaar betre , het tot een

jaarbedrag herleide voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7,

derde lid, en artikel 8, derde lid, van de genoemde wet, beide vermeerderd met de daarover

berekende vakantietoeslag, bedoeld in artikel 15 van de wet.

7 De belanghebbende heeft recht op aanvulling van de uitkering, indien die uitkering minder

bedraagt dan het volgens het tweede lid vastgestelde percentage van de laatstelijk als

wethouder genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

8 De aanvulling is gelijk aan het bedrag dat nodig is om de uitkering te verhogen tot het in het

zevende lid bedoelde percentage van de laatstelijk als wethouder genoten wedde, inclusief

vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

9 In afwijking van het achtste lid is de aanvulling gelijk aan het bedrag dat nodig is om de

uitkering te verhogen tot het in het tiende lid aangegeven percentage van de laatstelijk als

wethouder genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, indien de

belanghebbende de keuze heeft gemaakt voor een verlaging van de inhouding ingevolge

artikel 59,eerste lid.

10 Het in het negende lid bedoelde percentage bedraagt bij een algemene invaliditeit van 80

percent of meer: 65 percent, bij een algemene invaliditeit van 55 tot 80 percent: 56 percent en

bij een algemene invaliditeit van 25 tot 55 percent: 37 percent.

1 1 Burgemeester en wethouders stellen regels met betrekking tot de wijze en het tijdstip waarop

de wethouder of de gewezen wethouder de in het negende lid bedoelde keuze, die eenmalig

is, kenbaar dient te maken.

1 2 Indien de wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering tezamen met inkomsten,

bedoeld in artikel 5, minder bedraagt dan het minimumloon wordt de uitkering verhoogd tot het

minimumloon. De verhoging bedraagt niet meer dan het verschil tussen de uitkering en het

bedrag waarvan deze is afgeleid en tevens niet meer dan 30 percent van het minimumloon.

Artikel 4c

1 De voortzetting van de uitkering, bedoeld in artikel 4a, geschiedt op aanvraag n e

belanghebbende voor de termijn van niet langer dan drie jaar, onverminderd het in deze

verordening bepaalde over herziening of intrekking van de uitkering.

2 Burgemeester en wethouders stellen de belanghebbenden uiterlijk vier maanden voor het

verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk in kennis van de mogelijkheid

tot het doen van een aanvraag tot voortzetting van de uitkering na afloop van die termijn.

3 Een aanvraag ais bedoeld in het tweede lid wordt door de belanghebbende uiterlijk drie

maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn gedaan.

4 Indien burgemeester en wethouders niet tijdig beslissen op een tijdig ingediende aanvraag als

bedoeld in het derde lid, wordt de uitkering voortgezet tot het tijdstip van de beslissing op de

aanvraag.

5 Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt geacht tijdig te ijn inge en n len

burgemeester en wethouders de kennisgeving bedoeld in het tweede lid niet hebben gedaan

dan wel indien bij een latere kennisgeving als bedoeld in het tweede lid de aanvraag wordt

ingediend binnen een maand nadat deze kennisgeving is ontvangen.

6 Indien de uitkering na afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn wordt voortgezet wo

de uitkering berekend op de wijze die van toepassing zou zijn geweest indien die term n niet

zou zijn afgelopen.

7 Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van bepaalde groepen algemeen invaliden

bepalen dat in bepaalde situaties geen termijn geldt dan wel een termijn zal gelden die afwijkt

van de in het eerste lid genoemde termijn van drie jaar.

Gemeenteraad van Heimond blz. 3

Bijlage:182

Artikel 4d

1 Binnen een jaar na het tijdstip waarop de uitkering voor de eerste maal met toepassing van

artikel 4a is voortgezet, doen burgemeester en wethouders een onderzoek instellen ten einde

te doen bezien of er als gevolg van gronden die invloed hebben op de mate van algemene

invaliditeit redenen aanwezig ziin voor herziening of intrekking van de uitkering.

2 Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van bepaalde groepen algemeen invaliden

bepalen dat geen termijn geldt dan wel een termijn zal gelden die afwijkt van de in het eerste

lid genoemde termijn.

3 Burgemeester en wethouders wijzigen ambtshalve of op aanvraag van de belanghebbende

het bedrag van de uitkering bij wijziging van de mate van algemene invaliditeit.

4 Een wijziging van het bedrag van de uitkering gaat in:

a indien daartoe een aanvraag is ingediend, met ingang van de eerste dag van de

maand volgende op die waarin die aanvraag is binnengekomene,

b indien de wijziging ambtshalve plaatsvindt, met ingang van de eerste dag van de

maand volgende op die waarin de beslissing tot wijziging is genomen.

5 De toepassing van artikel 4a wordt ten aanzien van een belanghebbende gestaakt indien en

zolang hij niet voldoet aan een uitnodiging van burgemees r en wethouders zich te

onderwerpen aan een onderzoek door een of meer door hen aangewezen geneeskundigen

ter beantwoording van de vraag, of er nog sprake is van algemene invaliditeit.

6 Indien degene die recht heeft op een wegens algemene invaliditeit voortgezette uitkering

inkomsten uit of in verband met arbeid geniet, zijn burgemeester en wethouders bevoegd,

zolang niet vaststaat of deze arbeid als arbeid bedoeld in artikel 4a, tweede lid, kan worden

aangemerkt, niet tot herziening of intrekking van de uitkering over te gaan. De toepassing van

de eerste volzin vindt ten hoogste plaats over een aaneengesloten periode van drie jaren,

aanvangende op de eerste dag waarover de inkomsten uit of in verband met arbeid bedoeld in

de eerste volzin worden genoten. Deze periode wordt geacht niet te zijn onderbroken indien

korter dan een maand geen inkomsten uit of in verband met arbeid worden genoten. Na

afloop van de in de tweede volzin genoemde periode wordt de in de eerste volzin bedoelde

arbeid aangemerkt als arbeid bedoeld in artikel 4a, tweede lid.

7 Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat de tweede volzin van het zesde lid geen

toepassing vindt ten aanzien van bepaalde groepen algemeen invaliden en met betrekking tot

het zesde lid van dit artikel nadere en voor bijzondere gevallen zo nodig afwijkende regels

stellen.

Artikel 4e

Onderzoek naar invaliditeit voor het aftreden

1 Op verzoek van een wethouder doen burgemeester en wethouders een onderzoek instellen

door een of meer door hen aangewezen geneeskundigen, ter beantwoording van de vraag of

de wethouder die het verzoek deed algemeen invalide is als bedoeld in artikel 4a, tweede lid.

2 Burgemeester en wethouders brengen de uitkomst van een onderzoek dat is ingesteld

ingevolge het eerste lid ter kennis van de verzoeker.

Artikel 5

Korting wegens inkomsten

1 De inkomsten die belanghebbende geniet worden met de uitkering verrekend over de maand

waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

2 Voor de toepassing van het eerste lid worden onder inkomsten verstaan het gezamenlijk

bedrag dat de belanghebbende wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met

ingang van of na de dag waarop hij heeft opgehouden wethouder te zijn, geniet als

a winst uit onderneming;

b zuivere inkomsten uit of in verband met arbeid.

Onder inkomsten, bedoeld in de vorige volzin, wordt mede verstaan een

arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet.

3 Voor de toepassing van het eerste lid worden mede als inkomsten aangemerkt:

a de inkomsten wegens de in het tweede lid bedoelde activiteiten ter hand genomen

door de belanghebbende binnen één jaar, onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip

van aftreden;

Gemeenteraad van Heimond blz. 4

Bijlage:182

b de inkomsten die worden genoten uit een betrekking waarin hij gedurende zijn

zittingstijd als wethouder op non-activiteit was gesteld-,

c de vaste vergoeding die wordt genoten a s raa s i .

4 Indien de belanghebbende op of na de dag bedoeld in het tweede lid inkomsten of hogere

inkomsten, anders dan tengevolge van algemene loonsverhogingen, verkrijgt uit in het tweede

lid bedoelde activiteiten ter hand genomen voor de dag van aftreden, anders dan bedoeld in

het derde lid, is ten aanzien van die inkomsten of hogere inkomsten het bepaalde in het eerste

lid van toepassing.

5 De in het eerste lid bedoelde verrekening geschiedt aldus dat de uitkering wordt verminderd

met het bedrag waarmee de uitkering, vermeerderd met die inkomsten, de laatstelijk genoten

wedde, inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, waarvan de uitkering is afgeleid,

overschrijdt.

6 Onder inkomsten bedoeld in de voorgaande leden wordt niet verstaan de kinderbijslag

alsmede de compensatie voor of de vergoeding van de premie ingevolge de Algemene

Ouderdomswet en de Algemene Weduwen- en Wezenwet. welke in die inkomsten is of geacht

kan worden te zijn begrepen. De vorige volzin is wat betreft de premiecompensatie slechts

van toepassing voor zover de daarbedoeide inkomsten betrekking hebben of kunnen worden

geacht betrekking te hebben op een tijdvak gelegen voor 1 juni 1985.

7 Beiánghebbende is verplicht van het ter hand nemen of weer ter hand nemen van enige

arbeid of bedrijf, dan wet het gaan genieten van inkomsten of hogere inkomsten als bedoeld in

dit artikel, terstond mededeling te doen aan burgemeester en wethouders onder opgave, voor

zover mogelijk, van de verwachte inkomsten, een en ander overeenkomstig de voorschriften,

hem door burgemeester en wethouders gegeven. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven,

dan doet hij tijdig voor het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die

hij sinds het ter hand nemen van bedoelde werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft

genoten.

Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mee dat de inkomsten over een

langere termijn dan een maand moeten worden berekend, dan wordt op de uitkering een

mindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening

aan het einde van evenbedoeide termijn.

8 Burgemeester en wethouders kunnen bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering

afwijken van de opgave van belanghebbende.

9 Voor de toepassing van dit artikel ten aanzien van de voortgezette uitkeringen, als bedoeld in

artikel 3, tweede lid, en artikel 4a, kunnen burgemeester en wethouders andere inkomsten

aanmerken als te zijn genoten wegens activiteiten bedoeld in het tweede lid.

10 Belanghebbende wordt door het aanvaarden van de uitkering geacht erin toe te stemmen, dat

allen die daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komen

omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen te geven, welke voor de uitvoering van deze

afdeling nodig zijn.

Artikel 6

Betaling uitkering

De uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.

Artikel 7

Einde van de uitkering

De uitkering eindigt

a met ingang van de dag, volgende op die waarop belanghebbende is overleden;

b met ingang van de dag waarop belanghebbende de leeftijd van 65 jaar bereikt;

c met ingang van de dag waarop belanghebbende weer als wethouder in deze gemeente

optreedt;

d met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin burgemeester en

wethouders ten aanzien van een uitkering als bedoeld in artikel 4a, eerste lid, hebben

vastgesteld, dat de algemene invaliditeit minder dan 25 percent is geworden.

Artikel 8

Schorsing

Gemeenteraad van Heimond blz. 5

Bijlage:182

1 De betaling van de uitkering kan door burgemeester en wethouders worden geschorst indien

en voor zolang belanghebbende niet de mededeling of opgave doet als bedoeld in artikel 5, lid

7.

2 Indien de in het vorige lid bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen, wordt de uitkering

over de tijd van schorsing alsnog uitbetaald.

Artikel 9

Uitkering bij overlijden

1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de gewezen wethouder wordt aan de nabestaande

zoals bedoeld in artikel 12, van wie de overledene niet duurzaam gescheiden leefde, een

bedrag uitgekeerd, gelijk aan de uitkering over een tijdvak van drie maanden.

2 Laat de overledene geen weduwe of weduwnaar na, van wie hij, onderscheidenlijk zij, niet

duurzaam gescheiden leefde, dan wordt evenbedoeid bedrag uitgekeerd ten behoeve van de

minderjarige wettige of natuurlijke kinderen van de overledene, of minderjarige kinderen

waarover de overledene ten tijde van het overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder

pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind

als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten

van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering,

indién de overledene kostwinner was van ouders, meerderjarige kinderen, broeders of

zusters, ten behoeve van deze betrekkingen.

3 Laat de overledene geen betrekkingen als bedoeld in het eerste en tweede lid na, dan kan het

aldaar bedoelde bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten

van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien zijn nalatenschap voor de betaling van die

kosten ontoereikend is.

Artikel 10

Vervanging

1 Het bepaalde in deze afdeling is niet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van hem

die krachtens het gestelde in artikel 51, eerste lid, van de Gemeentewet tijdelijk met de

waarneming van het wethouderschap is belast geweest.

2 Voor de berekening van het tijdvak, bedoeld in artikel 2, eerste lid, telt tevens mee de periode

waarin de belanghebbende krachtens het gestelde in artikel 51, eerste lid, van de

Gemeentewet tijdelijk doch gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken met de tijdelijke

waarneming van het wethouderschap is belast geweest, indien het tijdvak van die

waarneming zonder onderbreking wordt gevolgd door een tijdvak, waarin hij anders dan

krachtens artikel 51, eerste lid, van de Gemeentewet als wethouder is opgetreden.

Afdeling 11 Pensioenen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 11

Begrippen

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde worden onder pensioen

tevens begrepen de toeslagen bedoeld in de artikelen 29, 33, 36 en 37, tenzij uit de desbetreffende

bepalingen het tegendeel blijkt.

Artikel 12

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a aanmeiding: aanmeiding als bedoeld in artikel 12a;

b nabestaande: de man of vrouw met wie de overleden wethouder, gewezen of gepensioneerde

wethouder op de dag van overlijden gehuwd was, dan wel de man of vrouw ten aanzien van

wie door de overledene aanmeiding had plaatsgevonden.

c deeftijdfactor: een breuk waarvan de teller wordt gevormd door de genoten wedde exclusief

de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, en de noemer door het tot een jaarbedrag

herleide bedrag waarvan de wedde is afgeleid.

Gemeenteraad van Heimond blz. 6

Bijlage:182

Artikel 12a

Aanmeiding

1 De wethouder kan bij burgemeester en wethouders één man of vrouw aanmelden, indien hij

en deze man of vrouw:

a beiden als ingezetene met het zelfde woonadres in de gemeentelijke

basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven;

b zich bij een notarieel verleden samenievingscontract tegenover elkaar hebben

verplicht om wederkerig bij te dragen in de kosten van levensonderhoud;

c beiden ongehuwd zijn;

d beiden ten tijde van de aanmeiding achttien jaar of ouder zijn en

e geen bloed- of aanverwanten in de rechte lijn zijn.

2 Voorts kunnen aanmeiding doen als bedoeld in het eerste lid-

a de gewezen wethouder met recht op uitkering terzake van ontslag of aftreden, of

b de gewezen wethouder, indien hij al voor zijn ontslag of aftreden gehuwd was met de

man of vrouw van wie aanmeiding gewenst wordt, dan wel indien die man of vrouw al

voor het ontslag of aftreden door de gewezen wethouder was aangemeld geweest als

bedoeld in het eerste lid, mits de aanmeiding wordt gedaan voordat degene die de

aanmeidingdoetdeleeftijdvan65jaarhee beren .

3 Dedene die een aanmelding doet, voegt daarbij een gewaarmerkt afschrift van de benodigde

gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat is

voldaan aan de voorwaarde, gesteld in het eerste lid, onder a, alsmede een afschrift van het

contract, bedoeld in het eerste lid, onder b, dan wel een uittreksel daaruit of een verklaring

van de notaris dienaangaande, waaruit de wederzijdse onderhoudsplichtigheid blijkt.

4 Indien aan de voorwaarden voor aanmeiding, gesteld in het eerste lid, niet wordt voldaan,

weigeren burgemeester en wethouders de aanmeiding.

5 Burgemeester en wethouders kunnen regels stellen omtrent de aanmeiding door degene die

niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven.

6 De aanmeiding eindigt met het doorhalen ervan.

7 Fen aanmeiding als bedoeld in het eerste lid wordt doorgehaald:

a op de dag waarop een aanvraag daartoe van degene die de aanmeiding heeft

gedaan, dan wel van de man of vrouw die is aangemeld, is ontvangen;

b op de dag van overlijden van de man of vrouw die is aangemeld dan wel van degene

die de aanmeiding heeft gedaan, of

c op de dag waarop degene die de aanmeiding heeft gedaan, dan wel de man o vrouw

die is aangemeld, hetz" in het huwelijk treedt, hetzij partij is bij een volgende

ij

aanmeiding.

8 Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe aanleiding bestaat, bevestiging vragen

of nog aan de voorwaarden voor aanmeiding wordt voldaan. Degene die de aanmeiding heeft

gedaan legt alsdan een schriftelijke verklaring terzake over van hem en de aangemelde

persoon gezamenlijk, alsmede een gewaarmerkt afschrift van de benodigde gegevens uit de

gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens waaruit blijkt dat aan de voorwaarde,

gesteld in het eerste lid, onder a, op het tijdstip van die verklaring wordt voldaan. Indien

evenwel in de voorgaande periode het samenievingscontract een wijziging heeft ondergaan

die van belang kan zijn voor de aanmeiding, wordt een afschrift van het gewijzigde contract

overgelegd dan wel een uittreksel daaruit of een verklaring van een notaris dienaangaande,

waaruit blijkt dat nog wordt voldaan aan de voorwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

9 Indien de bevestiging niet binnen zes weken wordt gedaan herhalen burgemeester en

wethouders hun in het achtste lid bedoelde aanvraag.

10 Indien de bevestiging niet binnen drie weken na de herhaalde aanvraag wordt gegeven,

kunnen burgemeester eh wethouders de aanmeiding op een door hen vast te stellen datum

doorhalen. De bedoelde datum is niet gelegen voor de datum waarop de in het achtste lid

bedoelde bevestiging is gevraagd.

Artikel 13

Bijzonder nabestaan enpensioen

De bepalingen van deze verordening voor het bijzonder nabestaandenpensjoen zijn van

overeenkomstige toepassing op het bijzonder weduwenpensioen, tenzij uit de desbetreffende

bepalingen het tegendeel blijkt.

Gemeenteraad van Heimond blz. 7

Bijlage:182

Artikel 14

Tijdelijk pensioen

De bepalingen van deze verordening voor het nabestaanden- en wezenpensioen zijn van

overeenkomstige toepassing op het tijdelijk pensioen, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het

tegendeel blijkt.

Artikel 15

Vervanging

1 Het bepaalde in deze afdeling is niet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van hem

die krachtens het gestelde in artikel 51, eerste lid, van de Gemeentewet tijdelijk met de

waarneming van het wethouderschap is belast geweest.

2 Voor de berekening van het aantal dienstjaren, zoals bedoeld in deze afdeling, kan op

verzoek van belanghebbende tevens meetellen de periode waarin hij krachtens het gestelde

in artikel 51, eerste lid, van de Gemeentewet tijdel'@k doch gedurende meer dan dertig dagen

ij

onafgebroken met de tijdelijke waarneming van het wethouderschap is belast geweest, indien

het tijdvak van die waarneming zonder onderbrewing wordt gevolgd door een tijdvak, waarin

hij anders dan krachtens artikel 51, eerste lid, van de Gemeentewet als wethouder is

opgetreden.

3 Het verzoek bedoeld in het vorige lid dient binnen dertig dagen na de datum waarop

belanghebbende anders dan krachtens artikel 51, eerste lid, van de Gemeentewet voor het

eerst als wethouder is opgetreden bij burgemeester en wethouders te worden ingediend.

Hoofdstuk 11 Het eigen pensioen

Artikel 16

Het recht op eigen pensioen

1 Hij die ophoudt wethouder te zijn heeft, tenzij hij zonder onderbreking weer als zodanig

optreedt, recht op pensioen indien hij op het tijdstip waarop hij ophoudt wethouder te zijn, de

leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.

2 Hij die ophoudt wethouder te zijn vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar, heeft recht op

pensioen b" het bereiken van die leeftijd, tenzij hij op dat tijdstip weer als wethouder in deze

ij

gemeente optreedt.

Artikel 17

Diensttijd vóór en vanaf 1 januari 1986

1 Het pensioen wordt berekend over de tijd doorgebracht als wethouder, volgens een of meer

van de artikelen 18, 19 en lga, naar de laatstelijk als wethouder genoten wedde, inclusief

vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering.

2 Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel artikel 18 als 19, geldt voor de

pensioenberekening over tijd voor 1 januari 1986 als laatstelijk genoten wedde een bedrag

gelijk aan 1001110 maal het bedrag van de eventueel volgens de regels, bedoeld in artikel

157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers aangepaste wedde voor

de vaststelling van de pensioengrondslag voor de pensioenberekening over fijd tussen 31

december 1985 en 1 januari 1995 met toepassing van artikel 19. De in de eerste volzin

eerstbedoeide wedde bedraagt niet minder dan het bedrag van laatstbedoeide wedde

verminderd met fl 6.320,-. Het bedrag van fl 6.390,- wordt telkens aangepast bij de

ministeriële regeling, bedoeld in artikel 157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke

ambtsdragers, overeenkomstig de aanpassing van een bedrag dat op 1 januari 1985

fl 63.200,- bedroeg.

3 Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel artikel 18 als artikel lga, geldt voor de

pensioenberekening over tijd voor 1 januari 1986 als laatstelijk genoten wedde een bedrag

gelijk aan 1 0011 1 0 maal het bedrag, bedoeld in het vierde lid.

4 Indien het pensioen wordt berekend volgens zowel artikel 19 als artikel 19a geldt voor de

pensioenberekening over de tijd tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995 als laatstelijk

genoten wedde een bedrag gelijk aan de eventueel naar de regelen, bedoeld in het tweede lid

aangepaste wedde voor de vaststelling van de pensioengrondslag voor de

pensioenberekening over de tijd na 31 december 1994 met toepassing van artikel 19a,

vermenigvuldigd met een debruteringsfactor. Deze factor is de breu , waarva e te er

Gemeenteraad van Heimond blz. 8

Bijlage:182

honderd bedraagt en de noemer de som van honderd en het percentage waarmee de wedde

als wethouder per 1 januari 1995 uitsluitend ter uitvoering van artikel 11 van de wet van 19 mei

1994, houdende wijziging van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers er

andere ter zake van inhoudingen op het inkomen en gelijke franchise voor de

pensioenberekening) (Staatsblad 418) is gewijzigd.

5 Bij de berekening van een pensioen van een gewezen wethouder die voor 1 januari 1986 voor

zijn bezoldiging geacht werd niet de volledige werkweek aan het wethouderschap te

besteden, wordt de laatstelijk genoten wedde, vastgesteld volgens het tweede of derde lid,

vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.

Artikel 18

Berekening van het eigen pensioen over tijd voor 1 januari 1986

1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over jaren gelegen voor 1

januari 1!986.

2 Behoudens het bepaalde in lid 3 bedraagt het pensioen voor ieder van de eerste vier jaren als

wethouder 3,5 percent en voor ieder overig jaar als wethouder 1,75 percent, in totaal tot een

maximum van 70 percent, van de - in de zin van artikel 4 - laatstelijk als wethouder genoten

wedde inclusief vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering, aangepast volgens de regels als

bed'oeid in artikel 157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

3 Indien recht bestaat op meer dan een pensioen krachtens of op de voet van de Algemene

pensioenwet politieke ambtsdragers komen op grond van artikel 139, lid 3, van deze wet voor

de toepassing van de pensioenberekening naar 3,5 percent per dienstjaar in totaal ten

hoogste vier dienstjaren in aanmerking en wordt die berekening voor zover mogelijk toegepast

ten aanzien van het pensioen, waarbij die berekening het hoogste bedrag oplevert, en

overigens ten aanzien van het andere pensioen of de andere pensioenen in de volgorde van

de hoogte van de wedden of de berekeningsgrondstag. Voor de vergelijking van deze wedden

of berekeningsgrondslag worden deze zonodig aangepast volgens de regels, bedoeld in

artikel 157, derde lid, van evengenoemde wet.

4 De tijd met recht op uitkering doorgebracht telt als diensttijd mee in die zin, dat het pensioen

over deze tijd naar 0,875 percent per jaar wordt berekend, met dien verstande dat, wanneer

het een uitkering betreft als bedoeld in artikel 4a, het pensioen over deze tijd naar 1,75

percent per jaar wordt berekend, voor zover en voor zolang het percentage van de algemene

invaliditeit 55 of meer bedroeg. Voor de toepassing van de vorige volzin worden uitkeringen

als bedoeld in artikel 2 en in artikel 3, leden 1 en 2, aangemerkt als een uitkering als bedoeld

in artikel 4a, indien en zolang belanghebbende tijdens de duur van eerstbedoeide uitkeringen

voor 55 percent of meer algemeen invalide was.

5 In afwijking van het vierde lid wordt het pensioen over de in dat lid bedoelde tijd berekend

naar de helft van het ingevolge dat lid toepasselijke percentage, over het gedeelte van die tijd

waarin de uitkering is verminderd wegens het genieten van inkomsten als bedoeld in artikel 5.

Geen meetelling van diensttijd als bedoeld in het vierde lid vindt plaats:

a voor zover gedurende de in dat lid bedoelde tijd de uitkering wegens het genieten van

inkomsten als bedoeld in artikel 5, eerste lid, tot nihil is verminderd;

b in zover de belanghebbende die recht heeft op uitkering, maar die minder uitkering

geniet dan de krachtens artikel 59 berekende inhoudingen ter zake van ouderdom en

overlijden, er geen zorg voor draagt dat het bedrag van deze inhoudingen, welk

bedrag in dit geval als een op hen rustende schuld wordt beschouwd, bij het bereiken

van de 65-jarige leeftijd is voldaan;

c indien de belanghebbende zulks verzoekt.

6 Voor de toepassing van het vijfde lid wordt de vergoeding voor de werkzaamheden als lid van

de gemeenteraad niet beschouwd als daar bedoelde inkomsten.

Artikel 19

Berekening van het eigen pensioen over tijd tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995

1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over jaren gelegen tussen

31 december 1985 en 1 januari 1995.

2 Het pensioen wordt berekend over de pensioengrondslag. De pensioengrondslag wordt

gevormd door de laatstelijk als wethouder genoten wedde, inclusief vakantie-uitkering en de

eindejaarsuitkering, te verminderen met een bedrag als omschreven in het Vierde lid

(franchise).

Gemeenteraad van Heimond blz. 9

Bijlage:182

3 Ten aanzien van een wethouder die voor zijn bezoldiging geacht wordt niet de volledige

werkweek aan het ambt te besteden, wordt onder wedde verstaan het tot een jaarbedrag

herleide bedrag waarvan die wedde is afgeleid.

4 De franchise, bedoeld in het tweede lid, bedraagt

a voor de gepensioneerde wethouder die voor de toepassing van de Algemene

Ouderdomswet als gehuwd wordt aangemerkt twintig zevende maal het tot een

jaarbedrag herleide bedrag waarop ingevolge die wet recht bestaat of zou hebben

bestaan indien hij op grond van die wet verzekerd zou zijn geweest;

b voor de gepensioneerde wethouder die voor de toepassing van de Algemene

Ouderdomswet als ongehuwd wordt aangemerkt tien zevende maat het tot een

jaarbedrag herleide bedrag waarop ingevolge die wet recht bestaat of zou hebben

bestaan indien hij op grond van die wet verzekerd zou zijn geweest.

5 In de in het vierde lid bedoelde bedragen is mede begrepen de bruto vakantie-uitkering

waarop ingevolge de Algemene Ouderdomswet recht bestaat.

6 Wanneer de in het vierde lid bedoelde bedragen worden gewijzigd, wordt de

pensioengrondslag herberekend. Het herberekende pensioen gaat, onverminderd artikel 22,

tweede lid, in op dezelfde dag als waarop bedoelde Wijzigingen zich hebben voorgedaan.

7 Behoudens het bepaalde in het achtste lid bedraagt het pensioen voor ieder van de eerste

vier voor pensioen tellende jaren als wethouder 3,5 percent van de pensioengrondslag, en

voor ieder overig jaar als wethouder 1,75 percent van de pensioengrondslag, in totaal tot een

maximum van 70 percent van de pensioengrondslag, aangepast volgens de regels, bedoeld in

artikel 157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

8 Indien recht bestaat op meer dan een pensioen, bedoeld in het zevende lid, dan wel

daarnaast recht bestaat op een of meer pensioenen krachtens de tweede en derde afdeling

van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers komen voor de toepassing van de

pensioenberekening naar 3,5 percent per dienstbaar in totaal ten hoogste vier dienstjaren in

aanmerking en wordt die berekening voor zover mogelijk toegepast ten aanzien van het

pensioen, waarbij die berekening het hoogste bedrag oplevert, en overigens ten aanzien van

het andere pensioen of de andere Densioenen in de volgorde van de hoogte van de wedden,

berekeningsgrondslag of pensioengrondstagen. Voor vergelijking van deze wedden,

berekehingsgrondslag of pensioengrondslagen worden deze zonodig aangepast volgens de

regels, bedoeld in artikel 157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke

ambtsdragers.

9 Het vierde, vijfde en zesde lid van artikel 18 zijn van overeenkomstige toepassing.

1 0 Indien een pensioen wordt berekend zowel met toepassing van artikel 18 als met toepassing

van dit artikel, wordt in afwijking van het zevende of achtste lid het percentage van 70 percent

verminderd met het percentage van het pensioen dat eerst is berekend met toepassing van

artikel 18.

Artikel 19a

Berekening van het eigen pensioen over tijd na 31 december 1994

1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over tijd doorgebracht als

wethouder na 31 december 1994.

2 Artikel 19, tweede lid, is van toepassing, met dien verstande, dat de in dat lid bedoelde

franchise het bedrag is dat op grond van een reglement, als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van

de Wet privatisering Abp als zodanig geldt voor de berekening van een ouderdomspensioen

van een gepensioneerd overheidswerknemer in de zin van die wet.

3 Artikel 19, derde en zevende tot en met tiende lid, zijn van toepassing.

Artikel 20

Berekening eigen pensioen deeltijdwethouders na 31 december 1985

Tijd, doorgebracht als wethouder, gedurende welke de belanghebbende voor zijn bezoldiging geacht

werd niet de volledige werkweek aan zijn ambt te besteden, telt voor de pensioenberekening met

toepassing van artikel 19 en l ga, dan wel met toepassing van beide artikelen, mee met inachtneming

van de voor die tijd toepasselijke deeltijdfactor of deeltijdfactoren.

Artikel 21

Samenvallende diensttijden van echtgenoten tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995

Gemeenteraad van Heimond blz. 1 0

Bijlage:182

1 De gepensioneerde wethouder heeft recht op een toeslag op zijn pensioen indien dat

pensioen is berekend met toepassing van de franchise bedoeld in artikel 19, vierde 1,id,

onderdeel a, en indien de kalendertijd, waarin de voor de berekening van zijn pensioen

meetellende diensttijd is gelegen, geheel of gedeeltelijk samenvalt met de kalendertijd, die in

aanmerking is genomen bij de berekening van enig pensioen waarop zijn echtgenoot recht

heeft, mits op laatstbedoeid pensioen een vermindering is toegepast uit hoofde van recht op

ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet.

2 Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als echtgenoot aangemerkt degene die voor de

toepassing van de Algemene Ouderdomswet als echtgenoot van de gepensioneerde

wethouder wordt aangemerkt.

3 De in het eerste lid bedoelde toeslag bedraagt voor eik voor de berekening van het pensioen

tellende jaar binnen de samentopende kalendertijd 0,525 percent van de franchise bedoeld in

artikel 19, vierde lid.

4 De toeslag wordt slechts toegekend op schriftelijk verzoek en gaat in op de dag waarop de in

het eerste lid bedoelde omstandigheid is opgetreden, met dien verstande dat de toeslag niet

vroeger ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het verzoek is

ingediend.

5 Voor de toepassing van artikel 157 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers en

van'hoofdstuk 111 van deze verordening wordt de toeslag ingevolge dit artikel niet onder het

pensioen begrepen.

Artikel 22

Verstrekken van inlichtingen

1 Indien in het bedrag van het ouderdomspensioen, waaronder mede begrepen een eventuele

toeslag en de vakantie-uitkering, ingevolge de Algemene Ouderdomswet een wijziging wordt

aangebracht op grond van persoonlijke omstandigheden, is degene aan wie een pensioen

krachtens dit hoofdstuk is toegekend over diensttijd voor 1 januari 1995, gehouden daarvan

onverwijld kennis te geven aan burgemeester en wethouders.

2 Indien de in het eerste lid bedoelde wijziging leidt tot verhoging van het pensioen krachtens dit

hoofdstuk, gaat die verhoging niet vroeger in dan een jaar voor de eerste dag van de maand

waarin de daarbedoeide kennisgeving werd aedaan of waarin die verhoging ambtshalve

plaatsvond.

3 In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders het tweede lid buiten toepassing

laten.

Hoofdstuk 111 Het nabestaandenpensioen

Paragraaf 1 Het recht op pensioen

Artikel 23

Paraplubepaling Anw

Een regeling van nabestaanden- en wezenpensioen, vervat in deze verordening, wordt voor e

toepassing van artikel 103 van de Algemene nabestaandenwet beschouwd als een pensioenregeling

als bedoeld in dat artikel.

Artikel23a

1 Voor recht op een nabestaanden- of wezenpensjoen, ontstaan wegens overlijden tussen 30

juni 1996 en 1 januari 1998 van een wethouder, gewezen wethouder, of gepensioneerde

wethouder, van een nabestaande of een wees die geen recht heeft op een uitkering ingevolge

de Algemene nabestaandenwet maar wel recht op pensioen of tijdelijke uitkering ingevolge de

Algemene Weduwen- en Wezenwet zou hebben gehad indien die wet nog van kracht zou zijn

geweest, geldt het volgende:

a voor de toepassing van de bepalingen inzake samenloop van pensioen en algemeen

pensioen over tijd vóór 1 januari 1986 (inbouwbepalingen) en de bepa ingen inza

het recht op een toeslag wegens het ontbreken van recht op uitkering ingevolge de

Algemene nabestaandenwet heeft artikel 23 geen werking;

Gemeenteraad van Heimond blz. 1 1

Bijlage:182

b de onder a bedoelde toeslag wordt berekend overeenkomstig artikel 29a indien het

een toeslag op een nabestaandenpensioen betreft en overeenkomstig artikel 33

indien het een toeslag op een wezenpensioen betreft@,

c een toeslag op een nabestaandenpensioen wordt mede berekend over tijd na 31

december 1995, indien en voor zover in aanmerking genomen voor de berekening

van het pensioen.

2 Het eerste lid, onder c, geldt mede voor een recht op nabestaandenpensioen, ontstaan

wegens overlijden tussen 26 juni 1996 en 1 juli 1996 van een wethouder, gewezen wethouder,

of gepensioneerde wethouder, van een nabestaande die wegens dat overlijden recht heeft

verkregen op een tijdelijke weduwenuitkering op grond van de Algemene Weduwen- en

Wezenwet, na het verstrijken van de duur van e uit ring.

Artikel 24

Nabestaandenpensloen

1 De nabestaande van een wethouder of van een gewezen dan wel van een gepensioneerde

wethouder heeft recht op nabestaandenpensioen.

2 Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien het huwelijk was gesloten nadat het

aftreden van de echtgenoot was ingegaan, tenzij:

a de echtgenoot ten tijde van het sluiten van het huwelijk recht had op uitkering ter zake

van zijn aftreden als wethouder, of

b de echtgenoten reeds voor het aftreden met elkaar gehuwd waren geweest dan wel

de nabestaande door de echtgenoot aangemeld was geweest en mits het huwei'ijk

was gesloten voordat deze de 65-jarige leeftijd had bereikt.

3 Voor de toepassing van het vorige lid wordt het aftreden geacht niet te hebben

plaatsgevonden, indien zonder wezenlijke onderbreking een politiek ambt als bedoeld in de

Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers is aanvaard. Een onderbreking van ten

hoogste twee maanden wordt als niet-wezenlijk aangemerkt.

4 De raad kan beslissen dat een onderbreking van meer dan twee maanden als niet-wezenlijk

wordt aangemerkt.

Artikel 25

Bijzonder nabestaandenpensioen

1 De man of vrouw met wie een wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder ge uw is

geweest, heeft na diens overlijden recht op bijzonder nabestaandenpensioen, mits

a hij of zij recht op nabestaandenpensioen zou hebben gehad, indien de wethouder op

de dag van het vonnis, waarbij de echtscheiding of de ontbinding van het huwelijk is

uitgesproken, zou zijn overleden, en

b de onder a bedoelde dag ligt na 30 september 1971 en de echtscheiding of ontbinding

van het huwelijk niet is uitgesproken met toepassing van het vóór 1 oktober 1971

geldende recht.

2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vrouw of man van Wie

de aanmeiding is geëindigd, mits zij of hij recht op näbestaandenpensioen zou hebben gehad,

indien de wethouder, de gewezen of gepensioneerde wethouder op de dag van eindigen van

de aanmeiding zou zijn overleden.

3 Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing indien de desbetreffende vrouw of man als

gevolg van een huwelijk met, dan wel een aanmeiding door dezelfde wethouder ter zake van

diens overlijden recht op nabestaandenpensioen verkrijgt.

Artikel 26

Wezenpensloen

1 Recht op wezenpensioen hebben:

a de kinderen van hem die overlijdt als wethouder of als gewezen of gepensioneerde

wethouder, die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt en niet

gehuwd zijn of gehuwd geweest zijn dan wel niet partij zijn of partij zijn geweest bij

een aanmeiding, mits zij zijn geboren of geadopteerd voor zijn aftreden is ingegaan of

in de periode waarin hij recht heeft op uitkering ter zake van het aftreden.

b de kinderen ten opzichte van welke aan een mannelijke wethouder, gewezen of

gepensioneerde wethouder ten tijde van zijn overlijden een onderhoudsplicht

krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel

Gemeenteraad van Heimond blz. 12

Bijlage:182

door hem bij authentieke akte een dergelijke verplichting was erkend, onder dezelfde

voorwaarden als genoemd in onderdeel a, en

c de kinderen voor welke de wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder ten

tijde van zijn overlijden de pleegouderlijke zorg droeg, onder dezelfde voorwaarden

als genoemd in onderdeel a, met dien verstande dat in plaats van het tijdstip van

geboorte of adoptie het tijdstip van aanvang van de pleegouderlijke zorg in

aanmerking wordt genomen.

2 Artikel 24, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het

gestelde onder a van het eerste lid.

3 Onder pleegouderlijke zorg bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt verstaan de zorg voor het

onderhoud en de opvoeding van het kind, als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige

verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.

Artikel 27

Tijdelijk pensioen

1 Indien een wethouder of een gewezen dan wel een gepensioneerde wethouder naar het

oordeel van burgemeester en wethouders is vermist, hebben degenen, die aan zijn overlijden

op 'grond van de voorgaande artikelen van deze paragraaf recht op pensioen zouden

ontlenen, recht op tijdelijk pensioen op dezelfde voorwaarden als in die artikelen ten aanzien

van het recht op pensioen omschreven.

2 Het tijdelijk pensioen gaat van rechtswege over in een pensioen zodra het overlijden van de

vermiste vaststaat.

Paragraaf 2 Bedrag van het pensioen

Artikel 28

Berekening van het nabestaandenpensioen

1 Het nabestaandenpensioen bedraagt vijf zevende gedeelte van het pensioen, waarop de

overledene als gewezen wethouder aanspraak zou hebben gehad, indien hij met ingang van

de dag na die van zijn overlijden was afgetreden, of waarop de overledene als gewezen

wethouder recht of uitzicht had.

2 In afwijking van het vorige lid bedraagt het pensioen van de nabestaande van hem die

overlijdt:

a als wethouder voor het bereiken van de leeftijd van 65 jaar: vijf zevende gedeelte van

het pensioen waarop de wethouder aanspraak zou hebben kunnen maken, indien hij

het wethouderschap tot het bereiken van evengenoemde leeftijd zou hebben bekleed;

b als gewezen wethouder in de periode waarin h" recht op uitkering heeft: vijf zevende

Ij

gedeelte van het pensioen waarop de gewezen wethouder aanspraak zou hebben

kunnen maken, indien hij tot het bereiken van de leeftijd van 65 jaar recht op uitkering

zou hebben gehad, met dien verstande dat voor de berekening van het pensioen de

diensttijd wordt doorgeteld naar de mate van meetelling van diensttijd op de dag van

overlijden.

3 Indien wegens een zelfde sterfgeval voor een nabestaande recht ontstaat op meer dan een

nabestaandenpensioen krachtens of op voet van de Algemene pensioenwet politieke

ambtsdragers wordt op grond van artikel 145, lid 4, van deze wet tijd, die voor de berekening

van meer dan een van die pensioenen meetelt en niet daadwerkelijk gelijktijdig in de

verschillende ambten is doorgebracht, slechts meegeteld voor de berekening van het

pensioen waarbij die tijd het hoogste bedrag oplevert.

4 Bij de toepassing van de voorgaande leden wordt ten aanzien van het eigen pensioen voor

zover artikel 19, tweede, derde en vierde lid, daarop van toepassing is, in alle gevallen

gerekend met de franchise bedoeld in artikel 1 9, vierde lid, onder a.

Artikel 29

Berekening nabestaandenpensioen tussen 31 december 1985 en 1 januari 1995

1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over diensttijd tussen 31

december 1985 en 1 januari 1995.

Gemeenteraad van Heimond blz. 13

Bijlage:182

2 De nabestaande die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt en geen recht heeft op

nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, heeft tot de eerste dag van

de maand waarin h" die leeftijd bereikt recht op een toeslag op zijn volgens artikel 28

ij

berekende pensioen. Deze toeslag bedraagt jaarlijks voor eik voor de berekening van het

nabestaandenpensioen tellend jaar twee en een half percent van het tot een jaarbedrag

herleide bedrag van de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet

vermeerderd met de daarover berekende vakantie-uitkering ingevolge die wet.

3 Wanneer betrokkene voldoet, onderscheidenlijk niet meer voldoet, aan de voorwaarden

omschreven in het tweede lid, dient h" hiervan onmiddellijk kennis te geven aan burgemeester

ij

en wethouders. De daarbedoeide toeslag gaat niet eerder in dan een jaar voor de eerste dag

van de maand waarin kennisgeving werd gedaan of waarin die toeslag ambtshalve is

toegekend.

4 Wanneer het bedrag van de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet

vermeerderd met de daarover berekende vakantie-uitkering ingevolge die wet wordt gewijzigd,

wordt de in het tweede lid bedoelde toeslag dienovereenkomstig gewijzigd met ingang van

dezelfde dag als eerstbedoeide wijziging.

Artikel 29a

Berekening nabestaandenpensloen tussen 31 december 1994 n 1 ja uari

1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over dien tussen

december 1994 en 1 januari 1996.

2 De nabestaande die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt en geen recht heeft op

nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, heeft tot de eerste dag van

de maand waarin h@' die leeftijd bereikt recht op een toeslag op zijn volgens de voorgaande

ij

artikelen berekende pensioen. Deze toeslag bedraagt jaarlijks voor eik voor de berekening

van het nabestaandenpensioen tellend jaar 1,25 percent van de franchise, bedoeld in het

tweede lid van artikel lga.

3 Het derde en vierde lid van artikel 29 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 30

Bijzonder nabestaandenpensioen

1 Het bijzonder nabestaandenpensioen wordt op dezelfde wijze berekend als een

nabestaandenpensloen, met dien verstande dat slechts de diensttijd meetelt die gelegen is

vóór de ontbinding van het huwelijk dan wet vóór het tijdstip waarop de aanmeiding is

geëindigd.

2 Indien er recht bestaat op meer dan één bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in

artikel 25, eerste of tweede lid, vindt het eerste lid overeenkomstige toepassing met dien

verstande, dat voor de berekening van het bijzonder nabestaandenpensioen ontleend aan eik

huwelijk en elke aanmeiding waaraan een eerder huwelijk dan wel een eerdere aanmeiding

voorafgaat slechts de diensttijd meetelt die samenloopt of geacht kan worden samen te lopen

met de huwelijksduur dan wel de duur van de aanmeiding.

3 Indien er bij een overlijden recht bestaat op een of meer bijzondere nabestaandenpensioenen,

wordt het nabestaandenpensioen dat aan hetzelfde overlijden wordt ontleend, met het bedrag

of de bedragen daarvan verminderd.

Artikel 31

Nabestaandenpensioen bij hertrouwen dan wel aanmeiding

Indien een nabestaande hertrouwt dan wel partij is bij een aanmeiding, wordt zijn pensioen opnieuw

vastgesteld met ingang van de maand volgende op die waarin hij hertrouwt dan we e aanme ing

geschiedt. Daarbij wordt uitsluitend de voor pensioen in aanmerking komende diensttijd van de

wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder in aanmerking genomen, die gelegen is voor het

tijdstip van diens overlijden.

Artikel 32

Wezenpensioen

1 Het wezenpensioen bedraagt-

a voor eik kind, wiens ouder aan het overlijden van de wethouder, gewezen of

gepensioneerde wethouder recht op pensioen ontleent, een zevende gedeelte;

Gemeenteraad van Heimond blz. 14

Bijlage:182

b voor eik ander kind, twee zevende gedeelte van het pensioen van de overledene,

berekend overeenkomstig artikel 28.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder ouder mede begrepen de nabestaande die

op het tijdstip van z@'n overlijden de pleegouderlijke zorg had voor het kind, bedoeld in

ij

artikel 26.

Artikel 33

Berekening wezenpensloen na 31 december 1985

1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over de diensttijd na 31

december 1985.

2 De wees die geen recht heeft op wezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet

heeft recht op een toeslag op zijn volgens artikel 32 berekende pensioen, tenzij zijn ouder

recht heeft op haftezenuitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet. Deze toeslag

bedraagt jaarlijks voor eik voor de berekening van het wezenpensioen tellend jaar:

a voor de wees bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder a, 0,375 percent van de tot een

jaarbedrag herleide som van de nabestaandenuitkering en de halfwezenuitkering

ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de daarover berekende

vakantie-uitkering ingevolge die wet;

b voor de wees bedoeld in artikel 32, eerste lid, onder b, 0,75 percent van het onder a

bedoelde jaarbedrag.

3 Voor de toepassing van het tweede lid is artikel 29, derde lid, van overeenkomstige

toepassing.

4 Wanneer het bedrag van de nabestaandenuitkering ingevolge de Algemene

nabestaandenwet, van de haffwezenuitkering ingevolge die wet of van de daarover berekende

vakantie-uitkering ingevolge die wet wordt gewijzigd, wordt de in het tweede lid bedoelde

toeslag dienovereenkomstig gewijzigd met ingang van dezelfde dag als eerstbedoeide

wijziging.

Artikel 34

Herberekening wezenpensioen

1 Het wezenpensioen wordt herberekend overeenkomstig de artikelen 32 en 33, wanneer het

nabestaandenpensioen of het bijzonder nabestaandenpensioen van de ouder wegens diens

overlijden is geëindigd.

2 Wanneer het nabestaandenpensioen van de ouder krachtens artikel 31 wegens hertrouwen

dan wel een aanmeiding opnieuw wordt vastgesteld, wordt het wezenpensioen bedoeld in

artikel 32, eerste lid, onder a, verhoogd met een bedrag dat zich verhoudt tot het bedrag van

dat wezenpensioen, zoals het verschil tussen het nabestaandenpensioen bedoeld in artikel 28

voor en na de toepassing van artikel 31 zich verhoudt tot dat nabestaandenpensioen vóór die

toepassing.

3 Voor de toepassing van dit artikel is artikel 32, tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 35

Beperking gezamenlijk bedrag nabestaanden- en wezenpensioen

1 De gedeelten van de nabestaanden, bijzondere nabestaanden- en wezenpensioenen,

onderscheidenlijk van de wezenpensioenen, bedoeld in de artikelen 28, 30, 31 en 32, gaan

tezamen het bedrag waarvan die pensioenen zijn afgeleid niet te boven.

2 Indien wegens toepassing van het vorige lid de daarbedoeide pensioengedeelten een

vermindering moeten ondergaan, geschiedt deze in evenredigheid van de onderscheidene

bedragen.

Artikel 36

Toeslag op nabestaandennensioen

1 De nabestaande die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, heeft tot de eerste dag van

de maand waarin hij die leeftijd bereikt recht op een toeslag op zijn volgens de voorgaande

artikelen berekende pensioen ten bedrag van 15 percent van dat pensioen, behoudens het

bepaalde in het tweede en vierde lid.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een pensioen als daar bedoeld verstaan

het pensioen nadat eventueel hoofdstuk V toepassing heeft gevonden.

Gemeenteraad van Heimond blz. 15

Bijlage:182

3 Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van degene die recht heeft op bijzonder

nabestaandenpensioen, noch ten aanzien van degene wiens nabestaandenpensioen wegens

hertrouwen dan wel een aanmeiding opnieuw is vastgesteld.

4 De in het eerste lid bedoelde toeslag bedraagt ten hoogste vijftien percent van fl 55.195,-

(bedrag geldende per 1 januari 1985). Dit bedrag wordt telkens aangepast bij de ministeriële

regeling, bedoeld in artikel 157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke

ambtsdragers, overeenkomstig de aanpassing van een bedrag dat op 1 januari 1985

63.200,- bedroeg.

Artikel 37

Toeslag op wezenpensloen

1 De wees als bedoeld in artikel 32 heeft vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de

leeftijd van vijftien jaar heeft bereikt, recht op een toeslag op zijn volgens de voorgaande

artikelen berekende pensioen ten bedrage van vijftien percent van dat pensioen, behoudens

het bepaalde in het tweede en derde lid.

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een pensioen als daar bedoeld verstaan

het pensioen nadat eventueel hoofdstuk V toepassing heeft gevonden.

3 De.in het eerste lid bedoeld toeslag bedraagt ten hoogste vijftien percent van fl 55.195,-

(bedrag geldende per 1 januari 1985). Dit bedrag wordt telkens aangepast bij de ministeriële

regeling, bedoeld in artikel 157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke

ambtsdragers, overeenkomstig de aanpassing van een bedrag dat op 1 januari 1985

63.200,- bedroeg.

Artikel 38

Tijdelijk pensioen

Het tijdelijk pensioen is gelijk aan het pensioen waarop recht zou bestaan indien de vermiste op de

dag van zijn vermissing was overleden.

Hoofdstuk IV Verval en vervallenverklaring

Artikel 39

Vervallenverklaring van uitzicht of recht op pensioen

Vervallen

Artikel 40

Verval van recht op pensioen bij niet nvo eren

1 Het recht op toegekend pensioen vervalt indien gedurende vijf achtereenvolgende jaren

iedere invordering achterwege is gebleven.

2 De raad kan een door of als gevolg van de toepassing van het vorige lid vervallen recht op

pensioen herstellen.

Hoofdstuk V Samenloop

Paragraaf 1 Samenloop pensioenen krachtens deze verordening onderling en met andere

pensioenen

Artikel 41

Grensbedrag eigen pensioenen

1 Voor de toepassing van dit artikel wordt, voor zover een pensioen is onderworpen aan een

samenloopregeling overeenkomstig paragraaf 2 van dit hoofdstuk, onder pensioen verstaan

het bedrag dat overblijft na vermindering van dat pensioen wegens recht op

ouderdomspensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet of een naar aard en strekking

daarmee overeenkomend pensioen of uitkering.

2 Indien recht bestaat op een of meer eigen pensioenen krachtens of op de voet van de

Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, dan wel daarnaast recht bestaat op een of

meer eigen pensioenen krachtens een andere regeling als bedoeld in het vijfde lid en het

totaal van die pensioenen meer bedraagt dan het grensbedrag omschreven in het derde lid,

Gemeenteraad van Heimond blz. 16

Bijlage:182

wordt op grond van artikel 154 juncto artikel 93 van genoemde wet, eik eigen pensioen

krachtens of op de voet van die wet beperkt tot een zodanig gedeelte (beperkingsbreuk) van

bedoeld grensbedrag als evenredig is aan de verhouding, waarin eik van laatstbedoelde

pensioenen staat tot het totaal van die pensioenen.

3 Het grensbedrag is het pensioen dat met toepassing van artikel 19 tot het in het zevende lid

van dat artikel genoemde maximum van 70 percent zou zijn toegekend naar een wedde

overeenkomend met het hoogste bedrag in bijlage A van het Bezoidigingsbesluit Burgerlijke

Rijksambtenaren 1984 (Staatsblad 571) vermeerderd met het percentage van de

vakantie-uitke.ring.

4 Indien het bedrag van een of meer van de in het tweede lid bedoelde pensioenen bij

berekening naar de maximaal in aanmerking komende diensttijd hoger is of zou zijn dan het

grensbedrag bedoeld in het derde lid, treedt dat hogere bedrag of het hoogste van die

bedragen voor de toepassing van het tweede lid in de plaats van het grensbedrag.

Voor de in de eerste volzin bedoelde vergelijking worden de pensioenen aangepast

overeenkomstig de regelen vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur bedoeld in artikel

105 van de Algemene pensioenwet Politieke ambtsdragers en daarmee overeenkomende

artikelen in andere pensioenwetten.

5 Onder een Pensioen krachtens een andere regeling wordt in dit artikel verstaan een pensioen,

een daarmee in aard overeenkomende uitkering, alsmede een onderstand bij wijze van

pensioen ten laste van het Rijk, een provincie, gemeente of waterschap, van het Algemeen

burgerlijk pensioenfonds, van het Spoorwegpensioenfonds en van de Stichting Administratie

lndonesische pensioenen, dan wel ten laste van de Nederlandse Antillen of een

publiekrechtelijk lichaam in dat land of een door het hoger bestuursorgaan in een van deze

landen ingesteld fonds, met inbegrip van de daarop onder welke benaming ook verleende

toeslagen en met uitzondering van een pensioen krachtens de Wet buitengewoon pensioen

1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen

zeelieden-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Stb. 1947, H 420), van een uitkering krachtens de

Wet uitkeringen vervöigingsslachtoffers 1940-1945, van een invaliditeitspensioen met de

daarop toegekende verhogingen krachtens een vroegere militaire pensioenwet in de zin van

de Algemene militaire pensioenwet, van een invaliditeitspensioen, een invaliditeitsverhoging

en een bijzondere invaliditeitsverhoging krachtens laatstgenoemde wet, alsmede van een

uitkering krachtens de Algemene oorlogsongevallenregeling.

Onder een pensioen krachtens een andere regeling wordt in dit artikel mede begrepen een

ten laste van het Rijk onder welke benaming ook verleende toeslag op een pensioen, een

daarmee in aard overeenkomende uitkering of een onderstand bij wijze van pensioen ten laste

van Suriname of een publiekrechtelijk lichaam in dat land.

6 Na beperking van een eigen pensioen volgens lid 1 of lid 2 wordt de toegepaste

beperkingsbreuk slechts gewijzigd, wanneer een pensioen als in dit artikel bedoeld wordt

toegekend of eindigt dan wel - anders dan wegens aanpassing naar de in artikel 157 van de

Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers bedoelde regelen en daarmee

overeenkomende regelen in andere pensioenwetten dan de in dit artikel genoemde - wordt

herzien.

Artikel 42

Grensbedrag nabestaanden- en wezenpensioenen

1 Artikel 41 is van overeenkomstige toepassing indien voor een nabestaande onderscheidenlijk

een wees, naast recht op een of meer näbestaandenpensioenen onderscheidenlijk

wezenpensioenen, krachtens of op de voet van de Algemene pensioenwet politieke

ambtsdragers recht bestaat op een of meer nabestaandenpensioenen, onderscheidenlijk

wezenpensioenen krachtens een andere regeling, met dien verstande dat voor de in het derde

lid van dat artikel bedoelde grensbedrag en het in het vierde lid van dat artikel e e

hogere bedrag, met betrekking van een nabestaandenpensioen vijf zevende gedeelte, met

betrekking tot een wezenpensioen krachtens artikel 32, eerste lid, onder b, twee zevende ee

van die bedragen in de plaats komt.

2 Voor de toepassing van dit artikel worden de toeslagen bedoeld in de artikelen 29, 33, 36 en

37 niet onder pensioen begrepen.

3 Artikel 35 wordt overeenkomstig toegepast.

Gemeenteraad van Helmond blz. 17

Bijlage:182

Artikel 43

Samenloop nabestaandenpensloen na hertrouwen of aanmeiding

1 Indien een nabestaande aan wie reeds een nabestaandenpensioen is toegekend, hetzij

krachtens deze verordening, hetzij krachtens een andere regeling ter zake van een later

huwel"k of een latere aanmeiding eveneens recht op nabestaandenpensioen verkrijgt, hetzij

ij

krachtens deze verordening, hetzij krachtens een andere regeling, wordt samenlopende

diensttijd slechts meegeteld bij de berekening van het pensioen waarbij die tijd het hoogste

bedrag oplevert.

2 Onder pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in het vorige lid wordt verstaan

een pensioen ten laste van de Nederlandse schatkist - anders dan ingevolge wettelijke

garanties of ingevolge overneming van de verplichting tot betaling - ten laste van de

Nederlandse Antillen, van een publiekrechtelijk lichaam in Nederland of in evengenoemd

ander land, dan wel ten laste van een door het bestuursorgaan in een van die landen

ingesteld fonds.

Artikel 44

Samenloop van wezenpensioenen

Indien een wees die reeds recht op een wezenpensioen heeft, hetzij krachtens deze

verordening, hetzij krachtens een andere regeling, daarna eveneens recht op een ander

wezenpensioen verkrijgt, hetzij krachtens deze verordening, hetzij krachtens een an ere

regeling wordt voor de berekening van de eigen pensioenen waarvan die wezenpensioenen

zijn of geacht moeten worden te zijn afgeleid, samenlopende tijd slechts meegeteld bij de

berekening van het pensioen, waarbij die tijd het hoogste bedrag oplevert.

2 Artikel 43, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2 Samenloop van pensioenen en algemeen pensioen

Artikel 45

Begripsomschrijvingen

1 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder

a een pensioen: een pensioen of een gedeelte van een pensioen voor zover berekend

over tijd voor 1 januari 1986, dat is toegekend of geacht wordt te zijn toegekend

krachtens deze verordening;

b een algemeen pensioen:

ie een bruto-ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 9 van de Algemene

Ouderdomswet, eventueel vermeerderd met een bruto-toeslag als bedoeld in

artikel 10 van die wet, benevens de bruto-vakantie-uitkering, bedoeld in artikel

29 van die wet, een en ander voor zover niet uitbetaald krachtens artikel 18

van die wet;

2e een pensioen, een tijdelijke uitkering en een wezenpensioen als bedoeld in de

Algemene weduwen- en wezenwet;

3e een pensioen of uitkering toegekend krachtens een wettelijke regeling van de

Nederlandse Antillen of van een vreemde mogendheid en naar aard en

strekking overeenkomend met een algemeen pensioen als omschreven onder

ie en 2e;

c een belanghebbende: degene die recht heeft op een pensioen.

2 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder het algemeen pensioen van de

belanghebbende die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, mede begrepen het algemeen

pensioen waarop zijn echtgenoot recht heeft, tenzij het echtpaar duurzaam gescheiden leeft.

Voor de toepassing van de vorige volzin wordt mede als echtgenoot aangemerkt degene die

voor de toepassing van de Algemene Ouderdomswet als echtgenoot van de belanghebbende

wordt aangemerkt.

3 Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een pensioen als bedoeld in artikel 51, vijfde lid,

dan wet enig ander pensioen als bedoeld in artikel 51, eerste lid, voor zover dit pensioen of

gedeelte daarvan is berekend over tijd voor 1 januari 1986, in aanmerking genomen.

Artikel 46

Volle-wezenpensioen

Gemeenteraad van Heimond blz. 18

Bijlage:182

Het pensioen waarop twee of meer volle wezen recht hebben, wordt, indien het als een eenheid is

toegekend, voor de toepassing van deze paragraaf geacht aan ieder van genoemde wezen te zijn

toegekend tot een bedrag, gelijk aan dat pensioen gedeeld door hun aantal.

Artikel 47

lnbouwbedrag

1 Voor een belanghebbende die tevens recht heeft op een algemeen pensioen wordt het deel

daarvan, dat geacht kan worden betrekking te hebben op een tijd, overeenkomende met de

diensttijd waarnaar zijn pensioen is of geacht wordt te zijn berekend, gerekend deel uit te

maken van het bedrag van zijn pensioen. met dien verstande dat:

a voor zover diensttijd met 3,5 percent per jaar met pensioen wordt vergolden, deze

diensttijd met 2 wordt vermenigvuldigd;

b voor zover diensttijd met 0,875 percent per jaar met pensioen wordt vergolden, deze

diensttijd met 0,5 wordt vermenigvuldigd;

c maximaal een diensttijd van 40 jaar in aanmerking wordt genomen.

Het in de vorige volzin omschreven deel wordt inbouwbedrag genoemd.

2 Op een nabestaandenpensioen, niet zijnde een pensioen als bedoeld in artikel 25, dat is

afgeleid van een pensioen waarop, in verband met het recht op een pensioen a s oe in

artikel 9, tiende lid, onder a en b van de Algemene Ouderdomswet, lid 1 van toepassing was,

vindt dat lid niet eerder toepassing dan met ingang van de eerste dag van de maand,

volgende op die waarin dat pensioen krachtens het bepaalde in artikel 65, lid 1, is geëindigd.

3 Het inbouwbedraa overschrijdt niet het bedrag van het algemeen pensioen, dat geacht kan

worden betrekking te e ben op een tijdvak, liggende tussen de aanvang en het einde van de

diensttijd, waarnaar het pensioen met inachtneming van lid 1 is of geacht wordt te zijn

berekend.

Artikel 48

Mededelingsplicht

1 Indien een belanghebbende een algemeen pensioen gaat genieten dan wel het genot van een

algemeen pensioen of van een tijdelijke uitkering eindigt, of indien in het bedrag van het

algemeen pensioen een wijziging wordt aangebracht op grond van persoonlijke

omstandigheden van hemzelf, zijn echtgenoot of zijn kinderen, is hij gehouden hiervan

onverwijld kennis te geven aan burgemeester en wethouders.

2 Indien een belanghebbende de in het vorige lid bedoelde kennisgeving niet onverwijld doet,

gaat een verlaging van het inbouwbedrag niet vroeger in dan een jaar voor de eerste dag van

de maand waarin de kennisgeving werd gedaan of waarin ambtshalve vermindering van het

inbouwbedrag plaatsvond.

Artikel 49

Algemeen pensioen en diensttijd

Voor de toepassing van artikel 47 geldt het volgende.

a Het algemeen pensioen wordt geacht betrekking te hebben op het tijdvak, liggende tussen de

tijdstippen waarop belanghebbende de teeft"d van 15 jaar en die van 65 jaar heeft bereikt met

ij

dien verstande dat, indien een belanghebbende recht heeft op nabestaanden- of

wezenpensioen, het vorenstaande overeenkomstige toepassing vindt ten aanzien van de

tijdstippen waarop de overledene de leeftijden van 15 en 65 jaar heeft of zou hebben bereikt.

b Het recht op een algemeen pensioen, dat bestond op de dag waarop de rechthebbende is

overleden of sedert welke hij is vermist, wordt geacht voort te duren tot het tijdstip waarop

diens pensioen krachtens het bepaalde in artikel 65, lid 1, is geëindigd.

c Indien een nabestaande recht heeft op algemeen nabestaandenpensioen op grond van artikel

8, eerste lid, onder a van de Algemene weduwen- en wezenwet, doch geen van de in

evengenoemde bepaling bedoelde kinderen recht heeft op pensioen, wordt uitgegaan van het

bedrag van het pensioen dat geldt voor degenen op wie artikel 19, elfde lid, onder a, van

genoemde wet toepassing vindt.

d Als diensttijd wordt uitsluitend in aanmerking genomen de diensttijd, gelegen tussen de

tijdstippen waarop de leeftijd van 15 jaar is en die van 65 jaar is of zal zijn bereikt.

e Een pensioen dat niet is berekend naar diensttijd wordt geacht te zijn berekend naar een

diensttijd van 40 jaren.

Gemeenteraad van Heimond blz. 19

Bijlage:182

f Diensttijd waarnaar een pensioen is of qeacht wordt te zijn berekend en die niet daadwerkelijk

als wethouder is doorgebracht, wordt geacht aan te sluiten bij het einde van de

ambtsvervulling waaraan het recht op pensioen is ontleend; voor zover dientengevolge deze

diensttijd zich uitstrekt na het tijdstip waarop de leeftijd van 65 jaar is of zou zijn bereikt, wordt

die diensttijd, te rekenen van dat tijdstip, geacht te zijn doorgebracht, voor zover mogelijk

gedurende tijdvakken van onderbreking van de daadwerkelijk als wethouder doorgebrachte

tijd en voor het overige onmiddellijk voor de aanvang van de diensttijd waarnaar het pensioen

is berekend.

9 Van de diensttijd wordt buiten beschouwing gelaten de tijd, waarop betrekking heeft of geacht

kan worden betrekking te hebben het bedrag van het algemeen pensioen, waarop aanspraa

is verkregen door vrijwillige premiebetaling krachtens artikel 45 van de Algemene

Ouderdomswet en artikel 47 van de Algemene weduwen- en wezenwet.

h De vakantie-uitkeringen, bedoeld in de Algemene Ouderdomswet en de Algemene weduwen-

en wezenwet, worden geacht op overeenkomstige wijze als het algemeen pensioen in

termijnen te worden uitbetaald.

Artikel 50

Gehuwde vrouw met recht op pensioen

Indien een belanghebbende een gehuwde vrouw is, wordt voor de toepassing van artikel 47 uitgegaan

van het algemeen pensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde.

Artikel 51

Vermindering inbouwbedragen bij samenvallende diensttijd

1 Indien aan een belanghebbende meer dan één pensioen is of geacht wordt te zijn toegekend

krachtens of op de voet van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, dan wet naast

een of meer zodanige pensioenen een pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in

het vijfde lid is of geacht wordt te zijn toegekend, en de diensttijd waarnaar die pensioenen

zijn of geacht worden te7ijn berekend geheel of gedeeltelijk samenvalt, overschrijdt op grond

van artikel 155 juncto artikel 101 van voornoemde wet de som van de inbouwbedragen - voor

zover deze geacht kunnen worden betrekking te hebben op een tijd, overeenkomende met de

samenvallende dienstt@'d - niet het bedrag van het algemeen pensioen, dat geacht kan worden

ij

betrekking te hebben op een tijd, overeenkomende met bedoelde samenvallende diensttijd.

2 Indien een overschrijding als bedoeld in het vorige lid plaats zou vinden, wordt het voor ieder

krachtens deze verordening toegekend pensioen berekende inbouwbedrag, voor zover

betrekking hebbende op samenvallende diensttijd als bedoeld in het vorige lid, verminderd tot

een zodanig deel van het bedrag van het algemeen pensioen. bedoeld aan het slot van het

vorige lid, als eik inbouwbedrag zich verhoudt tot de som van di e bedra en.

9

3 Indien de som van de inbouwbedragen, ook na toepassing van het vorige li , een rag

gelijk aan 80 percent van het algemeen pensioen overschrijdt, wordt deze overschrijding in

mindering gebracht op eik inbouwbedrag in de verhouding, waarin eik van die bedragen staat

tot de som daarvan.

4 Voor de toepassing van de voorgaande leden op pensioenen, toegekend krachtens een

militaire pensioenwet, geldt niet als diensttijd de diensttijd, die krachtens die wet met vier per

mille van de pensioengrondslag is vergolden.

5 Onder pensioen krachtens een andere regeling als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan

een pensioen ten laste van de Nederlandse schatkist - anders dan krachtens de Algemene

pensioenwet politieke ambtsdragers en anders dan ingevolge wettelijke garanties of ingevolge

overneming van de verplichting tot betaling - ten laste van de Nederlandse Antillen, van een

publiekrechtelijk lichaam in Nederland of in evengenoemd ander land, dan wel ten laste van

een door het bestuursorgaan in een van die landen ingesteld fonds.

6 Op schriftelijk verzoek van de belanghebbende wordt dit artikel overeenkomstig toegepast,

indien aan diens echtgenoot een of meer pensioenen zijn of geacht worden te z n toege n ,

hetzij krachtens of op de voet van de Algemene pensjoenwet politieke ambtsdragers, hetzij

krachtens een andere regeling als bedoeld in het vijfde lid. Artikel 52, tweede lid, is daarbij van

overeenkomstige toepassing.

Artikel 52

Vermindering inbouwbedragen bij korting op particulier pensioen

Gemeenteraad van Heimond blz. 20

Bijlage:182

1 Op schriftelijk verzoek van degene die aantoont, dat uit hoofde van zijn recht op algemeen

pensioen een vermindering plaatsvindt van enig ander pensioen dan bedoeld in artikel 51,

vijfde lid, wordt het bedrag van die vermindenng voor zoveel mogelijk in mindering gebracht

op het inbouwbedrag. De vorige volzin is slechts van toepassing voor zover bedoelde

vermindering betrekking heeft op tijd die gelijktijdig in de desbetreffende betrekking is of

geacht kan worden te zijn vervuld. Aan diensttijd die niet daadwerkelijk in dienstverhouding of

als politiek ambtsdrager is doorgebracht wordt een plaats toegekend overeenkomstig het

bepaalde bij artikel 49, onder f.

2 De vermindering van het inbouwbedrag bedoeld in het vorige lid gaat in met de dag waarop

de in dat lid bedoelde omstandigheid is opgetreden, met dien verstande dat deze niet vroeger

ingaat dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin het desbetreffende ver-zoek

werd ingediend.

3 Bij toepassing van het eerste lid wordt, ingeval op meer dan één pensioen recht bestaat, het

bedrag van de in dat lid bedoelde vermindering op de inbouwbedragen in mindering gebracht

naar verhouding van evenbedoeide bedragen.

4 Indien de som van het inbouwbedrag en de vermindering van het andere pensioen, ook na

toepassing van de overige bepalingen van dit artikel, een bedrag gelijk aan 80 percent van het

algemeen pensioen overschrijdt, wordt van deze overschrijding een deel in mindering

gebracht op het inbouwbedrag, en wel in de verhouding waarin de diensttijd, waarnaar het

pensioen waarop vorenbedoeid inbouwbedrag betrekking heeft is of geacht wordt te zijn

berekend, staat tot het totaal van de diensttijden.

5 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing, indien een vermindering plaatsvindt van enig

ander pensioen dan bedoeld in artikel 51, vijfde lid, toegekend aan de echtgenoot van de

belanghebbende.

Artikel 53

Verlaging inbouwbedrag (vóór 1 januari 1986)

1 Dit artikel is uitsluitend van toepassing op pensioenberekeningen over jaren gelegen voor 1

januari 1986.

2 Indien het bedrag dat tot grondslag heeft gestrekt voor de berekening van het pensioen, nadat

dat bedrag is aangepast aan de hand van de regels, bedoeld in artikel 157, derde lid, van de

Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers, op de dag met ingang waarvan de

voorgaande artikelen van deze paragraaf voor de eerste maal ten aanzien van het pensioen

toepassing vinden lager is dan fl 26.508,- (bedrag geldende op 1 januari 1991) wordt het met

toepassing van de voorgaande artikelen van deze paragraaf berekende inbouw rag

vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller is eerstbedoeid bedrag p e oe e ag en

waarvan de noemer is fl 26.508,-.

De uitkomst van deze vermenigvuldiging vormt in dat geval het inbouwbedrag. Het in de

vorige volzin genoemde bedrag wordt gewijzigd bij de ministeriële regeling, bedoeld in artikel

157, derde lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

3 Indien het pensioen rechtstreeks of middellijk is afgeleid van een eigen pensioen, geldt voor

de toepassing van het vorige lid als grondslag voor de berekening van het pensioen, het

bedrag dat heeft gestrekt tot grondslag voor de berekening van het eigen pensioen.

4 Indien het bedrag van het algemeen pensioen, dat gerekend wordt deel uit te maken van het

pensioen, reeds is verminderd krachtens lid 1, vindt artikel 52, eerste lid, slechts toepassing

voor zover zulks nodig is om te voorkomen dat de som van evenbedoe vermin e rag

en het bedrag van de vermindering, bedoeld in het eerste lid van artikel 52, het bedrag zou

overschrijden dat, zonder toepassing van lid 1, krachtens artikel 47 gerekend zou worden deel

uit te maken van het bedrag van het pensioen. De vorige volzin is van overeenkomstige

toepassing in het geval bedoeld in artikel 52, derde lid.

Artikel 54

Verrekening

Indien een algemeen pensioen wordt toegekend of herzien over een tijdvak waarover reeds pensioen

werd betaald en dientengevolge te veel pensioen is betaald, kunnen burgemeester en wethouders

aan de Sociale Verzekeringsbank die het algemeen pensioen heeft toegekend of herzien, verzoeken

het te veel betaalde pensioen ten behoeve van de gemeente in te houden op het algemeen pensioen,

voor zover betrekking hebbende op evengenoemd tijdvak.

Gemeenteraad van Heimond blz. 21

Bijlage:182

Artikel 55

Gemoedsbezwaren

De bepalingen van deze paragraaf blijven buiten toepassing ten aanzien van deaenen die op grond

van gemoedsbezwaren hun recht op algemeen pensioen niet geldend maken, met dien verstande dat

zij zo veel mogelijk overeenkomstige toepassing vinden met betrekking tot diegenen van

evenbedoeiden, die recht hebben op een uitkering als bedoeld in artikel 48 van de Algemene

Ouderdomswet.

Hoofdstuk Vi Bepalingen van administratieve aard

Paragraaf 1 Tijdsberekening voor uitkering en pensioenen

Artikel 56

Voor zover de voor uitkering en pensioen in aanmerkin komende tijd katende'aren of

9 ri

kalendermaanden omvat, wordt deze tiid uitgedrukt in jaren onderscheidenlijk maanden voor uitkering

en pensioen in aanmerking komende tijd. De overige tijd wordt uitgedrukt in gedeelten van jaren

onderscheidenlijk gedeelten van maanden, waarbij het jaar op 12 maanden en de maand op 30 dagen

wordt gesteld.

Paragraaf la Financiële bepalingen

Artikel 57

Aanpassing pensioenen aan algemene bez digingswijzigingen

1 De wedde, bedoeld in artikel 18, of de pensioengrondslag bedoeld in de artikelen 19 en lga,

behorende bij een pensioen als bedoeld in artikel 16 of bij een uitzicht op een pensioen bij het

bereiken van de leeftijd van 65 jaar, worden telkens gewijzigd overeenkomstig een algemene

bezoidigingswijziging, teneinde een aan die algemene bezoidigingswijzigin evenre ige

aanpassing van het pensioen te bewerkstelligen.

2 Onder een algemene bezoidigingswijziging als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een

zodanige wijziging van een pensioen van een gepensioneerde overheidswerknemer in e zin

van de Wet privatisering ABP die werkzaam is geweest in de sector Rijk.

3 Indien aan een gepensioneerde overheidswerknemer, als bedoeld in het tweede lid, een

eenmalige uitkering wordt toegekend, wordt aan degene die recht heeft op een pensioen, als

bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig een eenmalige uitkering toegekend.

Artikel 58

Afronding van pensioen

Het pensioen wordt naar boven op een gulden afgerond.

Artikel 59

Inhoudingen

1 Op de wedde van de wethouder worden volgens bij of krachtens algemene maatregel van

bestuur te stellen regelen bedragen ingehouden overeenkomstig de inhouding van bedragen

op de bezoldiging van degene die behoort tot het overheidspersoneel, terzake Van

aanspraken bij werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

2 Op de uitkering van de gewezen wethouder worden volgens bij of krachtens algemene

maatregel van bestuur te stellen regelen bedragen ingehouden overeenkomstig de inhouding

van bedragen ter zake van aanspraken als bedoeld in het eerste lid, op een werkloosheids- of

arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van een voor overheidspersoneel getroffen

regeling.

3 Geen inhoudingen ter zake van ouderdom en overlijden vindt plaats voor zover tijd niet

meetelt als pensioendiensttijd en op uitkeringen als bedoeld in artikel 4a, alsmede in de

gevallen bedoeld in de laatste volzin van artikel 18, vierde lid.

Paragraaf 2 Aanvraag en toekenning van uitkering en pensioen

Gemeenteraad van Heimond blz. 22

Bijlage:182

Artikel 60

Toekenning uitkering en pensioen

Burgemeester en wethouders beslissen over de toekenning van een uitkering of een pensioen op

schriftelijke aanvraag door of vanwege de betrokkene, dan wel ambtshalve.

Artikel 61

Vrijdom van zeges

De stukken waarvan overlegging door burgemeester en wethouders nodig wordt geoordeeld zijn

ingevolge artikel 158 juncto artikel 1 1 1 van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers vrij van

zeges.

Paragraaf 3 Ingang en einde van de pensioenen

Artikel 62

Ingang eigen pensioen

Het eigen pensioen gaat in met de dag waarop het recht daarop ontstaa .

Artikel 63

Ingang nabestaanden- en wezenpensioen en tijdelijk pensioen

1 Het nabestaanden- en wezenpensioen gaat in met de dag, volgende op die van het overlijden

van hem aan wie het wordt ontleend.

2 Het tijdelijk pensioen gaat in met een door burgemeester en wethouders te bepalen dag.

Artikel 64

Ingang hersteld pensioen

Wanneer een vervallen recht op pensioen geheel of gedeeltelijk wordt hersteld, gaat het pensioen in

met de eerste dag van de maand waarin het herstel heeft plaatsgevonden.

Artikel 65

Einde pensioen

1 Eik pensioen eindigt met het einde van de maand waarin de rechthebbende is overleden.

Ingeval van vermissing van de rechthebbende eindigt het pensioen met een door

burgemeester en wethouders te bepalen dag.

2 Het t@'delijk pensioen eindigt wanneer de vermiste in leven blijkt te zijn, met een door

ij

burgemeester en wethouders te bepalen daq.

3 Een pensioen waarop het recht krachtens artikel 39 vervallen is verklaard, eindigt met het

einde van de maand waarin de beslissing inzake het vervallen verklaren is genomen.

4 Het wezenpensioen eindigt voorts met het einde van de maand waarin-.

a de rechthebbende de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt of, de leeftijd van

eenentwintig jaren nog niet bereikt hebbende, in het huwelijk is getreden dan wel

partij is bij een aanmeiding, of

b ten opzichte van de rechthebbende ouderschap komt vast te staan van een ander dan

degene aan wiens overlijden het recht op wezenpensioen wordt ontleend.

Artikel 66

Nabestaandenuitkering

1 Zo spoedig mogelijk na het overlijden van een gepensioneerde wethouder wordt aan diens

nabestaande, van wie hij niet duurzaam gescheiden leefde, een uitkering toegekend ten

bedrage van zijn pensioen over een tijdvak van twee maanden (nabestaandenuitkering).

Bij ontstentenis van een nabestaande van wie de overledene niet duurzaam gescheiden

leefde, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen

van de overledene, of minderjarige kinderen waarover de overledene ten tijde van het

overlijden de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg

voor het onderhoud en de opvoeding van het kind, als was het een eigen kind, onafhankelijk

van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor.

2 Indien de overleden gepensioneerde geen betrekkingen als bedoeld in het vorige lid nalaat,

kan het daarbedoeide bedrag geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de

Gemeenteraad van Heimond blz. 23

Bijlage:182

kosten van de laatste ziekte en van de lijkbezorging, indien de nalatenschap voor de betaling

van die kosten ontoereikend is.

3 Lid 1 is van overeenkomstige toepassing in geval van vermissing van een gepensioneerd

wethouder.

4 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder pensioen verstaan het bedrag waarop de

overledene recht had, eventueel na toepassing van hoofdstuk V.

Artikel 67

Terugvordering

1 Indien meer pensioen is betaald dan overeenstemt met artikel 65, wordt het te veel betaalde

teruggevorderd voor zover verrekening daarvan kan plaatsvinden met een uitkering krachtens

artikel 66.

2 Indien een vermiste in leven blijkt te zijn, kan hetgeen aan tijdelijk pensioen en aan uitkering,

bedoeld in artikel 66, is betaald, worden teruggevorderd.

Paragraaf 4 Betaling van de pensioenen

Artikel 68

Maandbetaling

1 De betaling van de pensioenen geschiedt in maandelijkse termijnen, tenzij burgemeester en

wethouders anders bepalen.

2 Burgemeester en wethouders kunnen regelen stellen met betrekking tot de wijze van betaling

van pensioenen.

Artikel 69

Onderbreking genot pensioen

Het pensioen van een gewezen wethouder wordt niet genoten, indien en zolang hij na het tijdstip van

inwerkingtreding van deze verordening weer als wethouder in deze gemeente optreedt.

Artikel 70

Pensioenbetaling zonder machtiging aan een ander dan gepensioneerde

1 Indien een gepensioneerde in een inrichting ter verpleging van geesteszieken of van

zwakzinnigen is opgenomen of, niet opgenomen zijnde in een zodanige inrichting, op grond

van geestelijke gestoordheid niet in staat is kwijting te verlenen voor de uitbetaling van

pensioen, kan het pensioen uitbetaald worden aan een door burgemeester en wethouders

aan te wijzen persoon of instelling. In andere door hen aan te wijzen bijzondere gevallen kan

het pensioen in plaats van aan de gepensioneerde zonder diens machtiging uitbetaald worden

aan een door burgemeester en wethouders aan te mfijzen persoon of instelling.

2 Indien een gepensioneerde ingevolge het bepaalde bij of krachtens de artikelen 6, lid 2, 11 en

12 van de Algemene wet bijzondere ziektekosten een bijdrage verschuldigd is in e sten

van een verstrekking als bedoeld in de artikelen 6 en 1 1 van die wet of een vergoeding als

bedoeld in de artikelen 1 1 en 12 van die wet, kan het pensioen tot ten hoogste het bedrag van

die bijdrage in plaats van aan de gepensioneerde zonder diens machtiging uitbetaald worden

aan de Ziekenfondsraad.

3 Indien het bepaalde in het vorige lid toepassing vindt, heeft de uitbetaling als bedoeld in lid 1

betrekking op het gedeelte van het pensioen, dat niet aan het in lid 2 bedoelde orgaan wordt

uitbetaald.

Afdeling 111 Algemene, overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk 1 Beroep en herziening

Artikel 71

Beroep

Van de beslissingen ter uitvoering van deze verordening staat ingevolge artikel 162 van de Algemene

pensjoenwet politieke ambtsdragers beroep open op de Centrale Raad van Beroep overeenkomstig

de bepalingen van de Beroepswet. De voorgaande volzin is niet van toepassing op beslissingen

ingevolge artikel 70, lid 2.

Gemeenteraad van Heimond blz. 24

Bijlage:182

Artikel 72

Herziening, wijziging en herstel

1 Burgemeester en wethouders herzien een door hen ter uitvoering van deze verordening

genomen beslissing, indien:

a aan die beslissing een feitelijke onjuistheid ten grondslag ligt;

b na die beslissing blijkt dat aan die beslissing andere feiten ten grondslag dienen te

worden gelegd.

2 Indien na een beslissing van burgemeester en wethouders de feiten waarmede in die

beslissing rekening is gehouden zodanig zijn gewijzigd, dat deze beslissing anders zou luiden

als zij nog genomen zou moeten worden, wijzigen burgemeester en wethouders de beslissing,

rekening houdende met de gewijzigde feiten.

3 Burgemeester en Wethouders herstellen een door hen genomen beslissing omtrent

toekenning - inbegrepen aanpassing op grond van artikel 57 -, herziening, wijziging of

betaalbaarstelling van een pensioen, indien daarin een onjuistheid, anders dan bedoeld in de

vorige leden, voorkomt.

4 Indien vijf jaren zijn verstreken na de dagtekening van een overeenkomstig de vorige leden

voor herziening, wijziging of herstel vatbare beslissing, kunnen burgemeester en wethouders

die leden buiten toepassing laten.

Artikel 73

1 Een herzieningsbeslissing, een wijzigingsbeslissing en een herstelbeslissing vermelden de

dag van de inwerkingtreding. Bij een herzieningsbeslissing is deze dag dezelfde als die

waarop de herziene beslissing in werking is getreden, tenzij een latere dag wordt bepaald.

2 Een herzieningsbestissing leidt niet tot terugvordering of verrekening van reeds betaalde

bedragen, tenzij de betrokkene redelijkerwijze had moeten begrijpen, dat hem te veel werd

uitbetaald.

3 Een wijzigingsbeslissing leidt slechts tot terugvordering of verrekening van reeds betaalde

bedragen indien de betrokkene, hoewel enige bepaling van deze verordening hem daartoe

verplichtte of dit redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht, heeft nagelaten aan

burgemeester en wethouders mededeling te doen van een wijziging in de feiten.

4 In afwijking van de vorige twee leden en onverminderd artikel 67 zijn burgemeester en

wethouders bevoegd tot terugvordering of verrekening van te veel betaalde bedragen, indien

de herzieningsbeslissing, onderscheidenlijk de wijzigingsbestissing is genomen binnen vier

maanden na de dagtekening van de herziene beslissing, onderscheidenlijk binnen vier

maanden nadat burgemeester en wethouders bericht hebben ontvangen van wijziging in de

feiten.

5 Herstel van een beslissing als bedoeld in artikel 72, lid 3, binnen vier maanden na de

dagtekening van de herstelde beslissing, leidt tot terugvordering of verrekening van te veel

betaalde pensioenbedragen. Herstel van een beslissing, als bedoeld in de vorige volzin, na de

daargenoemde termijn, leidt slechts tot terugvordering of verrekening van te veel betaalde

pensioenbedragen, indien de betrokkene redeliikerwiize had moeten begrijpen, dat hem te

veel werd uitbetaald.

Hoofdstuk 11 Overgangsbepalingen

Artikel 74

Vervallen

Artikel 75

Vervallen

Artikel 76

Toepasselijkheid van deze verordenina

De met ingang van een datum, voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van eze

verordening, aan gewezen wethouders en aan nabestaanden en wezen toegekende uitkeringen en

pensioenen worden met ingang van dat tijdstip geacht krachtens deze verordening te zijn toegekend.

Artikel 77

Vervallen

Gemeenteraad van Heimond blz. 25

Bijlage:182

Artikel 78

Samenloop van pensioen en algemeen pensioen (behoort bij afdeling 11, hoofdstuk V, paragraaf

2)

In afwijking in zoverre van artikel 47 vindt voor de berekening van het inbouwbedrag geen

vermenigvuldiging plaats van tijd, gelegen voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening

die voor de berekening van een pensioen als daarbedoeid in aanmerking wordt genomen.

Artikel 79 ttm artikel 85

Vervallen

Hoofdstuk 111 Slotbepatingen

Artikel 86 ttm artikel 99

Vervallen

Artikel 100

(Ovorgangsbepaling bij de negende wijziging)

1 Artikel 29a, zoals dat artikel luidde op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van de

negende wijziging (26 juni 1996), blijft van toepassing op een nabestaandenpensioen waarop

recht is ontstaan voor dat tijdstip.

2 De bepäijngen van deze verordening met betrekking tot het recht op wezenpensioen, zoals

die bepalingen luidden op de dag voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wijziging,

blijven van toepassing op een wezenpensioen waarop recht is ontstaan voor dat tijdstip.

Artikel 101

(Overgangsbepating bij de negende wijziging)

Ten aanzien van een aanmeiding als bedoeld in artikel 12a, die wordt gedaan vóór het tijdstip van

inwerkingtreding van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (1 oktober 1994),

wordt de man of vrouw met wie degene die de aanmeiding deed op hetzelfde woonadres in het

persoonsregister is opgenomen, gelijk gesteld met de man of vrouw die als ingezetene met hetzelfde

woonadres in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven als bedoeld in

het evengenoemde artikel 12a.

Artikel 102

(Overgangsbepaling bij de negende wijziging)

1 Een overlijden van een wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder tussen 3

december 1993 en 1 juli 1994 valt te rekenen vanaf de datum van overlijden onder de werking

van de bepalingen van deze verordening inzake het nabestaanden- en wezenpensioen zoals

die bepalingen zijn komen te luiden na de inwerkingtreding van de negende wijziging (26 juni

1996).

2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt degene van wie op 1 juli 1994 aanmeiding in de

zin van artikel 12, onderdeel a, mogelijk zou zijn geweest, op aanvraag aangemerkt als

nabestaande vanaf de datum van het overi"den.

Ij

3 Ter zake van een overlijden van een wethouder, gewezen of gepensioneerde wethouder

tussen 30 juni 1994 en 1 januari 1995 wordt op zijn aanvraag als nabestaande beschouwd

degene van wie, hoewel niet aangemeld in de zin van artikel 12, onderdeel a, aanmeiding als

evenbedoeid op de dag voor die van het overlijden mogelijk was.

Artikel 103

Inwerkingtreding negende wijziging

1 De artikelen 12, 24, tweede lid, 25, 26, 30, eerste en tweede lid, 31, 32, tweede lid, 34,

tweede lid, 36, derde lid, 43, eerste lid en 65, vierde lid, zoals bedoelde bepalingen na de

negende wijziging zijn komen te luiden, alsmede het bij de negende wijziging ingevoegde

artikel 12a werken terug tot en met 1 juli 1994.

2 Artikel 29a, eerste lid, treedt in werking op de datum dat de negende wijziging in werking

treedt (26 juni 1996).

Gemeenteraad van Heimond blz. 26

Bijlage:182

Artikel 104

Inwerkingtreding tiende wijziging

De tiende wijziging treedt inwerking met ingang van de dag 17 januari 1997, met dien verstande dat:

a de artikelen 4, eerste, tweede en vierde lid, 4b, tweede, vierde, zevende, achtste en negende

lid, 5, vijfde lid, 17, eerste lid, 18, tweede lid en 19, tweede lid (inzake uitbreiding

berekeningsgrondslag uitkering en pensioen met de eindejaarsuitkering) terugwerken tot en

met 1 januari 1993,

b de artikelen 19, tiende lid, 21, derde lid en 28, vierde lid, terugwerken tot en met 1 januari

1995;

c de artikelen 17, tweede lid, 18, tweede en derde lid, 19, zevende en achtste lid, lga, tweede

lid, 36, vierde lid, 37, derde lid, 53, tweede lid, 57, tweede en derde lid, terugwerken tot en met

1 januari 1996;

d de artikel 12, onder c, 19, derde lid en 20 werking hebben ten aanzien van voor een

pensioenberekening in aanmerking te nemen tijd vanaf 1 januari 1994;

e de artikelen 2, eerste en tweede lid en 3, eerste lid werking hebben ten aanzien van een recht

op uitkering ter zaken van een ontslag of aftreden ingaande 1 januari 1995 of later;

f artikel 18, vijfde lid, werking heeft ten aanzien van voor een pensioenberekening in

aanmerking te nemen uitkeringstijd waarin de belanghebbende inkomsten heeft uit een

betrekking waaraan aanspraak op overheidspensioen wordt ontleend vanaf 1 januari 1995, en

overigens eerst werking heeft ten aanzien van voor een pensioenberekening in aanmerking te

nemen tijd waarin recht op uitkering bestaat uit hoofde van een ontslag of aftreden op of na de

dag van inwerkingtreding van de tiende wijziging.

9 de artikelen 23 en 23a werken terug tot en met 1 juli 1996.

Artikel 105 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald ais 'Uitkerings- en pensioenverordening wethouders

gemeente Heimond 2001'.

Artikel 106

Inwerkingtreding veror ening

1 Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de

verordening door gedeputeerde staten is goedgekeu .

2 Zij werkt terug tot 1 januari 1966, behalve voor wat betreft

a artikel 4, derde en vierde lid, dat terugwerkt tot 1 januari 1969;

b de artikelen 69 en 76.

3 Waar in deze verordening sprake is van inwerkingtreding van deze verordening, wordt

daarmede bedoeld het in het eerste lid bedoelde t@'dstip.

]j

4 In afwijking van het in het vorige lid gestelde, wordt met het tijdstip van inwerkingtreding in

Artikel 95, onder b, bedoeld 1 januari 1966.

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 4 september 2001, bijlage 182.

De raad voornoemd,

De voorzitter,

De secretaris,

Gemeenteraad van Heimond blz. 27

Bijlage:182

Uw Reactie
Uw Reactie