• Bestuur
  • Commissiestukken Notitie Jan Visser Museum

Commissiestukken Notitie Jan Visser Museum

Documentdatum 30-08-2001
Bestuursorgaan Commissie Onderwijs, Cultuur en Financien
Documentsoort Commissiestukken
Samenvatting

0 c !F

d. d.: 30 oe - <@~) i

Notitie in hoofdlijnen. agendapunt: 13

"Een toekomstperspectief voor het Jan Visser Museum"

Sinds enige jaren loopt een discussie over de positie van het Jan isser useum.

Aanleiding was oorspronkelijk een verzoek van het toenmalige bestuur van de Stichting Jan

Visser Museum om een subsidie ten behoeve van uitbreiding van de accommodatie en een

bijdrage in de exploitatiekosten. Tijdens daaruit voortvloeiend overleg tussen gemeente en

stichtingsbestuur is van ciemeentezijde de optie op tafel gelegd om het Milieu Educatief

Centrum (MEIC) (thans NMC) onder te brengen in het Jan Visser Museum. Dit zou naar

verwachting leiden tot een aanzienlijke toename van het bezoekersaantal (met name

scholen) en versterking in de personele sfeer door een bii het MEIC werkzame

beroepskracht.

Hoewel aanvankelijk op dit voorstel positief gereageerd werd, bleek het uiteindelijk door

financiële claims van het stichtingsbestuur niet haalbaar te zijn.

Enige tijd later is een tweede poging ondernomen om de positie van het Jan Visser Museum

te versterken. De insteek daarbij was het huisvesten (en integreren) van de Stichting

Industrieel Erfgoed in het jan Visser Museum. Ook deze optie liep uiteindelijk op niets uit.

Na een bestuurswisseling binnen de Stichting Jan Visser Museum is tenslotte aan het begin

van de huidige collegeperiode een nieuwe poging gedaan om tot een sterkere positie van het

Jan Visser Museum (JVM) te komen. Dit heeft geleid tot overleg met het bestuur van het Jan

Visser Museum, het Natuur en Milieu Centrum (NMC) en de brandweer. Deze laatste partij

bood haar historische collectie aan.

Van gemeentezijde werd, in aansluiting op de in de vorige collegeperiode ingezette koers,

aangestuurd op een formule waarbij, door integratie van JVM en NMC met een sterk milieu-

educatief accent en een koppeling met de brandweercollectie, met name vanuit recreatief

oogpunt (kinderen!), aangevuld met een bescheiden horecavoorziening, er uiteindelijk een

cultuurtoeristische voorziening zou ontstaan met in potentie in eik geval een regionaal bereik.

Indien consensus over dit concept bereikt kon worden, zouden vervolgens mogelijkheden

bekeken kunnen worden voor het aantrekken van externe subsidies (stimulus, provincie) en

sponsormiddelen, om ook fysiek de noodzakelijke maatregelen te kunnen treffen.

De opstelling van alle partijen was constructief. Het overleg moest echter vrij snel worden

opgeschort omdat er inmiddels, vanuit planontwikkelingoogpunt - ontwikkelingen Keizerin

Marialaan, een inteme discussie was gestart over de locatie van het iVM.

De discussie en besluitvorming hierover heeft aanzienlijk langer geduurd dan aanvankelijk

werd voorzien. Uiteindelijk is geconcludeerd dat het JVM op de huidige locatie gehuisvest

kan blijven.

Begin van dit jaar kon het overleg met de betrokken partijen worden voortgezet.

De tijd had inmiddels zijn werk gedaan. Het NMC was in onderhandeling met de regionale

milieudienst over een mogelijke inkadering binnen die dienst en het bestuur van het JVM had

twee initiatieven genomen.

Er was een "Beleidsplan 2000 Jan Visser Museum" opgesteld en er lag een plan voor de

realisatie van een bakhuis op het museumterrein.

Het laatste initiatief paste in principe binnen het van gemeentezijde beoogde concept. Het

beleidsplan echter, spoort daar volstrekt niet mee. Het - op zich goed in elkaar zittende plan

- gaat uit van het primaat van de collectie van het JVM. Er wordt weliswaar gekozen voor

een bijstelling van het expositieconcept maar van een (mogelijke) integratie met het NMC is

geen sprake.

Op 05-02-2001 heeft er onder voorzitterschap van wethouder C. Bethiehem overleg

plaatsgevonden met de betrokken partijen. Daarbij is, gezien het beleidsplan, door de

voorzitter expliciet de vraag aan de orde gesteld of men de door de gemeente voorgestane

koers ziet zitten. Door het NMC en de brandweer werd hierop positief gereageerd. Het

bestuur van het JVM maakte een voorbehoud en wilde nader intern overleg. De

consequenties voor de vrijwilligers van een ombouw tot een cultuurhistorische voorziening

en de identiteit van het museum speelden daarbij een belangrijke rol.

Op 08-02-2001 vond een vervolgoverleg plaats met het bestuur van het JVM. Daarbij deelde

het bestuur mee graag medewerking te willen verlenen aan huisvesting van het NMC op het

terrein van het JVM. Dit standpunt is bevestigd bij schrijven van 09-02-2001. Het

stichtingsbestuur koos voor de volgende optie:

- samenwerking met en komst van het NMC naar het Jan Visser Museum

- gezamenlijk gebruik van de aanwezige expositie-, ontvangst en lezingruimte

- bestuur en vrijwilligers blijven onbetaald

- inrichting voor NMC en JVM is zeer belangrijk en moet vooral voor schoolkinderen

aantrekkelijk worden

- het bovenreaionaal maken van het museum door uitbreiding met een priëlentuin.

Dit alles geeft volgens het bestuur een waardevolle en een meerwaarde brengende

toevoeging waarbii de collectie van de brandweer op het terrein van het JVM of in de directe

nabijheid hiervan, een attractieve functie kan vervullen.

Het standpunt van het stichtingsbestuur is duidelijk en kan slechts tot de conclusie leiden dat

het beoogde cultuurtoeristisch concer)t een bruis te ver is. Dat is jammer maar het doorgaan

op die lijn lijkt heilloos. De realisatie van zo'n project staat of valt immers met draagvlak bij de

betrokken bestuurders, medewerkers en vrijwilligers.

Wat leek wel bereikt? Een principebesluit van het JVM en het NMC om samen op het terrein

van het JVM verder te gaan. Daarmee kon het oorspronkelijke doel, dat ten grondslag heeft

gelegen aan de discussie over de positie van het JVM worden gerealiseerd. Gezien de

constructieve houding van beide partijen mocht de uitwerking met vertrouwen tegemoet

worden gezien.

De samenwerking tussen beide instellingen zou ondermeer kunnen resulteren in projecten -

waaronder exposities - waarbij delen van de museumcollectie worden ingezet om

milieueducatieve informatie voor meerdere doelgroepen toegankelijk te maken.

De primaire doelgroep voor het NMC is de schoolgaande jeugd.

De ligging bij de Bundertjes leent zich bij uitstek voor natuureducatie "op locatie". Ook voor

volwassen bezoekers kunnen interessante projecten worden opgezet, waarbij

laagdrempeligheid, de mix van cultuurhistorie en natuur- en milieueducatie in een attractieve

setting de bouwstenen vormen.

Hoe intensief deze samenwerking in praktijk zou worden, moest de tijd uitwijzen. e

potenties zijn er - ook in de richting van de toeristische bezoeker.

lnkadering van het JVM/NMC in een breder pakket aan toeristische voorzieningen zou naar

verwachting een extra impuls geven aan de bezoekersfrequentie.

Door de samenwerking tussen beide instellingen en ruimere openstellingtijden

(beroepskracht aanwezig) zou in eik geval het bezoekersaantal (o.m. scholen) aanzienlijk

moeten kunnen groeien.

Gezien enkele plannen van het stichtingsbestuur kan, indien deze realiseerbaar zijn, de

attractiviteit van het JVM ook voor de toeristische bezoeker worden vergroot.

Het betreft hier:

a. de realisatie van een bakhuis

b. verbetering publieksopvang (woonkeuken, koffievoorziening etc.)

c. priëlenproject

d. faciliteren van gilde-activiteiten.

ad a.

De Stichting Jan Visser Museum heeft enige tijd geleden het initiatief genomen om een

bakhuis te bouwen op het terrein van het museum. De intentie was om dit project zover

mogelijk te financieren via sponsoring en het in eigen beheer te bouwen. Het gebouw zal niet

alleen gebruikt worden om te bakken, maar ook dienen als zitruimte voor vrijwilligers die

rondleiden, demonstreren, herstellen en restaureren.

Begin 2000 heeft over het project een oriënterend gesprek plaatsgevonden. Op dat moment

bestond nog geen zicht op de financiële consequenties. Afgesproken werd dat de stichting

de gemeente te zijner tijd zou informeren.

Bij schrijven van 09-02-200 1 diende het stichtingsbestuur een subsidieverzoek in. Daarbij

wordt medegedeeld dat de Rabobank Heimond een bedrag van fl 25.000,= heeft toegezegd

in de te maken kosten, welke worden geraamd op fl 70.5001=.

Voorts zijn vanuit het bedrijfsleven toezeggingen gedaan voor levering van materialen.

Het stichtingsbettuur acht het, in de verwachting van verdere sponsoring, met name in

natura, verantwoord met de bouw te beginnen, indien de gemeente bereid is een

aanvullende bijdrage van minimaal fl 15.000,= beschikbaar te stellen.

Het voorgaande impliceert dat het bestuur verwacht van de totale projectsom ad. fl 70.500,=

bijna 80% via sponsoring te kunnen dekken.

De vraag is nu hoe om te gaan met dit subsidieverzoek.

Het project past binnen het beoogde cultuurhistorisch profiel an het e

bakdemonstraties verhogen de attractiviteit van het museum.

Een subsidietitel zal in deze richting gezocht moeten worden. Vanuit deze optiek ligt een

bijdrage ten laste van de Reserve culturele leven het meest voor de hand.

Gezien de verhouding tussen de van derden (te) ontvangen middelen en de gevraagde

gemeentelijke bijdrage en de meerwaarde die het project van het JVM oplevert wordt

voorgesteld het gevraagde subsidie van fl 15.000,= toe te kennen en dit ten laste te brengen

van Reserve culturele leven.

ad b.

Voor de verbetering van de publieksopvang is een ombouw van de keuken en

vergaderruimte noodzakelijk. Dit kan tegen geringe kosten in eigen beheer worden

uitgevoerd.

ad c.

Priëlenproject.

Het betreft hier een idee om de aan de westzijde van het terrein tussen de Bosselaan en de

Keizerin Marialaan gelegen verwaarloosde vijver op te knappen en het terrein er om heen

landschappelijk opnieuw in te richten.

Het stichtingsbestuur oppert het idee rondom deze vijver een tiental (inter)nationaal

werkende architecten opdracht te verstrekken om een prieel te ontwerpen.

Daarbij wordt er vanuitgegaan dat tien grote aannemersbedrijven deze pr ë en zu en

sponseren. Een honderd jaar oud prieel van de familie Grünfeld nu in eigendom bij het JVM,

heeft als inspiratiebron voor dit project gediend

Het opknappen van het genoemde terrein - een schitterend stukje natuur dat direct grenst

aan het JVM -verdient aandacht.

De realisatie hiervan en van het in het verlengde hiervan op te starten priëlenproject is

afhankelijk van medewerking van de gemeente. Het terrein is gemeente-einendom en maakt

deel uit van een groter perceel (voormalige Cotranscomplex) waarover door BGG nog

onderhandeld wordt.

Uitgaande van een voor de gemeente budgettair neutraal project, is het priëlenproject-idee

zeker de moeite van een haalbaarheidsonderzoek waard. Het kan de toeristische

attractiviteit van het JVM verhogen.

Voorgesteld wordt de verdere onderhandelingen over het perceel af te wachten. Indien de

toekomstige koper niet in het vijvergedeelte geïnteresseerd mocht blijken zou dit deel van

het terrein onder nader te bepalen voorwaarden aan de Stichting Jan Visser Museum

beschikbaar gesteld kunnen worden.

Dan zou onder voorwaarde van budgettaire neutraliteit voor de gemeente, een

haalbaarheidsonderzoek naar het priëlenproject kunnen worden uitgevoerd.

ad d.

Faciliteren van Gilde-activiteiten.

Concreet wordt hierbij gedacht aan activiteiten van het St. Cätharinagilde, dat tot op heden

niet over een eigen terrein beschikt.

De schutsboom, die nu, min of meer symbolisch geplaatst is bij de Nachtegaallaan zou dan

op het terrein van het JVM geplaatst kunnen worden.

Van bestuurszijde is aangegeven dat hiervoor voldoende ruimte beschikbaar is.

Ook dit idee kan de attractiviteit verhogen.

Een concept van deze notitie is voor een reactie toegezonden aan de milieudienst en de

afdeling onderwijs, beiden direct betrokken bij het NMC.

Zijdens de milieudienst werd er op gewezen dat de nood bij het NMC hoog is, zowel met

betrekking tot de personeelsorganisatie als de huisvesting. Een oplossing op korte termijn is

niet in zicht. Verder gaf de dienst aan dat in de notitie een exploitatieopzet op de lange

termijn ontbreekt.

Momenteel wordt onderzocht of een "tijdelijke" huisvesting van het NMC in 't Cour een optie

is. De inschatting is dat de financiële consequenties lager zullen uitpakken dan huisvesting

bij het iVM. Door de milieudienst worden twee opties aangegeven:

1 . Het NMC voor onbepaalde tijd huisvesten in 't Cour en hiervoor de investering regelen.

2. Het traject voor integratie in het JVM verder doorlopen en zorgvuldig bewaken of de

ingeslagen weg moet worden gevolgd. Zo ja; het NMC op termijn weer verhuizen. Zo

nee; de tijdelijke huisvesting permanent maken en de beperkte investeringen voor een

zelfstandig JVM regelen. Deze laatste optie impliceert naar mening van de milieudienst

niet dat er geen enkele vorm van samenwerking kan komen. Alleen de huisvesting van

het kantoordeel blijft dan gescheiden.

Naar aanleiding van de hiervoor genoemde reacties heeft op 28 mei jl. overleg

plaatsgevonden tussen de wethouders C. Bethiehem en E. Hesen met de intentie tot een

duidelijke koerskeuze te men.

Geconcludeerd is dat gezien de hele - moeizame - gang van zaken en het, gezien de

reactie van de afdeling onderwijs, kennelijk afnemend draagvlak voor de samenwerking b'@

Ij

het NMC, de hiervoor vermeide tweede optie de voorkeur verdient.

Dit impliceert dat voorgesteld wordt (voorshands) af te zien van huisvesting van het NMC op

het terrein van het JVM en primair In te steken op het entameren van gezamenlijke

projecten.

Als de praktijk uitwijst dat zo'n projectmatige samenwerking vruchtbaar is kan over enkele

jaren alsnog bezien worden of huisvesting van beide instellingen op genoemd terrein

mogelijk en wenselijk is.

Indien uw commissie met deze koers kan instemmen, zullen door de milieudienst en de

afdeling onderwijs nadere voorstellen geformuleerd dienen te worden met betrekking tot de

huisvesting van het NMC.

Het entameren van overleg tussen JVM en NMC met betre ing tot conere e

samenwerkingsprojecten dient over gelaten te worden aan deze partijen.

Voor het JVM heeft het voorgaande als consequentie, dat het museum zich (voorshands)

primair kan blijven richten op haar cultuurhistorische taak.

Tenslotte de brandweercollectie.

Het onderbrengen van de historische brandweercollectie op het terrein zou tot een

versterking van het profiel van het JVM kunnen leiden.

Deze - voor een breed publiek - aantrekkelijke collectie zou een Interessante aanvulling

vormen op het JVM.

Gezien aard en omvang kan deze verzameling op dit moment niet naar het museumterrein

worden overgeheveld. Om de collectie daar verantwoord te kunnen onderbrengen zou een

substantiële investering nodig zijn (bouw van een hal; aansluitend bij de stijl van het

hoofdgebouw).

Van de zijde van het iVM is gewezen op het voormalige Cotrans gebouw. Gezien eerdere

besluitvorming met betrekking tot dit complex is dit geen reële optie. Aangezien een

substantiële investering in een nieuw gebouw op het JVM terrein ook niet in de rede ligt,

moet geconcludeerd worden dat huisvesting van deze collectie op of bij het JVM terrein geen

haalbare optie is tenzij gekozen zou worden voor een semi-permanente voorziening

(bijvoorbeeld een oude bouwkeet) die met wat fantasie en kleur enigszins aangepast zou

kunnen worden aan de andere accommodaties op het museumterrein.

Wordt deze optie niet wenselijk c.q. niet haalbaar geacht, dan zal voor de brandweercollectie

elders huisvesting gezocht moeten worden.

Het stichtingsbestuur heeft te kennen gegeven positief tegenover dit idee te staan en zo'n

tijdelijke voorziening op het terrein te kunnen plaatsen.

Toelichting commissies., oc

d.d.: :30 -(@)8 01

agendnpLIiit,

Toelichting behorende bij de 84e begrotingswij7iging 2001, bijlage.

De Stichting Jan Vissermuseum heeft enige tijd geleden het initiatief

genomen om een bakhuis te bouwen op het terrein van het museum.

Het gebouw zal niet alleen worden gebruikt om te bakken, maar ook

dienen als zitruimte voor vrijwilligers die rondleiden, demonstreren,

herstellen en restaureren.

De kosten van het bakhuis zijn geraamd op f.70.500,-.

De gemeente draagt f.15.000,- bij aan dit project. Het resterende

bedrag wordt door sponsoring bijeengebracht. Dekking van de

gemeentelijke bijdrage vindt plaats ten laste van de reserve culturele

leven.

Pagina 1

Uw Reactie
Uw Reactie