- Bestuur
- Raadsnotulen 9 november 2000
Raadsnotulen 9 november 2000
Documentdatum | 09-11-2000 |
---|---|
Bestuursorgaan | Gemeenteraad |
Documentsoort | Raadsnotulen |
Samenvatting |
NOTULEN ELFDE vergadering van de raad der gemeente Helmond, gehouden op donderdag 9 november 2000 des middags om één uur. Bij aanvang der vergadering zijn aanwezig de leden: H.F.J. Bekkers, H.P.M. de Bruijn, J.F.C. Damen, drs. W.M.H. Dams, drs. S. Ferwerda, J.L. Henraat, drs. E.R.M. Hesen, R.A.C. van Heugten, mevrouw B.M. Houthooft-Stockx, mevrouw M.M. Jonkers-Goedhart, mevrouw J.S.A.M. Jurrius-Hakvoort, G.T.H. Klaus, W. Klerkx, J.H.J. Kuijpers, J.F.J. Kuypers, mevrouw A. Meinardi, S. Mokadim, M. Naoum, drs. G.B. Praasterink, drs. S.H. Prinsen, J.L.C. van Rest, J.H.J.M. Roefs, J.N.M. van Rooij, L.M.M. Smits, A. Spruijt, P.G.M. Tielernans, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakel, A.F.H. Wijnen, J.P. Witteveen, S.H. Yeyden en R.A.L. van der Zanden. Later ter vergadering komt het lid: M.P.J. Rieter. Afwezig zijn de leden: C.J. Bethlehem en T.J. van Mullekom. VOORZITTER: mr. W.J.B.M. van Elk, burgemeester, SECRETARIS: mr. A.C.J.M. de Kroon. De VOORZITTER opent de vergadering. Hierna spreekt hij als volgt: Dames en heren! Bericht van verhindering is ingekomen van wethouder Bethlehem en de heer Van Mullekom, terwijl de heer Rieter heeft laten weten later ter vergadering te zullen komen. Ik heb begrepen dat de heer Van Mullekom in het ziekenhuis is opgenomen. Wij zullen van onze belangstelling blijk geven, mede namens u. U treft op uw tafels aan: 'BrabantStad, vijf steden en negen projecten'. Dat is vrijdag jl. door gedeputeerde staten en de burgemeesters van de B5-gemeenten tezamen aangeboden en toegelicht aan 35 leden van de eerste Kamer en de Tweede Kamer, in een buitengewoon belang- wekkende bijeenkomst. Verder spreekt naar ik denk het projectenboekje voor zich hoe de steden in gezamenlijkheid die projecten voor ISV-bijdragen hebben aangeboden die de steden onderling en de totaliteit van Brabant in de toekomst kunnen versterken. Wij vonden het aardig om dat bij gelegenheid van deze begrotingsbehandeling maar op uw tafels te leggen. 1 . Aanwiizing van het lid als bedoeld in artikel 16 van het ReOement van orde 1997. De VOORZITTER trekt nummer 24, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen bij het lid Van der Zanden. Hierna stelt de VOORZITTER gelijktijdig aan de orde: 2. Voorstel tot vaststelling van: a. de begroting 2001 alsmede de bijbehorende eerste nota van wijzigingen b. het investeringsprogramma 2001-2004; c. de Verordenini@ onroerende-zaakbelastingen 2001 (bijlage nr. l); d. de Verordeniniz hondenbelasting 2001 (bijlage nr. 2); e. de Verordening precariobelasting 2001 (bijlage nr. 3); f. de Verordening brandweerrechten 2001 (bijlage nr. 4); g. de Verordening rioolrechten 2001 (bijlage nr. 5); h. de Verordening reinigingsheffingen 2001 (bijlage nr. 6); i. de Verordening markweld 2001 (bijlage nr. 7),- j. de Legesverordening 2001 (bijlage nr. 8); k. de grondprijzen 2001 (bijlage nr. 9); 1. de grondprijzen van bedrijventerreinen 2001 (bijlage nr. 10); m. de aan te gane financierin2smiddelen 2001 (bij lage nr. 1 l). Begrotingsvergadering van 9 november 2000 2 3. Voorstel tot het vaststellen van het programma cultuur 2001 (bijlage nr. 221). 4. Voorstel tot vaststelling van de subsidies 2001 sociaal welzijnsbeleid Helmond 2001 (bijlage nr. 225). ALGEMENE BESCHOUWINGEN. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Voorzitter! Voor de laatste maal is de begroting in guldens opgesteld en voor de laatste maal vindt de begrotingsbespreking plaats in deze historisch waardevolle omgeving, het Kasteel. Naast een vernieuwingsimpuls van vergaderambiance zal de raad van Helmond zich ook moeten gaan inwerken in de invoering van een vernieuwend bestuursmodel in het lokaal bestuur, namelijk het dualistisch bestuur. U kondigt aan dit jaar nog met de raad een informatieve gedachtewisseling hierover te willen hebben. Wij stellen dit voorstel op prijs. Al was het maar om het feit dat ons nog niet duidelijk is in hoeverre lokale spelregels boven op de wettelijke voorschriften ontwikkeld kunnen worden. Zowel de raad als de politieke partijen zullen moeten inspelen op de voorgenomen verandering vanaf maart 2002. Het CDA doet een beroep op het college om, nadat in Den Haag de besluit- vorming over het rapport-Elzinga heeft plaatsgehad, de politiek verantwoordelijken in deze stad, besturen van politieke partijen en overige geïnteresseerden te informeren. Immers, ook de achterban van de raad moet omgaan met, en in het jaar voor de verkiezingen wellicht anticiperen op, de vernieuwing in het bestuursmodel van de gemeenteraad. Wij beluisteren zowel bij het college als bij onze collega-fracties grote zorg over het spanningsveld tussen ambities en uitvoeringsmogelijkheden. In 2001 wordt in Helmond over veel belangrijke zaken beslist, zoals het Centrum inclusief de aanpak van kunst en cultuur (met daarin o.a. Kunstencentrum en Bibliotheek), het onderwijs, de uitwerking Binnenstad-Oost, de hoofdwegenstructuur. Een geactualiseerd en geëigend meerjarig afwegingskader komt daarnaast aan de orde. Het CDA is van mening dat investeren in de ambtelijke organisatie daarom nodig is. Wij onderschrijven de extra impuls van f 800.000,-- ten behoeve van formatie-uitbreiding, naast de f 200.000,-- ten behoeve van strategisch personeelsbe- leid. Het CDA kiest voor het aantrekken van nieuwe mensen op de juiste plaats in de organisatie. Mensen die ingewikkelde processen bij de ontwikkeling en uitvoering van de majeure projecten aankunnen. De speerpunten van beleid zijn raadsbreed onderschreven in het meerjarenontwikke- lingsprogramma (MOP). Kan het college aangeven waar de formatieve kwaliteitsimpuls van f 800.000,-- ingezet gaat worden in de ambtelijke organisatie? In het kader van ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling heeft het college op onze vragen en opmerkingen naar tevredenheid gereageerd. Op een tweetal zaken willen wij terugko- men. Het betreft de reservering voor de fysieke bereikbaarheid van onze stad en als nieuw onder- werp het postkantoor/agentschap in Brouwhuis. In eerste instantie hebben wij voorgesteld overschotten en financiële meevallers de komende jaren voor een belangrijk deel te willen reserveren voor de fysieke bereikbaarheid. De studie hoofdwegenstructuur geeft onzes inziens daar alle aanleiding toe. Het wordt steeds duidelijker dat in de toekomst het verkeer in Helmond klemvast komt te zitten. Het aanleggen van nieuwe wegen zal beslist nodig zijn. Voor het CDA horen daar ook oplossingen voor het parkeren en openbaar vervoer bij. Gelukkig vinden wij het college in deze aan onze zijde, want het college beseft dat bereikbaarheid een majeur item is dat veel investeringen zal vergen. Het voorstel van het college is om te reserveren voor de afdekking van het meerjarensaldo. Maar de begroting 2001 is sluitend en voor nieuwe beleidsuitgaven is een substantieel bedrag opgenomen. Wij zien voorshands niet in dat dat in de komende jaren zich niet zou kunnen herhalen. Vandaar dat de CDA-fractie met klem het college wil verzoeken ons voorstel te steunen om de financiële extra's voor een belangrijk deel te reserveren voor de bereikbaarheid van de stad. Als wij kijken naar de huidige bereikbaarheid van het centrum, is in de eerste instantie door de CDA-fractie aangegeven dat voor korte termijn de bruggen in de Kanaalzone op een andere manier gebruikt moeten gaan worden. Wij zullen samen met D66, de PvdA en de VVD een motie indienen met de volgende strekking: 1. Gebruik de Havenbrug in twee richtingen. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 3 2. Gebruik daarnaast de Kasteelbrug van oost naar west. 3. Vermijd sluipverkeer door linksaf draaien richting Weert te verbieden of onmogelijk te maken. 4. Maak het stuk Kasteellaan voor het Kasteel autovrij. 5. Evalueer na de openstelling van de PW205. De motie is voldoende ondertekend en kan volgens ons deel uitmaken van verdere discussie. Het postagentschap. Het beleid van de PTT is er op gericht een groot aantal postkantoren in Nederland te sluiten. Daarvoor komen veelal postagentschappen terug in andere detailhandelsvesti- gingen. Zo ook in Brouwhuis en Rijpelberg. Al meermalen is vanuit deze wijken aandacht gevraagd voor deze ontwikkeling. Er moet een modus gevonden worden om deze twee wijken te blijven voorzien van deze basisvoorziening. Het CDA wenst vanavond duidelijkheid over de aanpak door het college om tot een oplossing van deze zaak te komen en de garantie dat deze wijken niet zonder postagentschap geraken. Ambtelijk is die via de krant al gegeven. Graag zien wij deze garantie bestuurlijk bekrachtigd. Wij behoeven dan niet in tweede instantie met een motie te komen. Ten aanzien van welzijn het volgende. De aanpak van het college om de financiële knel- punten in het welzijnsprogramma te benaderen onderschrijven wij. Ook hier moeten keuzen gemaakt blijven worden. Het zal geen eenvoudige klus zijn geweest om met dit voorstel naar de raad en het veld te gaan. Mede daarom onderschrijven wij de aanpak van het college om te komen tot een lokaal sociaal beleid. De projecten van het MOP zullen hierin vertaald worden en de verschillende verantwoordelijken zien de gezamenlijke en individuele verantwoordelijkheid. Het CDA is niet helemaal tevreden met de beantwoording van het college inzake enkele onderdelen van welzijn. Het dilemma waar onze fractie vandaag mee worstelt, is het volgende: wij zouden vandaag op hoofdlijnen discussiëren, maar bij het niet reageren op onderdelen uit het beleidsprogramma wordt men geacht alles te onderschrijven en wordt men later keurig terugver- wezen naar de geaccepteerde antwoorden bij deze algemene beschouwingen. Vandaar toch maar enkele opmerkingen op onderdelen. Aan het college om daar nu of op een ander tijdstip met ons over van gedachten te wisselen. Het stoort onze fractie dat pas eind 2001 wellicht de bouw van een accommodatie voor de scouting Paulus/Dierdonk ingang gezet kan worden. Mits alles meezit! ! Ondanks de ruimtelijkeordeningsprocedure moet het toch mogelijk zijn om veel sneller een houten blokhut te bouwen! Ten aanzien van kinderopvang zien wij in de beantwoording van het college binnenkort geen ruimte voor particulier initiatief. Het is ons bekend dat er meerdere investeerders staan te trappelen om plaatsen te realiseren. Die willen niet wachten tot 1 januari 2003. Het huidige kinderdagverblijf moet een kans geboden worden, maar wij zijn voor gelijktijdig meer soorten van aanbod. In onze kritiek op het Regionaal Indicatie Orgaan vinden wij in het college nog geen medestander. Gaandeweg de opstart blijkt dat het een bureaucratisch orgaan wordt. De gemeenten worden geacht o.a. te financieren. Dus van onze kant geen kritiek op de huidige uitvoering (zo wij al genoeg zicht op deze zaak zouden hebben), maar kritiek op het landelijk voorgeschreven systeem. Wij vragen het college om op de daarvoor geëigende route te zorgen dat Den Haag hiervan doordrongen wordt. De SWH heeft een andere opzet geformuleerd. U weet dat wij met enige reserves instemmen met de opzet van wijkteams. Wij gaan er van uit dat het veld beter bereikt wordt, al was het al omdat de SWH er in slaagt tot een betere samenwerking/afstemming met andere organisatie te komen. Het CDA ziet uit naar de discussie over het fenomeen "wijkhuis". Wij gaan er van uit dat deze discussie al afgerond is voor de voorjaarsnota, zodat er in de komende begroting de juiste ruimte voor vrijgemaakt kan worden. Lokaal onderwijs. Het lokale onderwijs is sinds de decentralisatie een van de belangrijkste onderwerpen van gemeentelijke aandacht. Omdat de overheid geen middelen toekent die corres- ponderen met de groei van de vraag op het gebied van onderwijshuisvesting, heeft de gemeente zelf reeds veel extra middelen voor dit doel ingezet. In dit verband onderschrijven wij de brief van het college van 14 september aan de minister. Mocht deze brief reeds een reactie opgeleverd hebben, anders dan het recente VNG-persbericht, dan vernemen wij dat graag. Daarnaast wordt het hoog tijd, dat het telkens opnieuw gememoreerde tekort aan middelen niet het punt wordt waarop vertrouwen oplost en doodloopt. Het is vooral zaak dat wij in Helmond komen tot een constructieve uitwisseling van gedachten over de aanpak en de invulling van ons lokale onderwijsbeleid. Vandaar dat het CDA graag wil reageren op de beantwoording van het college in eerste instantie. Het college noemt daarin een aantal punten, waarvan er drie extra Begrotingsvergadering van 9 november 2000 4 aandacht behoeven. 1. Allereerst dat met betrekking tot de relatie tussen het onderwijsveld en de gemeente. Deze relatie wordt momenteel door een extern bureau onderzocht, Dit onderzoek mag zich niet beperken tot louter een inventarisatie van knelpunten. Wij verwachten concrete aanbevelingen voor verbetering van deze relatie, alsmede een betere en heldere communicatie tussen de betrokken partijen. Wij realiseren ons dat een goede relatie pas bestaat, als er sprake is van een wederzijds vertrouwen. 2. Het college geeft aan dat "voor de toekomst het huisvestings- en onderhoudsbeleid zich richt op de realisering van het 1130'. Ons is bekend, zeker na de fractievoorzittersbijeenkomst van 8 november, dat er voor het jaar 2001 bij lange na niet aan de verwachting uit het onderwijs voldaan kan worden. Eigenlijk niets nieuws onder de zon. De middelen die extra worden ingezet zijn nog te beperkt. Wij verwachten dat een gezamenlijke visie op het onderwijsveld, ondersteund door een adequaat bedrijfsplan van het Bureau Gemeentelijke Gebouwen, weer het broodnodige vertrouwen kan brengen. Mits goed besproken, zal het door het college voorgestelde doordecentraliseren van middelen voor huisvesting en onderhoud creativiteit opleveren in het onderwijsveld zelf. Met name nu schaalvergroting in het onderwijs realiteit wordt, lijkt het het CDA beter om de verantwoordelijk- heid daar meer naar toe te brengen. 3. Het college schetst de beperkte mogelijkheden die de gemeente heeft m.b.t. de ontwikke- ling van het MBO. De verantwoordelijkheden liggen immers bij de schoolbesturen. Toch wil het CDA onderstrepen dat het, evenals het college, groot belang hecht aan een ongedeeld VMBO en MBO. Niet als doel op zich, maar als middel om tot een breed en gevarieerd en daardoor aantrekkelijk onderwijsaanbod in onze stad te komen. 'Het gaat daarbij niet uitsluitend om versterking van de positie van Helmond als onderwijsstad, maar ook en vooral om de toekomst van een groot deel van de inwoners van deze gemeente, namelijk de jonge mensen die via een gekwali- ficeerde opleiding aan de slag kunnen. Wij zijn met het college van mening dat het belang daarvan niet genoeg onderstreept kan worden. Wij doen via het college een beroep op de verantwoordelijke partijen in het veld. Stedelijk beheer. In de nieuwe wijken is het groen net aangeplant en goed op orde. Maar in de overige wijken kan het openbaar groen een kwaliteitsimpuls gebruiken. Wat ons betreft mag daar de komende vier jaren extra voor worden besteed. Maar niet op de manier die het college ons via de krant laat weten. Als de uitspraken van wethouder Hesen goed zijn weergegeven, wil hij dat extra geld in Helmond-Oost en de binnenstad inzetten. Met name voor de binnenstad is dat dubbelop met de aanpak en de middelen die daar de komende jaren worden ingezet. Het gaat ons om met name wijken die anders minder aan bod komen, zoals Noord, Rijpelberg, 't Hout of Brouwhuis. Evenals de SD14 zouden wij in het extra budget kwaliteitsimpuls openbare ruim- telgroen in de stad aandacht voor het Dorpsplein van Brouwhuis willen vragen. Kan het college ons hier niet een concrete toezegging doen bijvoorbeeld voor de jaarschijf 2002? Te meer @omdat het waarschijnlijk om een relatief bescheiden bedrag gaat. Desnoods willen wij een motie hiertoe van harte ondersteunen. Ik kijk nu even naar de SDH-fractie vanuit de vraag of zij afhankelijk van de beantwoording van het college in deze het voortouw wil nemen. Het CDA is van mening dat de sluitende begroting 2001 aangeeft dat de raad van Helmond voldoende op één lijn zit. In de reactie van onze collega-fracties bemerken wij geen groot verschil van inzicht ten aanzien van de voorstellen van het college. Wij complimenteren het college, maar ook onze collega-raadsleden daarmee. Dit gezamenlijk optrekken in grote lijnen verhoogd de kans op consistent beleid. Een constructieve raad komt goed over naar de burger, voor wie het uiteindelijk te doen is. Daarnaast wekt het vertrouwen bij andere overheden en investeerders in onze stad. Wij willen het college en via het college het ambtelijk apparaat, waarvan met tijden van sommigen zeer veel gevraagd wordt, onze complimenten overbrengen voor de onderbouwing van het gezamenlijke gemeentelijke beleid. Door mevrouw Jurrius-Hakvoort is de volgende motie ingediend: "Motie 1. De gemeenteraad van Helmond, in vergadering bijeen op donderdag 9 november 2000, overwegende dat, 1. ondanks een verbod daartoe, de Kasteelbrug veelvuldig door automobilisten Begrotingsvergadering van 9 november 2000 5 wordt gebruikt met name in westelijke richting; 2. de politie moeite heeft met de handhaving, mede i.v.m. de uitzondering op bedienend verkeer; 3. er nog geen maatregelen genomen zijn voor de aanleg van een regulerend toegangssysteem voor bedienend verkeer op de Kasteelbrug; 4. centrumwinkeliers, -bewoners en -gebruikers ontevreden zijn over de bereik- baarheid van het centrum, en o.a. middels een handtekeningenactie vragen om ruimere openstelling van de Kasteelbrug voor autoverkeer; 5. de bereikbaarheid van het centrum wordt verbeterd door een tweezijdig gebruik van de Havenbrug; 6. ten behoeve van meer rust in de Kasteeltuin met name de Kasteellaan voor het kasteel niet door autoverkeer gebruikt zou moeten worden, hetgeen vorig jaar al nadrukkelijk vanuit de bevolking is geuit; 7. door het openstellen van de Kasteelburg van oost naar west en vervolgens alleen in noordelijke richting te kunnen afslaan, onnodig sluipverkeer wordt vermeden; 8. wijziging van de verkeersfunctie van de bruggen nu, onverlet laat het streven naar het verkeersluw maken van de Kanaaldijk Noordwest, en noodzakelijke maatregelen als gevolg van de studie naar de hoofdwegenstructuur, maar dat daarop wachten nu niet langer gewenst is; besluit - de Kasteelbrug voor eenrichtings-autoverkeer open te stellen in westelijke richting met een verbod op linksaf slaan op de Kanaaldijk Noordwest, - de Kasteellaan ter hoogte van het Kasteelplein af te sluiten voor autoverkeer, - de Havenbrug open te stellen voor autoverkeer in twee richtingen, - deze maatregelen te evalueren na openstelling van de PW210/N279 omleiding om Laarbeek, en gaat over tot de orde van de dag. Deze motie is ondertekend door mevrouw Jurrius-Hakvoort en de heren Ferwerda, Van Heugten, Dams, Van der Zanden en Van Rooij. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Voorzitter! De antwoorden van het college waren uitgebreid en laten aan duidelijkheid niets te wensen over. Vele door ons gestelde vragen zijn naar tevredenheid beantwoord, op enkele kom ik in deze tweede termijn nog terug. (De heer Rieter komt, te 13.17 uur, ter vergadering.) Zoals wij reeds in eerste termijn hebben geconstateerd, is de begroting voor 200-1 sluitend. Daar zijn wij verheugd over. De meerjarenbegroting is nog niet sluitend, maar de PvdA-fractie heeft er alle vertrouwen in dat de inventiviteit van het college zodanig is, dat ook voor 2002 en daarna door het college een sluitende begroting zal worden opgesteld. Wij zijn blij met de toezegging van het college eenmalige beleidsintensiveringen ook als zodanig in de volgende begrotingen te presenteren. Dat voorkomt veel zoekwerk en navraag. Zeer verheugd is de PvdA-fractie dat het college in staat is de woonlasten voor de gemid- delde burger in Helmond aanzienlijk te verlagen, niet in de laatste plaats als resultaat van de onder leiding van wethouder Hesen gevoerde onderhandelingen bij de verkoop van Razob, waardoor de afvalstoffenheffing een bijstelling naar beneden krijgt. Wij beoordelen het als positief dat het college het voorstel van de PvdA heeft overgenomen om de vrijstellingen in de afvalstoffenheffing en de rioolrechten over te brengen naar de algemene middelen te dekken door een zeer geringe verhoging van de OZB. Uit de schriftelijke bijdrage in eerste termijn van de andere partijen in de raad kunnen wij concluderen, dat voor dat voorstel een brede steun bestaat. Als gevolg van dat voorstel wordt de vrijstelling vanaf 2001 betaald door de burgers met de breedste schouders en, niet te vergeten, het bedrijfsleven. Om hierin nog een stap verder te gaan zoals de SP heeft voorgesteld, te weten de afvalstoffenheffing en de rioolrechten in hun geheel onder te brengen in de OZB, klinkt zeker binnen de PvdA-fractie positief. Tegelijk moeten wij vaststellen, dat die stap politiek gezien niet haalbaar is en op diverse problemen stuit in de uitvoering. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 6 Uit de bijdrage van de fractie van Ondernemend Helmond begrijpen wij, dat zij tegen iedere vorm van tariefdifferentatie is, want zij schrijft: "dit houdt in dat we het bedrijfsleven zwaarder belasten". Dit begrijpt de PvdA- fractie echt niet. Hetgeen het college voorstelt en de landelijke wetgever de gemeente heeft toegestaan, is de scheefgroei tussen woningen en niet-woningen te corrigeren, en dat doet het college dus. Zeker de fractievoorzitter van Ondernemend Helmond zou als geen ander moeten weten, dat als het college deze lijn niet zou volgen, de burgers van Helmond uiteindelijk vele malen meer zouden moeten gaan betalen ten gunste van de bedrijven. Dan zouden wij nu niet, net zoals Ondernemend Helmond positief constateert, positief over de lastendruk van de burgers kunnen spreken, maar moeten spreken van een aanzienlijke verhoging. Gelet op de economische voorspoed van de afgelopen jaren, kan de PvdA-fractie dat niet begrijpen. De PvdA-fractie is er blij mee, dat het college niet tegemoet is gekomen aan de door Ondernemend Helmond gevraagde harde garantie dat er in het gemeentelijke beleid nimmer een verdere tariefdifferentiatie zal worden ingevoerd. Immers, de PvdA-fractie is voorstander van tariefdifferentiatie ook in het kader van gemeentelijk beleid. Ons credo in deze is, dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dienen te dragen, nu en in de toekomst. Het antwoord van het college over de veiligheid in de wijken valt ons wat tegen. Met het college constateren wij dat er structureel ongewenst gedrag is dat om handhaving vraagt. Niet in de laatste plaats om er voor te zorgen, dat de spelregels die wij democratisch met elkaar afspreken, ook nageleefd worden daar waar gevaren dreigen als gevolg van het aan de laars lappen van de regels voor de leefbaarheid. Met het college constateren wij dat de politie bijna niet meer toekomt aan haar toezichthou- dende taken - behoudens dan ten aanzien van de snelheidsovertredingen, want op dat terrein is er kennelijk voldoende capaciteit. Wij constateren met het college, wij dat het veiligheidsbeleid als een van de speerpunten genoemd staat in de op 14 maart 2000 vastgestelde Stadsvisie. Dan is het toch niet zo raar dat de PvdA-fractie vraagt om een andere aanpak en het college wijst op de mogelijkheden die de Algemene Wet Bestuursrecht, zeker de nu in concept bekende aangepaste versie, biedt. Dat betreft inderdaad het handhaven middels bestuurlijke boetes. Het college concludeert dat daar geen kostendekkende vergoedingen tegenover staan. Dat is juist. Maar moet dat dan? Is het niet veel belangrijker dat afgesproken regels gehandhaafd worden? Waarvoor spreken wij ze anders af? Voor de duidelijkheid: wij vragen het college niet om volgend jaar te starten met dit handhavings- instrument. Wij vragen het college de mogelijkheden te benutten die de Algemene Wet Bestuurs- recht het college biedt en gaat bieden en de handhaving van de regels, meer dan tot nu toe, te leggen bij de stadswachten of een eigen gemeentelijk bureau handhaving, omdat de politie jaar in jaar uit aangeeft er toch geen tijd voor te hebben of er geen prioriteit er aan te geven. Deze aspecten willen wij nadrukkelijk terugzien in het rapport dat het college medio volgend jaar in de commissie ABA wil agenderen betreffende het integraal veiligheidsbeleid, en daarop zullen wij de voornemens van het college dan ook beoordelen. Ook het antwoord van het college over de kamerbewoning en al dan niet 'toegestane onderverhuur met name in de Heistraat en de directe omgeving daarvan is voor de PvdA-fractie niet bevredigend. Wij vragen het college om concreet te onderzoeken of de regelgeving wat de brandveiligheid betreft en de gemeentelijke regeling worden nageleefd en om als dat niet het geval is, ook omniddellijk tot sluiting over te gaan. Als ons berichten bereiken dat wanneer men informeert of een bepaald pand te koop is, men met name belangstelling heeft voor het aantal kamers van dat pand, zetten wij als PvdA-fractie daar vraagtekens bij. Overigens had onze vraag over het waarom de in eigendom verkregen slooppanden niet direct gesloopt worden ook betrekking op het hiervoren genoemde aspect. Differentiatie in de wijken. De PvdA-fractie heeft het college uitgedaagd nu eens een uitspraak te doen over wat differentiatie in de wijken voor het college betekent. Ik persoonlijk heb al een aantal malen deze vraag aan leden van het college gesteld. Het antwoord van het college is nu helder en duidelijk. Alleen voor het Clerkx-Van Damterrein en in de geledingszone van Brouwhuis maakt het college een uitzondering voor wat betreft de combinatie met sociale woningbouw. Dan ben ik alleen nog maar benieuwd naar de differentiatie in het centrum van Stiphout. De PvdA-fractie is een warm voorstander van differentiatie op alle aspecten, dus ook wat leefstijlen en woonmilieus betreft, maar zeker ook wat koop, dure koop, huur en sociale huur betreft. Met de uitspraak van het college in de beantwoording in eerste termijn kunnen wij leven, maar de PvdA-fractie zal toekomstige plannen zeker op dit aspect beoordelen, waarbij wat ons Begrotingsvergadering van 9 november 2000 7 betreft natuurlijk de eerste uitdaging ligt bij het bestemmingsplan Goorloop dat door het college is aangekondigd. Bij het werkbezoek dat de commissie SO aan de ontwikkelaar van het Clerkx-van Damterrein heeft gebracht, werd ons door niet de eerste de beste medegedeeld, dat het een goed gebruik van deze ontwikkelaar was toch zeker 10% van de te ontwikkelen woningen te bestemmen in de hoek van de sociale woningbouw. Waarom wordt daar nu net in Helmond van afgeweken? De ambities zijn hoog. De wil van het college, de raad en het ambtelijk corps om in korte tijd veel voor elkaar te krijgen is er. Wat steeds pijnlijker naar voren komt, is het tekort op de arbeidsmarkt en het tekort aan ambtelijke ondersteuning. Niet voor niets stemt onze fractie in met de voorstellen van het college om de formatie uit te breiden. Hoge ambities graag, maar laat het college het ambtelijke apparaat dan wel toerusten. Wat wel steeds de vraag blijft, is waarom mensen de organisatie verlaten. Wordt door de afdeling personeelszaken daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, wat zijn de redenen? Zo nee. waarom niet? Graag ziet de PvdA-fractie dit onderwerp geagendeerd voor de commissie EFP, zodat wij over de redenen van het verlaten van de ambtelijke dienst eens in een iets diepgaander verband met het college kunnen discussiëren. Een gevolg van de inmiddels veertig vacatures binnen de gemeentelijke organisatie is het op steeds grotere schaal inhuren van externe bureaus. Op zich hebben wij niets tegen het inhuren van een extern bureau als het een meerwaarde geeft en bovendien een verrijking is van de kennis van de ambtelijke organisatie; overigens wel binnen de grenzen van financiële redelijkheid. Wij zijn het dan ook zeker niet eens met de fractie van Ondernemend Helmond, die in haar bijdrage in eerste termijn tot de conclusie komt, dat zij tot nu toe in al die onderzoeken nooit iets nieuws heeft ontdekt. De fractie van Ondernemend Helmond heeft in eerste termijn een reeks van moties aange- kondigd. Een daarvan betreft de Kasteel Traverse. Laat ik daar al nu namens de PvdA-fractie duidelijkheid over geven. Onze voorkeur heeft het ondertunnelen van deze weg midden door ons centrum. Wij zijn het absoluut niet eens met de bijdrage van GroenLinks dat de Kasteel Traverse zo geweldig is. Dat neemt niet weg dat wij iedere andere optie en/of voorstel op haar/zijn gevolgen, zowel verkeerskundig als financieel, willen bezien. Het college heeft ons toegezegd in het kader van de hoofdwegenstructuur op dit punt uitspraken te zullen doen bij de derde fase van het onderzoek. Hoewel de voorkeur van onze fractie dus bekend mag zijn, steken wij onze kop toch niet in het zand voor eventueel andere argumenten of oplossingen. Doel is en moet zijn een aantrekkelijker centrum. De PvdA-fractie zal dus op dit moment niet voor een dergelijke motie stemmen. Wat ons betreft is dat signaal nu niet op zijn plaats. Terug naar de gemeentelijke organisatie. Uit onze bijdrage in eerste termijn moet het het college al duidelijk zijn geworden, dat ook de PvdA-fractie zich daar zorgen over maakt. Wij willen echter voor één ding waken: het tekort aan personeel mag nimmer de oorzaak zijn van onvoldragen voorstellen, ondanks de hoge ambities van het college en van ons. De ontwikkelingen van ons centrum roepen raadsbreed zorgen op. Wat de PvdA-fractie betreft mag het het college nu voldoende duidelijk zijn, dat wij met smart zitten te wachten op voorstellen van de zijde van het college. Niet voor niets is BVR voor deze klus ingehuurd. Naast Binnenstad-Oost heeft voor onze fractie het centrum de hoogste prioriteit. De PvdA-fractie wacht op de uitkomsten van de derde fase van het BVR-onderzoek medio 2001. Onze fractie heeft dan ook op dit moment geen enkele behoefte aan voorstellen om nu al verder te gaan dan het college nu doet. Na de heldere analyse van BVR is de raad genoegzaam bekend wat de problemen zijn en waar ze liggen. In zijn antwoord op de schriftelijke bijdragen vraagt het college om duidelijkheid van de raad inzake de Kasteelbrug naar aanleiding van een groot aantal handtekeningen die namens de ondernemers in de city zijn aangeboden en problemen met de handhaving. De PvdA heeft daarover overleg gezocht met de andere fracties in de raad van Helmond, samen met de fracties van het CDA en de VVD. Daarbij was onze insteek de ook middels een enquéte uitgesproken wens van de burgers in Helmond om het Kasteelplein autovrij te maken. Rekening houdend met de uitdrukke- lijke wensen van zowel de burgers in Helmond als de ondernemers in Helmond, hebben wij gezocht naar een oplossing. Uit de motie die door het CDA mede namens de PvdA is ingediend, blijkt naar de mening van de PvdA-fractie duidelijk dat wij aan beide partijen tegemoet hebben willen komen. Het Kasteelplein wordt afgesloten voor het doorgaande verkeer. Het bezoekende verkeer dat vanuit de Kegelbaan op zoek is naar een parkeerplaats kan nu, in plaats van rechts- omkeert te maken, zijn weg vervolgen door naar rechts af te slaan via de Kasteelbrug, en dan via de Havenbrug de zoektocht voort te zetten. De PvdA-fractie denkt dat hiermee zowel aan de wens van de burgers als aan de wens van de ondernemers in de city tegemoet wordt gekomen. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 8 Het lid KLAUS (SP): Verdwijnen dan ook de parkeerplaatsen tussen de torens voor het Kasteel? Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Er verdwijnt geen een parkeerplaats, mijnheer Klaus. Er kan geen doorgaand verkeer meer plaatsvinden op het moment dat... Het lid KLAUS (SP): U zegt: autovrij maken. En dus vraag ik u of ook de parkeerplaatsen hier tussen de torens verdwijnen. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Ik zou de tijd in ogenschouw genomen willen zien. Interrupties zijn heel aardig als er ruimte voor is. Als daar geen rekening mee wordt gehouden, kunnen wij straks ook interrumperen, hoor! Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): De wens van de burger was het doorgaande verkeer en het sluipverkeer vóór het Kasteel weg te halen, mijnheer Klaus. Wij denken daaraan met een motie tegemoet te komen. Voorzitter! Wij kunnen ons niet voorstellen dat de Kasteelbrug in deze optie gebruikt wordt door sluipverkeer. Niettemin willen wij de situatie opnieuw bezien op het moment dat de PW205 omgelegd is, medio 2001. Ik kom zo logischerwijs ook op deze omleiding en dus de noord-zuidverbinding in onze stad. Zoals reeds in commissieverband door onze fractie betoogd is, zit de omgeleide PW205/PW210 vol met knelpunten. Om van zuid naar noord te gaan: de aansluiting van de Kanaaldijk op de Rochadeweg, de aansluiting van de Rochadeweg op de PW205/PW210, de oversteek van de wijk Brouwhuis bij de Vlierdensedijk, een rotonde ter hoogte van Europatuin, verkeerslichten ter hoogte van Dierdonk die nu al problemen opleveren. Samengevat: een doorgaande verbinding in ons centrum leggen wij wederom in de stad, wij verplaatsen alleen de problemen wat oostelijker. De PvdA is het dan ook eens met iedereen die verklaart dat er zo snel mogelijk maatregelen genomen dienen te worden om de nu al gesignaleerde knelpunten in deze omlegging als de sodemieter aan te pakken. Anders blijft het doorgaande verkeer kiezen voor de route door ons centrum, hetgeen wij ongewenst vinden. Een verkeersluwe Kanaaldijk Noord-West is en blijft ons uitgangspunt, en nog steeds zien wij geen beter alternatief dan de indertijd door de Raad goedgekeurde centrurnring. Dan wellicht een detail bij een begroting waarbij wij spreken over de hoofdlijnen van beleid. Dat is een basisvoorziening als een postkantoor voor een bepaalde wijk. In de wijken Rijpelberg en Brouwhuis woont zo'n 25% van de Helmondse bevolking. Mede door de privatisering verdwijnen in toenemende mate de postkantoren. Dat proces op zich is door de gemeente niet te stoppen. Wel kan het college zijn steun en medewerking verlenen als dan een ondernemer in winkelcentrum Brouwhorst bereid is om een postagentschap op te richten om alsnog deze voorziening' voor een kwart van de bevolking in stand te houden. Eerder heeft de wethouder stedelijke ontwikkeling in de commissie toegezegd, dat voor de wijken Rijpelberg en Brouwhuis een postkantoor of agentschap beschikbaar blijft. Wij zouden graag van de wethouder bij deze gelegenheid daar een bevestiging van horen. Ook onze fractie mocht een brief ontvangen van de onderwijsinstellingen waarin zij wederom aandacht vragen voor de huisvesting. Wij hebben het antwoord van het college in eerste termijn inzake dit onderwerp gelezen. Het tekort is groot, het probleem bekend. Het college heeft hier terecht op gereageerd door een extern bureau in te schakelen. De laatste brief geeft nog eens extra aan dat de problemen groot zijn. In de begroting 2002 wil de PvdA-fractie de uitwerking zien van een onderwijsbeleid waarin dan ook sprake is van majeure projecten, een onderwijsbeleid dat in een open gesprek met het onderwijsveld is opgesteld en ook de brede steun heeft van datzelfde onderwijsveld. Wij wachten met spanning de resultaten af. De Kenniswijk biedt onze stad veel mogelijkheden. Het college stelt ook voor daar een behoorlijk geldbedrag voor te reserveren. De PvdA-fractie vraagt zich af of ook instellingen en verenigingen buiten het benoemde Kenniswijkgebied gebruik kunnen maken van de door het college beoogde PPS-constructies om digitaal te kunnen gaan. Het zal toch niet zo zijn, dat wij binnen Helmond een tweedeling in de stad gaan krijgen op dat gebied? Het lid DAMS (VVD): Voorzitter! De VVD-fractie spreekt haar waardering uit voor de Begrotingsvergadering van 9 november 2000 9 uitvoerige en zorgvuldige beantwoording door het college op de schriftelijke reacties van de fracties op de begroting 2001 in eerste termijn. Het college staat uitgebreid stil bij spanningen die zich voordoen bij de realisatie van het voorgenomen en wenselijke programma - ook de komende jaren -, tussen ambities en moge- lijkheden van de gemeente in termen van financiële mogelijkheden en de organisatorische span- en slagkracht van het apparaat. Wij hebben met het college zorg over de ontwikkelingen die zich in de personele sfeer voordoen. Het weglekken van een fors aantal gekwalificeerde medewerkers - ook in de top van de organisatie - maakt de organisatie kwetsbaar en zet deze extra onder druk met alle risico's van dien. Wij onderschrijven de door het college aangegeven aanpak om de noodzakelijke organisatie- aanpassingen door te voeren. Het voorstel van het college om de resultaten van bestuursopdrachten in de vorm van rapporten onderwerp te maken van grondige bespreking in commissieverband juichen wij toe. Daarnaast zijn wij het van harte eens met de suggestie van het college om voor de echt majeure projecten, zoals de Centrumontwikkeling en de herstructurering van Binnenstad-Oost, begeleidingscommissies vanuit de raad in te stellen, waardoor maar onze mening de communicatie met en de betrokkenheid van de raad worden vergroot. Het werken in PI'S-constructies, mits voldaan wordt aan de eis dat de kwalitatieve inbreng vanuit de gemeentelijke organisatie is gewaarborgd, vinden wij een goede ontwikkeling en passen in deze tijd, waar markt en overheid elkaar nodig hebben om de noodzakelijke ontwikkelingen in de stad van de grond te brengen en te doen slagen. Dit betekent wel dat regievoering en de sturing ook als consequentie hebben, dat de bereidheid er moet zijn om samen risico's te lopen. Uiteraard moeten deze verantwoord zijn en zo nodig met het treffen van risicovoorzieningen op voorhand worden afgedekt, zodat mogelijke verliezen niet leiden tot begrotingsproblemen in de toekomst. Graag horen wij van het college of het deze mening deelt Ten aanzien van de bestuurlijke samenwerking herhaalt de VVD het standpunt dat de oplossing moet worden gevonden in herindeling met in aanvulling daarop bovengemeentelijke samenwerking en is zij het dus met het college eens. Een voorstel om een krediet van f 100.000,-- beschikbaar te stellen krijgt onze steun, alsook de door het college voorgestelde dekking. Zoals het college terecht opmerkt, is het onderwerp "veiligheid' bij de hele raad een speerpunt. Wij kunnen dan ook niet met het college instemmen waar het er om gaat om in de sfeer van handhaving niet op te treden tegen bijvoorbeeld de door het college genoemde zaken zoals illegaal geplaatste fietsen en bromfietsen in het stadserf. Het centrumgebied is naar ons oordeel op meerdere plaatsen goed voorzien van fietsenstallingen, zodat optreden zeker gerechtvaardigd is. Om het probleem niet aan te pakken omdat de visie op de fiets in het Centrum nog niet geheel is uitgekristalliseerd vinden wij geen passend argument. Wij verzoeken het college uitdrukkelijk om wél op te treden. Dit vooral ook in het kader van een veiliger en aantrekkelijker stadshart.. Ook uitwassen bij de kamerbewoning dienen om dezelfde reden naar onze mening te worden aangepakt. Ten aanzien van de ophoging van de post Ontwikkelingssamenwerking constateren wij dat: a) het college vooralsnog niet in staat is om aan het extra bedrag concrete invulling te geven en b) het college desondanks brede steun van de meerderheid van de raad heeft gekregen voor zijn voorstel. Wij zullen de concrete voorstellen, zo die er komen, beoordelen en dan hierover een standpunt innemen. In het kader van de speerpunten versterking van het centrum en de bereikbaarheid heeft de VVD er voor gepleit om alle toekomstige meevallers te reserveren voor deze problematiek. Het college zegt met zoveel worden, dat het de meevallers uit het gemeentefonds in wil zetten voor de afdekking van het (negatieve) meerjarensaldo. Het college zegt ook bij de afweging van de inzet van beschikbaar komende middelen de prioriteiten van de raad, waaronder bereikbaarheid, mee te blijven wegen. Met deze toezegging kunnen wij leven. Gelet op het antwoord van het college in het kader van de Kenniswijk, waarbij het college overigens niet concreet is ingegaan op onze vraag over het oormerken van middelen hiervoor, kunnen wij alsnog instemmen met de door het college gereserveerde middelen voor dit doel. Wij zijn het eens met het voornemen van het college om een onderzoek in te stellen naar de huidige systematiek van areaalcompensaties. Wij willen het college meegeven dat de VVD niet zit te wachten op een theoretische en zeer verfijnde uitwerking. Wij verzoeken het college het doorzichtig en praktisch te houden. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 10 De VVD heeft in haar eerste termijn duidelijk aangegeven hoe zij het voorstel van het college beoordeelt om de kwijtschelding van de rioolrechten en afvalstoffenheffing op te nemen in de OZB en op deze wijze rechtstreeks af te schuiven op de OZB betalende burgers en ondernemers. Wij blijven op het standpunt staan dat o.i. op deze wijze een zekere vorm van inkomenspolitiek wordt bedreven waarmee wij het principieel niet eens zijn. Ook kunnen wij de uitleg van het college over wat verstaan moet worden onder de "vervuiler betaalt" niet onderschrijven. Feit is dat het bedrag van de kwijtschelding tot en met het jaar 2000 - ook voor het college - wel onder dit begrip viel. Vanaf 2001 ineens niet meer. De consequentie hiervan is wel dat de gemiddelde stijging van de OZB voor de eigenaar/gebruiker in 2001 voor de woningen in totaal neerkomt op ca 15% (inflatie 2%, compensatie lagere uitkering gemeentefonds circa 7% en kwijtschelding riool- rechten/afvalstoffenheffing circa 6%). Voor de huurder is dit percentage natuurlijk lager, maar het college kan er gevoeglijk van uitgaan, dat de huurder op termijn via de huurverhoging de rekening gepresenteerd zal krijgen. Wij zijn van mening dat de groeiende groep eigenaars/bewoners - en dat zijn beslist niet alleen de hoge inkomens, maar ook de mensen die met de nodige inspanning een eigen woning hebben gekocht - op deze wijze een onevenredig hoge rekening gepresenteerd krijgen. De met het voorstel beoogde lastenverlichting voor de lagere inkomens is voor een belangrijk deel ook gebaseerd op een kortzichtige argumentatie. Immers: 1. voor de inwoners die recht hebben op kwijtschelding, heeft het lagere bedrag geen effect; zij hebben gewoon recht op kwijtschelding; 2. voor de huurders van woningen die geen recht hebben op kwijtschelding, zal door de verhuur- der, die voor het hogere eigenaarsdeel wordt aangeslagen, in principe verhaal worden gehaald door de huren extra te verhogen. Deze huurverhoging zal daarmee ook de in eerste instantie begun- stigden, zij het vertraagd, in tweede termijn eveneens treffen, waardoor ook voor hen het beoogde effect tenietgedaan wordt; 3. voor de eigenaars/bewoners die geen recht op kwijtschelding hebben, is het voor een deel een verschuiving van lagere riool- afvalstoffenheffing naar hogere c.q. extra hogere OZB. Tenslotte constateren wij dat het voorstel van het college afwijkt van het, ook door ons ondertekende, collegeprogramma Daarin staat immers vermeld, dat de diverse gemeentelijke belastingen en heffingen in beginsel zijn c.q. worden geïndexeerd. Jaarlijks zal echter worden bezien of en, zo ja, in welke mate de inflatiecorrectie wordt toegepast. Er staat dus niet vermeld dat er naast indexatie ook andere verhogingen toegepast worden. De VVD-fractie houdt dus zeer grote twijfels bij het voorstel van het college en vraagt het college mede op grond van de genoemde argumenten in deze tweede termijn zijn standpunt te herzien. Mocht het college daar niet toe genegen zijn, dan zullen wij ons genoodzaakt zien om tegen de onder de agendapunten 2a, 2g en 2h vermelde verordeningen te stemmen. Wij zijn tevreden met de toelichting van het college op onze vraag over de noodzakelijke additionele middelen voor Berkendonk. Wij wachten met belangstelling de oplossingen en voorstellen af die voortkomen uit de integrale planontwikkeling voor het door het college aangeduide gebied tussen Gemert/Bakel, Deurne/Asten en Helmond. Overigens zouden wij gaarne de mogelijkheden om Dynamo Open Air op het Berkendonk- terrein onderdak te bieden onderzocht zien. Gaarne de reactie van het college hierop. Voor de meer algemene reactie ten aanzien van de onderwerpen "Centrumontwikkeling" en "bereikbaarheid" verwijzen wij naar onze reactie op de bijdrage van de burgemeester. In aan- sluiting hierop kunnen wij het college mededelen dat wij het eens zijn met het treffen van kortetermijnmaatregelen, zoals het instellen van een brancheringscommissie en het inzetten van f 900.000,-- extra. Daarbij dient er echter zorgvuldig voor gezorgd te worden dat er geen sprake is van kapitaalvernietiging in relatie tot definitieve maatregelen die gaan voortkomen uit het BVR-onderzoek. Met betrekking tot kortetermijnmaatregelen voor de verbetering van de bereikbaarheid van de city heeft de VVD samen met het CDA, de PvdA en D66 een motie ondertekend om de Kasteel- brug open te stellen in oost-westrichting en de Havenbrug in twee richtingen. Wij zijn van mening dat hiermede twee belangen zijn gediend. Op de eerste plaats het aanzienlijk afnemen van autover- keer door het park en op de tweede plaats duidelijkheid en een verbeterde bereikbaarheid van het centrum voor de bezoekers. Bovendien komt deze oplossing direct ten goede aan de eitywinkeliers, die nadrukkelijk om deze maatregelen vragen. Met het antwoord over de noodzaak van een vlakke vloerzaal, nogmaals deze week door het college bevestigd, kunnen wij vanzelfsprekend instemmen. Ook wij zijn van mening dat zo'n vlakke zaal onderdeel zal moeten zijn van een multifunctioneel project dat door het particulier Begrotingsvergadering van 9 november 2000 1 initiatief moet worden opgepakt. Doordat eergisteren deze raad alvast f 1 miljoen heeft gereser- veerd, laat hij zien dat het hem ernst is. Wij gaan er van uit dat het project via het BVR-traject zijn plaats zal krijgen. Verder zien wij met belangstelling de door het college voor medio 2001 aangekondigde oplossingsvarianten naar aanleiding van de studie Hoofdwegenstructuur tegemoet. Wij ondersteunen het college in zijn pogingen om voor de kruispunten van de Rochadeweg de meest adequate oplossingen gerealiseerd te krijgen. Indien dit niet zou lukken, voorzien wij al op redelijk korte termijn grote problemen. Met de door het college voorgestelde aanpak van de herontwikkeling van het Hatematerrein in een PPS-constructie, die onbedoeld en onderhandelingstechnisch wellicht te vroeg in de openbaarheid is gekomen, kunnen wij beginsel instemmen. De door het college in het vooruitzicht gestelde strategische nota over de noodzaak, de omvang en de differentiatie van de behoefte aan bedrijventerreinen komt wat ons betreft te laat. De gemeente ervaart al geruime tijd de problemen om potentiële bedrijven te kunnen huisvesten in onze stad. Door de aandacht voor nieuwe woningbouwlocaties (o.a. Dierdonk en Brandevoort) en de aanpak van het Centrum en Binnenstad-Oost is er naar onze mening te weinig aandacht geweest voor onderzoek en ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Het is wat de VVD betreft niet vijf vóór twaalf, maar al vijf óver twaalf. Wij zien het door het college aangekondigde onderzoek dan ook met meer dan normale belangstelling tegemoet. Wij hebben overigens geen antwoord gekregen op onze vraag om actief met Asten samen te kijken naar een versnelde ontwikkeling van het BZOB op Astens grondgebied. Wij verzoeken het college hierop alsnog te reageren. Met betrekking tot het onderwijs is het triest te moeten constateren, dat er nog steeds geen doorbraak is in het tot stand brengen van het Integraal Beleidsplan Onderwijshuisvesting. In de gisteren van de kant van het college gedane toezegging om dit probleem voortvarend aan te pakken en daar in het kader van de Voorjaarsnota uitgebreid op terug te komen kunnen wij ons volledig vinden. Wij vragen het college wel de raad over de voortgang te informeren middels de commissie 0CS. Ten aanzien van maatschappelijke dienstverlening is uit het antwoord van het college duidelijk geworden, dat voor belangrijke knelpunten in de dekking nog geen oplossing is gevonden. Het college kent ons standpunt dat wij het zouden betreuren indien geschrapt zou moeten worden in de afname van producten, waardoor de kwaliteit van de welzijnszorg zou afnemen. Ons voorstel om voor de uitbreiding van het beheer van de wijkhuizen middelen te reserveren ten laste van de post onvoorzien structureel neemt het college niet over. Wij kunnen niettemin instemmen met het voorstel van het college om dit onderwerp structureel te regelen met ingang van de begroting 2002. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Laat ik beginnen met mijn teleurstelling er over uit te spreken, dat het college in reactie op onze bijdrage in eerste termijn op een tweetal onderdelen verzuimd heeft überhaupt te reageren, laat staan er instemming mee te betuigen. Dit betreft in de eerste plaats de kanttekeningen die wij hebben geplaatst bij de voorgenomen verkoop van Obragas in relatie tot het dividendbeleid en het investerings- en reserveringsbeleid. Het betreft in de tweede plaats onze opmerkingen met betrekking tot het veiligheidsbeleid, waarop in het geheel niet ingegaan wordt. Kort door de bocht zouden wij daaruit kunnen opmaken, dat het college het met die kanttekeningen en ook met die opmerkingen eens is. Maar dat lijkt mij iets te kort door de bocht. Graag wil ik het college uitnodigen om daarop in tweede termijn alsnog te repliceren, waarbij ik met name in het kader van het veiligheidsbeleid de actualiteit aangrijp om het college te ondervragen naar aanleiding van een artikel in het Eindhovens Dagblad van 8 november jl., waarin de stelling wordt betrokken, dat de regiopolitie er van uitgaat, 'dat zij geweld en inbraken in woningen en bedrijven volgend jaar niet kan terugdringen" en verder staat: "De beperkte personele bezetting en andere prioriteiten maken slechts stabilisering van het aantal geweldsdaden en inbraken haalbaar" Als deze informatie juist blijkt te zijn, hebben wij nog meer reden om ons zorgen te maken over de politie-inzet op het stuk van het integrale veiligheidsbeleid. Graag een reactie van het college hierop. Helmond staat aan de vooravond van belangrijke beslissingen. Voor deze bestuursperiode geldt, althans in onze optiek, 2001 als het jaar van de waarheid. Met betrekking tot de centrurnver- nieuwing, de hoofdwegenstructuur en Binnenstad-Oost, maar ook op andere terreinen, zoals het onderwijs, de veiligheid en het stedelijk voorzieningenniveau, moet de raad belangrijke knopen Begrotingsvergadering van 9 november 2000 12 doorhakken. Vluchten kan niet meer. Stonden de afgelopen jaren in het teken van onderzoeken, second opinions en diagnoses, het volgend jaar zal de raad op basis hiervan moeten afwegen en kiezen. Basisvoorwaarde voor het geslaagd continueren van het proces van stedelijke herstruc- turering en vernieuwing is een breed politiek en maatschappelijk draagvlak. Dank zij een dergelijk draagvlak en de politieke wil om daarin daadkrachtig te investeren is in Helmond de afgelopen decennia veel bereikt, en valt ook de komende tijd nog veel te winnen. Het louter koppen tellen, het voeren van een politiek van voldongen feiten en het leggen van persoonlijke en politieke blokkades doen de bestuurskracht en het imago van het openbaar bestuur van onze stad geen goed. Zijn ook een verkeerd signaal naar maatschappelijke partners die we in het kader van publiekprivate samenwerking zo hard nodig hebben. De politieke winst van deze begrotingsbehandeling zou kunnen zijn, dat dit moerasmodel just in time plaatsmaakt voor het poldermodel. Het voorstel van het college om vanuit de raad een tweetal begeleidingscommissies samen te stellen voor zowel de centrumvernieuwing als Binnenstad- Oost beoordelen wij ook tegen deze achtergrond. Enerzijds begroeten wij dit initiatief als een constructieve poging om de politieke dialoog over beide hoofdthema's weer op gang te brengen of op gang te houden. Anderzijds mag niet voorbijgegaan worden aan het feit dat voor het goed functioneren van beide commissies politieke overeenstemming over de input van wezenlijk belang is. Het ontbreken van politiek commitment kan een hypotheek leggen op het functioneren van beide commissies. Zeker ten aanzien van Binnenstad-Oost lijkt ons een koerscorrectie nodig en gewenst alvorens de desbetreffende commissie van start gaat. Op weer een valse start zit niemand te wachten. Een- en andermaal is aandacht gevraagd, ook door de SDII-fractie, voor het spanningsveld tussen de hoge politieke ambities enerzijds en de beperkte financiële en organisatorische middelen anderzijds. Om hier beter grip op te krijgen stelden wij bij gelegenheid van de Voorjaarsnota al voor om het Strategisch Meerjaren Beleids- en Investeringsplan (SMBI) uit 1996 te actualiseren. De toezegging van het college om dit te doen gelijktijdig met de aanbieding van de Voorjaarsnota 2002 stelt ons voorlopig tevreden. Dank zij overname van ons voorstel om voor de komende vier jaar de ruimte voor onren- dabele investeringen met f 8 miljoen te verhogen, maar ook dank zij het voorstel van het college om de grondprijzen opnieuw fors te verhogen, is er extra beleidsruimte geschapen. Om de inhaalslagen en kwaliteitssprongen te maken in het kader van de stedelijke herstructurering en vernieuwing zijn echter ook andere concepten nodig. Nieuwe en vernieuwende samenwerkings- verbanden met publieke, private en maatschappelijke partners zijn dringend gewenst om onze ambities waar te maken. Niet alleen om nieuwe geldbronnen aan te boren, maar ook omdat de kennis en de ervaring van private en maatschappelijke partners een geweldige toegevoegde waarde kunnen hebben. Het aangaan van nieuwe en vernieuwende partnerships dient gepaard te gaan met een politieke cultuuromslag: met het delen van verantwoordelijkheden, met het delen van lusten en lasten, met het doelmatiger, doorzichtiger, klantvriendelijker en resultaatgerichter maken van het beleid. Niet in het minst en niet op de laatste plaats mede om deze redenen stonden en staan wij achter het Grotestedenbeleid en achter de reorganisatie van onze ambtelijke organisatie. Immers, zowel het GSB als de reorganisatie staat in het teken van die beoogde cultuuromslag. Zonder die cultuuromslag komen aanpassingen van de organisatiestructuur, die evenzeer wenselijk zijn, als het ware droog te staan. In eerste termijn is door onze fractie betoogd, dat zeker de structurele capaciteits- en kwaliteitstekorten in de organisatie meer en meer opgevangen moeten worden door versterking van de interne organisatie ten koste van de inhuur van interim- en uitzendkrachten. Ook het college zegt een dergelijke transformatie wenselijk te vinden en die waar mogelijk te implementeren. Wij houden het college aan deze toezegging, en vragen het college om dit te monitoren in de manage- mentrapportages. Ook komt het college tegemoet aan de door de SDH-fractie geuite kritiek op de ongebrei- delde inschakeling van externe adviesbureaus. Het voorstel van het college om voortaan als regel externe adviesopdrachten eerst aan de betreffende commissies voor te leggen heeft onze instem- ming. Maar ook achteraf dient de meerwaarde kritisch gecontroleerd te worden. Of door de rekeningcommissie of door de controll-afdeling van de desbetreffende dienst. Is het college het hiermee eens? En is het college bereid om ook dit te monitoren in de managementrapportage? Naast de kwaliteit en de slagvaardigheid van het openbaar bestuur heeft de SDII-fractie in eerste termijn drie hoofdzaken op de politieke agenda gezet: Begrotingsvergadering van 9 november 2000 13 1. de ruimtelijke en sociale samenhang van de stad; 2. Helmond als kennis- en vermaakstad; 3. De kwaliteit van de publieke voorzieningen. Het effectief vergroten van de cohesie in de stad, oftewel het tegengaan van ruimtelijke en sociale tweedeling, was, is en blijft voor de SDH het speerpunt van beleid. Dit omvat een scala van beleidsmaatregelen: - het doen van kwaliteitsinvesteringen in zowel nieuwbouwwijken als bestaande woonbuurten, in samenhang met het evenwichtig aanbieden van een mix van koopwoningen en huurwoningen; - het versterken en het vernieuwen van het stadscentrum als drager en samenbindend element van bovenwijkse voorzieningen; - het verbeteren van de bereikbaarheid; - het aantrekkelijker maken van het investeringsklimaat als basis voor werkgelegenheidsgroei; - het intensiveren van de uitstroom van uitkeringsgerechtigden op basis van de zgn. sluitende aanpak-, - het tegengaan van stille armoede en sociale uitsluiting. In eerste termijn zijn wij op al deze zaken ingegaan. Uit de beantwoording van het college blijkt consensus of concessiebereidheid op veel voor ons belangrijke zaken. Reden waarom ik in tweede termijn het vizier richt op zgn. pijnpunten. Zoals gezegd vinden wij dat kwaliteitsinvesteringen in Dierdonk en Brandevoort hand in hand moeten gaan met kwaliteitsinvesteringen in Binnenstad-Oost en Helmond-West. Hoe verschillend de ontwikkeling van een nieuwbouwwijk zoals Brandevoort en de herstructurering van een bestaande wijk zoals Binnenstad-Oost ook moge zijn, voor ons staat vast dat zowel het ene als het andere karwei gebaseerd dient te zijn op een herkenbare en consistente planvisie en steden- bouwkundig concept. Maar ook op inbedding in een solide en vertrouwenwekkend programma- en procesmanagement, dat in staat is om zowel het ontwikkelingstraject als het realisatietraject integraal en samenhangend aan te sturen en te regisseren. Dat waren de sleutels tot het succes in Dierdonk en Brandevoort en dat dienen ook de sleutels tot het succes van Binnenstad-Oost te worden. Op beide punten hebben wij tevergeefs om koerscorrecties gevraagd. Het college onderschri .ft weliswaar ons standpunt dat het ambitieniveau ten aanzien van Binnenstad-Oost een groter beroep op marktpartijen rechtvaardigt, en overweegt zelfs een wijkontwikkelingsmaat- schappij op te richten, doch naar onze overtuiging zijn de door ons gevraagde koerscorrecties ook nodig en gewenst om tot een succesvolle coproductie met marktpartijen te komen. Los hiervan hebben eerst en vooral de bewoners van Binnenstad-Oost recht op een houvast, op een eind- perspectief. Dat zal de rust, maar ook het communicatieproces ten goede komen. Ronduit zorgelijk vindt de SDH-fractie de ondergewaardeerde positie van de sociale huursector in het volkshuisvestingsbeleid. In zijn beantwoording in eerste termijn wuift het college die kritiek weg door te verwijzen naar het Volkshuisvestingsplan 2000-2004, waarin het aandeel van de huursector fors is verhoogd. Doch de realiteit is, dat door gebrek aan harde plancapaciteit die verhoging slechts met horten en stoten tot stand komt. Ons pleidooi om meer werk te maken van het verwerven en aanbieden van compensatie- en herontwikkelingslocaties ontlokt het college de reactie, dat het met de corporaties geen resultaat- verplichtingen, maar inspanningsverplichtingen is aangegaan. Met een formeel-juridische benadering komen wij in Binnenstad-Oost niet veel verder. Daadkracht is geboden in de her- huisvesting van bewoners van Binnenstad-Oost in betaalbare huurwoningen en in het opvangen van het oplopend tekort aan zulke huurwoningen. Dezelfde daadkracht die het college aan de dag legt in de herontwikkeling van de geledingszone Brouwhuis en de locatie Clerkx-van Darnterrein. De stellingname van het college dat het met deze bouwlocaties uitsluitend de hogere inkomens wil bedienen, en er geen plaats is voor sociale woningbouw, heeft ons verrast. In de eerste plaats hebben wi.nog niet gesproken over de randvoorwaarden van herontwikkeling van beide locaties. Het college spreekt dus voor zijn beurt. In de tweede plaats is het onze taak om ervoor te zorgen dat alle inkomensgroepen op de woningmarkt evenwichtig worden bediend. Op dit stuk is de inzet van het college ten gunste van de lagere inkomensgroepen voor verbetering vatbaar. Nog een opmerking over Brouwhuis in dit verband. Wij hebben in eerste termijn gepleit voor een stevige opknapbeurt van het Dorpsplein. Het college onderschrijft dat, maar wil het niet eerder dan binnen enkele jaren opnemen in het investeringsprogramma. Wij vinden dat een te passieve houding. Wij stellen voor om de investering ten behoeve van de opknapbeurt van het Dorpsplein ten laste te brengen van de kwaliteitsimpuls van f 2 miljoen voor groenvoorzieningen in de wijken in onze stad. Ik heb daarover nog geen motie klaar. Ik vertrouw er op dat in deze een motie niet Begrotingsvergadering van 9 november 2000 14 nodig is. Mocht een motie wel nodig zijn, dan is ze zo geregisseerd. In het kader van de centrumvernieuwing hebben wij ervoor gepleit om vooruitlopend op de door BVR te produceren eindvisie alvast aan de slag te gaan en geen tijd te verliezen. In antwoord hierop stelt het college de aanpak op korte termijn alle ruimte te willen geven. Conform ons verzoek om een versterkte en versnelde beleidsinzet mogelijk te maken stemt het college er mee in om f 900 '000,- extra middelen vrij te maken voor investeringen in de centrumvernieuwing, boven op het bedrag van f 850.000,-- dat al in het IVP was opgenomen. De SDH-fractie is het college erkentelijk voor deze handreiking en ziet de concrete bestedingsvoorstellen met belangstelling tegemoet in de begeleidingscommissie. Wat de SDH-fractie betreft hoeft de herinrichting van de Markt, mede in relatie tot de positie en de locatie van de weekmarkt en de kermis, niet te wachten op de eindvisie van BVR. Dat geldt trouwens ook voor de herontwikkeling van de ABN/AMRO-locatie. Hoe de eindvisie van BVR ook uitpakt, voor ons staat vast dat de inrichtings- en verblijfskwaliteit van de Markt verbeterd moet worden, en dat daarvoor verplaatsing van de weekmarkt en de kermis naar de Koninginnewal, het Ameideplein, de Watermolenwal en het Speelhuisplein een reële optie is. Zo beseffen wij ook, dat de ABN/AMRO-locatie particulier eigendom is. Maar dat hoeft een PPS-constructie in de herontwikkeling niet in de weg te staan. Zeker niet als de potenties en de kansen van deze plek worden onderkend voor een synergie van publieke en commerciële functies die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verlevendiging van dit deel van het stadshart. Naast Binnenstad-Oost en de centrumvernieuwing is de bereikbaarheid een derde hoofdthema dat volop in de schijnwerpers staat. Het tempo in de beleids- en besluitvorming, alsmede in de uitvoering van investeringsbeslissingen is een bron van zorg. Als we niet opletten, lopen we straks achter de feiten aan. Tussen de analyse van Goudappel en Coffeng van begin 1998 en die van DHV van juni van dit jaar zit weinig licht, ondanks de hantering van verschillende verkeersmodellen. Ondertussen zijn we twee en een half jaar verder en zijn er nog steeds geen knopen doorgehakt. Om te waarborgen dat het doorgaande verkeer gebruik maakt van de PW205 dienen de aanslui- tingen van de Rochadeweg op de Kanaaldijk en de PW210 aangepast te worden en dient voorts de kruising PW210/Vlierdensedijk ongelijkvloers gemaakt te worden. Voor de aanpassingen van de Rochadeweg is volgend jaar f 4,7 miljoen opgenomen, waarbij het college overigens in twijfel trekt of dat volgend jaar ook zijn beslag kan krijgen. En de ongelijkvloerse kruising PW210/Vlierdensedijk is weliswaar opgenomen in het bestemmingsplan BZOB, doch niet in het IVP. Wij vinden dit niet getuigen van goed anticiperend beleid. Alle haren en snaren moeten worden gezet op het realiseren van de aanpassingen van de Rochadeweg, zo mogelijk volgend jaar. Graag informatie over de stand van zaken, met name op het punt van de grondverwerving. Daarnaast vinden wij dat binnen het IVP zo mogelijk volgend jaar al ruimte gecreëerd moet worden voor de ongelijkvloerse kruising PW210-Vlierdensedijk. Dat stond overigens enige tijd terug in het IVP, maar is daar tot onze spijt uit verdwenen. Ook de besluitvorming over de Traverse en de centrurnring schuift het college voor zich uit. Op onze vraag wat te doen met de f 1.5 miljoen voor de aankleding van de Traverse hebben wij geen antwoord gekregen. Dat is wel expliciet onderdeel van het totale krediet van f 15 miljoen voor de herinrichting van de openbare ruimte van de Kanaaldijk-Oost. Wij verzoeken het college om informatie hoe het daarmee staat. Daarnaast stellen wij voor dit bedrag te parkeren tot medio volgend jaar als we aan de hand van de oplossingsvarianten/scenario's van DHV definitieve keuzes gaan maken. Mede als gevolg van de besluiteloosheid over de afwikkeling van doorstroming van het centrumverkeer is een geweldige druk komen te liggen op de Havenbrug en de Kasteelbrug, dat wil zeggen: op openstelling van beide bruggen voor autoverkeer. Ons standpunt met betrekking tot de Kasteelbrug zijn wij bereid bij te stellen. Niet vanwege de moeilijke handhaafbaarheid (o.i. een drogreden), maar omdat uit de antwoorden van het college nog eens nadrukkelijk blijkt, dat de centrumring er voorlopig niet komt en er dus verkeerschaos dreigt in ons centrum. Maar wij willen dat bijstellen doen onder de strikte voorwaarde dat openstelling voor het autoverkeer enkel in de oost-westrichting geschiedt, en een tijdelijk karakter draagt. Wij houden namelijk vast aan de afspraak in het kader van het bestemmingsplan Kanaalzone om de Kanaaldijk tussen Eikendreef en Beatrixlaan autoluw te maken, en dezelfde inrichtings- en verblijfskwaliteit te geven als de oostzijde van de kanaalzone. Het aantrekkelijker maken van Helmond als kennis- en vermaakstad en het vergroten van de kwaliteit van de publieke voorzieningen zijn de andere twee speerpunten van de SDII-fractie. Dit betekent dat we ook bereid om zijn extra te investeren in integraal veiligheidsbeleid, de kwaliteit Begrotingsvergadering van 9 november 2000 15 van het onderwijs, aan de hand van de binnenkort te verschijnen integrale onderwijsvisie, het schoner en groener maken van de openbare ruimte en herhuisvesting van het Kunstencentrum, in combinatie met modernisering van de bibliotheek. Mede op basis van het masterplan integraal veiligheidsbeleid, waarvoor een extern bureau is ingehuurd, het integraal beleidsplan onderwijs- huisvesting, de centrum- en wijkplannen en de bestuursopdracht inzake herhuisvesting van KCH en bibliotheek zullen we volgend jaar concrete keuzes maken. Alles tegelijk kan niet, dat staat al vast. De raad zal moeten afwegen en kiezen. Prioriteiten moeten stellen die de sectoren van beleid overstijgen. Het te actualiseren Strategisch Meerjaren Beleids- en Investeringsplan, dat gelijk-tijdig met de Voorjaarsnota zal verschijnen, dient het integratie- en budgetkader te vormen voor deze prioriteitstelling. Ik heb een vraag naar aanleiding van de bijdrage van de VVD. Mij intrigeert de door de VVD in het debat van vandaag geponeerde stelling dat het voorstel van het college (VVD- wethouder Witteveen) met betrekking tot de kwijtschelding van gemeentelijke heffingen niet alleen een vorm is van inkomenspolitiek (ongewenst in de ogen van de VVD), maar bovendien strijdig is met het collegeprogramma. Als dat zo is, hebben wij natuurlijk te maken met een ernstig feit, en dat wil ik dan graag bevestigd of ontkend zien door het college, maar ook door de coalitiepartijen. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Dat weten wij ook! Wij gaan wel achter het nieuws aan, hoor! Het lid TIELEMANS (SDH): U bevindt zich in goed gezelschap als u dat ook weet. Dan is dat reden te meer om het hier vandaag in dit debat onderwerp van gesprek te maken. Want als er inderdaad sprake is van een strijdigheid op een hoofdpunt van collegebeleid, hebben wij naar ik denk met elkaar een punt De VOORZITTER: U verwacht gewoonlijk wijsheid vanachter de collegetafel. Wij zullen proberen om u die ook op dit stuk te geven. Het lid TIELEMANS (SDH) : Nou wijsheid... Ik verwacht in ieder geval antwoord op onze vragen. En als dat bovendien wijs is, is dat meegenomen. Het lid KLAUS (SP): Voorzitter! U benadrukt in uw bijdrage dat de raad en het college op hoofdlijnen met Helmond dezelfde richting in willen. U maakt dat op uit de bijdragen aan deze beschouwingen en ongetwijfeld ook uit het feit dat de overgrote meerderheid heeft ingestemd met de Stadsvisie en de uitwerking daarvan. Kortom, er zijn wel meningsverschillen maar de eens- gezindheid overheerst, aldus het beeld. Puur formeel gezien heeft de burgemeester gelijk, maar toch vinden wij het ook een oppervlakkig beeld. Want amper een maand geleden nog toonde de gemeenteraad zich verdeelder dan ooit, en dat op een belangrijk punt: de herstructurering van de binnenstad. Hoewel er overeenstemming is over de Stadsvisie, waarin ook uitspraken staan over de herstructurédiig, blijkt er toch enorme tweespalt te kunnen ontstaan op het moment dat het er echt op aankomt. Daarnaast is toen ook duidelijk geworden dat het op zijn zachtst gezegd bepaald niet boterde tussen gemeente en Woonpartners. En het beeld van grote eensgezindheid is ook niet van toepassing op de verhouding met het onderwijsveld. Om de onderlinge verstandhouding weer in het gareel te krijgen is nota bene een adviesbureau ingehuurd. Links en rechts zitten er dus toch wel een paar barsten in het beeld van "consensus'. Het verschijnsel publiekprivate samenwerking is steeds meer in opkomst. Publiekprivate samenwerking houdt in dat bedrijven al in een zeer vroeg stadium bij het beleid worden betrokken. Het college lijkt er geen problemen mee te hebben, maar als SP zijn wij hier erg kritisch op. Ik wil dit toelichten aan de hand van de gang van zaken rond het Hatematerrein. Om dit gebied te ontwikkelen, wil de gemeente samen met de projectontwikkelaar deelnemen in een nog op te richten bedrijf. Vervolgens gaat dat bedrijf plannen ontwikkelen. Echter, als SP hebben wij behoefte aan duidelijkheid vooraf, dus voordat wij ons binden aan een projectontwikkelaar. Wat wil de gemeente met het gebied, waar wil de gemeente uitkomen en wat zijn precies de risico's? Wij willen die duidelijkheid graag van tevoren om te kunnen besluiten of wij erin willen stappen of niet. Het is de vraag of die duidelijkheid vooraf zich verdraagt met PPS-constructies. Immers, als de gemeente op voorhand met eigen verlangens en plannen komt, hoeft ze die niet meer samen met de projectontwikkelaar te ontwikkelen en is er dus geen PI'S-constructie. Ziedaar het dilemma. Wat wringt, is dat de gemeente bij PPS-constructies een pettenprobleem krijgt: enerzijds de Begrotingsvergadering van 9 november 2000 16 pet van publiek orgaan, anderzijds de pet van private ondernemer. Nogmaals, zie daar het dilemma en waarom wij als SP op dit punt zo terughoudend zijn. Daarnaast vragen wij ons af of in het kader van de PPS-constructie voor het Hatematerrein stappen kunnen worden gezet die de gemeente juridisch binden en waardoor de vrijheid van de raad om te "wikken en te wegen" in het gedrang kan komen. Graag een reactie. De burgemeester besteedt in zijn bijdrage aandacht aan het onderwerp "communicatie". In dit verband wil ik hem een zin uit zijn betoog voorhouden. Ik citeer uit zijn tekst een zin bovenaan op pagina 3: 'Het gaat dan om de ontwikkeling van systemen, afspraken, processen om beter interdisciplinair te kunnen samenwerken ten behoeve van strategievorming, projecten, doelgroepen en gebieden dan wel directe dienstverlening." Het is misschien wat flauw om die zin eruit te lichten, maar het geeft mij de gelegenheid om te pleiten voor meer duidelijke en begrijpelijke taal, ook in de nota's die wij in grote hoeveelheden in de bus krijgen. Voor het overige ben ik het er met de burgemeester over eens, dat communicatieproblemen bijna nooit op zichzelf staan, maar te maken hebben met de belangen die spelen. Communicatie- problemen zijn afgeleide problemen. Maar als je dat van mening bent, moet je ook bereid zijn dat op jezelf te betrekken. Want de gemeente speelt zelf mee in dat "spel van belangen". Probeer bijvoorbeeld maar eens te communiceren dat terwijl Nederland steeds rijker wordt, de gehandi- capten er steeds bekaaider van afkomen. Of dat in de binnenstad huizen moeten worden gesloopt voor differentiatie, maar dat we één kilometer verderop aan de andere kant van het kanaal precies het tegenovergestelde gaan doen, namelijk de wijk nog eenzijdiger maken dan ze al is. De raad is in hoge mate afhankelijk van de informatie die hij krijgt aangereikt van het college. Er is een tot op zekere hoogte begrijpelijke neiging om de raad alleen van die informatie te voorzien die past bij het doel dat het college zich stelt. Dat is begrijpelijk, omdat je niet kunt verwachten dat het college zijn eigen oppositie gaat organiseren. Maar tegelijkertijd is dat ook een probleem, want een raadslid wil toch graag een compleet beeld hebben. Het college wil nu hieraan tegemoet komen door bijvoorbeeld voor de herstructurering een begeleidingscommissie in te stellen. Mijn vraag is nu: Waarom kan niet gewoon de raadscommissie fungeren als begeleidings- commissie? Verder denk ik dat in het nieuwe stelsel, zeker als er ook nog wethouders van buiten worden aangetrokken, raadsleden nog verder op afstand komen en het probleem dus nog groter wordt. Wij hebben in eerste instantie, en niet voor de eerste keer, bepleit om het draagkrachtprincipe toe te passen op riool- en afvalstoffenheffing door deze tarieven onder te brengen bij de OZB. Dat kan niet, zegt de wethouder Financiën, aangezien dan de milieuprikkel wordt weggenomen. Dit moet een misverstand zijn. De burger kan met zijn gedrag namelijk geen invloed uitoefenen op de rioolheffing en ook niet op de afvalstoffenheffing zolang wij diftar niet hebben ingevoerd. Nu dit is opgehelderd, staat ons dus niets meer in de weg om alsnog het draagkrachtprincipe op in ieder geval het rioolrecht toe te passen. Diftar is een andere kwestie. De belangrijkste reden voor de daling van het Helmondse afvaltarief is een andere berekeningsmethode door de Razob. Het komt neer op een andere verdeling van de kosten tussen gemeenten. Zozeer zelfs, dat de verschillen in tarieven tussen diftar- gemeenten en niet-diftar-gemeenten wel erg klein worden. Dat klopt, en daarom kiezen wij voor een eenvoudig diftar-systeem, reageert de wethouder. Dat komt erop neer dat er alleen maar een koppeling is tussen het tarief en de container waarvoor je kiest. Meer niet. Op zich zijn wij er blij mee dat in de discussie over diftar het gewone praktische inzicht toch behoorlijk uit de verf is gekomen. Om afvaltoerisme van omliggende diftar-gemeenten tegen te gaan, hoef je zelf helemaal niet diftar in te voeren. Dan volstaat het om containers in te voeren. Toch gebruikt de wethouder nog een argument dat ik niet begrijp. Hij wil namelijk rekening houden met de mensen die hun omgeving bijhouden door bijvoorbeeld zwerfafval in hun eigen container te deponeren. Bij diftar zouden die mensen daar als het ware voor worden gestraft, omdat ze dan meer afval aanbieden. Waarom ziet de wethouder dan niet helemaal af van diftar? Op een paar punten zijn wij het tamelijk oneens met het huidige beleid. Een daarvan is het beleid voor het centrum in relatie tot de wijken. Ik ga daar nu niet verder op in maar beperk me tot twee opmerkingen. 1. Wij zijn er blij mee dat het college alvast afstand neemt van de gedachte van BVR om middels grootschalige sloop een nieuw groot marktplein te creëren. 2. Sommigen vragen zich af of de bewoners van Brandevoort zich straks wel op het centrum van Helmond zullen oriënteren. In dit verband wil ik erop wijzen dat het Bouwfonds op internet Begrotingsvergadering van 9 november 2000 17 adverteert onder de noemer: Brandevoort, een nieuwe buur voor Helmond en Eindhoven. En op de website van Compagnie Brandevoort treffen wij de leus aan: Bouwen aan een nieuw Brabants dorp. Kortom, hoezo oriëntatie op Helmond? "Wonen" is ook zo'n onderwerp waarover wij van mening verschillen. De wethouder schrijft in zijn bijdrage, dat hij denkt met zijn beleid in de lijn van de SP te handelen, maar als je de pagina omslaat, staat er weer het tegenovergestelde. Zo zegt de wethouder voorstander te zijn van differentiatie om daar meteen zoveel uitzonderingen op te maken, dat er van dat standpunt eigenlijk niks meer overblijft. Het gaat dan om de huisvesting van hen die wel de superrijken worden genoemd. Nu betreft dat maar een beperkt deel van het onderwerp "wonen", maar de opmerkingen van de wethouder zijn wel erg illustratief voor hoe er wordt gedacht. Hij zegt bijvoorbeeld dat huisvesting van deze groep van belang is voor het draagvlak voor diverse voorzieningen. Precies dit zelfde argument werd gebruikt voor de realisering van Dierdonk. Dierdonk verhoogt de koop- kracht, en dat zou goed zijn ook voor het centrum, de city. Nu hebben we Dierdonk en toch wordt er meer dan ooit geklaagd over de problemen in het centrum en het weglekken van koopkracht. Hoe ziet de wethouder dat? Deugt het argument wel? Verder zegt de wethouder over de superrijken: Deze doelgroep vraagt om een uitzonderlijke hoge ruimtelijke kwaliteit. Maar ruimte en grond zijn een schaars goed en worden steeds schaarser. Wij hebben dus een verdeelprobleem. Speelt dat bij de wethouder geen enkele rol? Meer in het algemeen nog het volgende. Wij leven in wat sommigen de multiculturele samenleving noemen. Maar er staan links en rechts stevige schotten in die samenleving. Waar die schotten staan wordt vooral bepaald door de dikte van jouw portemonnee. Helmond telt 34.000 woningen, het is dus een koud kunstje dit punt weg te bagatelliseren. Wat ik vooral wil betogen, is dat het niet voldoende is om simpelweg de "logica van de markt" te volgen. Van de overheid mag worden verlangd, dat ze méér belangen weegt en kijkt naar de sociale samenhang, zoals de burgemeester dat noemt. De bruggenkwestie en de afwikkeling van het verkeer staan weer op de agenda. Voorop wil ik in het algemeen het volgende zeggen. Het is onmogelijk om op dit punt iedereen tevreden te stellen. Het is onmogelijk om het autoverkeer zo te regelen, dat iedereen zich erin kan vinden. Helmond telt ongeveer evenveel personenauto's als woningen, vrachtwagens, bussen, taxi's e.d. niet meegeteld. Ga maar na wat dat betekent voor wat betreft ruimtebeslag, geluidsoverlast, vervuiling, risico's van ongelukken, kinderen die niet meer fatsoenlijk op straat kunnen spelen, enz. Maatregelen zijn bijna nooit oplossingen, het zijn pogingen om de zaak te beheersen; niets meer en niets minder. Dit wilde ik in het algemeen kwijt. Nu de bruggenkwestie. De hele discussie hierover is in feite een discussie over het centrum. In november vorig jaar heb ik dat ook al naar voren gebracht. Waarvoor kies je? Voor het centrum als verblijfsgebied of voor het centrum als een soort McDrive? Wij kiezen in ieder geval voor het eerste. Keuzes hebben altijd consequenties. En dus deze ook. Namelijk dat je de auto in`dat gebied moet terugdringen. De motie van het CDA, de PvdA, de VVD en D66 maakt juist een beweging de andere kant op. Een ander punt is dat je onderhand verstrikt raakt in je maatregelen. Met de ene maatregel lok je als het ware de roep om de volgende maatregel uit. Zo mag je volgens de motie de Kasteelbrug over, maar dan alleen rechtsaf. Waarom, zo zullen mensen zich straks afvragen, niet ook linksaf? Dat is onhandig. Enzovoorts. Dan de parkeergarages. Straks zijn in alle uithoeken van het centrum parkeergarages te vinden. Leidt dáár de automobilist heen, zou ik zeggen. De raad heeft in november 1999 na heel veel mitsen en maren een besluit genomen over deze kwestie. Onderdeel daarvan is het aanbrengen van een zgn. "regulerend toegangssysteem'. Het is te gek voor woorden dat dit besluit niet gewoon wordt uitgevoerd. Als in de praktijk dan pro- blemen naar voren komen, zou dat nog iets anders zijn, maar het gewoon niet uitvoeren kan niet door de beugel. Wij hebben bij hoge uitzondering hierover een motie gemaakt, die ik zo meteen zal indienen. Anderen hebben in eerste instantie de gang van zaken rond de stadstaxi aangekaart. Ook bij ons komen regelmatig klachten binnen. Het gaat dan vooral over de lange wachttijden. Denk aan de mensen die naar de huisarts of de specialist in het ziekenhuis moeten en niet weten hoe laat zij weg kunnen. Zij moeten dan soms wel twee uur wachten. Denk ook aan de mensen die hun partner in Keyserinnedael bezoeken. In de Traverse lees ik dat het aantal klachten is afgenomen tot 30 per Begrotingsvergadering van 9 november 2000 18 week. Ik vind het nogal wat. Bovendien heb ik de indruk dat als het aantal klachten al daalt, dat vooral komt omdat steeds meer mensen afhaken. Zij doen gewoon geen beroep meer op de stadstaxi. Ook krijgen wij klachten over het 09-nummer dat moet worden gebeld. Dat kost drie kwartjes per minuut. Als je een paar minuten moeten wachten, komen de kosten van dat telefoontje al aardig in de buurt van de prijs van de rit zelf. Tot slot wil ik nog iets zeggen over de onderwijsperikelen. De wethouder heeft gisteren op een ingelaste bijeenkomst met zoveel woorden verzocht dit onderwerp niet te bediscussiëren. Wij zien dat anders. Er zijn grote financiële problemen, het onderwijs heeft grote problemen en daarmee is het een belangrijk onderwerp voor de Helmondse politiek, of je het leuk vindt of niet. Zeker is het zo, dat hier de landelijke overheid een zware verantwoordelijkheid draagt. Wij zijn het wat dat betreft met het college eens. Wij zijn het er dus ook mee eens om de zaak landelijk aan de orde te stellen. Maar daarmee is de gemeente niet af van haar eigen verantwoordelijkheid. Onderwijs is onderdeel van de keuzes die lokaal worden gemaakt. Zoals u weet, zouden wij andere keuzes maken dan het college maakt. Als nu wordt gesteld dat het geld er niet is, heeft dat dus ook met de keuzes van het college te maken, nu en in het verleden. Er gaat nu een traject lopen om de zaak op het goede spoor te zetten, aldus de wethouder. Het is allemaal erg laat, en wij moeten het nog zien. Door de heer Klaus is de volgende motie ingediend: "Motie 2. De gemeenteraad van Helmond in vergadering bijeen op 9 november 2000. Overwegende dat het college heeft nagelaten het raadsbesluit van 9 november 1999 uit te voeren inzake het aanbrengen van een regulerend toegangssysteem op de Kasteelbrug Besluit het college op te dragen op zeer korte termijn alsnog uitvoering te geven aan dit besluit. En gaat over tot de orde van de dag." Deze motie is ondertekend door de heren Klaus, Spruijt en Verbakel. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! In het algemeen zijn we tevreden met de grondige en uitgebreide beantwoording van de vragen. Het college gaat in op de spanningen tussen ambities en mogelijkheden en geeft hierbij aan, dat de grenzen in zicht komen van wat wijl financieel en capacitair, aankunnen. Het is de erkenning dat wij als GroenLinks niet alleen staan in onze zorgen en dat wij er terecht bang voor zijn dat er te veel op ons, op het apparaat en op de stad afkomt. In feite zijn wij geschrokken van de ernst van de situatie. Het is duidelijk dat er te weinig tijd is genomen om over prioriteiten na te denken. De hoofdzaken zijn in onze ogen Binnen.stad-Oost, de centrumplannen en de hoofdwegenstructuur met alle ins en outs. Die processen, inclusief het procesmanagement, zouden bij voorrang de aandacht moeten krijgen. Als wij die hoofdzaken goed op de rails hebben, lost dat ook een aantal aanverwante problemen op. Extra inspanningen zullen nodig zijn om goede mensen aan te trekken. Of in salaris, of in secundaire arbeidsvoorwaarden zullen wij meer moeten bieden. De recente brief van de Helmondse schoolbesturen en de extra bijeenkomst van de fractievoorzitters van gisteren zijn voor ons aanleiding om het onderwijs- huisvestingsprobleem hier te noemen. Want ook dat zal vanaf heden een hoofdthema moeten zijn. Wij hebben er begrip voor, mede door de ziekte van wethouder Bethlehem, dat er nog geen IBO is. Maar nu de vertraging in de visie op onderwijshuisvesting, het "Programma en Overzicht", ook weer enkele maanden bedraagt, raakt het geduld op. Er komt dan wel binnenkort een analyse van het Bureau Wagenaar en Hoes, maar hoeveel tijd er daarna nodig is om een beleidsnota te maken en hoeveel tijd er daarna nog nodig is om met de benodigde middelen aan het werk te kunnen gaan is weer afwachten! Wij hebben grote moeite met de situatie. Wij hebben behoefte aan een uitspraak over de termijn waarop de beleidsnota en de extra middelen er zullen zijn. Een datum waar het onderwijsveld naar uit kan zien. Deze vraag leggen wij aan de wethouder voor. De aanpassing van de dienstenstructuur wordt gekarakteriseerd met grote woorden, zoals cultuurverbeteringsslag, resultaatgerichtheid, vernieuwend, zonder schuttingen en integraal gebiedsgericht werkend. De eerste stappen komen in 2001, dus wij moeten voorlopig leven met een organisatie in verandering. Laten wij ervoor waken dat het beeld hierover niet doorslaat in: "alles moet anders' en "er deugt niets meer". Een heleboel zaken lopen goed en in goed overleg verder. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 19 Wat wij nu zeer waarderen, is de openheid die het college heeft betracht. Wij hopen dat de aanpassing van de dienstenstructuur erop gericht kan zijn om de genoemde hoofdzaken voorrang te geven. En wij rekenen er op dat wij op tijd geïnformeerd zullen zijn om ons goed voorbereid op de prioriteiten te kunnen bezinnen. Over de stapels nota's met beleidsvisies is ons voornaamste bezwaar dat de link naar de praktijk regelmatig ontbreekt en soms ook niet duidelijk is wanneer die link er zal komen. Het is prettig om te lezen dat de burgemeester ons idee om nota's op dit punt kort toe te lichten opvat als een verbetering van de werkwijze. Wij verwachten dan ook dat het voorstel veel navolging zal vinden. Het antwoord van wethouder Prinsen ontzenuwt onze kritiek niet. Juist bij de genoemde nota's is pas na de bespreking duidelijk geworden wat de achtergronden, het belang en de eventuele toepassingen kunnen zijn. Wij vragen juist vooraf de informatie hierover. Een actuele kwestie is dat wij moeten oordelen over de SWH-reorganisatieplannen, maar dat de Nota Lokaal Sociaal Beleid er nog niet is. Wij moeten afwachten of de nota op tijd komt om samen met alle spelers in het welzijnsveld de goede strategie te vinden. Het gevaar bestaat dat het beleid wordt ingehaald door de feiten. Wij hebben wel begrip voor de gereserveerde houding van het college ten opzichte van de SWH, maar om bij voorbaat te denken dat er wel een oplossing komt met drie ton minder om vorm te geven aan het nieuwe wijkgerichte werken vinden wij niet verantwoord. Wij hebben alle partners nodig, de enig juiste regie is positief inzetten. Misschien is er bij het Grotestedenbeleid wel een restant middelen dat voor dit doel ingezet kan worden. Graag horen wij hierop een reactie. In onze tweede instantie willen wij als GroenLinks nogmaals ingaan op de peuterspeelzalen. Misschien zijn wij in eerste instantie niet geheel duidelijk geweest. Vandaar dat wij onze zorgen en vragen mondeling willen toelichten. Buiten het gebied van de pluspeuterspeelzalen bereiken de gewone peuterspeelzalen 60% van de doelgroep. Van de overige 40% bezoekt een gedeelte de kinderopvang en een deel van de ouders kiest misschien wel principieel voor geen enkele vorm van kinderopvang in de peuter- speelzaal. Maar is er niet ook een deel dat helemaal niet bereikt wordt? En zitten daar geen kinderen tussen die de peuterspeelzaal/kinderopvang heel hard nodig hebben? Ons bereiken daarover nog al eens berichten. En daar zitten ook nogal eens kinderen bij die in andere wijken zonder meer tot de doelgroep van de pluspeuterspeelzaal behoren. Omdat wij, net zoals iedereen hier, overtuigd zijn van het belang juist die kinderen te bereiken, omdat dat onontbeerlijk is voor hun ontwikkeling en latere schoolloopbaan, vraagt GroenLinks om een sluitende aanpak. Allereerst zouden wij er inzicht in moeten krijgen om welke kinderen het gaat. Op de tweede plaats komt de vraag wie de ouders moet bereiken en op welke manier. Wij zien hier een taak weggelegd voor de SWH en/of het HOP. Maar als zij die taak niet kunnen of willen vervullen is het o.i. een taak van de gemeente om hiervoor een oplossing te vinden. GroenLinks vraagt hiervoor nu reeds middelen te reserveren. Wij hebben heel veel bewondering voor het werk dat ten behoeve van peuters verzet wordt door het HOP, peuterspeelzalen, de SWH enz., door betaalde en onbetaalde krachten, en ook voor de inzet van de gemeente. Er wordt goed werk geleverd, maar wij willen voorkomen dat er peuters tussendoor glippen. leder kind telt mee. Wethouder Prinsen vindt in zijn bijdrage dat vrijwilligers en hun organisaties blijvend ondersteund moeten worden. Wij stelden dat het Project Mooi zo, Goed zo een succesvol project is dat zorgt voor een welkome aanvulling op buurtbudgetten vanuit sponsorende bedrijven. Wij horen geen twijfel aan het nut en de wenselijkheid van het project, maar toch stopt het college de subsidie. Het college wil evalueren en zich beraden. Wij vinden dit een verkeerde volgorde. Evalueren is goed, maar direct de contimfiteit in gevaar brengen is een breuk in het beleid. Wij vragen nogmaals om dit project te behouden. Wat het fietsbeleid betreft vinden wij dat het allemaal erg lang duurt. Volgens ons is meer tempo nodig. Het fietsgebruik in Helmond is landelijk gezien erg laag en in het totaalprobleern van de dreigende auto-overlast past meer geld voor het stimuleren van het fietsgebruik. Dit hoort volgens GroenLinks gewoon structureel in de meerjarenbegroting te blijven zitten. Het college antwoordt duidelijk dat de fiets wel een plaats heeft in de multimodale aanpak, maar een reser- vering daarvoor ontbreekt. Wij zijn er bang voor dat het wachten op het fietsbeleidsplan te lang gaat duren en vragen het college nogmaals zijn mening hierover te herzien. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Wij zijn destijds gestart als partij die de bedoeling had om het gemeentelijke beleid zakelijk te beoordelen. Daar zijn wij van uitgegaan Begrotingsvergadering van 9 november 2000 20 en dat willen wij blijven doen. Wij constateerden dat wij ons in 1999 zorgen maakten over het ambitieniveau van de gemeente en met name de haalbaarheid daarvan. Inmiddels deelt het college onze zorgen, en daar waar de burgemeester in zijn beantwoording stelt over te gaan tot "actualisering van een geëigend meerjarig afstemmingskader', laat ons maar zeggen: het SMBI, onderschrijven wij dat - zeker als wij daar dan in onze ogen bij moeten afwegen wat er, gelet op die majeure projecten, aan capaciteit mogelijk en nodig is. Die gevraagde prioriteitenlijst is er echter nog niet. Wat dat betreft dan maar even pas op de plaats. Wij spraken over het effect-van externe bureaus, en constateren nu voor 2001 dat het college bereid is om nieuwe voordrachten voor te leggen aan de raad. Voorwaar winst, en daar zijn wij het helemaal mee eens. Samengevat vragen wij ons af of het college en het ambtelijke apparaat voldoende capaciteit en kwaliteit hebben om de steeds nieuwe en veranderende ambities nog te overzien, of de sfeer nog wel goed is en of de werkdruk niet te hoog wordt. Wij vragen ons voorts af of er nog geoogst gaat worden en, zo ja, wanneer. En voor zover dat het geval zou zijn, of er niet te veel hooi op die vork komt te liggen. De coalitie heeft wat betreft nog een jaar de tijd! Winst vinden wij, als antwoord op onze en door anderen geuite kritiek inzake 17/16- beslissingen, ook het voorstel van het college - om middels een begeleidingscommissie - te streven naar een groter draagvlak bij majeure projecten. Wij zullen het dan echter wel eens moeten zijn over de zaken die wij gaan begeleiden. Vechten in commissies kost alleen maar tijd en leidt alleen maar tot verdere ergernis. Het huidige functioneren van de raad vindt Ondernemend Helmond op dit moment onbevredigend. Er zijn te veel partijen, er is een te grote verdeeldheid in menig opzicht binnen de raad, mede wellicht door te veel gepraat over details. Ook in dat opzicht zeggen wij: Mea culpa. Het zou best ook met kwaliteit te maken kunnen hebben. Dat weerspiegelt zich ook in het grote aantal opmerkingen en vragen bij deze begrotingsbehandeling. Wij noteerden er 201! Wij hebben dan ook groot respect voor de wijze waarop het college en het ambtelijke apparaat hebben gereageerd op deze, toch wel bonte en veelzijdige, verzameling. Hartelijk dank daarvoor. Wij maken ons zorgen over het functioneren van raad en raadsleden na de verkiezingen van 2002. Wij hebben kennisgenomen van uw oproep om u de visie van de politieke partijen daarover te doen geworden. Dat zullen wij doen. En wij zullen er graag met u over meedenken. Wij kunnen leven met het beleidsplan voor het BGG dat beschikbaar zal komen vóór de Voorjaarsnota. Een vraag naar het verloop van de onderhoudsbudgetten en reserves - die wij overigens ook al in 1999 stelden - staat nog steeds open. Bij de behandeling van dit plan zullen wij te zijner tijd terugkomen op de targets die werden gesteld. De post 570, betreffende onderhoud gyrnzalen, willen wij voorlopig maar overhevelen naar de post onvoorzien structureel. Wij hebben op dit moment geen behoefte om ons en detail een weg te banen door de door de beantwoording van het college veroorzaakte mist inzake schoolgebouwen. Dat is an sich al een hoofdstuk apart. Wij hebben daar heel veel zorgen over. Wij zijn als fractievoorzitters, overigens op vertrouwelijke wijze, geïnformeerd over die zaken. Wij wachten in deze gewoon de ontwikkelingen af. Wij hebben wat dat betreft, gelet op de wijze waarop het college er op is ingegaan, het vertrouwen dat er ter zake tot goede resultaten zal worden gekomen. Wij hebben het college gevraagd om haast te maken met het PDV-onderzoek. Dat wordt ons toegezegd. Wij moeten echter blijven waken tegen het meten met twee maten in die zin dat er meer op het industrieterrein kan en minder in de city. Wat elders kan en aan medewerking wordt verleend zal ook voor het centrum moeten gelden. Kennis van Helmond en Helmondse onder- nemers zou ons wel eens kunnen helpen. Vandaar onze vraag om met het centrummanagement, al dan niet versterkt met FOH, over dit rapport maar eens te praten binnen de commissie. Wij hebben als Ondernemend Helmond gesteld, dat wij op basis van afspraken over prestaties subsidie willen verstrekken. In dat kader zijn wij tevreden met de desbetreffende uitspraak van wethouder Prinsen. Die geeft hoop. Hetgeen waar Ondernemend Helmond naar toe wil is duidelijk gewoon inzicht in wat wij aan resultaten terugkrijgen voor het geld dat wij uitgeven. Bij wijze van voorbeeld vroegen wij destijds bij de behandeling van het Grotestedenbeleid wat een plaatsing van een uitkeringsgerechtigde door Stap kost. Zo zouden wij kunnen doorgaan. Dat precies nu willen wij van een aantal producten weten. Pas dan ook kunnen wij weten of er structureel meer geld nodig is voor het welzijnsprogramma. Op dit moment onttrekt dat zich aan onze waarneming. Wij stellen voor de middelen toe te voegen aan onvoorzien structureel. Wij realiseren ons dat één gek meer kan vragen dan tien wijzen kunnen beantwoorden. Maar daar waar in onze ogen vragen zinvol en noodzakelijk zijn, willen wij er wel antwoord op hebben. Overigens hebben wij in onze begrotingsbijdrage in eerste termijn met betrekking tot een aantal Begrotingsvergadering van 9 november 2000 21 zaken ten aanzien waarvan wij geen bevredigend antwoord hebben, reeds een motie aangekondigd. Ik zal u straks inderdaad drie moties geven, te weten motie inzake de Havenbrug, een motie inzake de Kasteelbrug en een motie inzake de Traverse. Wij hebben onvoldoende antwoord gekregen op onze vragen inzake: - de mogelijkheden tot afstemming van de diverse VRI's op de hoofdverkeersaders, bijvoorbeeld de discoroute en de Traverse; gaarne behandeling in de commissie SO of de commissie SBV; - het opnemen van de Traverse in het investeringsprogramma; - onderzoek naar verplaatsing van de weekmarkt en de kermis; hierover verwachten wij voorstellen - immers, er zal naar onze overtuiging op korte termijn iets aan de Markt moeten gebeuren, BVR of niet; - parkeren (eenzijdig) op de Markt; - bereikbaarheid van de city, waarover wij een motie hebben aangekondigd, maar zo meteen twee moties zullen indienen; - toezending en agendering van het rapport van het centrummanagement, en in dit kader ook een plan waaruit blijkt hoe er ware om te gaan met de centrumondernemers op het gebied van handhaving van regels; - agenderen van het citymanagementrapport; - aanpassing en bespreking van het bestemmingsplan Goorloop (rond de Warande) in die zin dat verdere ontwikkeling van recreatietoepassingen mogelijk is (overigens een vraag van ons die uit 1998 nog is blijven liggen); - de financiële reservepositie met name ten aanzien van de uitvoering van mogelijke noodzakelijke investeringen als gevolg van de lopende onderzoeken (waarvoor nauwelijks reservering is opgenomen) en - de meerjarenbegroting. Daarnaast is er een groot aantal zaken ten aanzien waarvan wij met het college principieel van mening verschillen. Dit betreft onder meer de visie op de spoorbaan en het mogelijk bespreek- baar maken van ondergrondse oplossingen. Als dat voorstel wordt afgedaan met de mededeling dat daar niet van wordt uitgegaan, doet dat pijn. Bedenk dan maar dat Jules Verne zijn tijd ook ver vooruit was. En de metro bestaat ook al enige tijd in Parijs. En wat elders in het land kan, bijvoorbeeld in Best, kan best ook in Helmond. Inkomenspolitiek op lokaal niveau met betrekking tot OZB door middel van kwijtscheldings- beleid en anderszins wijzen wij af. Ik denk dat er wat dit betreft sprake is van een verschilpunt dat wij duidelijk hebben gemaakt. Verder noemen wij in dit verband het ontbreken van een garantie dat verdere tariefdifferen- tiatie niet meer zal worden toegepast. Door de presentatie van reserves die feitelijk geen reserves zijn, zoals de reserve dekking OMO en de reserve te betalen kosten, krijgen wij een vertekend beeld voorgeschoteld. Die reserves zijn namelijk niet vrij beschikbaar zonder de begroting in gevaar te brengen. Er is netto al zo'n f 21 miljoen aan de reserves onttrokken. Wij verwachten bij de presentatie van de verbeterde Marap - waarnaar de heer Tielemans evenals wij terecht heeft gevraagd bij de behandeling van de Voor- jaarsnota - tevens een overzicht van de stand van de diverse reserves. Wat is de zin van dure onderzoeken als wij niet bereid zijn om reserves aan te leggen voor eventueel benodigde uitvoering van de aanbevelingen inzake de verkeersstructuur in Helmond? Hoe groot is het gevaar dat wij nieuw beleid dat wij hopen in de toekomst structureel te financieren uit verhogingen van het gerneentefonds, niet zullen kunnen voortzetten? Wij hebben bij herhaling gesteld dat wij een deugdelijke en doorzichtige financiering willen. Daar blijven wij bij. Wij stellen derhalve voor om de beleidsintensiveringen door te schuiven naar de post onvoorzien structureel, zodat wij in de toekomst kunnen bepalen waarvoor deze middelen moeten worden ingezet. Dat kan en mag best datgene zijn waarvoor het college ze nu bestemt, maar dan met individuele beslis- singen. De noodzaak van een PR-functionaris ter begeleiding van nieuwe bedrijven en inwoners, in het kader van kwantitatief en kwalitatief integratiebeleid, wordt nog steeds ontkend. Wij hebben reeds eerder gesteld dat integratiebeleid zowel wat bedrijven betreft als wat inwoners betreft voor ons belangrijke zaak is en blijft. De functie van het Speelhuis hebben wij uitvoerig aan de orde gesteld in de raadsvergadering van 7 november jl. Wij vonden en vinden de desbetreffende investering op dit moment niet de meest belangrijke voor Helmond. Wel constateren wij met genoegen dat daar waar wij reeds in 1996 voor het centrum structureel f 1 miljoen extra vroegen thans f 900.000,-- wordt uitgetrokken. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 22 Het liefste zagen wij deze middelen toegedeeld worden aan een reserve voor participatie met ondernemers. Aan die participatie kan en moet o.i. op velerlei wijzen invulling worden gegeven. Wij zouden de voeding van die reserve dan ook in de toekomst een structureel karakter willen geven. Een dergelijke structurele impuls zal vertrouwen geven naar het centrum en de daarin gevestigde en nieuw te vestigen bedrijven en marktpartijen. In de raadsvergadering van september jl. is door ons in het raam van Binnenstad-Oost en eventuele nieuwbouw bij de behandeling van het krediet voor tijdelijke voorzieningen gevraagd: En waarom bouwen we dan - daar waar de mogelijkheid aanwezig is, bijvoorbeeld in de Heistraat - maar niet vast wat in plaats van daarvan eerst parkeerplaatsen of groen te maken? Het ligt daar al lang genoeg braak, en Ondernemend Helmond heeft bij herhaling gesteld dat de Heistraat voor ons de hoogste prioriteit heeft. Wij zijn er blij mee dat de dansschool Verhoeven ter hand wordt genomen. Met de PvdA vroeg Ondernemend Helmond zich af wanneer er gestart gaat worden met de eerste bouwplannen. Het antwoord van wethouder Hesen geeft dan grote voldoening en een warm gevoel daar waar hij zegt, dat het stellig de bedoeling is om in samenspraak met Woonpartners volgend jaar te starten met het eerste bouwplan in het kader van herstructurering van de Dieren- buurt. Nu bestaat het volgend jaar, zoals trouwens de meeste jaren, uit 365 dagen. Met andere woorden: het zou nog best een jaar kunnen duren . Maar dan lezen wij verder: 'of het streven om het volgende jaar te starten met vervangende nieuwbouw ook daadwerkelijk wordt gehaald" etc. Het kan vriezen of dooien, geef de raad maar een dode mus, na het volgend jaar, 2001, zijn er verkiezingen, dan heeft de raad wel iets anders aan zijn hoofd, en de wethouder heeft toch niet gelokt als er nog niets is gebeurd. Of wel soms? Wij vroegen om vergelijkende cijfers ten aanzien van onze grondprijzen. Die hebben wij gekregen. Wij vinden de verhogingen die de laatste jaren zijn doorgevoerd, aan de forse kant. Dat kan, ondanks alle schaarste, zo niet doorgaan. Problemen zijn te verwachten als straks de rente naar boven gaat. Een kavel van 400 m2 gaat in Brandevoort 400 maal f 455,-- = f 182.000,-- kosten, oftewel, vermeerderd met BTW, f 214.000,--. Grondprijzen zijn een product van vraag en aanbod, en als te zijner tijd de vraag minder wordt, zou o.i. de prijs kunnen moeten dalen. Wat is het risico voor de gemeentebegroting bij minder woningbouw? Wij vinden dit soort verhogingen met name voort degenen die de kavels nog moeten kopen, extravagant en ongeloofwaardig worden. Maar wij hebben begrip voor de situatie. In het voorgaand hebben wij een aantal extra vragen gesteld waarop wij antwoorden verwachten, een aantal zorgen uitgesproken, een aantal wensen op tafel gelegd en een aantal verschillen tussen het collegebeleid uit het verleden en heden en onze opvattingen vastgesteld. Ons stemgedrag zal uiteraard afhankelijk zijn van de bereidheid om met elkaar door één deur te gaan. Door de heer Praasterink zijn de volgende drie moties ingediend: "Motie 3. De gemeenteraad van Helmond in vergadering bijeen op donderdag 9 november 2000, constaterende dat: Het centrum gebaat is bij een goede bereikbaarheid alsmede een snelle doorstroming; De bereikbaarheid van het centrum drastisch is verslechterd door de verkeersmaatregelen ter zake van de nieuw aangelegde bruggen; De aantrekkelijkheid van het centrum door die verslechterde bereikbaarheid.verder afneemt; Dien ten gevolge de omzet van de ondernemers in het centrum zou kunnen teruglopen; Het gemeentelijk handhavingsbeleid m.b.t. verkeersmaatregelen niet in staat is de door het college genomen besluiten m.b.t. verkeer over de verschillende bruggen uit te voeren; De verkeersafwikkeling op andere kruispunten door de huidige verkeerscirculatie gaat verergeren (Julianabrug, Traverse etc.); De exploitatie van de toekomstige Boscotondoparkeergarage gebaat is bij een goede bereikbaarheid ook vanuit oostelijke richting; BESLUIT: 1. De Kasteelbrug open te stellen voor alle verkeer in de richting van oost naar west; 2. Na te gaan in hoeverre, teneinde verkeersopstoppingen op de kanaaldijk zoveel mogelijk te voorkomen, de VRI's langs de kanaaldijk gesynchroniseerd kunnen worden; 3. Op korte termijn een evaluatie te houden van het verkeerscirculatieplan m.n. inzake de bereikbaarheid van de Boscotondogarage en het parkeerterrein aan de Irenelaan; Begrotingsvergadering van 9 november 2000 23 En gaat over tot de orde van de dag". Deze motie is ondertekend door de heren Praasterink, Kuypers en Tielemans. "Motie 4. De gemeenteraad van Helinond in vergadering bijeen op 9 november 2000, constaterende dat: a) Het Centrum gebaat is bij een goede bereikbaarheid, zowel in oostelijke als westelijke richting, alsmede met een snelle doorstroming van het verkeer; b) De bereikbaarheid van het centrum drastisch is verslechterd door de verkeersmaat- regelen ter zake van de nieuw aangelegde bruggen; c) De aantrekkelijkheid van het centrum door die verslechterde bereikbaarheid verder afneemt; d) Dien ten gevolge de omzet van de ondernemers in het centrum zou kunnen teruglopen; e) Het gemeentelijk handhavingsbeleid m.b.t. verkeersmaatregelen niet in staat is de door het college genomen besluiten m.b.t. verkeer over de verschillende bruggen uit te voeren; f) De verkeersafwikkeling op andere kruispunten door de huidige verkeerscirculatie gaat verergeren (Julianabrug, Traverse etc.); g) De bestaande parkeervoorzieningen in en rond het centrum goed bereikbaar dienen te zijn; h) De exploitatie van de toekomstige Boscotondoparkeergarage gebaat is bij een goede bereikbaarheid ook vanuit oostelijke richting; BESLUIT: 1 . De havenbrug direct ingaande open te stellen voor alle verkeer in beide richtingen; 2. De havenbrug zowel komende van het noorden als van het zuiden open te stellen; 3. Na te gaan in hoeverre, teneinde verkeersopstoppingen op de kanaaldijk zoveel mogelijk te voorkomen, de VRI's langs de kanaaldijk gesynchroniseerd kunnen worden; 4. Op korte termijn een evaluatie te houden van het verkeerscirculatieplan m.n. inzake de bereikbaarheid van de Boscotondogarage en het parkeerterrein aan de Irenelaan; 5. Waar nodig de bewegwijzering aan te passen; En gaat over tot de orde van de dag". Deze motie is ondertekend door de heren Praasterink, Kuypers, Rieter, Smits en Tielemans. "Motie 5. De gemeenteraad van Helmond in vergadering bijeen op 9 november 2000 overwegende dat: De Traverse een sta in de weg is voor ontwikkeling van het centrum, Kästeelpark, Boscotondo en Steenwegkwartier; De Traverse in zijn huidige vorm dient te verdwijnen; Hiervoor t.z.t. middelen ter beschikking zullen moeten komen; De hoegrootheid van deze middelen op dit moment niet vast staat; Er in het kader van de kanaalzone middelen zijn geraamd voor cosmetische aanpassingen van de traverse ter grootte van 1,5 mln.; Het college ondanks toezeggingen tijdens de begrotingsbehandeling in 1999 nog steeds geen duidelijkheid kan scheppen m.b.t. de Traverse; Het toekomstige verkeerscirculatieplan mede bepalend is voor definitieve oplossing. BESLUIT: 1 . De voor het opknappen van de traverse gereserveerde middelen in het reeds vastgesteld krediet voor de Kanaalzone - groot 1,5 mln. - in het investeringsprogramma 2001-2004 op te nemen voor het jaar 200 l; 2. In de volgende jaren (2002-2004) een p.m. post in het investeringsprogramma op te nemen; en gaat over tot de orde van de dag." Deze motie is ondertekend door de heren Praasterink, Kuypers en Tielemans. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 24 Het lid KUIJPERS (HSP): Mijnheer de voorzitter! In onze schriftelijke bijdrage aan dit debat schreven wij over het derde jaar van een zittingsperiode als zijnde het oogstjaar voor het college. Wij spraken van een bescheiden medaille waardoor op de opgepoetste kant de ambitie van het college wordt weerspiegeld. Het college zelf is heel wat minder bescheiden en stelt in zijn beantwoording, dat in Helmond in vergelijking tot andere steden van gelijke grootte de ontwik- keling zich in versneld tempo heeft voltrokken. Deels is dit waar. Tevens is het ook juist dat Helmond in brede kring waardering ondervindt. Vooral ook buiten de eigen stad scoort Helmond positief. Maar er is ook een schaduwzijde aan deze medaille. De communicatie met de inwoners van Binnenstad-Oost is voor onze fractie een dieptepunt. De vraag komt dan ook naar voren wanneer men daar eens zal bouwen. Het feit dat de gemeente voor deze mensen geen betrouwbare overheid is gebleken, behoort tot deze schaduwzijde. De steeds weer oplaaiende discussie over het al dan niet toelaten van tweerichtingsverkeer over de Kasteelbrug is ook zo'n punt. Ook het ontbreken van een integraal ouderenbeleid, terwijl de vergrijzing met enorme sprongen nadert, behoort tot de schaduwzijde van de medaille. Terecht maken wij ons zorgen over de spanning tussen ambities en mogelijkheden. Iedereen ziet de kansen die Helmond heeft. iedereen wijst op de sterke kanten van onze stad. Onze fractie wil ook wijzen op de zwakke kanten. Twee zaken vallen onmiddellijk op. Ten eerste: de meer- jarenbegroting is nog niet structureel dekkend om het ambitieniveau te verwezenlijken. Ten tweede: de ambtelijke organisatie is onvoldoende stabiel om een succesvolle uitvoering van raadsbesluiten te garanderen. In zijn schriftelijke bijdrage spreekt het college al van het bijstellen van planningen en temporisering van de ambities. In het kader van de Voorjaarsnota wil het college zijn bijstellingen verantwoorden, schrijft het college ons. Is het ook juist dat de partijen in de raad die het college schragen, zich dan ook verantwoorden over deze collegeperiode? Over de spanning tussen ambitie en mogelijkheden mag ik hun de volgende huiswerkvragen meegeven: Heeft dit college niet te veel schone schijn gepresenteerd? Voortvarend vertrokken, dat wel, maar met de eindstreep in zicht kan er geen sprintje meer af. Is er geen sprake van overproductie van beleid? De stad heeft haar toekomst uitgestippeld in vele nota's, vele onderzoeken, veelal uitgevoerd door externen. Mogen wij tegen de achtergrond van het ontbreken van een sluitende dekking om de komende jaren alle ambities te financieren spreken van een bedreiging die op ons afkomt? Maakt de gemeente zich niet afhankelijk van cofinanciers op zodanige wijze, dat bij de uitvoering de door de raad vastgestelde uitgangspunten worden verlaten? Onze fractie heeft herhaalde malen laten weten, dat zij problemen heeft met het inhuren van externe ca aciteit. Daarin staan wij inmiddels niet meer alleen in deze raad. Natuurlijk is het juist p om kritisch te kijken naar de verhouding tussen externe adviseurs, externe interimmanagers, projectleiders en andere functionarissen die op inhuurbasis werken aan de ene kant en de vaste eigen medewerkers aan de andere kant. Natuurlijk zijn ook wij van mening dat als het noodzakelijk is, het juist is dat er externe capaciteit wordt ingehuurd. Maar dan alleen als de benodigde deskundigheid niet bij de eigen medewerkers aanwezig is. Dat proces willen wij graag aan enkele spelregels binden. De Helmondse Seniorenpartij wil in ieder geval dit proces transparanter maken. Wij pleiten voor een heldere procedure die door ons als volksvertegenwoordigers op afstand gevolgd en gecontroleerd kan worden. De gedachte van het college om externe adviesopdrachten eerst in de vorm van een bestuursopdracht voor te leggen aan de betreffende commissie vinden wij een goede. Daarnaast wil ik het college de suggestie doen om externe opdrachten boven een bedrag van f 25.000,-- waarbij sprake is van beleidsmatig relevante uitbestedingsopdrachten, de werving en selectie van externen te doen plaatsvinden middels openbare inschrijving. Naar onze mening komt dit ook de concurrentie in de adviessector ten goede, en is dan niet iedereen op voorhand kansloos om een opdracht te verwerven. Ik zal straks een motie hierover indienen. Namens de fractie van de HSP wil ik uitgebreid stilstaan bij het ouderenbeleid. (Want dat is hier nu nog door niemand gedaan.) Het lijkt inmiddels een traditie te worden. Bij iedere begro- tingsbehandeling hamert de HSP-fractie op de noodzakelijkheid om in Helmond een integraal ouderenbeleid van de grond te tillen. Wethouder Prinsen bleek niet erg gewillig om aan deze wensen gevolg te geven. Naar onze mening was en is er in Helmond geen sprake van een integraal ouderenbeleid. Wel integraal was het ontbreken ervan. Subsidiëring van enkele activiteiten voor ouderen, het participeren in de regionale Zorgvisie en het hebben van een visie op senioren- Begrotingsvergadering van 9 november 2000 25 huisvesting zijn verre van voldoende om te kunnen spreken van een integraal ouderenbeleid. In de schriftelijke voorronde van dit debat heeft de PvdA-fractie gevraagd of het college in het kader van het ouderenbeleid bereid is om dit te laten toetsen door de provincie. De PvdA- fractie weet dat dit tegen lage kosten kan in het kader van het provinciale project Vitaal Grijs. De uitkomsten moeten er kennis gebracht worden van de raad. Het college omarmt deze vondst van de PvdA-fractie. De HSP~fractie vind het niet nodig om een beleid te laten toetsen dat er nauwelijks is. Het kost alleen maar tijd. De HSP-fractie vreest wederom dat die tijd gebruikt wordt om mooie woorden te formuleren, maar wegens gebrek aan ambtelijke capaciteit niet over te gaan tot uitvoering. Op deze wijze probeert men de ouderen te paaien, maar schuift men beleidsuitvoering over de drempel van 6 maart 2002 heen. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Het is u toch bekend, mijnheer Kuijpers, dat er al jaren een nota ouderenbeleid is? Het lid KUIJPERS (HSP): Ja. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Maar u zegt dat er in Helmond geen ouderenbeleid is. Het lid KUIJPERS (HSP): Ja, maar... Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Ik wijs u er ook nog op dat op een bijeenkomst in Eindhoven Helmond aan de top stond waar het het ouderenbeleid betrof. Of bent u dat vergeten? Het lid KUIJPERS (HSP): ... het kan beter. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): 0. Dat is iets anders. Het lid KUIJPERS (HSP): Voorzitter! Het bedoelde vooruitschuiven van de beleidsuitvoering willen wij voorkomen. De uitkomsten van een toetsing door de provincie hoeven niet uitgevoerd te worden. Er zijn voldoende andere gegevens om als onderlegger te dienen. Ik wil u er op wijzen, dat door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een projectorganisatie is opgericht om gemeenten te ondersteunen bij hun ouderenbeleid. Dit 1gLO-project (Intergemeentelijk en Lokaal Ouderenbeleid) biedt naar onze mening veel aanknopingspunten en veel informatie die gebruikt kan worden als onderlegger voor de actualisering van het ouderenbeleid. Wat is er overigens tot op heden gebeurd met de informatie die vanuit het 1gLO naar de gemeente is gekomen? Helmond is toch een van de 22 aan dit project deelnemende gemeenten? Is de informatie in de la verdwenen omdat de ambtelijke capaciteit met betrekking tot het ouderenbeleid tekortschiet? Ondanks onze scepsis benaderen wij het voornemen van het college positief. Er moet nieuw beleid ontwikkeld worden. De ouderen moeten daarbij betrokken worden. Uiteraard. Maar mijn fractie zou het op prijs stelt als ook de raad bij de vormgeving van het ouderenbeleid werd betrokken. Met name omdat ook de gemeente moet nadenken over haar eigen rol bij het uitvoeren van het ouderenbeleid. Dit is niet zo eenvoudig als wethouder Prinsen het in zijn schriftelijke antwoorden op onze vraag doet voorkomen. Hij vat het naar onze mening wat simpel samen. Ik citeer: 'De rol van het college bij het ouderenbeleid is als volgt: De wethouder maatschappelijke dienstverlening heeft het ouderenbeleid in zijn portefeuille en kan in deze hoedanigheid hierop worden aangesproken. Besluitvorming ten aanzien van het ouderenbeleid vindt plaats door het college en uw raad, net als bij andere beleidsvoorstellen." Tja, zo zijn wij weer ingelicht over de procedures, alsof wij die nog niet kenden. Het lijkt er op dat achter dit antwoord zich iemand verschuift die geen kennis heeft van wat ouderenbeleid allemaal inhoudt of gewoon niet geïnteresseerd is om een antwoord te geven op enkele vragen uit de raad. Laten wij dan maar zelf proberen om een antwoord te formuleren. Naar onze mening speelt de gemeente vele rollen in het ouderenbeleid. Bijvoorbeeld: de gemeente heeft een antennefunctie. De gemeente moet weten wat de wensen zijn van de oudere inwoners. Zij moet die wensen inventariseren. De gemeente is belangenbehartiger, ook van de senioren. De gemeente is dienst- verlener. Zij moet zich in de moderne maatschappij afvragen hoe het dienstenpakket, ook met betrekking tot nieuwe media en bijvoorbeeld de Kenniswijk, afgestemd wordt op de behoeften van de ouderen. De gemeente is bevoegd gezag en ook regisseur. Met het oog op die verschillende te Begrotingsvergadering van 9 november 2000 26 vervullen rollen stelt onze fractie de volgende vragen. Moeten niet alle collegeleden, alle raadsleden en bijna alle ambtenaren betrokken zijn bij het beleid voor ouderen? Moet niet het voltallige college staan voor een goed seniorenbeleid? Indien wij serieus aan de slag gaan om het ouderenbeleid vorm te geven, dient er naar de mening van de HSP-fractie een goed platform te ontstaan waarop er gediscussieerd kan worden over alle ins en outs van het ouderenbeleid. Dit platform moet een goede formele adviesstatus hebben, zodat de gemeenteraad op het juiste moment de juiste beslissingen kan nemen. De suggestie van onze fractie is, dat er een speciale - tijdelijke - adviescommissie wordt benoemd. In deze commissie kunnen zowel raadsleden als deskundigen uit het veld zitting hebben. Onder meer vertegenwoordigers van de Samenwerkende Ouderen Organisaties Helmond, die de wethouder een boekje met suggesties heeft overhandigd. Bijvoorbeeld een commissie ex artikel 82 van de Gemeentewet. Ook hierover zal ik zo meteen een motie indienen. Zojuist heb ik namens mijn fractie gesproken over de antennefunctie van de gemeente. In dit kader wil ik het college voorstellen om nader onderzoek te doen verrichten naar de wensen en behoeften van een deel van de senioren in Helmond. Deze inventarisatie levert zeker gegevens op voor het afstemmen en het samenstellen van het diensten- en voorzieningenpakket voor ouderen. Mijn fractie wil prioriteit geven aan de 75-plussers. Deze opvatting heeft mijn fractie verwoord in een motie. Wat de burgers betreft staat veiligheid nog steeds als eerste aandachtspunt op het lijstje. De overheid heeft de plicht om de veiligheid van alle inwoners te garanderen. In Nederland heeft zich de afgelopen decennia een cultuur van pappen en nathouden ontwikkeld. Op de beleidsterreinen van justitie en veiligheid is er een kloof ontstaan tussen handhaven en gedogen. Handhaven is de regel, gedogen de praktijk. De VOORZITTER: Ik verzoek u om vanwege de tijd nu af te ronden, mijnheer Kuijpers. Het lid KUIJPERS (HSP): Goed, voorzitter! Ook wij vinden dat het project Mooi zo, Goed zo moet blijven, met giften uit de gemeente- kas. Het is een goede zaak voor Helmond. Tot slot wil ik ingaan op het Hatematerrein. Inderdaad een unieke kans voor de stad, bijna in het cityhart, om daar nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Is het college het er met onze fractie over eens, dat de gemeenteraad de randvoorwaarden moet vaststellen voor de nadere invulling van dit terrein? Goed voor Helmond, maar laat het ook goed zijn voor de oudere Heimonders. Laat oudere Helmonders daar mooi wonen, aan het water in een parkachtige omgeving. Schep daarbij nieuwe vormen van wonen en zorg. Laat er ook plaats zijn voor sociale woningbouw. Betaalbare seniorenwoningen op een mooie plek. Daarbij kan Helmond zich van zijn warme kant laten zien. Per slot van rekening hebben oudere Helmonders aan de wieg gestaan van de groei van de Helmondse bedrijven. Zo kan ook aan hen respect betoond worden. Daarmee is de medaille aan beide zijden opgepoetst. De VOORZITTER: En hier kunt u mooi een punt zetten, mijnheer Kuijpers. De Het lid KUIJPERS (HSP): Ik wil graag drie regeltjes nog afmaken, mijnheer de voorzitter. De VOORZITTER: Nee, nee, mijnheer Kuijpers, het is echt mooi geweest. Door de heer Kuijpers zijn de volgende drie moties ingediend: "Motie 6. Ondergetekenden, leden van de raad van de gemeente Helmond; gehoord de gevoerde discussie in de vergadering van 9 november 2000, betreffende de beleidsbegroting 2001. Overwegende dat, dat de vergrijzing snel toeneemt, een groot deel van de Helmondse bevolking behoort tot de 55-plussers; een actualisering van het ouderenbeleid nodig is; mondige ouderen betrokken moeten zijn bij de advisering inzake dit beleid; Begrotingsvergadering van 9 november 2000 27 Artikel 82 van de Gemeentewet de mogelijkheid biedt bijzondere adviescommissies in te stellen van mening zijnde, dat het algemeen belang gediend wordt de blijvende integratie en participatie van senioren in de Helmondse samenleving hoge prioriteit te geven en om het gemeentebestuur van kwalitatief en hoogwaardig advies te kunnen voorzien; stellen de raad voor te besluiten burgemeester en wethouders een raadsvoorstel te doen uitwerken voor het instellen van een commissie ouderenbeleid, die belast zal zijn met het ver- strekken van beleidsadviezen aan het gemeentebestuur. Gaat over tot de orde van de dag." Deze motie is ondertekend door de heren Kuijpers, Smits en Kuypers. "Motie 7. Ondergetekenden, leden van de raad van de gemeente Helmond; gehoord de gevoerde discussie in de vergadering van 9 november 2000, betreffende de beleidsbegroting 2001 Overwegende dat, de gemeente Helmond veel beleidsmatig relevante uitbestedingsopdrachten verleent; een meer transparante procedure van uitbesteding van opdrachten boven de 25.000,- wenselijk is. Van mening zijnde dat, openbare aanbesteding tegemoet komt aan een transparante procedure; openbare aanbesteding concurrerend werkt in de adviessectoren; stellen de raad voor het college van Burgemeester en wethouders uit te nodigen openbare aanbesteding op te nemen in de procedure inzake het uitbesteden van beleidsmatig relevante opdrachten, Gaat over tot de orde van de dag Deze motie is ondertekend door de heren Kuijpers, Smits en Kuypers. "Motie 8. Ondergetekenden, leden van de raad van de gemeente Helmond; gehoord de gevoerde discussie in de vergadering van 9 november 2000, betreffende de beleidsbegroting 2001. Overwegende dat, bij de actualisering van het ouderenbeleid de wensen en behoeften van de senioren geïnventa- riseerd moeten worden; dat de inventarisering van wensen en behoeften van hoogbejaarde prioriteit dient te hebben; van mening zijnde dat inmiddels gestart kan worden met een inventarisatie van de w'ensen en behoeften van alle Helmondse 55-plussers stellen de raad voor te besluiten het college van Burgemeester en Wethouders uit te nodigen voor 1 maart 2001 te komen met een plan van aanpak. Gaat over tot de orde van de dag". Deze motie is ondertekend door de heren Kuijpers, Smits en Kuypers. Het lid RIETER (HB): Mijnheer de voorzitter! Voor de laatste keer de begrotingsbehandeling in deze historische en monumentale omgeving. De begroting 2001: sluitend, een financieel voordeel voor onze burgers vanwege de teruggave van de Zalmsnip en de afvalstoffenheffing, geen drastische verhoging van de OZB. Wat kan een wethouder financiën zich nog meer wensen? Helmond (in voetbaltermen gesproken) in het Iinkerrijtje, Helmond zit in de lift. Of wij echter ook te maken hebben met tevreden burgers? Daar zetten wij als volksvertegenwoordigers ernstige twijfels bij als wij eens bekijken hoe vaak burgers in het geweer komen wanneer het college met raads- of beleidsvoornemens komt. Hoe vaak wordt de commissie KVBB niet geconsulteerd om beroep of bezwaar aan te tekenen tegen gemeentelijke beslissingen. Wij zijn als fractie niet vertegenwoordigd in de commissie KVBB en wij begrijpen dan ook niet, dat commissieleden vanuit de taak van deze commissie het zo waarderen om contacten met burgers te hebben. Contacten met de burgers die in een conflictsituatie verkeren lijkt Begrotingsvergadering van 9 november 2000 28 ons nou niet bepaald een voorrecht. Wij proberen liever contacten te leggen met burgers voordat zij met de gemeente in de strijd moeten. De visie van het college om dat in 2002 te wijzigen onderstrepen wij dan ook van harte. Wat dat betreft hebben wij de boodschap van de commissie- Elzinga allang begrepen en doen wij niets anders. Raadsleden als volksvertegenwoordigers. Raadsleden met een controlerende functie. Dat deze wijze van raadswerk gepaard gaat met redelijk wat schriftelijke vragen, is misschien voor de ontvangende partij niet zo plezierig, maar wij zien in sommige gevallen geen andere mogelijkheid. Kortom, wij zijn van mening dat onze burgers in financieel opzicht niet hoeven te klagen, maar zeker een minder in zichzelf gekeerd college en autoritair bestuursorgaan verdienen. Meer open en een minder zakelijke opstelling. college- voorstellen die na stemming in deze raad een ondersteuning krijgen met één stem verschil, verdienen het eigenlijk niet om tot uitvoering te komen, hoewel het wel het werk van de democratie is. Algemeen financieel wil Helmondse Belangen stellen, weliswaar zeer gechargeerd, dat het maken van een begroting feitelijk het maken van een voorlopig, weliswaar gedetailleerd, raamwerk is. Ik wil hiermee zeker niet het vele voorbereidende werk onderwaarderen. Integendeel zelfs. Maar het blijven woorden. En cijfers natuurlijk. Maar woorden die nog in daden moeten worden omgezet. De eindafrekening is feitelijk veel belangrijker. Wat is er gebeurd met onze goede voornemens? Hebben wij het geld er wel aan besteed, of waar hebben wij het aan besteed? Die omslag komt misschien nog wel, al dan niet wettelijk, al dan niet bijvoorbeeld in relatie tot de vernieuwende lokale overheid met andere verantwoordelijkheden voor de raad. Want als wij nu kijken naar de begroting, weten wij dat wij met vele begrotingswijzigingen te maken zullen krijgen. En zonder ook maar enige afbreuk te willen doen aan het ontwikkelen van beleid, stellen wij dat er toch ook door het jaar heen veel op ons afkomt. Je kunt simpelweg niet alles vooraf regelen. Wij hebben voor 2000 toch ook niet voorzien dat de openbare basisschool 't Hout zou afbranden? Wij hebben toch ook niet voorzien dat de sanering van de Eikenwal wel eens miljoenen zou gaan kosten? De beperkte financiële beleidsruimte die wij als raad vandaag hebben, kunnen en zullen wij vanavond vastleggen. Maar wat doen wij met de reeds genoemde zaak als de sanering van de Eikenwal? Krijgen wij op 1 januari 2001 door het faillissement van EHAD het leerlingenvervoer tussentijds en onvoorzien op ons bordje? En dan maar te zwijgen over onderwijs! Waarnemend wethouder onderwijs mevrouw Jonkers-Goedhart heeft ons inderdaad gevraagd om daarover vandaag te zwijgen, althans... Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Ik teken hier bezwaar tegen aan! Het lid RIETER (HB): ... niet te discussiëren. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Dat is een verkeerde voorstelling van zaken! Het lid RIETER (HB): Ik zei ook nog: althans niet te discussiëren. Dat was mijn vervol- making van de zin. Vrij vertaald, door ons als Helmondse Belangen, mijnheer de voorzitter: om een broedende kip (bedoeld wordt het Buro Wagenaar, Hoes en Associé) niet te storen. Wij willen echter wél onze mond opendoen! Wij vragen ons namelijk af of het ei onder die broedende kip misschien een kalkei is! Want moet nu niet voor de zoveelste keer het onderwijsveld maar afwachten wat er uit de hoge hoed zal worden getoverd? Een paasei? Maar een half ei? Of misschien zelfs een lege dop! In juni van dit jaar werd dat veld een lolly gegeven door af te spreken, dat er een gemeen- telijke visie zou komen en dat het IBO een nieuwe impuls zou krijgen. Dat dat laatste er nog niet is, is te rechtvaardigen door de ziekte van wethouder Bethlehem, maar dat geldt volgens Hel- mondse Belangen niet voor het feit dat er nog geen visie ligt. Die lolly was er weer reden voor dat er de afgelopen maanden geen politieke lobby heeft plaatsgehad. Gisteren deelde het college mee, dat er f 700.000,-- extra op de reeds toegezegde f 1 miljoen (f 800.000,-- plus al extra f 200.000,~-) zou komen, samen goed voor f 1,7 miljoen. Een lolly voor de raad om vandaag maar niet over onderwijs te discussiëren? Want wat doen wij als bijvoorbeeld volgende week dinsdag mocht blijken dat wij een miljoentje extra voor onderwijs nodig hebben? Vanavond stellen wij toch de begroting vast? Wij vragen het college in ieder geval wel of het de extra middelen ad f 700.000,-- Begrotingsvergadering van 9 november 2000 29 in nadrukkelijke samenspraak met het onderwijs gaat besteden. Er lijkt overigens geld aan te komen. De VNG pleit er in een op 7 november jl. verspreid persbericht voor, dat er f 975 miljoen extra investering voor onderwijshuisvesting gaat komen. Overigens blijft het vreemd dat wij er in Helmond nog niet uit zijn. Het is namelijk geen landelijk verschijnsel. In Eindhoven is men verder dan in Helmond, en ik meen dat in Oosterhout de gemeente een convenant is aangegaan met het veld; een voorbeeld van een toch ook in Helmond zo graag voorgestane en nagestreefde PPS- constructie. Wij hebben de antwoorden van het college met betrekking tot onze schriftelijke vragen eens op een rijtje gezet. Positieve geluiden noteren wij voor de Stichting Mooi zo, Goed zo (wij hopen dat dat ook nog definitief goed gaat aflopen), het Trambaantje, de aandacht en ondersteuning van buurtpreventieprojecten, het aanpakken van laagspanningsinstallaties bij regulier onderhoud aan gemeentelijke gebouwen en, zoals genoemd, binnenkort de verdere procesgang met betrekking tot onderwijshuisvesting, de expositiemogelijkheden voor onze autodidactische kunstenaars en ook voor vrijwilligers. Met betrekking tot laatstgenoemd onderwerp zijn wij er zeer verheugd over, dat meerdere fracties tijdens deze begrotingsbehandeling het vrijwilligerswerk hebben aangehaald. Onze fractie had hier begin maart van dit jaar al schriftelijke vragen over gesteld. Wij noemden vrijwilligers toen al het cement van de samenleving. Het stelt ons daarom zeer teleur om nu te vernemen dat pas volgend jaar het college met een herijking van het vrijwilligersbeleid zal komen. Ons zijn andere vooruitzichten gegeven. In antwoord op onze vragen in maart o.a. voor meer respect, waardering en beloning voor het vrijwilligerswerk. Ik citeer uit het antwoord van het college volgens bijlage nr. 1 1 1 d.d. 16 mei 2000: "Gezien het belang dat wij hechten aan het creëren van goede voorwaarden waaronder vrijwilligers actief kunnen zijn, zijn wij voornemens om de 'herijking' van het vrijwilligers- beleid rond de zomer af te ronden. Wij zullen onze bevindingen met u bespreken in de commissie MDSZ en OCS". De zomer, althans de zomer 2000, is voorbij, en het college zal het er met mij over eens zijn, dat zijn huidige antwoord niet strookt met het voornoemde. Wij willen daarom hier en nu pleiten voor het onmiddellijk starten van de herijking van het vrijwilligersbeleid, omdat bij diverse sociale en maatschappelijke instanties, sportverenigingen, wijkgroeperingen, het water aan de lippen staat. Wij hebben hiervoor een amendement voorbereid. Wij hebben in de antwoorden van het college ook enkele afwijkende visies kunnen ont- dekken. Zo bijvoorbeeld de inzet om te komen tot windenergie in Helmond. Wij hebben dat bij gelegenheid al meermalen ter sprake gebracht. De conclusie van het collage als zou in Helmond hiervoor geen plaats zijn omdat de windmolens te hoog zijn en te veel lawaai maken, geeft niet echt blijk van interesse op dit gebied. Wij willen niet wachten op een mogelijke wettelijke inspanning om tot een haalbaarheidsonderzoek te komen. Samen met D66, GroenLinks en de SP heeft Helmondse Belangen daarom een motie dienaangaande voorbereid. Ook zwijgt het college maar over onze vraag om eens te laten onderzoeken of onnodige brugopbouwen niet kunnen komen te vervallen. De directie van de NS heeft verleden jaar misschien een voorbeeld gesteld. Want hoe je het wendt of keert, onderhoud plegen aan zaken die geen functie meer hebben, is water naar de zee dragen of, toepasselijker, in het kanaal gooien. Ook verbaast het ons dat er geen middelen kunnen worden vrijgemaakt voor onderhouds- maatregelen aan de Kanaaldijk-West. Passanten die ons centrum toch al niet kunnen vinden, zullen zich verbazen over de weg die zou moeten leiden naar dit centrum! Maar wie schetst onze verbazing toen wij constateerden, dat er nu vanaf de brug Vossenbeemd tot aan de Eikendreef gewerkt wordt aan die weg! In relatie daarmee vragen wij wel aandacht voor de bereikbaarheid van ons centrum. Ondanks de extra bruggen is die bereikbaarheid gecombineerd met een goede verkeersafwikkeling belabberd. Samen met Ondernemend Helmond heeft Helmondse Belangen daarom een motie voorbereid om tot komen tot openstelling van de Havenbrug. Omtrent de kwaliteitsimpuls met betrekking tot het groen antwoordt het college niet op onze vraag. Onze vraag was, kort samengevat: Waarom komt het college tot een inspanning voor f 2 miljoen verspreid over vier jaar? Komt dat bijvoorbeeld voort uit een notitie die onlangs voor kennisgeving in de commissie SBV stond geagendeerd? Of is dit meer een inschatting, een slag in de lucht of wat dies meer zij? Onze visie is dat zonder een goede argumentering de helft ook zeker zou voldoen of misschien ook wel dient te worden uitgesteld. Hoewel wij van mening zijn dat een kwaliteitsimpuls voor bestaand groen zeker nodig is, zijn er andere prioriteiten te formuleren. Zoals voor het onderwijs, een financiële impuls voor het vrijwilligerswerk, armoedebestrijding en Begrotingsvergadering van 9 november 2000 30 doorstroming van de zgn. Id-banen, de doorstroming en uitstroom van de voormalige Melkert- banen. Echter, hierover hebben wij van het college geen antwoorden mogen ontvangen. Als wij in de begroting lezen dat de BTW-verhoging binnen de diverse diensten nog moet worden nagerekend, begrijpen wij het antwoord van het college totaal niet. Inderdaad, het college houdt er rekening mee, gezien de loon- en prijscompensatie. Alleen, wij wachten samen met het college af of dit wel voldoende is. Wij begrijpen het antwoord van het college inzake het onderzoek naar mogelijke samen- werking van amateurvoetbalverenigingen. Echter, wij zijn van mening dat de rapportage c.q. het onderzoek van de sportraad of het voorzittersoverleg zou moeten worden geagendeerd in de commissie OCS, zodat wij raadsbreed en commissiebreed kennis kunnen nemen van dit onderzoek. Want blijkens de media ontbreekt het aan een eensgezindheid omtrent de resultaten van het onderzoek. Wij hebben geen antwoorden gekregen over een mogelijke aansturing voor samenwerking binnen het openbaar VMBO, geen aandacht voor onze suggestie om een verhoging van de marktgelden te compenseren, een ondersteuning voor de carnavalscultuur. Kortom, er blijft voor onze fractie nog voldoende munitie over om op diverse beleidsterreinen de nodige vragen te kunnen blijven stellen. Terug naar de begroting. Hoewel wij ons in het algemeen kunnen vinden in de begrotings- opzet voor 2001, hebben wij toch nog de nodige wensen. Met name op beleidsterreinen waar meer aandacht is voor mensen in plaats van stenen, geven wij als fractie de voorrang aan het investeren in mensen. Door de heer Rieter worden de volgende motie en het volgende amendement ingediend: "Motie 9. De gemeenteraad van Helmond, in vergadering bijeen op donderdag 9 november 2000, overwegende dat 1 . Helmond al serieus omgaat met het zoeken naar andere energievormen; 2. Helmond reeds een eerste keuze heeft gemaakt met zonne-energie; 3. Er naast zonne-energie meer en goedkopere mogelijkheden zijn van andere energie- vormen; 4. Het bekend is dat er met subsidie van de NOVEM een gratis onderzoek kan gedaan worden naar mogelijkheden voor gebruik van windenergie binnen Helmonds grond- gebied. Besluit Een geheel gesubsidieerde zogenaamde 'quickscan' te laten uitvoeren naar de mogelijkheden van windenergie om daarmee meer gegevens te krijgen voor eventuele toekomstige besluiten. En gaat over tot de orde van de dag.' Deze motie is ondertekend door de heer Rieter, mevrouw Meinardi en de heren Klaus, Smits en Ferwerda. "Amendement 1. De gemeenteraad van Helmond, in vergadering bijeen op donderdag 9 november 2000, overwegende dat 1 . Onze samenleving niet meer zonder vrijwilligers kan; 2. Vrijwilligers het cement van onze samenleving zijn; 3. De problematiek rondom vrijwilligers en vrijwilligersbeleid raadsbreed wordt onderkend; 4. Er door het college n.a.v. een brief onzerzijds al eerder dit jaar door uw college toezeggingen zijn gedaan, Besluit Het college van burgemeester en wethouders onmiddellijk opdracht te geven tot het opstarten van herijking van het vrijwilligersbeleid. En gaat over tot de orde van de dag." Dit amendement is ondertekend door de heren Rieter, Smits en Kuijpers. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 31 Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Allereerst dank voor de beantwoording van onze vragen. Wij hebben er bewust voor gekozen de eerste termijn te benutten voor het sec stellen van vragen, daarbij in gedachten nemend dat de mondelinge ronde vandaag de gelegenheid bij uitstek is om meer beschouwend het beleid van het college te benaderen. Wij denken dat deze wijze van benadering ook het meest recht doet aan de afspraken die wij hierover gemaakt hebben. En dan heb je aan vier blaadjes voor de eerste instantie genoeg. Over de beantwoording zelf willen wij nog de volgende opmerkingen maken. Wij stemmen in met het voornemen van het college om de systematiek van de areaalgroei nader onder de loep te nemen en wachten de voorstellen van het college af. Natuurlijk weten wij ook wel dat waar sprake is van een gemeenschappelijke regeling, zoals bij de GGD, het college niet anders kan dan te betalen bij gestegen kosten. Maar de dienstverlening waarover het college zelf de regie voert, heeft met diezelfde loon- en prijsinvloeden te maken en moet vanwege een andere systematiek haar dienstverlening noodgedwongen inkrimpen. Daar wringt iets. Met betrekking tot de woonlasten onderschrijft het college ons standpunt dat het nog maar de vraag is of burgers er volgend jaar daadwerkelijk op vooruitgaan. De interesse van de VVV/Stadspromotie om in het monumentale gebouw van de afdeling Communicatie neer te strijken verdient serieuze aandacht. Dit pand verdient een bestemming die past bij zijn statuur, dus hamburgers kunnen er wat ons betreft niet in verkocht worden. Wij zijn blij te vernemen dat ook het college de wegen van de Welstandscommissie somtijds ondoorgrondelijk vindt en dat het college transparantje, inzichtelijkheid en helderheid begrippen vindt die passen bij een functioneren in de toekomst. Wij wachten de startnotitie af. Wij kunnen beleid met betrekking tot het KCH en de bibliotheek tegemoetzien. Wij vinden dat er in deze slepende dossiers nu eens eindelijk knopen moeten worden doorgehakt en verwachten van het college, dat deze collegeperiode een finaal voorstel op tafel ligt dat duidelijkheid schept voor beide instellingen. Daarbij zijn opties zoals door de SDH gedaan voor ons zeer wel bespreek~ baar. Overigens blijven wij van mening dat ook de ruimten onder de vooralsnog tot het jaar 2030 bestaande Traverse in dit plaatje betrokken kunnen worden. Een KCH-strijkje in de kasteeltuin, wie zou zich dat niet wensen? Na enige tijd terug een uitstapje gemaakt te hebben naar de nog kale zalen van onze toekomstige cultuurtempel, het gemeentemuseum Helmond, kan Helmond niet verweten worden niet te investeren in kunst met een grote K. Maar het betreft hier op dit moment alleen nog de stenen. Wij vinden het belangrijk dat het gemeentemuseum niet alleen een ophangcentrum voor de schone of minder schone kunsten wordt - het is maar hoe je het ervaart - maar ook op gezette tijden de gastheer zal zijn van andere kunstuitingen. De muze kent immers velerlei gedaanten. Literatuur, architectuur, zangkunst e.d. Wij vinden het belangrijk dat zo'n mooi gebouw door zoveel mogelijk mensen wordt bezocht en gebruikt. Waar het Speelhuis zijn grenzen voor culturele activiteiten bereikt, zou het gemeente- museum, onder voorwaarden, een alternatief mogen zijn voor dit soort activiteiten. Graag de mening van het college hierover. Vervolgens willen wij iets zeggen over de spanning die er is tussen de ambities die het college heeft en in zijn kielzog de raad heeft en de mogelijkheden om deze ambities waar te maken. Wij constateren dat er een overvloed aan plannen is op velerlei beleidsterreinen. Van een lui of gemakzuchtig college is geen sprake. Het plannenboek wordt steeds dikker, en dat tegen een achtergrond van schaarser wordende middelen, met name in personele zin. De plannen zijn onderhand zo talrijk, dat je als raadslid wel eens moeite hebt het bij te benen, laat staan de lijn in het geheel te ontdekken of vast te houden. Natuurlijk hebben wij het MOP vastgesteld, maar daarmee wil niet automatisch gezegd zijn dat de samenhang tussen de diverse voornemens ook altijd duidelijk is. Als instrument om aan die druk enigszins tegemoet te komen, maar ook om plannen gerealiseerd te krijgen, wordt in de ruimtelijke-ordeningssfeer, maar ook daarbuiten, meer en meer het instrument van de privaatpublieke samenwerking opgevoerd en gepredikt. Op zich een waardevolle formule, maar met de nodige risico's. Een voorbeeld: Het partner zijn in een ontwikkelingsgebied als het Hatematerrein, is zeker niet van financiële gevaren ontbloot. Weten wij exact wat er op ons afkomt als daar de eerste saneringsspa in de grond gaat? Wij laten ons al verrassen door een vervuiling op de Steenweg; laat staan wat daar te gebeuren staat. Herhaalde malen wordt door het college verkondigd dat het een gotspe zou zijn te denken dat wij hier in onze stad alles zelf kunnen ontwikkelen. Daar ben ik het mee eens, maar wij willen wel graag een ontwikkeling onder onze voorwaarden. Wij zien het gevaar opdoemen, dat in bepaalde Begrotingsvergadering van 9 november 2000 32 situaties door deze constructies in combinatie met het huidige tijdsgewricht (het moeizaam kunnen opvullen van vacatures) het tempo niet meer bepaald wordt door het gemeentebestuur, maar door de private partner, en dat vanwege die druk een zorgvuldige afweging in het gedrang komt. Wij zijn het er allemaal over eens dat de regiefunctie bij de gemeentelijke overheid dient te liggen. Maar zal de praktijk op het moment dat het financiële belang van een marktpartij groter wordt, niet een andere zijn? Hoe bewaren wij het evenwicht in dit proces? Hoe blijven wij de, ik noem het maar, 'rechtvaardige" overheid in situaties waarin financiële belangen van derden een steeds zwaardere rol gaan spelen? Immers, de overheid heeft, gezien haar belang in dit soort van constructies, weinig behoefte aan door burgers ingebrachte bezwaren. Bezwaren die zij geacht wordt wel zelf te beoordelen. Het college constateert terecht een spanning tussen dat hoge ambitieniveau en de daadwer- kelijke realisering van deze ambities. Dat ligt zowel aan interne als aan externe factoren. In zijn beantwoording in eerste termijn vraagt het college tijd om een geëigend meerjarig afwegingskader te kunnen opstellen waarin ambities en beschikbare financiële en personele capaciteit met elkaar geconfronteerd worden. Nauwelijks is de kerntakendiscussie een zachte dood gestorven, of wij moeten ons met elkaar alweer buigen over de vraag of ons ambtenarencorps toch eigenlijk niet te klein is om al die taken aan te kunnen. Te meer daar zich ook een verdere decentralisatie van rijksbeleid en provinciaal beleid aftekent. Zo'n gegeven, gekoppeld aan de feitelijkheid van vandaag, een zekere leegloop op vitale posten, maakt je partnership in een PI'S-constructie er niet gemakkelijker op en zou je daarbinnen een afhankelijker positie kunnen geven. Deelt het college deze vrees? Wij constateren dat er op diverse terreinen van beleid een discrepantie zit tussen bestuurlijke voornemens en het maatschappelijk draagvlak voor die voornemens. In die zin is het college soms een slechte communicator en slechte verkoper van het beleid. Daar bedoel ik niet mee dat je notoire dwarsliggers in de maatschappij als bestuurder niet somtijds de mond zou mogen snoeren, maar daar bedoel ik mee dat de communicatie van het college met dragende partijen van ons maatschap- pelijk welbevinden en burgers, die het college nodig heeft om zijn beleid tot uitvoering te brengen, nogal eens in de gordijnen weet te jagen. De natuurlijke autoriteit van de autoriteit bestaat niet meer. Naar de majesteit wordt nog geluisterd, naar wethouder Hesen, om maar een willekeurig voorbeeld te noemen, aanmerkelijk minder. In dit kader noemen wij als twee eruit schietende voorbeelden: de plannen voor de herstruc- turering van Binnenstad-Oost en de moeizame verhouding van het college met het onderwijsveld. Wat Binnenstad-Oost betreft, denken wij dat een proces á la de operatie Centrum-Citygebied, aangestuurd door een krachtig projectmanagement dat weet wat het wil en partijen vanaf den beginne aan zich weet te binden, hoogstnoodzakelijk is, willen wij niet hinkebenend verder strompelen en herhalingen kr ijgen van taferelen zoals die zich op 3 oktober jl. in deze raad afspeelden. Want wie heeft toen eigenlijk gelijk gekregen? Het roer moet in dit dossier echt om. Dat bereik je in onze ogen niet alleen door het instellen van een begeleidingscommissie vanuit de raad. Wie zijn oor te luisteren legt bij de diverse in dit proces betrokken participanten, ontmoet geen houding van "gezamenlijk de schouders eronder", maar een defaitistische, wij-zien-het-wel-, ze-doen-maar-houding. Wat het onderwijsveld aangaat (ik ben het er met wethouder Jonkers over eens, dat wij hierover konden praten en moeten praten), moeten wij helaas constateren dat in die verhouding het afgelopen jaar nauwelijks verbetering is opgetreden, nee, dat die zelfs zozeer onder druk is komen te staan, dat het je als bestuurder er letterlijk van in de rug kan schieten. In dat kader heeft het college er verstandig aan gedaan externe hulp in te roepen. Naar wij begrepen hebben, zit het op diverse punten flink scheef waar het de onderlinge verhoudingen betreft, is her en der sprake van zo weinig vertrouwen in elkaar, dat het heel wat stuurmans- of -vrouwskunst vergt om dat weer te herstellen. Van belang in dit proces lijkt ons in ieder geval, dat er helderheid bestaat over wie vanuit welke verantwoordelijkheid wat naar voren brengt. Het pettenprobleem is een weerkerend thema in onze raad. Te pas, maar ook nogal eens te onpas wordt dit thema opgevoerd. Petten in het onderwijs zijn er ook. Neem nou die maar voortsukkelende discussie over de gevolgen van de doordecentralisering. Voorstanders van deze operatie zien daarin de redding van het VMBO in Helmond, tegenstanders denken dat er door het college onder één hoedje is gespeeld met het OMO-bestuur, waarvan men zelf deel uitmaakte, en dat de rekening van deze wel erg snel uitgevoerde actie uiteindelijk langdurig op het bordje zal liggen van hen die zich niet onder de OMO-paraplu hebben geschaard. Het lijkt erop dat wie Begrotingsvergadering van 9 november 2000 33 doorgedecentraliseerd is, lekker kan verbouwen, maar wie, o wee, onder de gemeentelijke regie valt, alleen maar rottende kozijnen ontmoet. En ik als raadslid heb absoluut bij het nemen van dat besluit niet kunnen bevroeden dat er op zo'n besluit zo'n zware hypotheek zou worden gelegd. Mij is toentertijd gezegd dat door deze gekozen constructie met OMO er juist meer geld zou resteren voor de rest van het onderwijsveld, dus dat het aan alle kanten een win-win-operatie zou zijn. Als wij kijken wat er voor het jaar 2001 resteert aan middelen voor onderhoud, dan is dat armoe troef en hebben scholen alle gelijk van de wereld om achterdochtig te zijn. Lastig blijft dus de discussie rond de onderwijshuisvestingsgelden en de discussie rond de vorming van een krachtig VMBO-bolwerk voor onze stad. Op vragen onzerzijds over het eerste punt zegt het college de minister en de vaste kamer- commissie een notitie Onderwijshuisvestingsknelpunten te hebben opgestuurd. Uit welingelichte Haagse kringen heb ik begrepen, dat er extra middelen richting gemeenten komen, in dier voege dat tenminste de toentertijd bij de decentralisatie doorgevoerde generieke korting hierdoor ongedaan gemaakt wordt. Bezien wij de ontwikkelingen op het VMBO-vlak, dan stemt dat ook niet tot vrolijkheid. Wij zijn ervan overtuigd dat een krachtig VMBO alleen gestalte kan krijgen door bundeling van krachten en concentratie van voorzieningen. Wij moeten er niet aan denken dat er straks een prachtig geoutilleerde accommodatie staat aan de Keizerin Marialaan, maar dat de leerlingen de wijk naar buiten genomen hebben. In hoeverre kan er in dit opzicht beleidsmatig al een lijn getrokken worden? Nog even en het duale stelsel wat de gemeenteraad betreft is een feit. Binnen dit nieuwe stelsel krijgen college en raad een eigenstandige verantwoordelijkheid. Zoveel mogelijk bestuurs- bevoegdheden worden toegeschoven naar het college, terwijl de raad zich op zijn beurt kan concentreren op zijn rol als volksvertegenwoordiger en controleur van het door het college gevoerde beleid. De raad kan vooraf kaders stellen voor het beleid via zijn budgettaire en regelge- vende bevoegdheden en achteraf de uitvoering controleren met alle hem ter beschikking staande controle-instrumenten. De raad wordt in dit bestel dus geenszins een lamed duck, wat wel eens wordt gesuggereerd, maar een volwaardige partij. Wat hij niet meer kan, is op de stoel van het college gaan zitten. Dat is niet zo erg, want dat lukte nu ook al niet. Kortom, wat ons betreft, zal het met die gevreesde verschraling van het raadslidmaatschap wel meevallen. Het is en blijft uiteindelijk de raad die de speelruimte van het college vaststelt. En wat een winst is het niet, dat iedereen in de raad zich in de nieuwe constellatie kan richten op de beoordeling van de inhoud van het beleid en enkelen onder ons niet meer krampachtig een coalitie in stand behoeven te houden. Natuurlijk vereist zo'n constructie naast stevige volksvertegenwoordigers ook stevige dagelijkse bestuurders en een dito burgemeester. Wat de bestuurder betreft, kan het dan ook een zegen zijn als deze van buiten de raad betrokken kan worden. En je bent er wederom als raad bij om er voor te zorgen dat het geen kille aan het pluche gehechte allesweter wordt, . maar een bestuurder met een democratisch hart. En de burgemeester wordt niet gedropt, integendeel, je krijgt als raad een stevige vinger in de benoemingspap. Tenslotte nog een enkel woord over onze bruggen. De afgelopen dagen hebben ons brieven van vele winkeliers bereikt met maar één boodschap: verbeter de bereikbaarheid van ons centrum. Daarbij gevoegd de door het college gedane constatering dat handhaving van eerder genomen besluiten niet goed mogelijk is, hebben wij geen moeite met aanpassingen op dit punt. Wij kunnen ons voorstellen dat de Havenbrug voor tweerichtingsverkeer wordt opengesteld en de Kasteelbrug in één richting, van oost naar west. Voorwaarden voor deze veranderingen dienen te zijn, dat er logica voor de weggebruiker in moet zitten, de veiligheid door de te nemen maatregel niet in gevaar is, de rust van de kasteeltuin niet onnodig verstoord wordt en de maatregelen te handhaven zijn. In groter verband gezien blijven wij pleiten voor een zo autovrij mogelijke city met, voor wie dan toch met de auto wil komen, goede parkeervoorzieningen aan de randen daarvan. Met de openstelling van de Boscotondogarage te zijner tijd komt dat ideaalbeeld al weer wat dichterbij. Hierna schorst de VOORZITTER, te 15.23 uur, de vergadering tot 16.20 uur. Na heropening der vergadering spreekt de VOORZITTER als volgt: Dames en heren! Beginnende met de beantwoording door het college, kom ik allereerst bij de constatering van mevrouw Jurrius dat wij in feite toch beschikken over een constructieve raad die toch heel daadkrachtig tot goede besluitvorming komt met grote meerderheden. Daarmee sluit zij Begrotingsvergadering van 9 november 2000 34 eigenlijk goed aan op hetgeen wijzelf als college ook hebben geconstateerd en ook hebben neergelegd in onze schriftelijke beantwoording, namelijk dat er consensus is over hoofdlijnen van beleid en dat wij op dat stuk dan ook rappe schreden voorwaarts maken. Daarmee is uiteraard niet gezegd, mijnheer Klaus, dat er in alle dossiers pais en vree heerst. Dat zou wellicht ook een beetje te veel van het goede zijn, dames en heren. Terecht zijn door verschillenden uwer in dit verband het dossier Binnenstad-Oost en het onderwijsdossier genoemd. Te dien aanzien hebben wij duidelijk met elkaar slagen te maken om tot bredere consensus en een goede aanpak te komen, en zal met name ook de communicatie die wij in deze dossiers hebben te verzorgen naar de betrokken velden toe, heel belangrijk zijn om het draagvlak te creëren om überhaupt dit soort dossiers tot een succes te kunnen maken. Dat heeft het college ook heel duidelijk bedoeld met te zeggen, dat aan dit soort majeure zaken wij graag ook een politiek-bestuurlijke begeleidingscommissie willen koppelen om te zorgen dat wij er ter zake in een soort procesarchitectuur met u over communiceren welke stappen wij te zetten hebben. Als de heer Tielemans dan, zoals hij terecht doet, er voor pleit dat er bij de start van dit soort begeleidingscommissies helderheid moet zijn en ook omschreven moet zijn over ieders rol en interventiemogelijkheden, is dat duidelijk. Want anders is er ook in zo'n commissie geen garantie voor een succesvolle inbreng. Het lid TIELEMANS (SDH): Daarover ben ik het met u eens, voorzitter, maar ik heb dat niet toegespitst op de rol van de actoren die deel gaan uitmaken van de begeleidingscommissie (in oprichting, zal ik maar zeggen) en de interventiemogelijkheden, maar vooral op wat ik de input heb genoemd, op de inhoud van de koers die gevaren gaat worden. U heeft met uw begeleidings- commissie een soortgelijke commissie voor ogen als die welke indertijd in het leven is geroepen in het dossier Boscotondo. Maar ik heb er al op gewezen en wijs er nu nogmaals op, dat die commissie pas effectief aan de slag is gegaan nadat er in den brede, in ieder geval politiek, commitment was over het Boscotondoproject en over alle daarmee samenhangende facetten. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik constateer gewoon, voorzitter, met name bijvoorbeeld als ik naar Binnenstad-Oost kijk, dat u nog steeds zit met een 17/16-situatie die in feite bespreekbaar zou moeten zijn voor en aleer je daar met een brede commissie aan de gang gaat. Want anders krijg je, zoals ik heb gezegd, het vechten binnen die commissie. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Ik denk toch, voorzitter, dat het een beetje een raar uitgangspunt is als je zegt: Ik ga liever niet in een commissie zitten waarin ik niet al bij voorbaat weet dat ik het met alles eens zal zijn. Ik vind dat juist in zo'n commissie ook op inhoudelijk vlak best nog een verbreding van draagvlak kan ontstaan zonder dat het per se een voorwaarde vooraf is dat er al een breed draagvlak is op alle onderdelen. Het lid TIELEMANS (SDH): Ik ben het er met u over eens dat je niet op alle punten het met elkaar eens kunt zijn, dat hoeft ook niet en je moet zeker ook niet de ruimte die die commissie nodig heeft om goed te kunnen functioneren, op voorhand dichttimmeren. Maar over de koers moet je het in essentie met elkaar eens zijn. Anders heeft zo'n commissie te weinig toegevoegde waarde, en is het puur een structuurtoevoeging in plaats van dat je het politiek-cultureel ook als zodanig beleeft als een stukje consensus. De VOORZITTER: Het is duidelijk, dat de begeleidingscommissie natuurlijk niet bepaalde raadsuitspraken op hun kop kan zetten. Zo is het niet. Maar ze kan wél een instrument zijn om scenario's met elkaar te bespreken waarlangs tot een breed draagvlak, zowel politiek als naar de buurt, gekomen kan worden. Dat beogen wij met deze begeleidingscommissies te bereiken. En dan moet er uiteraard duidelijk gesproken worden over de koers die je daarbij wilt gaan. Maar voor het overige zijn ook de twee wethouders die dat in het bijzonder aanbelangt, bereid om daar nog verder helderheid over te geven. Het lid TIELEMANS (SDH): Dat vind ik prima, voorzitter, maar ik zeg op voorhand - ik houd er van om klare wijn te schenken - dat als er geen ruimte zit in het standpunt van het college over dit dossier, over de hoofdzaken waarover wij al met elkaar gesproken hebben, in ieder geval de SDH-fractie het weinig zinvol vindt om deel uit te maken van de commissie. Wij moeten zoeken naar gemeenschappelijke noemers, maar dat dient wel te gebeuren op basis van concessiebereidheid over en weer, en als die bereidheid er niet is, als er, zoals u als het ware zegt, moet worden Begrotingsvergadering van 9 november 2000 35 vastgehouden aan de raadsbesluiten die indertijd genomen zijn, als dat het vertrekpunt is, denk ik dat er weinig vruchtbare basis is om überhaupt zo'n commissie op te starten. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik onderschrijf die mening, mijnheer de voorzitter. Ik denk ook dat je niet van tevoren moet gaan discussiëren over zaken waarover je het niet met elkaar eens bent. Die discussie had moeten plaatsvinden vóór het indienen van de motie. De VOORZITTER: Wethouder Hesen wil hier ook nog heel specifiek over die begeleidings- commissie die nu kennelijk in discussie is, het een en ander zeggen. Het lid HESEN (wethouder): Wij hebben, voorzitter, in de desbetreffende raadsvergadering uitgebreid gesproken over het integraal programma van eisen en de verschillende deelprojecten die daarbij aan de orde waren. Voor wat betreft die hoofduitwerking heb ik overigens in de raad een vrij brede consensus aangetroffen. Hetgeen waarop de discussie zich toespitste, was in essentie de discussie over de uitwerking voor zeer in het bijzonder de Dierenbuurt. Op dit moment onder- handelen wij en spreken wij, overigens in een zeer goede sfeer, met de voornaamste eigenaar, te weten Woonpartners, over de uitvoering van dat raadsbesluit, waarin overigens ook een aantal zaken door de raad nadrukkelijk zijn opengehouden. Wij doen dat in een goede sfeer. Wij zullen ook gezamenlijk daarin voortgang boeken, dus inzoomend op het niveau van het detail. Ik vind ook dat er van beide kanten de bereidheid moet zijn om in de beoordeling van de voorstellen de nadere uitwerkingen die wij de raad zullen aanleveren, ook te bepalen of de procesaanpak en de procesaanpassingen ook door de raad worden gezien als inhoudelijke bijstellingen op het programma zoals wij dat nu aan het uitwerken zijn. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Ik voel mij ook niet helemaal behaaglijk bij die situatie. Wij hebben o.a. in de bespreking met de bewoners gemerkt, dat het politieke draagvlak in de wijk minimaal is. En als een begeleidingscommissie zuiver uit raadsleden is samengesteld, is het de vraag in hoeverre ze in de ogen van de bevolking van nut zal kunnen zijn als er twistpunten zijn. Wij allen zoals wij hier zitten hebben gemerkt, dat er wordt gezegd: Ja, gullie bent het almaar met het college eens, staat achter de wethouder, de politiek is allemaal hetzelfde. Het is niet terecht dat men dat zegt, maar men ervaart het zo, en daarom is het de vraag of je al in het beginstadium een begeleidingscommissie moet instellen met het oog op de mogelijkheid dat er discussies komen. Wat Boscotondo betreft is dat niet gebeurd, want te dien aanzien was de voorbereiding helemaal rond. Die zaak lag ook ietwat anders. Het instellen van zo'n commissie is misschien belangrijk om politiek draagvlak te krijgen, maar het verkrijgen van draagvlak bij de bevolking is een heel andere opgave. De VOORZITTER: Dat heb ik ook gezegd. Ook de communicatie zal een punt ',van nader beraad in de begeleidingscommissie moeten zijn vanuit de vraag hoe wij ter zake tot een betere aanpak kunnen komen. Maar laten wij nu alstublieft eens starten. Ik denk dat u in de bewoordingen van wethouder Hesen heel goed heeft kunnen beluisteren, dat wij ook consensus zoeken naar een planmodel dat succesvol kan zijn. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Misschien mag ik nu dan gelijk het tussenvoorstel doen, dat u voorafgaande aan de instelling van die begeleidingscommissie duidelijk uw visie op de input, de taak, de rol en de samenstelling van die commissie formuleert alvorens ze van start gaat, dus dat u dat helder op een rij zet in een notitie (het kan een A4-notitie zijn, ik vraag niet om dikke nota's) en dat u die voorafgaand aan het startsein voor die commissie bespreekt met in ieder geval de fractievoorzitters, zodat dan ook duidelijk blijkt of er, links en rechts, overal, voldoende reden is om aan die commissie deel te nemen. De VOORZITTER: Dat lijkt mij een goede suggestie. Daar zullen wij zeker aan voldoen. Want wij moeten het over de start en de taakopdracht van de begeleidingscommissie natuurlijk goed met elkaar eens zijn. Ik zeg dat dus namens het college graag toe. Dames en heren! Er is door u in uw tweede instantie ook nog het feit van de externe opdrachten heel centraal gesteld. U hebt in ons antwoord kunnen lezen, dat wij daarin duidelijk ook een toezegging aan de raad doen om u daar in de toekomst bij te betrekken. Ik denk dus dat wij daarop vanavond niet verder hoeven terug te komen. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 36 Het spanningsveld dat door u geconstateerd is en dat door het college ook in zijn schriftelijke beantwoording heel nadrukkelijk, expressis verbis, is aangegeven, zullen wij moeten vertalen in een geëigend meerjarig afwegingskader zoals wij dat ook formuleren, om te kijken waar dan prioriteiten gesteld zouden moeten worden en hoe wij dat dan zouden moeten doen. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik neem aan dat de wethouder van financiën er aan toekomt dat daar dan op dat moment ook middelen voor zijn. De VOORZITTER: Ja. Anders is het geen afwegingskader. Een afwegingskader betekent dat je laat zien wat de middelen zijn en wat de ambities zijn om die met elkaar in evenwicht te brengen. Het lid TIELEMANS (SDH): Dan gaat het dus over een soort geactualiseerd SMBI. De VOORZITTER: Ja. Het lid TIELEMANS (SDH): Dan verstaan wij elkaar duidelijk. De VOORZITTER: Ja. Ik geloof dat wij het zelfs zo noemen in onze schriftelijke beant- woording. Dames en heren! U heeft ook de commissie Elzinga aan de orde gesteld. Met name de heer Ferwerda heeft dat in heel heldere bewoordingen gedaan. Ook de heer Klaus heeft er opmerkingen over gemaakt. Wij verwachten dat de kamerbehandeling daarover het komende jaar vóór het zomerreces zal plaatsvinden en dat wij dus eigenlijk in de tweede helft van 2001 wel ongeveer weten hoe het plaatje eruit zal gaan zien, en dat dat dan ook het moment zou zijn om verder concreet voor onszelf voor te bereiden hoe wij denken om te gaan met de cultuuromslag die het ongetwijfeld met zich zal meebrengen. Want het duale stelsel betekent natuurlijk toch dat de raad een andere functie krijgt, een controlefunctie, een wetgevingsfunctie, met het instrumentarium daarbij, maar ook dat het een andere attitude van het zakendoen met het college verlangt, en van het college met de raad. En er zijn best nog wel de nodige filosofieën op los te laten hoe je dat met elkaar zou willen doen. Het is dan ook onze intentie om dat goed met u voor te bereiden, om te voorkomen dat die cultuuromslag die het sowieso is, niet goed zou zijn voorbereid en daarmee dus ongelukken zouden kunnen gebeuren. Want de verhoudingen tussen een raad en een college zouden toch wat scherper kunnen komen te liggen dan in het monistische systeem het geval pleegt te zijn. Als de heer Ferwerda het dan ook heeft over de kwaliteiten die je daarbij voor ogen moet hebben, die je graag achter de groene tafel wenst te zien ingevuld, zeg ik dat ook daarmee politieke partijen zich indringend zullen moeten bezighouden. Het is dus niet een proces waarvan je zegt: Nu, van de ene dag op de andere schakelen wij maar even over, en dan loopt het wel. Ik denk dat het echt achter de oren moet gaan zitten, dat het hier toch een duidelijk anders met elkaar omgaan betekent en dat dat in ieders rol toch een stuk groei met zich zal meebrengen. Wij hebben toegezegd dat wij daar toch met u in ieder geval zo snel mogelijk - dat zal dit jaar misschien niet meer lukken, mevrouw Jurrius, maar dan toch in ieder geval in januari of februari - vast eens een brainstorming over zouden willen hebben. De veiligheid is terecht heel nadrukkelijk aan de orde gesteld als een prioriteitsgebied in ons beleid. De heer Tielemans heeft daaraan nog een actueel tintje gegeven door een uitspraak uit de krant aan te halen waarin werd gesuggereerd, dat de politie niet in staat zou zijn om de veiligheid te garanderen, om onveiligheid te beteugelen, maar (ik formuleer het nu maar eens even kort door de bocht), hooguit in staat zou zijn om te stabiliseren. Ik heb mij ook hogelijk verbaasd over die uitspraak. En ik zal daar ook binnen het regionaal college en het presidium van de politie nader opheldering over vragen. Want het strookt ook niet met het beeld zoals dat in ieder geval bij de Helmondse afdelingen valt te constateren. Wij kunnen gelukkig constateren dat, zoals met objectieve gegevens kan worden gestaafd, in Helmond de veiligheid toeneemt en ook het veilig- heidsgevoel van de burger verbetert. Dit was niet het geval met de geweldsfactor, zoals met name de leden van de commissie ABA zich zullen herinneren. Te dien aanzien was er een stijging te zien. Maar die stijging heeft zich imuiddels afgebogen in een duidelijke stabilisering, zelfs vermindering; met name in het uitgaansgebied. Debet daaraan is zeker de nog niet zo heel lang geleden door de raad genomen maatregel om de droge horeca een halfuur eerder te later te laten sluiten dan de natte horeca. Dat is duidelijk een maatregel die die zaken positief heeft beïnvloed. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 37 Het lid TIELEMANS (SDH): Moet ik uit uw woorden begrijpen, voorzitter, dat de suggestie die in dat artikel wordt gewekt, dat de koers die ik aan de orde heb gesteld als zijnde zorgwekkend, gebaseerd zou zijn op het korpsjaarplan 2001, het plan dat binnenkort nog besproken zou moeten worden in het regionale overleg, onjuist is? De VOORZITTER: In ieder geval geldt het niet voor de totale politieregio. Ik kan mij voorstellen dat het geldt voor de zeven Eindhovense afdelingen, waar op het stuk van zware criminaliteit het laatste jaar nogal wat gebeurd is. Maar ik schets u nu de Helmondse situatie binnen de regio. Ik vind dus dat als er aanleiding is om dit te signaleren, men het genuanceerd moet doen door aan te geven waar dan de problematiek specifiek minder beheersbaar zou zijn. Het lid TIELEMANS (SDH): Ik ben in ieder geval blij met uw antwoord hierop, want u zult begrijpen dat dit soort artikelen terecht erg veel maatschappelijke onrust teweegbrengen, en u stelt ons op dit punt in ieder geval op dit moment gerust. Maar het zou inderdaad goed zijn als aan de hand van het korpsjaarplan 2001 de situatie per lokaliteit nog eens goed werd afgezonderd en uitvergroot. De VOORZITTER: Ja. U hebt uit mijn woorden kunnen begrijpen, dat ik daar ook nadere verantwoording over zal vragen. Overigens moeten wij natuurlijk goed weten, dames en heren, dat als wij er in Nederland voor kiezen om het laagste aantal politiefunctionarissen per hoofd van de bevolking te hebben (per 100.000 inwoners hebben wij het laagste aantal politiefunctionarissen binnen de Europese gemeenschap) en de maatschappelijke ontwikkeling zoals die er nu eenmaal is, of wij het leuk vinden of niet, in beschouwing nemen, het betekent dat wij de politie in toenemende mate zwaarder belasten. Dat betekent ook dat het rijk het beleid voert om taken die niet direct door de politie zouden hoeven te worden uitgeoefend, naar andere instituties te verschuiven en daar anderen medeverantwoordelijkheid in te laten dragen. Dat is natuurlijk ook de kern van het integraal veiligheidsbeleid. Het gaat te dien aanzien met name over de vraag: Welke partners zijn er meer die op onderdelen een verantwoordelijkheid hebben te dragen voor het veiligheidsbeleid? Nu, daar houden wij ons nu met name in het integrale veiligheidsbeleid mee bezig. Dat is dus mede ter ontlasting van de politie. Vandaar onze stadswachten, vandaar onze stadswachten met BOA- bevoegdheid, waarmee (zo wil ik toch nog maar eens even duidelijk stipuleren) Helmond vooraan- loopt, vandaar ook de noodzaak om dit soort handhavers uit te breiden, en met name daar waar er veelvuldige wetsovertredingen zijn van vaak ergerlijke aard in het handhavingsgebeuren, anderen daarmee te belasten. Het lid PRAASTERINK (OH): Misschien zou je ook een verschuiving tewee kunnen brengen. Er is destijds zowel door de heer Tielemans als door mij gezegd: Er is op dit moment een heksenjacht op verkeer. En ik denk dat er toch best nog eens andere maatregelen te nemen zijn waarbij je die mensen zou kunnen inzetten. De VOORZITTER: Ja. Maar ook de verkeersveiligheid is nu net een van de punten die door het rijk als een prioritair gebied voor de politie worden aangestuurd, dames en heren. Dus zo makkelijk is dat allemaal niet. Maar ik wil best dit ook als een boodschap uwerzijds meenemen om te kijken of daar wat meer nuancering is aan te brengen. Overigens vind ik ook dat de raad (ook het totale gemeentelijke apparaat) ook moet weten, dat als handhaving zo'n probleem is voor de politie, een probleem dat dus in toenemende mate ook door anderen gedragen moet worden, wij ,ook de verplichting hebben om zelf onze beleidsuitspraken en de resultaten daarvan zo logisch te doen zijn, dat handhaving ook makkelijk gedaan kan worden. U weet allemaal waar ik dan op doel. Het lid TIELEMANS (SDH): Niet op de Kasteelbrug! De VOORZITTER: Nee, die zou ik bij voorkeur niet willen noemen. Het lid PRAASTERINK (OH): Wij weten het niet, maar wij geven u op voorhand gelijk. Wij kennen de vraag niet, maar het antwoord is ja. Ik wil er nog één ding van zeggen. Het hand- havingsbeleid strekt zich niet alleen uit tot verkeerscontroles en dat soort zaken op punten waar het Begrotingsvergadering van 9 november 2000 38 volledig en volstrekt overbodig is om daar uit veiligheidsoverwegingen te gaan controleren. De VOORZITTER: Ik neem dat mee, mijnheer Praasterink. Want zaken die kritiek behoeven, horen dat ook te krijgen. Het lid TIELEMANS (SDH): Mijnheer de voorzitter! Nog een laatste puntje op dat dossier, althans wat mij betreft. Misschien dat u in het masterplan veiligheidsbeleid dat in de maak is en volgend jaar verschijnt, nog eens nadrukkelijk aandacht kunt besteden aan de kwestie van de beleidsruimte die de raad effectief heeft. Die is al in de loop der jaren verminderd, mede onder invloed van de regionalisatie, maar ook van de steeds nadrukkelijker geldende rijkstaakstellingen waarmee de politie wordt opgezadeld. En de vraag is naar ik denk ook legitiem: Wat wij hebben nog in de melk te brokkelen? Wij kunnen ons hier natuurlijk van alles voor de geest halen en van alles aan doelstellingen en maatregelen bedenken, maar als per saldo de ruimte die het rijk en de regiopolitie ons gunnen, minimaal is, moeten wij, vind ik, ons daar bewust van zijn, niet als geruststelling, maar wel als wetenschap om te kunnen bepalen wat wij wel en wat wij niet kunnen inzetten vanuit de lokale situatie. De VOORZITTER: Daar heeft u gelijk in. Dus daar zullen wij zeker aandacht aan besteden. Dames en heren! Nu nog even over de aanpassing van de Algemene Wet Bestuursrecht, waarvoor met name de heer Van der Zanden aandacht heeft gevraagd. Wij krijgen dadelijk de bevoegdheid om bestuurlijke boetes op te leggen, en ook in dat masterplan zullen wij moeten aangeven op welke manier en in welke context wij dat kunnen gaan doen. Want ook dat zal natuurlijk tot aangepaste maatregelen moeten leiden die in principe geld zullen gaan kosten. Daar zullen wij dus vóór de volgende Voorjaarsnota ons weer nader op hebben te bezinnen. De herindeling is aan de orde gesteld door de heer Dams. Het is toch wel goed om even te vertellen wat de stand van zaken op dit moment is. De stand van zaken is dat de gemeente Eindhoven het standpunt van Helniond heeft overgenomen. Dat betekent dat beide gemeenten nu gaan voor het standpunt zoals dat in 1996 door gedeputeerde staten is ingenomen. Dat wil zeggen dat de herindeling zal plaatsvinden in het middengebied, aan de oostzijde van Eindhoven en aan de west-zuidzijde van Helmond. Inmiddels is ook bekend dat de minister daar ook voor gaat. Dus wat dat betreft hebben wij ten aanzien van het Helniondse standpunt wel een paar slagen. En nu is het maar zaak om eendrachtig dit dossier verder te krijgen. Het lid TIELEMANS (SDH): Het inzicht komt met de jaren, wordt wel eens gezegd. Dus op zichzelf is het goed nieuws. Aan de andere kant (nu relateer ik het aan de begroting) is het zo, dat u heeft gevraagd om instemming te betuigen met een post van, naar ik meen, f 100.000,-- voor een promotiecampagne richting Den Haag ter ondersteuning van ons legitieme herindelingsvoorstel. Nu vraag ik mij af of dat nu wel zo hard nodig is. Want ik denk dat wij de kwaliteit van de argu- nienten voor zichzelf moeten laten spreken. En als de wijsheid die Eindhoven eindelijk gekregen heeft, ook zou kunnen doordringen tot Den Haag, is dat prima, maar ik vraag mij af of dat daar op die manier voor nodig is. De VOORZITTER: Nee, de bedoeling van die f 100.0009,-- is om nu eens een goede video ofwel een powerpoint-presentatie te maken over hoe de ontwikkelingen in de loop der jaren in dit gebied zijn geweest, om bijvoorbeeld van bovenuit, vanuit een helikopter, verschillende tijds- beelden te laten zien. Dat is dus nog veel meer bedoeld voor de eigen bevolking, voor het eigen bedrijfsleven, maar dus ook uitstralend naar de politiek, als kamerleden op bezoek komen enz., om te laten zien hoe die ontwikkelingen zijn geweest en hoe logisch het is om daar juridisch-admi- nistratieve grenzen op aan te passen. Dát is het item, en daarvoor is de f 100.000,-- bedoeld. Het lid TIELEMANS (SDH): U gaat dus filmen. De VOORZITTER: Ik ga dit proces verfilmen. De filmsterren zullen wij er nog bij zoeken, mijnheer Tielemans. Het lid TIELEMANS (SDH): Kijkt u dan maar eens naar Den Bosch; daar lopen nog een paar sterren rond. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 39 De VOORZITTER: Dames en heren! Ook Obragas is nog even aan de orde geweest, omdat wij ter zake niet hebben geantwoord. Uit dit laatste mag u concluderen dat wij wat met betrekking tot dit onderwerp gesteld was in de schriftelijke vraagstelling van de zijde van de SDH-fractie, volledig onderschrijven. De opbrengst van de aandelen van Obragas moet natuurlijk veiligstellen datgene wat wij structureel in onze begroting hebben staan als dividendopbrengst van om en nabij f 3 miljoen. Dat in de eerste plaats. En hopelijk halen wij daar nog een duidelijk surplus bij waarmee wij dan de dingen zouden kunnen doen die wij met z'n allen graag daarvan zouden willen betalen aan beleidsintensivering. De eerste klankbordvergadering die het proces begeleidt, is geweest, en daarvan kan in ieder geval gezegd worden, dat de belangstelling voor de overname van Obragas groot te noemen is. Verder kan ik daar nog geen mededelingen over doen. Maar het is zeker zo, dat wij met de verkoop van Obragas nog steeds in een markt zitten die zeer willig is om Obragas over te nemen. Het lid KUIJPERS (HSP): Voorzitter! Mag ik nu een vraag over Obragas stellen? De VOORZITTER: Wij blijven de ouderen verwarmen, mijnheer Kuijpers. Het lid KUIJPERS (HSP): Wat voor bestemming mag Obragas straks hebben? De VOORZITTER: Dat maakt de raad uit. Het lid KUIJPERS (HSP): Dan is het oké. De VOORZITTER: Maar er is een gevleugeld woord dat zegt: Verkoop de huid niet voordat de beer geschoten is. Zullen wij ons daar maar even aan houden? Dames en heren! Er is ook nog, met name door de heer Van der Zanden, gesproken over kamerbewoning en eventuele misstanden daarbij. Kamerbewoning en de veiligheid daarvan hebben duidelijk onze prioriteit. Er is ook een werkgroep pensions. Wij controleren ter zake dus nauw- gezet, zeker ook als wij daar aanwijzingen voor hebben. En overigens zou ik hier wel eens de vraag willen opwerpen of het niet ook een taak voor de toegelaten instellingen zou zijn om zich eens met karnerbewoning bezig te houden. Want nu vindt kamerbewoning inderdaad vaak plaats in wat achteraflogementjes die zeker niet altijd voldoen aan brand- en bouwvoorschriften, en ik zou het binnen de taakstelling van de toegelaten instellingen heel goed vinden passen als zij zich dit beleidsveld ook eens zouden aantrekken. Dit is een opmerking over uw hoofden heen. Ik hoop dat ze wordt opgepikt. Want ik zie hier op de tribune toch wel een paar mensen zitten die daar oren naar zouden mogen en moeten hebben. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Voorzitter! De fracties van het CDA en de VVD hebben aangegeven, dat zij meevallers in de toekomst willen inzetten voor bereikbaarheid. Daar wil ik nu eerst even op ingaan. Onze opvatting ter zake van toekomstige meevallers hebben wij neergelegd a) in de beleidsbegroting en b) nogmaals in onze beantwoording in eerste instantie, mede als gevolg van de richtlijnen van de toezichthoudende provincie, die een sluitende meerjarenbegroting, in ieder geval op termijn, gewoon voorschrijft. Aan dat voorschrift van de provincie moeten wij voldoen. De financiële meevallers zoals die de komende jaren uit het gemeentefonds zullen voortkomen, zetten wij dus in voor de afdekking van de tekorten die zich in de meerjarenraming manifesteren. Dat lijkt mij een heel logisch gevolg van het wettelijke voorschrift waarmee wij hebben te maken. Het lid PRAASTERINK (OH): De vraag is een andere. Mijn stelling is dat u ze dan incidenteel moet reserveren en het volgend jaar maar eens moet gaan kijken wat die meevallers zijn. Dan heb ik er bij wijze van spreken geen problemen mee om de invulling te maken, althans bespreekbaar te maken, in de zin zoals nu voorgesteld. Maar niet structureel. Het lid WITTEVEEN (wethouder): U krijgt daar zo antwoord op. Voorzitter! Twee keer per jaar, op de bekende momenten, namelijk bij de Voorjaarsnota en de begroting, worden de financiële vooruitzichten die zich verbeterd hebben, kenbaar gemaakt. En dan zullen wij niet nalaten om additionele voorstellen, uiteraard ook betreffende middelen voor de bereikbaarheid van onze stad, aan de raad voor te leggen. Ik keer het dus eigenlijk om, ik zeg: Zet Begrotingsvergadering van 9 november 2000 40 de meevallers nu op de post waarop ze in het kader van het voorschrift van de provincie thuis- horen, stel dan bij de behandeling van de Voorjaarsnota en de begroting vast wat er daadwerkelijk gebeurd is en wat de ruimte is die wij binnen de middelen hebben, en zet die dan in voor de posten zoals u ze meldt. Het lid PRAASTERINK (OH): Daar ben ik het nu net niet mee eens. U bestemt ze nu en ik heb dadelijk geen mogelijkheid meer. Ik ben met het CDA van mening, dat de problematiek van de bereikbaarheid van de stad, het onderwijsprobleem en een aantal andere problemen zodanige proporties gaan aannemen, dat ik niet bij voorbaat meevallers wil gaan bestemmen voor beleids- intensivering waarop ik straks niet kan terugkomen. Vandaar dat wij heel concreet hebben voorgesteld om meevallers nu incidenteel weg te stoppen en dan volgend jaar te bezien wat de meevallers zijn. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Voorzitter! Het is voor ons, net zoals voor de heer Praasterink, meer een signaal in die zin dat wij zeggen: Ga de meevallers niet in allerlei beleidsvelden stoppen, maar laten wij met elkaar de problematiek inzien dat wij in de toekomst voor de cofinanciering ongelofelijk veel geld nodig zullen hebben. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik kom u wat dat betreft in mijn betoog ook helemaal tegemoet door te zeggen: Dek het nu eerst af in hetgeen binnen het kader van de voorschriften ligt. Of ik dat dan allemaal nodig heb, weet ik niet. Of het voldoende is, weet ik ook niet. En ik geef ook aan dat als daar ruimte in zit, die ruimte ware te gebruiken voor andere zaken, die uiteraard ter beoordeling van de raad liggen. Als ik de zaak omkeer, ben ik al bezig met het invullen van bepaalde zaken en kom ik straks tot de conclusie dat door het uitgeven van die middelen er een gat ontstaat in hetgeen ik moet afdekken in mijn meerjarenraming. Daar heb ik echt bezwaar tegen, en het college uiteraard ook. Het lid PRAASTERINK (OH): U bestemt het nu al structureel, en dus kan ik dadelijk niet meer terug. Dat is nu precies wat ik erop tegen heb. Ik heb begrepen dat ook het CDA zegt dat het meevallers wil reserveren. Maar u heeft de meevallers nu weggegeven. Dus: u bent het aan het omdraaien. Ik niet. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Wij verschillen wat dat betreft van opvatting... Het lid PRAASTERINK (OH): Gelukkig maar! Het lid WITTEVEEN (wethouder): Het is uw goede recht om er een andere opvatting op na te houden, maar ik zou het toch graag houden bij hetgeen het college heeft vastgesteld. Voorzitter! Bovendien zullen vanuit de consistentie van besluitvorming incidentelemeevallers gestort worden in de reserve structuurversterking. Dat is ook een goede zaak. En vanuit die reserve kunnen wi .dan eveneens bijdragen voor het genoemde doel beschikbaar stellen. Ik denk dus dat er wat dat betreft weinig aan de hand is. Het lid TIELEMANS (SDH): Is de eventuele overwinst van Obragas in uw wijze van zien ook een incidentele meevaller? Het lid WITTEVEEN (wethouder): Dat is in wezen een incidentele meevaller. Maar daar zal, zoals de burgemeester al heeft aangegeven, de raad een uitspraak over moeten doen. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Dat doen wij dus nu ook. Wij doen nu een uitspraak over de meevallers, bijvoorbeeld van Obragas. Onze voorkeur gaat er naar uit om, voordat wij ze straks in gezamenlijkheid weer overal gaan inzetten, ze hoofdzakelijk te bestemmen voor het doel dat wij zojuist hebben genoemd. Het lid DAMS (VVD): Ik sluit mij graag aan bij de woorden van mevrouw Jurrius, voorzitter, want dit sluit compleet aan bij onze bijdrage in eerste instantie. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik denk toch, voorzitter, dat er een misverstand ontstaat Begrotingsvergadering van 9 november 2000 41 in de discussie die wij nu voeren. Daar waar het gaat om de afdekking van de meerjarenramingen, heb ik gewoon een verplichting op mijn nek. Dat is de reden waarom wij zeggen: Doe dat nu in eerste instantie. en kijk dan welke ruimte je overhoudt om te doen wat je aangenaam vindt en wat noodzakelijk is. Het lid PRAASTERINK (OH): Doordat u het al bestemd heeft, heb ik geen ruimte meer. Maar als u het incidenteel toevoegt aan onvoorzien, heb ik volgend jaar de ruimte om te zien of er wel of niet iets is en kan ik het nog bestemmen. Dat kan ik nu gewoon domweg niet meer, want u heeft het al weggegeven. De eerste meevallers die komen, gaan op aan de beleidsintensiveringen die het college heeft vastgesteld voor de komende jaren. Nu, dan is er geen enkele discussie meer, ook geen discussie meer over Obragas, want de meevallers die er zijn dienen in eerste instantie gewoon ter afdekking van de beleidsintensiveringen die u nu pleegt. En daar heb ik bezwaar tegen. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik kan dit verhaal nog heel lang herhalen, voorzitter, maar ik denk dat wij dan een welles-nietes-spelletje krijgen. Ik meen dat de insteek vanuit het college duidelijk is. De raad heeft in die richting zowel in de begrotingsaanbieding als in de beantwoording in eerste termijn daar een duidelijke opvatting over gekregen, en ik heb die opvatting nu nog een keer weergegeven. Ik denk dat wij het wat dat betreft niet met elkaar eens worden, om de doodsimpele reden dat ik vind dat ik binnen het kader van de verantwoordelijkheid die ik als wethouder van financiën heb en uiteraard namens het college, heb te zorgen dat datgene wordt afgedekt wat noodzakelijk is, en dat daarna kan worden bekeken welke ruimte er nog over is. Als de heer Praasterink zegt dat het nu gaat over iets dat al is weggegeven, zeg ik: Nee, er wordt niets weggegeven; er wordt gewoon gezegd: Daar waar er op de lange termijn tekorten dreigen te ontstaan is er primair de verantwoordelijkheid om dat in dat kader in eerste instantie af te dichten. Anders krijgen wij een omgekeerd verhaal: wij hebben heel leuke dingen gedaan en komen tot de conclusie dat wij straks geen meerjarenbegroting dekkend kunnen krijgen. En een van de uitgangspunten binnen het collegeprogramma is nog altijd geweest, dat wij uitgaan van een dekkende begroting. Die heeft de raad dit jaar keurig gekregen. Dus wat dat betreft denk ik dat er heel weinig aan de hand is. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Ik denk dat u een situatie schetst die er eigenlijk wat ons betreft niet is, dat er een misverstand, althans een verschil van inzichten is. Uiteraard zijn wij er ook voor om de te zijner tijd de komende begrotingen weer sluitend te krijgen. Maar wij willen door dit signaal af te geven duidelijkheid scheppen in de extra meevallers. Ik denk dat de boodschap duidelijk is. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ja, dat is dan duidelijk. Het lid DAMS (VVD): Voorzitter! Ik wijs er op dat in eerste instantie wethouder Witteveen heeft aangegeven, dat meevallers vanuit het gemeentefonds ingezet worden ter dekking van bestaand beleid en beleidsintensiveringen, terwijl wij hier praten nu over incidentele meevallers. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ja, ik proef ook dat er een soort spraakverwarring bezig is, en ik denk dat u wat dat betreft de vinger legt daar waar hij thuishoort. Waar ik praat over de meevallers, praat ik over de meevallers uit het gemeentefonds, afijn dat soort zaken, en niet over incidenten; die hoef ik daar niet allemaal op te stapelen. En ik ga er van uit dat wij de raad in dat kader een sluitende begroting kunnen aanbieden en dat er voldoende speelruimte blijft. Weest u daarvan overtuigd. De VOORZITTER: Wij zullen, dames en heren, niet anders handelen dan wij gehandeld hebben met de Combivisiemiddelen, die u hebt bestemd voor bijzondere doelen. Zo gaan wij straks ook om met de gelden die... Het lid TIELEMANS (SDH): Nou, dat is niet te hopen, voorzitter! Want dan spreek u uzelf tegen. Wij hebben namelijk van u op ons verzoek de toezegging gekregen, dat er een geactualiseerd SMBI komt, dus een integraal afwegingskader waarin alle claims, of ze nu uit het onderwijs komen, dan wel uit de structuurvisie centrumontwikkeling, Binnenstad-Oost of waaruit dan ook komen, tegen elkaar worden afgewogen, en dat de ruimte die er eventueel is, op die manier wordt Begrotingsvergadering van 9 november 2000 42 bestemd. Dat is dus een andere methodiek dan bij de Combivisiemiddelen. De VOORZITTER: U bent er toch bij om te zeggen welke middelen u daarbij wilt inzetten? Als u zegt dat u bepaalde middelen daar niet bij ingezet wilt zien, maar voor iets andere gere- serveerd wilt houden, is dat een uitspraak van uw raad. Het lid TIELEMANS (SDH): Voor de goede orde, om bij de les te blijven en ook om de lijn door te trekken die uzelf wilt doortrekken: het SMBI wordt straks hét afwegingskader voor dit soort majeure investeringsbeslissingen, ook over een looptijd van langer dan vier jaar. En als wij ruimte hebben, wordt die ruimte binnen dat kader herverdeeld. Zo heb... De VOORZITTER: In principe wel. Het lid TIELEMANS (SDH): ... ik het althans begrepen. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik ben principieel tegen het structureel maken van de intensivering, want dan ligt het allemaal al voor honderd procent vast en is er niets en niets, niemendal gereserveerd voor eventuele zaken die uit de onderzoeken komen zoals die nu aan de gang zijn, terwijl ik denk dat daar toch grote bedragen mee gemoeid zijn. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik heb nog een laatste opmerking hierover, voorzitter. Ik denk dat het technisch gezien gewoon van belang is, dat wij in het kader van de opdracht die wij van de provincie hebben, onze meerjarenbegroting in ieder geval sluitend kunnen maken, en dat dat de eerste voorkeur heeft binnen het beleid van het college. Dat lijkt mij ook voor de hand liggend, want anders kun je van alles gaan zitten uitgeven en kom je vervolgens jezelf tegen. Ik denk niet dat dat goed beleid is. Ik zou daar overigens geen verantwoordelijkheid voor willen dragen. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Ik probeer de wethouder te begrijpen, voorzitter. De wethouder heeft als taak de meevallers te besteden om de meerjarenbegroting sluitend te maken. Uiteraard ligt daarin dan verdisconteerd dat ze aldus een bestemming hebben. Als hij nu toezegt dat hij wat dat betreft alleen de meevallers van het gemeentefonds wil gebruiken, zijn wij eruit. Ik vind dat jullie het elkaar hier nu hartstikke moeilijk aan het maken bent, mijnheer Praasterink; dat kost zeeën van tijd, en u wilt alletwee hetzelfde. De hele raad wil zijn eigen prioriteiten straks invullen als het kan, en dat wil het college ook. Maar ik denk dat de wethouder gelijk heeft als hij zegt, dat hij de meerjarenbegroting sluitend moet maken. Maar dat wil niet zeggen dat alle meevallers daarvoor gebruikt moeten worden. Obragas valt er vanavond buiten. Het lid PRAASTERINK (OH): Daar zijn wij het met elkaar over eens, ik bedoel: wij zijn het met elkaar eens over het sluitend maken van de meerjarenbegroting. Ik zeg: De meerjaren'begroting is relatief sluitend als u op dit moment al die beleidsintensiveringen incidenteel besteedt en niet structureel maakt. Dan bent u een heel eind. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Voorzitter! Onze motieven op grond waarvan wij de raad hebben voorgesteld om de kwijtschelding van de riool- en reinigingsrechten onder te brengen in het tarief van de OZB, hebben wij uitvoerig toegelicht in de begroting en nader verduidelijkt in onze antwoorden in de eerste instantie. Het is evident dat de tarieven van de OZB hoger worden als de kwijtscheldingskosten daarin ondergebracht worden. Dat is duidelijk. Daar staat echter tegenover dat de tarieven voor zowel de reinigingsrechten als de rioolrechten daardoor omlaaggaan. Hoewel wij het betreuren dat de fracties van de VVD en OH zich niet achter ons voorstel kunnen scharen, constateren wij dat een meerderheid van de raad het in ieder geval met onze zienswijze eens is. Voor alle duidelijkheid merk ik op, dat dit voor de fractie van de VVD aanleiding is om tegen onze desbetreffende belastingvoorstellen te stemmen, maar dat zij met het restant van onze voorstellen, met name het door haar genoemde agendapunt 2.a, het wel eens is, dus met de begroting wel instemt. Immers, de budgettaire positie is in alle gevallen gelijk. Het lid DAMS (VVD): Voorzitter! Het moge uit de teneur van onze bijdrage duidelijk zijn, dit te meer daar ik heb gesproken over verordeningen, dat als ik agendapunt 2.a genoemd heb, ik mij heb vergist en in plaats daarvan punt 2.c heb bedoeld. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 43 Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ja, dat is correct. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Ik vind dat vanachter de collegetafel nu toch wel erg gebagatelliseerd wordt wat de VVD op dit stuk heeft ingebracht. De VVD heeft twee stellingen betrokken. De eerste stelling was: Het voorstel van het college is inkomenspolitiek, en het is ongewenst inkomenspolitiek te voeren op lokaal niveau. De tweede stelling was: Het voorstel van het college is nota bene strijdig met het collegeprogramma, waaraan wij onze handtekening hebben verbonden. Ik wil graag van u op beide punten een reactie waaruit blijkt hoe u met name als VVD- wethouder aankijkt tegen de kritiek van de VVD-fractie dat u in afwijking van het VVD-beleid kennelijk inkomenspolitiek voert, en dat u bovendien ook nog eens met handen en voeten het collegeprogramma treedt. Hoe ervaart u dat? Het lid WITTEVEEN (wethouder): Het is duidelijk dat ik dat als heel vervelend ervaar. Dat is normaal. Maar ik denk dat het het goede recht van iedere fractie is - dit geldt niet alleen voor fracties van coalitiepartijen, het geldt voor alle fracties - om haar eigen standpunt neer te leggen. Op uw eerste vraag heb ik in de beantwoording al duidelijk antwoord gegeven. Dat hoef ik niet te herhalen. En wat het collegeprogramma betreft, heb ik een vertaalslag gehoord die de heer Dams heeft gemaakt. Daar hoef ik niet achter te staan, want dat staat niet in het collegeprogramma. De 2% waarover wij praten als inflatiecorrectie, staat keurig in het collegeprogramma, maar is ook een zaak die ieder jaar bij de begroting en bij de Voorjaarsnota keurig aan de raad wordt voorgelegd. Dat is een besluitvormingsgang die heel gebruikelijk is. Daar wijk ik dus niet van af. Het lid TIELEMANS (SDH): De besluitvormingsgang ken ik wel. Alleen, het pikante punt blijft, vind ik, dat de VVD-fractie zegt dat u, VVD-wethouder van financiën, handelt in strijd met het collegeprogramma, en dat u zegt dat de VVD-fractie het bij het verkeerde eind heeft. Dat kan ik toch niet meer in de categorie van onnozelheden of van onbeduidendheden scharen? Dat gaat hier en nu toch over een belangrijk punt van beleid? Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Mijnheer de voorzitter! Als medecollegepartij worden wij ook aangesproken over de interpretatie van het collegeprogramma in deze. Ik moet dan toch met de heer Tielemans van mening verschillen, in die zin dat wij vinden dat het collegeprogranima alle ruimte biedt om de begroting samen te stellen zoals ze vandaag is samengesteld. Er is wat dat betreft absoluut geen strijdigheid te constateren. Mocht de VVD om haar moverende redenen wel een strijdigheid vinden, dan denk ik dat zij dat nog eens nader moet uitleggen. Maar met de letterlijke bewoordingen die er nu staan, is die strijdigheid, althans naar onze meningals mede- collegepartij, niet aanwezig. Ik begrijp natuurlijk best de positie van de heer Tielemans@ om nu te proberen om dat heel scherp te krijgen en heel klare wijn te krijgen, maar wij als het gaat om pure inkomenspolitiek, kan er nog wel het een en ander worden opgemerkt. Het bezit van een huis is geen inkomen; je zou indirect wel een link kunnen leggen, maar dat is absoluut niet een directe inkomenspolitiek. Dus ook op dat punt denk ik dat enige nuancering op z'n minst op haar plaats is, en dat het dan ook weinig zin heeft om dat verder onderuit te halen. Het lid TIELEMANS (SDH): Mijnheer Van Heugten, u moet niet boos zijn op mij! De coalitie heeft 7 plus 7 = 14 zetels, heeft onvoldoende draagvlak om dit voorstel naar de politieke eindstreep te helpen. Ik bied aan, nota bene al in eerste termijn, voordat deze aanvaring publie- kelijk wordt, om onze steun te betuigen aan het kwijtscheldingsvoorstel van het college. Wij zitten dus op één lijn. Wel haak ik in op wat de VVD-fractie te berde brengt. Ik verzin niets. De VVD- fractie zegt zonder blikken of blozen dat het college in strijd met het collegeprogramma handelt, zegt dat het college inkomenspolitiek voert. Ik mag daar toch op inhaken? Ik wil er bovendien op wijzen, dat wij nog steeds niet in het duale stelsel zitten, maar nog steeds in het monistische stelsel zitten. Ik ben dus nog steeds medebestuurder. En ik probeer mij van die verantwoordelijkheid te kwijten. De VOORZITTER: Dat verheugt mij met dit standpunt zeer, mijnheer Tielemans. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 44 Het lid TIELEMANS (SDH): Dat kan ik mij voorstellen. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Het is ook wel gebleken uit uw standpunt in eerste termijn, want u steunt in deze het collegevoorstel ten volle. Het lid TIELEMANS (SDH): Ja, dat doen wij. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Daarom. En dan denk ik ook dat als het gaat om tellen, wij anders moeten tellen. Het lid TIELEMANS (SDH): Dan maken wij de fout dat wij koppen tellen. Als u zegt dat er koppen worden geteld, dat wij het college aan de eindstreep zien en dat het dan einde oefening is, zeg ik: Nee, het gaat hier om een wezenlijk inhoudelijk punt, en ik vind dat wij met elkaar een debat hebben te voeren over dat punt daar waar de VVD zegt, dat het strijdig is met het college- programma... Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Ik denk dat de heer Van Heugten gelijk heeft wat het college- programma betreft. De wijze waarop de VVD dat programma interpreteert, is haar verantwoorde- lijkheid. Maar wij hebben het hier nu over iets dat niet in strijd is met het collegeprogramma. In het collegeprogramma staat, dat het totaal van de gemeentelijke lastendruk voor de burgers zo beperkt mogelijk wordt gehouden, dat diverse gemeentelijke heffingen en belastingen in beginsel zijn/worden geïndexeerd, maar dat jaarlijks zal worden bezien of en in welke mate de inflatiecor- rectie daadwerkelijk wordt toegepast. Daar kan men dus nog bepaalde kanten mee uit. Het lid PRAASTERINK (OH): Er wordt nu meer dan de inflatiecorrectie toegepast. De VOORZITTER: Misschien dat de heer Dams degene is die uitsluitsel kan geven. Het lid DAMS (VVD): Wij kunnen heel lang en breed praten over wat met "in beginsel" bedoeld wordt, maar in feite is het uitgangspunt, mede naar aanleiding van de uitspraken van de vorige raad, dat de OZB niet wordt verhoogd, hier duidelijk naar voren gekomen. Te dien aanzien is er in het collegeprogramma een nuancering aangebracht waarin wij ons hebben kunnen vinden. Dit betreft de stelling dat een indexering naar rato van de inflatie perfect is, maar dat dat maximaal is. Met andere woorden: het kan eventueel, maar het heeft niet de voorkeur. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik denk, voorzitter, dat de interpretatie die de VVD- fractie daaraan geeft, een andere is dan die welke ik er namens het college aan geef. Daarmee voldoe ik volledig aan hetgeen in het collegeconvenant is afgesproken. Dat is klip en klaar. Daar ben ik erg duidelijk in. En ik denk dat ik daar eigenlijk minder over hoef te zeggen, o ffi'dat er bij de VVD-fractie gewoon een opvatting bestaat die niet die van het college is en ik als lid van het college in het kader van collegiaal bestuur mij gewoon schaar achter wat het college stelt omdat ik dat ook vind. En als wij een andere discussie aangaan, moet men zich realiseren dat er in wezen over verhoging van de woonlasten wordt gepraat. En ik denk dat dat een zaak die wij allen in het verleden met elkaar hebben besproken, waarbij wij hebben gezegd: Laten wij daar nu alstublieft eens goed op letten. Het college heeft dat gedaan, komt dus tegemoet aan hetgeen de meerderheid van de raad wenst, en verder is er wat mij betreft helemaal niets bijzonders aan de hand, met dien verstande dat ik met mijn fractie van opvatting verschil over dit onderdeel binnen de begroting, dat ik als woordvoerder van het college namens het college verdedig. Dit verschil is uit-en-ter-na binnen de fractie besproken. Nu, wij kunnen elkaar daarin niet vinden. Ik denk dat dat het goede recht van een fractie is. Ik kan mijn fractie niet zo gaan betuttelen, dat ze datgene moet zeggen wat de wethouder vindt. Het lid TIELEMANS (SDH): Hoe u met elkaar omgaat, moet u weten. Alleen, ik constateer dat er selectief gewinkeld wordt door een van de coalitiepartijen in het collegeprogramma. En dit is een constatering die niet onbelangrijk is; het is niet onbeduidend om dit hier vast te stellen. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): U mag er terecht op reageren, mijnheer Tielemans. Wij constateren nu dat er onenigheid is tussen de wethouder en de VVD-fractie. Het is van uitermate Begrotingsvergadering van 9 november 2000 45 groot belang hoe het standpunt van de wethouder is. Welnu, zijn standpunt wijkt af van dat van de VVD-fractie, en dat constateren wij hier. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Het gaat hier nu over het standpunt niet van de wethouder, maar van het college. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Voor de goede orde: wij conformeren ons aan het feit dat er geen inkomenspolitiek wordt gevoerd. Dat is heel duidelijk. Wij hebben in eerste instantie en in tweede instantie gezegd, dat wij tegen verdere tariefdifferentiatie zijn. Dus ook op dat punt gaan wij volledig mee met hetgeen de heer Dams naar voren heeft gebracht. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Wij constateren dat ook. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Het is evident, voorzitter, dat de tarieven van de OZB hoger worden als de kwijtscheldingskosten daarin ondergebracht worden. Daar staat echter tegenover dat de tarieven voor zowel de reinigingsrechten als de rioolrechten daardoor omlaaggaan. Hoewel wij het betreuren dat de fracties van de VVD en Ondernemend Helinond zich niet achter ons voorstel kunnen scharen, constateren wij dat een meerderheid van de raad het met onze zienswijze eens is. Voor alle duidelijkheid merk ik op, dat dit voor de fractie van de VVD aanleiding is om tegen onze desbetreffende belastingvoorstellen - niet tegen de begroting als zodanig - te stemmen. In het kader van de OZB kan ik nog het volgende opmerken. Volgens telefonische informatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zal het wetsvoorstel tot verruiming van de tariefdifferentiatie OZB begin december worden ingebracht voor behandeling in de Eerste Kamer. De verwachting is dat de eerste Kamer geen problemen heeft met de inhoud van dat voorstel en dat dat voorstel op 5 of 6 december kracht van wet krijgt. Voor de eigenaren van een minder dure woning betekent de overheveling een lichte verlaging. In concreto wordt de kwijtschelding betaald door de eigenaren van duurdere woningen en de eigenaren/gebruikers van niet-woningen. De SDH-fractie heeft opgemerkt, dat wij in de eerste instantie niet gereageerd hebben op de passage inzake Obragas. In haar bijdrage in eerste instantie merkt de SDH-fractie op, dat uit de te verkrijgen opbrengsten in ieder geval de structurele dividenduitkering van f 3 miljoen per jaar veiliggesteld moet worden. De fractie vraagt nu aan ons of het ontbreken van een antwoord inhoudt, dat wij het daarmee eens zijn. Immers, wie zwijgt, stemt toe. Uiteraard zijn wij het op dit punt met de SDH-fractie eens. Gezien het feit dat het op pagina 37 van de beleidsbegroting als zodanig al werd gesteld, meenden wij dat de opmerking van de SDH-fractie in eerste instantie een ondersteuning van onze opvatting was, zodat wij vonden dat een nader antwoord verder niet meer nodig was. De fractie van Ondernemend Helmond bepleit de instelling van een reserve voor de. afdekking van de consequenties van aanbevelingen van lopende onderzoeken. Wij zijn het hiermee pertinent niet eens. Op eerste plaats zou daardoor beslag worden gelegd op budgettaire ruimte, die daardoor niet meer voor andere zaken kan worden aangewend zonder dat de noodzaak van dat beslag op dat moment onomstotelijk vaststaat. Op de tweede plaats druist het in tegen de spelregels die wij met elkaar hebben afgesproken, namelijk dat er per jaar twee afweegmomenten zijn, namelijk bij de Voorjaarsnota en bij de begroting. Dat zijn de momenten waarop ook de consequenties van onderzoeken afgewogen worden tegen andere voorstellen met financiële consequenties en waarop er prioriteiten worden gesteld. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Als wij nu bijvoorbeeld f 12 miljoen aan externe onderzoeken uitgeven en wij dadelijk geen geld hebben om de consequenties daaruit uit te voeren, verdwijnen ze in een la. En als ze in een la verdwijnen, komen ze, net zoals het TROP- onderzoek, het onderzoek van Goudappel en Coffeng en weet ik welke onderzoeken nog meer die wij gehad hebben en waarvoor wij ook verschrikkelijk veel geld hebben betaald, er misschien over vijf jaar weer uit, en dan is er weer een college dat wordt opgezadeld met een erfenis in die zin dat het iets aangeleverd krijgt dat dan mogelijkerwijs door de raad wordt vastgesteld, maar waarvoor er geen middelen aanwezig zijn. Dat hebben wij willen zeggen. En ik vind dat van onfatsoenlijk financieel beleid naar toekomstige colleges getuigen. Want u kunt niet waarmaken wat u nu mogelijkerwijze aan het zaaien bent. En daar heb ik grote bezwaren tegen. Ik kom hier dadelijk nog wel op terug. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 46 Het lid WITTEVEEN (wethouder): Wij zitten hier geen onrust te zaaien of spelletjes te spelen, voorzitter, maar... Het lid PRAASTERINK (OH): Ik ook niet, hè?! Het lid WITTEVEEN (wethouder): ... wij zijn hier serieus bezig om... Het lid PRAASTERINK (OH): Laten wij wel zijn. Ik zit hier geen spelletje te spelen. Ik vind gewoon een gezonde positie en een gezond uitgangspunt na de volgende verkiezingen heel belangrijk. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Het is heel duidelijk, voorzitter, dat wij hier een begroting hebben neergelegd die sluitend is, en ik heb uit de discussies die wij tot heden toe hebben gevoerd, zowel schriftelijk als, vanavond, mondeling, geproefd dat ze voldoende steun heeft. Dus wat dat betreft zit ik en zit ook het college helemaal niet te wachten op allerlei verschuivingen... Het lid PRAASTERINK (OH): De discussie gaat er niet over of u voldoende steun heeft. Want dan kan ik net zo goed naar huis gaan. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Nou, ik zou nu haast iets zeggen, maar dat doe ik maar niet. Voorzitter! In de tweede plaats druist het in tegen de spelregels. Wij hebben spelregels met elkaar afgesproken. Wij hebben met elkaar afgesproken, dat de Voorjaarsnota en de begroting de momenten zijn waarop de raad de prioriteiten kan stellen. Het lid PRAASTERINK (OH): Wij zijn nu toch met de begroting bezig en dan mag ik nu toch stellen wat ik stel? En als u zegt dat dat dan wel weer bij de Voorjaarsnota komt, schuift u het probleem weer naar voren. Het lid WITTEVEEN (wethouder): U mag alles stellen, mijnheer Praasterink. Niemand zal u dat misgunnen of u het recht daartoe ontnemen. Dat zal ik ook zeker niet doen. Alleen, wij verschillen ter zake van opvatting, en dat geef ik u aan. En als u dan volhardt in u standpunt, is dat uw goede recht. Daar heb ik geen moeite mee. Voorzitter! De OH-fractie vraagt ons om bij de Voorjaarsnota inzicht te verstrekken in de reservepositie van onze gemeente. Nu, daar kan ik heel kort over zijn, want vanaf de behandeling van de eerste Voorjaarsnota hebben wij de raad bij Voorjaarsnota's geïnformeerd over de stand van zaken van de reserves en voorzieningen, en er is voor ons geen enkele aanleiding van die lijn af te wijken. Wij kunnen wat dat betreft dus volledig op het verzoek van de OH-fractie ingaan'. Men ziet het, de OH-fractie krijgt dus best ook eens gelijk in dit kader. Het voorstel van de OH-fractie om alle beleidsintensiveringen te schrappen en het daarmee gemoeide bedrag aan onvoorzien structureel toe te voegen wijzen wij af. Bij deze begroting doen wij de raad voorstellen voor beleidsintensiveringen. Het is het goede recht van de raad om het met de door ons voorgestelde inzet van middelen niet eens te zijn, het is het democratische recht van de raad om daar alternatieve voorstellen voor in de plaats te stellen, maar wij handhaven hetgeen wij in de beleidsbegroting aan de raad hebben voorgelegd. De CDA-fractie heeft het gehad over de inzet van middelen voor de formatie. Als het haar bedoeling is dat ik nu gespecificeerd moet aangeven hoe wij ter zake allerlei middelen gaan inzetten, moet ik zeggen dat het zo niet werkt. De raad zal begrijpen dat als je dit soort aanvragen via de verschillende diensten en afdelingen binnenkrijgt, er altijd meer gevraagd wordt dan de polsstok lang is. Dat is een bekend beeld. Wij hebben de raad ter zake f 800.000,-- plus f 200.000,-- voorgesteld, dus bij elkaar een aanzienlijk bedrag. Ik kan globaal opgeven in welke sectoren dat wordt uitgegeven. Dan moet men niet alleen aan personele invulling denken. Dat is het niet sec. Er zit ook een stuk beleidsuitvoering bij. Er zij dan te denken aan o.m. de afdeling POI, de Stadswinkel, Burgerzaken, Bestuurs-juridische zaken, Stadsontwikkeling, Stadsbeheer, Wijkontwikkeling en de Brandweer. Er is wat dat betreft sprake van een totaalpakket ten aanzien waar-van wij in de uitwerking nog nadere invulling zullen geven. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 47 Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Dat is denk nu net waar wij een beetje schrik voor hadden. Ik meen dat wij met elkaar steeds meer constateren, dat er een hiaat zit in de wat zwaardere posities met name op de punten beleidsvoorbereiding en planontwikkeling op allerlei terreinen. Als ik u nu zo beluister, denk ik (ik heb niet precies allemaal op een rijtje, maar u noemde een hele serie op), dat wij bevestigd krijgen waar wij een beetje angst voor hadden, namelijk dat er heel veel in de uitvoerende taak gaat zitten. En wij hebben de indruk dat de extra kwaliteitsimpuls niet op het uitvoeringsniveau ligt. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik denk dat er nu een misverstand is. Ik heb willen aangeven, a) dat als wij praten over f 800.000,-- inzet, je de vertaalslag zou kunnen maken dat het gaat over f 800.000,-- die wij puur in de personele sfeer inzetten, maar b) dat er ook een stuk uitvoeringssfeer sfeer is. Ik zeg niet dat het per se allemaal die kant uit moet; ik geef u alleen mee dat er een stuk evenwicht in moet zitten, dus dat er binnen de besteding van de middelen, waarop ik, zoals gezegd, geen concreet antwoord kan geven... Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Wanneer denkt u daar wel duidelijkheid over te kunnen geven? Ik denk dat als wij zo voortwinkelen, er toch hier en daar wat wegebt in de hele organisatie. Gezien de problematiek die wij hebben, lijkt het ons een goede zaak dat wij als raad er toch van tijd tot tijd een duidelijk inzicht (niet een hapsnapje) in krijgen wat het college van plan is om met deze extra impuls te doen. Met andere woorden: wij willen daar toch meer duidelijkheid over hebben. Misschien alleen niet vanavond, maar wel de intentie vanavond dat het op de posten gaat zitten waar wij met z'n allen naar op zoek zijn. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Dat wil ik u toezeggen. Want ook ik weet nog niet exact hoe de uitwerking daarvan is. Het lijkt mij een heel goede zaak dat als daaraan invulling wordt gegeven, wij u daarmee confronteren. Dat is ook een goede weg. Ik zeg het u toe. Geen punt. Het lid TIELEMANS (SDH): Nu gaat het mij allemaal iets te snel. U komt hier met voorstellen voor deels formatie-uitbreidingen, deels versterkingen, deels coaching, training enz., ook om de cultuuromslag te ondersteunen, voorstellen waaraan wij ons fiat hebben gegeven. De desbetreffende bedragen zijn toch geen slagen in de lucht? Die zijn toch gebaseerd op gerechtvaar- digde claims vanuit de diverse disciplines? Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ja. Het lid TIELEMANS (SDH): Daar heeft u toch inzicht in? Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ja, maar... Het lid PRAASTERINK (OH): Onze vraag gaat in diezelfde richting. Daarom zeg ik: Maak het maar incidenteel, want dan kunnen wij er tenminste per discussiepunt over discussiëren of wij het wel of niet doen. Maar als u geen antwoord heeft op de vraag wat u kunt besteden, blijf ik zitten met die vraag. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik heb u aangegeven, dat in het totale beeld het aantal aanvragen dat de afdeling bereikt heeft, aanzienlijk hoger was dan het bedrag dat nu naar voren wordt gebracht. Dat houdt in dat wij op bepaalde sectoren beperkingen moeten aanbrengen. Dat is ook een normaal financieel beleid. Wij worden door de financiën daartoe gedwongen. Dat houdt in dat de uitwerking van de middelen die wij nu hebben, een nadere uitwerking behoeft. En ik heb richting mevrouw Jurrius toegezegd, dat wij daar zeker op terugkomen en dat bij de invulling daarvan de raad daarbij betrokken wordt. Meer kan ik op dit moment niet doen. Het lid TIELEMANS (SDH): Ja, dat kunt u wel. Want ik heb in eerste termijn en ook in tweede termijn reeds gevraagd om ons in staat te stellen via het budgetcontrole-instrument bij uitstek, de Marap, inzicht - zo u wilt: voortschrijdend inzicht - in de stand van zaken met betrekking tot de concrete besteding van die extra intensiveringen ten behoeve van personele uitbreidingen etc. En dan kunt u ook wat de voorzitter heeft aangekondigd, namelijk de trans- formatie - geleidelijk aan uiteraard - van externe inhuur etc. naar interne versterking van de Begrotingsvergadering van 9 november 2000 48 organisatie, daarin inzichtelijk maken en ons van kwartaal naar kwartaal als het ware aan de hand meenemen naar hoe dat proces verloopt, ook om vast te stellen of dat inderdaad effectief verloopt volgens de wensen die wij hier met elkaar uitgesproken hebben. U kunt dat dus heel goed kanaliseren en organiseren. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Maar dat is ook wat ik toezeg. Als u mij nu vraagt of ik dat nu keurig netjes kan aangeven en u wat dat betreft bij de hand kan nemen, moet ik zeggen dat ik dat op dit moment nog niet kan. Dat geef ik u ook gewoon toe. Daarvoor is een nadere uitwerking nodig. Met die nadere uitwerking wordt u geconfronteerd. Het lijkt mij terecht dat u daarnaar vraagt. Het is in mijn optiek een heel normale zaak. Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Er ligt (ik zag de gemeentesecretaris knikken) een plan achter de f 800.000,--. En nu is wat mij betreft even de vraag, ook naar mevrouw Jurrius toe, of je als raad je moet bemoeien met de invulling van de f 800.000,-- dan wel je moet aangeven dat je verwacht dat het in die en die gremia of sectoren wordt besteed. Ik zou er niet voor zijn dat wij precies gaan aangeven dat die en die referendaris wel mag en die niet. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Ik ben het daarover volledig met u eens. Ik meen ook dat ik dat zojuist eigenlijk in grote lijnen heb aangegeven. Wij vinden dat er niet te veel op het uitvoerende vlak ingezet moet worden, maar juist op de zwaardere posten moet worden ingezet, omdat wij met elkaar ongeveer genoeg hebben van het feit op de eerste plaats dat wij erg veel moeten inhuren en op de tweede plaats dat er van buitenaf signalen komen die zeggen, dat de processen op dit moment intern niet voldoende op kwaliteit worden begeleid door het gemeentelijke apparaat. Verder willen wij als CDA ook niet gaan. Het lid FERWERDA (D66): Goed, maar dan heb ik nog één vraag: Hoe verhoudt de f 800.000,-- zich tot de vacaturebak van veertig á vijftig man? Het lid WITTEVEEN (wethouder): Misschien mag ik hierop nu gelijk ingaan, voorzitter. Dit is een vraag geweest van de PvdA-fractie, die heeft gevraagd of wij onderzoek verrichten naar de motieven van vertrekkende ambtenaren. Nu, laten wij vooral niet te somber doen. Dit klinkt misschien wat raar uit mijn mond, maar dit meen ik serieus. Het vacaturebeeld van de gemeente Helmond is een normaal beeld. Alleen, als het wordt geplaatst in de huidige tijd, krijgen wij allemaal het gevoel van: jonge, jonge, wat is er aan de hand? Maar wij hebben op dit moment 49 vacatures op ruim 600 formatieplaatsen. Nu, als men het ene aantal tegen het andere aantal afzet, geeft dat eigenlijk een heel normaal beeld. In 1999 zijn er gemiddeld per oproep voor een te vervullen functie meer reacties binnengekomen dan in 1998. Hiermee ontken ik niet, dat er voor enkele terreinen, zoals biotechniek, specifieke wervingsproblemen zijn. Maar ook dat is een normaal patroon; zo is het altijd geweest. Wij verrichten geen formeel systematisch onderzoek naar vertrekmotieven, maar informeren daar steeds wel naar. En in vrijwel alle gevallen gaat het dan om normale motieven: persoonlijkheid, carrière kunnen maken, positieverbetering etc. En ik denk dat als iemand hier zo'n vijf á zeven jaar gewerkt heeft, je daar moeilijk voor kunt gaan liggen. Ik denk dat dat binnen de ontwikkeling van een ambtenaar een heel normaal beeld is en dat je dat zeker niet mag blokkeren. Dat wil niet zeggen dat ik altijd blij ben als ik hoor dat er iemand weggaat, dat is een ander verhaal, maar het kan ook wel eens heel verfrissend en vernieuwend zijn als er weer eens iemand met nieuwe ideeën binnenkomt. Want de eerlijkheid gebiedt natuurlijk om te erkennen dat als je gedurende een periode van zo'n jaar of zeven met iemand hebt gewerkt, iedere inventiviteit langzamerhand gestabiliseerd is, en dat dan iemand die van buitenaf hier binnenkomt, er best met heel nieuwe ideeën weer tegenaan kan gaan. Ik moet zeggen dat men in het algemeen graag in Helmond werkt. Wij zullen overigens nog wel aanvullende acties ontwikkelen om te komen tot concurrerende arbeidsvoorwaarden, flexi- biliteit, parkeermogelijkheden, fietsenstallingsmogelijkheden etc. Ik denk dat al dat soort secun- daire arbeidsvoorwaarden momenteel een belangrijke rol spelen. Nu, daar zijn wij beleid voor aan het maken, en daar kom ik uiteraard ook op terug. Het lid DE BRUIJN (GroenLinks): Voorzitter! Als er nu heel regelmatig mensen vertrekken omdat er geen of te weinig carrièremogelijkheden zijn, hoort het dan niet bij een personeelsbeleid om te kijken hoe je mensen voldoende carrièremogelijkheden kunt geven? Dat is volgens mij de Begrotingsvergadering van 9 november 2000 49 essentie van de vraag van de PvdA-fractie. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Daarover ben ik het met u eens, maar als ik een afdelingshoofd heb en de tweede man daaronder zich geroepen voelt om ook hoofd te worden en dat in een andere gemeente kan, zal ik hem daar zeker niet in belemmeren. Een dergelijk belem- meren lijkt mij een heel slechte zaak. Nu geef ik u een beetje de situatie aan waar ik dan af en toe tegenaan loop. Maar, zo zeg ik nogmaals en heel expliciet, het is hier nog geen ramp. Ik heb dit zeer recentelijk ook al gezegd. Zolang ik aan de hand van reacties die in de pers staan, spontane open sollicatiebrieven op mijn bureau krijg, voel ik mij nog steeds gelukkig in Helmond. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): U pleegt dus geen exit-interviews, u onderzoekt dus niet waarom mensen vertrekken, exit-interviews zitten dus niet standaard in uw personeelsbeleid? Het lid WITTEVEEN (wethouder): Informeren en informeren zijn twee zaken. Als je echt beleid wilt gaan voeren (ik heb daar nog helemaal geen aanleiding toe), moet je het informeren doen met statistieken die aangeven wie waar naar toe gaat enz. Dat doen wij niet. Wat wij wel doen als iemand weggaat, is uiteraard vragen: Wat ga je doen en wat is de reden van je vertrek? Dat is een normale gang van zaken. Ik denk dat dat niet alleen gebeurt onder de collega's onderling, maar het gebeurt uiteraard ook vanuit de afdeling personeelszaken en uiteraard door mij als wethouder. Dat is logisch. Het lid VAN DER ZANDEN (PvdA): Een interview om er achter te komen waar iemand naar toe gaat, doe je van mens tot mens. Een exit-interview houd je om je beleid bij te stellen, om goede mensen binnen te houden. Dat is in mijn visie een wezenlijk verschil. Het lid WITTEVEEN (wethouder): Ik onderken dat ook. Daarom geef ik u aan dat wij bezig zijn met een discussie om te kijken welke beleidsvormen wij moeten aanpassen om de aantrek- kelijkheid om in Helmond te komen werken te vergroten. Maar ik geef in de eerste inzet al aan, dat het niet verontrustend is. Het beeld dat wij nu hebben, is eigenlijk een normaal beeld. Wij moeten niet alleen omdat de arbeidsmarkt wat overspannen is ogenblikkelijk spastisch gaan doen. Dat heb ik willen aangeven. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Het jaar van de waarheid, noemde, dacht ik, de heer Tielemans het moment waarvoor wij staan en het jaar dat wij tegemoetgaan. Ik kan u verzekeren dat in de portefeuille stedelijke ontwikkeling en onderwijs, die ik nog even mag behartigen, dat echt aan de orde is. En in die volgorde wil ik ook op een paar onderdelen van het beleid ingaan. Met betrekking tot de centrumontwikkeling hebben wij in december een belangrijke stap te zetten bij de verdere planvorming voor het centrum onder leiding van BVR. Het college is zich bewust van de noodzaak om ook op de korte termijn maatregelen te treffen om te proberen te bevorderen dat ons centrum beter gaat functioneren. Vandaar ook de voorstellen in onze beant- woording die ook door de leden van de raad positief becommentarieerd worden. Met betrekking tot het pand van ABN/AMRO aan de Markt ligt de belemmering om daar op korte termijn iets mee te doen niet bij ons, maar bij de huidige eigenaar, te weten het Bouwfonds. Wij zijn met het Bouwfonds in gesprek, maar zijn er bij de herontwikkeling wel van afhankelijk of het Bouwfonds op dit moment de herontwikkeling ook ter hand wil nemen. De discussie over de verplaatsing van de markt van de Markt zullen wij ongetwijfeld snel met elkaar moeten voeren. Daarop wordt van de kant van de raad aangedrongen, en ik denk dat nadat wij op 12 december de volgende stap in de centrumplannen hebben gezet, die discussie ook heel goed gevoerd kan worden om haar niet onnodig op te houden. Dat hoeft wat mij betreft ook zeker geen jaar meer te duren En dan kunnen wij ook zien wat wij met de Markt kunnen gaan doen. Want het is inderdaad zo, dat de Markt de nodige levendigheid mist. Het tweede belangrijke thema wordt gevormd door de bereikbaarheid van de stad en het centrum. Ik constateer dat de raad toch heel open in de discussie over de Traverse wil gaan zitten. Ik juich dat toe. Het is de raad bekend dat mijn standpunt als wethouder is, dat op termijn de Traverse in haar huidige vorm verdwijnt. Maar wie op dit moment kan zeggen hoe dat dan zou moeten, spreekt voor mijn gevoel toch wel voor zijn beurt. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 50 Het lid PRAASTERINK (OH): Jawel, maar wij zijn een jaar verder, hè? Dat was de discussie waarom wij verleden jaar de motie hebben ingetrokken. Toen heb ik het vertrouwen gegeven dat er in de loop van dit jaar dingen zouden gebeuren. Nu zijn wij een jaar verder, en weet ik nog niets. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Nee, maar dat antwoord hebt u verleden jaar niet gehad van mij. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik wil nu gewoon heel duidelijk uitspraken hebben. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Ik heb verleden jaar niet de uitspraak gedaan dat ik het vandaag zou weten. Verleden jaar zijn wij begonnen met de studie naar de hoofdwegen. U kent de planning. En ik kan onmogelijk gezegd hebben, dat ik op deze dag wel zou weten hoe het zou moeten met de Traverse. Ik hoop dat u het geduld nog even kunt... Het lid PRAASTERINK (OH): Verleden jaar heeft u de toezegging gedaan, dat er een antwoord zou komen in de loop van dit jaar. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Nee, nee! Ik wil dat gaarne nog eens met u doorexereeren, maar het lijkt mij hoogstonwaarschijnlijk. Voorzitter! Wij zullen in het komende jaar (vandaar ook, denk ik, een beetje de term "het jaar van de waarheid") in het licht van de problematiek van de bereikbaarheid van de stad wel echt knopen moeten doorhakken. En dan wordt ook duidelijk welke infrastructurele werken wij ook op korte termijn gewoon ter hand kunnen nemen. En opmerkingen over het feit dat wij zo node een centrurnring missen, zijn op dat moment zeker aan de orde van de dag. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Ik ben voor een open discussie over de Traverse, dus een discussie die meer opties kan omvatten dan sec de ondertunneling. Overigens zal die discussie gevoerd moeten worden in nauwe samenhang met de centrurnring. Het een hangt onverbrekelijk samen met het ander. Ik heb een heel concrete vraag gesteld over de Traverse. In de vorige zittingsperiode van de raad hebben wij als onderdeel van het krediet van f 15 miljoen voor de herinrichting van de openbare ruimte van de Kanaaldijk f 1,5 miljoen geoormerkt voor het opknappen van de Traverse. Dat geld zit nog steeds in dat krediet... Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Collega Hesen zal daar dadelijk op ingaan. Het lid TIELEMANS (SDH): 0. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): In positieve zin. Het lid TIELEMANS (SDH): Ik verwacht ook niet anders. De f 1,5 miljoen zit nog in dat krediet en daar komen wij dan zo meteen nog wel over te spreken. Prima. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Ja. En mogelijk worden wij in de discussie over de toekomst van de Traverse geholpen doordat BVR bij de discussie op 12 december ook een korte notitie zal aanreiken over hoe BVR aankijkt tegen de functie en de positie van de Traverse in het licht van de centrumplannen. Ik heb daar al een heel klein doorkijkje van morgen ontvangen, en ik denk in die zin dat wij de Traversediscussie ook inderdaad op die termijn vlot kunnen trekken. En dan komt uw wens inzake de middelen die gereserveerd staan ten behoeve van de verbetering van de huidige Traverse in beeld. Maar wethouder Hesen zal daar nog het een en ander over zeggen. Voorzitter! Op het moment dat de PW205 gerealiseerd zal zijn, komt uiteraard in beeld hoe de verbinding van noord naar zuid zal gaan functioneren. Door een aantal fracties is terecht opgemerkt dat daar nog lang geen sprake is van een ideale doorgangssituatie. Dat betekent dat wij op dit moment hard studeren op de knelpunten die er nog in die noord-zuidverbinding zitten, en dat wij zo snel als mogelijk is de raad ook voorstellen zullen voorleggen om daar de nodige aanpassingen op te doen. En met betrekking tot met name de aansluiting van de Rochadeweg op de Begrotingsvergadering van 9 november 2000 51 PW205, waarvan de provincie ongeveer anderhalf jaar geleden nog dacht dat wij daar met een eenvoudige enkelbaans rotonde zouden kunnen volstaan, blijkt nu uit het nieuwe verkeersmodel dat wij daar nog eens heel goed naar moeten kijken vanuit de vraag of dat de adequate oplossing is voor dat kruispunt naar de toekomst. Er is door de heer Tielemans gevraagd hoe het staat met de verwerving van de benodigde grond. Ik kan hem melden dat die verwerving op dit moment bemoedigend verloopt. Het lid TIELEMANS (SDH): U heeft voor volgend jaar in het IVP f 4,7 miljoen opgenomen voor de aanpassingen van de Rochadeweg zowel wat de Kanaaldijk betreft als wat de PW210 betreft. Binnenkort komt de doortrekking gereed. Zij wij nu niet erg laat met die aanpassingen? Deze vraag leeft bij mij zeker als ik uit uw beantwoording begrijp, dat het nog maar de vraag is of wij volgend jaar effectief toekomen aan het begin van realisatie van die aanpassingen. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Ik ben er een beetje bang voor dat u gelijk hebt als u zegt, dat wij volgend jaar nog niet alle knelpunten fysiek buiten ook zullen kunnen aanpakken. De planning en de trajecten die ook bij de provincie nog moeten worden doorlopen, kennen ook zoveel termijnen, en als u mij vraagt of ik daar stevige uitspraken over wil doen, zeg ik dat ik dat op dit moment werkelijk niet zou aandurven. Het heeft op dit moment alle aandacht van de mensen die naast de studie van de hoofdwegen bezig zijn met de aanpassing van deze route, maar terecht is geconstateerd dat daar toch nog wel wat knelpunten aan zitten, die overigens wel door de gemeente Helmond zijn gesignaleerd, maar door andere partners die de functie van de weg kennen, tot op dit moment nog niet hoog op de agenda zijn gezet. Dat doen wij op dit moment wel. Wij zijn ook actief in het verwerven van de benodigde grond om met name de vormgeving van die kruispunten dadelijk ook goed te kunnen uitvoeren. Maar het zou te voorbarig zijn als ik hier nu aankondigde, dat wij al die knelpunten volgend jaar ook kunnen realiseren. Het lid RIETER (HB): Misschien mag ik u nu in dit licht een vraag stellen ten aanzien van de aansluiting van de Rochadeweg die u net noemde, en waarbij wij een grenscorrectie met Deurne hebben gehad om daar de net door u bedoelde eventuele rotonde te kunnen realiseren. Daar ligt ook de boegkavel. Is de boegkavel nu ter discussie? Ik kan mij voorstellen dat bij een ontwikkeling of een herontwikkeling van de situatie daar, ook de boegkavel... Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Nee, nee, in het bestemmingsplan BZOB is wat meer ruimte gehouden dan oorspronkelijk werd beoogd voor de mogelijke vorm- geving van dat kruispunt. Daar is dus in voorzien. Dat kan ons niet meer in de weg staan. Dat betekent dat wij ook de ongelijkvloerse kruising voor met name voetgangers en fietsers hoog op de agenda gaan zetten. Ik moet u eerlijk zeggen dat wij voor het komende jaar daar niet de beschikking over de benodigde middelen hadden, maar vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en het druktebeeld dat daar ongetwijfeld gaat ontstaan als wij de Kanaaldijk in het centrum werkelijk verkeersluw maken, denk ik dat dat bij de afweging van de Voorjaarsnota een hoge urgentie zou moeten krijgen. Daarover ben ik het in die zin met u eens. Maar ik ben niet in staat om vandaag even een ingreep te doen in een voorliggend investeringsprogramma. Het lid TIELEMANS (SDH): Het staat inderdaad niet opgenomen in het IVP. Daar ligt dus al een probleem. Ik wil het hierbij nu even hebben over creatief werken aan oplossingen. Als u zegt dat het maar zeer de vraag is of de gemeente volgend jaar in staat is om ruimtelijk-fysiek, bestemmingsplantechnisch en formeel-juridisch die aanpassingen aan de Rochadeweg gerealiseerd te krijgen, betekent het dat u de f 4,7 miljoen volgend jaar in ieder geval waarschijnlijk niet nodig hebt, althans niet in het geheel nodig hebt. Dat biedt in ieder geval ruimte om alvast aan de slag te gaan met het ongelijkvloers maken van de Vlierdensedijk op de Vlierdense Bossen. En dan lossen wij in ieder geval daarmee alvast een bottleneek op. Met betrekking tot wat wij kunnen doen en ten aanzien waarvan wij niet hoeven te wachten op anderen, vind ik dat wij aan de slag moeten om te voorkomen dat wij dadelijk echt in een vertragingssituatie terechtkomen. Ik beveel dit dus van harte bij u aan. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Wij zullen de f 4,7 miljoen niet laten liggen omdat sommige onderdelen wat langer op zich laten wachten. Ten behoeve van een adequate noord-zuidverbinding, niet alleen voor het autoverkeer, maar ook voor andere weggebruikers, ben Begrotingsvergadering van 9 november 2000 52 ik er met u over eens dat wij het geld dat er dus wel is, gewoon het komende jaar goed moeten inzetten. Voorzitter! Nu ga ik over naar de voorraad bedrijventerreinen, waarover de VVD-fractie en ook andere fracties vragen hebben gesteld. Ik wijs er even in algemene beleidsmatige zin op, dat het niet meer vanzelfsprekend is dat de voorraad bedrijventerrein (en hetzelfde geldt voor het zoeken van nieuwe woningbouwlocaties) zeer gemakkelijk aan de randen van de stad gaat plaatsvinden. Net zo goed als wij de komende jaren een proces van stedelijke herstructurering op het gebied van woningbouw tegemoetgaan, geldt hetzelfde ook ten aanzien van de stedelijke herstructurering van je voorraad bedrijventerreinen. Daar zetten wij dus ook vol op in. En ik kan hier de verzekering geven, dat op het terrein van Hoogeind niet alleen de locatie van het Hatema- terrein daarbij in beweging is, maar dat er op allerlei fronten projectontwikkelaars of eigenaars met herstructureringsplannen bij ons komen, en dat zij door ons voluit worden bediend. Natuurlijk signaleren de bedoelde fracties terecht, dat de behoefte aan bedrijventerrein in Helmond ook urgent aan het worden is. In die zin laten wij natuurlijk de uitbreiding van het BZOB niet versloffen. Hierbij vertel ik wel dat dit onderdeel alleen nog is opgenomen in het algemeen structuurplan van het SW-gebied, en nog niet zijn vertaling heeft gevonden in een bestemmingsplan. Dit punt zetten wij wel op het agendaoverleg met de provincie, maar als ik de beleidsmatige discussie vanuit ruimtelijke ordening zowel landelijk als provinciaal goed volg, moet ik zeggen dat de vanzelf- sprekendheid van een aantal jaren geleden veel minder aanwezig, en denk ik dat men het er hier met mij over eens is, dat een stevige inzet op de herstructurering van bestaand bedrijventerrein ook in kwalitatief opzicht heel goed zou zijn voor de stad. Dus beide sporen hebben onze aandacht. Het lid TIELEMANS (SDH): Ik heb nu nog een korte vraag hierover. Onze wethouder van economische zaken is helaas weg, en dus moet ik mij hiermee tot u wenden. Er is door u, maar ook door ons een zodanige schaarste aan bedrijventerreinen geconstateerd, dat de voorraad zo langzamerhand opraakt. Hoe verhoudt zich dat met - en dan kijk ik met name naar het BZOB - het op voorraad bouwen van bedrijfshallen op een flink aantal kavels? Ik kan namelijk het een niet helemaal rijmen met het ander. Maar misschien dat u mij wat licht in de duisternis kunt schenken. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Wij zijn als gemeente altijd uiterst terughoudend geweest in het op voorraad bouwen van bedrijfsruimte. De normale gang van zaken is dat er pas gebouwd wordt als de toekomstige gebruiker bekend is. In beperkte mate staan wij het toe op verzoek van ondernemers. Dat is geen regel. Wij moeten ook nog eens goed analyseren waar, in welke segmenten van ons bedrijfsleven de grootste druk komt te zitten. Want ik heb sterk het idee dat wat de behoefte betreft aan bedrijventerreinen voor weer wat kleinschaliger productie- bedrijven de lijst urgenter is dan de lijst van bedrijven die zich vestigen op het BZOB. En dan staat de raad natuurlijk ook nog voor de keuze en de afweging of wij geweldig verder willen gaan met het vestigen van dit type grootschalige bedrijven in het licht van de relatie naar de werkgelegen- heidscomponent. Daar zit een afweging die je ook gewoon op het gebied van de 'ruimtelijke ordening en vanuit economische zaken inderdaad nog eens zou kunnen maken. En je moet je ook afvragen of op het moment dat wij wel kunnen doorgaan met de ontwikkeling van het zuidelijke deel van het BZOB, je dat op dezelfde manier in de markt wilt zetten. Ik denk dat wij die discussie met elkaar zouden moeten voeren. Dat zuidelijke deel ligt in een heel andere natuurlijke omgeving, en dat heeft in de huidige tijd, waarin natuur en landschap zo hoog op de maatschappelijke agenda staan, ook zijn gevolgen voor het beantwoorden van de vraag welk type bedrijf je daar op termijn zelf zou willen vestigen. Het lid TIELEMANS (SDH): Daarover ben ik het met u eens, maar ik vind wel... Het lid PRAASTERINK (OH): Ik ben van mening dat u aan de hand van een notitie zou moeten aangeven welke soort bedrijven je dan zou willen vestigen en welk soort werkgelegenheid wij hebben aan te bieden. Want dat is natuurlijk grote probleem. Afstemming. Het lid mevrouw JONKJERS-GOEDHART (wethouder): Wat dat betreft komt vanuit economische zaken collega Witteveen met beter inzicht in wat wij ter zake zouden kunnen doen. Het lid TIELEMANS (SDH): Maar de uitbreiding van het BZOB in zuidelijke richting staat niet ter discussie, hè? Begrotingsvergadering van 9 november 2000 53 Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Nee, op zich niet. Het lid TIELEMANS (SDH): De noodzaak daarvan vind ik nog steeds erg aangetoond en staat buiten kijf. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Ja, die staat buiten kijf. Maar ik zeg u wel dat ik daarover in het overleg met de provincie wel wat andere geluiden tegenkom dan vier, vijf jaar geleden. Doch die discussie gaan wij aan. Maar op het moment dat ze in streekplannen vastliggen, krijgen wij er toch ook wel gewoon mee te maken. Maar wij voeren die discussie wel. Dus ook over de aard en het type van de bedrijven die wij als gemeente daar zouden willen vestigen. Voorzitter! Met betrekking tot de ontwikkeling van het Hatematerrein wijs ik er op, dat de keuze van de projectontwikkelaar een keuze is die de huidige eigenaar heeft gemaakt. Het is de directie van Gamma Holding zelf geweest die deze ontwikkelaar heeft geselecteerd, en die partij is daarmee voor ons een gegeven. Overigens een partij waarin wij het volste vertrouwen hebben. Van enige kanten is gevraagd wat er nu met het Hatematerrein gaat gebeuren. Ik hoor ook van de heer Klaus daar een bepaald beeld bij. Het opstellen van het programma voor dat terrein gebeurt door partijen gezamenlijk. Maar ik denk dat het programma voor de herontwikkeling van dat terrein door deze raad bekrachtigd moet worden in de vorm van een wijziging van het bestemmingsplan. In die zin is de raad daar dus absoluut bij betrokken. Er is ook nog gevraagd hoe het nu zit met de risico's, met name vanwege het feit dat bekend is dat het terrein op onderdelen vervuild is. Wij gaan daar als volgt mee om. Wij denken op dit moment een vrij goed inzicht te hebben in de aard en de omvang van de verontreiniging. Het risico van de desbetreffende sanering wordt ook ondergebracht in de gezamenlijk te vormen BV of CV (daar studeren wij nog op), en dat betekent dat ook daarmee de risico's niet meer op de begroting van de gemeente Helmond drukken, maar verder moeten worden afgewikkeld binnen die ontwik- kelingsmaatschappij. En wij denken er op dit moment uiteraard nog over na hoe wij afbakenen, dat wij wel de aansprakelijkheid overnemen ten aanzien van de risico's die ons bekend zijn en hoe wij omgaan met zaken die wij mogelijk op termijn nog tegenkomen. Wat dit laatste betreft heeft men vanuit de raad gelijk: wij worden nog wel eens verrast met vervuilingen die aanmerkelijk omvangrijker zijn dan wijzelf op basis van onderzoek hadden gedacht. De raadscommissie stedelijke ontwikkeling krijgt in de maand november de juridische voorstellen over die vorm van samenwerking. Daarin moet met name - dit lijkt mij een van de allerbelangrijkste onderdelen - worden aangegeven hoe in het bijzonder dit type risico's op een adequate manier binnen die BV vorm wordt gegeven, en hoe wij dus uitsluiten dat de begroting van de gemeente Helmond daarbuiten nog belast zou kunnen worden met eventuele toekomstige verrassingen. Het lid TIELEMANS (SDH): Ik ben, zoals ik al van meet af aan duidelijk heb gèrnaakt, het eens met een publieke-private samenwerking op dit terrein. Dat impliceert dat zowel de marktpartij als de gemeente risicodragend gaat investeren in de herontwikkeling van dit terrein. De risicomate hangt natuurlijk nauw samen met welk programma wij daar gaan realiseren (nog even los van het bodemsaneringsaspect, dat een aspect op zichzelf is), en mede omdat wij risicodrager zijn vind ik ook, dat de betrokkenheid van de raad en van de raadscommissie SO in het bijzonder niet beperkt moet blijven tot het flatteren van de bestemmingsplanherziening, maar dat wij ook al in een eerder stadium, met name in het kader van de randvoorwaarden en in het kader van de risicoanalyse, daarbij betrokken moeten worden. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Dat wordt u ook zeker. Want u heeft ook nog de afweging te maken of u vindt dat het programma op dat terrein voldoende aanvullend is op de plannen voor het centrum etc. Een actieve rol is op dat punt voor u weggelegd. Het lid RIETER (HB): Misschien mag ik u daarbij ter overweging meegeven dat het terrein waarover wij het nu hebben vier á vijf keer zo groot is als het Begemannterrein, een terrein van 3,5 á 4 hectare, en dat de kostenverhoudingen waarschijnlijk ook wel in die mate zullen liggen. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Dat is een uitspraak die ik even voor uw rekening laat. Want het leven zit niet altijd zo in elkaar, dat je de zaken maar moet vermenig- Begrotingsvergadering van 9 november 2000 54 vuldigen om het probleem waarover je het hebt... Het lid RIETER (1-113): Ik zou het toch wel prettig vinden als dat op een gegeven moment op een of andere manier inzichtelijk wordt gemaakt. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Daar heeft u wel gelijk in. En daarom hebben wij ook een aanzienlijk aantal onderzoeksrapporten, op grond waarvan ik mij nu de uitspraak durf te permitteren, dat wij denken de aard en de omvang van de verontreiniging behoorlijk in beeld te hebben. Maar voortschrijdend inzicht en ervaring van deze raad geven aan, dat wij hier en daar toch nog tegenvallers hebben. In die zin - en u kent de ambitie van het college op dit punt - is die participatie in de herontwikkeling van het Hatematerrein ontzettend belangrijk voor de mogelijkheden om ook onze stationsomgeving aan te pakken zoals men hier in een manifest heeft kunnen lezen. En mogelijk (ik zag straks wat beweging van naar ik meen de heer Van der Zanden naar de heer Praasterink) dat het plaatje de heer Praasterink helpt in zijn ambitie om op zijn minst het spoor onzichtbaar te maken. Verdiepte aanleg van het spoor vind ik op zichzelf geen ongezonde ambitie, maar als je haar financieel moet gaan vertalen, wordt ze bijna utopisch. De burgemeester en ik zijn ook nog eens naar Best geweest om te kijken hoe ze het daar voor elkaar hadden gekregen om de spoorlijn verdiept aangelegd te krijgen, en ik vrees dat de situatie niet helemaal vergelijkbaar is. Dat is een heel knap staaltje werk, dat je niet zo maar als gemeente nadoet. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik ben het wel met u eens, maar ik denk dat je in een meerjarenplanning - en daar zijn wij toch zo nu en dan mee bezig met het MOP - opties in deze sfeer in ieder geval moet openhouden. Het is heel simpel zo, dat onze ruimte beperkt is en wij daar ruimte hebben liggen, en ik denk dat wij naar ondergrondse oplossingen toe moeten. En met de f 200 miljoen die nu in dat mooie boekje vermeld staat voor de renovatie van het Stationskwartier, kunnen wij een heleboel dingen doen; misschien ook wel een station onder de grond leggen. Maar zoals het nu in dat boekje staat, ben ik het er ook niet mee eens, want ik vind dat dan niet de eerste prioriteit in Helmond. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Wij komen daar nog over te spreken. Voorzitter! Door een aantal fracties is gevraagd hoe het nu zit met het gedifferentieerd bouwen. De heer Van der Zanden en ik hebben daar al herhaalde malen met elkaar over gesproken. Hoewel de hoofdverantwoordelijkheid voor het beleid op dit punt bij mijn collega ligt, wil ik nu toch even een aantal projecten aanstippen. Wij hebben aan de raad bekendgemaakt, dat het college er mee kan instemmen dat zowel op het Clerkx-van Damterrein als in de geledingszone Brouwhuis wij uitgaan van vrijesectorbouw. Hetzelfde geldt ook met betrekking tot het masterplan Stiphout waar het het gebied van het masterplan betreft. Daar zijn wij heel duidelijk over geweest. En de raad heeft er ook mee ingestemd. Overigens zullen wij de vanuit de raad gemaakte opmerkingen over gedifferentieerd bouwen zeer ter harte nemen. Dat betekent dat in het masterplan Goorloopzone die mogelijkheden ook aan de raad gepresenteerd zullen worden in die zin. Ik begrijp dat er in de raad toch wat meer steun aan het ontstaan is om de grondprijzen voor 2001 te verhogen met het niet onaanzienlijke bedrag dat wij aan de raad hebben voorgesteld, maar dat de raad het college adviseert om de vinger zeer sterk aan de pols te houden waar het gaat over verhogingen in de komende jaren. Ik realiseer mij dat dat absoluut aan de orde zal zijn, en grondprijsstijgingen in de mate van de afgelopen jaren voorzie ik eigenlijk voor de komende jaren zeker niet in die omvang. Ik zal hierover ook nog met de commissie van gedachten gaan wisselen. Het lid TIELEMANS (SDH): U heeft dat goed begrepen. Het geldt ook voor onze fractie, die nogal wat bedenkingen had en houdt ten aanzien van de mate van verhoging. Maar goed, concessiebereidheid moet van twee kanten komen; dus dat willen wij ook hier en vandaag demonstreren. Maar ik wil nu nog even terugkomen op de geledingszone Brouwhuis en de locatie Clerkx-van Dam. Ik vind dat vergelijkingen met Stiphout mank gaan. Wij hebben een masterplan Stiphout gekregen, via hetwelk wij kennis hebben genomen van de differentiatie (voor zover je van differentiatie kunt spreken) in het kader van het toe te voegen woningcontingent. Maar wij hebben Begrotingsvergadering van 9 november 2000 55 nog geen masterplannen gekregen (ze zijn onderweg, ze zijn in de maak) met betrekking tot de geledingszone en met betrekking tot Clerkx-van Dam. Daar komen wij dus nog over te spreken. Ik begrijp het uitgangspunt wel, maar dat uitgangspunt staat straks natuurlijk wel ter discussie op het moment dat wij daarover komen te spreken. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Ja, die ruimte is aan u gegeven. Ik meld u alleen maar voor alle duidelijkheid, dat wij in een PPS-constructie aan de marktpartij duidelijkheid moeten geven over het standpunt van het college op dit punt. Dat heeft het college ook gedaan. Die ruimte zit er dus inderdaad in. Voorzitter! Er is ook gevraagd naar de oriëntatie van Brandevoort op onze stad. Ook wij waren er aanvankelijk sceptisch over of die relatie ook in het gewenste tempo tot stand zou komen. De eerste signalen die wij krijgen van degenen die het informatiecentrum Brandevoort bezetten, zijn eigenlijk toch positief bemoedigend, zo kan ik hier vertellen. Er worden veel vragen gesteld over het verenigingsleven in Helmond, over de route naar 't Hout en naar het centrum. Er wordt mij verteld, dat men nooit de weg naar Mierlo vraagt. Ik moet zeggen dat ik daar enige moed uit put dat de relatie van de nieuwe inwoners van Brandevoort in de oriëntatie op de stad toch wat positiever gaat verlopen dan wij aanvankelijk dachten. Wij steken daar ook energie in, kan ik hier vertellen. Wij wachten niet af of het allemaal vanzelf goed komt. Wij proberen dat ook te bevorderen. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Ik moet eerlijk zeggen dat ik de beant- woording van u op onze vraag daarover in eerste instantie toch wat erg voorzichtig vind. U schetst daarin dat u bezig bent u daarop met anderen te oriënteren. Het is toch al enige jaren bekend dat Brandevoort ontwikkeld gaat worden en wij hebben menig jaar geroepen: Denk er aan dat niet alleen het gemeentebestuur zich daarop oriënteert, maar ook juist de organisaties in de stad zich daarop oriënteren. Nu weet ik wel (wij worden er geregeld over bijgepraat) dat er verschillenden zijn die zich daar willen vestigen, maar dat is niet ons uitgangspunt bij deze vraag. Het gaat er juist om of de bestaande organisaties, bestaande voorzieningen die er hier in de stad zijn, nu in gezamenlijkheid zich meer presenteren dan alleen via een foldertje of via een uithangbord hier of daar. Wij maken ons daar toch wat zorgen over. Met name ook door het antwoord dat het college ter zake heeft gegeven. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik wil mij daarbij aansluiten, voorzitter. Ook wij hebben gevraagd om een PR-functionaris te belasten met een proces ter bevordering van integratie in bredere zin, dus niet alleen wat bedrijven betreft, maar ook wat inwoners betreft die hier nieuw komen wonen. Ik maak mij met de SP-fractie ernstig zorgen ten aanzien van de oriëntatie in Brandevoort. Er komen folders aan die niet richting ons centrum gaan. Ik maak mij daar zorgen over, en ik denk dat u dat eens zou moeten aankaarten in de commissie. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Nee, er ligt, zoals mevrouw Jurrius zegt, een schone taak ook voor andere ondernemers en verenigingen in de stad zelf. Als u aan mij vraagt of ik dat allemaal ga organiseren, is mijn antwoord daarop dat ik dat niet doe. Bij het informatiecentrum in Brandevoort kan geïnformeerd worden en kunnen ook verenigingen zorgen dat er materiaal ligt. En daar kan degene die het informatiecentrum bezet, ook als een bemid- delende functionaris gaan opereren. In die zin vind ik het interessant om te horen dat mensen met dat type vragen ook bij het informatiecentrum komen zonder dat wij daar een geweldige organisatie gaan leggen. En er is met de ondernemers in centrum van de stad voldoende gesproken om het duidelijk te doen zijn, dat zij naar onze mening een eigenstandige verantwoordelijkheid hebben om ter zake actie te ondernemen. Maar ik ga het niet voor hen organiseren. En ik denk dat mijn collega's dat ook niet doen. Maar wij zijn ter zake dus wel actief. Het lid KUYPERS (OH): In Mierlo-Hout hebben de ondernemers die actie zelf ondernomen. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Prima. Zo hoort het ook, lijkt mij. Voorzitter! Wat de stadstaxi betreft komen er wat signalen in de pers waardoor ik mij ook wel geroepen voel om in een van de eerstvolgende commissievergaderingen eens even te kijken hoe het staat met gang van zaken rond de stadstaxi, of de belangstelling voldoende is en of men het aantal klachten onder controle heeft. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 56 In de richting van mevrouw Meinardi over het onderdeel fietsen vraag ik toch om even geduld te hebben totdat wij ook dat onderdeel aan de hand van de Nota Hoofdwegen met elkaar kunnen bediscussiëren. Ik kan hierbij melden dat het opstellen van de Nota Fietsbeleid echt ernstig vertraagd wordt door gebrek aan capaciteit op de dienst, en dat ik ook heb besloten - niet uit gebrek aan interesse - om toch even te accepteren dat het langer op zich laat wachten. Het antwoord op de vraag of ik als wethouder op dezelfde manier naar het postagentschap in Brouwhuis kijk als de directeur van de dienst, is bevestigend. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik blijf nu nog zitten met twee brandende vragen, namelijk betreffende het rapport city-management en betreffende de Goorloopzone. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): De vraag betreffende de Goorloop- zone heb ik, dacht ik, beantwoord. En over centrummanagement gaat wethouder Witteveen. Het lid FERWERDA (D66): Voorzitter! Zowel de heer Klaus als ik had, vond ik, heel behartigenswaardige opmerkingen met betrekking tot PI'S-constructies, gevaren... Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): U hebt gelijk. Het lid FERWERDA (D66): ... die daar mogelijk aan zitten enz. Maar u laat dat liggen. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Ja, omdat ik u al eerder had toegezegd, dat ik de rol van de raad met name in PI'S-constructies in de portefeuille stedelijke ontwikkeling binnenkort in de commissie met u ga bespreken. Ik wil best met u een ontzettend goed debat over dat onderwerp hier voeren, maar volgens mij word ik dan toch ook door de voorzitter op mijn vingers getikt. Het is een behartigenswaardig onderwerp, en het komt. Wij zullen daar voluit over spreken. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! Ik wil mevrouw Jonkers nog iets vragen naar aanleiding van de opmerking over het fietsbeleid. Ik heb er wel begrip voor dat het beleidsplan er nog niet is, maar als de wethouder zegt dat het gewoon bij de hoofdwegenstructuur aan de orde komt, is mijn vraag waar het benodigde geld is te halen als daaruit gewoon een noodzaak tot investeren in dingen komt. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Die nota moet dus ook haar financiële vertaling kennen, en dat betekent dat ook in die vertaalslag het onderdeel fietsen meegenomen zal worden. Ik wil nu toch echt overgaan naar het onderdeel onderwijs, als het mag, voorzitter De VOORZITTER: Ja. Ik zou, dames en heren, u toch willen vragen om de interrupties echt tot hoofdzaken te beperken. Ik begrijp heel goed dat de tweede instantie van het college een bijzondere manier van communiceren betekent, want dadelijk is er geen gelegenheid meer voor. Toch verzoek ik u om slechts echt op hoofdzaken te interrumperen. Want anders lopen wij wel erg uit. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Wij zijn gisteren via een notitie van de VNG nog eens geconfronteerd met het feit, dat in de portefeuille onderwijs het rijk de gemeenten in 1997 toch wel heeft opgezadeld met een bijna onmogelijk karwei ten aanzien van de onderwijshuisvesting. In het VNG-document wordt klip en klaar gesteld, dat op het moment van de decentralisatie er al sprake was van een achterstandssituatie ten aanzien van de schoolgebouwen. En dat is nog eens ernstiger op ons bordje terechtgekomen omdat allerlei ontwikkelingen aan de kant van het onderwijs ook niet hebben stilgestaan en al die onderwijskundige veranderingen door het rijk nooit zijn vertaald in een adequate geldstroom via het gemeentefonds. Het is dus alleszins de moeite waard om de actie die in het voorjaar is ingezet en die wij op dit moment verhevigd voeren via een lobby naar Den Haag door te zetten. Wij zullen het kabinet - niet de minister van onderwijs, want hij voelt zich niet meer aangesproken; wij zullen overigens ook hem nog wel aanspreken - aanspreken op het de gemeenten in Nederland opzadelen met die onmogelijke opdracht. Van die onmogelijke opdracht hebben wij heel veel last gehad in het Helmondse. Het Begrotingsvergadering van 9 november 2000 57 heeft de relatie tussen de gemeente en het onderwijsveld, die toch al zo haar hobbels kende, nog ernstig verstoord en bemoeilijkt. Het lid VAN REST (CDA): Kunt u toelichten, mevrouw Jonkers, waarom de minister van onderwijs zich niet geroepen voelt om er iets aan te doen? Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Hij heeft geen probleem meer, want hij heeft geen open eind meer op dit gebied, en geen verantwoordelijkheid. Zo gaat het als je die verantwoordelijkheid decentraliseert naar de gemeenten. Voorzitter! Het betekent - de raad heeft wat dat betreft helemaal gelijk, en daar hebben wij het gisteren in de ingelaste bijeenkomst ook met elkaar over gehad - dat, willen wij een nieuwe koers gaan varen, wat het college inderdaad wil, in goede samenwerking met het onderwijsveld wij eerst moeten kijken waar de problemen tussen de gemeente en het onderwijsveld liggen, zodat het vertrouwen in elkaar - want dat is heel wezenlijk voor de verdere toekomst - hersteld kan worden. Dat doen wij via het traject van het Bureau Wagenaar en Hoes, en daar maken wij de komende week weer nieuwe stappen in, die moeten leiden naar herstel van vertrouwen en een vruchtbare voedingsbodem voor het formuleren van een gezamenlijk onderwijsbeleid, dat wij zo node missen. Vanuit de raad is ons gevraagd om daar tempo in te betrachten, omdat het niet zo kan zijn, dat wij van jaar tot jaar zo vele mogelijk zeer reële verzoeken van de kant van het onderwijs op die manier moeten afwijzen. Ook het college wil zo snel mogelijk die vervelende situatie achter de rug hebben. Dat betekent dat wij verstevigd zullen inzetten op het formuleren van onderwijsbeleid en een adequate financiële beantwoording van de vragen, uiteraard in de afweging van al die andere wensen, bij de komende Voorjaarsnota en de begroting. In de richting van de heer Ferwerda zou ik nog willen zeggen... Het lid RIETER (HB): Ik ga er van uit en ik vertrouw er ook op, dat die relatie goed hersteld zal kunnen worden. Want dat is de insteek. Maar ik neem aan dat er dadelijk ook middelen nodig zijn, en nu wordt dat doorgeschoven naar... Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Als u nu gisteren ook even gekomen was, mijnheer Rieter, had... Het lid RIETER (1113): Als ik dinsdagavond om zeven uur een uitnodiging krijg voor 22 uur later, voor woensdagmiddag vijf uur, kan het wel eens zijn dat er mensen zijn die op een of andere manier verhinderd zijn. Ik dank u wel. Het lid mevrouw JONKERS-GOEDHART (wethouder): Voorzitter! Ik wil in de richting van de heer Ferwerda nog even iets zeggen over doordecentralisatie naar OMO. Die doordecentralisatie heeft veel reactie opgeworpen, en eigenlijk later. Ikzelf ben er nog van overtuigd, dat er wel sprake is van een win-winsituatie, omdat door de doordecentralisatie naar OMO de verantwoordelijkheid voor een groot aandeel van de aanvragen die wij normaal gesproken hier krijgen, nu bij het bestuur zelf ligt, en wij door die ingreep ook in staat zijn om te investeren in de huisvesting van het beroepsonderwijs. Maar het is misschien inderdaad de moeite waard om het thema van het doordecentraliseren van de verantwoordelijkheid ook op de agenda voor het overleg van de gemeente met het onderwijsveld te zetten. Het is eigenlijk ook een merkwaardige situatie, dat de juridische verantwoordelijkheid en de economische verantwoordelijkheid zo gesplitst georganiseerd zijn in Nederland. En wij zijn ook van plan om dit thema niet als afgerond te beschouwen, maar het op de zo-even bedoelde agenda, die vrij stevig is, te plaatsen en het dan verder te bespreken. Tot slot kan ik nog melden, dat ik het idee heb dat wethouder Bethlehem volgende week weer voorzichtig van start kan gaan, en dat hij denkt te beginnen met het belangrijkste en zwaarste onderdeel van de portefeuille, namelijk de component onderwijs. Het lid PRINSEN (wethouder): Voorzitter! Ik zal mij beperken tot een aantal opmerkingen rond maatschappelijke dienstverlening en cultuur, omdat in eerste instantie het onderdeel sociale zaken afdoende is beantwoord door ons en daar verder ook geen vragen bij zijn gesteld. Door mevrouw Jurrius en de heer Praasterink zijn opmerkingen gemaakt over het welzijns- programma. Voor zover het ging over de financiën onderschrijven zij ook de voorstellen zoals ze er liggen, omdat wij bij de Voorjaarsnota extra middelen hebben geraamd die wat de knelpunten Begrotingsvergadering van 9 november 2000 58 betreft zijn ingevuld tot een bedrag van f 430.000,-. De wijze waarop deze middelen worden ingezet, is hier onderschreven. Het betekent ook dat het dus niet zo is, dat wij dat soort bedragen dan reserveren, omdat wij menen dat met de verdeling die hier op tafel ligt, ook recht gedaan wordt aan een aantal knelpunten die er liggen. Zij het met de kanttekening dat dat niet helemaal geldt voor de discussie rond de wijkhuizen en de reorganisatieplannen bij de SWH. Het is inderdaad zo, dat wij voornemens zijn om volgend jaar een nota inzake lokaal sociaal beleid neer te zetten die onder meer in relatie tot het meerjarig ontwikkelingsprogramma en in relatie tot de stadsvisie ook het kader kan bieden om voor de jaren daarna niet elk jaar met een welzijns- programma te komen, maar toch op wat middellange termijn met elkaar prioriteiten aan te geven, ook in het kader van budgetfinanciering, zoals wij dat al een aantal jaren met elkaar doen. Het betekent overigens wel, dat het niet mogelijk is om vóór de Voorjaarsnota (die afspraak is met de instellingen ook niet gemaakt) nog zicht te hebben op wat nu precies de relatie is tussen de reorganisatie bij de SWH en het functioneren van wijkhuizen en het financiële plaatje dat daar dan weer aan zou komen te hangen. Maar het is de raad bekend, dat wij ook bij de afgelopen Voorjaarsnota met elkaar voorstellen hebben gedaan om begrotingsruimte te creëren en die pas op een later moment in te vullen op basis ook van andere prioriteiten die er dan wellicht liggen. Dat het wenselijk zou zijn geweest om een lokaal sociaal beleid te hebben en daarna pas een reorganisatie, klinkt op zichzelf plausibel, zij het dat er verschillende aanleidingen zijn geweest om toch de reorganisatie van de SWH op gang te brengen. Die reorganisatie heeft ook geleid tot een andersoortige organisatie. Ik stel mij voor dat op hoofdlijnen dat geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het lokaal sociaal beleid voor zover ik het nu kan zien. Ik moet overigens ook constateren, dat in toenemende mate er in Helmond ook de bereidheid is, ook tussen de welzijns- instellingen, om met elkaar samen te werken. Er is ook een opmerking gemaakt over het regionaal indicatieorgaan. Eigenlijk vraagt men vanuit het CDA om daar de bureaucratisering een halt toe te roepen. Het is een bekend fenomeen, althans voor degenen die het in de commissie hebben kunnen volgen, dat het regionaal indicatie- orgaan de laatste jaren voortdurend tot bijstellingen van budgetten heeft moeten leiden. Het ziet naar uit dat voor 2001 wij in ieder geval ongeveer op het aantal aanvragen van 2000 uitkomen. Dat betekent dus een zekere stabilisatie. De groei is eruit. Een ander punt is of het regionaal indicatie- orgaan, dat nu zich alleen bezighoudt met verpleging en verzorging, nog uitgebreid moet worden naar de sector verstandelijk gehandicapten en de GGZ. Dat zou betekenen dat de bandbreedte breder zou moeten worden en ook dat wij dan zouden moeten opschalen naar het niveau van Zuidoost-Brabant. En ik denk dat wij dan met elkaar er toch het komende jaar ook een discussie over krijgen of wij dan op dezelfde manier moeten doorgaan als wij nu gestart zijn en of wij niet opnieuw een discussie krijgen over het karakter van het RIO op wat langere termijn. De taakstelling die wij met betrekking tot de kinderopvang hebben, is vrij fors: 400 plaatsen eind 2002. Wij zetten die uit bij de Stichting Kinderopvang. Het rijk is voornemens om met ingang van 1 januari 2003 daar een ander beleid op te zetten. Dat zou, als het doorgaat, beteke-pen dat de gemeenten helemaal uit het beeld verdwijnen, omdat het dan een zaak van de consument met de werkgever wordt. De vraag is dus of het relevant is om in 2002 (voor 2001 zijn de prestatie~ afspraken gemaakt met de stichting) daar nog wat op te variëren. Ik heb begrepen dat vanuit de raad is gezegd, dat in ieder geval de monopoliepositie van de Stichting Kinderopvang op zijn minst hier en daar ter discussie zou mogen komen. Daar heeft de instelling zelf overigens ook geen enkel probleem mee. Ik kom in december in de commissie met een plan van aanpak, en wat mij betreft (maar ik wil er best met de commissie nader over discussiëren) zou het kunnen zijn, dat als er ruimte is in de opvangplaatsen, ook in de vorm van openbare aanbesteding, zoals dat nu elders ook al gebeurt, eens wordt bekeken wat dat betekent voor de marktwerking in diezelfde kinderopvang. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Mijn vraag is eigenlijk (ik heb deze vraag niet zo duidelijk gesteld, maar het is wel de achterliggende gedachte) of het u bekend is, dat bij de verantwoordelijken bij de afdeling ruimtelijke ordening dat toch nogal eens de vraag is omdat men nu al wil inspelen op die situatie om eventueel ook particulier plaatsen te formeren. Het lid PRINSEN (wethouder): Ja. Er zijn een aantal particulieren die zich melden, en dat betekent dat wij met elkaar hebben geconstateerd, dat ook wat de ruimtelijke ordening betreft, ook bestemmingsplantechnisch, het natuurlijk zo is, dat particulieren zich gaan melden en dat wij dus moeten anticiperen op een toenemende vraag ook uit de particuliere sector. Dat betekent dat wij ook moeten bekijken wat wij tot dusverre bestemmingsplantechnisch hebben geregeld en wat wij Begrotingsvergadering van 9 november 2000 59 beter zouden moeten regelen om aan die vraag te kunnen voldoen. Als dat uw vraag is, kan ik zeggen dat daar in elk geval geen belemmering mag liggen om dat soort initiatieven mogelijk te maken. In die zin wordt dat ook met collega Jonkers kortgesloten en proberen wij dat ook intern met elkaar kort te sluiten. In diezelfde sfeer is nog even gesproken over het tempo waarin er gebouwd zou kunnen worden ten behoeve van de Scouting Pauhis/Dierdonk. In de stukken staat inderdaad: eind 2001. Het zou wat ons betreft veel eerder kunnen. De budgetten en de plannen zijn er. Alleen wij moeten ook te dien aanzien een bestemmingsplanprocedure door. Vandaar ik het wat voorzichtigheidshalve heb gemeld, omdat in het kader van een artikel-19-procedure en anderszins wij niet altijd het tijdpad helemaal zelf kunnen beheersen. En ook niet, als het gaat over de locatie die wij momenteel op het oog hebben. Ook omdat het de vraag is of de betaalbare concepten weer tot problemen zouden kunnen leiden, zitten wij wat aan de veilige kant. Maar als het bestemmingsplantechnisch weinig problemen oplevert (en er is intern al de opdracht neergelegd om dit jaar nog daarover een informatieavond te beleggen), kan het wat mij betreft veel sneller dan verwoord in eerste instantie. Maar wij zijn er niet altijd bepalend in. Er is door de D66-fractie een opmerking gemaakt over de loon- en prijscompensatie. Ik wil ter zake even in die zin nuanceren, dat het niet alleen zo is, dat gemeenschappelijke regelingen financieel beter bediend worden dan gesubsidieerde instellingen, maar dat het bij een gemeen- schappelijke regeling ook zo werkt, dat de meerderheid van de aangesloten gemeenten uiteindelijk bepaalt wat het budget voor andere gemeenten is. De GroenLinksfractie heeft het over nota's gehad. Ik denk dat ik het in de commissie voldoende heb aangegeven. De GroenLinksfractie zegt dat de raad achteraf inzicht krijgt. Nu, ik vind het ook goed dat dat achteraf gebeurt. Ik moet de VVD-fractie nog even melden, dat het op dit moment niet opportuun is om middelen te reserveren voor de wijkhuizen, omdat wij eerst eens willen bezien waar wij het nu over hebben. Er is ook een discussie over of er tot professioneel beheer moet worden gekomen dan wel zou kunnen worden volstaan met vrijwillig beheer, wat het moet kosten, hoe het met de open- stellingstijden zit etc. Daar nemen wij even de tijd voor. Er zijn door GroenLinks nog enkele opmerkingen gemaakt over peuterspeelzalen. Ik wil er niet al te veel over uitweiden, maar ik neem aan dat het de GL-fractie bekend is, dat er ter zake geen sprake is van leerplicht, dat het betekent dat wij prestatieafspraken maken over het aantal te bereiken peuters, maar dat wij mensen niet kunnen dwingen om hun kinderen naar de peuter- speelzaal te sturen. Anders zouden wij analoog aan de onderwijsregeling een gewichtregeling kunnen toekennen. Het is staand beleid om buiten de pluszalen niet te professionaliseren, en ik heb niet de indruk dat daar in de raad op dit moment anders over wordt gedacht dan in het verleden het geval was. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Het gaat, denk ik niet, over het',professio- naliseren, maar het gaat meer om de deelname, de vraag wat het beleid is om de deelname zo hoog mogelijk te hebben en het onderzoek daarnaar. Er zou wellicht iets sneller te werk gegaan kunnen worden gegaan. U bent ter zake heel voorzichtig met uw uitspraken_. Het lid PRINSEN (wethouder): Ja. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): ... maar wij denken dat dat niet terecht is. Het lid PRINSEN (wethouder): Ik wil er best nog eens serieus naar kijken, maar wat mij zorgen baart, is het peuterspeelzaalbezoek in de aandachtswijken. Dat is veel te laag. Vandaar de professionalisering en vandaar de aandacht. En voor het overige is het natuurlijk zo, dat in het verleden de peuterspeelzaal gebruikt werd bij gebrek aan voorzieningen in de kinderopvang. Dus ook daar vindt een uitruil plaats van wat ouders wel of niet willen. En dan nog blijft het zo, dat een aantal ouders er principieel voor kiest om hun kinderen niet naar een peuterspeelzaal te sturen. Ik denk dat u bedoelt dat daar waar de belemmeringen liggen en wij er iets mee zouden kunnen, wij daar dan in ieder geval serieus naar zouden moeten kijken. De fractie van Helmondse Belangen heeft een amendement over herijking van het vrijwil- ligersbeleid ingediend. Dat is in die zin overbodig, dat dat in eerste instantie is aangekondigd, en in die zin bevestigt het alleen maar wat wij al gezegd hadden. Deze fractie heeft gelijk als ze zegt dat het wat in de vertraging zit, maar dat heeft ook te maken met de capaciteit op de afdeling en het Begrotingsvergadering van 9 november 2000 60 feit dat het afgelopen jaar erg veel werk is verzet rond Binnenstad-Oost en richting Brandevoort. Dat betekent dat niet alles tegelijk kan. Dat betekent ook dat wij proberen bij een ingevulde vacature in 2001 de draad daar weer op te pakken. Overigens moet als men analyseert (ik zal dit nu niet doen vanwege de tijd) waarom het vrijwilligerswerk terugloopt, daarvan niet worden verwacht, dat het bij uitstek de lokale overheid is die daaraan een halt zou kunnen toeroepen. In die zin zijn er meer actoren in het spel dan alleen maar een lokale overheid die onvoldoende randvoorwaarden zou creëren. Nu kom ik bij twee moties van de fractie van de Helmondse Seniorenpartij. Ik hoop dat er technische ondersteuning heeft plaatsgevonden bij de fracties van Helmondse Belangen en Ondernemend Helmond. Anders zou het eruitzien. De ene motie gaat over het starten van een inventarisatie van wensen en behoeften van alle Helmondse 75~plussers. Ik kan de ondertekenaars meedelen, dat dat inventariseren al sinds twee jaar in Helmond gebeurt. Ik zou dus zeggen: Laat u zich eens informeren. Die motie is dus redelijk overbodig. Ik mag de heer Kuijpers heel graag, maar als hij elk jaar terugkomt met integraal ouderenbeleid, begint het er een beetje op te lijken alsof hij het monopolie op het ouderenbeleid heeft, en ik kan hem meedelen dat in alle contacten die ik met de ouderen in Helmond heb, men gewoon aangesloten is bij allerlei politieke partijen. Ik denk nu aan bijvoorbeeld mijn contacten met de samenwerkende ouderenorganisaties, de Stichting Welzijn Ouderen en contacten in het kader van Vitaal Grijs in de Annaparochie, een heel project rond allochtone ouderen, waarvan de heer Van Rooij al heeft gezegd, dat tot in Eindhoven werd geroepen dat dat een voorbeeldproject voor Zuidoost-Brabant was. De heer Kuijpers noemt met betrekking tot integraal ouderenbeleid wensen van ouderen, belangenbehartiging, dienstenpakket, kenniswijk, allemaal initiatieven die al lang en breed gebeuren. Ik vind dat dus allemaal wat overbodig. Ik snap dat de heer Kuijpers dat elk jaar allemaal moet melden, maar het is dus zo, dat er al heel veel gebeurt. Ik heb net al de 75~plushuisbezoeken genoemd, waarvoor tientallen vrijwilligers worden opgeleid. Dat is staand beleid. Wij hebben geprobeerd om jong en oud bij elkaar te brengen bij activiteiten ten behoeve van ouderen. Wij besteden ook aandacht aan de problematiek van het arbeidsmarktbeleid voor 55-plussers, wij zijn betrokken bij maatschappelijke opvang enz. Er is sprake van een heel actief ouderenbeleid onzerzijds, maar op een of andere manier vindt de heer Kuijpers dat er ter zake sprake moet zijn van een integrale nota. Het college heeft geen enkele behoefte aan de motie waarin een aantal partijen aangeven behoefte hebben aan een commissie ex artikel 82 van de Gemeentewet. Ik heb namelijk al lang afspraken lopen met de samenwerkende ouderenorganisaties en de Stichting Welzijn Ouderen over de aanpak van het lokale ouderenbeleid, waarbij zo zeg ik nogmaals, het niet gaat om een nota, maar om de activiteiten gaat. En ik stel ook voor dat voordat men moties indient, men zich even ook terdege oriënteert op wat er allemaal al loopt in het Helmondse. Tot slot nog even iets over cultuur. Ik zal het wat dit betreft kort houden na dinsdagavond. Ik kan de heer Dams melden, dat momenteel ambtelijk wordt bekeken of er rond Dynamo Open Air een andere situatie zou kunnen ontstaan dan een paar jaar geleden. (Wij hebben eerder de discussie gehad, voordat Mierlo in beeld was.) De bestuursopdracht rond de herhuisvesting van KCH en bibliotheek zit eraan te komen. Wat de bibliotheek betreft is het overigens zo, dat er ook landelijk nog wel het een en ander aan orde is. Er is een landelijke nota verschenen. De VNG heeft daarop gereageerd. Wij zijn in overleg met het bibliotheekbestuur. Het betekent ook dat het karakter van het bibliotheekwezen gaat veranderen. Wij zullen het een en ander in de vorm van een bestuursopdracht bij elkaar zetten en te zijner tijd ook via de commissie naar de raad toe leiden. Nu rest mij nog een vraag van de heer Ferwerda over multifunctioneel gebruik. Ik ben het met hem eens, maar ik neem aan dat hij het kasteel na het vertrek van de politieke functie bedoelde. Het lid FERWERDA (D66): Het nieuwe museum. Het lid PRINSEN (wethouder): Als u de Boscotondohal bedoelt... Het lid FERWERDA (D66): Ja Het lid PRINSEN (wethouder): ... lijkt het mij dat het eerder mogelijk is om straks in dit gebouw meerdere culturele uitingen bij elkaar te krijgen dan in de Boscotondohal. Dat heeft te maken met het klimaatbeheersingssysteem dat vereist dat daar niet van alles kan plaatsvinden, en het feit dat die hal ook niet geschikt is voor grote ontvangsten. Verder is het zo, dat de expositie- Begrotingsvergadering van 9 november 2000 61 planning juist vanuit de collectie over meerdere jaren is uitgezet. Ik had het aardig gevonden als er iets anders was bedoeld. Wi hebben hier naar ik meen een jaar of acht geleden kasteelconcerten gehad... i Het lid FERWERDA (D66): Ik denk aan activiteiten om de loop ook naar dat centrum te krijgen. Ik denk aan de mogelijkheid om als er bijvoorbeeld een bijeenkomst van het architectuurcafé is, zo'n bijeenkomst daar te houden. Het lid PRINSEN (wethouder): Ja, maar daar liggen dus meer beperkingen dan u in eerge instantie veronderstelde. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Ik heb hier vann-fiddag toch een aantal interessante waarnemingen gehoord, en ook een aantal nieuwe termen geïntroduceerd gezien die variëren van in ieder geval het moerasmodel naar het poldermodel. En als nu één thema in essentie weergeeft hoe het poldermodel zou kunnen werken in een raad waar wij met tien partijen toch moeten proberen om buiten resultaten te boeken, is het wel een onderwerp waar vele partijen eigenlijk over gesproken hebben, namelijk de toegankelijkheid van de bruggen over de Zuidwillemsvaart, waarover ook een aantal moties zijn ingediend. Aan de basis van de oplossing die wij gevonden hebben op de Kanaaldijk-Noordoost, staat in feite een agreement to disagree, een afspraak dat wij weliswaar met elkaar van mening verschillen, maar een voorlopige oplossing hebben gevonden waar wij elkaar ook in gevonden hebben. Daarbij vind ik het eerlijk gezegd heel prettig om te constateren, dat men vanuit nogal wat partijen hier vandaag ook heel nadrukkelijk te kennen geeft oog te hebben voor de zaken die buiten spelen. Want maar liefst vier moties hebben betrekking op de toegankelijkheid van beide bruggen. Als ik die moties zo eens bekijk en de uitspraken die daarover gedaan zijn, zie ik eigenlijk maar een beperkt aantal verschillen tussen de moties zoals ze hier zijn ingediend. Principieel denk ik dat wij met z'n allen willen inspelen op de wijze waarop de Kanaaldijk op dit moment wordt gebruikt en de behoefte van ook ons winkelcentrum om bereikbaar te zijn. Dat stond ook aan de basis van het besluit om überhaupt tot de aanleg van deze bruggen te komen. Als ik de moties van het CDA, de PvdA, de VVD, Ondernemend Helmond, SDH en, gedeeltelijk, Helmondse Belangen zie, zie ik eigenlijk betrekkelijk weinig verschil in de wijze waarop een en ander zou moeten plaatsvinden. En dan vind ik eerlijk gezegd in beide groepen van moties elementen aanwezig die naar ik denk een heel goede oplossing zouden kunnen bieden voor het bereikbaarheidsprobleem dat wij in feite op de Kanaaldijk en in ons stadpark hebben en dat in feite ook maakt, dat ons park op dit moment buitengewoon belast is. Voor wat betreft het toegankelijk maken van de Kasteelbrug beperkt het verschil van inzicht tussen de beide moties zich eigenlijk tot de vraag of wij op de Kasteelbrug wel of niet een naar links afbuigende beweging mogelijk zouden willen maken. In die zin gaat de motie van Ondernemend Helmond en SDH op dit punt verder dan de motie zoals ze is ingediend door de coalitie. Er valt ook iets voor te zeggen. Ik hoop ook, eerlijk gezegd, dat wij daar met elkaar uit kunnen komen, in die zin... Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Nu waren wij er zo trots op dat wij niet alleen een motie van de coalitie indienden, en nu gebruikt u nog "de motie van de coalitie". Vergeet u niet D66 in deze. Het lid HESEN (wethouder): Ik zal dat nooit meer doen, mevrouw Jurrius. Het lid FERWERDA (D66): Ik dacht: Ik houd mijn mond maar even, hij komt er vanzelf wel achter. Het lid HESEN (wethouder): En u ziet het: u wordt op uw wenken bedient. De VOORZITTER: En wie weet welke perspectieven het biedt, mijnheer Ferwerda! Het lid HESEN (wethouder): Ik hoop, eerlijk gezegd, dat wij elkaar daar ook in de breedte in kunnen vinden. Wij beschikken bij de Kasteelbrug over een functionerende verkeersregelinstallatie en wat dat betreft vind ik het nu in ieder geval inhoudelijk en voor wat betreft de verkeersstromen eigenlijk geen probleem wanneer ook de naar links afbuigende beweging gemaakt Begrotingsvergadering van 9 november 2000 62 zou kunnen worden. Ik denk, eerlijk gezegd, dat dat een kwestie van inschatting is. Op dit moment wordt die brug overigens ook al door een behoorlijke stroom ook in de naar links afbuigende richting gebruikt zonder dat er op dit moment echt grote problemen zijn ontstaan. Blijft overigens dat ik ook vanuit het college de opmerkingen kan onderschrijven die vanuit de raad zijn gemaakt bij de dubbelzijdige toegankelijkheid van de Kasteelbrug, gegeven de verkeerssituatie op de Kanaaldijk en het mogelijke sluipverkeer vanaf het Hout of vanuit de richting Someren. In die zin wil ik ook erkennen dat het debat met de raad over de toegankelijkheid van de Kasteelbrug ook zijn winst heeft gehad, en in ieder geval ben ik er blij mee dat de raad er in overwegende mate voor wil kiezen OM ons stadspark ook te ontlasten. Ik zou hier ook graag de suggestie willen doen om zowel in de naar rechts afbuigende richting als in de naar links afbuigende richting de Kasteelbrug ook daadwerkelijk toegankelijk te maken. Ik zou ook graag een desbetreffend voorstel aan de raad voorbereiden. Iets anders is het bij de Havenbrug. Daar zou ik er eigenlijk voor willen kiezen om de insteek zo te nemen, dat wij de toegankelijkheid in die zin regelen, dat het verkeer in uitrijdende richting daadwerkelijk gedwongen wordt om naar rechts af te draaien, in noordelijke richting. Ik vind ook dat wij in dit gebied, waar nog zo veel ontwikkelingen in gang zijn, o.a. de reconstructie van de Steenweg, die nog niet is gerealiseerd, ook de in gang zijnde ontwikkelingen in aanmerking moeten nemen als wij dit soort besluiten nemen. Als wij op dit moment de Havenbrug ook in naar links afbuigende richting, komende vanaf het centrum, toegankelijk zouden maken, zou er een mogelijke sluiproute over de Steenweg ontstaan. En ik denk dat dat wij dat in deze fase met elkaar zouden moeten vermijden. Overigens onder handhaving van het principe dat de brug dubbelzijdig toegankelijk moet zijn, zij het dat wij daarmee goed voeling moeten houden met wat er op de Kanaaldijk- Noordwest, in de omgeving van Boscotondo en in de omgeving van de Steenweg nog aan irnplementatie van beleid zal moeten plaatsvinden. Ik denk dan ook dat wij moeten komen met een gefaseerde aanpak die ook inspeelt op verkeerssituaties zoals die zich nu voordoen. Het lid PRAASTERINK (OH): Ik ben blij met uw toevoegingen. Ik denk dat het voor het hele verhaal essentieel is, dat wij binnen nu en een jaar eens fatsoenlijk gaan nadenken over het verkeerscirculatieplan zoals dat daar zou moeten plaatsvinden. Het heeft niet alleen met de bruggen te maken, het heeft met veel meer te maken; het heeft te maken met de Steenweg, met de Eikendreef, met het hele verhaal. En ik denk dat als wij die weg gaan bewandelen, wij er vanavond best uitkomen. Het lid HESEN (wethouder): Ik ben het daarover als zodanig ook met de heer Praasterink over eens, voorzitter. Ik wil er ook duidelijk op wijzen dat in het kader van het masterplan en het bestemmingsplan inzake de Kanaalzone wij daar natuurlijk ook wel over gedacht hebben met elkaar. Ik vind ook eerlijk gezegd (en in deze zin onderschrijf ik hetgeen vanuit de PvdA-fractie en de SDH- fractie ook eerder al is aangedragen), dat wij moeten vasthouden aan het beginsel dat de Kanaaldijk- Noordwest een autoluwe vormgeving zou moeten krijgen. In die zin vind ik eerlijk gezegd dat op dit moment (dit betreft een ander element waarover wij toch nog wat van inzicht met elkaar verschillen) wij ook niet allerlei maatregelen zouden moeten nemen in de sfeer van afstemming van VRI's om het verkeer daar nu juist in zijn doorstroming te bespoedigen, nog los van het feit dat vanwege de aanwezigheid van de spoorwegovergang mij dat ook een materiële onmogelijkheid lijkt. In die zin vind ik dat wij met elkaar zouden moeten vasthouden aan het autoluw maken van de Kanaaldijk- Noordwest en moeten wij er ook op koersen om op korte termijn eigenlijk al, zoals ook mijn collega Jonkers-Goedhart al heeft betoogd, met maatregelen te komen die daadwerkelijk het grote doorgaande verkeer over de Kanaaldijk-Noordwest materiaal onmogelijk maken. Het lid RIETER (1-113): Het is toch zo, wethouder, dat wij hier proberen een oplossing te realiseren die vooralsnog tijdelijk is omdat er nog een aantal ontwikkelingen (ik denk aan onder meer de hoofdwegenstructuur) zullen gaan komen? En als u dan gaat kijken naar de stad, daar waar je de bereikbaarheid wilt bereiken, een wens niet alleen de ondernemers, maar een brede wens hier in de raad, denk ik toch dat het overgrote deel van hetgeen men wil bereiken, zich om en nabij de Havenbrug bevindt. Anders gezegd: je moet bij de Havenbrug de stad in en uit kunnen. De mensen die dadelijk via de Havenbrug dat deel van het stadscentrum in willen, zullen er op een gegeven moment ook weer uit willen. De helft zal dan naar het oosten gaan en de andere helft naar het westen. Dan zal men toch ook naar het zuiden moeten kunnen afbuigen, zonder dat men een Begrotingsvergadering van 9 november 2000 63 omtrekkende beweging richting Julianalaan moet maken om dan weer over de Kanaaldijk terug te denderen, terwijl de in de ogen van mijn fractie beperkte hoeveelheid verkeer achter de HEMA, over de Kegelbaan, ineens een geweldige oplossing wordt geboden door de Parkbrug (door u Kasteelbrug genoemd) wel open te stellen. Dat kan er bij mij niet in. Het lid HESEN (wethouder): Dat begrijp ik allemaal best. Alleen, ik probeer op een praktische manier om te gaan met een aantal gegevenheden. Op de Kasteelbrug hebben wij een vigerende en werkende VRI staan, daar kunnen wij ook op korte termijn en zonder al te veel problemen... Het lid RIETER (1113): Maar dat lost toch de bereikbaarheid van het centrum niet op? Ongeveer 90% van de voorzieningen bevindt zich ter hoogte van de Havenbrug. Dat je een circulering wilt hebben, is prima. Dat is de insteek van de motie van het CDA, de VVD, de PvdA en D66. Maar de Havenbrug openstellen biedt perspectief voor de ondernemers. Anders denk ik dat je jezelf, maar met name ook de stad, de bewoners en de ondernemers voor de gek houdt. Het lid HESEN (wethouder): Er is ook niemand in deze hele raad die beweert dat wij de Havenbrug niet willen openstellen. Gegeven het feit dat er twee moties zijn die in ieder geval in de grote hoofdlijn een stuk verbetering van de bereikbaarheid beogen, leg ik alleen maar een oplossingsrichting voor waarbij er op de Kasteelbrug naar links en naar rechts afgebogen kan worden, omdat dat daar verantwoord is, gegeven de aanwezigheid van een VRI op de korte termijn. Hierbij geldt dat ik de Steenweg om u bekende redenen nog niet gerealiseerd heb en ik graag wil voorkomen dat er vanaf de Havenbrug een sluiproute ontstaat vanaf de Havenweg, Kanaaldijk, Steenweg en dan zo door naar Stiphout. Wij hebben daar geen vigerende VRI en zitten dus met het probleem van een stuk regulering op die plek. Als wij daar het uitrijdende rechtsafverkeer de kans bieden, zoals nu ook het geval is, en het inrijdend verkeer ter plekke ook de kans bieden, hebben wij een aantal problemen niet en hebben wij de zaak van de bereikbaarheid, gegeven de huidige uitvoering van een aantal maatregelen op de Steenweg rondom het Boscotondoterrein, waarmee ik nog naar de commissie kom, op een heel acceptabele manier opgelost. En dan denk ik dat wij aan de hoofdlijn van de grieven zoals die bij de ondernemers terecht bestaan, tegemoet zijn gekomen. Het lid KLAUS (SP): Ik weet niet of u nog verkeerskundige ambtenaren hebt, maar hoe stelt u zich nu een fysieke belemmering voor voor het uitrijdende verkeer linksaf richting de Steenweg vanaf de Havenbrug? Ik kan mij daar niets bij voorstellen. Want daar is volgens mij geen ruimte voor. U moet daar dus verkeerslichten plaatsen. Maar mensen zullen daar toch naar links afslaan. U kunt het nu wel voorstellen, maar het is fysiek niet te handhaven, volgens mij. En de politie heeft er geen tijd voor. Het lid HESEN (wethouder): Voorzitter! Die fysieke maatregel ligt in feite op de Kanaaldijk- Noordwest, die is ter hoogte van de Havenbrug al aangebracht en die functioneert als zodanig ook op dit moment uitstekend. Het gaat mij er maar steeds om voor het autoverkeer gewoon die mogelijkheid te bieden om zich uit de stad te begeven en zich gemakkelijker in de stad te begeven. En dan denk ik dat dit de meest praktische oplossing is, ook in verkeerskundige zin. Het lid PRAASTERINK (OH): In het grote verkeerscirculatieplan voor zover mij dat nu nog bekend is, is de Steenweg eenrichtingsverkeer geworden, richting oost naar west toe. Dat betekent dat sluipverkeer daar niet zal plaatsvinden. Het lid HESEN (wethouder): Dat heb ik u ook gezegd, mijnheer Praasterink. Wij hebben een planvorming waarin in feite de Steenweg op initiatief van de raad naar voren is gehaald en daar zouden wij nu eenrichtingsverkeer gehad kunnen hebben. Dat hebben wij voorlopig dus niet, en zolang wij de eenrichtingsvariant daar nog niet ingevoerd hebben, zou er materieel een sluiproute ontstaan. Dus in die zin zou ik het ook graag gefaseerd uitvoeren. De VOORZITTER: Dames en heren! Om verdere interrupties op dit stuk te voorkomen, wijs ik u op het volgende. Het college wil in de geest van de moties handelen. De wethouder komt dus in de commissie met een nader voorstel dat probeert met alle ins en outs rekening te ouden, maar Begrotingsvergadering van 9 november 2000 64 gegeven de intentie van de moties. Daarmee nemen wij dus die intentie over. Het lijkt mij niet bij deze begrotingsbehandeling horen om nu op elk facet en elk onderdeel van de uitwerking het debat te richten. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Ik ben blij met deze opmerkingen van u. Gehoord de uitla- tingen in de raad, heb ik de veronderstelling dat het niet zal lukken om in deze de hele raad op één lijn te krijgen. Maar ik doe een poging. Ik ben er blij mee dat die poging ook door de heer Hesen wordt onderschreven. Ik stel voor dat de drie moties van het CDA, de PvdA, de VVD, D66, Ondernemend Helmond en SDH óf vervallen verklaard worden, met dien verstande dat het colleg'e de intenties ervan overneemt, óf worden vervangen door één motie. Met betrekking tot dit laatste geldt, dat er sprake was van een essentieel verschil, namelijk betreffende het naar links afslaan. Maar dat probleem is weg. Er is echter sprake van nog één verschil, en daar moet de wethouder aan denken. Dit betreft het afsluiten van de Kasteellaan. Ook dit moet worden meegenomen. Als het college zegt dat dit inderdaad wordt meegenomen, heb ik aan de moties geen behoefte. De VOORZITTER: Dat is de bedoeling, dames en heren. Wij nemen de intenties van de moties over, en op de precieze uitwerking daarvan komt de wethouder in de commissie terug. Akkoord? Het lid RIETER (HB): Voorzitter! De wethouder noemt terecht de problematiek van de Steenweg, en wat hij met het naar rechts afbuigend verkeer... De VOORZITTER: Nee, nee, nu gaan wij hier niet meer zaniken. Het gaat er nu om of de raad wel of niet mijn suggestie overneemt. Het lid mevrouw JURRIUS~HAKVOORT (CDA): Voorzitter! Wij onderschrijven van harte de intentie die u zojuist heeft uitgesproken. De VOORZITTER: Oké. Fijn. Nu het volgende onderwerp, wethouder. Het lid HESEN (wethouder): Er zijn, voorzitter, ook nog vragen gesteld betreffende de investeringen in het opknappen van het Traverseviaduct. Het is, zoals wij eerder al betoogd hebben, zo dat er door BVR nog zou worden gekeken naar de toekomst van de Traverse. Dat in eerste instantie. Ik vind eerlijk gezegd, dat wij dat moment zouden moeten afwachten om te bepalen op welk niveau en op welke wijze wij tot een aanpassing en een opknapbeurt van de Traverse moeten komen. Ik zeg dit ook eens te meer omdat de f 1,5 miljoen die binnen het krediet voor de Kanaalzone was gereserveerd voor het opknappen van de Traverse, door de raad in overwegende mate op een andere wijze is aangewend, namelijk in de sfeer van het opwaarderen van de vlonders aan het Havenplein, op grond waarvan een aantal verschuivingen binnen het krediet onder het akkoord van de raad zijn goedgekeurd. Het lid TIELEMANS (SDH): Maar dat is niet door ons gebeurd! Het lid PRAASTERINK (OH): Wanneer is dat gebeurd? Het lid TIELEMANS (SDH): Het is niet door de raad gebeurd! Het lid HESEN (wethouder): Het is door de raad geaccordeerd. Het lid TIELEMANS (SDH): Neen, neen! Bij welk raadsbesluit dan? Wanneer? Het lid HESEN (wethouder): Tja, mijnheer Tielemans... Het lid TIELEMANS (SDH): U heeft een peloton ambtenaren en ik moet het doen zonder fractieassistent. Het lid HESEN (wethouder): Ja, dat begrijp ik, maar... Begrotingsvergadering van 9 november 2000 65 Het lid PRAASTERINK (OH): Wij hebben niets gezien! Het lid HESEN (wethouder): Het is natuurlijk niet zo, dat het college eenzijdig een aantal optimalisaties uitvoert. Ik wil het u best voortoveren. Het neemt overigens niet weg dat wij, gegeven het feit dat er op een gegeven moment een uitkomst is en het niet op korte termijn voorstelbaar is dat de Traverse binnen een tijdshorizon van vier tot vijf jaren zal verdwijnen, wij met elkaar in gesprek kunnen gaan op grond van het krediet dat resteert, om ook daarbinnen een aantal prioriteitstellingen aan te brengen die zouden kunnen leiden tot het opwaarderen van het Traverseviaduct conform de plannen zoals die geformuleerd waren. Het lid PRAASTERINK (OH): Wat is dan nog de hoogte van dat krediet? Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! IK heb straks gezegd dat alle opties ook wat ons betreft openliggen. Dat geldt dus ook voor het opknappen van het Traverseviaduct. Ik heb wat dat betreft geen njet uitgesproken. Dat doe ik trouwens niet heel gauw. Maar het punt is dat wij wel als geïntegreerd onderdeel van het krediet van f 15 miljoen voor de herinrichting van de Kanaaldijk- Oost f 1,5 miljoen hebben gereserveerd voor het opknappen van het Traverseviaduct en dat als ik nu hoor, dat dat bedrag er niet meer is, althans niet meer in die omvang, omdat de raad heeft ingestemd met desbetreffende verschuivingen, ik dat bestrijd. Dat is namelijk niet waar. Het lid HESEN (wethouder): Op het gevaar af dat ik hier de onwaarheid spreek, stel ik dat wij toch echt een aantal optimalisaties hebben doorgevoerd op de Kanaaldijk-Noordoost en dat ik die hier heb ingebracht inclusief de budgettaire consequenties ervan. Maar zo u dat wilt, wil ik dat in de commissie SBVM graag nog een keer laten terugkomen. Dan kunnen wij het daar gezamen- lijk ook verifiëren. Voorzitter! Nu kom ik bij een aantal opmerkingen die vanuit de raad zijn gemaakt betreffende o.a. de inzet ten behoeve van de kwaliteit van ons openbaar groen. Er is ter zake gerefereerd aan een krantenartikel. Het is natuurlijk zo, dat het budget in kwestie er vooral op gericht is om in de naoorlogse wijken een kwaliteitsverbetering tot stand te brengen. De raad weet overigens ook dat wat de kwaliteitsverbetering in Binnenstad-Oost betreft ik beschik over een door de raad ter beschikking gesteld krediet ten behoeve van de herstructurering van planranden van de herstructu- reringsgebieden, en als zodanig zou dat inderdaad dubbelop zijn. Wat de herinrichting van het Dorpsplein in Brouwbuis betreft is het zo, dat wij volop in gesprek zijn met de wijkraad over de wijze waarop wij het een en ander zouden kunnen aanpakken. Ik zou wat dat betreft ook plannen voorbereiden. Op welke wijze wij het een en ander zullen financieren, zal ik nader aan de raad voorleggen. Het lijkt mij eerlijk gezegd niet de bedoeling om daar nu al het nieuwe budget volledig voor aan te wenden. Ik ben overigens ook met de dorpsraad in gesprek over de wijze van medefinancieren van het opknappen van die kom. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! Ik wil niet vervelend doen. Het is meestal niet onze gewoonte om iets over te nemen van anderen omdat anderen het al ingevuld hebben. Maar ik heb vanmiddag gevoeld dat hier raadsbreed het Dorpsplein goed ligt. Ik zou dus zeggen: Probeer nu een motie te voorkomen, en doe in ieder geval de toezegging dat er iets gaat gebeuren. Dan is die motie in ieder geval weg en hebben wij ook onze zin, want ook wij willen het Dorpsplein opgeknapt zien. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Voorzitter! Onze insteek was (en ik hoop niet dat het uit de hand gaat lopen door middel van allerlei besprekingen en prachtige, grootse plannen): Maak daar nu een upgrading van, maar alstublieft geen kostbaar plein. Het zou dus best kunnen dat u de middelen daarvoor wat naar voren haalt, zodat u toch in goed overleg met de dorpsraad daar een aardig pleintje van maakt, maar als het aan het CDA ligt, in de vorm van een upgrading, en niet een totaal nieuw plein. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Voorzitter! U, mevrouw Jurrius, heeft de oppositie uitgedaagd met uw een motie, hoor! Het lid TIELEMANS (SDH): Die lag er in gedachten toch wel, hoor! Begrotingsvergadering van 9 november 2000 66 Het lid HESEN (wethouder): Op het gevaar af dat ik niet de juiste taal spreek, wil ik toch zeggen dat volgens mij dat ook precies is wat ik u zojuist zat te beantwoorden. Ik ben in gesprek met de dorpsraad. De dorpsraad heeft zelf nog een aantal middelen ter beschikking voor het opknappen van het Dorpsplein, de dorpskern, en ook ik heb hier mijn bereidheid uitgesproken om daar middelen voor ter beschikking te stellen. Dus in die zin lijkt mij eerlijk gezegd een motie ook overbodig. Voorzitter! Nu ga ik in op de opmerkingen van de zijde van de SP-fractie betreffende de doelgroepen, met name de allerhoogste, waarover wij ook in de beantwoording in eerste termijn al hebben gesproken. De relatie die de SP-fractie legt met het centrum, vind ik te kort door de bocht, gaat mij te één op één. Wij weten met elkaar dat het centrum zelf een aantal problemen oproept. Ter zake is BVR ingeschakeld om ons daarbij te helpen. En een één-op-één-relatie tussen het financiële draagvlak, dat wij altijd nog zullen moeten versterken en waar wij op zullen moeten koersen, en de aantrekkingskracht van het centrum deel ik uiteraard niet. Wat dat betreft blijf ik er ook voor om aandacht te blijven houden voor de zwakkeren op de woningmarkt. En ik vind ook dat in het afgelopen volkshuisvestingsplan met een ophoging van maar liefst 7% in het contingent sociale huur wij daar ook uitdrukking aan hebben gegeven, en wel in harde plancapaciteit. Het lid TIELEMANS (SDH): Die ophoging is er, daar zijn wij het met elkaar over eens, daar hebben wij commitment over bereikt. Maar het gaat er natuurlijk wel om dat je in het tijdig beschikbaar stellen van harde plancapaciteit het ook mogelijk maakt dat die verhoging effectief haar beslag krijgt. En daar dreigt een ontsporing of is een ontsporing aan de orde. U zegt dat u zich inspant om voldoende plancapaciteit te realiseren. Dat is heel mooi. Maar het gaat er om, zeker gelet ook op de herhuisvesting van een aantal bewoners van Binnenstad-Oost, maar ook gezien de oplopende vraag naar huurwoningen, dat wij daar meer werk van maken. Dat vind ik een punt van aandacht. En ook een punt van zorg. Dat wil ik dus hier en nu graag toch nog eens onderlijnen. Het lid mevrouw JURRIUS-HAKVOORT (CDA): Ik stel mij voor dat de heer Tielemans onder "wij' zowel de lokale overheid als de lokale corporaties verstaat. Het lid TIELEMANS (SDH): Ik bedoel: én én, dus ook PPS. Het lid HESEN (wethouder): Ik ben het er met u allen over eens, dat wij als overheid voldoende harde plancapaciteit moeten realiseren. En wij hebben dat overigens ook gedaan met de ophoging van de 7% die wij hebben gerealiseerd in het volkshuisvestingplan. Het feit dat er in de sfeer van de oplevering problemen zijn (overigens niet alleen in de sfeer van de sociale huur, maar evenzeer in de koop), is een probleem van andere aard. En daarbij komt natuurlijk ook wel, dat nogal wat de locaties die wij in de sfeer van de sociale huur moeten ontwikkelen, zich bevinden in binnenstedelijk gebied en het aldus vaak buitengewoon lastige klussen zijn om ze tot ontwikkeling te brengen. Dat zit hem vaak niet alleen in de opstelling van de overheid, maar heeft ook te maken met het krachtenveld waarin die locaties ontwikkeld moeten worden. En wat de vraag betreft hoe dat werkt, hoef ik alleen maar te verwijzen naar de Torenstraat. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Eén voorbeeldje nog ter afsluiting. Ik heb al langer dan een jaar geleden richting het ambtelijke apparaat met betrekking tot een bepaalde locatie duidelijk aangegeven: Die locatie, die nota bene eigendom van de gemeente is, kan zeer snel beschikbaar komen, nota bene voor de sociale huursector. Als ik dan vervolgens constateer dat daar niets mee gedaan wordt, zeg ik: Die inspanningsverplichting is op papier wel leuk en aardig omschreven, maar het gaat er om hoe je daadkrachtig daarmee omgaat. En ik blijf zeggen dat op dat punt extra inspanningen zijn geboden, met name om de taakstelling die in het volkshuis- vestingsplan staat, ook de realiseren. Want die taakstelling op zich is niet voldoende als er niet gelijktijdig - nogmaals: ook in samenspraak met andere partijen - voldoende harde plancapaciteit in de markt wordt gerealiseerd en wordt hardgemaakt. t' Het lid HESEN (wethouder): Ik denk wat dat betreft niet dat wij verschil van inzicht hebben, nog even los van het feit dat uiteindelijk op een gegeven moment het aan de partijen zelf is om plannen te ontwikkelen op die locaties die zich evident lenen voor een snelle ontwikkeling, zoals bijvoorbeeld de kavel van de voormalige dansschool in de Heistraat, die wat ons betreft al lange tijd ter beschikking is. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 67 Wat de begeleidingscommissie centrumvernieuwing en vernieuwing Binnenstad-Oost betreft hebt u, voorzitter, al volop geantwoord. Ik vind eerlijk gezegd dat de wijze waarop wij daarin met elkaar moeten omgaan, ook een praktische zal moeten blijven. Er is een raadsbesluit genomen. Dat heeft trouwens prima gewerkt in de verhouding met de corporaties. Wij zijn op zeer goede speaking terms. Zaken lopen weer. Er is ook een stuk helderheid gecreëerd. En dan vind ik dat, net zo goed als in de PPS zelf, met de beide corporaties wij ook praktisch moeten kijken naar de werkelijkheid die wij buiten aantreffen om daar op een goede manier met elkaar op in te spelen. En dan hoop ik eerlijk gezegd dat dat er ook toe kan leiden, dat focussend op de inhoud wij ook met elkaar kunnen constateren dat die elementen die in feite nog open zijn in de discussie over met name de Dierenbuurt, op een zodanig wijze worden opgelost, dat wij elkaar in de raad daarop ook in brede zin kunnen vinden. Het lid TIELEMANS (SDH): U heeft een toezegging op dat stuk gedaan, voorzitter, en daar houd ik uw college aan. De VOORZITTER: Ja, daar sta ik voor. Het lid HESEN (wethouder): Maar dan in ieder geval toch in die lijn. Het lid TIELEMANS (SDH): In de lijn zoals die al is toegelicht. Het lid HESEN (wethouder): Dan zou u mij het verschil eens moeten aangeven. Ik kan het niet zien. Het college heeft verleden jaar in zijn beantwoording al uitgebreid aandacht besteed aan Dynamo Open Air, waarover nu is gesproken door de heer Dams. Wij hebben op Berkendonk geen aaneengesloten terrein anders dan de organisatie denkt waar wij het evenement zouden kunnen huisvesten. Nog even los van het feit dat wij in deze regio de Gulbergen ontwikkelen, waaronder een evenemententerrein waarop dergelijke evenementen zouden moeten plaatsvinden, om maar niet te spreken van het feit dat er aan Berkendonk twee grote woonwijken grenzen, waardoor het naar onze mening ook in milieutechnische zin een materiële onmogelijkheid is. Met betrekking tot het procesmanagement Binnenstad-Oost kan ik de heer Ferwerda melden, dat, zoals wij de vorige keer ook al besproken hebben, wij een volgende fase ingaan; minstens voor een deel van het plan. En dan zullen wij, zoals wij in de beantwoording in de eerste termijn al hebben gesteld, op een gegeven moment ergens in het voorjaar van 2001 ook met elkaar kunnen bepalen op welke wijze wij zowel naar de voorbereiding als naar de uitvoering het proces- management nader invullen. Het lid FERWERDA (D66): Mijn stelling is dat je voor het proces van Binnenstad-Oost een soort constructie zoals die met BVR nodig hebt. Anders kom je daar naar mijn idee niet uit. Het lid TIELEMANS (SDH): Ik ben het daarover met u eens. Het lid HESEN (wethouder): Wij hebben met elkaar in ieder geval een heel traject afge- sloten, en dat wordt, zoals u weet, in januari afgerond met een wijkontwikkelingsplan. En vervolgens is voor mij ten volle aan de orde op welke wijze wij het procesmanagement voor het vervolg van het traject nader invullen. Over het andere hebben wij tot dusverre een afspraak. Voorzitter! De SP-fractie heeft in haar bijdrage uitgebreid gesproken over de invoering van een diftar-systeem. Ik kan hetgeen zij heeft ingebracht, eigenlijk alleen maar onderschrijven. Wij zullen op korte termijn met elkaar te spreken komen over een eenvoudige vorm van diftar, gegeven de drietrapsraket die wij ook steeds hebben afgesproken, te weten verkoop van de Razob, onderhandelingen over de PPS en tenslotte de discussie over het al dan niet invoeren van een simpel systeem van diftar. Er is door mevrouw Meinardi nog gesproken over de Mooi zo, Goed zo-variant. Ik vind het eerlijk gezegd toch belangrijk om vast te houden aan de afspraken die wij met elkaar gemaakt hebben, namelijk dat in ieder geval in de sfeer van de overhead Mooi zo, Goed zo ook zelf de draagkracht zou moeten zoeken bij het bedrijfsleven. En ik vind het in ieder geval te vroeg om te zeggen, dat al volledig is aangetoond dat ook in de sfeer van de overhead van Mooi zo, Goed zo een kosten-batenanalyse per se positief uitvalt. Ik vind eerlijk gezegd dat wij dat maar eens goed Begrotingsvergadering van 9 november 2000 68 moeten kijken en daarvan in feite ook het besluit om al dan niet ook voor de komende jaren tot subsidiëring over te gaan afhankelijk zouden moeten maken. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): De vraag was eigenlijk alleen of u beseft dat u met de volgorde van eerst stopzetten de kans verkleint dat men zo kan doorgaan. Het lid HESEN (wethouder): Ja, maar die evaluatie hoeft wat mij betreft ook geen lange tijd in beslag te nemen. Wij hebben overigens al twee jaar uitstel gegeven aan het initiatief. Ik wil mij daar overigens best sterk voor maken, want ook ik heb er als wethouder stedelijk beheer voordelen bij wanneer er tal van projecten kunnen ontstaan in aanvulling op de projecten die wij als gemeente doen. Maar dat moet dan wel heel nadrukkelijk worden aangetoond. En als ik heel eerlijk ben, moet ik zeggen dat ik vanuit mijn eigen waarneming het idee heb gekregen dat dat toch een beetje in het slop aan het raken is. En dan denk ik dat wij misschien wel eens moeten nadenken over iets nieuws. Ik wil dat in ieder geval aan de hand van een inhoudelijke evaluatie doen; dat is fair naar de betrokken medewerkers toe, dat is fair naar het initiatief toe, maar het is ook fair naar het budget van onze stad toe. Nu nog iets over windmolens. Ik zou dit onderwerp bijna vergeten, en wel omdat wij daar regelmatig over praten, met name vanwege het feit dat Helmondse Belangen geobsedeerd is met het verplaatsen van wind op allerlei plekken. Wij hebben in het kader van het milieubeleidsplan heel uitgebreid gesproken over een keuze die wij zouden moeten maken wat de invoering van alter- natieve energiebronnen betreft. Die keuze hebben wij ook vastgelegd in ons milieubeleidsplan, is vastgelegd in een convenant met Shell Solar en hebben wij verleden jaar nog uitgebreid besproken ter gelegenheid van de behandeling van de begroting. Wij hebben die keuze ook nog een keer besproken in de eerste termijn en ik heb er vervolgens uitgebreid op geantwoord, ook naar de inhoud, waarom wij hier niet opteren voor windenergie. Wat dat betreft heeft ons college op dit moment er eigenlijk geen behoefte aan om boven op de forse inspanning die wij ons al met elkaar hebben opgelegd in het kader van de zonne-energie, ook de windenergie weer tot nieuwe inzet te maken van het energiebeleid. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Ik ben het toch niet helemaal met u eens, mijnheer de wethouder. Je kunt nu gratis op je bordje krijgen of je misschien toch veel meer rendement haalt uit de andere manieren en ik denk dat daar toch wel heel veel steun voor zou kunnen zijn. Ik vind dat u een beetje ver gaat door te zeggen: Het college heeft dat besloten. ._ Het lid HESEN (wethouder): Nee, de raad heeft dat besloten, mevrouw Meinardi. Af en toe moeten wij elkaar daar ook wel serieus in nemen. Als ik zie wat voor discussie wij met elkaar hebben moeten voeren ten behoeve van de reservering van f 1 miljoen in het kader van de structuurversterking voor de zonne-energie, een opdracht waar wij nota bene ons met- ons allen stevig aan verplicht hebben, zie ik eerlijk gezegd niet in hoe met het stapelen van allerlei mogelijke energiebronnen u dan ook de bereidheid hebt om waar te maken wat hier nu in een motie is verwoord. Ik denk eerlijk gezegd dat ik de inhoudelijke redenen voor die keuze hier voldoende heb geadstrueerd. Maar het is ook wel een keuze die wij gezamenlijk gemaakt hebben. En ik zou er eerlijk graag aan vasthouden, want anders maken wij met elkaar van het optassen van allerlei mogelijke energiemaatregelen een kermis. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Nou, ik vind het een beetje een onverantwoord dichttimmeren van mogelijkheden. Want u weet ook wel dat er heel veel moeite is bij mensen om zulke bijna onrendabele zonne-energieprojecten van de grond te krijgen. Nu, dat kun je alleen maar voorkomen als je zegt dat er ook andere manieren zijn, waarin wij misschien met nog veel meer rendement geld stoppen. Het lid HESEN (wethouder): Ja, dat zouden wij allemaal kunnen doen, maar u moet zich goed realiseren dat wij al die voorstellen die wij doen, als college bloedserieus nemen, en dat wij ze ook meenemen in de randvoorwaarden in bestemmingsplannen en in alle mogelijke toetsen op te realiseren bouwprojecten en aanverwante zaken. Ik denk dat wij de zaak een heel slechte dienst bewijzen als wij daar alleen materieel papier van maken en geen heldere prioriteitstelling en een keuze hierop toepassen. Dat heb ik bepleit, en daar wil ik ook graag aan vasthouden. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 69 De algemene beschouwingen worden gesloten. Het lid TIELEMANS (SDH): Voorzitter! Als wij de wind in de rug nu eens gebruiken om de moties die er liggen, althans voor zover ze er nog liggen, meteen af te handelen, kunnen wij op tijd naar de ma@iskipfilet. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik kom nu inderdaad toe aan de vraag die de heer Tielernans hier nu aan mij voorlegt. Als ik zie hoe wij kunnen omgaan met de moties en het amendement die zijn ingediend, denk ik dat het mogelijk moet zijn om niet nog weer een schorsing en een terugkomen voor uw raad te voorzien, en dat wij de zaak meteen zouden kunnen afronden. Het lid VAN ROOIJ (PvdA): Dan reken ik er wel op dat de raad zich beperkt, voorzitter. Want ik ben niet van plan om hier om van des middags één uur tot des avonds tien uur te blijven zitten. Ik vind dat wij dan wel met elkaar moeten afspreken dat wij hier over uiterlijk een halfuur klaar zijn. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik zal nog even herhalen wat het college heeft voorgesteld te doen met de moties en het amendement. Ik heb gezegd dat wij motie 1, van de fracties van het CDA, de VVD, de PvdA en D66, motie 3, van de fracties van Ondernemend Helmond en SDH, en motie 4, van de fracties van Ondernemend Helmond, SDH en Helmondse Belangen, qua intentie overnemen, maar dat er voor de uitwerking daarvan een voorstel in de commissie van wethouder Hesen komt. Deze moties zijn dus nu van tafel. Motie 2, van de SP-fractie, gaat daar juist tegenin en wijzen wij als college af. Dan hebben wij nog motie 5, van de fracties van Ondernemend Helmond en SDH. betref- fende het opknappen van de Traverse. Het lid TIELEMANS (SDH): Die trekken wij nog niet in, maar houden wij aan. Het lid PRAASTERINK (OH): Die blijft bestaan. De VOORZITTER: De wethouder heeft in het vooruitzicht gesteld dat hij een oplossing weet. Deze motie wordt dus aangehouden Het lid PRAASTERINK (OH): Deze motie blijft gehandhaafd. De VOORZITTER: Nee, ze wordt niet in stemming gebracht. Ze wordt... Het lid TIELEMANS (SDH): Deze motie houden wij aan. Ze is niet van tafel, maar wordt aangehouden tot het moment waarop duidelijk is hoe het zit met de toegezegde informatie ten aanzien van de besteding van de f 1,5 miljoen. De VOORZITTER: Deze motie blijft openstaan, dames en heren, komt verder niet in discussie en stemming. Wethouder Prinsen heeft naar ik denk duidelijk afgerekend met de moties met betrekking tot het ouderenbeleid, te weten motie 6 van de fracties van de HSP, Helmondse Belangen en Onder- nemend Helmond, en motie 8, van de fracties van de HSP, Helmondse Belangen en Ondernemend Helmond, omdat dat allemaal moties zijn... Het lid KUIJPERS (HSP): Ze blijven staan en wij komen er nog wel eens op terug. De VOORZITTER: Als u maar weet dat het college daar verder weinig mee van doen heeft. Het lid KLAUS (SP): Nou, ik heb van de heer Kuijpers begrepen dat ze worden aan- gehouden. De VOORZITTER: Goed, maar ze zijn ieder geval vanavond van tafel. Begrotingsvergadering van 9 november 2000 70 Het lid KUIJPERS (HSP): Vanavond wel, maar wij komen er wel op terug. De VOORZITTER: Dames en heren! Motie 7, van de fracties van de HSP, Helmondse Belangen en Ondernemend Helmond, wordt door het college afgewezen. Wethouder Hesen heeft er geen misverstand over laten bestaan dat motie 9, van de fracties van Helmondse Belangen, de SP, GroenLinks en D66, niet past in onze beleid. Deze motie wijzen wij dus af. Ook amendement 1, van de fracties van Helmondse Belangen en de HSP, wijzen wij af, omdat hetgeen hiermee wordt beoogd, in feite al gebeurt. Als u met deze handelwijze van het college kunt instemmen, hoeven wij daar verder geen energie aan te verspillen. Het lid KLAUS (SP): Voorzitter! Ik weet niet wat u nu gaat doen, maar wij handhaven in elk geval onze motie. De VOORZITTER: En wenst u daar stemming over? Het lid KLAUS (SP): Ja, voorzitter, want ik vind dat de raad zijn eigen besluiten gewoon moet uitvoeren. De VOORZITTER: Goed, dan gaan wij er over stemmen. Het lid RIETER (1-113): Het geldt ook voor motie 9, ten aanzien waarvan raadsleden eventueel ook nog een stemverklaring kan worden afgelegd. Hierna geeft de VOORZITTER gelegenheid tot stemverklaring @en aanzien van motie 2. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Voorzitter! De SP suggereert met deze motie dat een raadsbesluit niet is uitgevoerd. Volgens mijn herinnering is in het betrokken raadsbesluit alleen besloten, dat de Kasteelbrug opengesteld zou worden voor uitsluitend bedienend verkeer. Het lid KLAUS (SP): In het voorstel staat letterlijk dat er een verkeersregulerend systeem wordt aangebracht. Het lid VAN HEUGTEN (CDA): Ik weet dat er in het debat over gesproken is, maar het is in onze beleving ieder geval zo, dat er in het raadsbesluit is gesproken over het uitsluitend toestaan van bedienend verkeer. Maar bovendien zullen wij niet met deze motie kunnen instemmen, omdat ze strijdig met onze eigen motie, al niet gebaseerd op voortschrijdend inzicht. Het lid KLAUS (SP): Voortschrijdend inzicht snappen wij wel, maar het stond er echt. Motie 2 wordt hierna in stemming gebracht en verworpen met 29 tegen 4 stemmen. Tegen stemmen de leden: Van der Zanden, Yeyden, De Bruijn, mevrouw Meinardi, Witteveen, Prinsen, mevrouw Jonkers-Goedhart, Hesen, Van de Ven, Tielemans, Wijnen, Henraat, Ferwerda, Damen, Darns, mevrouw Houthooft-Stockx, Smits, Kuypers, Kuijpers, Praasterink, Van Heugten, mevrouw Jurrius-Hakvoort, Klerkx, Mokadem, Van Rest, Roefs, Bekkers, Naourn en Van Rooij. Voor stemmen de leden: Spruijt, Klaus, Verbakel en Rieter. Hierna geeft de VOORZITTER gelegenheid tot stemverklaring ten aanzien van motie 9. Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Ik wil aan wat met betrekking tot deze motie al naar voren is gebracht nu namens Helmondse Belangen nog toevoegen, dat het niet onze bedoeling is om Helmond te gaan voorzien van windmolens. De wethouder geeft vaak aan (vanavond niet) dat dat onze bedoeling zou zijn. Het is echter alleen de bedoeling om gecombineerd met de mogelijkheid Begrotingsvergadering van 9 november 2000 71 dat er gratis een onderzoek gerealiseerd kan worden dat ons inzichten biedt in een eventueel gebruik van windenergie binnen onze gemeente, wordt nagegaan waar er desbetreffende mogelijk- heden binnen Helmonds grondgebied zijn. Het lid mevrouw MEINARDI (GroenLinks): Voorzitter! Ik heb het gevoel dat er toch duidelijk behoefte is aan wat meer achtergrondinformatie over de vraag waarmee wij bezig zijn met de zonne-energie. Iedereen gist nog maar hoe rendabel toepassing van zonne-energie is en vraagt zich af of daarmee nu wel moet worden voortgegaan. Daarom denk ik dat motie 9 toch een zinnige motie is. Motie 9 wordt vervolgens in stemming gebracht en verworpen met 23 tegen 10 stemmen. Tegen stemmen de leden: Van der Zanden, Yeyden, Witteveen, Prinsen, mevrouw Jonkers- Goedhart, Hesen, Van de Ven, Tielemans, Wijnen, Henraat, Damen, Dams, mevrouw Houthooft- Stockx, Praasterink, Van Heugten, mevrouw Jurrius-Hakvoort, Klerkx, Mokadem, Van Rest, Roefs, Bakkers, Naoum en Van Rooij. Voor stemmen de leden: De Bruijn, mevrouw Meinardi, Spruijt, Klaus, Verbakel, Ferwerda, Smits, Rieter, Kuypers en Kuijpers. De VOORZITTER stelt hierna aan de orde de afhandeling van de volgende voorstellen: 2. Voorstel tot vaststelling van: a. de begroting 2001 alsmede de bijbehorende eerste nota vannijzigingen; b. het investeringsprogramma 2001-2004,- c. de Verordening onroerende-zaakbelastingen 2001 (bijlage nr. l); d. de Verordening hondenbelasting 2001 (bijlage nr. 2); e. de Verordening precariobelasting 2001 (bijlage nr. 3); fl de Verordening brandweerrechten 2001 (bijlage nr. 4); g. de Verordening rioolrechten 2001 (bijlage nr. 5); h. de Verordening reinigingsheffingen 2001 (bijlage nr. 6); i. de Verordening marktgeld 2001 (bijlage nr. 7); j. de Legesverordening 2001 (bijlage nr. 8); k. de grondprijzen 2001 (bijlage nr. 9); 1. de grondprijzen van bedrijventerreinen 2001 (bijlage nr. 10); m. de aan te ganefinancieringsmiddelen 2001 (bijlage nr. 11). Het lid KLAUS (SP): Voorzitter! U kent onze gewoonte dat wij gewoon tegen de hele begroting stemmen. Dan hoeven wij daar niet zo moeilijk over te doen. Wij maken deze keer één uitzondering: daar waar de VVD tegen het collegevoorstel inzake de OZB stemt, zijn wij voor. Wij verzoeken om desbetreffende aantekening in de notulen. Het lid PRAASTERINK (OH): Mijnheer de voorzitter! Wij zijn tegen punt 2.c, betreffende de OZB en tegen de beleidsintensiveringen voor zover ze structureel zijn, en voor de rest kunnen wij met deze begroting leven. Wij zien dit graag in de notulen aangetekend. Het lid DAMS (VVD): Voorzitter! Wij verzoeken om de aantekening in de notulen dat wij tegen de punten 2.c, 2.g en 21 zijn. Het lid RIETER (HB): Voorzitter! Wij verzoeken om de aantekening in de notulen dat wi' i tegen de begroting 2001 stemmen, omdat wij vinden dat er onduidelijkheid is ten aanzien van een aantal kosten die eerdaags op ons zullen afkomen, alsmede tegen de punten 21 en 2. 1. Wij zijn, net zoals de SP-fractie, uitdrukkelijk voor punt 2.c. Zonder stemming wordt, met inachtneming van de gevraagde aantekeningen, overeenkomstig de voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. 3. Voorstel tot het vaststellen van het programma cultuur 2001 (bijlage nr. 221). Begrotingsvergadering van 9 november 2000 72 4. Voorstel tot vaststelling van de subsidies 2001 sociaal welzijnsbeleid Helmond 2001 (bijlage nr. 225). Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders besloten. De VOORZITTER: Dames en heren! Wij hebben nu de hele begroting behandeld. Ik constateer dat - ik werd er door de heer Boltjes van Stadsradio Helmond aan herinnerd - dit de laatste begrotingsbehandeling is geweest in dit eerbiedwaardige gebouw en deze eerbiedwaardige zaal, nadat wij hier jarenlang onze begrotingsvergaderingen hebben gehouden. Hiermede is er dus een einde gekomen aan de traditie van begrotingsbehandeling in ons Kasteel. De volgende begroting zullen wij behandelen in onze prachtige nieuwe raadzaal in het Boscotondocomplex. Hierna sluit de VOORZITTER, te 19.16 uur, de vergadering. Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van De raad voornoemd, De voorzitter, De secretaris, |