Raadsnotulen

Documentdatum 06-12-2005
Bestuursorgaan Gemeenteraad
Documentsoort Raadsnotulen
Samenvatting

NOTULEN

VEERTIENDE vergadering van de gemeenteraad van Helmond, gehouden op dinsdag 6 december

2005 om 18.30 uur.

Bij aanvang van de vergadering zijn aanwezig de leden: J.F. Boetzkes, C.H.M. van der Burgt,

W.M.H. Dams, H.M.J.M. van Dijk, S. Ferwerda, J.L. Henraat, EAH. van Kilsdonk, G.T.H. Klaus, W.

Klerkx, J.H.J. Kuijpers, J.F.J. Kuypers, mevrouw M.M. de Leeuw-Jongejans, mevrouw MAJ. Mattheij-

van Woensel, mevrouw A Meinardi, S. Mokadim, T.J. van Mullekom, M. Naoum, G.B. Praasterink,

M.P.J. Rieter, J.H.J.M. Roefs, AJ.G. Sauvé, L.M.M. Smits, mevrouw J.M.G. Spierings-van Deursen, A.

Spruijt, P.H.C. Streed er, MA Tijani, T.J.W. van de Ven, J.G.M. Verbakei, C.J.M. Vereijken, mevrouw

E.P.W. de Voogd-van Dortmont, J.M.C. van Wetering, AF.H. Wijnen, mevrouw JAM. Witteveen-van

den Berg en S.H. Yeyden.

Afwezig is het lid: L.JA Ristenpatt.

Later ter vergadering komen de leden: L. den Breejen en L.T.J. Fransen

Voorts zijn aanwezig de wethouders: C.J. Bethlehem, RAC. van Heugten, J.B.C.W. van den Heuvel,

mevrouw B.M. Houthooft-Stockx en P.G.M. Tielemans.

VOORZITTER: drs. AAM. Jacobs, burgemeester,

GRIFFIER: mr. J.P.T.M. Jaspers.

De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede dat bericht van verhindering is ingeko-

men van de heer Ristenpatt en dat de heren Den Breejen en Fransen hebben laten weten later ter

vergadering te zullen komen. Hierna geeft hij het woord aan de heer Van der Burgt, die daar om

gevraagd heeft voor het afleggen van een verklaring.

De heer VAN DER BURGT (WD): Mijnheer de voorzitter! Na alle commotie die ontstaan is over

het vervroegen van deze raadsvergadering, zou ik graag een korte toelichting willen geven op de

gang van zaken, daar ik bij het vooroverleg van de regioraad op 24 november 2005 ook aanwezig

was. Het voorstel om het tijdstip te wijzigen, kwam van de heer Smits, waarop u zei, voorzitter: Dan

kunnen wij wel om 19.00 uur beginnen, zonder vragenuurtje. De heer Smits antwoordde dat dit niet

kon, omdat hij vragen had voor het vragenuurtje. Ook gaf u aan, voorzitter, dat u geen kaartjes had

voor de wedstrijd. Na enige discussie was iedereen het erover eens dat niets in de weg stond om

deze vergadering op een vroeger tijdstip te laten aanvangen. Het bevreemdt mij dan ook dat ik in het

Eindhovens Dagblad van donderdag 1 december 2005 lees dat de heer Smits afstand neemt van zijn

eerdere toezeggingen tijdens het vooroverleg in Eindhoven. Er was geen sprake van gekscheren.

Ik heb geen moeite met het tijdstip waarop deze vergadering is begonnen, omdat ik weet dat dit

slechts bij hoge uitzondering gebeurt. Raadsleden dienen flexibel te zijn. Wel heb ik grote moeite met

de wijze waarop u, voorzitter, te kijk wordt gezet. Volkomen onterecht wordt u de zwartepiet toe-

gespeeld. Noch de raad, noch de stad zijn daarbij gebaat. Ik neem dan ook volledig afstand van

hetgeen in de pers verwoord is, en vindt het jammer dat collega Smits in dezen zijn verantwoordelijk-

heid niet heeft genomen.

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik meen niet dat wij een debat moeten wijden aan deze

verklaring van de heer Van der Burgt. Overigens zie ik dat de heer Smits daar wel op wil reageren.

Daarvoor krijgt hij nu gelegenheid.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Ik meen dat de heer Van der Burgt best gelijk heeft met

hetgeen hij zojuist heeft verklaard over de kwestie (als ik het zo mag noemen, want het is de vraag of

het wel een kwestie is, want wij hebben het nu over een uurtje verschuiven van het aanvangstijdstip

van een raadsvergadering). Ik betreur het dat wij - zoals men dat in sporttermen uitdrukt - in het

Eindhovens Dagblad in "het verkeerde rijtje" zijn gekomen. Het enige dat ik terzake heb gezegd tegen

-2-

6 december 2005.

de journalist, is dat het in de procedure eigenlijk niet kan om op zo'n manier iets te regelen. Dat is het

enige dat ik gezegd heb over het verschuiven van het aanvangstijdstip van deze vergadering. Ik sta

nog steeds achter het besluit om deze vergadering (althans het vragen uur) te laten aanvangen om

18.00 uur. Overigens hebben wij dit ook uitgesproken met elkaar. Nogmaals: de heer Van der Burgt

zal best gelijk hebben, maar sommige dingen zijn niet exact zo in de krant gekomen als ze zijn

verwoord in een telefoongesprek.

De VOORZITTER: Dames en heren! Als u daarmee instemt, Iaat ik het hierbij wat betreft de

verklaring van de heer Van der Burgt, en gaan wij over tot de afhandeling van de agenda voor deze

vergadering. Ik stel vast dat u daar inderdaad mee instemt.

1. Aanwiizinq van een lid als bedoeld in artikel 16 van het reqlement van orde 2002.

De VOORZITTER trekt nummer 22, zodat eventuele hoofdelijke stemmingen zullen aanvangen

bij de heer Wijnen.

(De heer Fransen komt, te 18.31 uur, ter verga-

dering.)

2. Vaststellen van de ontwerpaqenda.

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! De CDA-fractie wil graag een motie ter behandeling indienen

met betrekking tot Berkendonk.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Zoals wij reeds aangekondigd hebben, willen wij graag

een motie indienen en behandeld zien over het advies van de commissie-Dijkstal.

De VOORZITTER: Dames en heren! Beide moties zullen aan de agenda worden toegevoegd en ,

behandeld worden na de afhandeling van de eerder op de agenda geplaatste punten.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Agendapunt 9 (voorstel tot het vaststellen van het

beleidsplan Reïntegratie 2006) staat vermeld bij de hamerstukken, maar wij hebben daarbij een

voorbehoud gemaakt in de commissie middelen, ondersteuning en economie. Daarom willen wij daar

nu over spreken, zij het dat wij daarover heel kort kunnen zijn.

De heer NAOUM (FMN): Voorzitter! Ook ik wil graag het woord voeren over het als hamerstuk

opgevoerde agendapunt 9.

De VOORZITTER: Akkoord.

De ontwerpagenda wordt, met inachtneming van de twee toegevoegde moties, zonder

stemming vastgesteld.

3. Vaststellen notulen van de openbare verqaderinq van 1 november 2005,

Deze notulen worden zonder stemming ongewijzigd vastgesteld.

(De heer Den Breejen komt, te 18.33 uur, ter ver-

gadering.)

4. Behandelinq inqekomen stukken en mededelinqen zoals vermeld op de bij de aqenda behorende lijst.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Nr. 18 op de lijst van ingekomen stukken is een brief van

de Stichting Bewonerscomité Eikendreef d.d. 14 november 2005 en handelt over de luchtverontreini-

ging Eikendreef. Voorgesteld is om dit stuk voor kennisgeving aan te nemen, maar wij verzoeken om

dit te behandelen in de commissie ruimtelijk fysiek, omdat de Eikendreef en de luchtverontreiniging

belangrijke onderwerpen zijn geweest in de afgelopen periode.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Wij hebben hetzelfde verzoek als de heer Yeyden met

betrekking tot de brief van de Stichting Bewonerscomité Eikendreef. De inhoud van die brief is bekend

-3-

6 december 2005.

en heel aannemelijk. Het bewonerscomité blijft de materie goed volgen. Die materie kan ook volgens

mij behandeld worden in de commissie ruimtelijk fysiek.

Nr. 2 op de lijst van ingekomen stukken is het derde kwartaalbericht 2005 van de NV Rede,

gedateerd oktober 2005. Voorgesteld is dit kwartaalbericht voor kennisgeving aan te nemen, maar wij

zien graag dat het binnenkort wordt toegevoegd aan de agenda van de commissie middelen,

ondersteuning en economie, zodat die commissie daar een keer naar kan kijken.

De VOORZITTER: Ik neem aan dat dit laatste verzoek kan worden gekoppeld aan de toezeg-

ging die eerder is gedaan met betrekking tot de NV Rede.

De heer SMITS (HB): Die zaak is geagendeerd voor de commissievergadering van 15 decem-

ber a.s., zodat het derde kwartaalbericht 2005 dan meegenomen kan worden.

De VOORZITTER: Ja. Het gaat dan om het jaarplan voor 2006.

De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! Ingekomen stuk 26 is een brief van AL. Heymans

d.d. 16 november 2005, handelend over herstructureringsfase 3 Binnenstad Oost. Voorgesteld is om

deze brief in handen van het college te stellen om advies, maar wij zien graag dat het betrokken wordt

bij de behandeling van dit onderwerp in de commissie ruimtelijk fysiek. Wij hebben begrepen dat die

behandeling zal plaatsvinden rond eind januari 2006.

De heer KUYPERS (SDOH): Mijnheer de voorzitter! Ik dacht dat hetgeen de heer Ferwerda nu

vraagt, behoort bij nr. 28 op de lijst van ingekomen stukken. Daarbij gaat het om brieven van de

families Hendriks en Verhoeven van 4 oktober 2005 en van AL. Heymans van 16 november 2005,

eveneens over herstructureringsfase 3 Binnenstad Oost. Voorgesteld is om deze brieven te beant-

woorden conform de ter inzage gelegde conceptbrieven. Naar aanleiding van nr. 28 heb ik dezelfde

vraag als de heer Ferwerda zojuist heeft gesteld. Ik heb overigens begrepen dat de heer Heymans

voor het begin van de raadsvergadering een petitie en 350 handtekeningen heeft aangeboden en dat

hij de bedoeling had om in te spreken. .

De VOORZITTER: Ik begrijp dat het voorstel is om de nummers 26 en 28 op de lijst van

ingekomen stukken in de commissie ruimtelijk fysiek te bespreken.

De heer KUYPERS (SDOH): Inderdaad.

De VOORZITTER: Akkoord.

De heer SMITS (HB): Ik wil hier op inhaken, voorzitter, want het college heeft al een antwoord

geformuleerd op de brieven van de families Hendriks en Verhoeven en van AL. Heymans. Wat mij

betreft, komt het college daarmee in het Guinness Book of Records. Immers, in dezelfde vergadering

wordt nu voorgesteld om brieven om advies in handen van het college te stellen en om tegelijkertijd in

te stemmen met het antwoord op de brieven. Ik vind het hartstikke knap dat het college zo snel is!

Volgens de antwoordbrief die voorligt, zullen wij pas in het voorjaar van 2006 gaan praten over het

onderwerp daarvan, namelijk herstructureringsfase 3 Binnenstad Oost. Echter, op advies van de

heren Ferwerda en Kuypers van de SDOH-fractie - en aanstonds waarschijnlijk ook op advies van de

heer Rieter - gaan wij dat onderwerp al eerder bespreken in de commissie ruimtelijk fysiek. Wat mij

betreft, behoeft de antwoordbrief dan ook niet verstuurd te worden.

De VOORZITTER: Dat was ook de strekking van hetgeen de heren Ferwerda en Kuypers van

de SDOH-fractie hebben voorgesteld.

De heer RIETER (HH): Ik sluit mij aan bij dat voorstel, voorzitter.

Verder zie ik graag dat punt 24 van de lijst van ingekomen stukken in de commissie aan de orde

komt. Dit punt betreft brieven van de Stichting Schip van november 2005 die handelen over plannen

en visie rondvaartboot en rondvaarttochten in en rond Helmond. Het voorstel is om deze brieven om

advies in handen van het college te stellen, maar wij zien graag dat ze besproken worden in de

commissie. Wij hebben van de voorzitter van de commissie ruimtelijk fysiek begrepen dat niet meer in

de commissievergadering van december, maar wel in januari 2006 gesproken kan worden over het

kanaal. Mijn voorstel is om de brieven van de Stichting Schip daar dan bij mee te nemen, want

hetgeen daarin aangegeven wordt, maakt onderdeel uit van de mogelijkheden voor het kanaal.

-4-

6 december 2005.

De VOORZITTER: Akkoord.

Dames en heren! Voor alle duidelijkheid stel ik vast dat de punten 24, 26 en 28 op de lijst van

ingekomen stukken in de commissie ruimtelijk fysiek aan de orde komen.

Met betrekking tot de ingekomen stukken en mededelingen wordt, met inachtneming van het

gestelde ten aanzien van de stukken 2, 18, 24, 26 en 28, zonder stemming beslotën overeenkomstig

hetgeen daaromtrent is voorgesteld.

Hierna worden eerst afgehandeld de volgende punten van de agenda, waarover door geen der

leden het woord wordt verlangd:

5. Voorstel tot het vaststellen van de verordeninq Onroerende-Zaakbelastinqen 2006 (biilaqe 175).

6. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor beveiliqinqscamera's, defibrillators in drie

qrote sporthallen en vloerbedekkinq in de VEKA-hal (biilaqe 200).

7. Voorstel tot het beschikbaar stellen van een verqoedinq voor de aanschaf van een identiteits-

kaart/paspoort aan kinderen van 14-17 jaar wonend in Helmond (biilaqe 207).

8. Voorstel tot het verlenqen van de Subsidiereqelinq Beelsstraat e.o. (biilaqe 222).

10. Voorstel tot het vaststellen van het Masterplan Hooqeind (biilaqe 210).

11. Voorstel tot het nemen van een voorbereidinqsbesluit qebiedsvisie qeledinqzone Brouwhuis (biilaqe

202).

12. Voorstel tot het nemen van .een voorbereidinqsbesluit en zelfstandiq proiectprocedure voor het

oprichten van woninqen aan de Tournooistraat!2e Haaqstraat (kop van west) (biilaqe 204).

13. Voorstel tot het nemen van een voorbereidinqsbesluit en zelfstandiq proiectprocedure voor het

oprichten van woninqen en verplaatsen van berqinqen aan de Suurhoffstraat (biilaqe 205).

14. Voorstel tot het nemen van een voorbereidinqsbesluit en zelfstandiq proiectprocedure Kloosterwonen

hoek Dorpsstraat! St. Trudostraat (bijlaqe 208).

Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders

besloten.

9. Voorstel tot het vaststellen van het beleidsplan Reïnteqratie 2006 (biilaqe 197).

De heer YEYDEN (PvdA): Mijnheer de voorzitter! In de commissie middelen, ondersteuning en

economie hebben wij een voorbehoud gemaakt met betrekking tot het voorstel, overigens niet omdat

het beleidsplan Reïntegratie 2006 een slecht stuk is, want het is een stap in de goede richting. Bij de

begrotingsbehandeling hebben wij dit onderwerp - investeren in mensen (want dat betekent het

reïntegratiebeleid)- extra benadrukt. Wij hebben toen gezegd dat hierin extra geïnvesteerd moet

worden en wij hebben daar extra aandacht voor gevraagd. Wij zijn thans ontzettend blij met het

beleidsplan.

Toch kunnen wij het niet laten om even te vermelden dat in de afgelopen periode een hele hoop

is afgebroken op het gebied van reïntegratie en werkgelegenheid. De ID-banen zijn afgeschaft, de

vrijwilligersbijdragen zijn gehalveerd etc. etc. Het doet ons deugd dat er nu stappen worden gezet in

een goede richting, want daardoor kunnen wij zeggen: De gemeente gaat weer eens wat investeren in

werkgelegenheidsprojecten. Echter, wij denken dat het niet voldoende is. Er moet gewoon meer bij.

De mensen die twee, drie jaar geleden geen werk meer hadden, zijn niet zomaar weer rijp voor de

arbeidsmarkt. M.L zijn wij weer zover dat wij bijna niemand op de arbeidsmarkt kunnen krijgen,

waardoor de mensen weer uit het buitenland gehaald moeten worden. Gelet daarop, is enige vaart

geboden. Maar ook enige innovatie zou fijn zijn. Het zou bijvoorbeeld leuk zijn wanneer enige

reïntegratietrajecten richting ondernemerschap zouden leiden. Daarmee bedoel ik dat mensen vanuit

een bijstandssituatie via een reïntegratietraject naar ondernemerschap gaan. Dat hebben wij gemist.

-5-

6 december 2005.

Wij behoeven de commissievergadering over het voorstel niet te herhalen. Wel wilden wij nog

de aanvullingen die ik nu genoemd heb, naar voren brengen bij de behandeling van het voorstel.

De heer NAOUM (FMN): Mijnheer de voorzitter! Dit agendapunt is reeds in de vergadering van

de commissie middelen, ondersteuning en economie van 17 november jl. onderwerp van bespreking

geweest, maar gezien de importantie van deze zaak, kom ik er nu graag op terug.

Het beleidsplan Reïntegratie 2006 zet op een heldere wijze uiteen wat de gemeente allemaal

doet om een dam op te werpen tegen de werkloosheid in onze stad, teneinde de mensen meer

perspectief in hurl.: leven te kunnen bieden. Omdat ik de mening ben toegedaan dat in weerwil van wat

ik zojuist zei de gemeente nogal wat steken Iaat vallen, zou ik graag de wethouder op de volgende

onderdelen willen bevragen.

Waarom wordt er bij Direct Werk niet gekeken naar de kwaliteiten die mensen hebben. Er zijn

mensen in de stad met hogere opleidingen die in het kader van Direct Werk geen baan krijgen die op

hun niveau ligt. Dit is een psychologische marteling voor deze mensen. Ik vind dat de gemeente meer

rekening dient te houden met wat de mensen werkelijk in hun mars hebben en dat de mensen werk

aangeboden moeten krijgen dat aansluit bij hun opleiding en ervaring.

Natuurlijk werk boven inkomen, maar wethouder Houthooft dient ervoor te waken dat deze ba-

lans niet helemaal doorslaat. Ooit is de maatwerkmethode in Helmond uitgevonden, maar de

wethouder heeft deze als sneeuw voor de zon laten verdwijnen.

Een ander aspect dat ik onder de aandacht wil brengen, is het verschijnsel van de hoge werk-

loosheid van 16%. Het beleidsplan somt allerlei werkgelegenheidsprojecten op, doch deze hebben

blijkbaar niets opgeleverd, anders zou de stad niet te kampen hebben gehad met een zo ongekend

hoog werkloosheidscijfer. Ondanks het feit dat de economie langzaam begint aan te trekken, heeft het

beleid in dezen kennelijk gefaald. Op welke wijze wil het college, in de persoon van wethouder

Houthooft, deze verschrikkelijke problematiek oplossen?

In de politiek geldt de regel dat je zaken bij hun naam moet noemen. En zo kom ik bij mijn

laatste onderdeel. Het feit dat er jongeren zijn die geen stageplaats krijgen toegewezen, begint een

structureel karakter te krijgen. Wat voor oplossing heeft het college voor deze jongeren, vooral alloch-

tone jongeren, in het vooruitzicht? Deze groepen zullen, ben ik bang, nooit aan de bak komen. Dit

zorgt er weer voor dat er polarisatie optreedt in onze Helmondse samenleving.

Ik heb er vertrouwen in dat het college, waar het gaat om de bestrijding van de jeugdwerkloos-

heid, het niet met de Franse slag doet, maar tussen theorie - lees: het beleidsplan - en de keiharde

realiteit gaapt een kloof, pardon, ik bedoel een vallei. Willen wij een tweedeling voorkomen in onze

lokale samenleving, dan is het zaak om te werken aan de door mij genoemde punten.

De VOORZITTER: Ik heb de indruk, mijnheer Naoum, dat u wat verder bent gegaan dan het

beleidsplan Reïntegratie 2006 en de reïntegratietrajecten. Ik meen dat wij hier niet allerlei onderwer-

pen ter sprake moeten brengen die vreemd zijn aan de orde van de dag. Weliswaar heb ik u laten

uitspreken, maar ik vraag u om u verder te beperken tot de onderwerpen waar het vandaag om gaat.

Ik geef daarover nu graag het woord aan wethouder Houthooft.

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Tegen de heer Yeyden

zeg ik dat wij natuurlijk op diverse gebieden bezig zijn met reïntegratietrajecten. Hij vroeg expliciet of

daarbij ook aandacht wordt geschonken aan ondernemerschap. Ja. In het kader van de Wet werk en

bijstand hebben wij mogelijkheden om startende ondernemers vanuit een uitkeringssituatie door te

geleiden naar het ondernemerschap. Dat gebeurt natuurlijk niet dagelijks, want daar behoort een

uitgebreid traject bij, maar de mogelijkheden daarvoor worden benut. Wanneer de heer Yeyden dat

innovatief wil noemen, dan kan ik zeggen dat wij al lang zo handelen. Dat is dus niet vernieuwend,

want het maakt al langer onderdeel uit van ons beleid. Overigens meen ik dat de heer Yeyden dit ook

terug kan vinden.

De heer Naoum sprak over jongeren en stageplaatsen. Op dit moment lopen daarvoor diverse

trajecten. Onlangs hebben wij kunnen voorzien in 50 extra stageplaatsen voor jongeren. Verder heeft

het bedrijfsleven 200 werk-Ieertrajecten toegezegd, die binnenkort opgepakt kunnen worden.

Op dit moment valt te zien dat het wat beter gaat. De heer Naoum had het over 16% werkloos-

heid. Gelukkig, heel gelukkig zitten wij niet op 16% werkloosheid, zij het dat de werkloosheid nog veel

te hoog is, namelijk ruim 14%. Wij doen er alles aan om dat percentage terug te dringen, ook in het

kader van Direct Werk.

De heer Naoum sprak over de kwaliteit van Direct Werk. Naar aanleiding daarvan wijs ik erop

dat de eerste zes weken wordt bekeken wat mensen kunnen presteren. Daarbij gaan wij niet uit van

wat mensen niet kunnen, maar gaan wij uit van wat mensen wel kunnen. Dat is dus een positieve

-6-

6 december 2005.

insteek. In het kader daarvan wordt nagegaan welke problemen er zijn ontstaan waardoor mensen

niet aan het werk zijn. Wanneer mensen in een bijstandssituatie terechtkomen, zijn zij natuurlijk al

langer werkloos en hebben zij eerst een WW-uitkering gehad. Nu wordt eerst bekeken waar de

problemen liggen. Dat is allemaal een kwestie van maatwerk. Iedereen heeft een eigen begeleider. De

heer Naoum zei dat er sprake behoort te zijn van maatwerk, maar ik kan toezeggen dat er maatwerk

geleverd wordt. In dat kader wordt rekening gehouden met de opleiding en capaciteit van mensen.

Daarnaast zijn er speciale trajecten die ervoor zorgen dat jongeren opgevangen worden en zo min

mogelijk tussen de wal en het schip vallen. Daarvoor bestaan namelijk speciale trajecten voor 17- tot

23-jarigen.

De heer NAOUM (FMN): Mijnheer de voorzitter! Mevrouw Houthooft gaf aan dat er genoeg

reïntegratietrajecten zijn. Wat bedoelt zij met "genoeg"? Betreft dat de Atlant Groep? Moeten de

mensen met een hogere opleiding gewoon solliciteren bij de Atlant Groep?

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik vind het jammer dat de wethouder de beantwoording

heel kort heeft gehouden; misschien moet ik toch iets nader op het beleidsplan ingaan. In dat stuk

worden wel de problemen benoemd die op ons afkomen: de opvolger van de WAO, de herkeuringen

etc. en de nieuwe WIW. Een en ander betekent dat de weg naar de bijstand alleen maar verkort wordt

en dat het aantal bijstandsgerechtigden alleen maar zal toenemen. Nogmaals: dat wordt benoemd in

het beleidsplan. Het is echter jammer dat daarbij niet de oplossingen worden genoemd. Het college wil

gewoon doorgaan met het bestaande, en dat vind ik het jammere van het beleidsplan. Daar is de

wethouder niet op ingegaan. De problemen zullen alleen maar groter worden als de gemeente niet

extra activiteiten op dit gebied gaat ondernemen. Dat dat niet gebeurt, vind ik toch wel een gemis.

De heer VEREIJKEN (HB): Voorzitter! Ik weet niet of de heren Naoum en Yeyden de stukken

gelezen hebben, maar op pagina 17 van het beleidsplan staat duidelijk aangegeven waar de

gemeente naartoe wil, namelijk participatiebanen c.q. contractuele participatiebanen. Ik meen dat zij

pagina 17 nog maar eens moeten lezen.

De heer YEYDEN (PvdA): Ik heb die pagina gelezen, maar misschien is het goed als u goed

luistert, mijnheer Vereijken. Ik meen gewoon dat het niet voldoende is, niet toereikend. Er komen

gigantische problemen op ons af die wij eigenlijk met twee passages willen afdoen volgens het

beleidsplan. Als u denkt dat u daarmee de problemen kunt oplossen, dan wens ik u veel succes!

De heer VEREIJKEN (HB): Ik zei niet dat ik ze kan oplossen, mijnheer Yeyden. Ik zei dat er in

ieder geval een aanzet is tot een oplossing. De oplossing is dat er meer bedrijven in Helmond komen.

Ik meen dat men daar ook mee bezig is (naast programma's inschakelen etc. etc.).

De heer YEYDEN (PvdA): Dat is een ander hoofdstuk, mijnheer Vereijken...

De heer VEREIJKEN (HB): Dat is geen ander hoofdstuk; dat is essentieel.

De heer YEYDEN (PvdA): Wij hebben het tijdens de begrotingsbehandeling uitvoerig gehad

over acquisitie van bedrijven c.q. nieuwe bedrijven naar Helmond halen. Wij hebben het nu over

reïntegratie.

De heer VEREIJKEN (HB): Wat is uw oplossing dan?

De heer YEYDEN (PvdA): Dat er wat alternatieven komen...

De heer VEREIJKEN (HB): Zoals?

De heer YEYDEN (PvdA): Daar moet ik drie dagen voor gaan zitten.

De VOORZITTER: U begrijpt dat wij daar de tijd niet voor hebben!

De heer NAOUM (FMN): Voorzitter! De heer Vereijken weet dat de regels voor het CWI per 1

januari a.s. veranderen en dat er nieuwe regels komen. Veel mensen die in de WAO zaten en

opnieuw gekeurd zijn, gaan bezwaar maken tegen de herkeuringsuitslag. In dit verband vraag ik het

college hoe de nieuwe regeling/wet heet die aangeduid wordt met de letters TRE. Kan de wethouder

-7-

6 december 2005.

mij dat uitleggen? Het gaat hierbij om iets dat per 1 januari 2006 ingaat voor het CWI. De mensen

weten nog niet hoe dat gaat werken.

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Voorzitter! Ik zal deze vraag van de heer

Naoum neerleggen bij het CWI; ik kan zo niet zeggen waar die afkorting voor staat.

De heer Yeyden sprak over de trajecten die ingezet zijn. Ik kan stellen dat wij extra trajecten

hebben ingezet, zoals ik al tegen de heer Naoum had gezegd, namelijk de werk-Ieertrajecten, waar wij

veel van verwachten. Natuurlijk hebben wij het bedrijfsleven op allerlei manieren nodig voor nieuwe

trajecten. Daar zijn wij ook hard mee bezig. Meer kan ik niet toezeggen op dit gebied.

De VOORZITTER: Dames en heren! Wij komen nu toe aan de besluitvorming. Ik heb niet

kunnen vaststellen dat de PvdA-fractie tegen het voorstel is.

De heer YEYDEN (PvdA): Wij zijn voor. Wij zijn blij dat er in ieder geval iets komt.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

15. Voorstel tot het intrekken van aemeenteliike verordeninaen (biilaae 212).

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb genoteerd dat in de commissie algemene en

bestuurlijke aangelegenheden alleen de PvdA-fractie een voorbehoud heeft gemaakt met betrekking

tot dit voorstel.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! In ons fractieberaad hebben wij de gemeentelijke

verordeningen nog eens uitvoerig bekeken. Thans stemmen wij in met het voorstel.

De VOORZITTER: Het zal ongetwijfeld Iaat geworden zijn!

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

16. Voorstel tot het vaststellen van de 2e Berap 2005 (bearotinaswiiziaina 52) (biilaae 198).

De heer PRAASTERINK (SDOH): Mijnheer de voorzitter! In de commissie middelen, ondersteu-

ning en economie zijn wij als SDOH-fractie uitvoerig ingegaan op de omvang en waterval van

gegevens in de tweede berap. Daarom kunnen wij onze bijdrage nu kort houden. Namens de fracties

van de WD, HSP en SDOH dien ik een motie in die als doel heeft te komen tot een berapbehandeling

op grond van een wat minder omvangrijk stuk en wellicht een andere procedure. De motie luidt als

volgt:

"Motie.

De gemeenteraad van Helmond in vergadering bijeen op 6 december 2005

Gehoord hebbende:

de discussie in de commissie MO&E inzake de 2e Berap

Constaterende dat

1. De 2e Berap een te omvangrijk document is geworden;

2. De discussie over de verschillende beleidsprogramma's tot veel detailvragen aanlei-

ding geeft die in afwijking van eerdere voorstellen beter in de vakcommissie kunnen

worden behandeld;

3. De voorstellen met betrekking tot de behandeling en inhoud van de voorjaarsnota en

de begroting door een subcommissie de instemming van de raad hebben gekregen;

Besluit

Een subcommissie uit de raadscommissie MO&E te verzoeken met voorstellen te komen

ter behandeling in de raadsvergadering van februari inzake:

- de toekomstige procedure behandeling van de Berap in de commissies;

- vereenvoudiging van de inhoud en de aan de raad te verstrekken relevante gegevens;

en gaat over tot de orde van de dag."

De heer DAMS (WD): Mijnheer de voorzitter! Zoals wij ook in de commissie middelen,

-8-

6 december 2005.

ondersteuning en economie hebben gezegd, constateren wij in de tweede berap dat een groot aantal

projecten opgestart is en dat daarvan ruim een derde niet op tijd klaar is. Dit betekent dat wij vrij veel

hooi op de vork nemen. Wij zijn een ambitieuze gemeente. Terecht. Anderzijds signaleren wij dat er

door tijdsdruk links en rechts fouten in de financiële cijfers naar voren komen en dat die er pas op een

Iaat moment uitrollen. Daarom vragen wij het college om aandacht te hebben voor de druk die

blijkbaar op het ambtelijk apparaat ligt. Overigens heeft de wethouder in de commissie aangegeven

dat hier aandacht aan besteed zal worden in de komende raadsperiode. Ik meen dat het verstandig is

om in het overdrachtsdossier de prioritering van dit punt wat nader te concretiseren.

De heer YEYDEN (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Aansluitend op deze woorden van de heer

Dams merk ik op dat ook wij ons zorgen maken over de achterstand die is ontstaan. Overigens doen

wij daarbij de prettige constatering dat de tweede berap voor 2005 een overschot Iaat zien van ¿ 1,5

miljoen. Dat biedt perspectief. Immers, tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling hebben wij

gevraagd 9 ton beschikbaar te stellen, maar dat is toen niet gebeurd. Voor het komend jaar biedt de

tweede berap echter het perspectief dat er een behoorlijk overschot is op de jaarrekening 2005.

De heer TIELEMANS (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Voor wat betreft de aanpassing van

de procedure voor de berapbehandeling, leg ik de bal terug bij de raad. In de commissie middelen,

ondersteuning en economie heb ik aangegeven begrip te hebben voor eventueel voortschrijdend

inzicht vanuit de raad met betrekking tot de methode van behandeling van de berap, hoewel de

tweede versie min of meer exact dezelfde opzet en systematiek kent als de eerste versie. Ik stel vast

dat bij de behandeling van de eerste versie de raad unaniem akkoord ging en tevreden was met de

gehanteerde systematiek. Maar nogmaals, ik gun de raad graag de ruimte om nog eens goed te kijken

naar een optimalisering van de behandelingsprocedure.

Dan kom ik nu bij de inhoud van de tweede berap. Niet alleen bij de berap maar ook op andere

momenten (namelijk de behandeling van de voorjaarsnota en de programmabegroting) hebben wij al

geconstateerd dat er een zekere spanning bestaat in deze gemeente tussen aan de ene kant de

ambities die wij met elkaar hebben uitgesproken en vastgelegd en aan de andere kant de beschikbare

middelen. Dat leidt weleens tot vertragingen, maar m.L zijn wij ons daar allemaal, ook de raad, van

bewust. Dit gegeven onderstreept de noodzaak om in de toekomst de zaken wellicht nog scherper te

prioriteren, maar dat zij dan zo.

Ik ben het niet eens met de heer Yeyden voor zover hij sprak over achterstand. Ik wil dat

namelijk nuanceren. In de commissie heb ik naar aanleiding van de tweede berap geconstateerd dat

wij ieder jaar opnieuw vaststellen dat niet alle investeringsprojecten tijdig kunnen worden weggezet.

Dat heeft uiteraard niets te maken met de beschikbare ruimte, want die is er. Het heeft wel te maken

met het probleem waar ik zojuist op duidde, namelijk de spanning die soms optreedt tussen ambities

en middelen. Onze organisatie is immers een tamelijk uitgedunde organisatie, zeker na de ombui-

gingen die gerealiseerd zijn. Ik heb hier al eens eerder gewag gemaakt van het feit dat de ambtelijke

dichtheid van ons apparaat vergeleken met de apparaten van andere gemeenten buitengewoon laag

is. Daardoor wordt er hier soms echt op de tenen gelopen, terwijl wij soms ook genoodzaakt zijn om

externe ondersteuning en expertise inte roepen, alhoewel wij buitengewoon waakzaam en alert zijn

om dat tot een minimum te beperken (dat blijkt ook uit het feit dat de kosten van externe advisering en

interim-krachten in de loop van deze bestuursperiode aanzienlijk teruggelopen zijn). Er is echter geen

enkele reden om ernstig bezorgd te zijn ten aanzien van de voortgang van het investeringsprogramma

(als daar tenminste op gedoeld is). Als ik zie wat er allemaal nog in de pijplijn zit en wat in uitvoering

is, dan zie ik het resultaat over 2005 met vertrouwen tegemoet. Ik zou dan ook zeker niet speculeren,

mijnheer Yeyden, op een fors overschot, zoals ik al eerder heb gezegd bij de behandeling van de

programmabegroting. Op dit moment heb ik geen enkele reden om daarvan uit te gaan.

De heer YEYDEN (PvdA): Bent u het dan wel eens met de heer Dams? Die heeft namelijk

precies hetzelfde gezegd over de achterstand van projecten.

De heer DAMS (WD): Dan heeft u mij toch verkeerd beluisterd.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Ik wil graag reageren op de motie-Praasterink. Ik vind de motie

sympathiek en wil in de commissie middelen, ondersteuning en economie best meewerken aan

hetgeen daarin gesteld wordt. Echter, krijgen wij in de huidige zittingsperiode nog een berap? Naar

mijn gevoel niet. Dat betekent dat met de uitvoering van de motie eigenlijk al een claim gelegd wordt

op de periode na 7 maart 2006; misschien is dit een overweging waard.

-9-

6 december 2005.

De heer DAMS (WD): Dat zou niet de eerste keer zijn, mijnheer Smits.

De heer SMITS (HB): Daar heeft u gelijk in, mijnheer Dams.

De heer KLERKX (HSP): Wij kunnen wel heel duidelijk uit ervaring spreken.

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! Heb- ik goed begrepen dat het college de motie-Praasterink

niet heeft overgenomen?

De heer TIELEMANS (wethouder): Ik heb aangegeven dat de raad zelf gaat over de werkwijze

rond de berap.

De VOORZITTER: Inderdaad. Het college heeft daar niets over te zeggen.

De heer TIELEMANS (wethouder): Ik heb gezegd: Het college gunt de raad de ruimte.

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! De CDA-fractie ziet geen noodzaak om de procedure voor

de behandeling van de berap weer te wijzigen. Wij hebben die procedure per slot van rekening net

gewijzigd om vragen in de commissies tegen te gaan. Wij kunnen met de huidige regels uitstekend uit

de voeten. De beraps worden gepresenteerd voor de voorjaarsnota en voor de begroting en kunnen

betrokken worden bij de betreffende vergaderingen. Vervolgens kunnen, indien nodig, zwaarwegende

onderwerpen geagendeerd worden in de desbetreffende vakcommissies. Wij vinden het heel terecht

dat de berap daarna in de commissie middelen, ondersteuning en economie verder wordt besproken

en van een advies wordt voorzien. Anders voorzien wij wat nu ook weer gebeurd is in die commissie,

namelijk een zeer detaillistische behandeling van het verhaal. Het gaat om een tussenrapportage;

behandel die als zodanig.

De heer KLAUS (SP): Was dit het nieuwe verkiezingsprogramma van het CDA, voorzitter?!

De heer ROEFS (CDA): Wij zullen om de door mij aangegeven redenen tegen de motie-

Praasterink stemmen.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Ik heb inmiddels de motie-Praasterink gelezen. Ik vind dat

een heel sympathieke motie, maar wij hebben de procedure voor de behandeling van de berap pas

veranderd. Verder zijn er, zoals wij allemaal weten, in maart 2006 verkiezingen en begint er dan een

nieuwe zittingsperiode. Wij hebben geen enkele behoefte - hoewel wij als PvdA toch terug zullen

keren in deze raad! - om over ons graf heen te regeren. Laat het aan de raad in de volgende

samenstelling over om te besluiten hoe die wil omgaan met de berap.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Voor het geval dat er in deze raadsperiode toch nog een

berap mocht komen - je weet maar nooit, hoewel het niet te verwachten is -hebben wij nog wel een

paar vragen met betrekking tot de motie-Praasterink. In de motie staat dat er een subcommissie moet

komen. Ik wil graag weten wie er lid zijn van die commissie. Zijn dat raadsleden of zijn dat burger-

commissieleden?

De VOORZITTER: Dat maakt de commissie middelen, ondersteuning en economie dan zelf uit.

De heer RIETER (HH): Als er een subcommissie gevormd wordt, dan moeten daar mensen lid

van zijn. Ik meen dat ik daarover een reële vraag gesteld heb, of niet?

De VOORZITTER: Aan wie vraagt u dat?

De heer RIETER (HH): Aan de heer Praasterink, want die heeft de motie ingediend.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Voorzitter! Het is wellicht in de tijd geweest dat de heer Rieter

geen raadslid was, maar destijds is ten behoeve van de procedure voor de behandeling van de

voorjaarsnota en de begroting een subcommissie benoemd vanuit de commissie middelen, onder-

steuning en economie. Die commissie heeft een aantal procedures en inhoudelijke zaken aan de orde

gesteld. Die zijn vervolgens ter goedkeuring aan de raad voorgelegd, zoals ook keurig in de door mij

ingediende motie verwoord is. De raad is daar toen mee akkoord gegaan. Wanneer de motie wordt

-10-

6 december 2005.

aangenomen, stellen wij ons voor dat dezelfde procedure wordt gevolgd. Indien nodig, kunnen de-

zelfde commissieleden verzocht worden om op dezelfde wijze als gebeurd is voor de voorjaarsnota en

de begroting, met voorstellen te komen aangaande de berap.

De heer RIETER (HH): Dat is heel helder. De HH-fractie zal tegen de motie-Praasterink

stemmen, om de doodeenvoudige reden dat de nieuwe raad zal bepalen of er straks commissies

komen en, zo ja, hoe die eruit komen te zien. Wij hebben bijvoorbeeld gelezen dat het CDA zelfs

denkt aan de mogelijkheid om geen raadscommissies in te stellen. Dan wordt het misschien lastig om

een subco_mmissie te vormen uit een commissie die niet bestaat!

De VOORZITTER: Ik ben blij dat niet iedereen zegt wat hij of zij denkt!

De motie-Praasterink c.s. wordt daarop bij handopsteken aangenomen met 19 tegen 17

stemmen, waarbij de voorzitter constateert dat 2 leden van de CDA-fractie en de aanwezige leden van

de fracties van SDOH, de WO, HSP, HB en HA hebben voorgestemd en dat 4 leden van de CDA-

fractie en de aanwezige leden van de fracties van HH, de SP, GL/D66, de PvdA en FMN hebben

tegengestemd.

Zonder stemming wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel van burgemeester en

wethouders besloten.

17. Voorstel tot het vaststellen van de conceptbrief aan het SRE inzake de toekomst VW en

reaiopromotie (biilaae 213).

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik wijs erop dat u een agenda heeft ontvangen waarop dit

punt gecorrigeerd is. Aanvankelijk werd gesproken over het vaststellen van de toekomst van de VW

en de regiopromotie, maar daar gaat het nu niet om. Nee, het gaat nu om het vaststellen van de

conceptbrief aan het SRE over dat onderwerp. De vraag die voorligt, is of u zich kunt vinden in die

brief. Wanneer u die brief accordeert, dan weet u dat het onderwerp nog een keer terugkomt.

De heer DAMS (WO): Mijnheer de voorzitter! Wij constateren dat de huidige afspraken omtrent

de Regio VW en de regiopromotie in de loop van 2006 aflopen. In dat kader is het natuurlijk zinvol om

eerst concreet invulling te geven aan de taken van elke betrokkene. Als daar helderheid in is, dan is

ook helder welke organisatiestructuur daarbij hoort, welke financieringsbehoefte er is en hoe daar

invulling aan gegeven kan worden. Als ik vervolgens kijk naar de conceptbrief aan het SRE, dan

concludeer ik dat de "vage" reactie van het college daar eigenlijk alle mogelijkheden voor openhoudt.

Daarom kan die reactie onze instemming hebben.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Mijnheer de voorzitter! Ook ik heb niet de behoefte om heel

lang stil te staan bij het voorstel. Ik vind het wel een beetje een soaphistorie worden, en wel om de

volgende redenen. De eerste versie van het voorstel terzake is nooit verspreid. De tweede versie is

teruggetrokken en opnieuw gecorrigeerd. Inmiddels heb ik vanavond om 5.00 uur van het SRE

volgens mij het vijfde voorstel gekregen' met betrekking tot de Regio VW en de regiopromotie. Ik mag

dat morgen in de SRE-commissie namens de gemeenteraad van Helmond behandelen. Er zijn heel

duidelijke aanpassingen aangegeven in de conceptbrief die door het college is opgesteld. Wij kunnen

ons daar volledig in vinden. Ik hoop morgen met de conceptbrief in de hand het standpunt van de

gemeenteraad van Helmond te mogen verwoorden in de SRE-commissie.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Mijnheer de voorzitter! Wij sluiten ons aan bij

de woorden van de twee voorgaande sprekers. Persoonlijk had ik er een beetje moeite mee om de

bijlage goed te lezen, vanwege de toch wat warrige dingen die er naar mijn begrip in staan. Maar na

overleg in de fractie zijn ook wij akkoord met de conceptbrief aan het SRE.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

18. Voorstel tot het vaststellen van het bestemminasplan Woonwaaenlocaties (biilaae 187).

De heer BOETZKES (PvdA): Mijnheer de voorzitter! De PvdA-fractie heeft in de commissie een

voorbehoud bij dit bestemmingsplan gemaakt. Wij hebben daar uitgebreid de kans gehad om ons

-11-

6 december 2005.

standpunt te verwoorden. Het principe hierbij was dat er een nulsituatie zou ontstaan. Het is goed dat

er nu voor iedereen duidelijkheid ontstaat. Het uitgangspunt en de intentie hierbij waren dat er voor

alle boventalligen een oplossing gevonden zou worden.

Alle boventalligen zijn nu naar tevredenheid geholpen, maar één familie is zwaar teleurgesteld. Het

gaat daarbij om de dochter van die familie, die in een zeer ongezonde situatie woont, namelijk in een

schuurtje nabij de woonwagen. Wij hebben gevraagd naar een rapportage over het wel of niet

mogelijk kunnen maken van een tweede standplaats op de locatie Pastoor Elsenstraat. Die rappor-

tage hebben wij inmiddels gekregen, waarvoor onze dank. Daarin wordt gesteld dat daar geen ruimte

is voor een tweede standplaats. Ik ga ervan uit dat de wethouder zijn uiterste best heeft gedaan om te

bekijken of er een tweede standplaats mogelijk zou zijn.

Het bestemmingsplan Woonwagenlocaties is een goed bestemmingsplan; daar willen wij niets

op afdingen. Wij zullen daar dan ook voor stemmen. Wel vragen wij de wethouder om het hier niet bij

te laten zitten. Wij vragen hem, gezien de ongezonde woonsituatie van betrokkene en gezien het

uitgangspunt dat voor alle boventalligen een oplossing gevonden moet worden, zijn uiterste best te

blijven doen om betrokkene in de nabije toekomst met voorrang aan een standplaats te helpen.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Mijnheer de voorzitter! Ik verzoek de wethouder om alsnog de

dochter te helpen van de familie waar de heer Boetzkes zojuist al op doelde. Zij moet als boventallige

een goede plek krijgen, daar waar zij die heeft gevraagd, namelijk dichtbij haar ouderlijke woning.

Volgens mij - ik ben daar een paar keer gaan kijken - is dat best wel mogelijk.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Zoals ook in de commissie

gebleken is, hebben wij er alles aan gedaan om te proberen zorgvuldig om te gaan met alle mogelijk-

heden die er zijn op de locatie Pastoor Elsenstraat. Wij hebben die nog eens nader bekeken en wij

hebben gemeten wat die mogelijkheden exact zijn. Ik zeg de heren Boetzkes en Van Mullekom toe dat

wij het daar niet bij zullen laten. Na de vaststelling van het bestemmingsplan Woonwagenlocaties

zullen wij straks daadwerkelijk overgaan tot het aanleggen van de plaatsen. Ook zullen wij dan

bekijken hoe wij de families die nog niet geholpen zijn aan een standplaats, 9P een gepaste wijze

alsnog kunnen helpen aan hetzij een standplaats via de wachtlijst, hetzij een woning. Wij zullen daar

alsnog aandacht aan schenken en zullen onze uiterste best doen om daar een passende oplossing

voor te vinden.

De heer BOETZKES (PvdA): Ik heb nog een aanvulling, voorzitter, namelijk dat het betrokkenen

gaat om een standplaats, niet om een woning.

De VOORZITTER: De heer Van Heugten bedoelde een volgorde, tenminste zo heb ik dat

genoteerd.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Wij zullen een afspraak maken met de bedoelde familie

om haar situatie specifiek te bekijken en om ter plaatse alle mogelijkheden nog eens, ook met de

familie, in ogenschouw te nemen. Ik zal daar als wethouder zelf bij aanwezig zijn.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Voorzitter! Ik ben akkoord met het antwoord van de wethouder.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

19. Voorstel tot het vaststellen van het bouwplan Laaqveld 26 (biilaqe 201 ).

Mevrouw SPIERINGS-VAN DEURSEN (HB): Mijnheer de voorzitter! Het college stelt voor om

geen medewerking te verlenen aan dit bouwplan. Wij hebben het daar in de commissie uitgebreid

over gehad, en wij hebben in het verleden in Helmond al een aantal keren meer van dit soort

verzoeken gehad. Bij één van de eerdere verzoeken heb ik al aangegeven: Gaan wij hier geen

precedent scheppen? Nou, dat zou wel meevallen. Maar intussen hebben wij al een aantal splitsingen

van kavels gehad (in Brouwhuis en Stiphout). Onze fractie vindt dat ook de kavel waar het nu om gaat,

die overigens ongeveer 3200 m2 groot is, best in twee kavels gesplitst zou kunnen worden. Wij menen

dus dat wij wel medewerking kunnen verlenen aan een vrijstellingsprocedure daarvoor. Wij zijn dan

ook tegen het voorstel.

De heer VERBAKEL (SP): Mijnheer de voorzitter! Ook wij hebben het voorstel besproken in

-12-

6 december 2005.

onze fractie. Wij hebben geconstateerd dat overal in Helmond zwaar wordt ingebreid. Het voorstel

betreft een zeer gematigde variant van inbreiding! Er blijven namelijk twee grote kavels over. Wij zijn

dan ook van mening dat wel medewerking moet worden verleend aan het verzoek om het perceel

Laagveld 26 te herontwikkelen. Ook wij zijn dus tegen het voorstel.

De heer FRANSEN (WD): Mijnheer de voorzitter! Ook de WD-fractie heeft in de commissie

uiteindelijk een voorbehoud gemaakt met betrekking tot het voorstel. Vervolgens hebben wij daar in de

fractie nog eens nadrukkelijk naar gekeken. Het standpunt van de WD-fractie is thans als volgt.

Het voorstel om het bouwplan afte wijzen bevat, geredeneerd vanuit het bestemmingsplan eo de

landschappelijke waarden, valide argumenten. Toch hebben wij daar een wat genuanceerder

standpunt over ingenomen. De door het college gegeven argumenten leiden namelijk niet tot een

absoluut waardeoordeel, omdat ze niet volledig te objectiveren zijn. Het standpunt van het college is

best te verdedigen, maar zoals ik zei, kun je er ook genuanceerd mee omgaan. Immers, hoe groot is

de aantasting indien onder bepaalde condities wel medewerking wordt verleend? Dat blijft uiteindelijk

toch een subjectief waardeoordeel, een oordeel dat vele jaren geleden in het bestemmingsplan is

gemaakt. Daarbij komt dat er in de afgelopen jaren het een en ander gewijzigd is ten aanzien van de

grootte van kavels in relatie tot zuiniger grondgebruik.

Onze fractie ziet ook niet zo het probleem van precedentwerking. Iedere aanvraag dient (en wordt) op

haar eigen merites beoordeeld te worden. Dit blijkt ook uit het feit dat geen limitatief kader kan worden

vastgesteld dat aangeeft wanneer wel en wanneer niet aan een aanvraag kan worden vol-

daan/meegewerkt. De WD-fractie is dan ook bereid de aanvraag positief te benaderen en medewer-

king aan een planwijziging te verlenen, mits aan enkele randvoorwaarden wordt voldaan. Deze staan

verwoord in het amendement dat ik aanstonds zal indienen. Voor onze medewerking stellen wij

randvoorwaarden aan de op te richten bouwmassa's en de grootte van de twee nieuwe bouwblokken

(ze mogen wat ons betreft samen niet groter zijn dan 150% van het huidige bebouwde oppervlak). De

positionering van de bouwblokken dient zodanig te zijn, dat de aantasting van de stedenbouwkundige

en landschappelijke waarden wordt geminimaliseerd. En de ontsluiting van beide kavels dient volgens

ons amendement vanaf de weg Laagveld plaats te vinden, ~oals ook de huidige kavel ontsloten is. Het

amendement, dat ik bij dezen indien namens de fracties van de WD en SDOH, luidt als volgt:

"Amendement.

Agendapunt: 19

Bijlage: 201

Onderwerp: Bouwplan Laagveld 26

De raad van de gemeente Helmond in vergadering bijeen d.d.: 6 december 2005

Ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Het besluit is om qeen toepassing te geven aan artikel 19a lid 4 WRO en de gevraagde

vrijstelling ex artikel 19 lid 1 WRO te weigeren,

Dit besluit te wijzigen in:

Een besluit om wel toepassing te geven aan artikel 19a lid 4 WRO en medewerking te

verlenen aan de gevraagde vrijstelling ex artikel 191id 1 WRO, mits voldaan wordt aan de

volgende voorwaarden:

1. er blijft sprake van één inrit ter ontsluiting van beide kavels vanaf het Laagveld;

2. de bouwblokken (de te bebouwen oppervlakten) op beide kavels mogen tezamen niet

groter zijn dan 150% van het huidige bouwblok (bebouwde oppervlakte);

3. de bouwblokken worden zodanig op de kavels gepositioneerd dat de geleidelijke over-

gang van het bebouwd gebied naar het bosgebied van De Warande zo weinig mogelijk

wordt aangetast.

Toelichting:

De door het college aangevoerde argumenten t.b.v. de gemaakte afweging om tot een

afwijzend standpunt te komen zijn in algemene zin valide. Het zijn geen absolute waarde-

oordelen en mitsdien in zekere zin arbitrair voor wat betreft de negatieve gevolgen die het

verlenen van medewerking aan het verzoek met zich meebrengen. Het betreft hier een

bijzonder grote en diepe kavel met een beperkte frontbreedte aan het Laagveld (waaraan

de inrit is gesitueerd) en breed uitdijend naar achteren. Splitsing betekent 2 kavels van

nog ruim 1500 m2. Een kaveloppervlakte die nog zeer goed passend is in dit bijzondere

gebied.

Door een goede positionering van de bouwblokken en een beperking te stellen aan de

bouwmassa's zijn de negatieve effecten op de landschappelijke waarde van het gebied

naar de mening van onze fractie te verwaarlozen."

-13-

6 december 2005.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Mijnheer de voorzitter! De procedure die nu aan de orde is,

loopt al verschrikkelijk lang. 17 augustus 2004 of daaromtrent zijn de eerste brieven gekomen. Daarna

is er een hele correspondentie op gang gekomen tussen de betrokkene en de gemeente. Uiteindelijk

heeft die geresulteerd in de constatering van de gemeente dat het ging om een verzoek tot vrijstelling

op basis van artikel 19 WRO.

De argumenten die het college heeft genoemd in het voorstel (ook de heer Fransen doelde daar

zojuist op), spreken ons niet erg aan. Het handhaven van grote kavels in het onderhavige gebied lijkt

valabel, maar in de huidige tijd en bij de huidige grondprijzen kunnen wij toch naar recht en rede niet

stellen dat na de opsplitsing van een kavel van ruwweg 3000 m2 in twee percelen - dus dan is er nog

steeds sprake van percelen van 1500 m2 - dat geen grote percelen meer zijn in Helmond? Evenmin

zien wij in dat er door deze verkaveling een onaanvaardbare verdichting binnen het gebied plaats-

vindt. Ook hebben de meeste omwonenden geen bezwaar tegen het bouwplan, naar wij hebben

begrepen. De fraaie landschappelijke overgangen blijven volkomen behouden; het zojuist ingediende

amendement van de WD-fractie, dat wij mede hebben ondertekend, geeft daar ook garanties voor.

En als ik kijk naar de precedentwerking zoals wij die in de Jan Ettentstraat hebben gehad, dan

constateer ik dat het onderhavige plan er best mee door kan. De wijk blijft ook na de splitsing van het

perceel Laagveld 26 gewoon groen. Dat de zaak dan zou verschralen, zien wij niet. Wij zullen

derhalve tegen het voorstel zijn en voor het amendement stemmen dat wij mede hebben ondertekend.

De heer FERWERDA (GUD66): Mijnheer de voorzitter! In tegenstelling tot de vorige sprekers

beoordelen wij de tendens tot verdichting van grote kavels niet als positief. Het is van belang voor een

stad om een diversiteit van woonmilieus te behouden. Onze fractie vindt de argumenten van het

college daarvoor zeer valabel. Wij als gemeente verdichten ons al gek in de diverse wijken in

Helmond, en daarom is onze fractie voor het voorstel.

De heer ROEFS (CDA): Mijnheer de voorzitter! Ik zou woorden van gelijke strekking willen

spreken als de heer Ferwerda zojuist sprak. Ook wij vinden de argumenten die het college op tafel

heeft gelegd met betrekking tot het bouwplan Laagveld 26 heel reëel. Overigens willen wij het

amendement-Fransen afwachten, om te zien of dat nieuwe gezichtspunten oplevert, maar zoals het er

nu naar uitziet, zullen wij het collegevoorstel steunen.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Mijnheer de voorzitter! Ook wij zijn nog even

teruggegaan naar de fractie om het voorstel goed onder de loep te nemen. Tevens zijn wij bij de

locatie Laagveld 26 gaan kijken. Met name het behoud van de natuur was een hot item binnen de

fractie. De stemming was dan ook wat verdeeld. Dat neemt niet weg dat wij het amendement-Fransen

nog even goed willen bestuderen. Wij komen daar op terug.

De heer VAN MULLEKOM (HA): Mijnheer de voorzitter. Het beleid in de zaak bouwplan

Laagveld 26 is kennelijk gericht op het tegenwerken van persoonlijke initiatieven van mensen in de

stad. Als iemand zijn hele leven gewoond heeft op een locatie als deze, vraag ik mij echt af wat er op

tegen is wanneer die op zijn eigen persoonlijke eigendom wil blijven wonen, maar dan op een

opgedeelde kavel, die dan nog steeds een grootte heeft van ruim 1500 m2. Voor bepaalde zaken -

neem de binnenstad -" worden beleidsvoornemens soms met machtspolitiek doorgezet. Ik herhaal

uitdrukkelijk: soms met machtspolitiek doorgezet. Dat geldt bijvoorbeeld voor de flat op Binderen.

Dezelfde argumenten zouden daar niet gelden, maar wel voor het Laagveld, namelijk: maatschappe-

lijk, volkshuisvestelijk bezien, morfologisch, stedenbouwkundig gezien en landschappelijk perspectief.

Ik lap het allemaal aan mijn laars, want ook na de splitsing van het perceel Laagveld 26 blijft het

gewoon landschappelijk, morfologisch, volkshuisvestelijk en maatschappelijk verantwoord op een

kavel van ruim 1500 m2.

Even terzijde. Toen ikzelf 20 jaar geleden aan de Aarle-Rixtelseweg een kavel wilde kopen, kon

daar maar één huis op gezet worden, want er was één inrit vanaf de Aarle-Rixtelseweg. Ik nodig het

hele college uit om daar te gaan kijken, want er staan nu twee prachtige bungalows met twee inritten.

Vriendjespolitiek? Ik denk het wel. Ik zal tegen het voorstel stemmen.

Mevrouw WITTEVEEN-VAN DEN BERG (PvdA): Mijnheer de voorzitter! Naar aanleiding van

het betoog van de heer Van Mullekom merk ik op dat wij hier natuurlijk nooit praten over persoonlijke

zaken. Nee, wij proberen hier het ruimtelijk beleid van de gemeente te bespreken en daarover

besluiten te nemen.

-14-

6 december 2005.

Het gebeurt niet zo vaak - ik meen dat wij vanavond een soort nieuwe coalitie hebben! - maar

de PvdA-fractie is volledig voor het voorstel van het college, gelijk de fracties van het CDA en GL/D66.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Een aantal fracties oordeelt dat

medewerking verleend zou kunnen worden aan splitsing van het perceel Laagveld 26 om tot twee

bouwblokken te komen. Ik wil aangeven dat onze afweging van de vraag of dat wel of niet zou

kunnen, in belangrijke mate gebaseerd is op het huidige bestemmingsplan. In dat bestemmingsplan is

heel nadrukkelijk aangegeven waar nog wel langs het stadspark/de groene long de Warande

bebouwing en nieuwbouw zijn toegestaan en waar dat niet het geval is. Dat is destijds heel zorgvuldig

afgewogen, waarbij is vastgesteld dat wij heel erg zuinig moeten zijn op de Warande, heel erg zuinig

op de groene long in de stad. Met andere woorden: in welke mate verstening langs de rand van deze

bijzondere locatie toegestaan is, is destijds leidend geweest bij het opstellen van het bestemmings-

plan. Om daar nu van af te wijken, moet je heel goede en naar ons idee ook zwaarwegende redenen

hebben. Nut en noodzaak van het bouwplan Laagveld 26 zijn in onze visie niet zwaarwegend genoeg

om een nieuwe bouwkavel in deze omgeving toe te staan.

Er is zojuist gesproken over precedentwerking. Ik meen dat de raad zich moet realiseren dat hij

zelf volop aan precedentwerking doet. Immers, fracties vergelijken het ene geval met het andere, en

dat is dan kennelijk maatgevend voor een aantal uitspraken. Zo zal de bevolking dat ook doen.

Kortom, of de raad wel of niet precedentwerking wil, hij doet daar zelf al volop aan mee naar mijn idee.

Tot slot enkele opmerkingen over de slagingskans. Stel dat de raad in meerderheid voor het

opstarten van een artikel 19-procedure is, dan is dat nog geen garantie dat die procedure ook met

succes beëindigd wordt. Ik kan verzekeren dat er waarschijnlijk bezwaren gemaakt zullen worden door

belanghebbenden, zowel vanuit de omgeving als vanuit de natuur- en milieubeweging. Bovendien zal

er bij de provincie bezwaar rijzen tegen het plan, althans de provincie zal voorwaarden kunnen stellen

aan wijziging van het bestemmingsplan. Het meeste kans van slagen heeft het plan - los van het feit

dat er dan veel tijd en energie in gestoken moeten worden en er wellicht procedures gevoerd moeten

worden, waarbij de aanvrager overigens zelf eventuele planschade voor zijn rekening moet nemen -

wanneer het ingebracht wordt in de afspraken over Ruimte voor Ruimtekavels. Ik meen dat dit de

enige manier is om uiteindelijk succesvol medewerking te kunnen verlenen. Overigens zou dat

betekenen dat de aanvrager een bedrag van om en nabij ¿ 150.000,-- moet betalen aan de provincie,

alvorens medewerking verleend kan worden aan bestemmingsplanwijziging. Wij willen graag

meegeven aan de fracties die willen dat medewerking wordt verleend aan een artikel 19-procedure,

dat die medewerking onder moeilijke condities kan plaatsvinden en niet zonder kans op falen is.

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Ik heb mij in de eerste instantie afzijdig gehouden van de

discussie, om de doodeenvoudige reden dat ik in de commissie ruimtelijk fysiek niet aanwezig was bij

de behandeling van het voorstel. Inmiddels ben ik getuige geweest van de beraadslaging in de eerste

instantie en daarmee ook van de beraadslaging van de commissie.

Ik heb het antwoord van de wethouder gehoord en op mij in laten werken. Daardoor kom ik op

de zaak van (wij mochten niet persoonlijk worden!) de familie X te H. Dat zou Helmond kunnen zijn, en

Iaat mij verklappen: het is Helmond, en wel de BK-laan in Helmond. Ik neem aan dat de wethouder bij

het opstellen van het voorstel dat nu voorligt, ook aan dat geval van een mogelijke bestemmingsplan-

wijziging heeft gedacht. Gelet daarop, ben ik van mening dat het college consequent is wat betreft het

beleid om geen medewerking te verlenen. Dat zou ons er bijna van overtuigen dat wij tegen het

voorstel moeten stemmen, teneinde daarmee de mogelijkheden voor anderen open te houden

(oftewel: de zogenaamde precedentwerking die vanavond is genoemd). Echter, het is zoals de

wethouder zei, namelijk dat het onderhavige plan op zijn merites zal worden beoordeeld door de

provincie, waarbij dan nog allerlei bezwaarprocedures enz. mogelijk zijn. Daarom zal onze fractie het

voorstel van het college steunen.

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! Ik wil in ieder geval gezegd hebben dat ik niet gesproken

heb over precedentwerking. Daar wil ik ook niet over spreken. Iedere artikel 19-procedure wordt op

haar eigen merites beoordeeld, zoals wij meerdere malen in deze zaal hebben kunnen horen.

De wethouder bracht zojuist zwaar geschut in stelling door allerlei problemen te noemen die

kunnen opdoemen. Ik sluit zeker niet uit dat er bezwaren gemaakt zullen worden tegen het bouwplan

Laagveld 26, maar ik kan mij ook situaties herinneren waarin zelfs de bestemming van natuurgebied

werd omgezet en waartegen heel zwaarwegende bezwaren bestonden. Wat ik hiermee wil zeggen, is

dat ik niet onder de indruk ben van hetgeen de wethouder hierover zei. Wij hebben de afweging

gemaakt dat het bouwplan in de geschetste situatie zou kunnen. De reden daarvoor is dat wij menen

dat de aantasting van het gebied heel erg mee zal vallen wanneer er aan de achterzijde van de kavel

-15-

6 december 2005.

een woning bijgebouwd wordt. Daarbij komt dat wij op de toer zitten dat wij mee moeten werken met

initiatieven in Helmond van Helmondse bewoners. Als een initiatief reëel is volgens ons gezichtspunt,

dan moeten wij daaraan medewerking verlenen. Vandaar dat wij ons amendement handhaven.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Mijnheer de voorzitter! Na het amendement-

Fransen bestudeerd te hebben en na de wethouder gehoord te hebben, blijft onze fractie toch

verdeeld ten aanzien van het voorstel. Wij zullen daarover verdeeld stemmen.

De heer FERWERDA (GL/D66): Dat is een trend!

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Ook senioren kunnen modern zijn!

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik wil graag reageren op de woorden die de wethouder

zojuist gesproken heeft. Zoals over heel veel dingen, kun je ook over het bouwplan Laagveld 26

verschillende redeneringen ophangen. De wethouder heeft zijn redenering, wij hebbende de onze.

Het argument dat het verlenen van medewerking in dit geval een precedent zal opleveren, klopt

volgens mij niet in juridische zin. Het probleem voor een raadslid is in dit soort situaties volgens mij

veel meer dat altijd geprobeerd moet worden een consistent verhaal te vertellen. Iedere situatie is

anders, en dat maakt het zo lastig, maar in juridische zin is er volgens mij geen sprake van prece-

dentwerking.

Vervolgens sprak de wethouder over hoe andere instanties (de provincie enz.) omgaan met de

artikel 19-vrijstelling. Volgens mij gaat het er nu om wat óns standpunt is. Betrokkene zelf moet de

andere problemen wikken en wegen die hij nog op zijn weg tegen gaat komen.

Tot slot wil ik mijn verbazing uitspreken over de manier waarop sommige fracties omgaan met

het aspect verdichting. Ik hoorde de fractie van D66 zeggen (en de CDA-fractie sloot zich daarbij aan)

dat omdat er elders al zoveel verdichting/inbreiding plaatsvindt, er geen verdichting mag plaatsvinden

in het gebied waar wij nu over spreken. Dit betekent dat men wel instemt met verdichting in de Willem

Prinzenstraat, terwijl...

De heer FERWERDA (GL/D66): Nee, nee, nee...

De heer VERBAKEL (SP): Dat wordt namelijk als argument gebruikt om in dit geval tegen

verdichting te zijn. Dat vind ik verbazingwekkend.

De heer FERWERDA (GL/D66): U moet mij goed citeren. Waar het om gaat, is dat wij waarde

hechten aan het aanwezig zijn van verschillende woonmilieus in Helmond. Op het moment dat grote

kavels steeds kleiner gemaakt worden - en ik kan u een aantal plekken aanwijzen waar de kavels

steeds kleiner zijn geworden - zijn er geen verschillende woonmilieus meer. Dan krijg je een soort

gelijkheidspatronen in de stad. Ik weet dat u daar voor bent, maar ik zeg daarover: Dat is niet

verstandig als je diversiteit in de stad wilt hebben.

De heer KLAUS (SP): Onzin.

De heer FERWERDA (GL/D66): Ons tweede argument is dat wij menen dat wanneer verdere

verkaveling wordt toegestaan op het perceel Laagveld 26, er vanuit die buurt ongetwijfeld nog veel

meer aanvragen om splitsing van kavels zullen komen. Daarmee wordt in mijn ogen het woonmilieu

daar om zeep geholpen.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Volgens mij zegt de heer Ferwerda nu echt iets anders

dan hij in de eerste instantie zei. Ik heb hem toen namelijk duidelijk horen zeggen dat er in Helmond al

genoeg ingebreid wordt. Hij gebruikt dat nu als argument om voor het collegevoorstel te zijn.

De heer FERWERDA (GL/D66): Toen had ik het niet over de Willem Prinzenstraat, maar had ik

het over hetgeen er bijvoorbeeld in Stiphout allemaal gebeurt.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! Ik kom nog even terug op het punt van de

precedentwerking. Ik ben het helemaal met de heer Fransen eens - dat is ook de beleidslijn - dat

men geen precedentwerking kan ontlenen aan een besluit om wel of niet medewerking te verlenen

aan een artikel 19-procedure of bestemmingsplanwijziging. Nee, het gaat om de onderliggende

argumenten en de weging van belangen. In dit geval zegt de heer Fransen: Het individuele belang van

-16-

6 december 2005.

splitsing van de kavel op grond van de motivatie zoals die is aangegeven door de aanvrager, weegt

zwaarder dan het belang van het handhaven van het huidige woonmilieu en de huidige omgeving. Die

stelling kan wel of niet precedenten scheppen, want het gaat om de onderliggende nut- en noodzaak-

argumenten.

De heer FRANSEN (WD): Als ik het zo gezegd heb of als het zo is overgekomen, dan is dat

onjuist.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Het college is dat met u eens, mijnheer Fransen.

De heer FRANSEN (WD): Wij hebben de argumenten beoordeeld die genoemd zijn in het

bestemmingsplan en die ook genoemd zijn in het collegevoorstel. Wij hebben daarover gezegd dat dat

op zich allemaal valide argumenten zijn, maar hebben afgewogen: Zou het een ernstige aantasting

betekenen wanneer in deze situatie een kavel van 3000 m2 gesplitst wordt in twee kavels met slechts

een beperkte uitbreiding van de bouwmogelijkheden op die twee kavels, zodat de locatie niet echt

gaat verstenen? Daar hebben wij nee op gezegd. Wanneer wij daarmee bovendien een burger van

dienst kunnen zijn, dan moeten wij dat niet laten, zo stellen wij.

De VOORZITTER: Dames en heren! Wij komen nu toe aan de besluitvorming. Eerst zal ik het

amendement-Fransen in stemming brengen. Wanneer dat amendement wordt aangenomen, dan is

daarmee het collegevoorstel van tafel. Normaalgesproken wordt het meest verstrekkende voorstel als

eerste in stemming gebracht, maar in dit geval zijn het amendement en het collegevoorstel van gelijke

orde. Dan geldt dat het amendement als eerste in stemming gebracht moet worden.

Het amendement-Fransen c.s. wordt hierna in stemming gebracht en aangenomen met 19

tegen 17 stemmen.

Voor stemmen de leden: Wijnen, Praasterink, Kuypers van de SDOH-fractie, Henraat, mevrouw

De Voogd-van Dortmont, mevrouw Spierings-van Deursen, Kuijpers van de HB-fractie, Smits,

Vereijken, Van Mullekom, Spruijt, Klaus, Verbakei, Fransen, Dams, Van der Burgt, Streeder, Van de

Ven en Van Dijk.

Tegen stemmen de leden: Klerkx, Van Kilsdonk, Rieter, Mokadim, Sauvé, mevrouw Mattheij-van

Woensel, Ferwerda, mevrouw Meinardi, Naoum, Tijani, Den Breejen, Yeyden, mevrouw Witteveen-van

den Berg, Boetzkes, mevrouw De Leeuw-Jongejans, Roefs en Van Wetering.

De VOORZITTER: Dames en heren! Zoals ik al zei, behoeft het collegevoorstel niet in stemming

te worden gebracht nu het amendement-Fransen is aangenomen.

20. Voorstel tot het vaststellen van het 1e onteiqeninqsplan Zonnekwartier (biilaqe 206).

De heer RIETER (HH): Mijnheer de voorzitter! Het bestemmingsplan voor het gebied dat nu aan

de orde is, hebben wij 5 juli jl. goedgekeurd. Er zijn echter nog een aantal probleempjes die een

goede uitvoering van het bestemmingsplan in de weg staan. Eén daarvan is de dierenspeciaalzaak in

de Sassenstraat. Tot en met juli was dat een minder prettig dossier, hadden wij het idee. Het was zelfs

zodanig, dat er minder aardige dingen richting de betreffende persoon werden genoemd, in ieder

geval in de wandelgangen. Als raadsleden hebben wij allemaal de persoonlijke brief ontvangen van de

heer Van den Berk (ik hoop dat ik deze naam mag noemen; wij zouden geen namen noemen, maar

het gaat nu om een bepaalde familie, en daarom meen ik dat ik die naam wel mag noemen). Daarin

staat - en daar zijn wij blij mee - dat de lucht geklaard is en dat de zaak een stuk helderder is

geworden. Dat is in ieder geval een positieve ontwikkeling. Wij zijn dan ook hoopvol gestemd over de

mogelijkheid dat een minnelijke schikking er aan zit te komen.

Dit laatste maakt het echter een beetje moeilijk om vanavond in te stemmen met het

voorgestelde onteigeningsplan. Immers, zoals ik zojuist in mijn inleiding zei, is de gang van zaken tot

en met juli, tot het moment waarop het bestemmingsplan is vastgesteld, wat moeizaam verlopen. De

heer Praasterink zei zojuist dat de kwestie van de bestemmingsplanwijziging Laagveld al vanaf 17

augustus 2004 duurt, maar dit dossier loopt al vanaf 2001, dus een aantal jaren langer. Wanneer men

indertijd wat opener en meer communicatief was geweest - ik heb tijdens de behandeling van de

begroting al vastgesteld dat het onderwerp communicatie wat beter kan bij het college - dan hadden

-17-

6 december 2005.

wij vanavond het onteigeningsplan niet aan de orde gehad en was de zaak waarschijnlijk wel minnelijk

geschikt. Thans ben ik blij dat, zoals ik zei, de minnelijke schikking er aan lijkt te komen.

Omdat het voortraject wat moeizaam is verlopen, wil onze fractie als signaal afgeven dat ze

tegen het onteigeningsplan zal stemmen. Daarbij spreekt onze fractie wel de hoop uit dat de

minnelijke schikking zo snel mogelijk geregeld kan worden.

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! Waaraan ontleent de heer Rieter zijn standpunt dat als de

gemeente wat communicatiever enz. was geweest, er dan nu wel een minnelijke schikking geweest

zou zijn?

De heer RIETER (HH): Als u in het dossier en de bestemmingsplanprocedure bent gedoken,

dan hebt u kunnen zien dat het een moeizaam traject is geweest. Gedurende dat traject werd in de

wandelgangen en zelfs hier in de commissievergadering gesteld dat er sprake zou zijn van onwillig-

heid van de zijde van de familie Van den Berk. Inmiddels heb ik de stukken ingezien, met name de

brief van deze familie. Als ik kijk naar de teneur van deze brief, dan zie ik de hoop gloren bij de familie

dat er een minnelijke schikking zit aan te komen. Ik gaf aan dat wanneer men in het traject richting de

vaststelling van het bestemmingsplan in juli wat communicatiever was geweest, waarschijnlijk toen al

het een en ander was opgelost. Dat wil ik stellen, maar ik ben positief gestemd over de ontwikkeling.

Daarom wijs ik de procedure af die nu voorgesteld wordt.

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! Ik geloof niet dat het daaraan ligt.

De heer RIETER (HH): Dan moet u mij vertellen waar het volgens u wel aan ligt.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Dat moet u vertellen.

De heer FRANSEN (WD): Ik kan aangeven waar ik aan denk en wat ik al meermalen gehoord

heb van de wethouder. Dat is dat er al heel vaak met de betrokken persoon gesproken is, maar

uiteindelijk gaat het natuurlijk om datgene waarover je overeenstemming kunt bereiken. Wanneer het

één dan niet parallel loopt met het ander, dan heb je een probleem. Dan kun je wel zeggen dat de

betrokken persoon gelijk heeft of dat de gemeente gelijk heeft, maar ik meen dat het zo niet werkt.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! Ik kan mijn antwoord kort houden. Ik sluit mij

namelijk aan bij de woorden van de heer Fransen. Ik begrijp absoluut niet waar de onhelderheid van

de heer Rieter weer vandaan komt dat hij zulke kletspraat zit te verkopen. Wij spreken nu puur over

een kwestie van verwerving. Dan ga je met elkaar in overleg, om te bekijken of een oplossing mogelijk

is tussen hetgeen de verkoper wenst en hetgeen de koper wenst. Daar zijn wij in dit geval niet

uitgekomen. Dan rest de gemeente maar één middel om in te zetten teneinde het bestemmingsplan

toch te kunnen realiseren, en dat is de onteigeningsprocedure. Dat heeft niets, maar dan ook

helemaal niets met communicatie te maken, zo zeg ik tegen de heer Rieter. Het gaat puur om

onderhandelen. De heer Rieter zei: Op basis van hoop denk ik dat het allemaal wel goed komt. Daar

wens ik u dan veel succes mee in deze stad, mijnheer Rieter!

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Ik betreur deze stellingname van de wethouder, want hij weet

dat hij zaken achterhoudt. Dat vind ik gewoon jammer. Ik heb nadrukkelijk aangegeven...

De heer PRAASTERINK (SDOH): Dat vind ik nogal een uitspraak. Als u hier gaat communice-

ren dat er informatie achtergehouden wordt, dan wil ik weleens helderheid hebben over welke

informatie u denkt dat er achtergehouden wordt.

De heer RIETER (HH): Dat heeft niets te maken met wat ik denk. Weliswaar meen ik dat dat de

privé-sfeer betreft, maar ik wil best stellen dat er op een gegeven moment een voorstel lag van de

betreffende persoon richting de gemeente. Daarover had goed onderhandeld kunnen worden om tot

een oplossing te komen. Die informatie is - en dat heb ik ook aangegeven in de commissievergade-

ring voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan - gewoon niet boven tafel gekomen. Ik

vind het heel erg treurig, als men mij dit zo aanwrijft. Ik heb heel nadrukkelijk aangegeven dat de brief

van de betrokkene gelukkig een positieve ontwikkeling is, ook gezien vanuit de eigenaar. Wanneer

men dan op die manier stelt dat ik niet zou weten waarover ik praat, dan zeg ik: Ik weet drommels

goed waar ik het over heb, wethouder. Ik wens u succes, maar ik vind het jammer (ik zeg het

nogmaals) dat het in het voortraject niet anders is gelopen. Dat is heel simpel en heel klaar; niets

-18-

6 december 2005.

meer en niets minder. Als u op een dergelijke manier de stad regeert, dan krijgen wij nog heel moei-

lijke situaties bij een aantal zaken die in Helmond aanstaande zijn. Het spijt mij wel.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Voorzitter! Nu weet ik nog steeds niet waar het

hem in zit dat er informatie achtergehouden zou zijn. De heer Rieter vertelt een verhaal. Ik probeer dat

te volgen, maar daarin mis ik nog steeds de onderbouwing van de beschuldiging die hij richting de

wethouder uit, namelijk dat er informatie wordt achtergehouden. Daarover zeg ik: Laat dan eens

krachtig horen, mijnheer Rieter, welke informatie de wethouder heeft achtergehouden.

."

De heer DAMS (WO): Voorzitter! Betekent dit dat de heer Rieter een motie van wantrouwen

indient tegen de wethouder?

De heer RIETER (HH): Nee, ik dien geen motie van wantrouwen in tegen de wethouder. Ik heb,

dacht ik, klip en klaar verteld wat ik vond. Bij deze woorden wil ik het houden, voorzitter, gezien het

tijdstip. Wij zullen tegen het onteigeningsplan stemmen.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Voorzitter! Ik heb de commissie steeds aangegeven dat

wij in de onderhandelingen tussen beide partijen (de gemeente en de betreffende dierenwinkel) niet

tot overeenstemming zijn gekomen, dat er over en weer voorstellen zijn gedaan om overeenstemming

te bereiken en dat er van de zijde van de gemeente veelvuldig onderhandelingen hebben plaats-

gevonden, waar de andere partij aan meegewerkt heeft. De gemeente heeft gedacht haar bod te

moeten baseren op het onteigeningsrecht en de daaruit voortvloeiende schadevergoedingen, terwijl

de verkoper dacht zijn bod op andere gronden te kunnen baseren. Daar zijn wij niet uitgekomen met

elkaar, dus restte ons niets anders dan het middel van onteigening. Meer en minder is er niet. Ik blijf

erbij dat de heer Rieter mij ten onrechte beschuldigt van het achterhouden van informatie. Dat is niet

aan de orde. Zolang hij dat niet hard kan maken, vraag ik hem of hij zich wel onthouden van het doen

van dergelijke uitspraken.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

De leden Van Kilsdonk, Van Mullekom en Rieter krijgen op hun verzoek aantekening in de

notulen, dat zij zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd.

21. Voorstel tot het vaststellen van APV Helmond 1978. wiiziqinq 49 (Kapbeleid) (biilaqe 214).

De heer FERWERDA (GL/D66): Mijnheer de voorzitter! U zult er niet van opkijken dat onze

fractie van mening is dat wanneer je regels kunt schrappen waarvan de zinvolheid betwijfeld wordt, je

die regels ook direct moet schrappen.

Verder wil ik de wethouder meegeven dat het van belang is om de mensen duidelijk te maken

dat er ook bezwaren tegen de Boomcatalogus ingebracht kunnen worden wanneer zij van mening zijn

dat er meer bomen in opgenomen moeten worden. Dat kunnen bomen zijn op zowel privaat als

publiek terrein. Kortom, ik vraag om in de publiciteit ook nadrukkelijk deze kant van de zaak te

belichten.

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! Ik heb dezelfde vraag als de heer Ferwerda zojuist stelde. Ook

in de commissie had ik die vraag gesteld, en die is ook min of meer beantwoord. Het is mij echter nog

steeds niet duidelijk hoe de gang van zaken is. Kunnen mensen bezwaar maken tegen het verhaal?

Bovendien blijven bomen groeien, terwijl er ook nog steeds nieuwe bomen bijkomen. Dit betekent dat

er aan de ene kant bomen verdwijnen uit de Boomcatalogus, terwijl er aan de andere kant bomen bij

moeten komen. Nogmaals: het is mij niet duidelijk hoe een en ander gaat. Ik ga ervan uit dat de

ambtenaren van de gemeente Helmond niet weten waar alle bomen staan.

De heer RIETER (HH): Mijnheer de voorzitter! Een tijdje geleden hebben wij in de commissie

een presentatie gehad over het kapbeleid. Onze fractie ging ervan uit dat wij ook nog een bespreking

van dat beleid zouden krijgen en dat het niet zou blijven bij de wijziging van de APV. Daarom is in

eerste instantie mijn vraag of er nog een behandeling van het beleid in de commissie komt. In dat

geval vinden wij het prematuur om de wijziging van de APV nu al te behandelen.

-19-

6 december 2005.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Mijnheer de voorzitter! Er is inmiddels al het

een en ander over het voorstel gezegd. Waar de HSP-fractie nu nog extra aandacht voor wil vragen, is

de communicatie naar de burgers toe. Wij kunnen ons voorstellen dat die in dit geval erg moeilijk is.

Wij hebben al mensen horen zeggen: Dadelijk weet ik welke bomen op de Bomenkaart staan; ben ik

dan ook verplicht om degene die mijn huis koopt, te vertellen dat een bepaalde boom wel of niet op de

kaart staat? Wordt dit op dezelfde wijze geregeld als de verkoop van een huis met een gebrek? Hier

krijgen wij graag antwoord op.

De heer SMITS (HB): Mijnheer de voorzitter! Mijn betoog over het voorstel is iets langer dan dat

van de vorige fracties. Ik wil de commissievergadering niet overdoen, maar ik vind het kapbeleid wel

een belangrijk onderwerp.

"We gaan de kapvergunningen afschaffen." Zo sprak wethouder Van den Heuvel tijdens de

behandeling van de voorjaarsnota 2005. Nou, uit dat afschaffen is uiteindelijk een nieuw kap-

vergunningstelsel gerold. Dit onder het mom van deregulering, gemak voor onze burgers, minder

ambtelijke c.q. bureaucratische betrokkenheid, lastige en tijd verspillende bezwaarprocedures

ontwijken etc. etc.

Bomen. Een onderwerp dat de HB-fractie altijd heeft geboeid. Onze initiatieven om te komen tot

bomen beleid, mogen alom bekend zijn. De nota Bomen in Helmond is daar een sprekend voorbeeld

van. Vanuit dat beleidsstuk liep overigens nog een toezegging om tot een juridische bescherming te

komen bij bijvoorbeeld het opstellen van bestemmingsplannen. Wij wachten daar nog steeds op.

Vandaag gaan we de APV aanpassen om het nieuwe kapvergunningstelsel op 1 januari 2006 te

kunnen invoeren. Oude regels en voorwaarden vervallen en nieuwe komen er voor in de plaats.

Minder in het kader van deregulering? Nee, we moeten nu nog meer gaan kijken of we een kapver-

gunning nodig hebben. En de hoeveelheid regels in de wijziging van de APV die wij vandaag gaan

vaststellen, is beduidend groter worden. Voorwaarden zoals: waar staat de boom, hoe groot, wie is de

eigenaar van de ondergrond, monumentaal of niet monumentaal, opgenomen op de Bomenkaart,

informatieplicht (en nog meer vragen die ik vanavond hier gehoord heb). Waar zitten de voordelen?

Als wij de opmerkingen van de diverse adviseurs zoals Bomenstichting, Platform Helmondse

Milieugroeperingen en IVN er eens bij pakken, dan blijkt dat ook daar enige scepsis en wantrouwen

bestaan omtrent het nieuwe stelsel. Want hoe doe je de handhaving, hoe controleer je de herplant-

plicht (als je die herplant al kunt bepalen), hoe bescherm je het totale bomenbestand en hoe houd je

de Bomenkaart up-to-date? Vragen, vragen en nog eens vragen! En het oude systeem was zo simpel.

Een boom rooien? Een kapvergunningen aanvragen. Net zoals we vroeger bij het bouwen een

bouwvergunning nodig hadden. Terwijl we nu moeten uitzoeken of we een lichte, een reguliere

bouwvergunning, een reguliere bouwvergunning fase 1, een reguliere bouwvergunning fase 2 of

Oberhaupt wel een bouwvergunning nodig hebben. Deregulering was de opzet! Volgens ons wordt het

méér regulering.

De landelijke overheid worstelt nu met de omgevingsvergunning. Straks valt het nieuwe sys-

teem van kapvergunningen daar ook onder. Wij lopen daarop vooruit. Innovatief noemt men dat, en

regionale gemeenten nemen dit initiatief ook al over. Alleen, zij brengen weer verbeteringen in op ons

model. Dat levert onderscheid op in lokale regelgeving, terwijl een kapvergunning op een landelijke

leest was gebaseerd, bijvoorbeeld de Boswet.

Ik ga afsluiten. Elke verandering is nog geen verbetering. Wij als HB-fractie hebben altijd de

bomen in de openbare ruimte willen beschermen. Bomen in particuliere tuinen hadden bij ons niet de

aandacht. Dat is en was de verantwoordelijkheid van de eigenaar van de ondergrond. Nu, met dit

kapvergunningstelsel, krijgen we als gemeente nog meer invloed in de particuliere tuin. Dat is het

paard achter de wagen spannen wat ons betreft. Als HB-fractiezullen wij het nieuwe kapvergunning-

stelsel nauwlettend gaan volgen en bij de evaluatie zullen wij het college zeker gaan bevragen over de

onderwerpen zoals in deze bijdrage zijn aangehaald. Ondanks de schijnbare voordelen voor onze

burgers, kunnen wij niet instemmen met dit kapvergunningstelsel. Wij kiezen graag voor de bescher-

ming van het bomen bestand zoals wij dat in de nota Bomen in Helmond in deze bestuursperiode

hebben vastgesteld.

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! De heer Smits zei zojuist dat de gemeente nooit aandacht

heeft gehad voor bomen op privé-terreinen. Hij weet toch net zo goed als ik dat ook voor het kappen

van die bomen een kapvergunningen nodig is? Dat was toch gewoon opgenomen in het stelsel van

kapvergunningen? En zou het niet zo kunnen zijn dat bomen op particuliere terreinen wel degelijk

bescherming behoeven van de overheid, dan wel monumentwaardig moeten worden verklaard omdat

ze bepaalde kwaliteiten en waarden hebben in de omgeving?

-20-

6 december 2005.

De heer SMITS (HB): Het antwoord hierop is heel simpel, mijnheer Fransen. In de vorige be-

stuursperiode hebben wij als HB-fractie ervoor gezorgd dat in het kader van de informatieplicht aan de

burgers de verstrekte kapvergunningen werden gepubliceerd in De Trompetter en de Traverse. Wij

hebben er toen voor gepleit om alleen de kapvergunningen voor bomen in de openbare ruimte te

publiceren. Dat is toen ook toegezegd door de toenmalige burgemeester Van Elk. Daar is vervolgens

echter ook ingeslopen (als ik dat zo mag zeggen, want voor de kapvergunningen was dat toen zo

geregeld in de APV) een publicatieplicht voor kapvergunningen voor bomen in particuliere tuinen.

Nogmaals: wij hebben nooit aandacht gevraagd voor kapvergunningen voor bomen op particuliere

ondergrond.

De heer VAN KILSDONK (HH): Voorzitter! Ik heb nog een kleine aanvulling op hetgeen mijn

collega zojuist zei.

De VOORZITTER: Dat kan niet. U kunt wel een interruptie plaatsen in de bijdrage van de heer

Smits.

De heer VAN KILSDONK(HH): Ik kan als raadslid toch ook zelfstandig iets zeggen, dacht ik.

De VOORZITTER: Maar u hebt zojuist toch niet uw hand opgestoken om u aan te melden als

spreker?

De heer VAN KILSDONK (HH): Moeten wij dan iedere keer aan het begin de hand opsteken en

mogen wij anders niets meer zeggen?

De VOORZITTER: Ja, zo werkt dat.

De heer VAN KILSDONK (HH): Dat vind ik onzin. Dan wordt het een interruptie; prima.

De VOORZITTER: Dat is toch niet de eerste keer in deze raad, hoop ik!

De heer VAN KILSDONK (HH): Nee, maar ik vind het een beelje onzin dat als er een heleboel

gezegd is, je niet van mening zou kunnen veranderen, waardoor je toch iets wilt zeggen. Dat lijkt mij

een beetje kort door de bocht.

De VOORZITTER: Daar hebben wij de tweede termijn voor.

De heer VAN KILSDONK (HH): Maar ik zeg het nu even in de eerste termijn, als u het niet erg

vindt! Ik ben daar heel simpel in, want dat is onzin.

De VOORZITTER: Ik vind wel dat u zich aan de regels moet houden.

De heer VAN KILSDONK (HH): Dan een interruptie.

De VOORZITTER: Nee, dat kan niet, want de tijd daarvoor is voorbij. Ik geef eerst de heer Van

den Heuvel het woord.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Het is mij opgevallen dat de

bijdrage van de heer Smits in deze raadsvergadering over het kapbeleid uitgebreider is dan de

bijdrage die hij heeft geleverd in de vergadering van de commissie ruimtelijk fysiek. Wij doen dus die

commissievergadering voor een deel over.

Wat nu voorligt, is een wijziging van de APV. In dit verband geef ik meteen antwoord op de

vraag van de heer Rieter. Dit onderwerp is al geagendeerd geweest voor de vergadering van de

commissie ruimtelijk fysiek d.d. 11 oktober jl.; dat had hij kunnen weten. Toen hebben wij inhoudelijk

met elkaar gediscussieerd over het kapbeleid.

Zoals de heer Ferwerda aangaf, is een belangrijk onderdeel van het kapbeleid de wijze waarop

wij met de burgers communiceren over het belang van bomen in onze stad. Dit is ook in de vorige

jaren steeds gebeurd, zo zeg ik tegen de heer Smits, die de kwaliteit van de nota Bomen in Helmond

heeft onderschreven. Wat wij nu hebben gedaan, is de zaken in het kader van de deregulering veel

makkelijker en goedkoper maken voor de burgers en instanties die te maken hebben met bomen. Wij

hebben een Bomenkaart gemaakt waarop alle bomen op particuliere percelen en in de openbare

-21-

6 december 2005.

ruimte zijn aangegeven die wij om de een of andere reden beschermingswaardig achten. Dat hebben

wij inmiddels al behoorlijk gecommuniceerd richting de stad, maar ik onderschrijf de opmerking van de

heer Ferwerda en van mevrouw De Voogd dat er nog het een en ander te communiceren valt op dit

gebied. Overigens zeg ik toe - maar dat staat ook in het voorstel - dat de dereguleringsoperatie ook

inhoudt dat over een jaar teruggekeken wordt, om na te gaan of de wijziging van de APV daadwerke-

lijk een bijdrage levert aan de dereguleringsoperatie en of die niet ten koste gaat van de kwaliteit die

wij met elkaar willen in de stad.

Ik moet corrigeren wat de heer Klaus zei, want onze ambtenaren hebben daadwerkelijk gekeken

naar alle bomen in de stad. Zij weten wel waar welke boom staat.

De heer KLAUS (SP): Dat zal straks wel blijken, maar goed.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Dat zal straks inderdaad wel blijken, mijnheer Klaus,

maar ik daag u uit om met de ambtenaren dat spelletje te spelen. Zij kunnen u meer vertellen over de

plaatsen van de bomen, de kwaliteit van de bomen en het soort bomen in de stad dan u zich kunt

voorstellen. Nogmaals: ik daag u daar graag toe uit.

Voorzitter! De ambtenaren hebben, om de Bomenkaart te kunnen maken, het bestand volledig

nagelopen, waarbij zij de kwaliteit en het karakter van de diverse bomen volledig hebben bekeken.

Dat is bij elkaar gebracht op de Bomenkaart. Die kaart is door de burgers en bedrijven te raadplegen

op internet. Uiteraard zijn de burgers en bedrijven uitdrukkelijk uitgenodigd om te melden dat de

Bomenkaart aangevuld kan worden op het moment dat zij van mening zijn dat er ergens een

beschermingswaardige boom staat die vermeld zou kunnen worden op de kaart. Dit zal ook uitgebreid

gecommuniceerd worden, want zo werkt het systeem natuurlijk wel.

Zoals ik al zei, hebben wij het kapbeleid gemakkelijker en goedkoper gemaakt voor de burgers

en het ontdaan van een hele hoop overtollige regeltjes. Dat de regeltjes vervolgens een keer moeten

worden vervat in de APV, lijkt mij duidelijk. Daarmee proberen wij in één keer het kader neer te zetten

waarmee wij straks een overzichtelijk en duidelijk geheel hebben.

De heer Smits sprak over de sc~psis die er over het kapbeleid zou bestaan bij onder andere de

Bomenstichting en het Milieucommunicatieplatform. Ik kan de heer Smits zeggen dat ik de betrokken

vergadering heb voorgezeten, maar dat ik daarin die scepsis niet heb kunnen ontdekken. Wel heb ik

toen een groep heel actieve mensen om mij heen gehad die gediscussieerd heeft over de Bomenkaart

en het afschaffen van het oude kapbeleid (ik dacht dat ook mevrouw Meinardi daarbij aanwezig was).

Die mensen hebben kritisch naar de zaak gekeken, maar absoluut niet in een sfeer van afwijzing.

Nee, integendeel zelfs. Er werd gezegd: Het is goed dat de bomen geïnventariseerd worden en het is

goed dat wij weten welke bomen wij in Helmond hebben, waar die staan, hoe ze eruitzien en welke

kwaliteit ze hebben; Iaat ons op een goede manier monitoren, zodat wij bij de evaluatie met elkaar

kunnen bekijken of de slag die wij nu willen maken, ook daadwerkelijk gelukt is.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Maar de door mij genoemde instanties hebben ook de vele

vragen die ik zojuist heb gesteld. Die vragen hebben zij allemaal.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Ik meen dat er nog wel meer vragen op tafel zijn ge-

komen dan u zojuist gesteld heeft, mijnheer Smits. Daar is heel inhoudelijk op gereageerd. Overigens

hebben wij ook in de commissie heel inhoudelijke vragen gewisseld. Ik meen dan ook dat alle vragen

hun plek hebben gehad. Ik constateer echter dat u nu - in tegenstelling tot vorig jaar, toen u heel

nadrukkelijk aandacht vroeg voor de inhoud van de nota Bomen in Helmond - de kwalitatieve

benadering afwijst die wij nu hebben gekozen en die voortkomt uit de nota, want u wilt tegen het

voorstel stemmen.

De heer SMITS (HB): Nee, wethouder. De nota Bomen in Helmond vinden wij juist heel goed,

uitstekend.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Dan zijn wij het helemaal met elkaar eens. Waar het

in het voorstel om gaat, is het afschaffen van het kapbeleid zoals dat tot op dit moment nog geldig is.

Daar gaat het om. De kwaliteit van de bomen kunt u terugzien op de Bomenkaart. Die correspondeert

met de beleidsuitgangspunten die men terug kan vinden in de nota Bomen in Helmond, die u zo

waardeert.

De heer SMITS (HB): Ja, natuurlijk. Tijdens de procedure rond de vaststelling van de nota Bo-

men in Helmond heb ik u gevraagd om juridische bescherming van bomen te regelen in bestem-

-22-

6 december 2005.

mingsplannen, maar daar bent u nog niet aan toegekomen, wethouder. De nota Bomen in Helmond is

perfect. Soms hebben wij verschillende visies, maar wat dit onderwerp betreft, willen wij allebei

hetzelfde, Iaat dat wel wezen. Bomen staan bij ons beiden hoog in het vaandel, maar er ligt een

verschil van visie met betrekking tot het kapvergunningstelsel. Wij gaan u nauwlettend volgen op dit

gebied, net zoals de verschillende instanties dat zullen doen. Een verandering is nog geen verbete-

ring, zo wil ik meegeven.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): U bent van harte uitgenodigd om mij te volgen op dit

beleid. .

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik wil graag een vraag stellen aan de heer Smits. Ook ik

hecht er altijd aan dat een toezegging nagekomen wordt. Ik zie echter niet het verschil tussen bomen

opnemen in een bestemmingsplan en bomen opnemen op de Bomenkaart. Wat is het onderscheid

daartussen?

De heer SMITS (HB): Je kunt in een bestemmingsplan opnemen dat bepaalde bomen be-

schermd zijn. Nu kan men zeggen dat ze opgenomen zijn op de Bomenkaart.

De VOORZITTER: Precies. U zei dat de wethouder nog niet toegekomen is aan het nakomen

van een afspraak hierover. Ik meen echter dat die afspraak redelijk is nagekomen. Daar zijn wij het

m.L over eens.

De heer SMITS (HB): Ik behoef toch niet uit te leggen wat de juridische status van een bestem-

mingsplan is ten opzichte van de juridische status van de Bomenkaart?

De VOORZITTER: Nee.

De heer VAN HEUGTEN (wethouder): Bovendien maakt dat toch niet uit, want de HB-fractie wil

net zo gemakkelijk een bestemmingsplan wijzigen voor het bouwen van een huis als voor het kappen

van bomen. Wat dit betreft, maakt het niet uit!

De heer VAN KILSDONK (HH): Mijnheer de voorzitter! Ik wil in de tweede instantie alsnog mijn

vraag stellen. Enkele weken geleden heb ik een brief gestuurd naar het college met betrekking tot de

gekapte bomen op de Dierdonkse Heide. Het is ons allemaal bekend dat die bomen gekapt zijn

zonder kapvergunning. Het zou heel mooi zijn wanneer de raad vanavond de voorgestelde wijziging

van de APV vaststelt, want daarmee kan het college de dans ontspringen voor wat betreft de

publicatie van de kapvergunning en het gegeven dat de bewoners een bezwaarschrift kunnen

indienen tegen het feit dat de bomen gekapt zijn. Ik vind het sowieso al raar dat de APV gewijzigd

gaat worden op dit punt en dat men zomaar bomen mag gaan kappen (zij het niet bomen die op de

Bomenkaart staan). De bomen die op de Dierdonkse Heide hebben gestaan, staan er niet meer, dus

die zullen ook niet op de Bomenkaart staan. Dan moet men mij eens vertellen hoe men bezwaar kan

maken tegen het kappen van bomen die er niet meer zijn omdat ze onterecht gekapt zijn. Ik weet dat

er mensen zijn die wel degelijk bezwaar hebben aangetekend tegen het kappen van die bomen. Ik

ben van mening dat deze situatie niet meegenomen kan worden in het nieuwe beleid. Het zou immers

heel makkelijk zijn om te zeggen: Die situatie nemen wij niet mee; in januari 2006 is de zaak klaar,

zodat die niet gepubliceerd behoeft te worden en men er geen bezwaar tegen kan indienen. Zo werkt

het dus niet, want dan zou het college de dans ontspringen. Mijn vraag is dan ook hoe wij omgaan

met de bomen op de Dierdonkse Heide, die illegaal gekapt zijn, zoals het college zelf heeft geant-

woord in een brief.

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! Wij zijn nog steeds niet blij met de voorgestelde wijziging van

de APV, maar wij zullen daar voor stemmen. Wij wachten de evaluatie af om te beoordelen of de

wijziging echt een succes is.

De heer VAN WETERING (CDA): Mijnheer de voorzitter! Er resteert voor mij nog één vraag met

betrekking tot het voorstel, namelijk over herplant. Daarbij heb ik het over bomen die niet op de

Bomenkaart staan. Laten wij ervan uitgaan dat er 32.000 huishoudens in Helmond zijn en dat de helft

daarvan, 16.000, een tuin heeft (ik zeg dit voor het gemak van het rekenen). Laat de helft daarvan

besluiten om een boom te kappen, dan heb ik het over 8000 bomen. Natuurlijk kunnen wij het daarbij

hebben over de kwaliteit (dat is zonder meer belangrijk, wij hebben tenslotte de nota Bomen in

-23-

6 december 2005.

Helmond vastgesteld), maar niettemin blijft daarbij de vraag hoe het college omgaat met de herplant in

verband met de bomen die gekapt worden. Daarbij kan het echt om duizenden bomen gaan.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! De redenatie van de heer Van Wetering

gaat op als burgers zich inderdaad zo gedragen als hij aangaf. Ik kan mij echter niet voorstellen dat

welke burger dan ook die een mooie boom in de tuin heeft staan, die boom kapt omdat hij of zij

daarvoor geen kapvergunning behoeft aan te vragen.

" De heer VAN WETERING (CDA): Als die er één boom heeft staan niet.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Maar ook niet als die er een aantal heeft staan. Een

burger gaat niet stiekem een boom kappen omdat die geen kapvergunning behoeft aan te vragen.

Daar kan ik mij echt niets bij voorstellen. Ik meen dat een boom absoluut waarde toevoegt aan je

woning. Dat merken wij ook aan de vergunningen die worden aangevraagd. In 99% van de gevallen

wordt een vergunning verleend, want dan betreft het een boom die tegen de woning aanleunt (of

dreigt dat te gaan doen), die op omvallen staat, die tegen een schutting aan komt of waarvan de

wortels omhoog groeien. Dit zijn allemaal hartstikke legitieme redenen om een kapvergunning aan te

vragen. Die aanvragen worden dan ook allemaal gehonoreerd. Ik meen dan ook niet dat de situatie

zich zal voordoen waar de heer Van Wetering zo bevreesd voor is. Het tegendeel kan net zo waar zijn,

namelijk dat iedereen er een boom bij plaatst. Dat zou dan misschien zelfs een verrijking kunnen

betekenen van het bomenbestand, dat in Helmond bestaat uit zo'n 55.000 stuks.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Voorzitter! Ik wil de heer Van Wetering graag bij interruptie ge-

ruststellen. Ik weet dat de hoveniersbedrijven ontzettend goede zaken doen. Dat neemt alsmaar toe.

Dat wil zeggen dat mensen erg veel zorg voor hun tuin hebben.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Inderdaad.

Voorzitter! Met de opmerking die de heer Van Kilsdonk zojuist maakte, kan ik niks. Het college

is echt niet van plan om op welke manier dan ook de dans te ontspringen. Ik kan die opmerking echt

niet plaatsen. En op zijn inhoudelijke opmerking over de bomen op de Dierdonkse Heide heeft hij

volgens mij al een antwoord gehad.

De heer VAN KILSDONK (HH): Ik heb het antwoord gehad dat die bomen onterecht gekapt zijn.

Dat heeft u in een brief geschreven, meer niet. Mijn vraag is nu hoe u dat gaat rechtvaardigen? Gaat u

tegen de burgers zeggen: Sorry, wij hebben een foutje gemaakt.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Dan moet u de rest van de brief lezen, want daar

staat nog meer in.

De heer VAN KILSDONK (HH): Ja, namelijk dat nog een aanvraag om een kapvergunning zou

worden ingediend. Maar dat is niet gebeurd; ik heb de zaak steeds in de gaten gehouden, maar ik heb

die aanvraag nog niet gezien. Dan moet u mij toch eens vertellen hoe u dat recht wilt gaan zetten.

De VOORZITTER: Het vervolgtraject zullen wij u nog een keer mededelen. Dat loopt meestal

niet over drie weken.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders beslo-

ten.

De leden van de fracties van HB en HH krijgen op hun verzoek aantekening in de notulen, dat

zij zich met de genomen beslissing niet hebben verenigd.

22. Voorstel tot het vaststellen van het OnderwiishuisvestinQsproQramma 2006 (biilaQe 193).

De heer VAN KILSDONK (HH): Mijnheer de voorzitter! Dit voorstel hebben wij reeds behandeld

in de commissie. Toen hadden wij daar ook een aantal vraagtekens bij. Die hadden voornamelijk

betrekking op de veiligheid van schoolgebouwen en noodlokalen. Daarbij heb ik tevens de vraag

gesteld: Wie bekostigt de zaak wanneer na de bouw van een pand blijkt dat er fouten zijn gemaakt?

De wethouder heeft daarop geantwoord: De gemeente is daarvoor verantwoordelijk; wanneer na de

bouw van een pand de veiligheidsvoorzieningen zijn aangepast, dan zal de gemeente daarvoor

-24-

6 december 2005.

subsidie moeten verlenen.

Ik heb gezien - en dat vind ik een beetje raar - dat in de bijlage onderhoudsvoorzieningen

onderwijshuisvesting (nr. IV), in de eerste twee punten, die handelen over de nood lokalen Dierdonk,

onder andere wordt gesproken over "herstel constructiefout". Ik begrijp niet waarom het herstel van

een constructiefout wordt ondergebracht bij onderhoudsvoorzieningen. Dat vind ik een beetje vreemd,

want als er een constructiefout is gemaakt, dan valt het herstel daarvan niet onder onderhoud. Nee,

. de zaak is dan gewoon verkeerd gebouwd en dat moet de aannemer in orde maken. Nogmaals: dat

betreft naar mijn idee geen onderhoudsvoorziening.

Verder weet ik dat er op dit moment gesprekken gaande zijn met de Dierdonkschool over het

verkrijgen van een gebruiksvergunning voor de nood lokalen. Mij is ter ore gekomen dat er op dit

moment nog geen gebruiksvergunning is verleend voor de noodlokalen, omdat de brandweer het

pand afgekeurd zou hebben in verband met het niet in orde zijn van een nooduitgang. Ik zal dit wat

concreter aangeven. De Dierdonkschool is begonnen met de bouw van een aanbouwen heeft de

tekeningen daarvoor laten zien aan de gemeente en de brandweer. Die hebben de tekeningen toen

goedgekeurd.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Zitten wij hier in de commissie, mijnheer de voorzitter?!

De heer VAN KILSDONK (HH): Dit is heel wat anders.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Zitten wij nu niet commissiewerk over te doen?

De heer VAN KILSDONK (HH): Ik weet, mijnheer Praasterink, dat u naar PSV moet, maar de

veiligheid van de kinderen op de school vind ik toch even belangrijker.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Ik hoef niet naar PSV. Dat heeft er bovendien helemaal geen

fluit mee te maken. U zit gewoon de commissiebehandeling over te doen.

De heer VAN KILSDONK (HH): Nee, dat is niet waar. Ik ga verder met mijn betoog, want dat

vind ik belangrijk. Ik vind de veiligheid namelijk belangrijker dan nu even vlug het agendapunt

afhandelen. Misschien dat u daar anders over denkt, maar goed!

Voorzitter! Zoals ik zojuist zei, zijn de tekeningen van de Dierdonkschool goedgekeurd door de

gemeente.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Wie hadden die tekeningen? Als wij nu toch bezig zijn...

De heer VAN KILSDONK (HH): De bouwtekeningen van de Dierdonkschool zullen hier wel

ergens liggen. Nogmaals: ik ga verder. De heer Praasterink interrumpeert, en daardoor kom ik niet tot

mijn verhaal.

Voorzitter! Vervolgens is de Dierdonkschool in februari jl., tijdens de bouw, bij de gemeente

teruggekomen met vragen over de bouwtekeningen. Toen is wederom gezegd door de gemeente en

de brandweer dat de tekeningen goedgekeurd waren. De Dierdonkschool ging verder met de bouw,

en de aanbouw is nu klaar. En wat blijkt? Dat de brandweer de noodlokalen afkeurt, omdat de ingang

gesplitst moet worden. Er moeten een aparte ingang en een aparte uitgang zijn, terwijl er nu slechts

één in-/uitgang is. Daardoor heeft de Dierdonkschool nu een probleem van ¿ 13.000,--, vanwege de

benodigde aanpassingen. Mijn vraag is nu hoe het mogelijk is dat tot twee keer toe bouwtekeningen

worden goedgekeurd door de gemeente en de brandweer en dat aan het einde van de rit blijkt dat de

bouwtekeningen blijkbaar toch niet goed waren, dan wel dat de aanpassing van de aanbouw niet goed

is geweest. Ik weet dat de gemeente daarover aan de tafel zit en met de zaak bezig is, maar naar mijn

idee klopt dit gewoon niet. Dit kan niet, en daarom wil ik daar helderheid over hebben.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Mijnheer de voorzitter! Er blijven nog enkele vragen over na de

commissievergadering over het voorstel. Met een onderwijshuisvestingsverordening en met een

afgesproken budget komt het voorstel toch over alsof het onderwijshuisvestingsprogramma een aantal

knelpunten kent. Het is hier en daar echt behelpen. De verordening Iaat op een paar punten ruimte

voor een niet-eenduidige interpretatie en het budget is krap. Juist voor de programma's van de

komende jaren is er behoefte aan heldere spelregels voor de verdeling van het budget. Klassen-

verkleining en onderwijskundige vernieuwingen zijn zaken waarmee wij niet te lang achteraan moeten

lopen. Wij willen daarom nog twee vragen stellen:

-25-

6 december 2005.

1. Is het college het met ons eens dat de "leeftijd" en kwaliteit van bestaande nood lokalen mee

moeten tellen bij de beoordeling van aanvragen voor uitbreiding?

2. Is het college het met ons eens dat het in 2007 en volgende jaren tijd is voor een nieuwe inhaalslag

in onderwijshuisvesting?

De heer NAOUM (FMN): Mijnheer de voorzitter! Reeds in de laatstgehouden

commissievergadering is aandacht gevraagd voor de penibele huisvesting van de openbare basis-

school De Bundertjes. Ik wil nu op mijn beurt een lans breken voor deze school.

Zoals wij van de heer Sarroukh, de inspreker in de laatstgehouden commissievergadering,

hebben begrepen, kampt deze school met een groot ruimtegebrek. Ze moeten woekeren met de

ruimte die ze hebben. Het is fnuikend en teleurstellend dat het college niets heeft gedaan om voor een

adequate oplossing te zorgen. De noden van deze openbare school zijn bij de wethouder zeer

bekend, maar hij kiest ervoor om de leerlingen en het lerarenkorps in de kou te laten staan. Het is niet

meer van deze tijd dat men met nood lokalen moet werken. Men snakt in Helmond-Noord naar een

goede onderwijsinfrastructuur. Het feit dat men geen ruimte heeft voor andere belangrijke activiteiten

en het feit dat de school een deel van de speelplaats heeft opgeofferd voor drie noodlokalen, zijn

pedagogisch onverantwoord. Verder heb ik de vrees dat de leerlingen, zolang zij in deze pijnlijke

situatie blijven zitten, niet het volle rendement van het aan hen gegeven onderwijs zullen binnenhalen.

Laat deze leerlingen en hun leerkrachten niet over aan hun lot en verbouw de school.

Mevrouw DE VOOGD-VAN DORTMONT (HSP): Mijnheer de voorzitter! Ik zal de

commissievergadering over het voorstel niet overdoen, maar ik wil de wethouder wel graag meegeven

dat onze fractie ervoor pleit dat er voor betere klaslokalen gezorgd moet worden. 30 kinderen plaatsen

op 50 m2 vraagt o.i. om moeilijkheden.

Ook wij hebben aandacht voor de grote zorgen van De Bundertjes. Onze vraag is dan ook: Is

het college niet van mening dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen? Niet alle

oplossingen moeten komen in 2007. Nee, nu zijn er problemen en nu willen wij graag duidelijkheid

zien.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Mijnheer de voorzitter! In de commissie hebben wij al

uitgebreid gesproken over het voorstel. Nu kunnen wij een korte opsomming geven van de resultaten.

Wij hadden eigenlijk geen problemen met het voorstel inzake het onderwijshuisvestings-

programma 2006. De PvdA-fractie heeft begrepen dat dat indertijd in het kader van een meerjaren-

traject in goed overleg met het onderwijsveld zo is afgekaart. Het is dan ook te begrijpen dat het

bestuur van De Bundertjes voor 2006 geen aanvraag had ingediend. Echter, de ouders hebben

aangegeven dat de situatie eigenlijk allang onhoudbaar is. Daardoor bestaat er een dilemma. Immers,

wanneer je gaat kijken in de school en wanneer je op je Iaat inwerken hoe daar gewerkt moet worden,

dan kun je constateren dat de ouders gewoon gelijk hebben, vinden wij tenminste, maar tegelijkertijd

heeft de wethouder gelijk met de stelling dat in goed overleg met het onderwijs de afspraken over de

besteding van de gelden gemaakt zijn. Wij zouden nu heel lang kunnen praten over de situatie bij De

Bundertjes, maar wij stellen gewoon vast dat die situatie een knelpunt is. Ik hoop dat de wethouder

publiekelijk wil erkennen dat De Bundertjes inderdaad een knelpunt is en dat je niet kunt zeggen,

zoals de wethouder in ieder geval gesuggereerd heeft in de pers, dat daar eigenlijk niets aan de hand

is. Er is daar wel degelijk iets aan de hand. Er zal dan ook iets moeten gebeuren voor De Bundertjes

in 2007. Natuurlijk is dat ook een kwestie van de raad en van het overleg met het onderwijs; wij

snappen best wel dat de bal niet in de eerste plaats bij het college ligt.

Verder stellen wij vast dat in vervolgfases niet voortvarend wordt ingegaan op de klassenverklei-

ning. Ook dit onderwerp is een belangrijk punt voor de volgende periode.

Wij vinden het spijtig dat de afstand tussen de raad en het onderwijsveld sinds de invoering van

het dualisme groter is geworden. Of het groter worden van die afstand daarmee te maken heeft, zou ik

niet een, twee, drie durven beweren, maar ik stel het wel vast. Ook dit vind ik een aandachtspunt voor

de volgende periode.

Tot slot. Wij willen in ieder geval graag van de wethouder horen dat ook hij van mening is dat de

huidige situatie bij De Bundertjes eigenlijk niet meer langer kan blijven zoals die nu is en dat als er

geld zou zijn, daar nu iets aan gedaan zou moeten worden. En wij horen graag dat ook hij van mening

is dat daar in 2007 wel iets moet gebeuren. Ook zou ik graag willen dat de raad daar een uitspraak

overdoet.

De heer VEREIJKEN (HB): Mijnheer de voorzitter! Voor ons ligt het onderwijshuisvestings-

programma 2006. Dit programma is in beide commissies besproken (in de commissie middelen,

-26-

6 december 2005.

ondersteuning en economie en de commissie samenleving). In de commissie middelen, ondersteuning

en economie werd het financiële deel besproken. Wij als HB-fractie maakten in beide commissies een

voorbehoud, in de commissie middelen, ondersteuning en economie voor het financiële deel. Wij von-

den dit deel namelijk onoverzichtelijk. Middels de aanvullingsbrief van 29 november jl. is dit nu veel

inzichtelijker en overzichtelijker geworden. Wij vragen ons af of het college deze overzichtelijkheid niet

eerder had kunnen geven, in de vergadering van de commissie middelen, ondersteuning en economie

van 17 november jl. Dan hadden wij hiervoor geen voorbehoud behoeven te maken. .

Wij als HB-fractie beseffen dat wij nu praten over 2006. Daarover moeten wij ook gaan

besluiten. Maar toen wij de inspreker van De Bundertjes hoorden in de _vergadering van de commissie

samenleving van 7 november jl. en toen deze aangaf hoe slecht de huisvesting is, zijn wij als HB-

fractie geschrokken. In een eerdere communicatiewisseling (naar wij vernamen) erkent de gemeente

dat indien de prognoses van 2000 hetzelfde waren geweest als die van 2005, er in 2001 zeker

gekozen zou zijn voor permanente uitbreiding - ik herhaal: permanente uitbreiding - in plaats van

nood lokalen. Maar ja, die tijd is voorbij. Jammer.

Van de wethouder vernamen wij dat een permanente bouw voor De Bundertjes er in 2006 er

niet meer inzit, althans dat gaf hij aan in de vergadering van de commissie samenleving van 7

november 2005. Dan maar in 2007 permanente bouw, zou je zeggen. Echter, naar wij vernamen,

biedt een aanvraag van de school voor 2007 geen garantie dat deze gehonoreerd gaat worden,

gezien de interpretatie die de gemeente geeft aan de huisvestingsverordening. Volgens deze

interpretatie zou het zelfs niet uitgesloten zijn dat er van 2001 tot 2020 nood lokalen op het schoolplein

blijven staan(?). Zo wij begrijpen van De Bundertjes, bestaat er nu geen vertrouwen meer dat er in

2007 permanente bouw komt, waarbij ik aanteken dat De Bundertjes de bouw het liefst gerealiseerd

zou willen zien in 2006. Hoe zit dat?

Het lijkt ons dat het college de keurende instanties oftewel het bevoegd gezag in de armen moet

gaan nemen en hun de opdracht moet geven om de situatie bij De Bundertjes te onderzoeken. Met de

onderzoeksinstanties bedoelen wij in dit geval de onderwijsinspectie, GG&GD etc. De oplossing: naar

aanleiding van deze onderzoeken ons op de hoogte houden middels rapportages in de komende

vergadering van de commissie s~menleving of in de raad in 2006.

De heer VAN DIJK (SDOH): Mijnheer de voorzitter! Een maand geleden zaten wij hier op de

Dag van de Democratie. De eerste stelling die toen aan bod kwam, was: Raadsleden moeten doen

wat zij beloofd hebben. Welnu, op 1 juli 2003 hebben wij hier met ons allen de onderwijshuisvesting

2003 Um 2006 vastgesteld. Ik meen dat wij ons daaraan moeten houden. Daarom meen ik dat wij niet

tegen het onderwijshuisvestingsprogramma 2006 kunnen stemmen.

Vervolgens de zaak van De Bundertjes. In de commissie heb ik duidelijk aangegeven hoe ik

daarover denk. Wij moeten het als raad niet willen dat kinderen heel lang in een noodlokaal moeten

zitten. Wat dit betreft, sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Den Breejen dat dit duidelijk

aandacht moet krijgen in de periode 2007-2010.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Aansluitend op deze woorden

van de heer Van Dijk stel ik: Laat ons twee dingen uit elkaar houden, namelijk de toekomstige situatie

vanaf 2007 en datgene wat met het onderwijsveld is afgesproken voor de periode 2003 Um 2006. Die

twee dingen hebben geen duidelijke relatie met elkaar; dat onderschrijf ik.

Ik heb veel respect voor de wijze waarop de ouders actievoeren om het probleem dat er is bij

De Bundertjes, onder de aandacht te brengen. Dat vind ik ook ieders goed recht. Echter, strikt formeel

gezien ligt er geen enkele aanvraag van De Bundertjes, zoals de heer Den Breejen al zei. Met andere

woorden: in het voorliggende huisvestingsprogramma is geen plaats voor De Bundertjes als zodanig,

omdat het bevoegd gezag van de Bundertjes geen aanvraag heeft ingediend.

Dan kom ik nu op het onderscheid tussen het verleden en de toekomst van het onderwijshuis-

vestingsbeleid. Ik ben uitgedaagd door het onderwijsveld - zij het dat ikzelf ook het onderwijsveld heb

uitgedaagd - om met dat veld een werkgroep te vormen die kijkt naar de toekomst van de onderwijs-

huisvesting. Echter, niet alleen daarnaar, maar ook en graag naar een wat breder beleid; daarover

moet dan gediscussieerd worden en daarvoor moeten oplossingen gezocht worden. Die uitda-

ging/uitnodiging staat en die zal ongetwijfeld ingevuld worden. Daarbij worden dan de nieuwe

piketpaaltjes geslagen.

Wat betreft de periode 2002 tot en met nu, voldoen wij prima aan de afspraken die met het

onderwijsveld zijn gemaakt. Er is extra geïnvesteerd in onderwijshuisvesting, er is extra ingezet op

veel lokalen en er zijn zo'n 110 leslokalen en zes speellokalen bijgebouwd. Kortom, er zijn allerlei

zaken op een heel evenwichtige manier, ook in samenspraak met het onderwijsveld, gerealiseerd. Dat

neemt echter niet weg dat een aantal dingen is blijven liggen, omdat het budget nu eenmaal eindig is.

-27-

6 december 2005.

Wij gaan echter een nieuwe periode tegemoet, waarvoor wij de piketpaaltjes moeten slaan. Dan

moeten wij naar mijn mening maatwerk gaan leveren. Hetgeen wij nu doen, doen wij op basis van de

verordening die wij met elkaar hebben vastgesteld. Die geeft heel duidelijk de kaders aan waarbinnen

het college zich kan bewegen op het gebied van de onderwijshuisvesting. Maar nogmaals, ik zou veel

liever maatwerk willen leveren. Ik zou willen kijken naar individuele situaties van scholen. Daarop zou

ik willen inspelen, om adequate onderwijshuisvesting te regelen, zonder daarbij te spreken over een

derde of vierde fase. Ik wil graag adequate onderwijsgebouwen in Helmond hebben die goed ingericht

zijn voor de leerlingen die de scholen bezoeken. Wat betreft het leveren van maatwerk, voel ik mij

gesteund door de r9adsleden die daar aandacht voor gevraagd hebben. Ik hoop dat ik dit aspect ook

terugzie in de verkiezingsprogramma's, want de raad bepaalt de financiële kaders die de komende

jaren gesteld worden op het gebied van de onderwijshuisvesting. Aan de raad de schone taak om die

kaders duidelijk te maken. Tijdens de collegeonderhandelingen zullen daarover dan verdere afspraken

moeten worden gemaakt, maar de steun die de raad mij in dezen heeft gegeven, doet mij hartstikke

goed. Gelet op hetgeen ik nu aangegeven heb, kan ik niet veel meer zeggen over De Bundertjes.

De inhoud van het onderwijshuisvestingsprogramma lijkt mij duidelijk. Ook de heer Den Breejen

is daarover heel duidelijk geweest. Het programma is volgens mij op een keurige manier afgedekt en

zal een hoge kwaliteit laten zien wanneer het volgend jaar wordt uitgevoerd.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Voorzitter! De heer Van den Heuvel wil nu verder niets meer

zeggen over De Bundertjes. Oké, dat kan ik begrijpen; formeel gezien is dat juist. Ik zou echter wel

graag van hem willen horen dat hij de huidige situatie van De Bundertjes als een knelpunt beschouwt.

Dat heeft hij namelijk niet duidelijk gezegd. Als de wethouder maatwerk zou kunnen leveren, dan zou

de school De Bundertjes er toch niet zo uitzien als die er nu uitziet, of wel?

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Ik ga geen als-danspelletje met u spelen. Op dit

moment geldt een verordening die in samenspraak met het onderwijsveld is vastgesteld. Op basis van

die verordening kan ik verzekeren dat de huisvesting van De Bundertjes adequaat is, zoals dat zo

netjes heet. Ik weet dat je daarover van alles en nog wat kunt denken, maar de zaken zijn overeen-

komstig de criteria die in de verordening zijn vastgelegd, ook door de raad. Dat is de situatie. Ik pleit

voor maatwerk, maar op dit moment kan ik dat niet bieden, omdat dat in tegenspraak is met hetgeen

in 2003 is afgesproken met elkaar. Ik kan dat niet, omdat ik mij wil houden aan de afspraken die

destijds met het onderwijsveld zijn gemaakt.

De heer VAN KILSDONK (HH): Voorzitter! Ik had een vraag gesteld over de Dierdonkschool.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Daar hebt u gelijk in. U hebt het gehad over een hele

hoop zaken die mij op dit moment niets zeggen. Waarom volgt u niet gewoon de weg - want dat lijkt

mij wel zo gemakkelijk, en er zijn er velen die dat doen - waarbij u mij een mailije stuurt waarin u uw

vraag stelt? Dan krijgt u keurig antwoord.

De heer VAN KILSDONK (HH): Wilt u nu zeggen dat de gemeente niet in gesprek is met de

Dierdonkschool over hetgeen ik aangaf?

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Ik ben met iedereen in gesprek, maar ik praat met

scholen niet over de vraag of een branddeur hier of daar moet komen. Nee, wij proberen beleid te

ontwikkelen met elkaar.

De heer VAN KILSDONK (HH): De Dierdonkschool heeft geen gebruiksvergunning voor de

nood lokalen.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Wij praten met de scholen over alles wat met

onderwijs te maken heeft, eventueel ook de onderwijshuisvesting. Maar vraag mij niet welke eisen de

brandweer precies stelt aan de huisvesting van de Dierdonkschool, want dat weet ik op dit moment

echt niet. Wilt u dat graag weten, dan kunt u keurig een antwoord krijgen van mij. Stuur even een

mailije.

De heer VAN KILSDONK (HH): Ik vraag het nu in de gemeenteraad. Ik vraag u om na te kijken

of de Dierdonkschool een gebruiksvergunning heeft voor de aanbouwen of die is goedgekeurd door

de brandweer.

-28-

6 december 2005.

De VOORZITTER: Mijnheer Van Kilsdonk, wat u nu vraagt, staat niet in het

onderwijshuisvestingsprogramma dat vandaag op de agenda staat.

De heer VAN KILSDONK (HH): Ik heb mijn vraag over de Dierdonkschool gesteld, omdat in de

bijlage onderhoudsvoorzieningen onderwijshuisvesting wordt gesproken over herstel constructiefout

van de noodlokalen van de Dierdonkschool. Als dat niet noodzakelijk is, dan denk ik...

De VOORZITTER: Dat is wat anders.

De heer FRANSEN (WD): Het is misschien een prachtige vraag voor het vragenuurtje, maar

niet in dit kader.

De VOORZITTER: Het vragenuurtje hebben wij gehad; dat hebben wij meestal voorafgaande

aan de raadsvergadering, niet achteraf.

De heer FRANSEN (WD): Het is een suggestie voor de volgende keer.

De heer VEREIJKEN (HB): Voorzitter! Ik proefde zojuist dat de wethouder een beetje boos

werd, tenzij ik het mis heb. Toch wil ik nog wat vragen stellen:

- Waaruit blijkt de adequaatheid van de huisvesting van De Bundertjes?

- Waarom gaat de wethouder niet in op onze vraag om de keurende instanties in te schakelen en die

te laten onderzoeken of de situatie bij De Bundertjes inderdaad slecht is? Vervolgens kan hij de

commissie c.q. de raad op de hoogte houden daaromtrent.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Voorzitter! De wethouder heeft formeel gelijk dat je de situatie

bij De Bundertjes volgens de regeltjes zo kunt houden als die nu is. Formeel valt daar niets tegenin te

brengen. Het is dan ook niet voor niets dat het bestuur van De Bundertjes dit jaar geen formele

aanvraag heeft ingediend in het kader van het onderwijshuisvestingsprogramma. Ik kan mij echter nog

herinneren dat een aantal jaren geleden een zekere wethouder Van de Vorst, toen onderwijswethou-

der, heel blij was dat hij extra geld had. Wij hebben toen met de commissie voor onderwijs een toer

door de stad gemaakt, omdat er situaties waren die vergelijkbaar waren met de situatie die nu bij De

Bundertjes bestaat. Die situaties waren eigenlijk gewoon niet acceptabel, ook al voldeden ze volgens

de regeltjes. Ik meen dat de wethouder veel te gemakkelijk over dit punt heen stapt. Het is waar dat hij

volgens de regeltjes niets behoeft te doen aan de situatie bij De Bundertjes, maar tegelijkertijd is die

situatie eigenlijk niet verantwoord voor de kinderen, het personeel en de ouders die daar moeten

functioneren. Nogmaals: ik vind dat hij daar veel te gemakkelijk overheen stapt.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Ik dacht dat de heer Den Breejen ook zou zeggen waar de

centen vandaan moeten komen. Het is heel makkelijk om dit soort statements te maken. Het is

natuurlijk heel mooi om dingen te geven, maar wij hebben ook afspraken gemaakt over de onderwijs-

huisvesting. Ik ben het er best mee eens dat bepaalde dingen zouden kunnen gebeuren, maar dan

moet de heer Den Breejen wel even aangeven waar het geld vandaan gehaald moet worden.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Neem mij niet kwalijk, maar ik dacht dat uw fractiegenoot het

behoorlijk met mij eens is over De Bundertjes, hoor. Alleen zijn bewoordingen zijn wat anders. Ik

begrijp uw reactie dan ook helemaal niet.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Niet dit jaar.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Dat heb ik ook gezegd.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Wij hebben gezegd: Wij voeren het onderwijshuisvestings-

programma uit zoals het er ligt. En als er volgens u extra dingen nodig zijn, dan zult u moeten

aangeven waar de benodigde middelen vandaan moeten komen. Dat had u bij de begrotingsbehan-

deling moeten doen.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Voorzitter! In de Verordening voorzieningen huisves-

ting onderwijs van de gemeente Helmond staat heel duidelijk omschreven wat adequaat is. De situatie

bij De Bundertjes is volgens de verordening adequaat, zoals de heer Den Breejen aangaf. Natuurlijk

kun je daarover wel discussiëren. En natuurlijk kunnen wij naar alle onderwijslokalen in Helmond gaan

-29-

6 december 2005.

kijken, maar dat betreft niet het wezen van waar het bij de onderwijshuisvesting om gaat. Bij een dis-

cussie over onderwijshuisvesting behoren verschillende discussies: over leerlingenstromen, over

zwarte en witte scholen, over de vraag wat adequate huisvesting is, waar die moet zijn en waarom die

zo moet zijn. Kortom, daar behoort veel meer bij dan alleen maar constateren of een gebouw of lokaal

bouwtechnisch wel of niet aan de eisen van de tijd is aangepast. Daarom zeg ik dat binnen de

afspraken die in de verordening staan, er bij De Bundertjes sprake is van een adequaat gebouw. Ik wil

graag met raadsleden alle schoolgebouwen in Helmond langsgaan. Zij zullen dan zien dat in de

meeste scholen de zaken keurig op orde zijn inmiddels. Er zijn echter ook nog situaties die voor

verbetering vatbaar zijn (ik heb er zelf een aantal genoemd). Tegelijkertijd heb ik te maken met

afspraken die lopen en kaders die gesteld zijn. Ook daar dien ik mij aan te houden, anders zou ik

geen betrouwbare gesprekspartners zijn van, in dit geval, het onderwijsveld.

De heer FRANSEN (WD): Voorzitter! De wethouder ging in de eerste instantie op de

verkiezingstoer en zei daarbij: De raad bepaalt op een gegeven moment het budget dat er voor de

onderwijshuisvesting komt. In de tweede instantie zegt de wethouder dat hij allerlei zaken moet

bespreken en op tafel moet krijgen. Is het niet mogelijk dat via die lijnen de onderwijshuisvesting

adequater wordt, namelijk met behulp van andere geldstromen e.d.? Is het dan nog nodig dat er extra

geld beschikbaar komt voor de onderwijshuisvesting? De raad gaat niet zomaar geld uittrekken

vanwege iemands blauwe ogen.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Nee. Daarom is het zo goed dat de werkgroep er

komt waar ik in de eerste instantie over sprak en waar het onderwijsveld om gevraagd heeft. Die vraag

ondersteun ik van harte, want wellicht kan er inderdaad op een geheel andere manier gekeken

worden naar de problemen. Dat zou dan uiteindelijk kunnen leiden tot een beter spreidingsbeleid c.q.

een beter onderwijshuisvestingsbeleid voor onze gemeente. Ik ben niet van mening dat de gemeente

zomaar en simpelweg aanvragen van scholen moet honoreren (en daarvoor dan geld beschikbaar

stelt), zonder dat daarvoor beleid geformuleerd is. Nee, daar hoort zorgvuldig beleid bij.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): Maar u vindt dus niet dat iets dat volgens de regeltjes klopt,

toch niet acceptabel kan zijn? Dat geldt toch voor De Bundertjes (als voorbeeld)? Misschien had u het

afgelopen jaar zelf meer moeten doen om extra geld te verkrijgen.

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Ik begrijp uw opmerking, maar Iaat ons even reëel

zijn. Alle schoolbesturen waren uitgenodigd om voor 1 februari jl. een aanvraag in te dienen in het

kader van het onderwijshuisvestingsprogramma 2006. Het bestuur van De Bundertjes heeft geen

aanvraag ingediend. Vervolgens is de hele procedure gaan lopen, en pas na de zomer is het concept

van het programma naar voren gekomen. Pas op dat moment zijn de ouders van leerlingen van De

Bundertjes actief geworden en hebben zij aandacht voor hun zaak gevraagd. U suggereerde zojuist,

mijnheer Den Breejen, dat dit al een lang slepende zaak zou zijn, maar dat is het niet. Het is iets van

de laatste maanden.

De heer DEN BREEJEN (PvdA): De situatie bij De Bundertjes is toch al jaren bekend? Wat

krijgen wij nou toch?

De heer VAN DEN HEUVEL (wethouder): Nee, nee. Dat is niet het geval. Het was wel bekend

dat daar noodvoorzieningen staan, maar die ken ik wel meer; ik kan u nog wel meer plaatsen

aanwijzen waar nood lokalen staan. Dat zijn gewoon adequate voorzieningen.

De heer STREEDER (WD): Voorzitter! Ik heb zitten luisteren naar de discussie over het

onderwijshuisvestingsprogramma. Ik vind die echt heel vervelend, want wat hier nu gezegd is over dit

onderwerp, is allemaal besproken in de commissie. Je zit hier echt voor aap, sorry dat ik het zeg. Ik

heb vanavond...

De heer DEN BREEJEN (PvdA): De vraag is wie er hier voor aap zit!

De heer STREEDER (WD): ...niets nieuws gehoord.

De VOORZITTER: De raad moet zelf beoordelen of hij ergens wel of niet over wil spreken en of

de commissievergadering moet worden overgedaan. Het enige dat nu telt, is dat het onderwijshuis-

vestingsprogramma ter besluitvorming op de agenda staat.

-30-

6 december 2005.

Zonder stemming wordt overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders

besloten.

23. Beqrotinqswijziqinq 55: betreft een beqrotinqswijziqinq met aantekeninq voor het beschikbaar stellen

van een krediet voor het vervanqen van de dakbedekkinq van de nood lokalen bij basisschool de

Stroom. .

24. Beqrotinqswiiziqinq 58: betreft een beqrotinqswiiziqinq met aantekeninq voor het beschikbaar stellen

van een krediet voor het onderhoud en verbeterinq van qemeentelijk sportaccommodatie (Beste-

dinqsoverzicht Sport, 2e tranche 2005).

25. Beqrotinqswijziqinq 60: betreft een beqrotinqswijziqinq met aantekeninq voor het beschikbaar stellen

van een krediet voor het huren van een loods door het Rode Kruis.

Zonder stemming wordt overeenkomstig deze voorstellen van burgemeester en wethouders

besloten.

Behandelinq van een motie van de CDA-fractie inzake randvoorwaarden Berkendonk.

De heer ROEFS (CDA): Mijnheer de voorzitter! De CDA-fractie heeft er behoefte aan om door

middel van een raadsbesluit duidelijke kaders aan te geven waarbinnen het gebied Berkendonk

ingericht kan worden. Dat kan het beste gebeuren door middel van een nota van randvoorwaarden.

De motie die wij hieromtrent hebben ingediend, spreekt voor zich en luidt:

"Motie.

Randvoorwaarden Berkendonk.

De raad van de gemeente Helmond, in vergadering bijeen op dinsdag 6 december 2005

Overwegende dat:

- Het Projectplan Definitiefase toeristische ontwikkeling Berkendonk in de commissie

MO&E op 17 november 2005 is gepresenteerd

- Alvorens aan de uitwerking van een Masterplan wordt begonnen de gemeenteraad

middels een raadsbesluit een aantal randvoorwaarden wil vastleggen om zodoende

duidelijke kaders voor het te ontwikkelen Masterplan aan te kunnen geven

Besluit:

- het College opdracht te geven een Nota van Randvoorwaarden voor de ontwikkeling

van het plangebied Berkendonk op te stellen, zodanig dat deze voor de raadsvergade-

ring van februari 2006 geagendeerd kan worden.

- In de op te stellen Nota van Randvoorwaarden zal de raad een duidelijke uitspraak

kunnen doen over onder meer de volgende items:

de grenzen van het plangebied

de eigendomsverhoudingen tussen gemeente en ontwikkelaar in het plangebied

de mate van openbare toegankelijkheid van het plangebied, zowel het water- als het

landgedeelte

- de mate van bebouwing van het water- en het landgedeelte

- al dan niet handhaving van de huidige APV m.b.t. het verbieden van buitenboord-

motoren en jetski's/waterski's op het water i.v.m. de veiligheid

- de mate waarin verenigingen die thans gebruik maken van Berkendonk dat in de

toekomst kunnen blijven doen

- Tevens het College opdracht te geven een standpunt kenbaar te maken

T.a.v. nieuwbouw subtropisch zwembad - eventuele gevolgen voor LACO

T.a.v. beleid speelautomatenhal

T.a.v. vestiging hotel

En vervolgt de vergadering."

Deze motie is ondertekend door de fracties van het CDA, de PvdA en HB.

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik geef nu eerst het woord aan de heer Klerkx, want die

heeft vooraf aangekondigd dat hij graag iets over de procedure wil vertellen.

-31-

6 december 2005.

De heer KLERKX (HSP): Jazeker, voorzitter. Allereerst wil ik als voorzitter van de commissie

ruimtelijk fysiek enkele opmerkingen maken. Wat is er aan de hand met Berkendonk? Alle raadsleden

hebben begin november jl. een brief gekregen (ik meen van de afdeling economische zaken) waarbij

zij uitgenodigd werden om een bijeenkomst op 17 november bij te wonen van de commissie middelen,

ondersteuning en economie. Tijdens die bijeenkomst zou een presentatie gegeven worden over

Berkendonk. Die presentatie heeft ook plaatsgevonden, zij het dat daarbij slechts weinig raadsleden

aanwezig waren, zo teken ik aan. Vervolgens is' er op 21 november een vergadering van het presi-

dium geweest. In die vergadering heb ik naar voren gebracht dat in de commissie middelen, onder-

steuning en economie gebleken W9S dat er op 1 november een intentieverklaring getekend was met

betrekking tot Berkendonk. In de commissievergadering had een aantal raadsleden daar bezwaar

tegen gemaakt, omdat zij liever eerst over de randvoorwaarden hadden willen spreken. Dat had ik

genoteerd en heb ik vervolgens ingebracht in het presidium, met de vraag: Beste mensen, wat moet ik

behandelen in de commissievergadering van dinsdag 13 december a.s.? Immers, zonder enig overleg

had ik een briefje gekregen met de mededeling dat er op 17 november in de commissie middelen,

ondersteuning en economie een presentatie zou zijn met betrekking tot Berkendonk en dat dit

onderwerp zou worden behandeld in de commissie ruimtelijk fysiek in de vergadering van 13

december, terwijl ik daar niets van wist. Na deze presentatie wist ik niet wat ik de commissie ruimtelijk

fysiek voor zou moeten leggen voor de vergadering van 13 december. Daarom heb ik het presidium

gevraagd: Vindt u het goed dat ik dit onderwerp schrap van de agenda voor die vergadering? Dat is

ook gebeurd, maar dat wil niet zeggen dat het onderwerp niet behandeld kan worden.

Dan wil ik nu aangegeven - en nu zet ik een andere pet op, namelijk de pet van raadslid -

waarom ik de motie inzake Berkendonk overbodig vind. In de motie wordt gesteld dat de ontwikkeling

van Berkendonk moet worden geagendeerd voor de raadsvergadering van februari 2006. Er is geen

enkel bezwaar tegen om, wanneer ik de stukken heb uiteraard, het onderwerp in te brengen in de

commissievergadering van 24 januari 2006. Weliswaar is het CDA niet meer zo voor commissieverga-

deringen, maar dan zou de laatste commissievergadering voor de wisseling van de wacht gebruikt

kunnen worden voor een bespreking van het onderwerp! Ik moet dan echter wel als voorzitter van de

commissie de stukken hebben, en die heb ik niet. Wanneer ik de stukken op tijd heb, kunnen ze

gewoon hun weg gaan en kunnen ze in januari 2006 behandeld worden in de commissie ruimtelijk

fysiek.

De CDA-fractie geeft in de motie aan dat het college zeer onhandig is omgegaan met het

onderwerp toeristische ontwikkeling Berkendonk. Als het goed gebeurd was, dan had ik de door mij

geschetste moeilijkheid niet gehad. Voorts vind ik het gek dat een collegefractie een dergelijke motie

richting het college indient.

De VOORZITTER: Dames en heren! Dan zou ik nu gelegenheid willen geven voor het afleggen

van stemverklaringen.

De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! Mag ik nog een vraag stellen aan het college?

De VOORZITTER: Nu brengt u mij in gewetensnood, mijnheer Ferwerda, want in principe kan

dat niet bij stemverklaringen.

De heer FERWERDA (GL/D66): Het lijkt mij niet onzinvol om een vraag aan het college te

stellen met betrekking tot de zaak die in de motie genoemd wordt, voordat ik daarover een standpunt

inneem.

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! Ik heb een vraag, want ik snap het niet meer. Kan het soort

motie dat nu ingediend is, niet gewoon ter discussie worden gesteld in een raadsvergadering?

De VOORZITTER: Wanneer een dergelijke motie wordt ingediend, dan wordt meestal gevraagd

om daarover een standpunt in te nemen. De motie wordt ter stemming aangeboden. De onderhavige

motie is vreemd aan de orde van de dag; er is voor vandaag geen voorstel met betrekking tot

Berkendonk geagendeerd.

De heer FERWERDA (GL/D66): Ik wil weten waarom de motie op dit moment gepresenteerd is.

Bovendien wil ik weten wat het standpunt van het college is met betrekking tot de motie. Waarom vindt

het college de motie wel of niet nodig?

-32-

6 december 2005.

De VOORZITTER: Het was mijn bedoeling om mevrouw Houthooft daarover het woord te

verlenen. Verder heb ik er geen bezwaar tegen wanneer u een aantal vragen stelt aan de indiener van

de motie. Die vragen kan mevrouw Houthooft niet beantwoorden.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Mevrouw Witteveen voert namens onze fractie het woord

over het onderwerp van de motie, namelijk de toeristische ontwikkeling van Berkendonk. Als lid van

het presidium wil ik zeggen dat wij dit onderwerp niet goed behandeld hebben in het presidium. Dat wil

ik graag benadrukken.

De VOORZITTER: Dames en heren! Dan zal ik eerst gelegenheid. geven om vragen met

betrekking tot de motie te stellen aan de indiener. Vervolgens geef ik het woord aan de indiener en

daarna aan mevrouw Houthooft. Tot slot krijgt u dan nog gelegenheid om een stemverklaring af te

leggen.

De heer FERWERDA (GL/D66): Mijnheer de voorzitter! Ik heb de volgende vraag aan de

indiener van de motie. Op dit moment zijn er gesprekken gaande tussen iemand die wil bouwen rond

Berkendonk en het college. Dat is algemene publieke informatie. Er is zelfs een masterplan gepre-

senteerd door. degene die wil bouwen. Thans vraag ik de CDA-fractie waarom zij denkt dat het zinvol

is om nu met de motie te komen en niet het resultaat af te wachten van de besprekingen tussen de

gemeente en de betrokken ontwikkelaar. Ik heb begrepen dat het resultaat van deze besprekingen in

februari 2006 aan de orde komt in een vergadering.

Vervolgens nog een vraag aan het college. Ik ga ervan uit dat op dat moment (februari 2006)

alles besproken kan worden. Met andere woorden: dat er dan geen harde randvoorwaarden liggen

waar de raad alleen maar ja of nee tegen kan zeggen. Ik vraag dus of dat een open discussie is.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik heb een informatieve vraag. Dat is of de CDA-fractie in

de motie met "openbare toegankelijkheid" ook gratis toegankelijkheid bedoelt?

De heer DAMS (WD): Voorzitter! Ik heb een vraag richting de CDA-fractie. Het college heeft in

een eerder stadium aangegeven - en de CDA-fractie is daarvan op de hoogte, net als alle andere

leden van de raad - dat in februari 2006 de raad in de gelegenheid moet worden gesteld om nadere

kaders vast te stellen voor het gebied Berkendonk. Gelet daarop, vraag ik waarom de CDA-fractie op

dit moment de motie inzake de randvoorwaarden Berkendonk heeft ingediend.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Mijnheer de voorzitter! Ik vraag de CDA-fractie of in de motie

alle zaken zijn genoemd waarvoor randvoorwaarden kunnen worden gesteld. In de commissie zijn nog

een paar geheel andere dingen genoemd. Ik kan mij voorstellen dat ook daarvoor randvoorwaarden

kunnen worden gesteld. Moet ik mij nu uitspreken over het feit dat alleen voor de in de motie

genoemde zaken randvoorwaarden moeten worden gesteld, of mogen wij straks ook nog andere

randvoorwaarden stellen?

De heer ROEFS (CDA): Voorzitter! De heer Ferwerda gaf zelf al min of meer het antwoord op

de eerste vraag die hij stelde. Hij constateerde dat er besprekingen aan de gang zijn tussen een

bouwer en het college. Wij constateren dat die besprekingen gevoerd worden voordat de randvoor-

waarden die wij willen stellen, ook daadwerkelijk gesteld zijn. Dit betekent dat er min of meer ins blaue

hinein besprekingen worden gevoerd. Wij vinden het een taak van de raad, dus ook van de CDA-

fractie, om vooraf duidelijke randvoorwaarden te stellen. Daar hebben wij behoefte aan, en dat is

eigenlijk waar onze motie op neerkomt.

Vervolgens de vraag welke kaders er dan gesteld zouden moeten worden voor de ontwikkeling

van Berkendonk (de heer Praasterink vroeg dat). De onderwerpen die genoemd worden in de motie,

zijn o.i. de zaken die sowieso aan de orde moeten komen in de beoogde nota van randvoorwaarden.

Natuurlijk zal ook de provincie meekijken over onze schouders, en die zal er haar randvoorwaarden

aan toevoegen. Hetgeen wij in de motie hebben aangegeven, zijn voor ons in ieder geval wezenlijke

zaken waarvoor randvoorwaarden moeten worden gesteld.

De heer Verbakei vroeg wat in de motie moet worden verstaan onder openbare toegankelijk-

heid. Dit dient aan de orde te komen in de raadsvergadering van februari 2006, als de nota van

randvoorwaarden voorligt. Daar moeten wij als CDA-fractie ons dan ook duidelijk over beraden.

Overigens doen wij daar duidelijke uitspraken over in de commissie en ons verkiezingsprogramma.

-33-

6 december 2005.

De heer KLERKX (HSP): Mijnheer Roefs! U bent dus van mening dat het college tot op dit

moment zeer onhandig gehandeld heeft met betrekking tot Berkendonk?

De heer ROEFS (CDA): Het college loopt enigszins voor de muziek uit, inderdaad.

De heer Dams vroeg wat de noodzaak van onze motie op dit moment is. Ik meen dat als wij nu

niet besluiten wat in de motie staat, wij helemaal te Iaat zijn. Wij moeten nu al constateren dat er een

visie ligt van een projectontwikkelaar. Die wil voortvarend aan de gang in het gebied Berkendonk. Dat

is te prijzen, want daar is hij ondernemer voor. Echter, als wij nu niet, zeg maar, de randvoorwaarden

aangeven, dan dendert de trein door en dan zijn wij...

De heer DAMS (WO): De randvoorwaarden komen in februari 2006 in de raad. Daarom zie ik

de noodzaak van de motie niet.

De heer ROEFS (CDA): Wij hebben in de commissie moeten constateren dat wij heel erg

nadrukkelijk hebben moeten vragen om de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van Berkendonk.

Dat hebben meerdere fracties geconstateerd, met ons.

De heer YEYDEN (PvdA): Voorzitter! Wat de motie betreft, hebben wij heel intensief samen-

gewerkt met de CDA-fractie. Ik meen dat er wel een paar dingen aan de hand zijn rond de ontwikke-

ling van Berkendonk en dat dus de kaderstelling...

De VOORZITTER: Wij hadden afgesproken dat nadat de heer Roefs de aan hem gestelde

vragen zou hebben beantwoord, ik mevrouw Houthooft het woord zou geven.

De heer YEYDEN (PvdA): Het voetballen is toch al voorbij, dus dat maakt niet uit!

De VOORZITTER: Het woord is aan mevrouw Houthooft.

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Mijnheer de voorzitter! Dé stelling dat het

college voor de muziek uit loopt wat betreft de ontwikkeling van Berkendonk, is natuurlijk helemaal niet

waar. Wij voeren daarover gesprekken naar aanleiding van afspraken met de raad. Die afspraken zijn

in 2003 vastgesteld door de raad en gaan over de recreatie in Helmond, waarbij is besloten om

gebieden, waaronder Berkendonk, goed te bekijken als potentieel recreatiegebied. Dat is het enige.

Wat de raad nu gepresenteerd heeft gekregen met betrekking tot Berkendonk, is een conceptvisie; dat

is geen blauwdruk. Een marktpartij heeft aangegeven: Wij zien dat als ontwikkelingsgebied, wij

denken dat daar iets mogelijk is.

In de intentieovereenkomst die het college heeft gesloten met betrekking tot Berkendonk, staat

duidelijk opgenomen dat één van de eerste producten die naar buiten moeten komen, een nota van

randvoorwaarden moet zijn. Wij gaan niet verder voordat die er is. Het enige dat nu eerst nodig is, is

de nota van randvoorwaarden. Daar zullen wij diverse partijen bij gaan betrekken. Dat is ook

aangegeven in de intentieovereenkomst. Partijen die betrokken zullen worden, zijn onder andere

verenigingen, de wijkraad van Rijpelberg en uiteraard gemeenteraadsleden (want zonder hen zou het

niet eens kunnen).

De heer RIETER (HH): Voorzitter! Ik vind dit te kort door de bocht. De HH-fractie heeft twee

weken geleden een brief geschreven over alle zaken die vanavond met nadruk genoemd zijn ten

aanzien van Berkendonk. De wethouder stelde zojuist dat het college niet voor de muziek uit loopt,

terwijl er al een plan is, maar waarover zij zei dat het geen blauwdruk is. Ook gaf zij aan dat er een

intentieovereenkomst is gesloten (op 1 november jl.). Naar aanleiding daarvan kom ik terug op de

vragen die wij hebben gesteld in onze brief, namelijk:

a. Is het plan dat er nu is, het plan dat de raad zou willen? Daar is niet over gepraat.

b. Is de betreffende projectontwikkelaar ook de uitvoerder?

c. Een aantal zorgvragen die gebruikers hebben neergelegd.

d. En hoe zit het met een belangrijk uitgangspunt, namelijk gratis zwemmen?

Dit om maar even een paar punten te noemen. Gelet daarop, durf ik te zullen zeggen dat het

college wel degelijk voor de muziek uit loopt.

Mevrouw HOUTHOOFT -STOCKX (wethouder): Uw fractie heeft inderdaad een brief gestuurd met

betrekking tot Berkendonk. Die brief wordt gewoon beantwoord, zoals dat normaal gebeurt met

brieven die gestuurd worden naar het college.

-34-

6 december 2005.

Voorzitter! In de intentieovereenkomst over de ontwikkeling van Berkendonk zijn uitgangspunten

opgenomen waarvan bekend is dat ze algemeen gedeeld worden. Die uitgangspunten zijn alvast

opgenomen, de randvoorwaarden komen daar normaalgesproken bij. In de motie worden items

genoemd waarvoor randvoorwaarden moeten worden aangegeven die volgens mij normaliter

thuishoren in een nota van randvoorwaarden. Daar zit niets speciaals bij, geen zaken die niet in de

nota van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van Berkendonk meegenomen. zouden kunnen

worden. Wij hebben daar straks een open discussie over, zij het volgens mij niet in een raadsvergade-

ring. De heer Klerkx heeft al aangegeven dat dit op verzoek van het college in een commissievergade-

ring zou kunnen.

De heer KLERKX (HSP): Voor de commissievergadering van 24 januari 2006 kan dit onderwerp

geagendeerd worden.

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Ik vraag of dat iets later zou kunnen, want ik

heb van de dienst begrepen dat er nog gesprekken aangegaan worden met betrokken verenigingen.

De heer KLERKX (HSP): Dan zou het op 14 februari 2006 moeten gebeuren.

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Dat zou perfect zijn.

De heer KLERKX (HSP): Overigens is de daaropvolgende vergadering van de raad op 14

maart, en dat is een beetje ongelukkig.

Mevrouw HOUTHOOFT -STOCKX (wethouder): Laat ons dan de datum eventueel met het

presidium bespreken, maar ik denk dat er wel een mogelijkheid is.

De heer ROEFS (CDA): Voor ons is belangrijk dat de randvoorwaarden voor de ontwikkeling

van Berkendonk besproken worden in de raad, want daar hebpen wij behoefte aan. Wat ons betreft,

kan dat op 14 maart 2006.

De VOORZITTER geeft hierna gelegenheid tot stemverklaring.

De heer DAMS (WD): Voorzitter! Gezien de argumentatie van de CDA-fractie als antwoord op

onze vraag, blijven wij de motie overbodig achten. Dienovereenkomstig zullen wij tegenstemmen.

De heer PRAASTERINK (SDOH): Voorzitter! De zaken die in de motie genoemd worden, zijn

voor ons geen limitatieve opsomming. Wij wachten gewoon de berichten van het college af en zijn

graag bereid om te discussiëren over de randvoorwparden voor de ontwikkeling van Berkendonk. Op

dit moment hebben wij geen enkele reden om voor de motie te stemmen.

Mevrouw WITTEVEEN-VAN DEN BERG (PvdA): Voorzitter! De raad stelt kaders. De kaders die

destijds gesteld zijn voor de ontwikkeling van Berkendonk, zijn veel te licht om het plan dat er nu ligt te

dragen. Daarom hebben wij van harte - en dat zullen wij ook blijven doen - de motie ondersteund.

De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! Ik begrijp de woorden van de wethouder zo, dat er

niets is dichtgetimmerd voor wat betreft de ontwikkeling van Berkendonk. Ik zie nu dat de wethouder

bevestigend knikt. Daarom, omdat niet alles dichtgetimmerd is, hebben wij geen behoefte aan de

motie.

De heer SMITS (HB): Voorzitter! Wij hebben de motie technisch ondertekend. Waarom? Omdat

(en daarmee sluit ik mij aan bij de woorden die mevrouw Witteveen zojuist sprak) met name in de

commissie middelen, ondersteuning en economie bleek dat de randvoorwaarden voor de ontwikkeling

van Berkendonk nog niet helder waren. Daarom wil ik de motie graag meenemen in de beraadslaging

in de commissie ruimtelijk fysiek, zoals de heer Klerkx voorstelde. Dus: neem de motie mee in de

beraadslaging in die commissie.

De heer ROEFS (CDA): Daar kunnen wij mee instemmen, voorzitter. Wij zullen de motie

meenemen in de beraadslaging in de commissie ruimtelijk fysiek. Wij hebben terzake toezeggingen

gehoord van de wethouder. Vandaar dat wij de motie willen meenemen in de beraadslaging in de

commissie.

-35-

6 december 2005.

De VOORZITTER: Betekent dit dat de motie wordt ingetrokken?

De heer ROEFS (CDA): Ja, wij willen de motie intrekken.

De VOORZITTER: Ik constateer dat dat de instemming heeft van de heer Smits.

De heer KLAUS (SP): Voorzitter! Ik word een beetje moe van dit spelletje. Ik neem de motie

over.

De VOORZITTER: Dames en heren! Dan constateer ik dat de motie gehandhaafd blijft. Wij

gaan verder met de stemverklaringen.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik wou zeggen: wij zijn voor de motie. Maar ik begrijp dat

de wethouder er eigenlijk ook voor is.

De heer KLERKX(HSP): Voorzitter! U zult begrijpen dat wij geen enkele behoefte hebben aan

de motie. Ik zou het heel netjes vinden van de CDA-fractie wanneer ze de motie intrekt, want de zaak

komt gewoon aan de orde in de commissie.

De VOORZITTER: Dat is, althans wat de CDA-fractie betreft, in feite al gebeurd.

De heer VAN WETERING (CDA): Voorzitter! Voor de duidelijkheid merk ik op dat ik het passend

zou vinden, gelet op het antwoord van de wethouder, wanneer de motie wordt ingetrokken.

De VOORZITTER: Maar het is inmiddels een motie geworden van de SP-fractie, plus de PvdA-

fractie.

De heer RIETER (HH): Ook van de HH-fractie.

De motie wordt hierna aangenomen met 20 tegen 16 stemmen.

Voor stemmen de leden: mevrouw Spierings-van Deursen, Kuijpers van de HB-fractie, Smits,

Vereijken, Spruijt, Klaus, Verbakei, Van Kilsdonk, Rieter, Mokadim, Sauvé, mevrouw Mattheij-van

Woensel, Naoum, Tijani, Den Breejen, Yeyden, mevrouw Witteveen-van den Berg, Boetzkes, mevrouw

De Leeuw-Jongejans en Roefs.

Tegen stemmen de leden: Wijnen, Praasterink, Kuypers van de SDOH-fractie, Henraat,

mevrouw De Voogd-van Dortmont, Klerkx, Van Mullekom, Fransen, Dams, Ferwerda, mevrouw

Meinardi, Van der Burgt, Streeder, Van Wetering, Van de Ven en Van Dijk.

De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb het in mijn carriére nog nooit meegemaakt dat een

ingetrokken motie alsnog is aangenomen. Ik weet alleen niet wat de waarde daarvan is, maar goed,

het college zal zich daarop beraden. Tenslotte kan het college ook een motie naast zich neerleggen.

De heer FERWERDA (GL/D66): Voorzitter! Mag ik vragen wat het college met de motie doet?

De VOORZITTER: Dat weet ik niet. Daar moeten wij ons op beraden.

De heer FERWERDA (GL/D66): Doet het college dat niet nu?

De VOORZITTER: Nee, dat kan niet, bij al deze emoties. Ik weet Oberhaupt niet wat er eigenlijk

besloten is, laten wij eerlijk wezen.

Behandelinq van een motie van de SP-fractie inzake voorstel commissie-Diikstal.

De VOORZITTER: Dames en heren! Door de SP-fractie is de volgende motie ingediend:

"Motie.

De gemeenteraad van Helmond in vergadering bijeen op 6 december 2005

-36-

6 december 2005.

Overwegende

- dat de commissie-Dijkstal adviseert om de beloning voor burgemeesters, wethouders

en raadsleden te verhogen met 9, 3 en 15 procent

- dat onder verantwoordelijkheid van burgemeester, wethouders en raadsleden vrij-

willigersbijdragen worden ingeperkt en dat wordt bezuinigd op sportvoorzieningen, ge-

handicaptenvoorzieningen en dergelijke

- dat opslag voor gemeentebestuurders hiermee niet te rijmen valt

- dat daarom niet te verwachten is dat het voorstel van de commissie-Dijkstal kan reke-

nen op veel begrip van de bevolking, maar juist eerder de kloof tussen bevolking en

bestuur verder zal vergroten

Spreekt als zijn mening uit dat het voorstel van de commissie-Dijkstal ongepast is en be-

sluit om de minister van Binnenlandse Zaken van deze mening in kennis te stellen."

Deze motie is ondertekend door de heren Klaus, Spruijt en VerbakeI.

Dames en heren! Misschien mag ik mij veroorloven iets over deze motie te zeggen. Ik was zeer

verrast toen ik afgelopen weekend het weekbulletin van de provincie Noord-Brabant las. Ik had nog op

geen enkele wijze enige moeite genomen om het rapport-Dijkstal in te zien. In de berichtgeving van de

provincie Noord-Brabant las. ik echter dat de adviezen van de commissie-Dijkstal zodanig moeten

worden uitgelegd, dat de verhoging van het brutosalaris gepaard gaat met een gelijktijdige verlaging

van de onkostenvergoedingen. Verder heb ik gelezen dat voor zowel de Commissaris van de Koningin

als voor de statenleden en de gedeputeerden het nettoresultaat nul is. Ik vind het moeilijk - maar dat

moet ieder raadslid voor zichzelf uitmaken - om te discussiëren over een advies dat ik niet ken en

waarvan de effecten onbekend zijn. Bovendien moeten wij nog maar afwachten hoe de verantwoorde-

lijke bewindspersoon omgaat met het advies van de commissie-Dijkstal.

Gelet op hetgeen ik nu heb gezegd, vraag ik de SP-fractie of zij bereid is de motie aan te

houden totdat er meer duidelijkheid is over de effecten van de adviezen van de commissie-Dijkstal.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Het rapport van de commissie-Dijkstal staat op internet,

op de website van het ministerie van binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties. Ik heb een poging

gewaagd om het helemaal door te lezen, maar ik moet zeggen dat het er allemaal wat ingewikkeld

staat. Echter, de publiciteit daaromheen was zo overweldigend duidelijk, dat wij op grond daarvan te

werk zijn gegaan. Ik kan mij heel moeilijk voorstellen dat het effect van de adviezen van de commis-

sie-Dijkstal is dat niemand er iets mee opschiet, want dan hebben heel veel journalisten de plank

gigantisch mis geslagen.

De VOORZITTER: Maar zou het niet zo kunnen zijn dat men niet de moeite heeft genomen om

het rapport van de commissie-Dijkstal goed te bestuderen? Tenslotte is dat rapport, zoals u zei, erg

ingewikkeld. Dat weerhoudt mij er overigens van om het rapport alsnog te downloaden!

De heer VERBAKEL (SP): Het is erg ingewikkeld, in mijn ogen onnodig ingewikkeld. Overigens

zijn er politieke partijen die zich al over het rapport hebben uitgesproken. Maar nogmaals, ik kan mij

niet voorstellen dat het hele verhaal van de commissie-Dijkstal er op neerkomt dat er niets verandert,

want dat is eigenlijk wat u zegt.

De VOORZITTER: Nee, ik citeerde het bulletin van de provincie, waar men de netto-effecten

heeft berekend voor de Commissaris van de Koningin, de statenleden en de gedeputeerden.

Mevrouw MEINARDI (GL/D66): Daar gaat de motie niet over.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! De heer Dijkstal heeft volgens mij zelf publiekelijk het

standpunt verdedigd dat de verhogingen op hun plaats zijn.

De VOORZITTER: Ik begrijp dat u de motie wilt handhaven.

De heer VERBAKEL (SP): Ik probeer alleen maar te begrijpen waarom de heer Dijkstal dat

standpunt verdedigt, als dat uiteindelijk nergens toe leidt. Mij lijkt het redelijk om de motie te hand-

haven, zodat die in stemming kan worden gebracht.

De VOORZITTER: Dan stel ik vast dat de motie gehandhaafd blijft.

-37-

6 december 2005.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik geef daar graag de volgende toelichting op. Onlangs

stond in het Eindhovens. Dagblad een artikel over het voorstel van de commissie-Dijkstal om de

salarissen van bestuurders te verhogen (overigens zou dat artikel niet kloppen als u gelijk hebt,

voorzitter). De kop boven het artikel luidt Betrokkenheid is van belang, niet het geld. Hiermee wordt

volgens ons de spijker op de kop geslagen, maar daar moeten wij ons dan ook naar gedragen.

Een ander punt is dat opslag voor bestuurders zich niet verdraagt met de bezuinigingen waar de

burger voortdurend tegenaan loopt, variërend van nullijnen tot en met bezuinigingen op sportvereni-

gingen. Kortom, het lijkt ons een goede zaak wanneer wij als gemeenteraad van Helmond een

duidelijk signaal afgeven door de motie te ondersteunen. Zoals gezegd: het gaat om de betrokken-

heid, niet om het geld. Dat is de bedoeling van de motie.

De motie wordt hierna in stemming gebracht en verworpen met 23 tegen 13 stemmen.

Tegen stemmen de leden: Wijnen, Praasterink, Kuypers van de SDOH-fractie, Henraat,

mevrouw De Voogd-van Dortmont, Klerkx, mevrouw Spierings-van Deursen, Kuijpers van de HB-

fractie, Smits, Vereijken, Sauvé, mevrouw Mattheij-van Woensel, Fransen, Dams, Ferwerda, mevrouw

Meinardi, Van der Burgt; Streed er, mevrouw De Leeuw-Jongejans, Roefs, Van Wetering, Van de Ven

en Van Dijk.

Voor stemmen de leden: Van Mullekom, Spruijt, Klaus, Verbakei, Van Kilsdonk, Rieter,

Mokadim, Naoum, Tijani, Den Breejen, Yeyden, mevrouw Witteveen-van den Berg en Boetzkes.

De heer VAN DE VEN (SDOH): Voorzitter! Voordat u de vergadering sluit, wil ik graag nog een

opmerking maken. Ik hoor nu "tjonge, jonge" roepen, maar ik heb vanavond al naar een heleboel

onzin zitten luisteren. Ik ben ontzettend bang dat wij het grote aantal mensen dat nu op de publieke

tribune zit, de volgende keer niet meer terugzien. Het is een compleet toneelspel geweest vanavond.

De VOORZITTER: Dames en heren! Voordat ik de vergadering sluit, wil ik u nog melden dat de

griffier geregeld heeft dat u aanstonds bij West-Ende naar de televisie kunt kijken. .

Hierna sluit de VOORZITTER, te 21.09 uur, de vergadering.

Aldus vastges eld in zijn vergadering van 7 februari 2006.

De raad voorn emd,

De voorzitte

-38-

6 december 2005.

NOTULEN

van het vragen uur, gehouden op dinsdag 6 december 2005 om 18.00 uur.

De VOORZITTER opent het vragenuurtje en stelt aan de orde:

1.

Vraqen van de heer Smits inzake sportpark De BraakIWokplaza De Braak.

De heer SMITS (HB): Mijnheer de voorzitter. Wij hebben gemeend voor deze vergadering

vragen te moeten formuleren over twee onderwerpen. Het eerste onderwerp is heel actueel en haalde

vandaag zelfs het Eindhovens Dagblad. Dat betreft de relatie tussen sporthal De Braak en het

horecagedeelte Wokplaza De Braak. Gezien de tijd, zal ik de vragen die ik daarover al op schrift heb

gezet, nu niet herhalen. Wel wil ik graag het antwoord daarop weten van de wethouder. Volgens mij

zijn mijn vragen hartstikke duidelijk; zo niet, dan hoor ik dat graag.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Voorzitter! Ik weet ook niet hoe de zaak in de krant is

gekomen, maar uiteraard heb ik mijn antwoorden op de vragen over Wokplaza De Braak bewaard tot

nu. Het is ons bekend dat er wat spanning is tussen de gebruikers van de sporthal - en daarbij praat

ik enkel/vooral over de vereniging Swift - en de exploitant van Wokplaza De Braak. De exploitant is

niet bereid om zijn bedrijfsuren aan te passen aan het gebruik van de sporthal. Dit houdt in dat

Wokplaza De Braak niet open is wanneer men bijvoorbeeld 's zondagmorgens, voor 12.30 uur, komt.

Het restaurant gaat namelijk pas om 12.30 uur open. Ik kan mij goed voorstellen dat de exploitant niet

voor tien koppen koffie de hele tent opengooit. Daar is al een keer een gesprek over geweest, dus de

zaak was ons bekend.

In Wokplaza De Braak is iets geregeld voor het gebruik door sporters. Als de heer Smits daar

goed gekeken heeft (en anders moet hij dat maar doen als hij daar een keer komt), dan heeft hij

kunnen zien dat er een soort kantinehoek is ingericht. Dat hebben wij als kettingbeding opgenomen in

de onderhandelingen met Bavaria, want dat is de partij die in principe de zaak in gebruik heeft. Ik ben

best bereid dit nog een keer te bespreken. Oftewel: ik heb de ambtenaren al gevraagd om nog een

keer contact met de exploitant op te nemen hierover.

Ik zei dat er spanning rond het gebruik van de ruimte in Wokplaza De Braak bestaat. Overigens heb ik

gevraagd hoe dat zit voor andere verenigingen dan Swift. Op grond daarvan kan ik zeggen dat Oranje

Wit er geen problemen mee heeft; die speelt waarschijnlijk op andere tijden dan Swift. De conclusie is

dat de restauranteigenaar de bedrijfstijden niet aanpast aan het gebruik van de sporthal. Daar zit de

spanning.

De heer SM lTS (HB): Voorzitter! Ik kan mij herinneren dat er in het verleden een exploitant in

sporthal De Braak was - namelijk de heer Van Gestel, van het bowlingcentrum - die afspraken had

met de gemeente Helmond over het gebruik door sporters. Mijn vraag is of die afspraken hetzelfde

gebleven zijn.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Die afspraken zijn inderdaad hetzelfde gebleven, maar u

heeft kunnen zien dat de heer Van Gestel het niet gered heeft in sporthal De Braak.

De heer SMITS (HB): Dat klopt.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Daarom zit daar nu Wokplaza De Braak.

De heer SMITS (HB): Het probleem van sporthal De Braak is dat die geen horecagedeelte

heeft, zoals iedere andere sporthal dat in principe wel heeft. Misschien is het mogelijk om in de grote

ruimte die er is in de centrale hal, wat automaten te plaatsen voor koffie, thee, limonade e.d. Dan kan

het horecagedeelte op die manier ingevuld worden. Maar goed, de wethouder gaat daar nu mee aan

de slag.

De heer BETHLEHEM (wethouder): Nogmaals: de ambtenaren zullen hierover overleg hebben

met de exploitant van Wokplaza De Braak. Het resultaat daarvan zal teruggekoppeld worden naar mij

(overigens neem ik aan dat er niet veel zal veranderen in de opstelling van de exploitant). Vervolgens

zal ik bekijken wat het beste is in dezen en wat wij eventueel kunnen regelen. Ik wijs er echter op dat

wanneer wij als gemeente zelf allerlei voorzieningen gaan treffen, wij die ook moeten betalen.

De heer SMITS (HB): Dat begrijp ik; dat is inderdaad een beetje moeilijk.

-39-

6 december 2005.

De heer HENRAAT (SDOH): Voorzitter! Ik wil graag nog iets vragen aan de heer Smits. Ik wil

namelijk graag weten welke andere verenigingen (dan Swift) hem benaderd hebben. Verder kan ik

misschien een gemakkelijke oplossing aangeven voor het geval dat een of andere vereniging

bezoekers moet ontvangen. Dat is dat er volop kantines in de buurt van sporthal De Braak zijn.

De heer SMITS (HB): Dat klopt; daar hebt u gelijk in.

De heer HENRAAT (SDOH): Ik vroeg u welke verenigingeo u benaderd hebben. Heel toevallig

ken ik heel wat verenigingen in de buurt van sporthal De Braak. Daarvan heb ik niets vernomen over

het probleem dat u noemde.

De heer KUYPERS (SDOH): Hanna BV heeft er drie jaar gezeten, net voordat Wokplaza De

Braak zich er vestigde. Die is bijna drie jaar niet aanwezig geweest op dezelfde tijden als het

restaurant gesloten is. Daar is niets van gezegd. Verbakei heeft er drie jaar gezeten.

De heer SMITS (HB): Nog vrij recent heeft HMC daar een heel mooi concert gegeven. De

bezoekers van HMC wilden toen graag wat drinken, maar zij konden niet terecht bij Wokplaza De

Braak, om maar een voorbeeld te noemen.

De VOORZITTER: De discussie gaat nu een kant op die niet de bedoeling is. Het gaat nu om

sportverenigingen.

De heer SMITS (HB): Ik vertrouw erop dat de wethouder en zijn ambtenaren zullen zorgen voor

een goede oplossing van de problematiek die ik heb geschetst.

De VOORZITTER: Ik begrijp, mijnheer Smits, dat u geen andere verenigingen kunt noemen,

zoals de heer Henraat vro~g.

2.

VraQen van de heer Smits inzake collectieve ziektekostenverzekerinQ voor minima.

De heer SMITS (HB): Mijnheer de voorzitter! Op landelijk niveau zien wij diverse gemeenten die

anticiperen op de nieuwe ziektekostenverzekering en daarom collectieve verzekeringen afsluiten voor

de minima. Daarbij wordt vaak aangesloten op de verzekering die ambtenaren hebben. Ik heb

hierover de volgende vragen:

- Is ook de gemeente Helmond voornemens om aan te sluiten bij de initiatieven op dit gebied?

- Zo ja, waarom?

- Zo nee, wat zijn dan de redenen om dat niet te doen?

Mevrouw HOUTHOOFT -STOCKX (wethouder): Mijnheer de voorzitter! De gemeente Helmond

is bezig met een onderzoek naar een collectieve ziektekostenverzekering voor minima. Daar is op dit

ogenblik nog geen volledige duidelijkheid over. Wij hebben daarover ook overleg met andere

gemeenten. Voorts zijn er onderzoeksbureaus die zich met dit onderwerp bezighouden. Kortom, wat

dit betreft, kan ik de heer Smits een positief antwoord geven. Verwacht wordt dat er begin volgend jaar

duidelijkheid komt over de collectieve ziektekostenverzekering voor minima en dat er dan wat is voor

hen. Overigens hebben wij hierover eerder al (in februari/maart jl.) een voorstel aan de orde gehad in

het Cliëntenplatform Werk, Inkomen en Zorg. Dat voorstel is toen afgewezen om diverse redenen. Nu

ligt er natuurlijk een andere optie, omdat de ziektekostenverzekering totaal veranderd wordt. Wij zijn

daarmee bezig.

De heer SMITS (HB): Dit lijkt mij een positief antwoord, voorzitter. Dank daarvoor.

De heer VERBAKEL (SP): Voorzitter! Ik wil graag een aanvullende vraag stellen. Stel dat er

voor een collectieve ziektekostenverzekering een lagere premie uitrolt, vloeit dat dan voort uit het feit

dat het om een collectieve zaak gaat, uit (zeg maar) de macht van het getal? Of is dat dan het gevolg

van het feit dat de gemeente er geld bijlegt?

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): In eerste instantie is een collectieve verzekering

bedoeld om een lagere premie te realiseren. In tweede instantie wordt bekeken of er op een eenvou-

-40-

6 december 2005.

diger manier voor gezorgd kan worden dat de mensen allemaal verzekerd zijn via een ziektekosten-

verzekering.

De heer VERBAKEL (SP): De vraag is: Hoe realiseer je een lagere premie?

Mevrouw HOUTHOOFT -STOCKX (wethouder): Collectief.

De heer VERBAKEL (SP): Dus door de macht van het getal?

"

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Door de macht van het getal, ja.

De heer VERBAKEL (SP): Dus niet doordat de gemeente er zelf geld bijlegt.

Mevrouw HOUTHOOFT-STOCKX (wethouder): Nee. Dat is vooralsnog niet de bedoeling. Het

gaat overigens om een vrijblijvende zaak voor de mensen die in aanmerking zouden kunnen komen

voor een collectieve ziektekostenverzekering.

De heer HENRAAT (SDOH): Voorzitter! Dit is alweer zo'n onderwerp! Ik ga er vooralsnog van

uit dat de politieke partijen in Helmond geen brief behoeven te schrijven over het onderwerp dat nu

aan de orde is. Wij kunnen er m.L op vertrouwen dat de ambtenaren onder leiding van B. en W. het

initiatief nemen zonder dat wij daarover brieven behoeven te schrijven.

De VOORZITTER: Mevrouw Houthooft heeft geantwoord dat wij al geruime tijd bezig zijn met

een collectieve ziektekostenverzekering voor minima en dat wij, zodra dat resultaat oplevert, u

daarvan op de hoogte zullen stellen.

De heer YEYDEN (PvdA): Mijnheer Henraat! Ik zou er niet zo op vertrouwen hoor; ik zou daar

niet blind op varen, als ik u was!

De heer WIJNEN (SDOH): Dan is er nog altijd tijd voor de raad om wakker te worden.

De VOORZITTER: Er zijn ook mensen die heel vroeg opstaan!

Hierna verklaart de VOORZITTER het vragenuur voor geëindigd.

Uw Reactie
Uw Reactie